Info



Tekst


Hoofdstuk 1. - Inleidende bepaling
Art. 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Hoofdstuk 2. - Toepassingsgebied
Art. 2

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
1° aannemer: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die zich er toe verbindt om voor rekening van een ander en tegen rechtstreekse of onrechtstreekse vergoeding, in volledige onafhankelijkheid maar zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid, een bepaald onroerend werk op woningen die in België gelegen zijn te verrichten waarvoor de tussenkomst van een architect verplicht is krachtens artikel 4 van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect;
2° architect: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ertoe gemachtigd is het beroep van architect uit te oefenen overeenkomstig artikel 2 van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect wanneer zijn tussenkomst wettelijk verplicht is krachtens artikel 4 van dezelfde wet en voor zover zijn of haar activiteit betrekking heeft op in België uitgevoerde werken en geleverde prestaties;
3° andere dienstverleners in de bouwsector: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, andere dan bouwpromotoren, die voor rekening van een derde en mits rechtstreekse of onrechtstreekse vergoeding zich ertoe verbindt, in volledige onafhankelijkheid maar zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid, immateriële prestaties te verrichten die betrekking hebben op een bepaald onroerend werk op woningen die in België gelegen zijn. Het betreft onroerende werken waarvoor de tussenkomst van de architect verplicht is krachtens artikel 4 van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect;
4° woning: gebouw bestemd voor bewoning;
Hieronder wordt verstaan een gebouw of het gedeelte van een gebouw, inzonderheid een eengezinswoning of een appartement, dat van bij de aanvang van de onroerende werken wegens zijn aard uitsluitend of hoofdzakelijk is bestemd voor bewoning door een gezin of door een alleenstaande, en waar de verschillende gezinsactiviteiten worden uitgeoefend.

   Zijn geen woning in de zin van deze omschrijving: de kamers in gemeenschappelijke gebouwen, d.w.z. de gebouwen waarvan ten minste één woonplaats of een sanitair lokaal wordt gebruikt door meerdere personen die onderling geen familiale band met elkaar hebben.

   De Koning kan specifieke vormen van bewoning uitsluiten van het begrip woning.
[1 verzekeringsonderneming: de verzekeringsonderneming zoals gedefinieerd door artikel 5, 6°, en 7°, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen; ]1
[1 6° de FSMA: de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
7° de minister: de minister bevoegd [2 voor Verzekeringen; ]2 ]1
[2 8° gesloten ruwbouw: de elementen die bijdragen tot de stabiliteit of de stevigheid van het bouwwerk alsook de elementen die voor de wind- en waterdichtheid van het bouwwerk zorgen. ]2

(1)<W 2018-07-30/47, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2018> (2)<W 2019-05-09/16, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 3

Voor de toepassing van deze wet wordt met verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid bedoeld, de verzekering die de burgerlijke aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek dekt, voor een periode van tien jaar na de aanvaarding van de werken, beperkt tot de soliditeit, stabiliteit en waterdichtheid van de gesloten ruwbouw, wanneer deze laatste de soliditeit of de stabiliteit van de woning in gevaar brengt, met uitsluiting van:
1° de schade ingevolge radioactiviteit;
2° de schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels [1 ... ]1;
3° de schade van esthetische aard;
4° de zuivere immateriële schade;
5° de zichtbare schade of schade die door de verzekerde is gekend op het moment van voorlopige oplevering of die rechtstreeks volgt uit fouten, gebreken of wanprestaties door hem gekend op het moment van voormelde oplevering;
6° de schade ingevolge niet-accidentele pollutie;
7° de meerkosten voortvloeiend uit de wijzigingen en/of verbeteringen aan de woning na schadegeval;
8° de materiële en immateriële schade lager dan 2 500 euro. Dit bedrag is verbonden met de ABEX-index, met als basisindex deze van het eerste semester van 2007 en de index te weerhouden voor de indexatie zijnde deze op het moment van de aangifte van het schadegeval;
[1 9° schade voor dewelke de regelgeving een financiële tussenkomst voorziet ten voordele van slachtoffers van terreurdaden. ]1

   De uitsluitingen bepaald in de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen zijn eveneens van toepassing.

(1)<W 2019-05-09/16, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 4

Wordt beschouwd als verzekerde, elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die het beroep van architect, aannemer of andere dienstverlener van de bouwsector uitoefent en die vermeld wordt in de verzekeringsovereenkomst, evenals zijn aangestelden en onderaannemers.

   Het personeel, de stagiairs, de leerlingen en andere medewerkers van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het beroep van architect, aannemer of andere dienstverlener van de bouwsector uitoefenen, worden beschouwd als zijn aangestelden wanneer zij voor zijn rekening handelen.

   Zijn eveneens gedekt in het geval van een rechtspersoon, de bestuurders, zaakvoerders, leden van het directiecomité en alle andere organen van de rechtspersoon die belast zijn met het beheer of het bestuur van de rechtspersoon, welke de benaming van hun functie ook is, wanneer zij handelen voor rekening van de rechtspersoon in het kader van de uitoefening van het beroep van architect, van aannemer of van andere dienstverlener in de bouwsector.

Hoofdstuk 3. - Verplichting tot verzekering
Art. 5

Iedere architect, aannemer of andere dienstverlener van de bouwsector waarvan de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid in het gedrang kan komen als gevolg van handelingen die hij beroepshalve op in België gelegen woningen verricht of van handelingen van zijn aangestelden, wordt verplicht gedekt door een verzekering bedoeld in artikel 3.

Art. 6

In de verzekeringsovereenkomst mag de dekking van de aansprakelijkheid bedoeld in artikel 3, per schadegeval, voor het totaal van de materiële en immateriële schade niet lager zijn dan :
1° 500 000 euro, ingeval de waarde van de wederopbouw van het gebouw bestemd voor bewoning 500 000 euro overstijgt;
2° de waarde van de wederopbouw van de woning, indien de waarde van de wederopbouw van het gebouw bestemd voor bewoning minder bedraagt dan 500 000 euro.

   De bedragen bedoeld in het eerste lid zijn gekoppeld aan de ABEX-index, met als basisindex deze van het eerste semester van 2007 en de index te weerhouden voor de indexatie zijnde deze op het moment van de aangifte van het schadegeval.

Art. 7

De waarborg van de verzekering bedoeld in artikel 3 dekt de schade opgelopen gedurende de periode van tien jaar volgend op de aanvaarding van de werken en die het gevolg is van de aansprakelijkheid van de verzekeringsplichtige.

Art. 8

De verzekeringen bedoeld in deze wet en die de aansprakelijkheid dekken van de aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector mogen worden onderschreven ofwel onder de vorm van een jaarpolis ofwel onder de vorm van een polis per project.

   Deze verzekeringen kunnen deel uitmaken van een globale verzekering onderschreven voor rekening van alle verzekeringsplichtigen die op een bepaalde werf moeten optreden. In dit geval is de verzekeringnemer, behoudens andersluidend beding, steeds verzekerd.

   In het geval dat er een globale verzekering wordt onderschreven voor een project, zullen alle betrokkenen, die door deze globale verzekering worden gedekt, vrijgesteld zijn van een individuele verzekering voor dat project.

Art. 9

[1 In afwijking van artikel 5, moet de aannemer, de architect of de andere dienstverlener in de bouwsector, wanneer hij zijn activiteit uitoefent als ambtenaar bij de overheid of een daarvan afhankelijk orgaan, niet gedekt zijn door een verzekering tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid op voorwaarde dat deze wordt gedekt door de overheid of het daarvan afhankelijk orgaan.

   Bij gebrek aan een verzekering is de overheid of het daarvan afhankelijk orgaan aansprakelijk ten aanzien van de benadeelden onder dezelfde voorwaarden als de verzekeringsonderneming overeenkomstig de grenzen van de waarborg zoals bepaald bij de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen; op hen worden de nadere regels en voorwaarden inzake verzekering toegepast die de Koning heeft bepaald in uitvoering van deze wet. ]1

(1)<W 2019-05-09/16, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Hoofdstuk 4. - Tariferingsbureau
Art. 10

§ 1. Met het oog op het verzekeren van de dekking voor de risico's bedoeld in deze wet, kan de Koning een Tariferingsbureau oprichten dat tot taak heeft het vaststellen van de premie en van de voorwaarden waaronder een verzekeringsonderneming een persoon dekt die gehouden is tot de verzekeringsplicht krachtens deze wet, en die geen dekking vindt op de reguliere markt.

   Het Tariferingsbureau wordt niet beschouwd als een verzekeringstussenpersoon in de zin van artikel 5, 20°, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.

§ 2. Iedere persoon onderworpen aan de verzekeringsplicht krachtens deze wet kan bij het Tariferingsbureau een aanvraag indienen als ten minste drie verzekeringsondernemingen waartoe de persoon zich heeft gewend, geweigerd hebben hem een dekking toe te staan.

   De Koning kan bijkomende voorwaarden vastleggen voor aanvaarding van de verzekeringsaanvraag en deze moduleren voor bepaalde risicocategorieën die Hij bepaalt.

   Het Tariferingsbureau legt de premie vast rekening houdend met het risico dat de verzekeringnemer vertoont. [1 Het kan voorwaarden opleggen ter beperking van het risico dat de verzekeringnemer vertoont. In het geval dat het Bureau weigert een premie vast te stellen, motiveert het zijn beslissing. ]1

   [1 De Koning legt de voorwaarden vast voor de werking van het Bureau, hierin begrepen de wijze van risicobeheer en de verplichtingen van de verzekeringsondernemingen. ]1

§ 3. Het Tariferingsbureau bestaat uit vijf leden die de verzekeringsondernemingen vertegenwoordigen, twee leden die de architecten vertegenwoordigen, twee leden die de aannemers vertegenwoordigen en één lid dat de consumenten vertegenwoordigt. De leden worden door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar.

   Zij worden gekozen uit een dubbele lijst die wordt voorgesteld door de beroepsverenigingen van de verzekeringsondernemingen, de verenigingen die de architecten vertegenwoordigen, de verenigingen die de aannemers vertegenwoordigen en de verenigingen die de belangen vertegenwoordigen van de consumenten.

   De Koning benoemt, voor een termijn van zes jaar, een voorzitter die geen deel uitmaakt van voorgaande categorieën.

   De Koning legt de vergoedingen vast waarop de voorzitter en de leden van het Tariferingsbureau recht hebben.

   De Koning duidt eveneens voor elk lid een plaatsvervanger aan. De plaatsvervangende leden worden op dezelfde manier gekozen als de effectieve leden.

   Het Tariferingsbureau kan zich laten bijstaan door deskundigen, die geen stemrecht hebben.

   De minister bevoegd voor Verzekeringen kan een waarnemer in het Tariferingsbureau afvaardigen.

§ 4. Het Tariferingsbureau rapporteert jaarlijks over haar werking. Dit rapport bevat eveneens een analyse van de tariefvoorwaarden toegepast door de verzekeraars. Dit wordt onverwijld overgemaakt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

[1 § 5. Tenzij de Koning er anders over beslist, oefent het Bureau zijn activiteiten uit bij het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds, bedoeld in artikel 19bis-2 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.".

§ 6. Het Bureau stelt zijn huishoudelijk reglement op en onderwerpt het aan de goedkeuring van de minister.

§ 7. Het Tariferingsbureau vertrouwt het beheer van de door hem getarifeerde risico's toe aan een of meer verzekeringsondernemingen die lid zijn van de Compensatiekas bedoeld in artikel 10/1. ]1

(1)<W 2018-07-30/47, art. 97, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. 10/1.

[1 § 1. De minister erkent, onder de voorwaarden die door de Koning bepaald zijn, een compensatiekas die als opdracht heeft, de resultaten van het beheer van de risico's die onder de voorwaarden van het Bureau zijn getarifeerd te verdelen, en te voorzien in de werkingskosten van het Bureau.

   De Compensatiekas kan dezelfde zijn als deze waarin voorzien is bij artikel 132 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.

§ 2. De minister keurt de statuten goed en regelt de controle op de activiteit van de Compensatiekas. Hij wijst de handelingen aan die in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt. Zo nodig stelt hij de Compensatiekas in.

§ 3. De verzekeringsondernemingen die de verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid aanbieden, zijn hoofdelijk gehouden aan de Compensatiekas de stortingen te doen die nodig zijn voor het volbrengen van haar opdracht en om haar werkingskosten te dragen, voor wat betreft de risico's getarifeerd op basis van artikel 10.

   Indien de Compensatiekas door de minister is ingesteld, legt een ministerieel besluit de regels vast voor het berekenen van de stortingen die door de verzekeringsondernemingen moeten worden gedaan.

§ 4. De minister kan de erkenning intrekken indien de Compensatiekas niet handelt overeenkomstig de wetten, reglementen of haar statuten.

   In dat geval kan de FSMA alle passende maatregelen nemen tot vrijwaring van de rechten van de verzekeringsnemers, de verzekerden en de benadeelden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/47, art. 98, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Hoofdstuk 5. - Bewijs
Art. 11

§ 1. De verzekeringsonderneming stelt ten laatste op 31 maart van elk jaar aan de Raad van de Orde van Architecten een elektronische lijst ter beschikking van de architecten die bij haar een verzekeringsovereenkomst gesloten hebben met vermelding van het ondernemingsnummer en de naam van de architect, het nummer van de verzekeringspolis en de begin- en einddatum van de verzekeringsdekking.

   De verzekeringsonderneming of de architect kan een verzekeringsovereenkomst niet opzeggen zonder hiervan de bevoegde Raad van de Orde van Architecten per aangetekende zending te hebben verwittigd, ten laatste 15 dagen voor de inwerkingtreding van de opzegging waarvan hij tegelijkertijd de datum meedeelt.

   De verzekeringsonderneming stelt trimestrieel de Raad van de Orde van Architecten via een elektronische lijst in kennis van de verzekeringsovereenkomsten die opgezegd of geschorst zijn, of waarvan de dekking geschorst werd.

§ 2.De verzekeraars die hun zetel hebben in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte bezorgen aan de Orde van Architecten een attest waaruit blijkt dat de dekking gelijkwaardig of in wezen vergelijkbaar is met een verzekering die conform deze wet en haar uitvoeringsbesluiten is. Een aanvullende garantie kan desgevallend worden geëist als de verzekeringsdekking niet in overeenstemming met deze wet blijkt te zijn.

   De verzekeringsonderneming of de architect kan een verzekeringsovereenkomst niet ontbinden zonder hiervan de bevoegde Raad van de Orde van Architecten per aangetekende brief te hebben verwittigd, ten laatste 15 dagen voor de inwerkingtreding van de opzegging waarvan hij tegelijkertijd de datum meedeelt.

   De verzekeringsonderneming stelt trimestrieel de Raad van de Orde van Architecten via een lijst in kennis van de verzekeringsovereenkomsten die opgezegd of geschorst zijn, of waarvan de dekking geschorst werd.

§ 3. De architectuurovereenkomst vermeldt [1 ... ]1 de contactgegevens van de Raad van de Orde van architecten die kan worden geraadpleegd met het oog op de naleving van de verzekeringsplicht.

[1 § 4. Wanneer het beroep van architect uitgeoefend wordt door een rechtspersoon conform deze wet, zijn alle zaakvoerders, werkende vennoten, bestuurders en leden van het directiecomité hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de verzekeringspremies. ]1

(1)<W 2019-05-09/16, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 12

§ 1. Alvorens enig onroerend werk aan te vatten, overhandigen de aannemers en de andere dienstverleners in de bouwsector een verzekeringsattest:
1° aan de bouwheer en;
2° aan de architect. Indien nodig eist hij het attest op.

   Een exemplaar van het attest moet worden overhandigd op het eerste verzoek van de ambtenaar bedoeld in artikel 14.

   [1 In geval van overdracht van de zakelijke rechten vóór afloop van de periode van de dekking van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid, kan de authentieke akte betreffende de vervreemding van zakelijke rechten op in België gelegen woningen enkel ontvangen worden na raadpleging door de notaris van het register bedoeld in artikel 19/1. Het resultaat van deze raadpleging wordt vermeld in de akte. In de hypothese van een door gerechtelijke beslissing bevolen verkoop, is diegene die de verkoop vordert, verplicht in de authentieke akte of in het proces-verbaal van openbare toewijzing te doen vermelden:
a) of hij kennis heeft van het bestaan van een dergelijke verzekering zoals bedoeld in artikel 3;
b) in voorkomend geval: ofwel dat het verzekeringsattest beschikbaar is en bezorgd zal worden aan de verkrijger, ofwel, de onmogelijkheid om het verzekeringsattest te bezorgen;
c) in voorkomend geval en als hij er kennis van heeft: de naam van de verzekeringsonderneming en het nummer van de verzekeringspolis. ]1

   [1 ... ]1

   [1 ... ]1

[2 § 1/1. Alle contractuele documenten opgesteld door een architect, aannemer of andere dienstverlener in de bouwsector vermelden:
1° de naam en het ondernemingsnummer van de verzekeringsonderneming;
2° het nummer van de verzekeringsovereenkomst. ]2

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, wordt, wanneer alle dienstverleners in de bouwsector gedekt zijn door een globale verzekering, een globaal attest overhandigd aan de architect en/of bouwheer, indien zij niet de verzekeringnemers zijn.

§ 3. Op de werf dient elke aannemer of andere dienstverlener in de bouwsector een exemplaar van het attest bedoeld in paragraaf 1, te kunnen overhandigen op het eerste verzoek.

§ 4. De verzekeraar bevestigt, door middel van de afgifte van een attest, dat de verzekeringswaarborgen beantwoorden aan deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. [2 Dit attest herneemt enkel de gegevens vermeld in artikel 19/2, tweede lid. ]2

   De Koning kan de vorm en de nadere regels van dit attest bepalen.

(1)<W 2018-07-30/47, art. 99, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2018> (2)<W 2019-05-09/16, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Hoofdstuk 6. - Borgstelling
Art. 13

In afwijking van artikel 5 kan de aannemer, de architect of de andere dienstverlener in de bouwsector een borgtocht stellen waarvan de voorwaarden en de nadere regels van neerlegging en vrijmaking door de Koning worden bepaald. Deze borgstelling beantwoordt aan dezelfde waarborgvereisten als de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid.

   De bepalingen van artikel 12 zijn van toepassing op het attest van borgstelling dat wordt afgeleverd door de instelling die de borgstelling toekent.

Hoofdstuk 7. Opsporing, vaststelling en beteugeling van de inbreuken begaan door de aannemer en de andere dienstverlener in de bouwsector
Art. 14

§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren van de lokale en federale politie, zijn de door de Koning aangestelde ambtenaren gemachtigd om toezicht te houden op de toepassing van deze wet.

§ 2. Aan elke natuurlijke of rechtspersoon, die de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten niet naleeft, kan door deze ambtenaren een waarschuwing worden gericht.

   De waarschuwing vermeldt:
1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden bepalingen;
2° het gevolg dat aan de waarschuwing wordt gegeven en de termijn waarbinnen dit gebeurt;
3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, ofwel de procureur des Konings ingelicht zal worden ofwel die transactieprocedure bedoeld in paragraaf 4 toegepast zal worden. De waarschuwing vermeldt de gekozen actie.

§ 3. Het door deze ambtenaren opgestelde proces-verbaal heeft bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

   Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen vijftien dagen na vaststelling van de inbreuk aan de overtreder bij aangetekende zending toegestuurd.

§ 4. Op basis van het proces-verbaal bedoeld in paragraaf 3, kunnen de door de Koning aangestelde ambtenaren een som voorstellen, waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder de strafvordering doet vervallen.

   De tarieven alsook de betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.

   De geldsom bedoeld in het tweede lid mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.

   In geval van toepassing van het eerste lid wordt het proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings als de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot transactie of de voorgestelde geldsom niet heeft betaald binnen de daarvoor bepaalde termijn.

   De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij een rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort.

§ 5. De inbreuken van de aannemer en de andere dienstverlener in de bouwsector op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden bestraft met een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 10 000 euro.

Hoofdstuk 8. - Opsporing, vaststelling en beteugeling van de inbreuken begaan door de architect
Art. 15

[1 Onverminderd artikel 19, worden de inbreuken van de architect op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten ]1 bestraft met een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 10 000 euro.

(1)<W 2019-05-09/16, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 16

§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren van de lokale en federale politie, zijn de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de artikelen 5 en 12, § 1, eerste lid, 2°, op te sporen en vast te stellen.

§ 2. De door deze ambtenaren opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

   Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen dertig dagen na vaststelling van de inbreuk aan de overtreder bij aangetekende zending met ontvangstmelding betekend of hem overhandigd. Het proces-verbaal kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de mededeling per fax of elektronische post wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd.

§ 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren de bijstand van de politiediensten vorderen.

§ 4. Onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur, oefenen de gemachtigde ambtenaren de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal voor wat betreft de taken van opsporing en vaststelling van de in deze wet bepaalde inbreuken.

§ 5. In geval van toepassing van artikel 18 worden de in paragraaf 2 bedoelde processen-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings, wanneer de overtreder de transactie niet heeft aanvaard.

§ 6. De opsporing en de vaststelling van de inbreuken, bedoeld in deze wet, gebeuren overeenkomstig de desbetreffende bepalingen, bedoeld in Titel 1, Hoofdstuk 1, van Boek XV van het Wetboek van economisch recht.

Art. 17

Wanneer zij een inbreuk vaststellen op de artikelen 5 en 12, § 1, eerste lid, 2°, kunnen de in artikel 16, § 1, bedoelde ambtenaren aan de overtreder een waarschuwing richten waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 18

De ambtenaren die zijn aangesteld door de minister bevoegd voor Economie kunnen aan de architect een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 19

Wordt gestraft met een geldboete van niveau 1, overeenkomstig artikel XV.70 van het Wetboek van economisch recht, elke inbreuk begaan door de architect [1 op artikel ]1 12, § 1, eerste lid, 2°.

(1)<W 2019-05-09/16, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Hoofdstuk 8/1. [1 - Register ]1
Art. 19/1.

[1 Teneinde het bestaan van een verzekeringsovereenkomst onderschreven krachtens artikel 5 na te gaan door de personen hiertoe bevoegd verklaard overeenkomstig artikel 19/3, wordt een register tot stand gebracht van de verplichte verzekeringsovereenkomsten van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid.

   De verwerkingsverantwoordelijke van het register, in de zin van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, is de Beroepsverening van de Verzekeringsondernemingen.

   Na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, bepaalt de Koning de nadere regels voor het doorgeven, de registratie, de bewaring en de toegang tot de gegevens in het register. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/47, art. 101, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. 19/2.

[1 Elke verzekeringsonderneming geeft bij het afsluiten van een verzekeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 3, het attest bedoeld in artikel 12, § 4, door aan het register bedoeld in artikel 19/1.

   Het attest bevat enkel de volgende gegevens:
1° het type van verzekeringsdekking;
2° het nummer van de verzekeringspolis;
3° het bedrag van de waarborg per schadegeval voor het totaal van de materiële en immateriële schade;
4° de naam, het logo en het registratienummer van de verzekeringsonderneming bij de Nationale Bank;
5° het adres van de maatschappelijke zetel van de verzekeringsonderneming;
6° de contactpersoon bij de verzekeringsonderneming;
7° de handtekening van de persoon die de verzekeringsonderneming vertegenwoordigt;
8° de namen en voornamen van de verzekerde indien het gaat om een natuurlijke persoon;
9° de bedrijfsnaam, indien het gaat om een rechtspersoon;
10° het kantooradres van de verzekerde of zijn maatschappelijke zetel, indien het gaat om een rechtspersoon;
11° het btw-nummer van de verzekerde of zijn ondernemingsnummer, indien het gaat om een rechtspersoon;
12° de verzekerde activiteit;
13° het adres van het betrokken onroerend goed;
14° de aard van de uitgevoerde werken;
15° de kadastrale gegevens;
16° de verwijzingen naar de stedenbouwkundige vergunning;
17° de datum van afgifte van de stedenbouwkundige vergunning;
18° de vermelding dat de dekking voor een periode van 10 jaar vanaf de dag van aanvaarding van de werken geldt;
19° de overdraagbaarheid van het attest;
20° de uitsluitingen en de vermelding dat de uitsluitingen voorzien door de wet van 4 april 2014 van toepassing zijn;
21° de overeenstemming van het attest met de wet;
22° de datum. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/47, art. 102, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. 19/3.

[1 De machtiging om toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 19/2, of om er mededeling van te verkrijgen wordt verleend:
1° aan de architecten in het kader van de taak die hun is toevertrouwd door artikel 12, § 1, eerste lid, 2° ;
2° aan de notarissen in het kader van de taak die hun is toevertrouwd door artikel 12, § 1, derde lid;
3° aan de door de Koning aangestelde ambtenaren in het kader van hun opdrachten van opsporing, vaststelling en beteugeling van de inbreuken begaan door de aannemer en de andere dienstverlener in de bouwsector bedoeld in artikel 14;
4° aan de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren in het kader van het opdrachten van opsporing, vaststelling en beteugeling van de inbreuken begaan door de architect bedoeld in de artikelen 15 tot 19;
5° aan de Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/47, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Hoofdstuk 9. - Wijzigingen van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect
Art. 20

§ 1. In de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect worden opgeheven:
artikel 9;
2° artikel 11, vierde lid.

§ 2. In artikel 2, § 4, van dezelfde wet, gewijzigd door de wetten van 15 februari 2006, 20 juli 2006, 21 november 2008 en 22 december 2008, worden de woorden "artikel 9" vervangen door de woorden "de wet van xxxx betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid van aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect".

Hoofdstuk 10. - Slotbepalingen
Art. 20/1.

[1 Deze wet wordt ook "Wet betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid in de bouwsector" genoemd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-09/16, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 21

De bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten onderschreven vanaf de inwerkingtreding van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten.

   De verzekeringsondernemingen gaan over tot de formele aanpassing van de verzekeringsovereenkomsten en andere verzekeringsdocumenten aan de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten ten laatste op de datum van wijziging, hernieuwing, verlenging of omvorming van de lopende overeenkomsten.

   Zij geldt voor werken in onroerende staat waarvan de definitieve stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd na inwerkingtreding van deze wet.

   [1 Gedurende een jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet, is indien het gaat om een overeenkomst als bedoeld bij artikel 1 van de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen, de wet van toepassing op onroerende werken voor dewelke de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning later valt dan de inwerkingtreding van deze wet. ]1

(1)<W 2019-05-09/16, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 22
Inhoudstabel
Hoofdstuk 1. - Inleidende bepaling (Art. 1)
Hoofdstuk 2. - Toepassingsgebied (Art. 2)
Hoofdstuk 3. - Verplichting tot verzekering (Art. 5)
Hoofdstuk 4. - Tariferingsbureau (Art. 10)
Hoofdstuk 5. - Bewijs (Art. 11)
Hoofdstuk 6. - Borgstelling (Art. 13)
Hoofdstuk 7. Opsporing, vaststelling en beteugeling van de inbreuken begaan door de aannemer en de andere dienstverlener in de bouwsector (Art. 14)
Hoofdstuk 8. - Opsporing, vaststelling en beteugeling van de inbreuken begaan door de architect (Art. 15)
Hoofdstuk 8/1. [1 - Register ]1 (Art. 19/1.)
Hoofdstuk 9. - Wijzigingen van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect (Art. 20)
Hoofdstuk 10. - Slotbepalingen (Art. 20/1.)