<W 2006-12-27/30, art. 179, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2007, voor wat het vertrekvakantiegeld uitbetaald na 31 december 2006 betreft, zie W 2006-12-27/30, art. 187> § 1. Wanneer een bediende of de leerling-bediende onder de wapens geroepen wordt of wanneer de beroepsloopbaanonderbreking zoals bepaald bij artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen een aanvang neemt, of wanneer een periode van tijdskrediet zoals bepaald in artikel 3, § 1, 1°, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 in vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, zoals beoogd in artikel 103bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen een aanvang neemt of wanneer zijn contract een einde neemt, betaalt zijn werkgever hem, bij zijn vertrek, 15,34 pct. der bij hem tijdens het lopend vakantiedienstjaar verdiende brutowedde, eventueel verhoogd met een fictieve wedde voor met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking.
Heeft de bediende of de leerling-bediende de op vorig dienstjaar betrekking hebbende vakantie nog niet genoten, dan betaalt de werkgever hem bovendien 15,34 pct. der bij hem tijdens dat vakantiedienstjaar verdiende brutowedden, eventueel verhoogd met een fictieve wedde voor met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking.
De vorige leden zijn ook van toepassing op de bedienden tewerkgesteld in het kader van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
[6 § 1/1. Voor de betaalde voetbalspelers die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst volgens de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars wordt het enkel vertrekvakantiegeld en het dubbel vertrekvakantiegeld als volgt berekend:
1° Het enkel vertrekvakantiegeld is gelijk aan de helft van:
- Voor het vast gedeelte van de wedde: per werkelijk gepresteerde of ermee gelijkgestelde maand in de loop van het vakantiejaar bij de huidige werkgever een toeslag gelijk aan 1/12 van 100 pct. van de normaal verdiende vaste brutowedde van de maand van vertrek;
- Voor het veranderlijk gedeelte van de wedde: per gepresteerde of daarmee gelijkgestelde maand tijdens het vakantiejaar bij de huidige werkgever een toeslag van 1/12 van de volledige contractuele of overeengekomen bruto winstpremie van de eerste ploeg in de Belgische nationale competitie van toepassing op de eerste competitiewedstrijd van het nieuwe seizoen in het vakantiedienstjaar, ongeacht het feit of de speler effectief aan deze wedstrijd heeft deelgenomen. In geval de betaalde voetbalspeler op dat ogenblik niet in dienst was van de huidige werkgever dient de berekening te gebeuren op de eerste normale verschuldigde winstpremie.
Het enkel vertrekvakantiegeld bedraagt echter minimum 1/12 van het minimumloon voor betaalde voetbalspelers.
In geval van onvolledige prestaties tijdens een maand gebeurt de berekening pro rata de werkelijke gepresteerde of gelijkgestelde dagen in de loop van die maand.
2° Het bedrag van het dubbel vertrekvakantiegeld is gelijk aan het bedrag van het enkel vertrekvakantiegeld. ]6
§ 2. In de in § 1 bedoelde gevallen overhandigt de werkgever aan de bediende of aan de leerling-bediende voor elk dezer vakantiedienstjaren een attest, met vermelding van :
1° de periode gedurende welke de bediende of de leerling-bediende bij hem in dienst was en eventueel de gelijkgestelde periode;
2° de overeengekomen arbeidsduur en, in voorkomend geval zowel de wijziging(en), zoals bedoeld in § 3;
3° de brutobedragen van het uitgekeerde enkel en dubbel vakantiegeld en, in voorkomend geval de periodes waarop deze bedragen betrekking hebben;
4° de bijdragen betaald door de werkgever op de aangegeven bedragen in toepassing van artikel 23bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
5° in voorkomend geval het aantal vakantiedagen die door de bediende reeds werden opgenomen en het regime waarin hij deze vakantiedagen heeft opgenomen.
[3 6° de brutobedragen van het uitbetaald aanvullend vakantiegeld;
7° het aantal dagen aanvullende vakantie reeds opgenomen door de bediende en het arbeidsstelsel waarin deze vakantiedagen werden opgenomen; ]3
[7 8° het aantal overgedragen vakantiedagen krachtens artikel 64, 1°/1. ]7
Wat de bediende interimaris betreft bedoeld bij artikel 3, 3°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, dient het attest met betrekking tot de jaarlijkse vakantie slechts afgeleverd bij het einde van het vakantiedienstjaar; indien zijn laatste tewerkstelling in hoedanigheid van interimaris echter voorkomt voor het einde van het vakantiedienstjaar, dient het attest hem afgeleverd bij het einde van deze tewerkstelling.
§ 3. [5 Wanneer een bediende, die tewerkgesteld is bij een zelfde werkgever, zijn gemiddeld aantal te presteren uren per week verlaagt, behandelt deze werkgever, met de uitbetaling van de maand december van het vakantiejaar, de betaling van het vakantiegeld zoals vermeld in de volgende leden.
De werkgever betaalt de bediende het enkel vakantiegeld met betrekking tot de niet opgenomen vakantiedagen. Dit enkel vakantiegeld is gelijk aan 7,67 pct. van de bij deze werkgever gedurende het vakantiedienstjaar verdiende brutowedden, eventueel verhoogd met een fictieve wedde voor met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking, verminderd met het enkel vakantiegeld dat de bediende reeds ontvangen heeft en dat berekend werd op basis van het arbeidsregime waarin de bediende is tewerkgesteld op het ogenblik dat hij zijn vakantie opneemt.
De werkgever betaalt eveneens met de uitbetaling van de maand december van het vakantiejaar, het dubbel vakantiegeld. Dit dubbel vakantiegeld is gelijk aan 7,67 pct. van de bij deze werkgever gedurende het vakantiedienstjaar verdiende brutowedden, eventueel verhoogd met een fictieve wedde voor met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen, verminderd met het dubbel vakantiegeld dat de bediende reeds ontvangen heeft en dat berekend werd op basis van het arbeidsregime waarin de bediende is tewerkgesteld op het ogenblik dat hij zijn vakantie opneemt. ]5
De vaste eindejaarpremies worden niet in aanmerking genomen, dit wil zeggen de premies waarvan de toekenning niet gekoppeld is aan een beoordeling van de prestaties van de bediende, aan zijn productiviteit, aan het resultaat van de onderneming of van een afdeling ervan of aan ieder criterium dat de betaling ervan onzeker en wisselend maakt.
[1 De vorige leden zijn niet van toepassing op de maatregelen voor arbeidsduurverkorting vermeld in de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis [2 en op de maatregelen inzake arbeidsduurvermindering zoals [4 bedoeld in hoofdstuk II/1 van Titel III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten ]4. ]2 ]1