Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Info
Tekst
Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder :
a) [2 ... ]2;
b) [2 ... ]2;
c) " schuldvorderingen in de opschorting " : de schuldvorderingen ontstaan voor het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent of die uit het verzoekschrift of [1 gerechtelijke ]1 beslissingen genomen in het kader van de procedure volgen;
d) " buitengewone schuldvorderingen in de opschorting " : de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn door een bijzonder voorrecht of een hypotheek en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars;
e) " gewone schuldvorderingen in de opschorting " : de schuldvorderingen in de opschorting andere dan de buitengewone schuldvorderingen in de opschorting;
f) " schuldeiser-eigenaar " : de persoon in wiens hoofde tegelijkertijd de hoedanigheden verenigd zijn van titularis van een schuldvordering in de opschorting en van eigenaar van een lichamelijk roerend goed dat niet in zijn bezit is en dat als waarborg geldt;
g) " gewone schuldeiser in de opschorting " : de persoon die titularis is van een gewone schuldvordering in de opschorting;
h) " buitengewone schuldeiser in de opschorting " : de persoon die titularis is van een buitengewone schuldvordering in de opschorting;
i) " hoofdinrichting " : het centrum van de voornaamste belangen van de natuurlijke persoon;
j) " kennisgeving " : de toezending van een akte van rechtspleging in origineel of in afschrift;
k) " openen van de procedure " : het vonnis dat de reorganisatieprocedure open verklaart;
l) " reorganisatieplan " : het door de schuldenaar in de loop van de opschorting opgesteld plan, bedoeld in artikel 47;
m) " zetel van de vennootschap " : de statutaire zetel bedoeld in artikel 3.1 van de verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures;
n) " betekening " : de afgifte van een akte, materieel of elektronisch;
o) " opschorting " : een door de rechtbank aan de schuldenaar toegekend moratorium om een van de doelstellingen van artikel 16 te realiseren;
p) " de rechtbank " : de bevoegde rechtbank van koophandel.
[1 Onverminderd de aard van de schuldvorderingen die voortvloeien uit overeenkomsten met opeenvolgende prestaties en onverminderd het effect op de schuldvordering, van een betaling die is gebeurd na de opening van de procedure, wordt de aard van de schuldvordering bepaald op het ogenblik van het openen van de procedure. ]1
Deze wet is toepasselijk op de volgende schuldenaren : de kooplieden bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van koophandel, [1 de landbouwers, ]1 de landbouwvennootschap bedoeld in artikel 2, § 3, van het Wetboek van vennootschappen en de burgerlijke vennootschappen met handelsvorm bedoeld in artikel 3, § 4, van hetzelfde wetboek.
Deze wet is niet toepasselijk op de burgerlijke vennootschappen met handelsvorm die de hoedanigheid hebben van een lid van een vrij beroep zoals omschreven in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, of waaronder de beoefenaars van een vrij beroep hun activiteit uitoefenen.
[1 Deze wet is evenmin toepasselijk op de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de beleggingsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de verrekenings- en vereffeningsinstellingen en de daarmee gelijkgestelde instellingen, [2 de herverzekeringsondernemingen, de financiële holdings en de gemengde financiële holdings ]2 . ]1
Alle beslissingen van de rechtbank bedoeld in deze wet zijn uitvoerbaar bij voorraad.
Behoudens andersluidende bepalingen kunnen tegen de beslissingen van de rechtbank rechtsmiddelen worden aangewend volgens de in het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven regels en termijnen.
Bepaalt deze wet dat beslissingen bij uittreksel worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, dan beginnen de termijnen te lopen vanaf de dag van de bekendmaking.
De artikelen 50, tweede lid, 55 en 56 van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing op de vorderingen en betekeningen bedoeld in deze wet.
[1 Elke belanghebbende kan alleen bij een verzoekschrift dat, op straffe van nietigheid de middelen en de conclusies bevat vrijwillig tussenkomen in de bij deze wet bepaalde procedures. Een gedwongen tussenkomst kan alleen gebeuren bij dagvaarding of vrijwillige verschijning overeenkomstig artikel 706 van het Gerechtelijk Wetboek. ]1
Bij ontstentenis van een dergelijke tussenkomst verwerft degene die, op zijn initiatief of op dat van de rechtbank, is gehoord of een geschrift neerlegt om zijn opmerkingen te laten gelden, iets te vorderen of middelen naar voor te brengen, door dit feit geen hoedanigheid van partij.
In afwijking op de artikelen 1025, 1026, 1027 en 1029 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de in deze wet bedoelde verzoekschriften worden ondertekend door de schuldenaar alleen of door zijn advocaat en worden de beslissingen van de rechtbank uitgesproken in openbare zitting.
De kennisgevingen die de griffier doet krachtens deze wet geschieden bij gerechtsbrief.
Wanneer deze wet een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad voorschrijft, geldt deze als kennisgeving.
[1 Een kennisgeving geschiedt bij gewone brief of per elektronische post. ]1.
De betekening gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot.
[1 § 1. De Koning kan, na het advies te hebben ingewonnen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de voorwaarden bepalen waaraan de aangiften, mededelingen en kennisgevingen die volgens deze wet elektronisch mogen gedaan worden, moeten voldoen om te waarborgen dat zij daadwerkelijk uitgaan van degene die ze doet of dat de geadresseerde ze daadwerkelijk ontvangen heeft. § 2. Zonder wie dan ook te verplichten een rechtshandeling te stellen via elektronische weg als geen wettelijke bepaling erin voorziet, kan de Koning eveneens, binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van dit artikel, elke wettelijke bepaling aanpassen die een rem zou vormen voor de elektronische afhandeling van de procedures van gerechtelijke reorganisatie. De koninklijke besluiten genomen krachtens het eerste lid zijn opgeheven wanneer ze niet bij wet bekrachtigd zijn binnen vijftien maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.]1
Behalve wanneer een wijziging of een uitzondering voortvloeit uit een uitdrukkelijke tekst van deze wet, heeft deze niet tot strekking oudere wetten te wijzigen of hierop uitzonderingen aan te brengen.
Nuttige inlichtingen en gegevens betreffende de schuldenaren die financiële moeilijkheden ondervinden, waardoor de continuïteit van hun onderneming in gevaar kan gebracht worden, met inbegrip van die welke verkregen worden met toepassing van de bepalingen van deze titel, worden bijgehouden ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin de schuldenaar zijn hoofdinrichting of zijn zetel van de vennootschap heeft.
De procureur des Konings en de betrokken schuldenaar kunnen op elk ogenblik en zonder verplaatsing kennis nemen van de aldus verzamelde gegevens. Laatstgenoemde heeft het recht, bij verzoekschrift gericht aan de rechtbank, de rechtzetting te krijgen van de gegevens die op hem betrekking hebben.
Op de wijze bepaald door de Koning, kan de rechtbank eveneens van de verzamelde gegevens kennis geven aan de overheidsinstellingen of private instellingen die door de bevoegde overheid zijn aangewezen of erkend om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden.
[1 Onverminderd artikel 1389bis/16 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de berichten van protest die worden bedoeld in artikel 1390quater/1 van hetzelfde Wetboek worden geraadpleegd ter griffie van de rechtbank van de woonplaats van de schuldenaar, of, indien het een koopman betreft, van de hoofdinrichting van de schuldenaar, of, indien het een rechtspersoon betreft, van de zetel van de schuldenaar van een wisselbrief of orderbriefje. ]1
Veroordelende verstekvonnissen en vonnissen op tegenspraak uitgesproken tegen kooplieden die de gevorderde hoofdsom niet hebben betwist, moeten worden gezonden aan de griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarin zij hun hoofdinrichting of hun zetel van de vennootschap hebben.
Dit geldt eveneens voor de vonnissen waarbij een handelshuurovereenkomst wordt ontbonden ten laste van de huurder waarbij een door deze laatste gevraagde hernieuwing wordt geweigerd of waarbij een einde wordt gesteld aan het beheer van een handelszaak.
Uiterlijk een maand na het verstrijken van elk kwartaal zendt de Rijksdienst voor sociale zekerheid een lijst van de schuldenaars die reeds [1 een kwartaal ]1 de verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen niet meer betaald hebben aan de griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen zij hun hoofdinrichting of hun zetel van de vennootschap hebben. De lijst vermeldt naast de naam van de schuldenaar ook het verschuldigde bedrag.
Uiterlijk een maand na het verstrijken van elk kwartaal zendt de administratie van financiën een lijst van de schuldenaren die reeds [1 een kwartaal ]1 de verschuldigde BTW of bedrijfsvoorheffing niet meer betaald hebben aan de griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarin zij hun hoofdinrichting of hun zetel van de vennootschap hebben. De lijst vermeldt naast de naam van de schuldenaar ook het verschuldigde bedrag.
[1 De externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor die in de uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de onderneming van de schuldenaar in het gedrang kunnen brengen, lichten deze laatste hiervan op een omstandige wijze in, in voorkomend geval via zijn bestuursorgaan. Indien de schuldenaar binnen een termijn van een maand vanaf die kennisgeving niet de nodige maatregelen treft om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen, kan de externe accountant, de externe belastingconsulent of de bedrijfsrevisor de voorzitter van de rechtbank van koophandel daarvan schriftelijk inlichten. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet toepasselijk. ]1
De Koning kan aan openbare overheden toelaten of opleggen gegevens mede te delen aan de griffie van de rechtbank van de hoofdinrichting of de zetel van de vennootschap, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn om de financiële toestand van de ondernemingen te kennen.
Na advies van [1 de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ]1, kan de Koning de gepaste maatregelen nemen teneinde de verwerking van de verzamelde gegevens op een logisch gestructureerde wijze te laten verlopen en de eenvormigheid en de vertrouwelijkheid hiervan in de onderscheiden griffies van de rechtbanken van koophandel te verzekeren. Hij kan onder meer de categorieën van de te verzamelen gegevens bepalen.
De Koning kan eveneens, na advies van [1 de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer ]1 en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de geautomatiseerde verwerking van de gegevens toestaan en de nadere regels ervan bepalen. Hij kan aldus toestemming verlenen om de gegevensbestanden kruiselings met elkaar in verband te brengen teneinde een beter overzicht van de betaalmoeilijkheden van een schuldenaar te verkrijgen.
§ 1. De kamers voor handelsonderzoek bedoeld in artikel 84, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgen de toestand van de schuldenaren in moeilijkheden om de continuïteit van hun onderneming of hun activiteiten te bewerkstelligen en de bescherming van de rechten van de schuldeisers te verzekeren.
In de kamers voor handelsonderzoek wordt het onderzoek toevertrouwd aan hetzij een rechter in de rechtbank, de voorzitter uitgezonderd, hetzij een rechter in handelszaken.
Oordeelt de rechter dat de continuïteit van de onderneming van een schuldenaar bedreigd is [2 of dat de ontbinding van de vennootschap kan worden uitgesproken overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen ]2, dan kan hij hem oproepen en horen teneinde alle inlichtingen te verkrijgen over de stand van zijn zaken en inzake de eventuele reorganisatiemaatregelen.
De oproeping wordt, door toedoen van de griffier, gericht aan de woonplaats of aan de zetel van de vennootschap van de schuldenaar. Het onderzoek geschiedt met gesloten deuren. De schuldenaar verschijnt in persoon, eventueel bijgestaan door de personen van zijn keuze.
[1 De rechter mag bij de externe accountant, de externe belastingsconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor van de schuldenaar, inlichtingen inwinnen nopens de aanbevelingen die zij gedaan hebben aan de schuldenaar en, in voorkomend geval, nopens de maatregelen die genomen zijn om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet van toepassing. ]1
Daarenboven staat het de rechter vrij van ambtswege alle gegevens te verzamelen nodig voor zijn onderzoek. Hij kan alle personen horen van wie hij het verhoor nodig acht, zelfs buiten de aanwezigheid van de schuldenaar, en de overlegging van alle dienstige stukken gelasten. De schuldenaar kan alle andere stukken van zijn keuze voorleggen.
De rechter kan zich van ambtswege begeven naar de hoofdinrichting of naar de zetel van de vennootschap indien de opgeroepen schuldenaar [1 ... ]1 niet verschenen is. [1 De bijstand van een griffier is niet vereist. De rechter kan geheel alleen proces-verbaal opmaken van zijn bevindingen en van de afgelegde verklaringen. ]1
Uiterlijk de tiende dag van elke maand wordt een lijst van de op basis van dit artikel aangevatte onderzoeken aan de procureur des Konings medegedeeld, door toedoen van de griffier.
Onverminderd het eerste lid kan de kamer, wanneer volgens haar uit dat onderzoek blijkt dat de ontbinding van de vennootschap kan worden uitgesproken overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen, het dossier met een met redenen omklede beslissing aan de rechtbank meedelen opdat uitspraak wordt gedaanover de ontbinding, in welk geval zij eveneens de met redenen omklede beslissing meedeelt aan de procureur des Konings. ]2
Op verzoek van de schuldenaar kan de voorzitter van de rechtbank een ondernemingsbemiddelaar aanstellen, om de reorganisatie van de onderneming te vergemakkelijken.
Wanneer de schuldenaar het voorwerp uitmaakt van een handelsonderzoek en overeenkomstig artikel 12, § 1, door de rechter werd opgeroepen, wordt het verzoek gericht aan de kamer voor handelsonderzoek.
Het verzoek tot aanwijzing van een bemiddelaar is aan geen vormvoorschriften onderworpen en kan mondeling worden gedaan.
Wanneer de voorzitter van de rechtbank of de kamer voor handelsonderzoek het verzoek inwilligt, bepaalt hij bij beschikking gewezen in raadkamer de inhoud en de duur van de bemiddelingsopdracht binnen de grenzen van het verzoek van de schuldenaar.
De opdracht van de ondernemingsbemiddelaar neemt een einde wanneer de schuldenaar of de bemiddelaar zelf hieraan een einde maken. De meest gerede partij geeft hiervan kennis aan de voorzitter van de rechtbank.
Wanneer kennelijke en grove tekortkomingen van de schuldenaar of van zijn organen de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen en de gevraagde maatregel van die aard is dat zij die continuïteit kan vrijwaren kan de voorzitter van de rechtbank op verzoek van elke belanghebbende, ingesteld volgens de vormen van het kort geding te dien einde een of meer gerechtsmandatarissen aanstellen.
De beschikking die de gerechtsmandataris aanstelt, verantwoordt en bepaalt nauwkeurig de inhoud en de duur van de opdracht gegeven aan de gerechtsmandataris.
De schuldenaar kan aan al zijn schuldeisers of aan twee of meer onder hen een minnelijk akkoord voorstellen met het oog op de gezondmaking van zijn financiële toestand of de reorganisatie van zijn onderneming.
De partijen bepalen vrij de inhoud van dit akkoord, dat de derden niet bindt.
De artikelen 17, 2°, en 18 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 zijn van toepassing noch op het minnelijk akkoord noch op de handelingen verricht ter uitvoering ervan, indien dit akkoord vermeldt dat het met de in het eerste lid bepaalde doelstelling is gesloten en neergelegd wordt op de griffie van de rechtbank en aldaar in een register wordt bewaard.
Derden kunnen slechts kennis nemen van het akkoord en kennis krijgen van de neerlegging ervan met uitdrukkelijke toestemming van de schuldenaar. Deze bepaling geldt onverminderd de verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers te raadplegen en in te lichten op grond van de bestaande wettelijke of conventionele bepalingen.
De procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het behouden, onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming in moeilijkheden of van haar activiteiten.
Zij laat toe aan de schuldenaar een opschorting toe te kennen met het oog op :
-hetzij het bewerkstelligen van een minnelijk akkoord, overeenkomstig artikel 43;
- hetzij het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen 44 tot 58;
- hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag toe te staan, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten, overeenkomstig de artikelen 59 tot 70.
Het verzoek mag een eigen doel beogen voor elke activiteit of gedeelte van een activiteit.
§ 1. De schuldenaar die het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie aanvraagt, richt een verzoekschrift aan de rechtbank.
[1 Daarnaast kan de schuldenaar bij zijn verzoekschrift alle andere stukken voegen die hij nuttig oordeelt om het verzoek toe te lichten. ]1
[1 Binnen achtenveertig uren ]1 geeft de griffier bericht van de indiening van het verzoekschrift aan de procureur des Konings, die alle handelingen van de procedure zal kunnen bijwonen.
De rechtbank kan het verslag dat is opgesteld door de kamer voor handelsonderzoek overeenkomstig artikel 12, § 4, voegen bij het dossier van de reorganisatie.
In elk geval wijst de voorzitter van de rechtbank onmiddellijk na de neerlegging van het verzoekschrift een gedelegeerd rechter aan die rechter in de rechtbank is, de voorzitter uitgezonderd, of een rechter in handelszaken, om bij de kamer van de rechtbank waaraan de zaak is toebedeeld, verslag uit te brengen over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek en over elk element dat nuttig is voor zijn beoordeling.
De rechtbank duidt een gedelegeerd rechter aan in het geval bedoeld in artikel 59, § 2, met de opdracht die dit artikel preciseert.
De gedelegeerd rechter hoort de schuldenaar en elke andere persoon van wie hij het horen nuttig oordeelt voor zijn onderzoek. Hij kan bij de schuldenaar de informatie opvragen die nodig is om diens toestand te beoordelen.
De gedelegeerd rechter waakt over de naleving van deze wet en licht de rechtbank in over de evolutie van de toestand van de schuldenaar.
Hij besteedt in het bijzonder aandacht aan de formaliteiten voorgeschreven in de artikelen 17, 26, § 2, 44 en 46, § 6.
Behoudens in geval van toepassing van artikel 40 van de verordening 1346/2000 (EG) van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, kan hij de schuldenaar vrijstellen van elke individuele kennisgeving, en preciseert in dit geval, bij beschikking, welke gelijkwaardige maatregel van bekendmaking vereist is.
[1 § 1. Ter griffie wordt een dossier van de gerechtelijke reorganisatie gehouden waarin alle elementen met betrekking tot deze procedure en de grond van de zaak voorkomen, met inbegrip van de verslagen van de gerechtsmandatarissen en voorlopige bestuurders, evenals de verslagen van de gedelegeerd rechter en de adviezen van het openbaar ministerie.
Iedere andere persoon die een rechtmatig belang kan aantonen, kan aan de gedelegeerd rechter toestemming vragen om inzage te krijgen van het dossier of van een deel ervan.
Wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens bestaan dat de verzoeker of een derde een stuk onder zich heeft dat het bewijs inhoudt dat voldaan is aan de voorwaarden voor de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie of voor het verkrijgen van andere beslissingen die tijdens de procedure kunnen worden genomen of worden genomen met toepassing van artikel 59, § 2, kan [1 de rechtbank of de gedelegeerd rechter ]1 op vordering van iedere belanghebbende bevelen dat het stuk of een eensluidend afschrift ervan bij het dossier van de reorganisatie wordt gevoegd.
[1 De rechtbank of de gedelegeerd rechter ]1 beslist overeenkomstig de nadere regels bepaald in de artikelen 878 tot 881 van het Gerechtelijk Wetboek.
Zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, ongeacht of de vordering werd ingeleid of het middel van tenuitvoerlegging aangevat voor of na de neerlegging van het verzoekschrift :
- kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard; indien de schuldenaar een vennootschap is, kan deze ook niet gerechtelijk worden ontbonden;
- kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar plaatsvinden als gevolg van de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging.
[1 § 1. De procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend zodra de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn, bedreigd is en het in artikel 17, § 1, bedoelde verzoekschrift is neergelegd.
Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die meer dan drie maar minder dan vijf jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, mag de nieuwe procedure van gerechtelijke reorganisatie niet terugkomen op de verworvenheden van de schuldeisers die zijn verkregen tijdens de vorige procedure. ]1
§ 1. [1 De rechtbank behandelt het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie binnen een termijn van veertien dagen na de neerlegging van het verzoekschrift ter griffie.
Behoudens verzaking aan deze oproeping wordt de schuldenaar uiterlijk drie vrije dagen voor de zitting opgeroepen door de griffier.
De schuldenaar wordt in raadkamer gehoord, tenzij hij uitdrukkelijk de wil heeft geuit om in openbare terechtzitting te worden gehoord.
Nadat zij het verslag van de gedelegeerd rechter heeft gehoord, doet de rechtbank uitspraak bij vonnis binnen een termijn van acht dagen na de behandeling van het verzoek. Indien een verzuim of onregelmatigheid bij de neerlegging van de stukken niet van die aard is dat de rechtbank daardoor wordt verhinderd te onderzoeken of de in artikel 23 bepaalde voorwaarden vervuld zijn en indien dat verzuim of die onregelmatigheid door de schuldenaar kan worden hersteld, kan de rechtbank, nadat de schuldenaar gehoord is, de zaak voor verdere behandeling uitstellen of artikel 769, tweede lid, van het Gerechtelijk wetboek toepassen. ]1
De rechtbank kan inzonderheid aan de schuldenaar opleggen op bepaalde tijdstippen de volgens een model bepaald door de rechtbank opgestelde lijst van schuldeisers neer te leggen in het dossier. De Koning kan bepalen op welke wijze de lijst moet worden neergelegd.
Indien de schuldenaar deze verplichtingen niet naleeft kan de rechtbank handelen zoals bepaald in artikel 41, of desgevallend de aanvraag tot verlenging, zoals bepaald in artikel 38, weigeren. ]1
De griffie geeft kennis aan de voorzitter van de rechtbank van elke beslissing houdende verwerping van het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie.
§ 1. Het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie open verklaart, wordt door toedoen van de griffier binnen een termijn van vijf dagen na de dagtekening bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Het uittreksel vermeldt :
1° betreft het een natuurlijke persoon, de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, de aard van de voornaamste handelsactiviteit alsmede de benaming waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, het adres alsmede de plaats van de hoofdinrichting en het ondernemingsnummer van de schuldenaar in de Kruispuntbank van ondernemingen; betreft het een rechtspersoon, de naam, de rechtsvorm, de aard van de uitgeoefende handelsactiviteit alsmede de benaming waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, de zetel van de vennootschap alsmede de plaats van de hoofdinrichting en het ondernemingsnummer;
2° de datum van het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent en de rechtbank die het heeft gewezen;
3° de naam en de voornamen van de gedelegeerd rechter en, in voorkomend geval, van de krachtens de artikelen 27 en 28 aangestelde gerechtsmandatarissen, [1 met het elektronisch adres waarop de elektronische mededelingen aan de gedelegeerd rechter moeten worden gericht en met het adres van de gerechtsmandataris ]1;
4° [1 het doel of de doelstellingen van de procedure, ]1 de einddatum van de opschorting en, in voorkomend geval, de plaats, dag en uur bepaald om uitspraak te doen over een verlenging ervan;
5° in voorkomend geval, en indien de rechtbank ze reeds kan vaststellen, de voor de stemming en de beslissing over het reorganisatieplan vastgestelde plaats, dag en uur.
[1 6° in voorkomend geval, de wijze waarop toegang kan verkregen worden tot het elektronisch dossier. ]1
[1 Bovendien voegt hij bij die mededeling de in artikel 17, § 2, 7°, bedoelde lijst van schuldeisers.
De in deze paragraaf bedoelde mededeling kan elektronisch worden gedaan.
De schuldenaar bezorgt de griffier, hetzij elektronisch, hetzij op een materiële drager, een kopie van de in dit artikel bedoelde mededeling om ze op te nemen in het in artikel 20 bedoelde dossier.
De schuldenaar bezorgt de griffie alle ontvangstbewijzen of alle opmerkingen die de schuldeiser heeft gemaakt over die mededeling, om ze op te nemen in het in artikel 20 bedoelde dossier.
De Koning kan bepalen welke gegevens in de mededeling moeten opgenomen worden en volgens welk model deze moet worden opgesteld. ]1
§ 1. Indien de schuldenaar erom verzoekt en dit nuttig is voor het bereiken van de doelstellingen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, kan de rechtbank in dezelfde beslissing of op elk ander ogenblik van de procedure een gerechtsmandataris aanstellen om de schuldenaar bij te staan in de gerechtelijke reorganisatie, in welk geval de rechtbank de opdracht bepaalt op basis van het verzoek van de schuldenaar.
Telkens het horen van de schuldenaar is voorgeschreven, wordt de mandataris gehoord in zijn eventuele opmerkingen.
[1 § 1. Als de schuldenaar of een van zijn organen een kennelijke grove tekortkoming hebben begaan, kan de rechtbank voor de duur van de opschorting een of meer gerechtsmandatarissen aanstellen, die zij belast met een opdracht waarvan zij de inhoud en duur nauwkeurig bepaalt.
Voor zover het verzoek gegrond is op fouten te wijten aan een andere welbepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon dan de schuldenaar, moet deze persoon door de schuldenaar tot gedwongen tussenkomst worden opgeroepen.
Tegen het vonnis dat beslist over de vordering tot het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie staat geen verzet open.
Het hoger beroep ertegen wordt ingesteld bij verzoekschrift, neergelegd op de griffie van het hof van beroep binnen acht dagen na de kennisgeving van het vonnis. De griffier van het hof van beroep geeft bij gerechtsbrief kennis van het verzoekschrift aan de eventuele geïntimeerde en in voorkomend geval bij gewone brief aan zijn advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de neerlegging.
Als het vonnis de vordering verwerpt, schort het hoger beroep de uitspraak op.
Tijdens de duur van de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar worden voortgezet of aangewend.
Tijdens dezelfde periode kan de schuldenaar die koopman is, niet worden failliet verklaard en, indien de schuldenaar een vennootschap is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden.
Tijdens de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel beslag worden gelegd.
De reeds eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter, maar de rechtbank kan, naar gelang van de omstandigheden, er handlichting van geven na het verslag van de gedelegeerd rechter, de schuldeiser en de schuldenaar gehoord te hebben, in zoverre de handlichting geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser.
[1 De opschorting heeft geen weerslag op het lot van de schuldvorderingen die van bij de vestiging van het pand specifiek werden verpand. Vorderingen die deel uitmaken van een in pand gegeven handelszaak worden als dusdanig niet beschouwd als specifiek verpand. ]1
[1 § 1. De opschorting staat de vrijwillige betaling door de schuldenaar van schuldvorderingen in de opschorting niet in de weg in zoverre die betaling vereist is voor de continuïteit van de onderneming.
Deze bescherming kan de wettelijk samenwonende partner van wie de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd in de zes maanden vóór het indienen van het in artikel 17, § 1, bedoelde verzoekschrift tot het instellen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, niet tot voordeel strekken.
De natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijke zekerheid voor de schuldenaar heeft gesteld kan niettemin de rechtbank verzoeken dat wordt vastgesteld dat het bedrag van de persoonlijke zekerheid kennelijk niet evenredig is met de mogelijkheid, op het ogenblik waarop de opschorting wordt toegekend, die hij heeft de schuld terug te betalen, waarbij die mogelijkheid moet worden beoordeeld zowel ten aanzien van zijn roerende en onroerende goederen als ten aanzien van zijn inkomsten, en dat hij aldus het voordeel van de opschorting kan genieten.
[1 Schuldvergelijking tijdens de opschorting is enkel toegestaan tussen schuldvorderingen in de opschorting en schulden ontstaan tijdens de opschorting indien deze verkocht zijn. ]1
§ 1. Niettegenstaande enige andersluidende contractuele bepaling maakt de aanvraag of opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie geen einde aan de lopende overeenkomsten noch aan de modaliteiten van hun uitvoering.
De contractuele wanprestatie van de schuldenaar voorafgaand aan de toekenning van de opschorting maakt voor de schuldeiser geen grond uit voor de beëindiging van de overeenkomst, in zoverre de schuldenaar deze wanprestatie ongedaan maakt [1 door de overeenkomst uit te voeren ]1 binnen een termijn van vijftien dagen na hiervoor in gebreke te zijn gesteld door de schuldeiser in de opschorting.
[1 De uitoefening van dit recht ontneemt de schuldeiser niet het recht zijn eigen prestaties op te schorten. ]1
Wanneer de schuldenaar beslist een lopende overeenkomst niet langer uit te voeren, vormt de schadevergoeding waartoe de wederpartij in voorkomend geval gerechtigd is een schuldvordering in de opschorting.
De mogelijkheid gegeven in dit artikel is niet toepasselijk op arbeidsovereenkomsten.
Hetzelfde geldt ingeval de schuldenaar die koopman is, failliet wordt verklaard, of, indien de schuldenaar een vennootschap is, wordt ontbonden na het vroegtijdig beëindigen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie overeenkomstig artikel 40.
Een schuldvordering die voortvloeit uit lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, met inbegrip van de [1 contractueel verschuldigde ]1 rente, is niet onderworpen aan de opschorting in de mate dat zij betrekking heeft op prestaties verricht nadat de procedure open is verklaard.
In de mate dat de schuldvorderingen ten aanzien van de schuldenaar beantwoorden aan prestaties uitgevoerd tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie door zijn medecontractant, en ongeacht of zij voortvloeien uit nieuwe verbintenissen van de schuldenaar of uit overeenkomsten die lopen op het ogenblik van het openen van de procedure, worden zij beschouwd als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement tijdens de periode van reorganisatie of na het beëindigen ervan, in zoverre er een nauwe band bestaat tussen de beëindiging van de procedure en die collectieve procedure.
In voorkomend geval worden de contractuele, wettelijke of gerechtelijke vergoedingen, waarvan de schuldeiser de betaling eist op grond van de beëindiging of niet-uitvoering van de overeenkomst, pro rata opgedeeld in verhouding tot het verband dat zij vertonen met de aan het openen van de procedure voorafgaande of erop volgende periode.
De betaling ervan wordt slechts afgenomen bij voorrang van de opbrengst van de tegeldegemaakte goederen waarop een zakelijk recht is gevestigd, voor zover die prestaties bijgedragen hebben tot het behoud van de zekerheid of de eigendom.
§ 1. Op verzoek van de schuldenaar en op verslag van de gedelegeerd rechter kan de rechtbank de overeenkomstig artikel 24, § 2, of overeenkomstig dit artikel verleende opschorting verlengen voor de duur die de rechtbank bepaalt.
De maximale duur van de verlengde opschorting bedraagt niet meer dan twaalf maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat.
[1 Om ontvankelijk te zijn, dient het verzoekschrift uiterlijk veertien dagen voor het einde van de toegekende termijn te worden neergelegd. ]1
Buitengewone omstandigheden in de zin van deze bepaling zijn in het bijzonder de omvang van de onderneming, de complexiteit van de zaak of de hoegrootheid van het behoud van de werkgelegenheid.
Op elk ogenblik tijdens de opschorting kan de schuldenaar aan de rechtbank vragen :
1° indien hij de procedure van gerechtelijke reorganisatie aangevraagd heeft om een minnelijk akkoord te verkrijgen en dit niet verwezenlijkbaar lijkt, dat de procedure wordt voortgezet om een reorganisatieplan voor te stellen of om toe te stemmen in een overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van de onderneming of van haar activiteiten, in welk geval de procedure met dit doel wordt voortgezet;
2° indien hij de procedure van gerechtelijke reorganisatie aangevraagd heeft om een reorganisatieplan voor te stellen en dit niet uitvoerbaar lijkt, dat hij principieel kan instemmen met een overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van zijn onderneming of zijn activiteiten, in welk geval de procedure wordt voortgezet om deze overdracht te verzekeren.
[1 3° indien hij de procedure van gerechtelijke reorganisatie aangevraagd heeft om een overdracht onder gerechtelijk gezag te verwezenlijken, dat hij, als de overdracht van de onderneming slechts betrekking heeft op een deel van het vermogen van de rechtspersoon, een reorganisatieplan kan voorstellen voor de rest van het vermogen. ]1
Het vonnis waarbij de rechtbank de aanvraag inwilligt, wordt bekendgemaakt en er wordt kennis van gegeven overeenkomstig artikel 26, § 1 en § 3. Van het vonnis dat het verzoek verwerpt, wordt kennis gegeven aan de schuldenaar.
De schuldenaar kan op elk ogenblik tijdens de procedure geheel of gedeeltelijk verzaken aan zijn vordering tot gerechtelijke reorganisatie, op voorwaarde dat hij zijn verbintenissen volledig uitvoert volgens de voorwaarden en nadere regels overeengekomen met de bij de verzaking betrokken schuldeisers, indien de verzaking gedeeltelijk is, of met alle schuldeisers indien zij volledig is.
Op verzoek van de schuldenaar en na het verslag van de gedelegeerd rechter gehoord te hebben, beëindigt de rechtbank de procedure geheel of gedeeltelijk door een vonnis dat ze afsluit.
Het vonnis wordt bekendgemaakt overeenkomstig de nadere regels bepaald bij artikel 26, § 1, en medegedeeld aan de betrokken schuldeisers overeenkomstig artikel 26, § 2.
[1 § 1. Wanneer de schuldenaar kennelijk niet meer in staat is de continuïteit van het geheel of een gedeelte van zijn onderneming of van haar activiteiten te verzekeren overeenkomstig het doel van de procedure of wanneer de informatie die aan de gedelegeerd rechter, aan de rechtbank of aan de schuldeisers is verstrekt bij de neerlegging van het verzoekschrift of later kennelijk onvolledig of onjuist is, kan de rechtbank de voortijdige beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie bevelen bij een vonnis dat de procedure afsluit.
In dat geval kan de rechtbank in hetzelfde vonnis het faillissement van de schuldenaar uitspreken of, indien de schuldenaar een vennootschap is, de gerechtelijke vereffening uitspreken, wanneer zulks gevraagd is in het verzoek en aan de voorwaarden hiertoe wordt voldaan.
De schuldenaar wordt bij gerechtsbrief opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen binnen acht dagen na het bezorgen van het verslag. In de gerechtsbrief wordt vermeld dat de schuldenaar ter terechtzitting zal worden gehoord en dat het openbaar ministerie daar de beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie kan vorderen.
Ter terechtzitting wordt de schuldenaar gehoord en kan het openbaar ministerie, waarvan het advies wordt gehoord, in voorkomend geval de voortijdige beëindiging van de procedure vorderen.
Vanaf het ogenblik van de uitspraak van het vonnis dat de voortijdige beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie beveelt of dat ze afsluit, eindigt de opschorting en oefenen de schuldeisers opnieuw volledig hun rechten en vorderingen uit.
Hetzelfde gebeurt wanneer de opschorting verstrijkt zonder verlengd te zijn met toepassing van artikel 38 of 60 of zonder dat de procedure gesloten werd met toepassing van de artikelen 40 en 41.
Wanneer de procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het afsluiten van een minnelijk akkoord met al zijn schuldeisers of met twee of meer onder hen, streeft de schuldenaar dit doel na onder het toezicht van de gedelegeerd rechter en, in voorkomend geval, met de hulp van de met toepassing van artikel 27 aangestelde gerechtsmandataris.
Op tegensprekelijk verzoekschrift van de schuldenaar kan de rechtbank gematigde termijnen verlenen zoals bedoeld in artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek.
Indien een akkoord bereikt wordt, stelt de rechtbank, oordelend op verzoek van de schuldenaar en op verslag van de gedelegeerd rechter, dit akkoord vast en sluit zij de procedure.
Het vonnis wordt bekendgemaakt op de wijze voorgeschreven bij artikel 26, § 1.
De partijen bij het akkoord blijven erdoor gebonden zolang er niet overeenkomstig het gemeen contractenrecht een einde aan is gemaakt.
De artikelen 17, 2°, en 18 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 zijn van toepassing noch op dergelijk akkoord, noch op de handelingen verricht ter uitvoering ervan.
Dit artikel geldt onverminderd de verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers te raadplegen en in te lichten overeenkomstig de bestaande wettelijke of conventionele bepalingen.
Indien de procedure van gerechtelijke reorganisatie tot doel heeft het akkoord van de schuldeisers te verkrijgen over een reorganisatieplan, legt de schuldenaar minstens [1 twintig ]1 dagen voor de rechtszitting bepaald in het vonnis bedoeld in artikel 24, § 3, een plan ter griffie neer.
In hetzelfde geval deelt de schuldenaar aan elk van zijn schuldeisers in de opschorting, binnen veertien dagen na het uitspreken van het vonnis dat deze procedure open verklaart, het bedrag mee van de schuldvordering waarvoor die schuldeiser in de boeken is ingeschreven, met, in de mate van het mogelijke, de vermelding van het goed dat belast is met een zakelijke zekerheid of een bijzonder voorrecht dat strekt tot zekerheid van de schuldvordering of van het goed waarvan de schuldeiser eigenaar is.
Deze mededeling kan gelijktijdig gebeuren met het bericht bepaald bij artikel 26, § 2.
[1 De mededeling kan elektronisch worden gedaan.
De schuldenaar bezorgt de griffier, hetzij elektronisch, hetzij op een materiële drager, een kopie van de in dit artikel bedoelde mededeling om ze op te nemen in het in artikel 20 bedoelde dossier.
De schuldenaar bezorgt de griffie alle ontvangstbewijzen of alle opmerkingen die de schuldeiser heeft gemaakt over die mededeling, om ze op te nemen in het in artikel 20 bedoelde dossier.
De Koning kan bepalen welke gegevens in de mededeling moeten opgenomen worden en op welke wijze deze moet worden gedaan. ]1
§ 1. Elke schuldeiser in de opschorting die het bedrag of de hoedanigheid van de door de schuldenaar vermelde schuldvordering betwist en elke andere belanghebbende die schuldeiser beweert te zijn, kan, in geval van voortdurende onenigheid met de schuldenaar, de betwisting voor de rechtbank brengen die de procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft geopend, overeenkomstig de artikelen 700 tot 1024 van het Gerechtelijk Wetboek.
[1 De rechtbank kan, uiterlijk vijftien dagen voor de in artikel 53 bedoelde zitting en op verslag van de gedelegeerd rechter, bij op eensluidend verzoek van de schuldeiser en de schuldenaar gewezen beschikking beslissen het bedrag en de hoedanigheden van de schuldvordering te wijzigen die aanvankelijk door de schuldenaar waren vastgesteld. De griffie geeft in dit geval kennis aan de betrokken schuldeiser van het bedrag en de kenmerken waarmee zijn schuldvordering wordt opgenomen.
Indien de schuldeiser de betwisting niet heeft gebracht voor de rechtbank veertien dagen voor de in artikel 53 bedoelde rechtszitting kan hij, onverminderd de toepassing van paragraaf 4, enkel stemmen en in het plan worden opgenomen voor het bedrag voorgesteld door de schuldenaar in de in artikel 45 bedoelde mededeling. ]1
De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter, na de derde belanghebbende, de betwiste schuldeiser in de opschorting en de schuldenaar te hebben gehoord.
[1 Wanneer de schuldenaar de lijst verbetert of aanvult nadat de griffier de mededeling bedoeld in artikel 53 gedaan heeft, of wanneer de rechtbank na die mededeling overeenkomstig paragraaf 4 een beslissing neemt, verwittigt de griffier de schuldeisers dat de lijst is verbeterd of aangevuld. Deze mededeling kan bij gewone brief of elektronisch worden gedaan volgens de in artikel 26 bepaalde voorwaarden. ]1
§ 1. Tijdens de opschorting werkt de schuldenaar een plan uit samengesteld uit een beschrijvend en een bepalend gedeelte. Hij voegt dit plan bij het dossier van de gerechtelijke reorganisatie bedoeld in artikel 20.
In voorkomend geval staat de gerechtsmandataris aangesteld door de rechtbank met toepassing van artikel 27 de schuldenaar bij om het plan op te stellen.
Het bevat een verslag over de betwistingen van schuldvorderingen dat opgesteld wordt door de schuldenaar en dat de belanghebbenden kan inlichten over de omvang en hun grondslag ervan.
Het omschrijft nader hoe de schuldenaar de rendabiliteit van de onderneming zal herstellen.
Het reorganisatieplan beschrijft de rechten van alle personen die titularis zijn van :
- schuldvorderingen in de opschorting;
- schuldvorderingen die zullen ontstaan ten gevolge van de stemming of de homologatie van het reorganisatieplan,
dit, ongeacht de hoedanigheid ervan, de zakelijke of persoonlijke zekerheid die ze zeker stelt, het bijzonder of algemeen voorrecht dat met de schuldvordering gepaard gaat of het feit dat de titularis de hoedanigheid van schuldeiser-eigenaar of enige andere hoedanigheid heeft.
Het plan vermeldt de voorgestelde betalingstermijnen en de verminderingen op de schuldvorderingen in de opschorting, in kapitaal en intresten. Het kan in de omzetting van schuldvorderingen in aandelen voorzien, alsook in een gedifferentieerde regeling voor bepaalde categorieën van schuldvorderingen, onder meer op grond van de omvang of van de aard ervan. Het plan kan eveneens in een maatregel voorzien voor de verzaking aan de interesten of de herschikking van de betaling ervan, alsook in de prioritaire aanrekening van de bedragen die zijn gerealiseerd op de hoofdsom van de schuldvordering.
Het plan kan ook de gevolgen evalueren die de goedkeuring van het plan zou meebrengen voor de betrokken schuldeisers.
Het kan ook bepalen dat geen schuldvergelijking mogelijk zal zijn tussen de schuldvorderingen in de opschorting en de schulden van de schuldeiser-titularis die zijn ontstaan na de homologatie. Een dergelijk voorstel kan niet gedaan worden met betrekking tot samenhangende vorderingen [1 ... ]1.
Wanneer de continuïteit van de onderneming een vermindering van de loonmassa vereist, wordt in een sociaal luik van het reorganisatieplan voorzien, voor zover over een dergelijk plan niet eerder was onderhandeld. In voorkomend geval kan het in ontslagen voorzien.
Bij de uitwerking van dit plan worden de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad, of, indien er geen is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging gehoord.
[1 De voorstellen bevatten voor alle schuldeisers een betalingsvoorstel dat niet minder dan 15 procent van het bedrag van de schuldvordering mag bedragen.
Als het plan in een gedifferentieerde behandeling van de schuldeisers voorziet, mag de behandeling van de openbare schuldeisers die een algemeen voorrecht genieten, niet minder gunstig zijn dan die welke de best behandelde gewone schuldeisers in de opschorting genieten. Overeenkomstig het derde lid en met een strikte motivering kan in een lager percentage worden voorzien.
Het plan kan voor de hierboven vermelde schuldeisers of categorieën van schuldeisers, lagere percentages voorstellen op basis van dwingende en met redenen omklede vereisten die verband houden met de continuïteit van de onderneming.
Het plan kan geen vermindering of kwijtschelding bevatten van schuldvorderingen die zijn ontstaan uit vóór de opening van de procedure verrichte arbeidsprestaties.
Het plan kan niet voorzien in een vermindering van de onderhoudsschulden, noch van de schulden die voor de schuldenaar voortvloeien uit de verplichting tot herstel van de door zijn schuld veroorzaakte schade die verbonden is aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon.
Het reorganisatieplan kan niet voorzien in een vermindering of kwijtschelding van de strafrechtelijke boeten. ]1
Onverminderd de betaling van de interest die hen conventioneel of wettelijk op hun schuldvorderingen verschuldigd is, kan het plan in de opschorting voorzien van de uitoefening van de bestaande rechten van de buitengewone schuldeisers in de opschorting, voor een duur die vierentwintig maanden niet mag overschrijden vanaf het neerleggen van het verzoekschrift.
Het plan kan onder dezelfde voorwaarden in een buitengewone verlenging van die opschorting voorzien voor een termijn van maximum twaalf maanden. In dit geval bepaalt het plan dat bij het verstrijken van de eerste termijn die voor de opschorting is bepaald, de schuldenaar aan de rechtbank, nadat zijn schuldeiser is gehoord, het bewijs moet leveren dat de financiële toestand en verwachte inkomsten van de onderneming na het verstrijken van deze periode de integrale terugbetaling van de betrokken buitengewone schuldeisers in de opschorting redelijkerwijze mogelijk maken, en dat bij ontstentenis van dit bewijs de rechtbank beveelt dat een einde wordt gemaakt aan die opschorting.
Behoudens hun individuele toestemming of een minnelijk akkoord gesloten overeenkomstig artikel 15 of 43, waarvan een kopie is gevoegd bij het plan op het ogenblik van de neerlegging op de griffie, mag het plan geen enkele andere maatregel bevatten die de rechten van die schuldeisers aantast.
Het reorganisatieplan kan voorzien in de vrijwillige overdracht van het geheel of een gedeelte van de onderneming of van haar activiteiten.
De uitvoeringstermijn van het plan mag niet langer zijn dan vijf jaar, te rekenen van zijn homologatie.
Zodra het plan op de griffie neergelegd is, ontvangen de schuldeisers in de opschorting, opgenomen op de lijst bedoeld in de artikelen 17, § 2, 7°, en 46, door toedoen van de griffier, een mededeling, die vermeldt :
- dat dit plan onderzocht wordt en dat zij het kunnen raadplegen, zonder verplaatsing, op de griffie van de rechtbank;
- de plaats, datum en uur waarop de zitting zal plaatsvinden waarop zal overgegaan worden tot de stemming over dit plan, en die zal gehouden worden ten minste veertien dagen na deze mededeling;
- dat zij op de zitting, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, hun opmerkingen met betrekking tot het voorgestelde plan zullen kunnen formuleren;
- dat enkel de schuldeisers in de opschorting op wier rechten het plan een weerslag heeft, aan de stemming kunnen deelnemen.
De gedelegeerd rechter kan beslissen dat de medeschuldenaars, de borgen en de andere persoonlijke zekerheidstellers deze mededeling ook zullen ontvangen en dat zij op dezelfde wijze hun opmerkingen kunnen laten gelden.
De schuldenaar informeert de vertegenwoordigers van de werknemers, bedoeld in artikel 49, laatste lid, over de inhoud van dit plan.
Op de dag gemeld aan de schuldeisers overeenkomstig artikel 26, § 1, tweede lid, 5°, en artikel 53, hoort de rechtbank het verslag van de gedelegeerd rechter en de middelen van de schuldenaar en de schuldeisers.
Het reorganisatieplan wordt geacht goedgekeurd te zijn door de schuldeisers wanneer de meerderheid van hen, die met hun onbetwiste of overeenkomstig artikel 46, § 3, voorlopig aanvaarde schuldvorderingen de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen, voor stemmen.
Met de schuldeisers die niet aan de stemming deelnamen en hun schuldvorderingen wordt geen rekening gehouden bij het berekenen van de meerderheden.
[1 § 1. Binnen veertien dagen na de zitting, en in elk geval vóór de vervaldag van de met toepassing van de artikelen 24, § 2, en 38, bepaalde opschorting, beslist de rechtbank of zij al dan niet het reorganisatieplan homologeert.
Ze kan niet aan enige voorwaarde onderworpen worden die niet in het reorganisatieplan vervat is noch er enige wijziging in aanbrengen.
Het wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, door toedoen van de griffier. ]1
[1 De rechtbank oordeelt over de homologatie niettegenstaande elke vervolging die is ingesteld tegen de schuldenaar of zijn bestuurders. ]1
Tegen het vonnis dat oordeelt over de homologatie staat geen verzet open.
[1 Het hoger beroep ertegen wordt ingesteld bij verzoekschrift dat op de griffie van het hof van beroep wordt neergelegd binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het vonnis, en wordt [2 gericht tegen alle overige partijen die tijdens de procedure in het geding bij verzoekschrift zijn tussengekomen alsook tegen de schuldenaar wanneer het hoger beroep uitgaat van een schuldeiser ]2. De partijen in hoger beroep kunnen de overige partijen in tussenkomst oproepen. Hoger beroep kan worden ingesteld zelfs voor de bekendmaking van de beslissing over de homologatie. Het hof van beroep doet bij hoogdringendheid uitspraak over het hoger beroep. ]1. De griffier van het hof van beroep geeft bij gerechtsbrief kennis van het verzoekschrift aan de geïntimeerden en, in voorkomend geval, aan hun advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag na de neerlegging ervan.
Als het vonnis de homologatie verwerpt, schort het hoger beroep de uitspraak op.
De homologatie van het reorganisatieplan maakt het bindend voor alle schuldeisers in de opschorting.
De betwiste, maar na de homologatie gerechtelijk erkende schuldvorderingen in de opschorting, worden betaald op de wijze die is bepaald voor de schuldvorderingen van dezelfde aard. In geen geval kan de uitvoering van het reorganisatieplan geheel of gedeeltelijk opgeschort worden door de met betrekking tot deze betwistingen genomen beslissingen.
De schuldvorderingen in de opschorting die niet opgenomen zijn in de in artikel 17, § 2, 7°, bedoelde lijst, in voorkomend geval gewijzigd met toepassing van artikel 46, en die geen aanleiding hebben gegeven tot betwisting, worden betaald na de volledige uitvoering van het plan, op de wijze die is bepaald voor de schuldvorderingen van dezelfde aard. Indien de schuldeiser niet behoorlijk werd ingelicht tijdens de opschorting, wordt hij betaald op de wijze en in de mate die het gehomologeerd plan bepaalt voor gelijkaardige schuldvorderingen.
Tenzij het plan uitdrukkelijk anders bepaalt, bevrijdt de volledige uitvoering ervan de schuldenaar geheel en definitief, voor alle schuldvorderingen die erin voorkomen.
Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek komt het plan de medeschuldenaars en de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld niet ten goede.
Elke schuldeiser kan, door de dagvaarding van de schuldenaar, de intrekking van het reorganisatieplan vorderen wanneer het niet stipt wordt uitgevoerd, of wanneer hij aantoont dat het niet anders zal kunnen en dat hij er schade door zal lijden.
De procureur des Konings kan op dezelfde wijze de intrekking vorderen wanneer hij de niet-uitvoering van het geheel of een gedeelte van het plan vaststelt.
De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter, na de schuldenaar te hebben gehoord. Het vonnis dat het plan intrekt, wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de griffier. De schuldenaar deelt de inhoud van dit uittreksel mee aan al zijn schuldeisers.
De intrekking van het reorganisatieplan ontneemt het elke uitwerking, behoudens wat betreft de reeds uitgevoerde betalingen en verrichtingen, onder meer de reeds verrichte overdracht van het geheel of een gedeelte van de onderneming of van haar activiteiten. [1 De intrekking heeft tot gevolg dat de schuldenaar en de schuldeisers zich in dezelfde toestand bevinden, behalve wat de voornoemde elementen betreft, als er geen gehomologeerd reorganisatieplan zou geweest zijn. ]1
[1 De rechtbank kan ambtshalve, vanaf de eerste verjaardag van de homologatiebeslissing, de schuldenaar jaarlijks oproepen om verslag uit te brengen over de uitvoering van het collectief akkoord. De verklaringen van de schuldenaar worden door de griffier opgenomen om gevoegd te worden bij het dossier van de gerechtelijke reorganisatie. ]1
§ 1. De overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een gedeelte van de onderneming of van haar activiteiten kan door de rechtbank bevolen worden met het oog op het behoud ervan wanneer de schuldenaar ermee instemt in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie of later in de loop van de procedure.
Als de schuldenaar in de loop van de procedure instemt met een overdracht onder gerechtelijk gezag, worden de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, indien er geen is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging, of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging gehoord.
De vordering tot overdracht kan ingesteld worden in de dagvaarding die strekt tot de voortijdige beëindiging van de procedure tot reorganisatie of de intrekking van het reorganisatieplan, of in een afzonderlijk exploot gericht tegen de schuldenaar.
Wanneer hij de overdracht beveelt in een ander vonnis dan dit waarbij de opschorting wordt beëindigd, wijst de rechtbank een rechter in de rechtbank, de voorzitter uitgezonderd, of een rechter in handelszaken aan om verslag uit te brengen over de uitvoering van de overdracht.
Het vonnis dat de overdracht beveelt, wijst een gerechtsmandataris aan die wordt gelast met het organiseren en realiseren van de overdracht in naam en voor rekening van de schuldenaar. Het bepaalt het voorwerp van de overdracht of laat die bepaling over aan het oordeel van de gerechtsmandataris.
De rechtbank kan, in hetzelfde vonnis, een bijkomende opschorting bevelen voor niet meer dan zes maanden te rekenen van haar beslissing, met de gevolgen bepaald in de artikelen 30 tot 37.
Het vonnis wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de aangewezen gerechtsmandataris.
[1 § 1. Onverminderd de bepalingen van deze wet verduidelijkt een collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten is in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard is door de Koning de nadere regels voor de overdracht van de rechten en verplichtingen van de werknemers die betrokken zijn bij een overdracht van onderneming onder gerechtelijk gezag.
De keuze van de verkrijger moet worden bepaald door technische, economische en organisatorische redenen en moet gebeuren zonder verboden differentiatie.
Inzonderheid de werknemers-vertegenwoordigers in de overgedragen onderneming of het overgedragen gedeelte van de onderneming mogen niet anders worden behandeld, alleen vanwege de activiteit uitgeoefend als werknemers-vertegenwoordiger in de overgedragen onderneming of het overgedragen gedeelte van de onderneming.
Behoudens bewijs van het tegendeel wordt de afwezigheid van verboden differentiatie geacht bewezen te zijn indien de voor de overdracht onder gerechtelijk gezag bestaande verhouding tussen de werknemers van de overgedragen onderneming of het overgedragen gedeelte van de onderneming en hun vertegenwoordigers in de organen van die onderneming of dat gedeelte van de onderneming na de overdracht behouden blijft.
De arbeidsrechtbank gaat na of de ondertekenende partijen de wettelijke voorwaarden vervuld hebben en of de openbare orde werd nageleefd.
De rechtbank spreekt zich bij hoogdringendheid uit, na de vertegenwoordigers van de werknemers en de verzoeker te hebben gehoord.
[1 De aangewezen gerechtsmandataris organiseert en verricht de door de rechtbank bevolen overdracht door de verkoop of de overdracht van de voor het behoud van het geheel of een gedeelte van de economische activiteit van de onderneming noodzakelijke of nuttige roerende of onroerende activa.
Hij zoekt en wint offertes in en waakt bij voorrang over het behoud van het geheel of een gedeelte van de activiteit van de onderneming, rekening houdend met de rechten van de schuldeisers.
Hij kiest voor de verkoop of de overdracht, openbaar of uit de hand, in welk geval hij in zijn offerteaanvraag de door de bieders te volgen procedure vaststelt. Hij bepaalt inzonderheid de uiterste termijn waarbinnen de offertes hem moeten worden bezorgd en waarna geen enkele nieuwe offerte in aanmerking kan worden genomen. Indien hij voornemens is een offerte mee te delen aan andere bieders teneinde ervoor te zorgen dat één keer of verschillende keren hoger wordt geboden, maakt hij daarvan melding en verduidelijkt hij de wijze waarop dat opbod zal worden georganiseerd. Hij geeft aan, in voorkomend geval, welke waarborgen inzake werkgelegenheid en betaling van de verkoopprijs, alsook welke financiële ondernemingsplannen en -projecten moeten medegedeeld worden. Opdat een offerte in aanmerking zou kunnen worden genomen, moet de geboden prijs voor alle verkochte of overgedragen activa gelijk zijn aan of hoger zijn dan de vermoedelijke waarde van gedwongen tegeldemaking in geval van faillissement of vereffening.
Ingeval een offerte uitgaat van personen die toezicht op de onderneming uitoefenen of hebben uitgeoefend, en die tezelfdertijd via andere rechtspersonen de controle hebben over rechten die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van haar activiteiten, kan die offerte slechts in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat die rechten onder dezelfde voorwaarden toegankelijk zijn voor de andere bieders.
Indien er verscheidene vergelijkbare offertes zijn, geeft de mandataris de voorkeur aan de offerte die het behoud van de werkgelegenheid garandeert door een sociaal akkoord.
Daartoe stelt de aangewezen gerechtsmandataris een of meer ontwerpen van gelijktijdige of opeenvolgende verkopen op, met vermelding van de stappen die hij heeft ondernomen, de voorwaarden van de voorgenomen verkoop en de rechtvaardiging van zijn ontwerpen, en voegt hij voor elke verkoop een ontwerp van akte bij.
Hij deelt zijn ontwerpen mee aan de gedelegeerd rechter en, bij verzoekschrift op tegenspraak, waarvan minstens twee dagen voor de zitting kennis wordt gegeven aan de schuldenaar, vraagt hij aan de rechtbank de machtiging om te kunnen overgaan tot de uitvoering van de voorgestelde verkoop.
De rechtbank neemt geen enkele offerte of offertewijziging na dat verzoekschrift in aanmerking. ]1
Wanneer de verkoop betrekking heeft op onroerende goederen, wordt het ontwerp van akte daartoe opgesteld door een door de gerechtsmandataris aangestelde notaris en wordt er een evaluatieverslag bijgevoegd evenals een getuigschrift van de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie ]1 dat dateert van na het openen van de reorganisatieprocedure en dat melding maakt van de bestaande inschrijvingen en van elke overschrijving van bevelen of beslagen op de genoemde onroerende goederen.
Wanneer de verkoop betrekking heeft op een onroerend goed of een handelszaak, worden alle personen gehoord die beschikken over een inschrijving of een kantmelding op het betrokken onroerend goed of over een inschrijving op de betrokken handelszaak.
Ongeacht het voorwerp van de verkoop, roept de gerechtsmandataris de schuldenaar op voor het verzoekschrift wordt neergelegd.
De personen bedoeld in het tweede lid en de schuldenaar kunnen de rechtbank bij verzoekschrift vorderen haar toelating te onderwerpen aan bepaalde voorwaarden, zoals het bepalen van een minimumverkoopprijs.
§ 1. Op verslag van de gedelegeerd rechter verleent de rechtbank de met toepassing van [1 artikel 62, zevende lid ]1 gevorderde machtiging, indien de voorgenomen verkoop voldoet aan de in het tweede lid van hetzelfde artikel vastgestelde voorwaarden.
De rechtbank hoort de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad, of, indien er geen is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging, of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging.
Wanneer een ontwerp van verkoop verscheidene voorstellen in aanmerking neemt van verschillende kandidaat-kopers of houdende verschillende voorwaarden, beslist de rechtbank.
Wanneer de verkoop betrekking heeft op roerende goederen en het ontwerp van verkoop voorziet in de openbare verkoop ervan, wijst het vonnis de gerechtsdeurwaader aan die belast wordt met de verkoop en er de prijs van zal innen.
De verkoop dient te gebeuren overeenkomstig het door de rechtbank aangenomen ontwerp van akte en, wanneer hij betrekking heeft op onroerende goederen, door het ambt van de notaris die de akte heeft opgesteld.
De prijs van de roerende goederen wordt door de door de rechtbank aangewezen gerechtsmandataris geïnd en verdeeld overeenkomstig de artikelen 1627 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
[1 De prijs van de onroerende goederen die in de overdracht is begrepen, wordt door de aangestelde notaris geïnd en verdeeld overeenkomstig de artikelen 1639 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Het saldo na voldoening van de hypothecaire inschrijvingen wordt aan de gerechtsmandataris overgemaakt om opgenomen te worden in zijn verdeelstaat. ]1
Door de verkoop van de roerende en onroerende goederen gaan de rechten van de schuldeisers over op de prijs.
Wanneer de aangewezen gerechtsmandataris van oordeel is dat alle voor overdracht vatbare activiteiten overgedragen zijn, en in elk geval voor het einde van de opschorting, vraagt hij aan de rechtbank bij verzoekschrift dat zij de procedure van gerechtelijke reorganisatie afsluit of, wanneer het gerechtvaardigd is dat deze voortgezet wordt voor andere doeleinden, dat zij hem ontlast van zijn opdracht.
Wanneer de schuldenaar een rechtspersoon is, kan de rechtbank, in het vonnis dat dit verzoek inwilligt, de bijeenroeping van de algemene vergadering bevelen met de ontbinding als agenda.
De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter, na de schuldenaar te hebben gehoord.
[1 Als de schuldenaar failliet of in staat van gerechtelijke vereffening wordt verklaard vooraleer de gerechtsmandataris zijn opdracht volledig heeft vervuld, verzoekt de gerechtsmandataris de rechtbank hem van zijn opdracht te ontlasten. De rechtbank kan beslissen, op verslag van de gedelegeerd rechter, dat de gerechtsmandataris nog bepaalde opdrachten kan voltooien. De gerechtsmandataris draagt in elk geval de opbrengst van de overdrachten over aan de curator of de vereffenaar voor verdeling.
Het ereloon van de gerechtsmandataris wordt aangerekend op dat van de curator en de vereffenaar. ]1
De beslissing tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie ontlast de verkrijger van alle andere verplichtingen dan die welke in de akte van overdracht zijn vermeld.
Te rekenen van het vonnis bedoeld in artikel 60 worden alle middelen van tenuitvoerlegging uit hoofde van de schuldvorderingen in de opschorting ten laste van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijke zekerheid van de schuldenaar heeft gesteld, opgeschort tot het vonnis bedoeld in artikel 67, derde lid.
[1 Te rekenen van het in artikel 60 bedoelde vonnis worden alle middelen van tenuitvoerlegging welke zijn gegrond op schuldvorderingen in de opschorting ten laste van de echtgenoot, gewezen echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, die vanwege die hoedanigheid samen verbonden is met de schuldenaar voor de schuld van zijn of haar echtgenoot, gewezen echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, opgeschort tot het in artikel 67, derde lid, bedoelde vonnis.
Deze bescherming kan de wettelijk samenwonende partner van wie de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd in de zes maanden vóór het indienen van het in artikel 17 bedoelde verzoekschrift tot het instellen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, niet tot voordeel strekken. ]1
De natuurlijke persoon van wie de onderneming met toepassing van artikel 67 geheel werd overgedragen, kan door de rechtbank ontlast worden van de schulden die bestaan op het ogenblik van het vonnis dat deze overdracht beveelt, indien deze persoon ongelukkig en te goeder trouw is.
Daartoe kan hij een verzoekschrift op tegenspraak neerleggen bij de rechtbank, uiterlijk drie maanden na dit vonnis. Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de gerechtsmandataris.
Het vonnis dat de ontlasting van de schuldenaar beveelt, wordt door toedoen van de griffier bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
[1 Indien de schuldenaar bevrijd wordt, kan hij niet meer worden vervolgd door zijn schuldeisers. De echtgenoot, gewezen echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de schuldenaar, die samen verbonden is voor de schuld van zijn of haar echtgenoot, gewezen echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, wordt ingevolge de bevrijding van die verplichting ontheven.
Deze bevrijding kan de wettelijk samenwonende partner van wie de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd in de zes maanden vóór het indienen van het in artikel 17 bedoelde verzoekschrift tot het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, niet tot voordeel strekken.
De bevrijding komt de medeschuldenaars en de schuldenaars van persoonlijke zekerheden niet ten goede, onverminderd de toepassing van de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek. ]1
[1 De gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon kan op zich alleen geen grond zijn voor een aansprakelijkheidsvordering gericht tegen een kredietgever of een investeerder die krediet geeft voor of investeert in een nieuwe activiteit gevoerd door de schuldenaar of door een bestuurder, zaakvoerder of leider van de schuldenaar, ongeacht de vorm waaronder deze nieuwe activiteit wordt uitgeoefend. ]1
§ 1. De gerechtsmandatarissen, aangewezen krachtens deze wet, worden gekozen op grond van hun kwaliteiten en volgens de noodwendigheden van de zaak.
Ze dienen waarborgen te bieden van bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en onpartijdigheid.
Ze kunnen aangewezen worden onder de personen die gemachtigd zijn door de overheidsinstellingen of private instellingen die door de bevoegde overheid zijn aangewezen of erkend om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden.
[1 De Koning bepaalt de regels en barema's die van toepassing zijn op de met toepassing van de artikelen 27, 28 en 60 aangewezen gerechtsmandatarissen. Hij kan deze bepalen voor de met toepassing van artikel 28 aangewezen voorlopige bestuurders. ]1
Elke vordering van derden wordt [1 voor de rechtbank ]1 gericht, volgens de vormen van het kort geding, tegen de mandataris of mandatarissen en tegen de schuldenaar.
De gerechtsmandataris en de schuldenaar worden gehoord in raadkamer. De beslissing wordt uitgesproken in openbare zitting.
De schuldenaar wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van 5 euro tot 125 000 euro of met een van deze straffen alleen :
1° indien hij, op welke wijze ook, om een procedure van gerechtelijke reorganisatie te verkrijgen of te vergemakkelijken, opzettelijk een gedeelte van zijn actief of van zijn passief heeft verborgen of dit actief overdreven of dit passief geminimaliseerd heeft;
2° indien hij wetens en willens een of meer vermeende schuldeisers of schuldeisers waarvan de schuldvorderingen overdreven zijn, heeft doen of laten optreden bij de beraadslagingen;
3° indien hij wetens en willens een of meer schuldeisers heeft weggelaten uit de lijst van schuldeisers;
4° indien hij wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen over de staat van zijn zaken of de vooruitzichten van reorganisatie heeft gedaan of laten doen aan de rechtbank of aan een gerechtsmandataris.
Worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van 5 euro tot 125 000 euro, zij die, bedrieglijk, zonder schuldeiser te zijn, deelnemen aan de stemming bepaald bij artikel 54 of als schuldeiser hun schuldvorderingen overdrijven, en zij die hetzij met de schuldenaar, hetzij met enige andere persoon bijzondere voordelen bedingen voor hun wijze van stemmen over het reorganisatieplan of die een bijzondere overeenkomst aangaan waaruit voor hen een voordeel voortvloeit ten laste van het actief van de schuldenaar.
In artikel 764, eerste lid, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 17 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord " akkoordaanvragen " wordt vervangen door de woorden " vorderingen tot gerechtelijke reorganisatie ";
2° de woorden " rechtsplegingen tot herroeping van de opschorting van betaling " worden vervangen door de woorden " vorderingen tot intrekking van een reorganisatieplan ".
In artikel 1395, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1997, 5 juli 1998, 17 maart 2003 en 13 december 2005, worden de woorden " bevoegd inzake het gerechtelijk akkoord " vervangen door de woorden " bevoegd inzake de verzoekschriften tot gerechtelijke reorganisatie ".
In artikel 8 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : " Wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat de voorwaarden voor een faillissement vervuld zijn, en spoed vereist is, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel de koopman of de handelsvennootschap geheel of ten dele het beheer van het geheel of een gedeelte van zijn goederen ontnemen. ";
2° " In het derde lid, worden de woorden " de koopman " vervangen door de woorden " de koopman of de handelsvennootschap ".
Artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, wordt aangevuld met een lid, luidende :
" De verplichting tot aangifte is opgeschort vanaf de neerlegging van een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie en dit zolang de opschorting verleend krachtens de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen duurt. "
In artikel 23, § 1, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) het 14° wordt vervangen als volgt :
" 14° die oordelen over een vordering tot gerechtelijke reorganisatie of een opschorting verlenen of verlengen; ";
b) het 15° wordt vervangen als volgt :
" 15° die een procedure van gerechtelijke reorganisatie sluiten of beëindigen, een reorganisatieplan intrekken of een homologatie van een reorganisatieplan weigeren; ".
In de Franse tekst wordt het opschrift van hoofdstuk XI van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht vervangen als volgt : " Procédures collectives d'insolvabilité ".
Artikel 116 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Dit hoofdstuk is van toepassing op de procedures van faillissement, gerechtelijke reorganisatie en collectieve schuldenregeling. "
In artikel 3 van het koninklijk besluit n° 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake de belasting op de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 7 april 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede streepje wordt vervangen als volgt :
" - in geval van gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord, op de datum van de homologatie door de rechtbank, wat betreft de schuldvorderingen waarvan de vermindering werd opgetekend in het reorganisatieplan; ";
2° een derde streepje wordt toegevoegd, luidende :
" - in geval van gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord, op de datum van het vonnis dat het minnelijk akkoord vaststelt, wat betreft de schuldvorderingen waarvan de vermindering werd opgetekend in het akkoord; ";
3° een vierde streepje wordt toegevoegd, luidende :
" - op de datum van de uitspraak tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag, wat betreft de schuldvorderingen die ten gevolge van de overdracht niet konden worden aangezuiverd. "
In artikel 48, van het Wetboek op de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wet van 7 april 2005, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
" Geven aanleiding tot een fiscale vrijstelling voor waardeverminderingen en voorzieningen, de schuldvorderingen op de medecontractanten waarvoor krachtens de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondermeningen door de rechtbank een reorganisatieplan is gehomologeerd of een minnelijk akkoord is vastgesteld, dit gedurende de belastbare tijdperken tot de volledige tenuitvoerlegging van het plan of van het minnelijk akkoord of tot het sluiten van de procedure. "
In hetzelfde Wetboek, titel II, hoofdstuk II, afdeling 4, onderafdeling 2, wordt een letter E ingevoegd met als opschrift " Winst voortvloeind uit de homologatie van een reorganisatieplan en uit de vaststelling van een minnelijk akkoord ", die een artikel 48/1 bevat, luidende :
" Art. 48/1. - De winst die voortvloeit uit de minderwaarden die door de schuldenaar zijn opgetekend op bestanddelen van het passief ten gevolge van de homologatie van een reorganisatieplan door de rechtbank of ten gevolge van de vaststelling door de rechtbank van een minnelijk akkoord krachtens de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, wordt vrijgesteld volgens de nadere toepassingsregels die de Koning vaststelt. "
De Koning brengt de terminologie en de verwijzingen van de geldende wetten in overeenstemming met deze wet.
Onder voorbehoud van de toepassing ervan op de procedures van gerechtelijk akkoord die lopen op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, wordt de wet van 17 juli 1997 op het gerechtelijk akkoord opgeheven.
86.Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk zes maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
(NOTA : inwerkingtreding vastgesteld op 01-04-2009 door KB 2009-03-27/31, art. 1)