Info



Tekst


HOOFDSTUK I. _ Werkingssfeer
Art. 1

Deze wet is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers.

   Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld
1° met werknemers: de leerlingen, alsook de personen, die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, tegen loon arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon;
2° met werkgevers: de personen die de onder 1° bedoelde personen tewerkstellen.

   Ieder die geheel of gedeeltelijk beloond wordt met fooien of bedieningsgeld wordt, behoudens tegenbewijs, geacht werknemer te zijn in de zin van dit artikel.

   Deze wet doet geen afbreuk aan gunstiger bijzondere regelingen die voor bepaalde categorieën van werknemers zijn of zullen worden getroffen door of krachtens een andere wet.

Art. 1bis

<Ingevoegd bij W 1999-04-07/32, art. 23; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Deze wet is niet van toepassing op de werknemers aangeworven in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst [1 , noch op de personen die prestaties verrichten in de zin van hoofdstuk 1 en 2 van titel 2 van de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, voor zover is voldaan aan de voorwaarden van artikel 26 van voormelde wet of de personen die prestaties leveren tot het verkrijgen van de vergoeding overeenkomstig artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ]1 [2 , noch op de personen die prestaties verrichten in de zin van de wet van 24 december 2020 betreffende het verenigingswerk, voor zover is voldaan aan de voorwaarden van artikel 42 van voormelde wet ]2.

(1)<W 2018-07-18/03, art. 31, 030; Inwerkingtreding : 20-02-2018> (2)<W 2020-12-24/08, art. 47, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 2

Deze wet verstaat onder "loon" :
1° het loon in geld waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever;
2° de fooien of het bedieningsgeld waarop de werknemer recht heeft ingevolge zijn dienstbetrekking of krachtens het gebruik;
3° de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever.

   De Koning kan, op voorstel van de Nationale Arbeidsraad, het begrip "loon", zoals omschreven in het eerste lid, uitbreiden.

   Voor de toepassing van deze wet, moeten evenwel niet als loon worden beschouwd :
1° de vergoedingen rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever betaald :
a als vakantiegeld;
b die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de vergoedingen verschuldigd tengevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte;
c die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid;
2° de uitkeringen in speciën of in aandelen, of deelbewijzen aan de werknemers, overeenkomstig de toepassing van de wet van 22 mei 2001 [1 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers ]1. <W 2001-05-22/33, art. 32, 010; Inwerkingtreding : 29-12-2001, met dien verstande dat de eerste verdeelbare winst deze is van het boekjaar met afsluitdatum ten vroegste op 31 december 2001>

   (In afwijking van het vorige lid, 1°, c), kan de Koning, na advies van de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden bepaald bij een in Ministerraad overlegd besluit, evenwel als loon beschouwen, de vergoedingen, rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever betaald als een aanvulling bij alle of sommige uitkeringen van sociale zekerheid.

   Voor toepassing van het vorig lid kan de Koning inzonderheid een onderscheid maken naargelang :
- de aanvullende vergoedingen worden toegekend op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in een paritair comité of paritair subcomité geldend voor alle ondernemingen die ressorteren onder het toepassingsgebied van het paritair comité of paritair subcomité, van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in een paritair comité of paritair subcomité niet geldend voor alle ondernemingen die ressorteren onder het toepassingsgebied van het paritair comité of paritair subcomité, van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in de onderneming, op basis van een individueel akkoord tussen werkgever en werknemer of op basis van een éénzijdige toezegging vanwege de werkgever;
- de leeftijd van de werknemer op het ogenblik van de eerste toekenning van de aanvullende vergoeding en de periode gedurende dewelke de aanvullende vergoeding wordt toegekend, waarbij inzonderheid rekening wordt gehouden met het al dan niet doorbetalen tot aan het opnemen van het pensioen of het brugpensioen; <W 2005-12-23/30, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
- de hoogte van het bedrag van de aanvullende vergoeding, waarbij wordt rekening gehouden met het maximaal voordeel dat de werknemer zou kunnen ontvangen, zonder dat het vereist is dat de voorwaarden om dit maximaal voordeel te kunnen ontvangen, werkelijk worden vervuld;
- de datum van regeling bedoeld onder a waarop de toekenning van de aanvullende vergoeding gebaseerd is;
- de datum van eerste toekenning aan de werknemer van de aanvullende vergoeding;
- de regeling bedoeld onder a waarop de toekenning van de aanvullende vergoeding gebaseerd is al dan niet uitdrukkelijk bepaalt dat de aanvullende vergoeding verder uitbetaald wordt in geval van werkhervatting van de werknemer bij een andere werkgever dan deze in wiens opdracht de aanvullende vergoeding rechtstreeks of onrechtstreeks wordt uitbetaald;
- de werknemer in de beschouwde maand het werk heeft hervat bij een andere werkgever dan deze in wiens opdracht de aanvullende vergoeding rechtstreeks of onrechtstreeks wordt uitbetaald. <W 2004-12-27/30, art. 146, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2006; wijzigende bepaling opgeheven bij W 2006-12-27/32, art. 146>

(1)<W 2018-12-14/02, art. 10, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK II. - Bescherming van het loon
Art. 3

Het is de werkgever verboden de vrijheid van de werknemer om naar goeddunken over zijn loon te beschikken, op enigerlei wijze te beperken.

Art. 3bis

<Ingevoegd bij W 2002-06-26/55, art. 81; Inwerkingtreding : 01-07-2005> De werknemer heeft recht op de betaling, door de werkgever, van het hem verschuldigde loon. Dit recht op de betaling van het loon heeft betrekking op het loon, vooraleer de in artikel 23 bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht.

Art. 4

Het loon in geld moet worden uitbetaald in munt die wettelijk gangbaar is in België, wanneer de werknemer er zijn activiteit uitoefent.

   Wanneer deze activiteit wordt uitgeoefend in het buitenland, moet het loon in geld, op verzoek van de werknemer, geheel of gedeeltelijk worden uitbetaald, hetzij in munt die wettelijk gangbaar is in België, hetzij in munt die wettelijk gangbaar is in het land waar de werknemer zijn activiteit uitoefent.

   De werkgever dient ervoor te waken dat de wisselwaarborg die hij verkrijgt voor zijn bestelling of aanbesteding, uitgebreid wordt tot het loon van de werknemer.

Art. 5

<W 1985-06-27/32, art. 1, 003> § 1. [2 Het loon wordt in giraal geld betaald. Het loon kan evenwel van hand tot hand worden uitbetaald, voor zover deze modaliteit is bepaald bij een in een paritair orgaan gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, of door een impliciet akkoord of een gebruik in de sector. ]2

   [3 De Koning bepaalt de procedure en de nadere regels voor de vaststelling en de bekendmaking van een akkoord of een gebruik inzake de uitbetaling van het loon van hand tot hand in de sector. ]3

   (Indien de uitbetaling van het loon van hand tot hand gebeurt, moet de werkgever een kwitantie van deze uitbetaling aan de werknemer ter ondertekening voorleggen. ) <W 1992-06-26/30, art. 110, 007; Inwerkingtreding : 10-07-1992>

§ 2. [2 ... ]2

§ 3. [2 ... ]2

§ 4. [2 ... ]2

[1 § 4/1. Als de werknemer een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land is, bedoeld in de wet van 11 februari 2013 tot vaststelling van sancties en maatregelen voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en zijn postadres en gegevens betreffende zijn bank- of postchequerekening zijn onbekend voor de werkgever, maakt laatstgenoemde, door middel van een overschrijving, het loon dat hij nog niet heeft betaald, over op de postcheque-rekening van de Deposito- en Consignatiekas. ]1

   De post- of banktaks mag niet worden afgetrokken van het loon.

§ 5. Bij uitbetaling in giraal geld stelt de Koning de toegelaten uitbetalingswijzen vast alsmede het ogenblik vanaf wanneer het loon geacht wordt te zijn uitbetaald aan de werknemer.

§ 6. Wanneer het loon van de werknemer of zijn bank- of postcheckrekening waarop zijn loon wordt gestort het voorwerp uitmaakt van beslag of overdracht, gebeurt de uitbetaling van het gedeelte van het loon dat niet voor overdracht of beslag vatbaar is (op verzoek van de werknemer ) van hand tot hand, door middel van een postassignatie of volgens een andere wijze van betaling die door de Koning wordt bepaald. <W 2005-12-27/31, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

   Na het advies van de Nationale Arbeidsraad te hebben ingewonnen, stelt de Koning de procedure vast waarmee de werkgever van de overdracht van of het beslag op de rekening van de werknemer in kennis wordt gesteld.

(1)<W 2013-02-11/13, art. 11, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (2)<W 2015-08-23/23, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2016; zie ook overgangsbepalingen in art. 4> (3)<W 2015-08-23/23, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2015>
Art. 6

§ 1. Een gedeelte van het loon mag in natura worden uitbetaald, wanneer deze wijze van betaling gebruikelijk of wenselijk is wegens de aard van de betrokken bedrijfstak of het betrokken beroep.

   Dit gedeelte wordt schriftelijk geschat en ter kennis van de werknemer gebracht bij zijn indienstneming.

   Het mag een vijfde van het totale bruto-loon niet overschrijden.

   Het mag twee vijfde niet overschrijden, wanneer de werkgever een huis of een appartement ter beschikking van de werknemer stelt.

   Het mag de helft niet overschrijden wanneer het de volgende werknemers betreft, die volledig bij de werkgever gehuisvest en gevoed worden:
1° het huispersoneel;
2° de huisbewaarders;
3° de leerlingen of de stagiairs.

§ 2. Als loon in natura mogen alleen worden verstrekt:
1° huisvesting;
2° gas, elektriciteit, water, verwarming en brandstof;
3° het genot van een grond;
4° voedsel gebruikt op de plaats waar de arbeid wordt verricht;
5° gereedschap, dienst- of werkkleding en het onderhoud ervan, voor zover de werkgever krachtens een wets- of reglementsbepaling niet verplicht is die te verstrekken of te onderhouden:
6° het voor de arbeid nodige materieel of materiaal dat ten laste van de werknemer is overeenkomstig zijn dienstbetrekking of het gebruik.

   Het loon in natura mag geen sterke drank en geen voor de gezondheid van de werknemer en zijn gezin schadelijke produkten omvatten.

§ 3. Bij de betaling in natura mag de werkgever geen winst nastreven.

   De voordelen genoemd in § 2, 2°, 5° en 6°, moeten worden geraamd tegen de kostprijs, die in geen geval meer dan de normale handelswaarde mag bedragen.

   De waarde van de voeding alsook van de huisvesting behalve die waarvan sprake in § 1, vierde lid, moet forfaitair worden geraamd op de bedragen, bepaald voor de berekening van de bijdragen voor de sociale zekerheid. In dat geval is de levering van elektriciteit, verwarming en water begrepen in de forfaitaire raming.

   Behalve voor de in het vorige lid bedoelde voeding en huisvesting, is het bewijs dat het bepaalde in deze paragraaf in acht is genomen, ten laste van de werkgever.

§ 4. Op voorstel van het bevoegde paritair comité, (... ) of van de Nationale Arbeidsraad kan de Koning voor bepaalde categorieën van werknemers of ingevolge de in sommige beroepen gevestigde gewoonten, afwijken van het bepaalde in § 1, derde, vierde en vijfde lid, en in § 2, eerste lid. <KB 1-3-1971, art. 16, 1°>

Art. 7

De werkgever en zijn aangestelden mogen tegen de werknemer slechts een rechtsvordering tot betaling instellen voor leveringen gedaan of diensten verleend:
1° overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen van de wet van 15 mei 1956 betreffende de diensten voor personeelszorg:
a) artikel 1, b), voor de werknemers der openbare diensten;
b) artikel 3, tweede lid, voor de andere werknemers;
2° voor de door de werknemer uitgeoefende handel.

Art. 8

Behoudens tegenbewijs worden de leveringen en de diensten aan de werknemer in het kader van artikel 7 gedaan of verleend door de echtgenoot of de kinderen van de werkgever of van diens aangestelden of door enig persoon die bij de werkgever, bij diens aangestelden of onderaannemers inwoont, vermoed door de werkgever zelf of zijn aangestelden te zijn gedaan of verleend.

   Worden evenzo vermoed aan de werknemer te zijn gedaan of verleend, de leveringen en de diensten aan zijn echtgenoot en aan zijn kinderen alsmede aan de personen die bij hem inwonen.

Art. 9

Het loon moet op gezette tijden, ten minste tweemaal in de maand, met een tussenpoos van ten hoogste zestien dagen, worden uitbetaald, behalve wat betreft:
1° het loon van de bedienden, dat ten minste om de maand moet worden uitbetaald;
2° het commissieloon van de handelsvertegenwoordigers, uitbetaald volgens de bepalingen van de wet tot instelling van het statuut van de handelsvertegenwoordigers;
3° het commissieloon van andere werknemers dan de handelsvertegenwoordigers, dat ten minste om de drie maanden moet worden uitbetaald.
4° de aandelen in de winst en andere gelijksoortige prestaties, waarvan de betaling geschiedt overeenkomstig het akkoord tussen partijen, het werkplaatsreglement of enig ander vigerend reglement.

   Bij vooruitbetaling moet het bedrag bij benadering overeenstemmen met het verschuldigde netto-loon.

   In de gevallen waarin het loon ten minste tweemaal in de maand moet betaald worden, moet een van die betalingen een definitieve betaling uitmaken van het loon van de maand.

   Voor de werknemers die betaald worden tegen tariefloon, taakloon of akkoordloon moet evenwel een gedeeltelijk of definitieve betaling ten minste om de maand geschieden.

   (Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken bij beslissing van het bevoegde paritair comité door de Koning algemeen verbindend verklaard. ) <KB 1-3-1971, art. 16, 2°>

   (Onverminderd het bepaalde in het eerste en derde lid, moet het loon worden uitbetaald op de tijdstippen en binnen de termijnen die worden bepaald door een collectieve arbeidsovereenkomst.

   Bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst, moet het loon worden uitbetaald op de tijdstippen en binnen de termijnen die zijn vastgesteld in het arbeidsreglement of in enig ander vigerend reglement; de bepalingen van deze reglementen mogen de datum van uitbetaling van het loon niet later vaststellen dan de zevende werkdag na de arbeidsperiode waarover de uitbetaling geschiedt.

   Bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst of van bepalingen in het arbeidsreglement of in enig ander vigerend reglement, moet het loon uiterlijk worden uitbetaald op de vierde werkdag na de arbeidsperiode waarvoor de uitbetaling geschiedt. <W 1985-06-27/32, art. 2, 003>

Art. 9bis

<KBN225 7-12-1983,art. 13> § 1. Bij toepassing van artikel 26bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 moet het gewone loon voor elk uur dat verricht werd boven de grens van 40 uren of boven een lagere grens, zoals vastgesteld ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst, betaald worden op hetzelfde ogenblik en vastgesteld worden op dezelfde manier als het loon dat verschuldigd is voor de betaalperiode gedurende dewelke de inhaalrust is toegekend geworden.

   Wanneer de inhaalrust wegens het bepaalde in artikel 26bis, § 3, vierde lid, van dezelfde wet niet wordt toegekend, wordt het loon dat verschuldigd blijft betaald op het einde van de in dat lid bepaalde termijn van zes maanden en wordt het op dezelfde manier vastgesteld als het loon dat op dat ogenblik zou verschuldigd geweest zijn.

   Wanneer de inhaalrust niet kan worden toegekend vóór het einde van de opzeggingstermijn of vóór het einde van de overeenkomst voor een bepaalde tijd of een duidelijk omschreven werk of wanneer zonder opzegging een einde wordt gemaakt aan een overeenkomst voor onbepaalde tijd, moet het loon overeenkomstig artikel 11 worden betaald en moet het op dezelfde manier worden vastgesteld als het loon dat verschuldigd is of zou verschuldigd geweest zijn op het ogenblik van het einde van de arbeidsovereenkomst.

§ 2. In geval overwerk wordt verricht dat recht geeft op overloon overeenkomstig artikel 29 van dezelfde wet, moet het overloon betaald worden volgens de bepalingen van artikel 9 van deze wet.

Art. 9ter

<W 1985-01-22/30,art. 85, 002> In geval van toepassing van artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, heeft de werknemer bij elke betaalperiode recht op het gewone loon voor de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst.

   Wanneer op de dag dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt of op het einde van de bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde periode, de werknemer minder heeft gewerkt dan de overeengekomen gemiddelde arbeidsduur, blijft het hem uitbetaalde loon verworven en kan het niet in mindering worden gebracht van het nog verschuldigde loon.

   Heeft hij daarentegen meer uren gepresteerd, dan is hem het loon voor die meer gepresteerde arbeidsuren verschuldigd.

Art. 9quater

<W 1985-01-22/30, art. 84, § 1, 002> Bij toepassing van een arbeidsstelsel op basis van artikel (20, § 2, 20bis, en 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 ) (en van artikel 11bis, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten ), moet de werknemer worden ingelicht (, hetzij in papieren vorm, hetzij in elektronische vorm, ) over de staat van zijn prestaties met betrekking tot de dagelijkse en de wekelijkse arbeidsduur die hij moet verrichten. <W 1985-01-22/30, art. 84, § 2, 002> <W 1989-12-22/31, art. 184, 004; Inwerkingtreding : 09-01-1990> <L 2007-06-03/81, art. 21, 019; Inwerkingtreding : 02-08-2007>

   (De Koning stelt de nadere regelen voor de toepassing van dit artikel vast. ) <W 1985-01-22/30, art. 84, § 3, 002>

Art. 9quinquies

(ingevoegd bij W 1989-12-22/31, art. 185) De bepalingen van artikel 9ter zijn eveneens van toepassing op de werknemer die deeltijds is tewerkgesteld in een variabele werkregeling zoals bedoeld bij artikel 11bis, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

   De bepalingen van het vorige lid hebben evenwel enkel betrekking op de betaling van het gewone loon voor de arbeidsduur zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst.

Art. 9sexies

[1 In geval van toepassing van artikel 20ter van de arbeidswet van 16 maart 1971, heeft de werknemer bij elke betaalperiode recht op het gewone loon voor de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2017-03-05/03, art. 72, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Art. 10

<W 2002-06-26/55, art. 82, 011; Inwerkingtreding : 01-07-20005> Voor het loon is van rechtswege rente verschuldigd met ingang van het tijdstip waarop het eisbaar wordt.

   Die rente wordt berekend op het loon, vooraleer de in artikel 23 bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht.

Art. 11

Wanneer de dienstbetrekking een einde neemt, moet het nog verschuldigde loon onverwijld worden uitbetaald en uiterlijk op de eerste betaaldag die volgt op de datum waarop de dienstbetrekking eindigt, onverminderd, wat betreft de handelsvertegenwoordigers, het bepaalde in de wet tot instelling van hun statuut.

   In zodanig geval moet de uitbetaling van het nog verschuldigde loon, indien de werknemer het verzoekt, door tussenkomst van (DE POST ) of een bank worden uitbetaald. <W 1991-03-21/30, art. 130, 005; Inwerkingtreding : 01-10-1992>

   De post- of banktaks mag niet worden afgetrokken van het loon.

Art. 12

De kwijting voor afrekening door de werknemer afgegeven bij het einde van de dienstbetrekking, sluit generlei afstand van zijn rechten in.

   Zij geldt slechts als ontvangstbewijs.

Art. 13

Het loon moet derwijze worden uitbetaald dat de werknemer zich niet tijdens een gewone rustdag moet verplaatsen.

Art. 14

De uitbetaling van hand tot hand moet, behoudens akkoord van partijen, gedaan worden op de plaats waar de arbeid wordt verricht of in de onmiddellijke nabijheid ervan.

   Behalve voor de daarin te werk gestelde werknemers, mag de uitbetaling in geen geval geschieden:
1° in een kantine, in een lokaal waar dranken, eetwaren of enigerlei goederen worden verkocht;
2° in vermaakgelegenheden;
3° in lokalen palend aan de onder 1° en 2° genoemde plaatsen of in de aanhorigheden daarvan.

Art. 15

Bij elke definitieve betaling wordt aan de werknemer een afrekening overhandigd (, hetzij in papieren vorm, hetzij in elektronische vorm ). <W 2007-06-03/81, art. 22, 019; Inwerkingtreding : 02-08-2007>

   [1 De Koning kan bepalen dat de afrekening bepaalde gegevens moet bevatten, en op welke wijze deze gegevens in rubrieken moeten worden onderverdeeld. ]1

   Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet bepalen de paritaire comités welke gegevens dat stuk moet bevatten.

   Deze beslissingen van de paritaire comités kunnen door de Koning algemeen verbindend worden verklaard (... ) <KB 1-3-1971, art. 16, 3°.>

   Wanneer de paritaire comités in gebreke blijven, of wanneer er geen paritair comité bestaat, neemt de Koning de in het [1 derde lid ]1 bedoelde maatregelen op advies van de Nationale Arbeidsraad.

(1)<W 2009-03-27/37, art. 52, 020; Inwerkingtreding : 17-04-2009>
Art. 15bis

[1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° werkgevers : de werkgevers, in de zin van artikel 1, van wie de onderneming in een ander land dan België daadwerkelijk substantiële activiteiten verricht, namelijk activiteiten andere dan uitsluitend intern beheer of administratieve activiteiten, in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, en die op het Belgische grondgebied één of meerdere werknemers in de zin van de bepaling onder 2° van deze paragraaf tewerkstellen;
2° werknemers : de werknemers in de zin van artikel 1 die tijdelijk arbeidsprestaties verrichten in België en die, hetzij gewoonlijk werken op het grondgebied van één of meer andere landen dan België, hetzij zijn aangeworven in een ander land dan België;

§ 2. De werkgevers zijn gedurende een door de Koning bepaalde periode vrijgesteld van het opstellen van de afrekening bedoeld in artikel 15 voor zover zij, gedurende de periode van tewerkstelling bedoeld in paragraaf 1, 1°, van dit artikel, aan de door de Koning aangewezen ambtenaren, op hun verzoek, bezorgen :
1° een kopie van de documenten betreffende het loon bepaald door de wetgeving van het land waar de werkgever gevestigd is en welke vergelijkbaar zijn met de in artikel 15 bedoelde afrekening en/of;
2° in afwijking van artikel 36 van het Sociaal Strafwetboek, een vertaling, hetzij in één van de landstalen, hetzij in het Engels, van de documenten bedoeld in de bepaling onder 1°.

   Zij kunnen door de Koning, volgens de voorwaarden die Hij bepaalt, rekening houdende met de beperkte duur van hun activiteiten in België of de bijzondere aard van deze activiteiten, worden vrijgesteld van de verplichting om de documenten bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, te bezorgen.

§ 3. Na afloop van de tewerkstellingsperiode bedoeld in paragraaf 1, 1°, zijn de werkgevers ertoe gehouden, gedurende een periode van één jaar, de documenten bedoeld in paragraaf 2 te bezorgen aan de door de Koning aangewezen ambtenaren.

§ 4. Wanneer de werkgevers die ertoe gehouden zijn, de in paragraaf 2 bedoelde documenten niet bezorgen overeenkomstig dezelfde paragraaf en paragraaf 3, wanneer het verzoek werd gedaan, zijn zij ertoe gehouden de in artikel 15 bedoelde afrekening op te stellen en bij te houden. ]1

§ 5. Na afloop van de door de Koning krachtens § 2 vastgestelde periode zijn de werkgevers verplicht de in artikel 15 bedoelde afrekening op te stellen overeenkomstig ditzelfde artikel.

[1 § 6. De documenten bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°, en in paragraaf 3 kunnen op papieren drager of in elektronische vorm worden bezorgd. ]1

[2 § 7. Het huidige artikel is niet van toepassing op werkgevers die één of meerdere bestuurders tewerkstellen in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer, zoals bedoeld in artikel 2, 5°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan. ]2

(1)<W 2016-12-11/03, art. 11, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2016> (2)<W 2022-06-19/01, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 11-07-2022>
Art. 15ter.

[1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel moet worden begrepen onder :
1° werkgevers die bestuurders tewerkstellen in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer : de werkgevers in de zin van artikel 1, van wie de onderneming in een ander land dan België daadwerkelijk substantiële activiteiten verricht, en die in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, één of meerdere bestuurders tewerkstellen in de zin van de voornoemde wet van 5 maart 2002;
2° bestuurders : werknemers in de zin van artikel 1 die tijdelijk arbeidsprestaties verrichten in België en die hetzij gewoonlijk werken op het grondgebied van één of meer andere landen dan België, hetzij zijn aangeworven in een ander land dan België;
3° substantiële activiteiten : activiteiten verricht door een onderneming, andere dan uitsluitend intern beheer of administratieve activiteiten, in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan.

§ 2. De werkgevers die bestuurders tewerkstellen in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zijn vrijgesteld van het opstellen van de afrekening bedoeld in artikel 15.

§ 3. De werkgevers die bestuurders tewerkstellen in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zijn ertoe gehouden na de detacheringsperiode, op uitdrukkelijk verzoek van de door de Koning aangewezen ambtenaren, en uiterlijk acht weken na de datum van het verzoek, een kopie te verstrekken van de documenten betreffende het loon, zoals bepaald bij de wetgeving van het land waar de werkgever gevestigd is en die gelijkwaardig zijn met de in artikel 15 bedoelde afrekening. Zowel het verzoek van de voormelde ambtenaren als de aan hen te verstrekken documenten moet gebeuren via de openbare interface die verbonden is met het informatiesysteem interne markt "IMI" in de zin van de Verordening (EU) nr. 1024/2012. De voormelde ambtenaren hebben toegang tot de meegedeelde gegevens via deze verbonden openbare interface. De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is verantwoordelijk voor de verwerking wat betreft de eigen verwerking van de gegevens die gegenereerd worden door deze toegang.

   Indien de werkgever die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie of in het Verenigd Koninkrijk, de bovenstaande documenten niet binnen de bepaalde termijn verstrekt of indien de door de Koning aangewezen ambtenaren het verzoek niet kunnen sturen omdat de werkgever geen gebruikersaccount heeft aangemaakt op de openbare interface die verbonden is met het informatiesysteem interne markt "IMI" in de zin van de Verordening (EU) nr. 1024/2012, kunnen de voormelde ambtenaren via het voormelde informatiesysteem interne markt "IMI" om bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging van de werkgever verzoeken.

   In afwijking van het eerste lid, wanneer de werkgever gevestigd is in een land dat geen lid is van de Europese Unie, noch het Verenigd Koninkrijk is, gebeurt zowel het verzoek van de door de Koning aangewezen ambtenaren, als de door de werkgever te verstrekken documenten per post of via e-mail. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2022-06-19/01, art. 19, 034; Inwerkingtreding : 11-07-2022>
Art. 16

Zelfs op grond van een volmacht of van een mondelinge of schriftelijke, algemene of bijzondere, al dan niet beloonde lastgeving, is het verboden:
1° aan de werkgever, aan zijn echtgenoot, aan zijn kinderen of de personen die bij hem inwonen, of aan zijn aangestelden het loon van de werknemer te overhandigen aan:
a) de exploitant, de houder, de zaakvoerder of de vergunninghouder van een kantine, van een lokaal waar dranken, eetwaren of enigerlei goederen worden verkocht, of van een vermaakgelegenheid;
b) de echtgenoot, de kinderen of de personen die bij hem inwonen, of de aangestelden van de onder a) bedoelde personen;
c) ieder die bij een van de onder a) genoemde personen inwoont;
2° aan de onder 1°, a), b) en c), bedoelde personen het loon van de werknemer in ontvangst te nemen.

Art. 17

Het is aan een ieder verboden, zelfs indien hij handelt op grond van een volmacht of van een mondelinge of schriftelijke, algemene of bijzondere lastgeving:
1° er een gewoonte van te maken aan de werknemer zelfs om niet een geldvoorschot te geven en vervolgens van de werkgever of van zijnentwege het loon van die werknemer in ontvangst te nemen;
2° er een gewoonte van te maken tegen vergoeding het loon van de werknemer in ontvangst te nemen.

Art. 18

(..... ) Het is de werkgever verboden aan de geheel of gedeeltelijk met fooien of bedieningsgeld betaalde werknemer, bij zijn indiensttreding, tijdens zijn dienstbetrekking of bij het beëindigen ervan, onder enige benaming van kosten of anderzins, en voor welk doel ook, stortingen op de te zijnen behoeve overhandigde fooien of bedieningsgeld op te leggen of hierop andere dan wettelijke toegelaten inhoudingen te doen, of de dienstbetrekking of de voortzetting ervan afhankelijk te stellen van enigerlei storting. <KB 1-3-1971, art. 16, 4° en 5°.>

   § 2. (..... ) <KB 1-3-1971, art. 16, 5°.>

HOOFDSTUK III. _ Meting van de arbeid.
Art. 19

<W 16-6-1970/27, art. 32, § 7, 1°> Wanneer bij het meten van de arbeid der werknemers voor de bepaling van hun loon gebruik wordt gemaakt van lengte-, vlakte-, inhouds- of volume-eenheden, is het verboden andere eenheden te bezigen dan die welke zijn vastgesteld bij of krachtens de wet betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen.

   Overeenkomstig de bepalingen van die wet en de bepalingen die ter uitvoering ervan zijn vastgesteld, worden de gebezigde meetwerktuigen geijkt en voorzien van merken of tekens, of zijn zij vergezeld van getuigschriften ten bewijze van die ijking.

Art. 20

<W 16-6-1970/27, art. 32, § 7, 2°> Met het oog op de bepaling van het loon der werknemers kan de Koning, na advies van de Nationale Arbeidsraad:
a voor bepaalde bedrijfstakken het gebruik verbieden van meeteenheden die niet behoren tot het wettelijk stelsel van de meeteenheden;
b de ijking voor andere dan de in artikel 19 vermelde meetwerktuigen, alsook het aanbrengen van merken of tekens of het afgeven van getuigschriften ten bewijze van die ijking voorschrijven;
c voor bepaalde bedrijfstakken het gebruik van bijzondere meetwerktuigen opleggen.

   De wijze van ijking van de werktuigen, bedoeld in het eerste lid, b en c, alsook de eisen waaraan zij moeten voldoen, worden door de Koning vastgesteld.

Art. 21

<W 16-6-1970, art. 32, § 7, 3°> De in de artikelen 19 en 20 bedoelde verrichtingen worden gedaan door hen die belast zijn met de uitvoering van de wet betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen.

Art. 22

Niettegenstaande elke strijdige overeenkomst heeft de werknemer altijd het recht toezicht uit te oefenen op het meten, het wegen of elke andere verrichting dienend om de hoeveelheid of de hoedanigheid van de verrichte arbeid vast te stellen en alzo het bedrag van het loon te bepalen.

HOOFDSTUK IV. - Inhoudingen op het loon.
Art. 23

Op het loon van de werknemer mogen alleen in mindering worden gebracht:
1° de inhoudingen krachtens de belastingwetgeving, de wetgeving op de sociale zekerheid en krachtens particuliere of collectieve overeenkomsten betreffende bijkomende voordelen inzake sociale zekerheid;
2° de krachtens het werkplaatsreglement opgelegde geldboeten;
(3° de vergoedingen en schadeloosstellingen, verschuldigd ter uitvoering van artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en van artikel 24 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen en van artikel 5 van de wet van 10 februari 2003 betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen. ) <W 2003-02-10/34, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 09-03-2003>
4° de voorschotten in geld verstrekt door de werkgever;
5° de gestelde borg voor het nakomen der verplichtingen van de werknemer;
[1 6° het loon dat teveel werd betaald aan de werknemer tewerkgesteld met een glijdend uurrooster als bedoeld in artikel 20ter van de arbeidswet van 16 maart 1971, die de uren die hij minder heeft gepresteerd dan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, niet tijdig heeft ingehaald op het einde van de referteperiode of wanneer de arbeidsovereenkomst een einde neemt. ]1

   [2 Op voorstel van het bevoegde paritair comité kan de Koning toelaten dat een bijdrage van de werknemer voor het verschaffen van de soorten voordelen zoals limitatief opgesomd bij artikel 6 wordt ingehouden op het loon. In dat geval en overeenkomstig het voorstel van het bevoegde paritair comité, bepaalt Hij de wijze waarop de waarde van het betrokken voordeel en van de bijdrage wordt geraamd.

   Worden van de toepassing van het voorgaande lid uitgesloten, de seizoenarbeiders die onderdaan zijn van een derde land, in de zin van artikel 3, b), van de richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider, en die huur betalen voor huisvesting door of via de werkgever geregeld in de zin van artikel 20, lid 2, a), van diezelfde richtlijn. ]2

   Het totaal van de inhoudingen [3 bedoeld in de vorige leden ]3 mag niet meer bedragen dan één vijfde van het bij elke uitbetaling verschuldigde loon in specie na aftrek van de inhoudingen op grond van de belastingwetgeving, van de wetgeving op de sociale zekerheid en van particuliere of collectieve overeenkomsten betreffende bijkomende voordelen inzake sociale zekerheid.

   Deze beperking is echter niet van toepassing wanneer de werknemer bedrog heeft gepleegd of vóór de afrekening van de in het eerste lid, 3°, bedoelde vergoedingen en schadeloosstellingen vrijwillig zijn dienstbetrekking heeft beëindigd.

(1)<W 2017-03-05/03, art. 73, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2017> (2)<W 2018-01-15/02, art. 6, 029; Inwerkingtreding : 15-02-2018> (3)<W 2018-01-15/02, art. 7, 029; Inwerkingtreding : 15-02-2018>
HOOFDSTUK V. - (..... ) <W 10-10-1967, art. 2, art. 35, 31°>.
Art. 24

(..... ) <W 10-10-1967, art. 2, art. 35, 31°>.

Art. 25

(..... ) <W 10-10-1967, art. 2, art. 35, 31°>.

Art. 26

(..... ) <W 10-10-1967, art. 2, art. 35, 31°>.

HOOFDSTUK VI. - Procedure betreffende de overdracht van het loon.
Art. 27

De overdracht van het loon moet gebeuren bij een akte onderscheiden van die welke de hoofdverbintenis waarvan zij uitvoering waarborgt, bevat.

   Die akte wordt opgemaakt in zoveel exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang.

   (In de gevallen waarin de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet toepasselijk is, moeten de bepalingen van de artikelen 28 tot 32 in de akte voorkomen. ) <W 1991-06-12/30, art. 113, 006; Inwerkingtreding : onbepaald>

   De bepalingen van dit artikel zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid.

Art. 28

Bij gebreke van verzet door de overdrager overeenkomstig artikel 29 heeft de overdracht gevolg, nadat de overnemer:
1° aan de overdrager kennis heeft gegeven van zijn voornemen de overdracht uit te voeren;
2° aan de gecedeerde schuldenaar [1 een bevestiging heeft gezonden dat de onder 1° bedoelde kennisgeving verzonden werd ]1;
3° na het verstrijken van de termijn van verzet, aan de gecedeerde schuldenaar [1 zijn beslissing heeft verzonden om tot de uitvoering van de overdracht over te gaan ]1.

(1)<W 2016-03-07/08, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 31-03-2016>
Art. 28bis

<Ingevoegd bij KB 2004-12-27/41, art. 6; Inwerkingtreding : onbepaald> De aanzegging bedoeld in artikel 28, 1°, bevat, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste, waarvan het model bepaald is door de Minister van Justitie.

Art. 29

Binnen tien dagen na de verzending van de in artikel 28, 1°, bedoelde kennisgeving kan de overdrager zich verzetten tegen het voornemen tot uitvoering van de overdracht, mits hij daarvan kennis geeft aan de gecedeerde schuldenaar.

   (... ) <W 2006-07-20/39, art. 21, 018; Inwerkingtreding : 30-01-2007; zie ook W 2006-07-20/39, art. 29>

   Binnen vijf dagen na de verzending van de brief van de overdrager moet de gecedeerde schuldenaar de overnemer daarvan in kennis stellen.

   In geval van verzet mag de gecedeerde schuldenaar niets inhouden van het loon ter uitvoering van de overdracht, zolang deze niet bekrachtigd is overeenkomstig artikel 31.

Art. 30

[1 § 1. Op straffe van nietigheid geschieden alle in de artikelen 28, 1°, en 29 bedoelde kennisgevingen bij aangetekende zending, bij deurwaardersexploot, waarvan de kosten ten laste blijven van degene die ze gemaakt heeft.

   Op straffe van nietigheid geschieden alle in de artikelen 28, 2° en 3°, bedoelde kennisgevingen bij aangetekende zending, bij deurwaardersexploot of door middel van een procedure waarbij een informaticatechniek gebruikt wordt waarvan de kosten ten laste blijven van degene die ze gemaakt heeft. Ongeacht de verzendingsmethode van de kennisgevingen bevatten deze dezelfde informatie.

§ 2. Er moet een voorafgaand akkoord tussen de afzender en de ontvanger van de kennisgevingen bestaan opdat een informaticatechniek kan gebruikt worden.

   Wanneer een openbare instelling van sociale zekerheid als gecedeerde schuldenaar optreedt en een informaticatechniek gebruikt wordt, is de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de afzender en de ontvanger onderworpen aan de voorafgaande machtiging van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid, dat erop toeziet dat de oorsprong en de integriteit van de aldus uitgewisselde persoonsgegevens met afdoende waarborgen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de informatieveiligheid worden vastgesteld.

   Wanneer andere overheidsinstellingen of ondernemingen uit de private sector als gecedeerde schuldenaar optreden, worden de nadere regels van de "procedure waarbij een informaticatechniek wordt gebruikt" voorafgaandelijk door de Koning, [2 na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, overeenkomstig artikel 36, lid 4, van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens ]2, vastgesteld en moet de gebruikte informaticatechniek de oorsprong en de integriteit van de kennisgeving door middel van aangepaste beveiligingstechnieken verzekeren. Die techniek moet eveneens de identificatie verzekeren van de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de verzending. Ze moet er tenslotte voor zorgen dat de datum en het uur van de verzending bepaald worden en dat de verzending met een ontvangstbevestiging wordt voltooid.

   De "procedure waarbij een informaticatechniek wordt gebruikt" kan pas in werking treden wanneer:
- ofwel de nodige machtiging van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid is verkregen, wat de openbare instellingen van sociale zekerheid betreft die als gecedeerde schuldenaars optreden;
- ofwel wanneer het hoger bedoeld koninklijk besluit [2 na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, overeenkomstig artikel 36, lid 4, van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens ]2 in werking is getreden, wat andere overheidsinstellingen of ondernemingen uit de private sector betreft die als gecedeerde schuldenaars optreden.

§ 3. Met als enig doel de in dit artikel vermelde bepalingen uit te voeren, wordt de schuldenaar-overdrager geïdentificeerd door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid als bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. ]1

(1)<W 2016-03-07/08, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 31-03-2016> (2)<W 2022-12-26/33, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 25-02-2023>
Art. 31

In geval van verzet roept de overnemer de overdrager bij aangetekende brief, toegezonden door een deurwaarder, voor de vrederechter van het kanton van de woonplaats van de overdrager, ten einde de overdracht te horen bekrachtigen.

   De vrederechter beslist in laatste aanleg, ongeacht het bedrag van de overdracht. Bij bekrachtiging kan de overdracht door de gecedeerde schuldenaar worden uitgevoerd op eenvoudige kennisgeving die hem door de griffier wordt gedaan binnen vijf dagen te rekenen van het vonnis.

Art. 31bis

<W 2006-07-20/39, art. 22, 018; Inwerkingtreding : 30-01-2007; zie ook W 2006-07-20/39, art. 29> § 1. De overdrager die aanspraak kan maken op een verhoging van zijn inkomsten die niet vatbaar zijn voor beslag met toepassing van artikel 1409, § 1, vierde lid, of 1409, § 1bis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, doet hiervan aangifte, afgegeven tegen ontvangstbewijs respectievelijk aan de overgedragen schuldenaar en, in afschrift, aan de overnemer of verzonden aan dezen bij aangetekende brief, door middel van een formulier waarvan het model bepaald is door de minister van Justitie.

§ 2. De verklaring zal rechtskracht hebben vanaf de maand volgend op de ontvangst ervan door de derde voor zover deze beschikt over een termijn van tien werkdagen vóór de gewone datum van de betaling, de hoedanigheid van kind ten laste wordt vastgesteld overeenkomstig het formulier en één van de bewijsmiddelen bedoeld in artikel 1409quater van het Gerechtelijk Wetboek, en de overdrager op erewoord verklaart dat het kind niet beschikt over inkomsten waarvan het bedrag hoger is dan door de Koning bepaald of dat zijn inkomsten het voorwerp zijn geweest van een gemeenschappelijke belastingsaangifte.

§ 3. Iedere betwisting wordt door de overnemer of de overdrager aan de vrederechter voorgelegd door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden. De overnemer en de overdrager worden bij gerechtsbrief opgeroepen voor de voor de rechter vastgestelde zitting.

   De overgedragen schuldenaar wordt, bij gerechtsbrief, in kennis gesteld van het tussengeschil en is verplicht om, vanaf de volgende vervaldag van de betaling, behalve in geval van verzet van de overdrager op grond van artikel 29, derde lid, het bedrag van de toegepaste vermeerdering die aanleiding geeft tot betwisting in zijn handen onbeschikbaar te maken.

   Onverminderd een overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer loopt het gevolg van de onbeschikbaarheid verder tot de kennisgeving van de beschikking over de betwisting.

   De rechter doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken. De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Zij wordt onmiddellijk bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de overnemer, van de overdrager en van de overgedragen schuldenaar.

   Indien de vermeerdering niet werd toegepast door de overgedragen schuldenaar zal de beschikking die de hoedanigheid van kind ten laste erkent rechtskracht hebben vanaf de maand volgend op de ontvangst ervan door deze, voor zover hij beschikt over een termijn van tien werkdagen vóór de gewone datum van betaling.

   Indien de vermeerdering werd toegepast door de overgedragen schuldenaar en in zijn handen onbeschikbaar werd gemaakt overeenkomstig het tweede lid, wordt het bedrag van de onbeschikbaar geworden vermeerdering al naargelang het geval aan de overdrager of aan de overnemer gestort.

   In geval van een invorderingsprocedure waarbij vanaf de aanvang of in de loop van de procedure meerdere schuldeisers betrokken zijn, wordt de beschikking geacht ten aanzien van alle schuldeisers op tegenspraak te zijn gewezen.

§ 4. In geval van veranderende omstandigheden wordt de vermeerdering voor kind ten laste aangepast in overeenstemming met de paragrafen 2 en 3.

   Indien de overdrager onrechtmatig en ten onrechte de vermeerdering geniet, worden de bedragen die daarmee overeenstemmen, op grond van een beschikking gewezen overeenkomstig de derde paragraaf van dit artikel, zonder enige beperking gere-integreerd in het voor beslag vatbare bedrag, onverminderd de toepassing van enige andere invorderingsmaatregel.

Art. 32

Wanneer de dienstbetrekking van de overdrager eindigt voordat de inhoudingen het bedrag van de door de vrederechter bekrachtigde overdracht hebben bereikt, zendt de gecedeerde schuldenaar de in artikel 31, tweede lid, bedoelde kennisgeving door aan de overnemer, met vermelding van het totaal der ingehouden bedragen.

   De bekrachtiging behoudt haar gevolgen en de overdracht kan door iedere nieuwe werkgever worden uitgevoerd ten belope van het oorspronkelijke bedrag, verminderd met de reeds ingehouden bedragen, mits de overnemer bij een ter post aangetekende brief de bekrachtigingsbeslissing van de vrederechter en de opgave van de reeds ingehouden bedragen ter kennis van de nieuwe werkgever brengt.

Art. 33

Wanneer de dienstbetrekking van de overdrager eindigt voordat de inhoudingen het bedrag van de overdracht hebben bereikt of wanneer het bedrag van de overdracht is bereikt, bezorgt de gecedeerde schuldenaar een staat van de periodieke inhoudingen en het totale bedrag aan de overdrager.

Art. 34

<W 2006-07-20/39, art. 23, 018; Inwerkingtreding : 30-01-2007; zie ook W 2006-07-20/39, art. 29> Onverminderd het tweede lid en artikel 34bis, is dit hoofdstuk niet van toepassing wanneer de overdracht van het loon in een authentieke akte is vastgesteld.

   Op straffe van procedurele nietigheid van de overdracht vermeldt de authentieke akte dat de overdrager door de notaris in kennis is gesteld van het vermeerderingsmechanisme voor kind ten laste en dat hij bevestigt van deze laatste het aangifteformulier voor kind ten laste waarvan het model bepaald is door de minister van Justitie te hebben ontvangen.

Art. 34bis

<Ingevoegd bij W 2006-07-20/39, art. 24; Inwerkingtreding : 30-01-2007; zie ook W 2006-07-20/39, art. 29> § 1. De overdrager die aanspraak kan maken op een verhoging van zijn inkomsten die niet vatbaar zijn voor beslag met toepassing van artikel 1409, § 1, vierde lid, of 1409, § 1bis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek doet hiervan aangifte, afgegeven tegen ontvangstbewijs respectievelijk aan de overgedragen schuldenaar en, in afschrift, aan de overnemer of verzonden aan dezen bij aangetekende brief, door middel van een formulier waarvan het model bepaald is door de minister van Justitie.

§ 2. De verklaring zal rechtskracht hebben vanaf de maand volgend op de ontvangst ervan door de derde voor zover deze beschikt over een termijn van tien werkdagen vóór de gewone datum van de betaling, de hoedanigheid van kind ten laste wordt vastgesteld overeenkomstig het formulier en één van de bewijsmiddelen bedoeld in artikel 1409quater van het Gerechtelijk Wetboek, en de overdrager op erewoord verklaart dat het kind niet beschikt over inkomsten waarvan het bedrag hoger is dan door de Koning bepaald of dat zijn inkomsten het voorwerp zijn geweest van een gemeenschappelijke belastingsaangifte.

§ 3. Iedere betwisting wordt door de overnemer of de overdrager aan de beslagrechter voorgelegd door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden. De overnemer en de overdrager worden bij gerechtsbrief opgeroepen voor de voor de rechter vastgestelde zitting.

   De overgedragen schuldenaar wordt, bij gerechtsbrief, in kennis gesteld van het tussengeschil en is verplicht om, vanaf de volgende vervaldag van de betaling, het bedrag van de toegepaste vermeerdering die aanleiding geeft tot betwisting in zijn handen onbeschikbaar te maken.

   Onverminderd een overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer loopt het gevolg van de onbeschikbaarheid verder tot de kennisgeving van de beschikking over de betwisting.

   De rechter doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken. De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Zij wordt onmiddellijk bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de overnemer, van de overdrager en van de overgedragen schuldenaar.

   Indien de vermeerdering niet werd toegepast door de overgedragen schuldenaar, zal de beschikking die de hoedanigheid van kind ten laste erkent rechtskracht hebben vanaf de maand volgend op de ontvangst ervan door deze, voor zover hij beschikt over een termijn van tien werkdagen vóór de gewone datum van betaling.

   Indien de vermeerdering werd toegepast door de overgedragen schuldenaar en in zijn handen onbeschikbaar werd gemaakt in overeenstemming met het tweede lid, wordt het bedrag van de onbeschikbaar gemaakte vermeerdering al naargelang het geval aan de overdrager of aan de overnemer gestort.

   In geval van een invorderingsprocedure waarbij vanaf de aanvang of in de loop van de procedure meerdere schuldeisers betrokken zijn, wordt de beschikking geacht ten aanzien van alle schuldeisers op tegenspraak te zijn gewezen.

§ 4. In geval van veranderende omstandigheden wordt de vermeerdering voor kind ten laste aangepast in overeenstemming met de paragrafen 2 en 3 van dit artikel.

   Indien de overdrager onrechtmatig en ten onrechte de vermeerdering geniet, worden de bedragen die daarmee overeenstemmen, op grond van een beschikking gewezen overeenkomstig de derde paragraaf, zonder enige beperking gere-integreerd in het voor beslag vatbare bedrag, onverminderd de toepassing van enige andere invorderingsmaatregel.

Art. 35

De bepalingen in hoofdstukken V en VI zijn van toepassing op de prestaties, bedoeld in artikel 2, laatste lid, 1°.

   De bepalingen van artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zijn toepasselijk op de in artikel 2, laatste lid, 2° en 3°, vermelde prestaties.

HOOFDSTUK VI/1. [1 - Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van het loon ]1
Afdeling 1. - [1 Algemene regeling ]1
Art. 35/1

[1 § 1. Voor de toepassing van [2 deze afdeling ]2 wordt verstaan onder :
1° activiteiten : de werken of diensten bepaald door de Koning na eenparig advies van de bevoegde paritaire comités of subcomités. Bij ontstentenis van bevoegd of werkend paritair comité of subcomité wordt dit eenparig advies gegeven door de Nationale Arbeidsraad. Het geraadpleegde orgaan deelt zijn advies mee binnen twee maanden nadat hem het verzoek is gedaan door de bevoegde minister. Bij ontstentenis van een eenparig advies bepaalt de Koning de werken of diensten bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
2° opdrachtgever : eenieder die opdracht geeft om tegen een prijs activiteiten uit te voeren of te doen uitvoeren;
3° aannemer :
- eenieder die er zich toe verbindt om tegen een prijs voor een opdrachtgever activiteiten uit te voeren of te doen uitvoeren;
- iedere onderaannemer ten overstaan van de onmiddellijk na hem komende onderaannemer;
4° onderaannemer : eenieder die er zich toe verbindt, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, in welk stadium ook, tegen een prijs de aan de aannemer toevertrouwde activiteit of een onderdeel ervan uit te voeren of te laten uitvoeren;
5° inspectie : de ambtenaren die zijn aangewezen om toezicht uit te oefenen op de naleving van deze wet;
6° betrokken werkgever : de aannemer of onderaannemer waarop de schriftelijke kennisgeving in de zin van artikel 49/1 van het Sociaal Strafwetboek betrekking heeft;
7° betrokken werknemers : de werknemers die worden tewerkgesteld door de in 6° bedoelde betrokken werkgever;
8° verschuldigde loon : het loon dat eisbaar is geworden sinds de aanvang van de periode van hoofdelijke aansprakelijkheid zoals bepaald in artikel 35/3, § 4, met uitzondering van de vergoedingen waarop de werknemer recht heeft ingevolge de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 67, 022; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2013-02-11/13, art. 17, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/2

[1 § 1. De opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers die voor de in artikel 35/1, § 1, 1°, bepaalde activiteiten een beroep doen op één of meerdere aannemers of onderaannemers, en die overeenkomstig artikel 49/1 van het Sociaal Strafwetboek door de inspectie, schriftelijk in kennis worden gesteld van de omstandigheid dat hun aannemers of de na hun aannemers komende onderaannemers, op zwaarwichtige wijze tekortschieten in hun verplichting om aan hun werknemers tijdig het loon te betalen waarop deze recht hebben, zijn, in de mate en gedurende de periode zoals bepaald in artikel 35/3, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon aan de betrokken werknemers.

§ 2. Zonder afbreuk te kunnen doen aan de bepalingen in [2 deze afdeling ]2, kan de Koning voor de betrokken sectors bepalen waaraan de contractuele afspraken tussen de opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers die in hun onderlinge rechtsverhoudingen de gevolgen regelen van de in het paragraaf 1 bedoelde kennisgeving, moeten voldoen. Het voormeld koninklijk besluit wordt genomen op eenparig advies van het bevoegde paritair comité of subcomité, of bij ontstentenis van bevoegd of werkend comité, van de Nationale Arbeidsraad. Bij ontstentenis van eenparig advies kan het voormeld besluit slechts worden genomen dan na overleg in de Minsterraad. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 68, 022; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2013-02-11/13, art. 18, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/3

[1 § 1. De in artikel 35/2 bedoelde hoofdelijk aansprakelijkheid houdt in dat de hoofdelijk aansprakelijke gehouden is om onverwijld over te gaan tot betaling aan de betrokken werknemers, van het in § 2 bepaalde loon, wanneer hij hiertoe door middel van een aangetekend schrijven wordt aangemaand, hetzij door één der betrokken werknemers, hetzij door de inspectie.

§ 2. Wanneer de hoofdelijk aansprakelijke rechtstreeks door één der betrokken werknemers wordt aangesproken, heeft de hoofdelijke aansprakelijkheid steeds betrekking op het nog niet betaalde gedeelte van het verschuldigd loon.

   Indien de hoofdelijk aansprakelijke bewijst dat de arbeidstijd die de betrokken werknemer heeft besteed in het raam van de activiteiten die hij hetzij rechtstreeks, hetzij via intermediaire aannemers of onderaannemers laat uitvoeren, beperkt is tot een welbepaald aantal uren, dan heeft de hoofdelijke aansprakelijkheid slechts betrekking op het met deze prestaties overeenstemmend niet-betaalde gedeelte van het verschuldigd loon.

   Indien de hoofdelijke aansprakelijke bewijst dat de betrokken werknemer geen prestaties heeft geleverd in het raam van de activiteiten die hij, hetzij rechtstreeks, hetzij via intermediaire aannemers of onderaannemers, laat uitvoeren, is hij niet hoofdelijk gehouden tot betaling van het loon van de betrokken werknemer.

§ 3. Wanneer de hoofdelijk aansprakelijke wordt aangesproken tot betaling van het loon, door de inspectie, dan heeft de hoofdelijke aansprakelijkheid enkel betrekking op het niet betaalde gedeelte van het verschuldigd loon dat overeenstemt met de prestaties geleverd in het raam van de activiteiten die hij, hetzij rechtstreeks, hetzij via intermediaire aannemers of onderaannemers, laat uitvoeren.

   Wanneer echter niet kan vastgesteld worden welke prestaties de betrokken werknemers hebben geleverd in het raam van de werken die de hoofdelijk aansprakelijke, hetzij rechtstreeks, hetzij via intermediaire aannemers of onderaannemers laat uitvoeren, dan heeft de hoofdelijke aansprakelijkheid betrekking op de betaling aan elke betrokken werknemer die is vermeld op een lijst die samen met de in § 1 bedoelde aanmaning wordt overgemaakt door de inspectie, van een percentage van een door de Koning bepaald minimumloon. Dit percentage is gelijk aan het aandeel, die de activiteiten die door de betrokken werkgever worden uitgevoerd in het raam van de opdracht die de hoofdelijk aansprakelijke, hetzij rechtstreeks, hetzij via intermediaire aannemers of onderaannemers, laat uitvoeren, vertegenwoordigen in de omzet van de betrokken werkgever gedurende een door de Koning bepaalde referteperiode.

§ 4. De periode gedurende dewelke de hoofdelijke aansprakelijkheid geldt, wordt door de inspectie bepaald in de in artikel 35/2 van deze wet bedoelde kennisgeving. Deze periode vangt aan na het verstrijken van 14 werkdagen na de kennisgeving en kan niet langer zijn dan één jaar.

§ 5. De artikelen 1200 tot 1216 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de in de vorige paragrafen bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 69, 022; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Art. 35/4

[1 De betrokken werkgever stelt alle betrokken werknemers in kennis van de door de inspectie conform artikel 49/1 van het Sociaal Strafwetboek verrichte kennisgeving, door op iedere plaats waar hij werknemers tewerkstelt een afschrift van deze kennisgeving aan te plakken.

   De personen aan wie de in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt gericht, dienen een afschrift van de ontvangen kennisgeving aan te plakken op de plaats van de uitvoering van de activiteiten die zij, hetzij rechtstreeks, hetzij via intermediaire aannemers of onderaannemers, laten uitvoeren. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 70, 022; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Art. 35/5

[1 [2 deze afdeling ]2 is niet van toepassing op de opdrachtgever-natuurlijke persoon die de in artikel 35/1 vermelde activiteiten uitsluitend voor privédoeleinden laat uitvoeren. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 71, 022; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2013-02-11/13, art. 19, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/6

[1 Voor de toepassing van de artikelen 3 tot 6, 13 tot 16, 18 en 23 van deze wet wordt de hoofdelijk aansprakelijke voor zover en in de mate waarin deze overeenkomstig het in artikel 35/3, § 1, werd aangemaand tot betaling van het loon, gelijkgesteld met de werkgever. Vanaf de vijfde werkdag na verzending van de aanmaning zijn de in artikel 10 van deze wet bedoelde intresten verschuldigd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 72, 022; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Afdeling 1/1. [1 - Bijzondere regeling die uitsluitend betrekking heeft op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtstreekse contractant, in geval van activiteiten in de bouwsector ]1
Art. 35/6/1

[1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder :
1° activiteiten in de bouwsector : de werken of diensten vermeld :
- in het koninklijk besluit dat de bevoegdheid bepaalt van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
- in het koninklijk besluit dat de bevoegdheid bepaalt van respectievelijk het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor de schoonmaak, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking en het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, en die tevens worden beschouwd als werken in onroerende staat in de zin van artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;
2° rechtstreekse contractant : de opdrachtgever, de aannemer en de intermediaire aannemer, hoofdelijk aansprakelijk binnen de beperkingen en voorwaarden vastgesteld door deze afdeling;
3° opdrachtgever : eenieder die aan een aannemer opdracht geeft om tegen een prijs activiteiten in de bouwsector uit te voeren of te doen uitvoeren;
4° aannemer : eenieder die er zich jegens een opdrachtgever rechtstreeks toe verbindt om tegen een prijs activiteiten in de bouwsector uit te voeren of te doen uitvoeren ten voordele van deze opdrachtgever;
5° intermediaire aannemer : iedere onderaannemer ten overstaan van de na hem komende onderaannemer;
6° onderaannemer : eenieder die er zich jegens, naargelang het geval, een aannemer of een intermediaire aannemer rechtstreeks toe verbindt, in welk stadium ook, tegen een prijs activiteiten in de bouwsector uit te voeren of te doen uitvoeren die toevertrouwd zijn aan deze aannemer of deze intermediaire aannemer;
7° inspectie : de ambtenaren die zijn aangewezen om toezicht uit te oefenen op de naleving van deze wet;
8° gemelde werkgever : de tewerkstellende aannemer of de tewerkstellende onderaannemer op wie de in artikel 49/3 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde schriftelijke kennisgeving betrekking heeft;
9° verschuldigd loon : het loon dat verschuldigd is aan de werknemer maar dat nog niet werd betaald, noch door zijn werkgever, noch door degene die gehouden is om het te betalen voor rekening van deze werkgever, met uitzondering van de vergoedingen waarop de werknemer recht heeft ingevolge de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 13, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 35/6/2

[1 In afwijking van afdeling 1 wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtstreekse contractant in geval van activiteiten in de bouwsector bedoeld in artikel 35/6/3 uitsluitend geregeld door deze afdeling.

   De artikelen 1200 tot 1216 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de door deze afdeling bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 14, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 35/6/3

[1 § 1. De opdrachtgever die voor activiteiten in de bouwsector een beroep doet op een aannemer is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer die tewerkgesteld wordt door deze aannemer en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties die deze werknemer heeft verricht voor die opdrachtgever.

   In afwijking van het eerste lid is de opdrachtgever niet hoofdelijk aansprakelijk, indien hij in het bezit is van een schriftelijke verklaring, ondertekend door hem en door zijn aannemer, waarin :
- genoemde opdrachtgever aan zijn aannemer de coördinaten meedeelt van de internetsite van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg waarin de inlichtingen betreffende het verschuldigd loon zijn opgenomen, en;
- de aannemer van genoemde opdrachtgever bevestigt dat hij het verschuldigd loon aan de werknemers van deze aannemer betaalt en zal betalen.

   In afwijking van het tweede lid is de opdrachtgever, die voor activiteiten in de bouwsector een beroep doet op een aannemer, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer die tewerkgesteld wordt door deze aannemer en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties die deze werknemer heeft verricht voor die opdrachtgever en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties verricht vanaf het verstrijken van een termijn van 14 werkdagen die aanvangt op het ogenblik waarop deze opdrachtgever kennis heeft van het feit dat zijn aannemer niet het volledig of gedeeltelijk loon betaalt dat verschuldigd is aan de werknemers van dezelfde aannemer. Dergelijke kennis is, onder andere, bewezen wanneer de opdrachtgever in kennis gesteld wordt door de inspectie overeenkomstig artikel 49/3 van het Sociaal Strafwetboek.

   Deze paragraaf is niet van toepassing op de opdrachtgever die een natuurlijke persoon is en die activiteiten in de bouwsector uitsluitend voor privédoeleinden laat uitvoeren.

§ 2. De aannemer, bij gebrek aan keten van onderaannemers, of de intermediaire aannemer, in geval van een dergelijke keten, die voor activiteiten in de bouwsector een beroep doen op een onderaannemer zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer die tewerkgesteld wordt door deze onderaannemer en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties die de betrokken werknemer heeft verricht, naargelang het geval, voor die aannemer of voor die intermediaire aannemer.

   In afwijking van het eerste lid zijn de aannemer en de intermediaire aannemer niet hoofdelijk aansprakelijk indien zij in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring, ondertekend door hen en door hun onderaannemer, waarin :
- naargelang het geval, genoemde aannemer en genoemde intermediaire aannemer aan hun onderaannemer de coördinaten meedelen van de internetsite van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg waarin de inlichtingen betreffende het verschuldigd loon zijn opgenomen, en;
- de onderaannemer van genoemde aannemer of genoemde intermediaire aannemer bevestigt dat hij het verschuldigd loon aan zijn werknemers betaalt en zal betalen.

   In afwijking van het tweede lid zijn de aannemer, bij gebrek aan een keten van onderaannemers, en de intermediaire aannemer, in geval van een dergelijke keten, die voor activiteiten in de bouwsector een beroep doen op een onderaannemer, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer die tewerkgesteld wordt door deze onderaannemer en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties die deze werknemer heeft verricht, naargelang het geval, voor die aannemer of voor die intermediaire aannemer en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties verricht vanaf het verstrijken van een termijn van 14 werkdagen die aanvangt op het ogenblik waarop zij kennis hebben van het feit dat hun onderaannemer niet het volledige of gedeeltelijke loon betaalt dat verschuldigd is aan deze werknemer. Dergelijke kennis is, onder andere, bewezen wanneer de aannemer en de intermediaire aannemer in kennis gesteld worden door de inspectie overeenkomstig artikel 49/3 van het Sociaal Strafwetboek.

§ 3. Voor de toepassing van de artikelen 3 tot 6, 10, 13 tot 16, 18 en 23, worden de hoofdelijk aansprakelijke personen, bedoeld in dit artikel, gelijkgesteld met de werkgever. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 15, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 35/6/4

[1 De gemelde werkgever plakt een afschrift van de in artikel 49/3 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde schriftelijke kennisgeving aan op de plaats bedoeld in genoemd artikel 49/3.

   De hoofdelijk aansprakelijke personen bedoeld in de artikelen 35/6/1 tot 35/6/3 plakken, op de plaats bedoeld in artikel 49/3 van hetzelfde Wetboek, een afschrift van de ontvangen kennisgeving aan, indien de gemelde werkgever de aanplakking bedoeld in het eerste lid van dit artikel niet heeft verricht. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 16, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 35/6/5

[1 De volgende organisaties kunnen in de rechtsgeschillen waartoe de toepassing van deze afdeling aanleiding kan geven, in rechte optreden ter verdediging van de rechten van de werknemers, met toestemming van deze laatsten :
1° de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, bedoeld in artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
2° de representatieve vakorganisaties bedoeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° de representatieve vakorganisaties in het aangewezen orgaan van vakbondsoverleg voor de administraties, diensten of instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel niet van toepassing is;
Het optreden van deze organisaties doet geen afbreuk aan het recht van de werknemers om zelf op te treden, zich bij de vordering aan te sluiten of in het geding tussen te komen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 17, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Afdeling 2. - [1 Bijzondere regeling in geval van tewerkstelling van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land ]1
Art. 35/7

[1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder :
1° onderdaan van een derde land : eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, § 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en die geen persoon is die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van de Schengengrenscode;
2° illegaal verblijf : de aanwezigheid op het grondgebied van een vreemdeling die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot en het verblijf op het grondgebied;
3° opdrachtgever : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die opdracht geeft om tegen een prijs activiteiten uit te voeren of te laten uitvoeren;
4° aannemer : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die er zich toe verbindt om tegen een prijs voor een opdrachtgever activiteiten uit te voeren of te laten uitvoeren;
5° hoofdaannemer : de aannemer die, in een keten van onderaannemers, geen intermediaire aannemer is;
6° intermediaire aannemer : iedere onderaannemer ten overstaan van de na hem komende onderaannemers;
7° onderaannemer : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die er zich toe verbindt, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, in welk stadium ook, de aan de aannemer toevertrouwde activiteit of een onderdeel ervan tegen een prijs uit te voeren of te laten uitvoeren;
8° inspectie : de sociaal inspecteurs bedoeld in artikel 17 van het Sociaal Strafwetboek;
9° gemelde werkgever : de tewerkstellende aannemer of onderaannemer, waarop de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde schriftelijke kennisgeving in de zin van artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek betrekking heeft;
10° nog verschuldigd loon : het loon dat verschuldigd is aan de illegaal verblijvende onderdaan van een derde land door zijn werkgever maar die nog niet door deze werkgever werd betaald, met uitzondering van de vergoedingen waarop deze illegaal verblijvende onderdaan van een derde land recht heeft ingevolge de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 21, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/8

[1 In afwijking van [2 afdelingen 1 en 1/1 ]2 van dit hoofdstuk, wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid in geval van tewerkstelling van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land in België door deze afdeling geregeld.

   De artikelen 1200 tot 1216 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de door deze afdeling bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid.

   Voor de toepassing van de artikelen 3 tot 6, 10, 13 tot 16, 18 en 23 van deze wet wordt de hoofdelijk aansprakelijke gelijkgesteld met de werkgever.

   De post- of banktaks mag door de hoofdelijk aansprakelijke bedoeld in deze afdeling niet worden afgetrokken van het nog verschuldigd loon. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 22, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (2)<W 2016-12-11/03, art. 18, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 35/9

[1 De aannemer, buiten het kader van een keten van onderaannemers, of de intermediaire aannemer, in het kader van dergelijke keten, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het door hun rechtstreekse onderaannemer nog verschuldigd loon.

   In afwijking van het eerste lid zijn de aannemer en de intermediaire aannemer niet hoofdelijk aansprakelijk, indien zij in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring waarin hun rechtstreekse onderaannemer bevestigt dat hij geen illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt en zal tewerkstellen.

   In afwijking van het tweede lid zijn de aannemer en de intermediaire aannemer hoofdelijk aansprakelijk vanaf het ogenblik dat zij op de hoogte zijn van het feit dat hun rechtstreekse onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 23, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/10

[1 In geval van een keten van onderaannemers zijn de hoofdaannemer en intermediaire aannemer die op de hoogte zijn van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het door hun onrechtstreekse onderaannemer nog verschuldigd loon dat betrekking heeft op de arbeidsprestaties verricht in hun voordeel vanaf het ogenblik dat zij op de hoogte waren van voormeld feit. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 24, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/11

[1 § 1. De opdrachtgever die op de hoogte is van het feit dat zijn aannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt, is, buiten het kader van een onderaanneming, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het door zijn aannemer nog verschuldigd loon dat betrekking heeft op de arbeidsprestaties verricht vanaf het ogenblik dat hij op de hoogte was van voormeld feit en gepresteerd in het kader van zijn overeenkomst met deze aannemer. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn.

   De opdrachtgever die op de hoogte is van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt, is, in het kader van een onderaanneming, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het door voormelde onderaannemer nog verschuldigd loon dat betrekking heeft op de arbeidsprestaties verricht in zijn voordeel vanaf het ogenblik dat hij op de hoogte was van voormeld feit. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn.

§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de opdrachtgever - natuurlijke persoon die activiteiten uitsluitend voor privédoeleinden laat uitvoeren. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 25, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/12

[1 De gemelde werkgever plakt een afschrift van de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde schriftelijke kennisgeving aan op de plaats bedoeld in artikel 49/2, vierde lid, 3°.

   De hoofdelijk aansprakelijke bedoeld in de artikelen 35/9 tot 35/11 plakt, op de plaats bedoeld in artikel 49/2 van hetzelfde Wetboek, een afschrift van de ontvangen kennisgeving aan, indien de gemelde werkgever de aanplakking bedoeld in het eerste lid niet heeft verricht. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 26, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 35/13

[1 Kunnen in de rechtsgeschillen waartoe de toepassing van deze afdeling aanleiding kan geven, in recht optreden ter verdediging van de rechten van de in België illegaal verblijvende onderdaan van een derde land die er tewerkgesteld is of was :
1° de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, bedoeld in artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
2° de representatieve vakorganisaties bedoeld in de wet van 19 december 1974 tot de regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° de representatieve vakorganisaties in het aangewezen orgaan van vakbondsoverleg voor de administraties, diensten of instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot de regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel niet van toepassing is;
4° het [2 interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme ]2 , alsook elke andere door de Koning bepaalde instelling van openbaar nut en vereniging bedoeld door of krachtens artikel 8, eerste lid, 4°, van de wet van 11 februari 2013 tot vaststelling van sancties en maatregelen voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

   Het optreden van de organisaties, instellingen van openbaar nut en verenigingen laat het recht van de illegaal verblijvende onderdaan van een derde land, bedoeld in het eerste lid, onverkort om zelf op te treden, zich bij een vordering aan te sluiten of in het geding tussen te komen.

   De organisaties, instellingen van openbaar nut en verenigingen, bedoeld in het eerste lid, mogen optreden zonder een vorm van machtiging van de illegaal verblijvende onderdaan van een derde land. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 27, 023; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (2)<W 2013-08-17/43, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 15-03-2014>
HOOFDSTUK VII. - Toezicht
Art. 36

De werkgevers, met uitzondering van de door artikel 1, tweede lid, 2°, bedoelde personen, moeten zich schikken naar de bepalingen van de besluiten genomen ter uitvoering van (het koninklijk besluit nr 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten ). <W 1998-02-13/32, art. 59, 009; Inwerkingtreding : 01-03-1998>

   De Koning kan het geheel of een deel van de bepalingen van (het voormelde koninklijk besluit nr 5 van 23 oktober 1978 ) en van de uitvoeringsbesluiten ervan toepasselijk maken op de door artikel 1, tweede lid, 2°, bedoelde personen. <W 1998-02-13/32, art. 59, 009; Inwerkingtreding : 01-03-1998>

Art. 37

[1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.

   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. ]1

(1)<W 2010-06-06/06, art. 47, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 38

[1 opgeheven ]1

(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 39

(opgeheven ) <W 1989-12-22/31, art. 205, 004; Inwerkingtreding : 09-01-1990>

Art. 40

(opgeheven ) <W 1989-12-22/31, art. 205, 004; Inwerkingtreding : 09-01-1990>

Art. 41

Zullen door de keurders der maten en gewichten worden in beslag genomen en zullen worden verbeurd verklaard en vernietigd, de valse maten en gewichten en alle valse meet- of weegtoestellen alsook de gewichten, maten en toestellen die niet voldoen aan de eisen van deze wet.

   Zullen door de ambtenaren voor de keuring of het toezicht aangesteld, worden in beslag genomen en teruggegeven na het vonnis, de toestellen die geen andere onregelmatigheden dan het ontbreken der keurmerken zouden vertonen.

HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art. 42

[1 opgeheven ]1

(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 43

[1 opgeheven ]1

(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 44

[1 opgeheven ]1

(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 45

[1 opgeheven ]1

&bsp;(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 46

[1 opgeheven ]1

(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
HOOFDSTUK IX. _ Algemene bepalingen.
Art. 47

De nietigheid van de overeenkomst kan niet worden ingeroepen ten aanzien van loonaanspraken die steunen op het verrichten van arbeid:
1° ingevolge een overeenkomst nietig wegens overtreding van bepalingen die de regels van de arbeidsverhoudingen tot voorwerp hebben;
2° in speelzalen;
[1 3° door een werknemer die zich prostitueert. ]1

(1)<W 2022-02-21/06, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 31-03-2022>
Art. 47bis

[1 Het loon wordt beschouwd als niet uitbetaald wanneer zulks is gebeurd met overtreding van de bepalingen van de artikelen 4 tot 6, 11, tweede en derde lid, 13, 14, 16 en 17 en de besluiten genomen ter uitvoering van die bepalingen. ]1

(1)<W 2010-06-06/06, art. 10, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 47ter

(Inhoud van vorig Art. 47bis. ) <W 16-3-1971, art. 61> Overeenkomstig artikel 119 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, kan iedere werknemer bij het bevoegde rechtscollege een vordering instellen om het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers te doen toepassen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2010-06-06/06, art. 10, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 48

De bepaling van artikel 3 van deze wet doet geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 6 van de wet van 27 november 1891 tot beteugeling der landloperij en der bedelarij.

Art. 49

<Wijzigingsbepalingen>.

Art. 50

<Wijzigingsbepaling>.

Art. 51

<Wijzigingsbepalingen>.

Art. 52

<Wijzigingsbepalingen>.

Art. 53

De Koning kan de bestaande wetsbepalingen wijzigen om de tekst ervan in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet.

Art. 54

Opgeheven worden:
1° de wet van 16 augustus 1887 tot regeling van de uitbetaling der bezoldiging van de bij een arbeidsovereenkomst verbonden werknemers,gewijzigd bij de wetten van 17 juni 1896,7 juni 1936 en 22 maart 1940,bij de besluitwet van 20 september 1945,bij de wet van 22 juni 1953 en bij het koninklijk besluit van 13 oktober 1953;
<Opheffingsbepaling>
3° de wet van 11 april 1896 houdende uitvoering van de wet van 16 augustus 1887,waarbij de betaling van de lonen aan de werklieden wordt geregeld;
<Opheffingsbepaling>
5° de wet van 30 juli 1901 tot regeling van de berekening van de arbeid der werklieden,gewijzigd bij koninklijk besluit van 15 maart 1954;
6° De wet van 21 ventôse jaar IX.

Art. 55

(..... ) <W 21-11-1969, art. 70>

Art. 56

56. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de vierde maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Inhoudstabel
HOOFDSTUK I. _ Werkingssfeer (Art. 1)
HOOFDSTUK II. - Bescherming van het loon (Art. 3)
HOOFDSTUK III. _ Meting van de arbeid. (Art. 19)
HOOFDSTUK IV. - Inhoudingen op het loon. (Art. 23)
HOOFDSTUK V. - (..... ) <W 10-10-1967, art. 2, art. 35, 31°>. (Art. 24)
HOOFDSTUK VI. - Procedure betreffende de overdracht van het loon. (Art. 27)
HOOFDSTUK VI/1. [1 - Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van het loon ]1
Afdeling 1. - [1 Algemene regeling ]1 (Art. 35/1)
Afdeling 1/1. [1 - Bijzondere regeling die uitsluitend betrekking heeft op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtstreekse contractant, in geval van activiteiten in de bouwsector ]1 (Art. 35/6/1)
Afdeling 2. - [1 Bijzondere regeling in geval van tewerkstelling van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land ]1 (Art. 35/7)
HOOFDSTUK VII. - Toezicht (Art. 36)
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen. (Art. 42)
HOOFDSTUK IX. _ Algemene bepalingen. (Art. 47)