§ 1. Slechts in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid en indien het feit voor de verdachte een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben, kan de onderzoeksrechter een bevel tot aanhouding verlenen.
[2 De onderzoeksrechter beslist eveneens of dit bevel tot aanhouding moet worden uitgevoerd ofwel in een gevangenis, ofwel door een hechtenis onder elektronisch toezicht. De uitvoering van de hechtenis onder elektronisch toezicht, die inhoudt dat de betrokkene, met uitzondering van toegestane verplaatsingen, voortdurend op een bepaald adres moet verblijven, vindt plaats overeenkomstig de door de Koning bepaalde nadere regels. ]2
Deze maatregel mag niet worden getroffen met het oog op onmiddellijke bestraffing, noch met het oog op de uitoefening van enige andere vorm van dwang.
Indien het maximum van de van toepassing zijnde straf vijftien jaar (opsluiting ) niet te boven gaat, mag het bevel slechts worden verleend als er ernstige redenen bestaan om te vrezen dat de in vrijheid gelaten verdachte nieuwe misdaden of wanbedrijven zou plegen, zich aan het optreden van het gerecht zou onttrekken, bewijzen zou pogen te laten verdwijnen of zich zou verstaan met derden. [3 Bij misdrijven bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek waarop het maximum van de van toepassing zijnde straf vijf jaar gevangenisstraf te boven gaat, moeten deze redenen niet vervuld zijn. ]3 <W 2003-01-23/42, art. 123, 011; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
§ 2. Tenzij de verdachte voortvluchtig is of zich verbergt, moet de onderzoeksrechter alvorens een bevel tot aanhouding te verlenen, de verdachte ondervragen (over de feiten die aan de beschuldiging ten grondslag liggen en die aanleiding kunnen geven tot de afgifte van een bevel tot aanhouding ) en zijn opmerkingen horen. (Bij ontstentenis van deze ondervraging, wordt de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld. ) <W 2005-05-31/32, art. 6, 014 ; Inwerkingtreding : 26-06-2005>
[1 De verdachte heeft recht op bijstand van zijn advocaat tijdens de ondervraging. Alleen de meerderjarige verdachte kan hiervan vrijwillig en weloverwogen afstand doen. De onderzoeksrechter maakt melding van deze afstand in het proces-verbaal van het verhoor.
[4 De advocaat mag opmerkingen formuleren overeenkomstig artikel 47bis, § 6, 7), van het Wetboek van strafvordering. ]4
De onderzoeksrechter verwittigt de advocaat tijdig van de plaats en het uur van de ondervraging die hij kan bijwonen. De ondervraging kan op het voorziene uur aanvangen, zelfs indien de advocaat nog niet aanwezig is. Als de advocaat ter plaatse komt, woont hij het verhoor bij. ]1
[1 De onderzoeksrechter moet de verdachte eveneens meedelen dat tegen hem een aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd en hij moet zijn opmerkingen en, in voorkomend geval, die van zijn advocaat ter zake horen. ]1 [4 ... ]4
Al deze gegevens worden vermeld in het proces-verbaal van verhoor.
Wanneer het bevel tot aanhouding wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 19, § 1bis, gebeurt deze ondervraging door middel van radio, telefoon, audiovisuele of andere technische middelen die een rechtstreekse overbrenging van de stem tussen de onderzoeksrechter en de verdachte toelaten en de vertrouwelijkheid van hun gesprek waarborgen. <W 2003-04-10/60, art. 50, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2006-07-20/39, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
§ 3. Het bevel tot aanhouding wordt dadelijk na de eerste ondervraging van de verdachte door de onderzoeksrechter verleend, tenzij de rechter onderzoeksmaatregelen treft om een gegeven van de ondervraging te controleren, terwijl de verdachte te zijner beschikking blijft.
§ 4. [4 Indien de verdachte nog geen advocaat heeft, herinnert de onderzoeksrechter hem eraan dat hij het recht heeft een advocaat te kiezen en neemt hij contact op met de permanentiedienst die wordt georganiseerd door de Orde van Vlaamse balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone", of bij gebrek hieraan door de stafhouder van de Orde of zijn gemachtigde. Van die formaliteiten wordt melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor. ]4
§ 5. Het bevel tot aanhouding bevat de opgave van het feit waarvoor het wordt verleend, vermeldt de wetsbepaling die bepaalt dat het feit een misdaad of een wanbedrijf is en stelt het bestaan vast van ernstige aanwijzingen van schuld.
De rechter vermeldt daarin de feitelijke omstandigheden van de zaak en die welke eigen zijn aan de persoonlijkheid van de verdachte, die de voorlopige hechtenis wettigen gezien de criteria bepaald in § 1. [4 ... ]4
[2 Indien de onderzoeksrechter beslist dat het bevel tot aanhouding moet worden uitgevoerd door een hechtenis onder elektronisch toezicht, vermeldt hij eveneens het adres van uitvoering van de hechtenis onder elektronisch toezicht. ]2
Het bevel tot aanhouding vermeldt eveneens dat de verdachte vooraf is gehoord.
§ 6. Het bevel wordt ondertekend door de rechter die het heeft verleend, en wordt met zijn zegel bekleed. [4 ... ]4
De verdachte wordt erin met name genoemd of zo duidelijk mogelijk aangewezen.
[4 § 6bis. De verdachte die de taal van de procedure niet verstaat, heeft het recht om een vertaling van de relevante passages van het bevel te vragen in een taal die hij verstaat, zodanig dat hij geïnformeerd is over de hem ten laste gelegde feiten en hij zich effectief kan verdedigen, tenzij een mondelinge vertaling aan de verdachte werd verstrekt. Het verzoek dient ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te worden neergelegd, op straffe van verval, binnen drie dagen na het verlenen van het bevel tot aanhouding. De vertaling wordt verstrekt binnen een redelijke termijn.
Indien een mondelinge vertaling aan de verdachte werd verstrekt, wordt daarvan melding gemaakt in het bevel tot aanhouding.
De kosten van vertaling zijn ten laste van de Staat. ]4
§ 7. Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte door de onderzoeksrechter, evenals alle processen-verbaal van de verhoren die van de verdachte werden afgenomen tussen het tijdstip van zijn vrijheidsbeneming en het tijdstip waarop hij naar de onderzoeksrechter wordt verwezen, moeten het uur vermelden van het begin van de ondervraging, van het begin en het einde van de eventuele onderbrekingen en van het einde van de ondervraging.