Info



Tekst


BOEK 1. - De preventie, de vaststelling en de vervolging van de inbreuken en hun bestraffing in het algemeen
TITEL 1. - Beleid inzake preventie en toezicht
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1

[1 Het beleid van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude

   § 1. Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen wordt voor de toepassing van deze titel verstaan onder sociale fraude en illegale arbeid : iedere inbreuk op een sociale wetgeving die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort.

§ 2. Het beleid van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude wordt bepaald door de Ministerraad, die de bevoegde ministers met de uitvoering ervan belast.

   Dit beleid wordt door de ministers bevoegd voor Sociale Zaken, Werk, Justitie, Zelfstandigen en de Bestrijding van de sociale fraude meegedeeld aan de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 2

[1 Strategisch plan en operationeel actieplan voor de bestrijding van sociale fraude

   In het kader van het beleid van de strijd tegen de sociale fraude en de illegale arbeid wordt door het strategisch comité, onder leiding van het regeringslid dat bevoegd is voor de bestrijding van de sociale fraude, een strategisch plan voor de bestrijding van sociale fraude opgesteld. Dit strategisch plan heeft betrekking op een periode van vier jaar en houdt rekening met de bestuursovereenkomsten van de Openbare Instellingen van de Sociale Zekerheid en de federale overheidsdiensten.

   Dit strategisch plan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Ministerraad, die het ten laatste op 1 januari van het eerste jaar van de periode waarop het betrekking heeft, goedkeurt.

   Het strategisch plan wordt jaarlijks verder geconcretiseerd in een operationeel actieplan voor de bestrijding van sociale fraude.

   Het operationeel actieplan bevat onder meer :
1° de individuele controleacties;
2° de gemeenschappelijke controleacties;
3° nieuwe beleids - en operationele acties.

   Het operationeel actieplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het strategisch comité en het Ministerieel Comité voor de Fraudebestrijding. De Ministerraad keurt het plan ten laatste op 1 januari van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, goed. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK 2. - De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst
Art. 3

[1 Missie en opdrachten van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

   Er wordt een Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst opgericht, hierna de SIOD genoemd, die samengesteld is uit een strategisch comité, een staf en twee structurele overlegcomités.

   De SIOD valt onder de leiding van de ministers die bevoegd zijn voor de bestrijding van sociale fraude.

   De SIOD is een strategisch orgaan dat op basis van de kennis en inzichten van de inspectiediensten van de administraties bedoeld in artikel 4, 4° en 5°, en met wetenschappelijke ondersteuning een visie ontwikkelt op de bestrijding van sociale fraude en die omzet in concrete strategieën. De SIOD bereidt het strategisch plan en de operationele actieplannen voor en staat in voor de beleidsondersteuning.

   De opdrachten van de SIOD zijn :
1° het beleid voorbereiden zoals vastgesteld door de Ministerraad inzake de strijd tegen illegale arbeid en sociale fraude, ter uitvoering van het strategisch plan en het operationeel actieplan bedoeld in artikel 2;
2° de preventieacties sturen en opzetten die nodig zijn voor de uitvoering van dit beleid;
3° het voorbereiden van de samenwerkingsprotocollen tussen de federale overheid en de gewesten betreffende de coördinatie van de controles inzake illegale arbeid en sociale fraude;
4° de trimestriële evaluatie van de realisatiegraad van de verschillende elementen van het jaarlijks operationeel actieplan bedoeld in artikel 2. Indien de trimestriële evaluatie twee maal op rij aangeeft dat de doelstellingen of opbrengsten zoals voorzien in het operationeel actieplan niet zullen worden bereikt, brengt de directeur van de SIOD het strategisch comité hiervan op de hoogte;
5° het voorbereiden van richtlijnen ter uitvoering van het operationeel actieplan voor de arrondissementscellen bedoeld in artikel 12;
6° de nodige inhoudelijke bijstand verlenen aan de bevoegde besturen en diensten inzake de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude;
7° studies uitvoeren over de problematiek van illegale arbeid en sociale fraude en het mogelijk maken meer gerichte acties te ondernemen;
8° zorgen voor overleg tussen de inspectiediensten en voor hun ondersteuning via de overlegcomités;
9° het identificeren van de gemeenschappelijke opleidingsbehoeften van de personeelsleden van de inspectiediensten en zorgen voor de nodige opleidingen;
10° een extern communicatiebeleid voorbereiden voor het strategisch comité;
11° het opvolgen van de uitvoering van de door de minister(s) gesloten partnerschapsovereenkomsten, bedoeld in artikel 15, en er over rapporteren aan het strategisch comité;
12° het coördineren van de informatie meegedeeld door de inspectiediensten bevoegd voor de strijd tegen illegale tewerkstelling en jaarlijks, voor 1 juli van elk jaar, verslag uitbrengen aan de Europese Commissie;
13° een visie ontwikkelen en voorbereiden van strategieën om sociale fraude aan te pakken;
14° het organiseren van een structureel overleg met de diverse betrokken instellingen waaronder de regio's die actief meewerken aan de strijd tegen de sociale fraude en andere relevante actoren;
15° een internationale samenwerking tussen inspectiediensten op punt zetten in het kader van hun gezamenlijke acties en de opvolging ervan verzekeren. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 4

[1 Samenstelling van het strategisch comité

   Het strategisch comité is samengesteld uit :
1° het regeringslid dat bevoegd is voor de bestrijding van sociale fraude of zijn vertegenwoordiger;
2° de ministers bevoegd voor Sociale Zaken, Werk Justitie en Zelfstandigen of hun vertegenwoordiger;
3° de directeur van de SIOD;
4° de administrateurs-generaal van de Rijksdient voor Sociale Zekerheid, het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen, de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
5° de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
6° de procureur-generaal aangesteld door het College van procureurs-generaal;
Het strategisch comité wordt voorgezeten door het regeringslid dat bevoegd is voor de bestrijding van de sociale fraude. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 5

[1 Opdrachten van het strategisch comité

   Het strategisch comité heeft onder meer als opdracht :
1° het valideren van het strategisch plan, bedoeld in artikel 2, voor een periode van vier jaar, rekening houdend met de bestuursovereenkomsten van de Openbare Instellingen van de Sociale Zekerheid en de federale overheidsdiensten;
2° het valideren van het operationeel actieplan, bedoeld in artikel 2;
3° het valideren van de voorgestelde strategieën;
4° het valideren van de doelstellingen per inspectiedienst m.b.t. de uitvoering van het operationeel actieplan;
5° het valideren van de opdrachten van de staf, zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 6

[1 Samenstelling van de staf van de SIOD

   De staf van de SIOD is samengesteld uit :
1° de directeur van de SIOD;
2° experten belast met de ondersteuning van de directeur bij het opstellen en opvolgen van het strategisch plan en het operationeel actieplan, bedoeld in artikel 2;
3° een magistraat van een arbeidsauditoraat en/of van een arbeidsauditoraat-generaal;
4° een lid van de Federale Overheidsdienst Financiën;
5° SIOD-coördinatoren, waarvan het statuut wordt bepaald door de Koning : het betreffen sociaal inspecteurs afkomstig van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
6° een secretariaat dat de staf bijstaat. Het secretariaat van de staf is eveneens belast met de taken van het secretariaat van het strategisch comité.

   De staf van de SIOD wordt aangestuurd door het strategisch comité. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 7

[1 Opdrachten van de staf

   De staf is belast met de uitvoering van de opdrachten van de SIOD, bedoeld in artikel 3.

   De SIOD-coördinatoren zorgen voor de ondersteuning van de arrondissementscellen. Zij stellen hun kennis en ervaring als expert ter beschikking aan de SIOD. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 8

[1 De functie van leidinggevende, genoemd de directeur van de SIOD, de voorwaarden voor zijn benoeming en zijn statuut

   De directeur van de SIOD moet een managementfunctie bekleden.

   De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de benoemingsvoorwaarden en het geldelijk en administratief statuut van de directeur.

   [2 In afwachting van de aanstelling van de gevolmachtigde leidend ambtenaar, bedoeld in eerste en tweede lid, oefent de ambtenaar die op 1 juli 2017 de leiding over de algemene directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg heeft, de functie van directeur van het Bureau verder uit. De opdracht van deze persoon loopt af op het ogenblik dat de gevolmachtigde leidend ambtenaar wordt aangesteld. ]2 ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019> (2)<W 2019-04-07/06, art. 18, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 9

[1 Opdrachten van de directeur van de SIOD

   De directeur van de SIOD:
- staat in voor het dagelijks beheer van de SIOD en voor het goede beheer van de opdrachten van de SIOD, zoals omschreven in artikel 3;
- staat in voor het beheer van het personeel van de staf, bedoeld in artikel 6, 1e lid, 2° tot en met 5°;
- zit tevens de structurele overlegcomités voor;
- stelt de actieplannen, bedoeld in artikel 2, voor aan de Nationale Arbeidsraad en het Algemeen Beheerscomité van Zelfstandigen.

   Hij heeft zitting in de commissie voor partnerschapsovereenkomsten opgericht bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Hij deelt de resultaten van de werkzaamheden van deze commissie aan het strategisch comité en de staf mee.

   Waar in deze wet en haar uitvoeringsbesluiten sprake is van de "directeur van het bureau" of de "directeur van het federaal aansturingsbureau" moet dit worden gelezen als de "directeur van de SIOD ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 9/1

<Opgeheven bij W 2016-07-01/01, art. 27, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 10

[1 De benoeming van de leden van de staf, en hun statuut

   De leden van de staf worden benoemd door de Koning, met uitzondering van de in artikel 6, eerste lid, 3°, bedoelde magistraat. Deze laatste wordt aangeduid door de procureur-generaal die bevoegd is voor het sociaal strafrecht. De Koning bepaalt het administratief en geldelijk statuut van de leden van de staf bedoeld in artikel 6, eerste lid, 5°.

   De functies van de leden van de staf bedoeld in artikel 6, eerste lid, 2°, kunnen niet worden ingevuld via een verlof voor opdracht van algemeen belang.

   Tijdens hun mandaat behouden de sociaal inspecteurs, bedoeld in artikel 6, eerste lid, 5°, hun hoedanigheid van sociaal inspecteur in de zin van Titel 2 van het boek I van dit Wetboek. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 11

[1 Samenstelling en opdrachten van de structurele overlegcomités

   § 1. Er worden twee structurele overlegcomités opgericht, één voor het stelsel van de werknemers en één voor het stelsel van de zelfstandigen. Ingeval een doeltreffende organisatie van het werk dit vereist, kan de directeur van de SIOD beslissen om de twee structurele overlegcomités samen te voegen tot 1 overlegcomité.

   Deze overlegcomités staan in voor het opvolgen, evalueren en verbeteren van de samenwerking inzake de strijd tegen bijdragefraude, uitkeringsfraude en de grensoverschrijdende sociale fraude.

§ 2. Deze overlegcomités zijn elk samengesteld als volgt :
1° de directeur van de SIOD, die het comité voorzit;
2° een SIOD-vertegenwoordiger per comité;
3° de leidende ambtenaren van de federale inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
4° de procureur-generaal aangesteld door het College van procureurs-generaal en een vertegenwoordiger van de Raad van Arbeidsauditeurs;
5° de vertegenwoordigers van de regionale inspectiediensten die deelnemen met raadgevende stem;
6° de leidende ambtenaar van de Directie van de Administratieve geldboeten van de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt van de federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

   De voorzitter van elk comité kan een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Financiën uitnodigen indien zijn aanwezigheid vereist is om de structurele strategische samenwerking tussen fiscus en sociale inspectiediensten te versterken. Hij heeft een raadgevende stem.

§ 3. Elk overlegcomité heeft als taak :
1° de coördinatie van de uitvoering van het operationeel actieplan;
2° het voorstellen van kritische succesfactoren en kritische prestatie-indicatoren, de opvolging ervan te verzekeren en er over te rapporteren;
3° het formuleren van voorstellen tot standaardisering van de werkprocessen;
4° het opvolgen van de acties en er over rapporteren;
5° het formuleren van voorstellen tot vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving aan de regering via het strategisch comité. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 12

[1 Er wordt zowel in de schoot van de NAR als in de schoot van het ABC een informatieplatform sociale fraude opgericht ter bevordering van de dialoog tussen de regeringsleden bevoegd voor sociale fraude en het management van de SIOD enerzijds en de sociale partners anderzijds. De ontwerpen van strategische plannen en de ontwerpen van operationele actieplannen worden daar onder meer besproken. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK 3. [1 - De arrondissementscel ]1
Art. 13

[1 De samenstelling van de arrondissementscel

   Per arbeidsauditoraat wordt een arrondissementscel opgericht, hierna "de cel" genoemd, voorgezeten door de arbeidsauditeur en voor het overige samengesteld als volgt : een vertegenwoordiger van de inspectiediensten Toezicht Sociale Wetten /Toezicht Welzijn op het Werk, van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Financiën, een magistraat van een parket van de procureur des Konings, een lid van de lokale politie, een coördinator van de SIOD zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, 5°, en de secretaris van de cel.

   Aan de arrondissementscel wordt, op zijn verzoek, de vertegenwoordiger toegevoegd van de gewestelijke inspectiedienst bevoegd inzake tewerkstellingsbeleid krachtens artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980. De voorzitter van de cel kan iedere andere dienst uitnodigen op de vergaderingen indien zijn aanwezigheid nodig blijkt.

   Indien een meer doeltreffende organisatie van het werk dit vereist, kunnen binnen een arbeidsauditoraat meerdere arrondissementscellen worden opgericht.

   In de gevallen bedoeld in de twee voorgaande leden, wordt om de fusie of splitsing van de arrondissementscellen verzocht door de oorspronkelijke arrondissementscellen die dit voorstel voorleggen aan het strategisch comité die deze moet goedkeuren. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 14

[1 De opdracht van de cel

   De opdracht van de cel bestaat erin :
1° de organisatie en de coördinatie van de controles op de naleving van de verschillende sociale wetgevingen in verband met illegale arbeid en sociale fraude, zoals onder meer bepaald in het operationeel actieplan;
2° de richtlijnen en de onderrichtingen van de staf uit te voeren;
3° informatie aan te leggen en opleidingen, onder andere sociaal strafrecht, te organiseren voor de leden van de diensten die deelnemen aan de vergaderingen van de cel;
4° de informatie aan te leveren zodat de balans kan worden opgemaakt van de gezamenlijke acties van de inspectiediensten die gevoerd worden binnen de cel;
5° de leden van de cel te informeren over de opvolging van de dossiers die worden behandeld door de sociale inspectiediensten en gerechtelijk vervolgd worden, alsook over de voor de inspectiediensten relevante rechtspraak.

   De cel komt ten minste éénmaal per maand samen in het kader van de concrete uitvoering van haar taken, in het bijzonder voor wat betreft de organisatie van de acties opgesomd onder 1°.

   De staf kan, op voorstel van het strategisch comité of één van zijn leden, doen overgaan tot een actie die het volledige Belgische grondgebied omvat of tot een actie die het ambtsgebied van meerdere cellen omvat. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 15

[1 Secretariaat van de cel

   Voor elke cel wordt in een secretariaat voorzien.

   Het secretariaat wordt waargenomen door één van de inspectiediensten van de overheidsdiensten opgesomd in artikel 11, § 2, 3°, overeenkomstig het Protocolakkoord dat door de staf wordt voorgesteld.

   Het secretariaat wordt gevestigd in de zetel van één van de diensten bedoeld in het tweede lid.

   De verslagen van de vergaderingen van de cel worden opgesteld door het secretariaat en overgemaakt aan de staf. ]1

(1)<W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 15/1

[1 De partnerschapscommissie, de samenstelling ervan en de partnerschapsovereenkomst

   Er wordt een partnerschapscommissie opgericht die haar zetel heeft in de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Ze is samengesteld uit :
1° de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die de partnerschapscommissie voorzit;
2° de directeur van de SIOD;
3° de secretaris van de Nationale Arbeidsraad;
4° de secretaris van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen;
5° de administrateurs-generaal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de Rijksdienst voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, en het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.

   Deze commissie is ermee belast de partnerschapsovereenkomsten tussen de bevoegde minister(s) en organisaties voor te bereiden.

   In de partnerschapsovereenkomst kunnen de ondertekenende partijen beslissen over elke informatie- en sensibiliseringsactie gericht tot de professionelen en de consumenten. Zij mogen tevens de verstrekking door organisaties organiseren, van iedere inlichting die nuttig is voor de preventie en de vaststelling van inbreuken. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK 4. [1 - De overlegplatformen voor de bestrijding van sociale fraude ]1
Art. 15/2

[1 Het overlegplatform voor de strijd tegen de ernstige en/of georganiseerde sociale fraude

   Er wordt een overlegplatform voor de strijd tegen de ernstige en/of georganiseerde sociale fraude opgericht, genaamd "platform Justitie" dat is samengesteld uit :
1° de leidende ambtenaren van de sociale inspectiediensten Toezicht Sociale Wetten/Toezicht Welzijn op het Werk van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen, van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
2° de procureur-generaal aan wie specifieke taken worden toegewezen met betrekking tot de materie van het sociaal recht, in het bijzonder met betrekking tot de sociale criminaliteit en de fraude op de sociale wetgeving of zijn vertegenwoordiger;
3° de procureur federaal of diens vertegenwoordiger;
4° de arbeidsauditeurs betrokken bij de dossiers onderzocht door het platform;
5° één of meerdere coördinatoren van de SIOD zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, 5°;
6° de directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie of zijn vertegenwoordiger;
7° iedere andere vertegenwoordiger waarvan de aanwezigheid noodzakelijk of nuttig geacht wordt voor de behandeling van de dossiers die betrekking hebben op ernstige en/of georganiseerde fraude.

   Het overlegplatform voor de strijd tegen de ernstige en/of georganiseerde sociale fraude wordt samen voorgezeten door de procureur-generaal die het sociaal strafrecht binnen zijn bevoegdheden heeft en door de procureur voor de coördinatieaspecten.

   Het overlegplatform voor de strijd tegen de ernstige en/of georganiseerde sociale fraude komt samen in de lokalen van het College van procureurs-generaal.

   § 2. Het overlegplatform voor de strijd tegen de ernstige en/of georganiseerde sociale fraude heeft als taak het maken van concrete afspraken over de nodige capaciteit aan inspecteurs, controleurs en informaticatoepassingen voor onder andere datamining, risico-analyse, die wordt ter beschikking gesteld van de gerechtelijke penale aanpak en het strafrechtelijk gevolg door de arbeidsauditeurs of het federaal parket. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 15/3

[1 Het operationeel platform voor de strijd tegen de sociale fraude, genaamd "platform inspectiediensten"

   § 1. Er wordt een operationeel platform voor de strijd tegen sociale fraude opgericht, dat is samengesteld uit :
1° de leidende ambtenaren van de sociale inspectiediensten Toezicht Sociale Wetten/Toezicht Welzijn op het Werk, van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen, van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
2° De procureur-generaal aan wie specifieke taken worden toegewezen met betrekking tot de materie van het sociaal recht, in het bijzonder met betrekking tot de sociale criminaliteit en de fraude op de sociale wetgeving;
3° de arbeidsauditeurs die betrokken zijn bij het te onderzoeken dossier;
4° een vertegenwoordiger van de federale en lokale politie indien zijn aanwezigheid noodzakelijk is in het kader van het te onderzoeken dossier;
5° iedere andere partners waarvan de aanwezigheid noodzakelijk of nuttig is voor de behandeling van het te onderzoeken dossier.

   Het voorzitterschap en de plaats van samenkomst zal op basis van een beurtrol tussen de directeurs-generaal van de inspectiediensten worden toegekend.

   Dit operationeel platform kan bijeen worden geroepen door de personen, zoals bedoeld in het eerste lid, 1° of 2°, en dit op elk moment dat zij dit nodig achten.

§ 2. Het operationeel platform voor de strijd tegen de sociale fraude heeft als opdracht :
1° het bepalen van de onderzoeken die het voorwerp moeten uitmaken van een gecoördineerde aanpak en van het gevolg dat aan deze dossiers moet gegeven worden;
2° een akkoord vinden over de capaciteit en de middelen die ter beschikking worden gesteld voor het uitvoeren van de onderzoeken;
3° het toezicht houden op de acties die worden opgezet op het gebied van de strijd tegen de grensoverschrijdende fraude, om zo te komen tot een coherente aanpak:
d) bij de benadering van het fenomeen;
e) bij de keuze van de onderzoeken;
f) bij de manier waarop de vastgestelde fraude wordt opgevolgd en vervolgd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 15/4

[1 De gegevensuitwisseling

   § 1. Teneinde aan de diensten belast met de strijd tegen de sociale fraude toe te laten op permanente wijze de noodzakelijke gegevens uit te wisselen, overeenkomstig de bepalingen voorzien in dit wetboek, duiden de leidend ambtenaren van de sociale inspectiediensten bedoeld in artikel 15/2 een sociaal inspecteur als effectief lid en een sociaal inspecteur als vervanger aan, belast met het waken over deze gegevensuitwisseling met naleving van de bepalingen opgesomd in artikel 54 tot 57 van dit wetboek. Indien mogelijk zal deze gegevensuitwisseling gebeuren door middel van een elektronisch platform.

§ 2. Het elektronisch platform bedoeld in de vorige paragraaf kan de informatie die noodzakelijk is voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude verzamelen, ontvangen, coördineren en verwerken en deze overmaken aan de openbare instellingen en aan de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, aan de sociale inspecteurs van de sociale inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren die belast zijn met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, voor zover deze inlichtingen hen van nut zijn bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of voor de toepassing van een andere wetgeving. De leidend ambtenaren van de inspectiediensten bedoeld in artikel 15/2 duiden de verantwoordelijke ambtenaar voor de verwerking van deze gegevens aan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-12-21/49, art. 69, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
TITEL 2. - De uitoefening van het toezicht en de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 16

Definities

   Voor de toepassing van Boek I van dit Wetboek en de uitvoeringsmaatregelen ervan, wordt verstaan onder :
1° " sociaal inspecteurs " : de ambtenaren die onder het gezag staan van de ministers tot wiens bevoegdheid de werkgelegenheid en arbeid, de sociale zekerheid, de sociale zaken en volksgezondheid behoren of die onder het gezag staan van de openbare instellingen die ervan afhangen, en die zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in Boek II van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten;
2° " werknemers " : de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon en degenen die daarmee gelijkgesteld worden :
a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon;
b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers;
3° " werkgevers " :
a) de personen die gezag over de werknemers uitoefenen;
b) de personen die ermee worden gelijkgesteld ingevolge een bepaling van sociaal recht;
c) met de werkgever worden ook gelijkgesteld :
- zij die kinderen arbeid doen verrichten of hen werkzaamheden doen uitvoeren;
- de invoerders van ruwe diamant;
- de reders;
- zij die een bureau voor arbeidsbemiddeling exploiteren of die een commissiegeld innen in het kader van de wetgeving betreffende het exploiteren van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling;
- de gebruikers in het kader van de wetgeving betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, alsmede de personen die, voor eigen rekening, werknemers ter beschikking stellen van gebruikers;
4° " gerechtigden " : de personen die recht hebben op een sociale uitkering, hetzij op basis van de sociale zekerheid hetzij op basis van een regeling voor maatschappelijke bijstand, of andere voordelen toegekend door de reglementering waarop de sociaal inspecteurs toezicht uitoefenen, alsook zij die er aanspraak op maken;
5° " sociale gegevens " : alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de wetgeving betreffende het arbeidsrecht en de sociale zekerheid;
6° " sociale gegevens van persoonlijke aard " : alle sociale gegevens met betrekking tot een persoon die is of kan worden geïdentificeerd;
7° " medische gegevens van persoonlijke aard " : alle sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan men informatie kan afleiden over de vroegere, de huidige of de toekomstige fysieke of psychische gezondheidstoestand van de persoon die is of kan worden geïdentificeerd, met uitzondering van de louter administratieve of boekhoudkundige gegevens betreffende de geneeskundige behandelingen of verzorgingen;
8° " openbare instellingen van sociale zekerheid " : de openbare instellingen alsmede de federale Overheidsdiensten die belast zijn met de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;
9° " meewerkende instellingen van sociale zekerheid " :de privaatrechtelijke instellingen, die erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;
10° " arbeidsplaatsen " : alle plaatsen waar werkzaamheden worden verricht die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, en onder meer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen gelegen binnen het bedrijfsterrein, werven en werken buiten de ondernemingen;
11° " informatiedragers " : gelijk welke informatiedragers onder welke vorm ook, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden en met inbegrip van deze die toegankelijk zijn door een informaticasysteem of door elk ander elektronisch apparaat;
12° " overtreder " : persoon aan wie een administratieve geldboete kan worden opgelegd;
13° " bevoegde administratie " : de administratie en de ambtenaren die door de Koning aangesteld zijn om administratieve geldboeten op te leggen.
[1 14° " de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude " : de sociale inspectiediensten van de Federale Staat, de politie, de Sociale inlichtingen- en Opsporingsdienst, de bevoegde administratie, het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken, de onderzoeksrechters, het College van de procureurs-generaal en de openbare instellingen van sociale zekerheid;
15° " de elektronische identiteitskaart " : de elektronische identiteitskaart bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
16° " het Beheerscomité " : het Beheerscomité van de databank e-PV, bedoeld in artikel 100/8;
17° " het e-PV " : het proces-verbaal tot vaststelling van inbreuken dat wordt aangemaakt, opgeslagen en verzonden overeenkomstig het in artikel 100/2 bedoelde model via de daartoe ontworpen informaticatoepassing;
18° " de databank e-PV " : de databank die opgericht wordt door artikel 100/6 en waarin de gegevens van de e-PV's die opgenomen zijn in het in artikel 100/2 bedoelde model evenals de gegevens opgenomen in de bijlagen bij deze e-PV's, worden opgeslagen en bijgehouden;
19° " de Ginaa-databank " : de databank van de bevoegde administratie, die de gegevens bevat met betrekking tot de opdrachten die haar in of krachtens het eerste boek worden toegewezen; ]1
[2 20° "datamining" : het gericht zoeken naar verbanden in gegevensverzamelingen met als doel profielen op te stellen voor meer diepgaand onderzoek;
21° "datamatching" : het vergelijken van twee sets van verzamelde data met elkaar. ]2

(1)<W 2012-03-29/08, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2018-01-15/02, art. 30, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
Art. 17

[1 § 1. ]1 De met het toezicht belaste overheden

   Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren, de door de bevoegde overheden aangewezen ambtenaren, evenals de sociaal inspecteurs toezicht op de naleving van de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in Boek 2 van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede op de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten.

   De Koning wijst de wetten en de uitvoeringsbesluiten aan waarvoor de diensten, waartoe de sociaal inspecteurs behoren, bevoegd zijn.

[1 § 2. Onverminderd de bevoegdheid van de politieambtenaren, zijn de sociaal inspecteurs van de volgende diensten of instellingen belast met het toezicht op de naleving in de ondernemingen van de verplichtingen opgelegd in het raam van de dringende maatregelen genomen door de Minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, bedoeld bij artikel 238 van dit Wetboek :
- de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
- de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
- de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
- de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
- FEDRIS;
- het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
- het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen.

   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder "ondernemingen" : "alle arbeidsplaatsen" zoals gedefinieerd in artikel 16, 10°, van dit Wetboek.

   Om het toezicht uit te oefenen bedoeld bij het eerste lid beschikken de sociaal inspecteurs over de in de artikelen 23 tot 42 en 43 tot 49 van dit Wetboek bedoelde bevoegdheden. ]1

(1)<KB 37 2020-06-24/10, art. 14, 045; Inwerkingtreding : 03-07-2020>
HOOFDSTUK 2. - Bevoegdheden van de sociaal inspecteurs en de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 18

Finaliteitsbeginsel

   De sociaal inspecteurs oefenen de in dit hoofdstuk bedoelde bevoegdheden uit met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in Boek 2 van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten.

Art. 19

Proportionaliteitsbeginsel

   Bij de uitoefening van de in dit hoofdstuk bedoelde bevoegdheden dienen de sociaal inspecteurs er voor te zorgen dat de middelen die zij aanwenden passend en noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in Boek 2 van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten.

Art. 20

Legitimatiebewijs

   De sociaal inspecteurs oefenen hun opdrachten uit voorzien van het legitimatiebewijs van hun ambt.

   De sociaal inspecteurs moeten hun legitimatiebewijs steeds voorleggen.

   De Koning bepaalt het model van dit legitimatiebewijs.

   [1 Wanneer de sociaal inspecteurs optreden met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de antidiscriminatiewetgeving en zijn uitvoeringsbesluiten, zoals bedoeld in artikel 42/1 van dit Wetboek, dient het legitimatiebewijs niet voorgelegd te worden, noch dienen ze hun hoedanigheid mede te delen. ]1

(1)<W 2018-01-15/02, art. 33, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
Art. 21

De beoordelingsbevoegdheid van de sociaal inspecteurs

   Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van strafvordering, bezitten de sociaal inspecteurs een beoordelingsbevoegdheid om :
1° inlichtingen en adviezen te verschaffen, met name met betrekking tot de meest doeltreffende middelen voor de naleving van de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in Boek II van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede voor de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten, waarop ze toezicht houden;
2° waarschuwingen te geven;
3° de overtreder een termijn te verlenen om zich in regel te stellen;
4° de maatregelen te nemen, bedoeld in de artikelen 23 tot 49;
[1 4°/1 aan de opdrachtgever, de aannemers of de onderaannemers zoals bedoeld in artikel 35/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, een schriftelijke kennisgeving over te zenden zoals bepaald in artikel 49/1. ]1
[2 4°/2 aan de aannemers en opdrachtgevers bedoeld in artikel 35/9 tot 35/11 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, de in artikel 49/2 van dit Wetboek bedoelde schriftelijke kennisgeving te verrichten. ]2
[3 4°/3 aan de hoofdelijk aansprakelijke personen bedoeld in de artikelen 35/6/1 tot 35/6/3 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, de in artikel 49/3 van dit Wetboek bedoelde schriftelijke kennisgeving te verrichten. ]3
5° processen-verbaal op te maken tot vaststelling van de inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in Boek II van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede op de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten.

(1)<W 2012-03-29/08, art. 73, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2013-02-11/13, art. 28, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (3)<W 2016-12-11/03, art. 24, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 22

De mogelijkheid om de bijstand van de politie te vorderen

   De sociaal inspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt, de bijstand van de politie vorderen.

Afdeling 2. - Bevoegdheden van de sociaal inspecteurs
Art. 23

Toegang tot de arbeidsplaatsen

   De sociaal inspecteurs mogen bij de uitoefening van hun opdracht op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnengaan in alle arbeidsplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen werken die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen.

Art. 24

Toegang tot de bewoonde ruimten

   § 1. De sociaal inspecteurs hebben enkel toegang tot de bewoonde ruimten in de volgende gevallen :
- wanneer de sociaal inspecteurs zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven;
- op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte; het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie worden gegeven;
- in geval van oproep vanuit die plaats;
- in geval van brand of overstroming;
- wanneer de sociaal inspecteurs in het bezit zijn van een machtiging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeksrechter.

§ 2. Voor het bekomen van een machtiging tot visitatie richten de sociaal inspecteurs een met redenen omkleed verzoek aan de onderzoeksrechter. Dit verzoek bevat minstens de volgende gegevens :
- de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie;
- de wetgeving die het voorwerp is van het toezicht en waarvoor de sociaal inspecteurs van oordeel zijn een machtiging tot visitatie nodig te hebben;
- wanneer dit het geval is, de eventuele inbreuken die het voorwerp zijn van het toezicht;
- alle bescheiden en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is.

   Een machtiging tot visitatie kan door de sociaal inspecteurs worden bekomen voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en voor 5 uur mits het verzoek aan de onderzoeksrechter bijzonder wordt gemotiveerd.

§ 3. De onderzoeksrechter beslist binnen een termijn van maximum 48 uur na de ontvangst van het verzoek.

   De beslissing van de onderzoeksrechter is met redenen omkleed.

   De beslissing van de onderzoeksrechter ten gevolge van een verzoek tot visitatie voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en voor 5 uur is echter bijzonder gemotiveerd.

   Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.

   Met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid en onverminderd de toepassing van artikel 59 dient het geheel van de motiveringsstukken tot het bekomen van de machtiging tot visitatie, zoals bedoeld in § 2, eerste lid, aan het strafdossier of aan het dossier in het kader waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd, te worden toegevoegd.

§ 4. In geval van visitatie van bewoonde ruimten beschikken de sociaal inspecteurs over alle bevoegdheden bedoeld in Boek 1, Titel 2, Hoofdstuk 2, afdelingen 1, 2 en 3, met uitzondering van de opsporing van informatiedragers bedoeld in artikel 28 en van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 30, 31, 32, 33 en 34, tweede lid.

Art. 25

Inwinnen van inlichtingen

   Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk mogen de sociaal inspecteurs overgaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, werkelijk worden nageleefd.

Art. 26

Identificatie van de personen

   De sociaal inspecteurs mogen de identiteit opnemen van de personen die zich op de arbeidsplaatsen bevinden alsook van eenieder van wie zij de identificatie nodig achten voor de uitoefening van het toezicht.

   Zij kunnen daartoe van deze personen de overlegging van officiële identificatiedocumenten eisen.

   Zij kunnen bovendien deze personen identificeren met de hulp van niet-officiële documenten die deze hen vrijwillig voorleggen wanneer deze personen geen officiële identificatiedocumenten kunnen voorleggen of wanneer de sociaal inspecteurs aan de authenticiteit ervan of aan de identiteit van deze personen twijfelen.

   Zij kunnen eveneens, in de gevallen en onder de voorwaarden en nadere regelen bepaald in artikel 39, de identiteit van deze personen trachten te achterhalen door middel van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan.

Art. 27

Verhoor van personen

   De sociaal inspecteurs mogen hetzij alleen, hetzij samen, hetzij in aanwezigheid van getuigen, gelijk welke persoon wiens verhoor zij noodzakelijk achten, ondervragen over elk feit waarvan de kennisname nuttig is voor de uitoefening van het toezicht.

Art. 28

Informatiedragers met hetzij sociale gegevens, hetzij andere door de wet voorgeschreven gegevens

   § 1. De sociaal inspecteurs mogen zich alle informatiedragers doen overleggen die zich bevinden op de arbeidsplaatsen of op de andere plaatsen die aan hun toezicht zijn onderworpen, op voorwaarde dat deze informatiedragers :
1° hetzij sociale gegevens, bedoeld in artikel 16, 5°, bevatten;
2° hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge de wetgeving dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de sociaal inspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze wetgeving, [1 ... ]1.

   De sociaal inspecteurs mogen zich eveneens de toegang doen verschaffen tot de in het eerste lid bedoelde informatiedragers die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat.

§ 2. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber afwezig is op het ogenblik van de controle nemen de sociaal inspecteurs de nodige maatregelen om de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber te contacteren om voormelde informatiedragers te doen voorleggen of om zich toegang te doen verschaffen tot de in § 1, eerste lid, bedoelde informatiedragers die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat.

§ 3. De sociaal inspecteurs kunnen overgaan tot het opsporen en onderzoeken van de in § 1 bedoelde informatiedragers in de volgende gevallen :
1° wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber voormelde informatiedragers niet vrijwillig voorlegt, zonder zich evenwel te verzetten tegen deze opsporing of dit onderzoek;
2° wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber op het ogenblik van de controle niet bereikbaar is.

   De sociaal inspecteurs kunnen slechts overgaan tot de opsporing of het onderzoek van deze informatiedragers op voorwaarde dat de aard van de opsporing of het onderzoek dit vereist wanneer het gevaar bestaat dat deze informatiedragers of de gegevens die zij bevatten naar aanleiding van de controle verdwijnen of worden gewijzigd of wanneer de gezondheid of de veiligheid van de werknemers dit vereist.

   Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek wordt een proces-verbaal opgesteld wegens [2 belemmering ]2 van toezicht.

§ 4. [1 De Koning kan, ten informatieve titel, een lijst opstellen met de in § 1, eerste lid, 2°, bedoelde gegevens die ingevolge de wetgeving dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, en die zich op informatiedragers bevinden op de arbeidsplaatsen of op de andere plaatsen die onderworpen zijn aan het toezicht van de sociaal inspecteurs of die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat en waartoe de sociaal inspecteurs toegang hebben. ]1

(1)<W 2012-02-15/14, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-03-2012> (2)<W 2016-02-29/09, art. 55, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 28 TOEKOMSTIG RECHT
(1)<W 2012-02-15/14, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-03-2012> (2)<W 2016-02-29/09, art. 55, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (3)<W 2018-01-15/02, art. 22, 026; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 29

Informatiedragers met andere gegevens

   De sociaal inspecteurs mogen zich eveneens, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen overleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan.

   Zij beschikken eveneens over deze bevoegdheid voor de gegevens die toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat.

Art. 30

Gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm

   Wanneer de gegevens bedoeld in de artikelen 28 en 29 toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat, hebben de sociaal inspecteurs het recht zich de op die informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm te doen voorleggen, in de door hen gevraagde vorm.

Art. 31

Recht van toegang

   § 1. Wanneer de gegevens bedoeld in artikel 28 toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat vanuit de arbeidsplaats of vanuit een andere plaats die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs is onderworpen, moeten de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers aan de sociaal inspecteurs een recht van toegang langs elektronische weg tot het informaticasysteem of tot elk ander elektronisch apparaat en tot deze gegevens waarborgen, een recht van fysieke toegang tot de binnenkant van de kast van het informaticasysteem of van elk ander elektronisch apparaat, evenals een recht tot downloading en tot gebruik langs elektronische weg van deze gegevens.

§ 2. De in § 1 bedoelde rechten gelden eveneens wanneer de plaats van bewaring van deze gegevens zich in een ander land bevindt en deze gegevens in België langs elektronische weg toegankelijk zijn vanuit de arbeidsplaats of vanuit een andere plaats die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs is onderworpen.

§ 3. De in § 1 bedoelde rechten gelden eveneens wanneer deze gegevens zich bevinden in een informaticasysteem of in elk ander elektronisch apparaat, in België of in het buitenland, dat niet beheerd wordt door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, en deze gegevens langs elektronische weg toegankelijk zijn in België vanuit de arbeidsplaats of vanuit een andere plaats die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs is onderworpen.

§ 4. De sociaal inspecteurs zien erop toe dat de integriteit van de verzamelde gegevens en van het materieel waartoe zij toegang hebben gewaarborgd is.

Art. 32

Informatie over het beheer van het informaticasysteem

   De werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die een beroep doen op een informaticasysteem of op elk ander elektronisch apparaat om de in artikel 28 bedoelde gegevens op te maken, bij te houden of te bewaren, zijn ertoe gehouden, op verzoek van de sociaal inspecteurs, ter plaatse, de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma's, het beheer en de exploitatie van het gebruikte systeem ter inzage over te leggen.

Art. 33

Integriteit van de gegevens

   De sociaal inspecteurs mogen, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, de betrouwbaarheid nagaan van de geïnformatiseerde gegevens en bewerkingen, door de overlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm.

Art. 34

Kopieën

   De sociaal inspecteurs mogen kopieën nemen, in welke vorm ook, van de informatiedragers, bedoeld in de artikelen 28 en 29 of van de gegevens die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers. De sociaal inspecteurs vragen bij voorkeur een elektronische kopie aan de werkgever, zijn aangestelden of zijn lasthebbers.

   Wanneer het informatiedragers bedoeld in artikel 28 betreft die toegankelijk zijn via een informaticasysteem mogen de sociaal inspecteurs, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, kopieën maken in de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens.

Art. 35

Beslag en verzegeling

   De sociaal inspecteurs kunnen de informatiedragers bedoeld in artikel 28 in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers al dan niet eigenaar zijn van deze informatiedragers.

   Zij beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.

   Wanneer de inbeslagneming materieel onmogelijk is, worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen verstaan, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de overheid. In geval van noodgeval of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers, die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.

Art. 36

Vertaling

   Wanneer dit nodig is voor het toezicht kunnen de sociaal inspecteurs een vertaling eisen in één van de nationale talen van de gegevens bedoeld in artikel 28 wanneer deze zijn opgesteld in een andere taal dan één van de nationale talen.

Art. 37

Staalname

   De sociaal inspecteurs mogen van alle bewerkte of afgewerkte goederen, van producten en stoffen die bewaard, gebruikt of behandeld worden, stalen nemen en meenemen voor ontleding of voor het leveren van het bewijs van de inbreuk, mits de houders van deze goederen, producten en stoffen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, daarvan op de hoogte te brengen. In voorkomend geval moeten de houders van deze goederen, producten en stoffen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers de verpakkingen leveren die nodig zijn voor het vervoer en het behoud van die stalen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor het nemen, meenemen en ontleden van deze stalen alsook de voorwaarden en de nadere regelen voor de erkenning van natuurlijke of rechtspersonen bevoegd om de ontledingen uit te voeren.

Art. 38

Beslag en verzegeling van andere goederen

   De sociaal inspecteurs mogen andere roerende goederen dan informatiedragers, alsmede onroerende goederen, ongeacht of de overtreder al dan niet de eigenaar is van deze goederen, die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan inbreuken kunnen worden vastgesteld op de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, in beslag nemen of verzegelen wanneer zulks noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken worden gepleegd.

Art. 39

Vaststellingen door beeldmateriaal

   § 1. De sociaal inspecteurs mogen vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan.

   Zij kunnen eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit beeldmateriaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.

§ 2. In bewoonde ruimten mogen de sociaal inspecteurs enkel vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter. Het verzoek dat de sociaal inspecteur aan de onderzoeksrechter richt om die machtiging te krijgen, dient minstens de gegevens te bevatten vermeld in artikel 24, § 2.

   Deze machtiging van de onderzoeksrechter is niet vereist wanneer het beeldmateriaal bestemd is om de vaststelling te doen van inbreuken op de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en er zich ingevolge deze inbreuk een arbeidsongeval heeft voorgedaan of zou kunnen voordoen.

§ 3. Voor de toepassing van dit Wetboek gelden de vaststellingen die de sociaal inspecteurs hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden :
1° de vaststellingen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat naast de in artikel 64 vermelde gegevens ook nog de volgende gegevens moet bevatten :
- de identiteit van de ambtenaar die het beeldmateriaal heeft gemaakt;
- de dag, de datum, het uur waarop en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;
- de volledige identificatie van het technisch hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;
- een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal is te zien, alsmede het verband met de vastgestelde inbreuk;
- wanneer het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;
- een afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;
- wanneer er meerdere afdrukken of meerdere dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;
2° de originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de administratie waartoe de ambtenaar behoort die het beeldmateriaal heeft gemaakt totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken of totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete van de bevoegde administratie uitvoerbare kracht heeft gekregen of tot de seponering van de inbreuk door de bevoegde administratie.

Art. 40

De bevoegdheid maatregelen te bevelen

   De sociaal inspecteurs mogen :
1° bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt ingevolge de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, daadwerkelijk aangeplakt worden en blijven, binnen een termijn die zij bepalen of zonder uitstel;
2° indien ze zulks nodig achten in het belang van de rechthebbenden van de sociale zekerheid of van hen die er aanspraak op maken, opdracht geven aan de instellingen van sociale zekerheid om aan voormelde personen, binnen de termijn die ze vaststellen, de sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen die op hen betrekking hebben of om, eveneens binnen de termijn die ze vaststellen, de onjuiste, onvolledige, onnauwkeurige of overbodige sociale gegevens die ze bewaren, te verbeteren, uit te wissen of niet te gebruiken.

Art. 41

Opmaak of overhandiging van documenten

   De sociaal inspecteurs mogen, als zij zulks in het belang van de werknemers, de gerechtigden of de sociaal verzekerden nodig achten, elk document opmaken of overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld in de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen.

Art. 42

Vordering tot staking

   Een vordering tot staking kan, overeenkomstig [1 boek XVII van het Wetboek van economisch recht ]1, worden ingesteld bij de voorzitter van de [2 ondernemingsrechtbank ]2 door de leidende ambtenaar van de inspectiedienst die voor de bedoelde bepalingen bevoegd is.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 56, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 043; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2/1. [1 - Bijzondere bevoegdheden van de sociaal inspecteurs op het vlak van de vaststellingen inzake discriminatie ]1
Art. 42/1

[1 Bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie

   § 1. Met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de antidiscriminatiewetgeving en zijn uitvoeringsbesluiten, hebben de sociaal inspecteurs de bevoegdheid om, bij objectieve aanwijzingen van discriminatie, na een klacht of een melding, ondersteund door resultaten van datamining en datamatching, zich voor te doen als klanten, potentiële klanten, werknemers of potentiële werknemers om na te gaan of op grond van een wettelijk beschermd criterium gediscrimineerd werd of wordt.

§ 2. Onverminderd paragraaf 3 is het de sociaal inspecteurs, belast met de uitvoering van de bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie zoals bedoeld in paragraaf 1, verboden in het kader van hun opdracht strafbare feiten te plegen.

§ 3. Blijven vrij van straf, de sociaal inspecteurs die, in het kader van hun opdracht en met het oog op het welslagen ervan of ter verzekering van hun eigen veiligheid, strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen met het uitdrukkelijk en voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings.

   Die strafbare feiten mogen niet ernstiger zijn dan die waarvoor de opsporingsmethode wordt aangewend en moeten noodzakelijkerwijs evenredig zijn met het nagestreefde doel.

   Blijft vrij van straf de magistraat die machtiging verleent aan een sociaal inspecteur tot het plegen van strafbare feiten in het kader van de uitoefening van de bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie zoals bedoeld in paragraaf 1.

§ 4. De uitoefening van de bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie zoals bedoeld in § 1 kan slechts gebeuren na een schriftelijk en voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings. Dit akkoord heeft eveneens betrekking op de strikt noodzakelijke strafbare feiten en de machtiging daartoe, zoals bedoeld in § 3.

   Alle acties ondernomen tijdens de opsporing en de resultaten ervan worden opgetekend in een verslag en worden meegedeeld aan de arbeidsauditeur of de procureur des Konings.

§ 5. De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan, mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.

   De opsporingsmethode moet zich beperken tot het creëren van de gelegenheid om een discriminerende praktijk aan het licht te brengen. Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone klanten, potentiële klanten, werknemers of potentiele werknemers te kunnen vaststellen en indien deze vaststellingen niet op een andere manier kunnen gebeuren. Zij mag niet tot gevolg hebben dat een discriminerende praktijk gecreëerd wordt terwijl er geen ernstige aanwijzing was van praktijken die men kan bestempelen als directe of indirecte discriminatie. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-01-15/02, art. 32, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
Afdeling 3. - De bevoegdheden van de sociaal inspecteurs op het vlak van gezondheid en veiligheid van de werknemers in het bijzonder
Art. 43

Passende preventiemaatregelen

   De sociaal inspecteurs zijn bevoegd om de passende maatregelen voor te schrijven waarmee de gevaren voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers op de arbeidsplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn, kunnen worden voorkomen en waarmee de gebreken of vormen van hinder die zij vaststellen en als een gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers beschouwen, kunnen worden bestreden of weggewerkt.

   De sociaal inspecteurs mogen tijdens de uitoefening van hun opdracht bevelen dat, met het oog op het voorkomen van de gevaren en het verhelpen van de in het eerste lid bedoelde gebreken of vormen van hinder, de nodige wijzigingen worden aangebracht binnen een termijn die zij bepalen, of zonder uitstel indien het vastgestelde gevaar hun dreigend lijkt.

Art. 44

Specifieke verboden

   De sociaal inspecteurs mogen, wanneer de gezondheid of de veiligheid van de werknemers zulks vereist, tijdelijk of definitief verbod opleggen om :
1° aanwezig te zijn op een arbeidsplaats of op een andere plaats die aan hun toezicht onderworpen is, dan wel de toegang daartoe aan alle of aan bepaalde werknemers te verlenen;
2° gebruik te maken van enigerlei uitrustingen, installaties, machines of materieel of die in gebruik te houden;
3° bepaalde gevaarlijke stoffen of preparaten, de bronnen van risico's voor infectie, aan te wenden;
4° bepaalde productieprocessen toe te passen dan wel bepaalde gevaarlijke producten of afvalstoffen te bewaren;
5° incorrecte methoden te gebruiken voor identificatie van risico's die aan gevaarlijke stoffen, preparaten of afvalstoffen te wijten zijn.

Art. 45

Bevel om bijzondere maatregelen in te voeren

   § 1. De sociaal inspecteurs mogen bevelen om organisatorische maatregelen te treffen met betrekking tot de interne diensten voor preventie en bescherming op het werk, die opgericht moeten worden met toepassing van de reglementering inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, wanneer zij vaststellen dat de organisatorische maatregelen die moeten getroffen worden in het kader van deze reglementering niet of slechts gedeeltelijk zijn getroffen en hierdoor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers onmiddellijk of op termijn in gevaar kan worden gebracht.

   Zij mogen de termijn bepalen waarbinnen de organisatorische maatregelen moeten worden getroffen.

§ 2. De sociaal inspecteurs mogen bevelen om maatregelen te treffen, organisatorische maatregelen inbegrepen, die door preventieadviseurs van interne of externe diensten voor preventie en bescherming op het werk aan de werkgevers zijn aanbevolen om de veiligheid of de gezondheid van de werknemers te waarborgen, wanneer zij vaststellen dat deze werkgevers de aanbevolen maatregelen niet of slechts gedeeltelijk treffen en indien zij ingevolge deze onthouding, de reglementering inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk overtreden.

   Zij mogen eveneens bevelen om alternatieve maatregelen te treffen die tot een resultaat leiden dat ten minste evenwaardig is wat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers betreft.

   Zij mogen de termijn bepalen waarbinnen de organisatorische maatregelen moeten worden getroffen.

§ 3. De sociaal inspecteurs mogen bevelen om maatregelen te treffen, organisatorische maatregelen inbegrepen, wanneer zij vaststellen dat de werkgever geen interne dienst voor preventie en bescherming op het werk heeft opgericht of geen beroep doet op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk terwijl hij hiertoe verplicht was en deze nalatigheid de veiligheid of de gezondheid van de werknemers in het gedrang brengt.

   Zij kunnen, vooraleer die maatregelen te bevelen, aan de werkgever de verplichting opleggen een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk op te richten of een beroep te doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, binnen de termijn die zij bepalen.

Art. 46

Bevel tot stopzetting van de arbeid

   De sociaal inspecteurs mogen :
1° de stopzetting bevelen van iedere arbeid in een arbeidsplaats of op een andere plaats die aan hun toezicht onderworpen is, wanneer de gezondheid of de veiligheid van de werknemers zulks vereist;
2° de stopzetting bevelen van iedere arbeid waarvoor, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, organisatorische maatregelen moeten worden getroffen, wanneer deze maatregelen niet werden getroffen en hierdoor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers onmiddellijk of op termijn in gevaar kunnen worden gebracht.

   Deze stopzetting wordt bevolen in afwachting dat de personen die hiertoe verplicht zijn, de bedoelde maatregelen hebben genomen.

Art. 47

Ontruimingsbevel

   De sociaal inspecteurs mogen iedere arbeidsplaats of iedere andere plaats die aan hun toezicht onderworpen is onmiddellijk laten ontruimen, wanneer het gevaar hun dreigend lijkt.

Art. 48

Verzegeling

   De sociaal inspecteurs mogen arbeidsplaatsen, andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn, uitrustingen, installaties, machines, materieel, toestellen, producten of fabricageafval verzegelen, wanneer het gevaar hun dreigend lijkt.

Art. 49

Maatregelen ten opzichte van de zelfstandigen

   De sociaal inspecteurs mogen de acties opgesomd in de artikelen 43, 44, 46, eerste lid, 1°, 47 en 48 ondernemen ten aanzien van de zelfstandigen die op een zelfde arbeidsplaats [1 samen ]1 met werknemers bedrijvig zijn en die daardoor verplichtingen hebben met toepassing van de reglementering inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 57, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 3/1. [1 - Bijzondere bevoegdheid van de sociaal inspecteurs op het vlak van de betaling van het loon door de werkgever. ]1
Art. 49/1

[1 Schriftelijke kennisgeving van een zwaarwichtige inbreuk door de werkgever op zijn verplichting om tijdig het loon te betalen.

   De sociaal inspecteurs kunnen de in artikel 35/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers bedoelde opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers, schriftelijk in kennis stellen van de omstandigheid dat hun aannemers of de na deze aannemers komende onderaannemers, op zwaarwichtige wijze tekortschieten in hun verplichting het aan hun werknemers verschuldigde loon tijdig te betalen.

   Deze kennisgeving vermeldt :
1° het aantal en de identiteit van de werknemers waarvan de inspectie heeft vastgesteld dat zij prestaties hebben geleverd in het raam van werken die de bestemmeling van de kennisgeving hetzij rechtstreeks, hetzij via intermediaire aannemers of onderaannemers laat uitvoeren;
2° het loon waarop de betrokken werknemers recht hebben ten laste van de werkgever;
3° het gedeelte van het loon waarop de werknemers recht hebben, dat niet werd betaald door de werkgever gedurende de voorafgaande betaalperiode;
4° het gemiddeld aantal werknemers die op het ogenblik van de kennisgeving worden tewerkgesteld door de aannemer of de onderaannemer waarop de kennisgeving betrekking heeft;
5° het door de Koning bepaalde minimumloon zoals bepaald in artikel 35/3, § 3, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers;
6° het in artikel 35/3, § 3, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, bedoelde percentage;
7° de periode gedurende dewelke de hoofdelijke aansprakelijkheid geldt.

   Een afschrift van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving wordt overgezonden aan de aannemer of de onderaannemer waarop deze kennisgeving betrekking heeft. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 75, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Afdeling 3/2. [1 Bijzondere bevoegdheid van de sociaal inspecteurs op het vlak van de tewerkstelling van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land in België ]1
Art. 49/2

[1 Schriftelijke kennisgeving van een tewerkstelling van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land in België

   De sociaal inspecteurs kunnen de aannemers bedoeld in artikel 35/9 en 35/10 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, schriftelijk in kennis stellen dat hun rechtstreekse of onrechtstreekse onderaannemer, een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.

   De sociaal inspecteurs kunnen de opdrachtgevers bedoeld in artikel 35/11 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, schriftelijk in kennis stellen dat hun aannemer of onderaannemer, een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.

   Deze kennisgeving vermeldt :
1° het aantal en de identiteit van de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen waarvan de inspectie heeft vastgesteld dat zij prestaties hebben geleverd in het raam van de activiteiten die de bestemmeling van de kennisgeving laat uitvoeren;
2° de identiteit en het adres van de werkgever die de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen bedoeld in het derde lid, 1°, heeft tewerkgesteld;
3° de plaats waar de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen de prestaties bedoeld in het derde lid, 1°, hebben geleverd;
4° de identiteit en het adres van de bestemmeling van de kennisgeving.

   Een afschrift van deze kennisgeving wordt door de sociaal inspecteurs overgezonden aan de werkgever die de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen bedoeld in de bepaling onder 1° heeft tewerkgesteld ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 30, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Afdeling 3/3. [1 - Bijzondere bevoegdheid van de sociaal inspecteurs op het vlak van de bijzondere hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtstreekse contractant in geval van activiteiten in de bouwsector ]1
Art. 49/3

[1 Schriftelijke kennisgeving op het vlak van de bijzondere hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtstreekse contractant in geval van activiteiten in de bouwsector.

   De sociaal inspecteurs kunnen de opdrachtgevers bedoeld in artikel 35/6/3, § 1, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, schriftelijk in kennis stellen dat hun aannemer zijn verplichting niet nakomt om het verschuldigd loon te betalen aan de werknemers van deze aannemer.

   De sociaal inspecteurs kunnen, naargelang het geval, de aannemers en de intermediaire aannemers bedoeld in artikel 35/6/3, § 2, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, schriftelijk in kennis stellen dat hun rechtstreekse onderaannemers hun verplichting niet nakomen om het verschuldigd loon te betalen aan de werknemers van deze onderaannemers.

   Deze kennisgeving vermeldt :
1° het aantal en de identiteit van de werknemers waarvan de sociaal inspecteurs hebben vastgesteld dat zij prestaties hebben geleverd in het raam van de activiteiten in de bouwsector die, naargelang het geval :
- de opdrachtgever, die de kennisgeving heeft ontvangen, rechtstreeks laat uitvoeren via zijn aannemer die werkgever is van voormelde werknemers;
- de aannemer of de intermediaire aannemer, die de kennisgeving heeft ontvangen, rechtstreeks laat uitvoeren via zijn onderaannemer die werkgever is van voormelde werknemers;
2° de identiteit en het adres van, naargelang het geval, de tewerkstellende aannemer of onderaannemer bedoeld in 1° die zijn verplichting niet is nagekomen om het verschuldigd loon te betalen aan zijn werknemers;
3° het loon waarop de betrokken werknemers recht hebben ten laste van hun werkgever maar dat niet werd uitbetaald door deze werkgever;
4° de plaats of de plaatsen waar de activiteiten in de bouwsector worden uitgevoerd door de werknemers bedoeld in 1° ;
5° de identiteit en het adres van de opdrachtgever, de aannemer of de intermediaire aannemer, die de kennisgeving heeft ontvangen.

   Een afschrift van deze kennisgeving wordt overgezonden aan de bij deze kennisgeving betrokken werkgever. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 26, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Afdeling 4. - Hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
Art. 50

Aanwijzing

   De door de Koning aangewezen sociaal inspecteurs worden bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeur.

   De Koning bepaalt de voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze sociaal inspecteurs.

Art. 51

Bevoegdheden van sociaal inspecteurs officier van gerechtelijke politie

   De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeur, toegekend aan de door de Koning aangewezen sociaal inspecteurs, kunnen slechts worden uitgeoefend met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken bedoeld in dit Wetboek en in de artikelen 433quinquies tot 433octies van het Strafwetboek en in de artikelen 77bis tot 77quinquies van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Art. 52

Eedaflegging

   Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie te kunnen uitoefenen, leggen de sociaal inspecteurs bedoeld in artikel 50, in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen :
" Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen. ".

   Zij kunnen hun bevoegdheden buiten het rechtsgebied van hun woonplaats uitoefenen.

HOOFDSTUK 3. - Beroep tegen de door de sociaal inspecteurs genomen maatregelen
Art. 53

Formele garanties

   § 1. De inbeslagnemingen en de verzegelingen verricht op basis van de artikelen 35 en 38 en de maatregelen genomen door de sociaal inspecteurs ter uitvoering van de artikelen 31, 37, en 43 tot 49 moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vaststelling.

   De in artikel 28, § 3, bedoelde opsporingsmaatregelen en, in voorkomend geval, de onderzoeksmaatregelen die er uit voortvloeien en welke op die plaats worden uitgevoerd, moeten eveneens het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vaststelling.

§ 2. De schriftelijke vaststelling wordt persoonlijk overhandigd aan de werkgever, zijn aangestelde [1 , zijn lasthebber of de zelfstandige ]1, die tekent voor ontvangst.

   Indien de werkgever, zijn aangestelde [1 , zijn lasthebber of de zelfstandige ]1 niet aanwezig is, wordt de schriftelijke vaststelling onmiddellijk achtergelaten. Binnen een termijn van veertien dagen wordt tevens bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs een kopie verstuurd naar de werkgever, zijn aangestelde [1 , zijn lasthebber of de zelfstandige ]1.

§ 3. Het in § 1 bedoelde geschrift moet minstens vermelden :
1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
2° de identiteit van de sociaal inspecteurs, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;
3° de genomen maatregelen;
4° de weergave van de tekst van de artikelen 209 en 210;
5° de rechtsmiddelen tegen de maatregelen, het bevoegde gerechtelijk arrondissement en de weergave van de tekst van artikel 2 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht;
6° de overheidsinstelling die in geval van beroep moet worden gedagvaard.

   Wanneer de maatregelen bedoeld in het eerste lid, 3°, betrekking hebben op de in artikel 28, § 3, bedoelde opsporingsmaatregelen en, in voorkomend geval, op de onderzoeksmaatregelen die eruit voortvloeien en welke op die plaats werden uitgevoerd, bevat de beschrijving onder meer de volgende gegevens :
1° de beschrijving van de plaats of de plaatsen waar deze opsporings- of onderzoeksmaatregelen hebben plaats gevonden;
2° de wetgeving waarop toezicht wordt uitgeoefend en waarop zich een inbreuk heeft voorgedaan of mogelijk heeft voorgedaan die deze opsporings- of onderzoeksmaatregelen noodzakelijk maakt;
3° de lijst van de informatiedragers bedoeld in artikel 28, § 1, die werden opgespoord en, in voorkomend geval, die ter plaatse werden onderzocht;
4° de beschrijving van de feiten waaruit blijkt dat de bedoelde opsporingsmaatregelen of onderzoeksmaatregelen zijn gebeurd in de gevallen en onder de voorwaarden bedoeld bij artikel 28, § 3;
5° de verantwoording van het feit dat het met de bedoelde opsporings- of onderzoeksmaatregelen beoogde resultaat niet kon worden bereikt met andere, minder ingrijpende maatregelen.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
HOOFDSTUK 4. - Overlegging en mededeling van de gegevens
Art. 54

Mededeling van inlichtingen door de sociaal inspecteurs aan andere administraties

   Wanneer zij zulks nodig achten, delen de sociaal inspecteurs de inlichtingen die zij tijdens hun onderzoek hebben ingewonnen mee aan de openbare en aan de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, aan de sociaal inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren belast met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of voor de toepassing van een andere wetgeving.

   Deze inlichtingen moeten verplicht worden meegedeeld wanneer de openbare instellingen van sociale zekerheid, de sociaal inspecteurs van de andere inspectiediensten of de andere ambtenaren belast met het toezicht of met de toepassing van een andere wetgeving erom verzoeken.

   Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

   Inlichtingen betreffende medische gegevens van persoonlijke aard mogen slechts worden meegedeeld of gebruikt met inachtneming van het medisch beroepsgeheim.

Art. 55

Mededeling van inlichtingen aan de sociaal inspecteurs door andere administraties

   Onverminderd artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, zijn alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, de openbare instellingen die ervan afhangen, alsmede van alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, gehouden aan de sociaal inspecteurs, op hun verzoek, alle inlichtingen te geven die laatstgenoemden nuttig achten voor het toezicht op de naleving van de wetgeving waarmee zij belast zijn, alsmede gelijk welke informatiedragers ter inzage over te leggen en kopieën ervan te verstrekken onder gelijk welke vorm.

   Alle voornoemde diensten zijn verplicht die inlichtingen en die kopieën kosteloos te verstrekken.

   Een samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, bedoeld bij artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, regelt de mededeling van inlichtingen aan de sociaal inspecteurs door de diensten van de gemeenschappen en de gewesten, de kosten die er betrekking op hebben, alsmede andere vormen van wederzijdse bijstand en samenwerking.

   De inlichtingen en informatiedragers verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid.

Art. 56

Gebruikmaking van inlichtingen die verkregen zijn van andere administraties of inspectiediensten

   De openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, de sociaal inspecteurs, de sociaal inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook alle ambtenaren belast met het toezicht op een andere wetgeving, mogen de inlichtingen verkregen op grond van respectievelijk artikelen 54 of 55 gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht waarmee ze belast zijn.

Art. 57

Gegevensuitwisseling en andere vormen van samenwerking met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie en de Staten die Verdrag nr. 81 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel niet hebben ondertekend

   Met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie, waar het Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, gelding heeft, mogen de sociaal inspecteurs alle inlichtingen uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee elk van hen belast is.

   Van de inlichtingen die van de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie worden verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de soortgelijke inlichtingen die de sociaal inspecteurs rechtstreeks inzamelen.

   De inlichtingen ten behoeve van de arbeidsinspecties van die lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld door de sociaal inspecteurs als de soortgelijke inlichtingen die zij inzamelen voor de uitoefening van het toezicht waarmee zij zelf belast zijn.

   De administraties waartoe de sociaal inspecteurs behoren kunnen eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt gesloten, op het nationale grondgebied de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van de arbeidsinspectie van die lidstaat om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.

   De inlichtingen die door een sociaal inspecteur in het buitenland worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, kunnen in dezelfde voorwaarden worden gebruikt als de inlichtingen die hier te lande door de sociaal inspecteurs worden ingezameld.

   Ter uitvoering van een dergelijk akkoord kunnen de administraties waartoe de sociaal inspecteurs behoren met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie bedoeld in het eerste lid eveneens overgaan tot andere vormen van wederzijdse bijstand en samenwerking.

   Het bepaalde in het eerste tot zesde lid is tevens van toepassing op de akkoorden gesloten inzake uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde Belgische autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van de Staten die het Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, niet hebben ondertekend.

HOOFDSTUK 5. - Plichten van de sociaal inspecteurs
Art. 58

Vertrouwelijkheid van de gegevens

   De sociaal inspecteurs moeten de nodige maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter te verzekeren van de sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te verzekeren dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtopdracht.

   [1 ... ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 58, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 59

Geheimhoudingsplicht

   Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de sociaal inspecteurs in geen enkel geval, zelfs niet voor de rechtbanken, de naam van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekend maken.

   Het is hun eveneens verboden aan de werkgever of aan zijn vertegenwoordiger te onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld.

Art. 60

Integriteitsplicht van de sociaal inspecteurs

   De sociaal inspecteurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen.

Art. 61

Voorschriften inzake de plichtenleer

   De sociaal inspecteurs dienen bij het uitvoeren van hun toezichtopdracht de voorschriften inzake de plichtenleer in acht te nemen.

   De Koning bepaalt deze voorschriften van de plichtenleer, na advies van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, bedoeld in artikel 3.

TITEL 3. - Processen-verbaal
HOOFDSTUK 1. - Processen-verbaal van verhoor
Art. 62

Het verhoor

   Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, worden ten minste de volgende regels in acht genomen :
1° ieder verhoor begint met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat :
a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;
b) hij kan vragen dat iedere maatregel behorende tot de bevoegdheid van de sociaal inspecteurs krachtens dit Wetboek wordt verricht;
c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;
2° eenieder die wordt ondervraagd, mag gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld. Hij mag, tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van verhoor worden gevoegd;
3° het proces-verbaal vermeldt nauwkeurig het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd. Het vermeldt nauwkeurig de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek. Het vermeldt ook de bijzondere omstandigheden en alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin zij is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen.

   Aan het einde van het verhoor geeft men de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen.

   Indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigde tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Zo het verhoor plaatsheeft met bijstand van een tolk worden diens identiteit en hoedanigheid vermeld.

   Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van dit artikel weer.

Art. 63

Overhandiging van een kopie van de tekst van het verhoor aan de gehoorde persoon

   Onverminderd de bepalingen in bijzondere wetten delen de sociaal inspecteurs die een persoon ondervragen, deze persoon mee dat hij kosteloos een kopie van de tekst van zijn verhoor kan verkrijgen.

   Deze kopie wordt hem onmiddellijk of binnen de maand overhandigd of toegezonden.

   Evenwel kan de door de Koning aangewezen ambtenaar, met een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen voor een eenmalig hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Deze beslissing wordt opgenomen in het dossier.

   Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van dit artikel weer.

HOOFDSTUK 2. - Processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk
Art. 64

Proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk

   Ieder proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de bepalingen van dit Wetboek bevat minstens de volgende gegevens :
1° de identiteit van de verbaliserende ambtenaar;
2° de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar zijn bevoegdheid tot optreden ontleent;
3° de plaats en de datum van de inbreuk;
4° de identiteit van de vermoedelijke dader en van de betrokkenen;
5° de wetsbepaling waarop inbreuk werd gepleegd;
6° een beknopt relaas van de feiten met betrekking tot de gepleegde inbreuken;
7° de datum en de plaats van opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal, en, in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen.

   De Koning kan algemene vormregels opstellen die toepasselijk zijn voor de processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk.

Art. 65

Mededeling van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk

   Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk wordt aan het openbaar ministerie overgezonden.

   Een exemplaar van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de bepalingen van dit Wetboek wordt bezorgd aan de bevoegde administratie, bedoeld in artikel 70.

   Een afschrift wordt bezorgd aan de vermoedelijke dader van de inbreuk alsook eventueel aan zijn werkgever. Bij gebrek aan een afschrift kunnen zij daarvan te allen tijde afschrift krijgen hetzij bij de overheid die het proces-verbaal heeft opgesteld, hetzij bij de bevoegde administratie.

Art. 66

Bijzondere bewijskracht van de processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk

   De processen-verbaal die opgemaakt zijn door de sociaal inspecteurs hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is, voor zover een afschrift ervan ter kennis wordt gebracht van de vermoedelijke dader van de inbreuk en, in voorkomend geval, van zijn werkgever binnen een termijn van veertien dagen die aanvangt de dag na de vaststelling van de inbreuk.

   Wanneer de vermoedelijke dader van de inbreuk of de werkgever niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk begint de termijn van veertien dagen te lopen op de dag waarop de sociaal inspecteurs de vermoedelijke dader van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.

   Wanneer de vervaldag, die inbegrepen is in die termijn, een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt deze verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

   Voor de toepassing van de termijn bedoeld in het eerste lid, vormen het geven van een waarschuwing, het verlenen van een termijn om aan de voorschriften te voldoen of het nemen van maatregelen bedoeld in de artikelen 22 tot 49, geen vaststelling van de inbreuk.

Art. 67

Draagwijdte van de bijzondere bewijskracht

   De materiële vaststellingen die gedaan zijn in een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door de sociaal inspecteurs van een inspectiedienst kunnen met hun bewijskracht gebruikt worden door de sociaal inspecteurs van dezelfde dienst, van andere inspectiediensten of door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van een andere wetgeving.

TITEL 4. - Vervolging van de inbreuken
HOOFDSTUK 1. - De verschillende regels voor de vervolging van de inbreuken
Art. 68

Vervolging vanwege het openbaar ministerie

   Onverminderd de rechten van de burgerlijke partij, kunnen de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 en vermeld zijn in Boek 2 op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot strafvervolging voor de correctionele rechtbank, tot een minnelijke schikking, tot een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering of ten slotte ook tot de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering.

Art. 69

Vervolging vanwege de bevoegde administratie

   De inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 1 en vermeld zijn in Boek 2 kunnen op initiatief van de bevoegde administratie aanleiding geven tot een administratieve geldboete, een schuldigverklaring of een klassering zonder gevolg.

   De bevoegde administratie beschikt over dezelfde bevoegdheden wanneer het openbaar ministerie afziet van vervolging van de dader van een inbreuk die bestraft wordt met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 en die vermeld is in Boek 2.

Art. 70

Bevoegde administratie

   De Koning wijst, op de voordracht van de bevoegde ministers, de bevoegde administratie en de ambtenaren van deze administratie aan die gemachtigd zijn om administratieve geldboeten op te leggen.

Art. 71

Voorrang van de strafvervolging

   De strafvervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, zelfs als ze afgesloten wordt met een vrijspraak.

   De minnelijke schikking, de bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering of de rechtsvordering die uitgaat van het openbaar ministerie krachtens artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek sluiten eveneens de toepassing van een administratieve geldboete uit.

HOOFDSTUK 2. - Het openbaar ministerie
Art. 72

Kennisgeving van de beslissingen van het openbaar ministerie

   Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde administratie een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen.

   Wanneer het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgesteld, beslist de bevoegde administratie of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.

Art. 73

Afschrift van het aanvullend opsporingsonderzoek

   Indien het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van het aanvullend opsporingsonderzoek aan de bevoegde administratie.

HOOFDSTUK 3. - Administratieve vervolging
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 74

Onafhankelijkheid met betrekking tot het opleggen van administratieve geldboeten en belangenconflicten

   De bevoegde administratie en de ambtenaren die binnen die administratie aangesteld zijn om de administratieve geldboeten op te leggen, dienen die bevoegdheid uit te oefenen onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.

   Deze ambtenaren mogen geen beslissing nemen in een dossier waarin ze reeds zijn opgetreden in een andere hoedanigheid, noch rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen die betrokken zijn in de procedure.

Art. 75

De griffie van de administratieve geldboeten

   De bevoegde administratie beschikt over een griffie.

   De Koning bepaalt de taken en nadere regels voor haar werking.

Afdeling 2. - Bevoegdheden van de bevoegde administratie
Art. 76

Bijkomende inlichtingen

   De bevoegde administratie kan van de bevoegde ministers, overheidsinstellingen of overheidsdiensten de noodzakelijke administratieve inlichtingen vragen om te kunnen beschikken over alle elementen die haar in staat moeten stellen om met volledige kennis van zaken een beslissing te nemen over het gevolg dat aan het dossier in behandeling moet worden gegeven.

   Daartoe moeten alle overheidsdiensten met inbegrip van de parketten, de griffies van hoven en rechtbanken, de sociale inspecties en de politie, alle diensten van de provincies, agglomeraties, gemeentefederaties, gemeenten, verenigingen waartoe ze behoren, de overheidsinstellingen die ervan afhangen, alsook alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, ingaan op het verzoek van de bevoegde administratie om haar alle inlichtingen te verstrekken en haar kopieën te bezorgen, in eender welke vorm, van alle informatiedragers om te beschikken over alle elementen die haar in staat moeten stellen om met volledige kennis van zaken te beslissen over het gevolg dat aan het dossier in behandeling moet worden gegeven.

   De voornoemde diensten zijn verplicht om de inlichtingen en afschriften kosteloos te bezorgen.

   Een samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de gemeenschappen en gewesten, zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, regelt de mededeling van inlichtingen aan de bevoegde administratie door de diensten van de gemeenschappen en gewesten, alsmede de kosten die er betrekking op hebben.

   De inlichtingen verkregen tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid.

Afdeling 3. - Verweermiddelen
Art. 77

Uitnodiging tot indiening van verweermiddelen

   De overtreder wordt bij een ter post aangetekende brief verzocht zijn verweermiddelen in te dienen. Deze brief vermeldt de volgende gegevens :
1° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;
2° het recht van de overtreder om zijn verweermiddelen schriftelijk of mondeling in te dienen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de dag van de kennisgeving, namelijk op de dag dat de aangetekende brief door de postdiensten aangeboden is aan de geadresseerde in persoon, op zijn hoofdverblijfplaats of op de maatschappelijke zetel;
3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman;
4° het adres van de bevoegde administratie waar de overtreder zijn dossier kan inzien, alsmede de openingsuren gedurende welke hij hiervoor bij de bevoegde administratie terecht kan;
5° het recht van de overtreder of van zijn raadsman op een afschrift van het dossier;
6° de adressen en openingsuren van de gewestelijke kantoren van de administraties die belast zijn met het toezicht op de desbetreffende wetgeving, met het oog op de indiening van de verweermiddelen;
7° het postadres en het e-mailadres van de bevoegde administratie alsook de openingsuren ervan, met het oog op de indiening van de verweermiddelen.

   Indien de overtreder verzuimd heeft om de aangetekende brief bij de post af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de bevoegde administratie hem bij gewone brief, ter informatie, nog een tweede uitnodiging toesturen om zijn verweermiddelen in te dienen.

   Deze tweede uitnodiging doet geen nieuwe termijn van dertig dagen lopen voor de indiening van verweermiddelen.

Art. 78

Indiening van de verweermiddelen

   De verweermiddelen kunnen schriftelijk, inbegrepen via e-mail, worden ingediend.

   Ze kunnen ook mondeling worden ingediend, hetzij bij de bevoegde administratie, hetzij bij één van de gewestelijke kantoren van de administraties die belast zijn met het toezicht op de desbetreffende wetgeving. Deze laatsten bezorgen deze onverwijld aan de bevoegde administratie na er akte te hebben van genomen.

Art. 79

Inzage van het dossier

   De bevoegde administratie stelt het dossier met betrekking tot de inbreuken welke aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete ter beschikking van de overtreder of diens raadsman, zodat hij het kan raadplegen op de griffie en, op diens verzoek, geeft zij toelating om een kopie te maken van de stukken van het dossier. Artikel 460ter van het Strafwetboek is toepasselijk op de overtreder die gelijkgesteld wordt met de inverdenkinggestelde met het oog op de toepassing van die bepaling.

   De kosten van de kopieën zijn ten laste van de overtreder. Het tarief wordt vastgesteld door de Koning.

Art. 80

Vertegenwoordiging bij de bevoegde administratie door een afgevaardigde van een representatieve organisatie

   De afgevaardigde van een representatieve organisatie van werknemers die een schriftelijke volmacht heeft, kan de arbeider of de bediende bij de bevoegde administratie vertegenwoordigen en in zijn naam alle handelingen verrichten die bij deze vertegenwoordiging horen.

Afdeling 4. - Beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete
Art. 81

Verjaringstermijn

   De administratieve geldboete kan niet meer worden opgelegd vijf jaar na de feiten.

   De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van de beslissingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en het verzoek ten aanzien van de overtreder om verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn, stuiten evenwel de loop ervan. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.

Art. 82

Inachtneming van de termijn om verweermiddelen in te dienen

   De administratieve geldboete mag niet worden opgelegd vóór het eind van de termijn vermeld in artikel 77, of vóór het schriftelijk of mondeling verweer van de overtreder, wanneer dit wordt ingediend vóór het einde van de voormelde termijn.

Art. 83

Redelijke termijn

   Indien de duur van de vervolging door de bevoegde administratie de redelijke termijn overschrijdt, kan deze zich beperken tot een eenvoudige schuldigverklaring of een administratieve geldboete opleggen die lager is dan het wettelijk minimum.

Art. 84

Beslissing

   De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete is met redenen omkleed. Ze omvat onder andere de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het bedrag van de administratieve geldboete.

   Ze omvat daarenboven inzonderheid de volgende elementen :
1° de bepalingen die de rechtsgrond ervan uitmaken;
2° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis lagen van de aanvang van de procedure;
3° de datum van het verzoek tot indiening van de verweermiddelen;
4° het bedrag van de administratieve geldboete;
5° de bepalingen van artikel 88, eerste en tweede lid, met betrekking tot de betaling van de geldboete;
6° de bepaling van artikel 3 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het Sociaal strafrecht betreffende het beroep tegen de beslissing.

Art. 85

Kennisgeving van de beslissing

   De beslissing wordt aan de overtreder ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief overeenkomstig artikel 77, samen met een verzoek tot betaling van de boete binnen de termijn bepaald bij artikel 88.

   De kennisgeving doet de strafvordering vervallen.

   Indien de overtreder verzuimd heeft de aangetekende brief bij de post af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de bevoegde administratie hem ter informatie bij gewone brief een afschrift van de beslissing toezenden.

Art. 86

Uitvoerbare kracht

   De beslissing heeft uitvoerbare kracht.

Afdeling 5. - Beroep
Art. 87

Bewijslast

   De regels inzake bewijslast die gelden voor de strafrechtspleging zijn van toepassing op de beroepsprocedure voor de arbeidsrechtbank en het arbeidshof.

Afdeling 6. - Betaling van de administratieve geldboete
Art. 88

Betalingstermijn en betalingswijze

   De administratieve geldboete moet betaald worden binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of op de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

   De bevoegde administratie kan evenwel de overtreder op diens verzoek en indien daartoe aanleiding bestaat een langere termijn toekennen die geenszins de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot invordering van de geldboete zoals bedoeld bij artikel 90 mag overschrijden. In dat geval deelt de bevoegde administratie het afbetalingsplan schriftelijk mee aan de overtreder.

   De administratieve geldboete wordt betaald via storting of overschrijving op de rekening(en) die zijn bepaald door de Koning.

   De Koning kan de betalingsregels voor de opgelegde administratieve geldboeten bepalen.

Art. 89

Invordering

   Indien de overtreder in gebreke blijft voor de betaling van de administratieve geldboete, hetzij binnen de termijn van drie maanden bepaald in artikel 88, hetzij na een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest of het hem overeenkomstig artikel 88 toegekende afbetalingsplan niet nakomt, maakt de bevoegde administratie de zaak aanhangig bij [1 de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen ]1, met het oog op de invordering van het bedrag van deze geldboete.

   Met het oog hierop bezorgt de bevoegde administratie een kopie van de administratieve beslissing en eventueel van het in kracht van gewijsde gegane vonnis of het arrest, aan de administratie van het kadaster, registratie en domeinen.

   De door de administratie van het kadaster, registratie en domeinen in te stellen vervolgingen gebeuren overeenkomstig [1 de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949 ]1.

(1)<W 2016-12-11/03, art. 27, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 90

Verjaring van de rechtsvordering tot invordering

   De rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete verjaart tien jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van de bevoegde administratie.

Art. 91

Verval van rechtsvordering van de administratie

   Door de betaling van de geldboete vervalt de rechtsvordering van de bevoegde administratie.

Afdeling 7. [1 - Bijzondere bepalingen inzake de grensoverschrijdende handhaving van administratieve financiële sancties en geldboeten ]1
Art. 91/1

[1 Kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete aan een in een andere EU-lidstaat gevestigde dienstverrichter wegens het niet-naleven van de in België geldende regels inzake detachering van werknemers.

   § 1. De bevoegde administratie kan, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, bij de bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat een verzoek tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete indienen.

   Het moet hierbij gaan om een administratieve geldboete die :
1. door de bevoegde administratie overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek is opgelegd of, in voorkomend geval, door de arbeidsgerechten is bevestigd;
2. door de bevoegde administratie niet ter kennis kan worden gebracht aan de in een andere EU-lidstaat gevestigde dienstverrichter overeenkomstig artikel 85 van dit wetboek.

§ 2. De bevoegde administratie dient geen verzoek tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete in, indien en zo lang als de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete in België wordt betwist of aangevochten.

§ 3. De bevoegde administratie doet zonder onnodige vertraging het verzoek tot kennisgeving via het IMI-systeem door middel van een uniform instrument en verstrekt daarin ten minste de volgende gegevens :
a) de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
b) een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
c) het instrument dat de handhaving in België toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten - met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard - met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve geldboete;
d) de naam, het adres en andere contactgegevens van de bevoegde administratie en;
e) het doel van de kennisgeving en de termijn waarbinnen de kennisgeving moet worden gedaan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 29, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 91/2

[1 Invordering van de administratieve geldboete opgelegd aan een in een andere EU-lidstaat gevestigde dienstverrichter wegens het niet-naleven van de in België geldende regels inzake detachering van werknemers.

   § 1. De administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen kan, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, bij de bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat een verzoek tot invordering van een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete indienen.

   Het moet hierbij gaan om een administratieve geldboete die :
1. door de bevoegde administratie overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek is opgelegd of, in voorkomend geval, door de arbeidsgerechten is bevestigd;
2. waartegen geen beroep meer kan worden ingesteld;
3. door de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen niet kan worden ingevorderd van de in een andere EU-lidstaat gevestigde dienstverrichter overeenkomstig artikel 89, derde lid.

§ 2. De administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen dient geen verzoek tot invordering van een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete in, indien en zo lang de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete, evenals de onderliggende vordering en/of het instrument dat de handhaving in België toelaat, in België worden betwist of aangevochten.

§ 3. De administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen doet zonder onnodige vertraging het verzoek tot invordering via het IMI-systeem door middel van een uniform instrument en verstrekt daarin ten minste de volgende gegevens :
a) de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
b) een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
c) het instrument dat de handhaving in België toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten - met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard - met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve geldboete;
d) de naam, het adres en andere contactgegevens van de bevoegde administratie en van de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
e) de datum waarop het vonnis of arrest of de beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar of definitief is geworden, een beschrijving van de aard en het bedrag van de administratieve geldboete, alle gegevens die voor het handhavingsproces relevant zijn - met inbegrip van het feit of het vonnis of arrest of de beslissing aan de verweerder(s) betekend is en/of bij verstek is gewezen, alsmede een bevestiging van de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen dat tegen de geldboete geen beroep meer kan worden aangetekend - evenals de onderliggende vordering op basis waarvan het verzoek wordt ingediend, en de verschillende componenten ervan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 30, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 91/3

[1 Verzoek van een andere EU-lidstaat tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter wegens het niet-naleven van de in de betreffende lidstaat geldende regels inzake detachering van werknemers.

   § 1. De bevoegde administratie neemt, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, kennis van ieder verzoek van een bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter wegens het niet-naleven van de in de betreffende lidstaat geldende regels inzake detachering van werknemers.

   Het moet hierbij gaan om een administratieve financiële sanctie en/of boete die :
1. overeenkomstig de wetten en procedures van de verzoekende lidstaat door een bevoegde instantie is opgelegd of door een administratieve of gerechtelijke instantie of, in voorkomend geval, door arbeidsgerechten is bevestigd;
2. door de verzoekende instantie van een andere EU-lidstaat niet ter kennis kan worden gebracht aan de in België gevestigde dienstverrichter overeenkomstig de in die EU-lidstaat geldende nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve gebruiken.

§ 2. De bevoegde administratie gaat na of :
1. het via het IMI-systeem ontvangen verzoek vergezeld is van de relevante documenten, desgevallend met inbegrip van het vonnis of arrest of de onherroepelijke beslissing, of een gewaarmerkt afschrift daarvan;
2. deze administratieve financiële sanctie of boete onder de toepassing valt van voormelde richtlijn;
3. het verzoek volledig is, strookt met de onderliggende beslissing en de in artikel 16, leden 1 en 2, van voormelde richtlijn vermelde gegevens bevat en met name :
a) de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
b) een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
c) het instrument dat de handhaving in de verzoekende lidstaat toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten - met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard - met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve financiële sanctie en/of boete;
d) de naam, het adres en andere contactgegevens van de voor de beoordeling van de administratieve financiële sanctie en/of boete bevoegde instantie en van de bevoegde instantie - als die van de eerstgenoemde instantie verschilt - waar nadere informatie kan worden verkregen over de administratieve financiële sanctie en/of boete of over de mogelijkheden om de betalingsverplichting of de beslissing tot betalingsverplichting te betwisten en;
e) het doel van de kennisgeving en de termijn waarbinnen de kennisgeving moet worden gedaan.

§ 3. In bevestigend geval, gaat zij over tot de kennisgeving van de beslissing bij een ter post aangetekende brief.

   De bevoegde administratie doet de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete, alsmede van de desbetreffende documenten, aan de in België gevestigde dienstverrichter binnen de maand na ontvangst van het verzoek daartoe van een bevoegde instantie van de andere EU-lidstaat.

   De beslissing die aldus door de bevoegde administratie ter kennis werd gebracht aan de in België gevestigde dienstverrichter, heeft uitvoerbare kracht. Zij wordt geacht hetzelfde effect te sorteren als wanneer de kennisgeving door de verzoekende lidstaat was gedaan.

§ 4. De bevoegde administratie kan weigeren om gevolg te geven aan het verzoek tot kennisgeving wanneer :
1. het verzoek van de andere EU-lidstaat de in § 2, 3, a) t.e.m. e), vermelde gegevens niet bevat;
2. het verzoek van de andere EU-lidstaat onvolledig is;
3. het verzoek onmiskenbaar niet strookt met de onderliggende beslissing.

§ 5. De bevoegde administratie stelt de verzoekende instantie van de andere EU-lidstaat zo snel mogelijk in kennis van :
1. de maatregelen die zij naar aanleiding van het verzoek tot kennisgeving heeft genomen en, meer in het bijzonder, de datum waarop de geadresseerde in kennis werd gebracht;
2. de weigeringsgronden, in het geval dat zij de kennisgeving weigert van de beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 31, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 91/4

[1 Verzoek van een andere EU-lidstaat tot invordering van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter wegens het niet-naleven van de in de betreffende lidstaat geldende regels inzake detachering van werknemers.

   § 1. De bevoegde administratie neemt, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, kennis van ieder verzoek van een bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat tot invordering van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter wegens het niet-naleven van de in de betreffende lidstaat geldende regels inzake detachering van werknemers.

   Het moet hierbij gaan om een administratieve financiële sanctie en/of boete die :
1. overeenkomstig de wetten en procedures van de verzoekende lidstaat door een bevoegde instantie is opgelegd of door een administratieve of gerechtelijke instantie of, in voorkomend geval, door arbeidsgerechten is bevestigd;
2. waartegen geen beroep meer kan worden ingesteld;
3. door de verzoekende instantie van een andere EU-lidstaat niet kan worden ingevorderd van de in België gevestigde dienstverrichter overeenkomstig de in die EU-lidstaat geldende nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve gebruiken.

§ 2. De bevoegde administratie gaat na of :
1. het via het IMI-systeem ontvangen verzoek vergezeld is van de relevante documenten in verband met de invordering van die administratieve financiële sanctie en/of boete, desgevallend met inbegrip van het vonnis of arrest of de definitieve beslissing, of een gewaarmerkt afschrift daarvan, die de wettelijke basis en titel vormt voor de tenuitvoerlegging van het invorderingsverzoek;
2. de in te vorderen financiële sanctie of boete onder de toepassing valt van voormelde richtlijn;
3. het verzoek volledig is, strookt met de onderliggende beslissing en de in artikel 16, leden 1 en 2, van voormelde richtlijn vermelde gegevens bevat en met name :
a) de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
b) een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
c) het instrument dat de handhaving in de verzoekende lidstaat toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten - met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard - met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve financiële sanctie en/of boete;
d) de naam, het adres en andere contactgegevens van de voor de beoordeling van de administratieve sanctie en/of boete bevoegde instantie en van de bevoegde instantie - als die van de eerstgenoemde instantie verschilt - waar nadere informatie kan worden verkregen over de administratieve financiële sanctie en/of boete of over de mogelijkheden om de betalingsverplichting of de beslissing tot betalingsverplichting te betwisten, en;
e) de datum waarop het vonnis of arrest of de beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar of definitief is geworden, een beschrijving van de aard en het bedrag van de administratieve financiële sanctie en/of boete, alle gegevens die voor het handhavingsproces relevant zijn - met inbegrip van het feit of het vonnis of arrest of de beslissing aan de verweerder(s) betekend is en/of bij verstek is gewezen, alsmede een bevestiging van de verzoekende instantie dat tegen de administratieve financiële sanctie en/of boete geen beroep meer kan worden aangetekend - evenals de onderliggende vordering op basis waarvan het verzoek wordt ingediend, en de verschillende componenten ervan;
4. de in te vorderen administratieve financiële sanctie en/of boete minstens 350 euro bedraagt of het equivalent van dat bedrag;

§ 3. In bevestigend geval, maakt zij het verzoek tot invordering overeenkomstig artikel 89, eerste lid, aanhangig bij de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, met het oog op de invordering van het bedrag van deze administratieve financiële sanctie en/of boete.

   Deze invordering gebeurt op basis van de in voormelde richtlijn voorziene titel ontvangen via het IMI-systeem.

   Deze invordering gebeurt overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.

§ 4. De administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen doet de kennisgeving van het verzoek tot invordering van een administratieve financiële sanctie en/of boete, alsmede van de desbetreffende documenten, aan de in België gevestigde dienstverrichter binnen de maand na ontvangst van het verzoek daartoe van een bevoegde instantie van de andere EU-lidstaat.

§ 5. De administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen kan weigeren om gevolg te geven aan het invorderingsverzoek indien :
1. het verzoek van de andere EU-lidstaat de in § 2, 3, a) t.e.m. e), vermelde gegevens niet bevat;
2. het verzoek onvolledig is;
3. het verzoek onmiskenbaar niet strookt met de onderliggende beslissing;
4. de in te vorderen administratieve financiële sanctie en/of boete minder bedraagt dan 350 euro of het equivalent van dat bedrag;
5. uit onderzoek duidelijk blijkt dat de verwachte kosten of middelen van de invordering van de boete niet in verhouding staan tot het in te vorderen bedrag of grote moeilijkheden zouden opleveren;
6. de in de Belgische Grondwet opgenomen grondrechten en vrijheden van verweerders en de rechtsbeginselen die op hen van toepassing zijn, niet zijn nageleefd.

§ 6. De administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen stelt de verzoekende instantie van de andere EU-lidstaat zo snel mogelijk in kennis van :
1. de maatregelen die zij naar aanleiding van het verzoek tot invordering heeft genomen en, meer in het bijzonder, de datum waarop de geadresseerde in kennis werd gebracht;
2. de weigeringsgronden, in het geval dat zij de uitvoering weigert van een verzoek tot invordering van een administratieve financiële sanctie en/of boete. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 32, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 91/5

[1 Schorsing van de procedure tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter en van de procedure tot invordering van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter.

   Indien de betrokken dienstverrichter of een belanghebbende partij in de loop van de procedure tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete die beschreven wordt in artikel 91/3, of in de loop van de procedure tot invordering van een administratieve financiële sanctie en/of boete die beschreven wordt in artikel 91/4, de administratieve sanctie en/of boete en/of de onderliggende vordering aanvecht of er beroep tegen instelt, wordt deze procedure geschorst in afwachting van een beslissing van het bevoegde orgaan of instantie in de verzoekende lidstaat.

   Het aanvechten of het instellen van beroep dient te geschieden bij de bevoegde instantie of autoriteit in de verzoekende lidstaat. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 33, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 91/6

[1 Praktische modaliteiten van de procedure tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter en van de procedure tot invordering van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in België gevestigde dienstverrichter.

   § 1. De bedragen die ingevorderd worden in het kader van de procedure tot invordering van een administratieve financiële sanctie en/of boete die beschreven wordt in artikel 91/4, komen toe aan de Belgische Schatkist.

   De verschuldigde bedragen worden door de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en invordering van niet-fiscale schuldvorderingen ingevorderd in euro.

   In voorkomend geval zet de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen de administratieve financiële sanctie en/of boete om in euro volgens de wisselkoers die op de datum van het opleggen van de administratieve financiële sanctie en/of boete van toepassing was.

§ 2. België ziet ten aanzien van de andere EU-lidstaat die het verzoek tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete of het verzoek tot invordering van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete ingediend heeft, af van de vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de procedure tot kennisgeving die beschreven wordt in artikel 91/3, en uit de procedure tot invordering die beschreven wordt in artikel 91/4. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 34, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
TITEL 5. - Bijzondere bepalingen
HOOFDSTUK I. - Mededelingen van de beslissingen en inlichtingen
Art. 92

Mededeling van inlichtingen door het openbaar ministerie

   De procureur des Konings die een strafzaak behandelt, waarvan het onderzoek ernstige aanwijzingen vertoont van inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek, brengt de arbeidsauditeur hiervan op de hoogte.

Art. 93

Mededeling van de beslissing inzake de strafvordering

   § 1. De inspectiedienst die het proces-verbaal heeft opgemaakt wordt geïnformeerd van elke genomen beslissing over de strafvordering uit hoofde van een inbreuk op de wetgeving waarop hij toezicht uitoefent.

   Deze informatie wordt gegeven binnen een maand na de beslissing door, naar gelang het geval, het openbaar ministerie of de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken.

§ 2. Elke beslissing genomen over de strafvordering uit hoofde van een inbreuk op de bepalingen van dit Wetboek wordt eveneens ter kennis gebracht van de bevoegde administratie.

   Deze informatie wordt gegeven binnen een maand na de beslissing door, naar gelang het geval, het openbaar ministerie of de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken.

   Een kopie van de beslissing wordt toegestuurd aan de bevoegde administratie als deze er om verzoekt, naargelang het geval, door de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep die ze heeft uitgesproken.

§ 3. Bij een veroordeling voor de feiten die vermeld zijn in de artikelen 151, 152, 175, 181, 186, eerste lid, 1° tot 3° en 7°, 188, 209 en 210, ten laste van de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, wordt een afschrift van het vonnis of arrest verzonden naar de Commissie die ingesteld is bij artikel 13 van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken [1 ... ]1.

   Deze mededeling gebeurt binnen de maand vanaf het nemen van de beslissing door, naar gelang het geval, de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken.

(1)<W 2011-11-07/02, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
Art. 94

Mededeling van de beslissing van de bevoegde administratie

   De administratieve of gerechtelijke beslissingen tot oplegging van de administratieve geldboeten, tot schuldigverklaring of tot klassering zonder gevolg van de inbreuk worden door de bevoegde administratie meegedeeld aan de inspectiedienst die het proces-verbaal heeft opgemaakt, het openbaar ministerie en de Rijksdienst voor sociale zekerheid.

   Indien de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of tot schuldigverklaring betrekking heeft op feiten bedoeld bij de artikelen 151, 152, 175, 181, 186, eerste lid, 1° tot 3° en 7°, 188, 209 en 210, verzendt de bevoegde administratie een afschrift ervan naar de Commissie die ingesteld is bij artikel 13 van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken [1 ... ]1.

(1)<W 2011-11-07/02, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
Art. 95

Mededeling van inlichtingen betreffende de invordering

   De administratie van het kadaster, registratie en domeinen deelt bij het begin van ieder jaar aan de bevoegde administratie de inlichtingen mee over het voorbije jaar wat de dossiers betreft waarmee zij belast werd, enerzijds, inzake de invordering van de administratieve geldboeten, zowel wat hun totaal bedrag betreft, als wat het bedrag betreft dat in elk afzonderlijk dossier werd geïnd, en, anderzijds, inzake de dossiers die zij definitief heeft geklasseerd zonder gevolg.

HOOFDSTUK 2. - Adviesraad van het sociaal strafrecht
Art. 96

Adviesraad van het sociaal strafrecht

   Bij de minister van Justitie wordt een " Adviesraad van het sociaal strafrecht " opgericht, hierna de " Adviesraad " genoemd.

Art. 97

Taken van de Adviesraad

   De Adviesraad heeft de volgende taken :
1° uit eigen beweging of op verzoek van de minister van Justitie, de minister van Werk of de minister van Sociale Zaken studies wijden aan en adviezen verstrekken over de juridische, sociaal-economische en administratieve vraagstukken in verband met de toepassing van het sociaal strafrecht;
2° waken over de overeenstemming tussen, enerzijds, de bepalingen van voorstellen en ontwerpen van wet die, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, betrekking hebben op het sociaal strafrecht, en, anderzijds, de bepalingen van dit Wetboek, teneinde de coherentie in deze materie te bewaren; de Adviesraad kan daartoe een advies uitbrengen, uit eigen beweging of op verzoek;
3° advies uitbrengen, uit eigen beweging of op verzoek, over de integratie in dit Wetboek van reeds bestaande of van nieuwe wetsbepalingen met betrekking tot het sociaal strafrecht;
4° op verzoek van de Koning advies uitbrengen over de ontwerpen van uitvoeringsbesluiten inzake het sociaal strafrecht;
5° de opstelling van het in artikel 99 bedoelde jaarverslag coördineren.

   De Koning kan de opdrachten van de Adviesraad uitbreiden bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Art. 98

Samenstelling en werking van de Adviesraad

   De Koning bepaalt de samenstelling van de Adviesraad, alsmede de regels inzake de werking ervan.

  (NOTA : Inwerkingtreding van de artikelen 96, 97 en 98 vastgesteld op 09-06-2011 door KB 2011-06-07/01, art. 16)

HOOFDSTUK 3. - Jaarverslag
Art. 99

Jaarverslag

   De minister van Justitie, de minister van Werk en de minister van Sociale Zaken, in samenwerking met de bevoegde overheden, brengen ieder jaar, vóór 30 juni, verslag uit bij de Wetgevende Kamers over de behandeling van de inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek, vastgesteld en vervolgd in de loop van het afgelopen jaar.

   Dat verslag wordt eveneens toegezonden aan de Directeur- generaal van het Internationaal Arbeidsbureau.

   De Koning bepaalt de inhoud van het jaarverslag bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

HOOFDSTUK 4. - Burgerlijke partijstelling
Art. 100

Burgerlijke partijstelling vanwege de beroepsorganisaties

   De beroepsorganisatie die een partnerschapsovereenkomst heeft gesloten in de zin van artikel 15, kan zich burgerlijke partij stellen in de procedures met betrekking tot illegale arbeid en sociale fraude wanneer de gepleegde feiten van die aard zijn dat ze de belangen schaden die zij gelast is te verdedigen en te bevorderen.

HOOFDSTUK 5. [1 - Regeling van bepaalde aspecten van de elektronische informatie-uitwisseling tussen de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude ]1
Art. 100/1

[1 Toepassingsgebied en finaliteit

   Dit hoofdstuk regelt bepaalde aspecten van de elektronische informatie-uitwisseling tussen de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, met name het e-PV, de databank e-PV en de Ginaa-databank. Deze elektronische informatie-uitwisseling geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

   Bij de verwerking van persoonsgegevens in toepassing van dit hoofdstuk wordt gebruik gemaakt van de in artikel 8, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid bedoelde identificatienummers. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 87, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Art. 100/2

[1 Uniform model van proces-verbaal tot vaststelling van inbreuken

   Met het oog op de in artikel 100/1 bedoelde elektronische informatie-uitwisseling maken de sociaal inspecteurs van de door de Koning aangewezen sociale inspectiediensten hun processen-verbaal tot vaststelling van inbreuken elektronisch aan via de daartoe ontworpen informaticatoepassing overeenkomstig het uniform model dat door het Beheerscomité wordt vastgesteld.

   Het Beheerscomité kan tevens een regeling uitwerken voor het geval dat het proces-verbaal niet overeenkomstig het eerste lid kan aangemaakt worden ingevolge overmacht, inzonderheid wegens het disfunctioneren van de informaticatoepassing of in geval van verlies, diefstal of beschadiging van de elektronische identiteitskaart van de verbaliserende ambtenaar. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 88, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Art. 100/3

[1 Elektronische ondertekening van het e-PV

   § 1. [3 Het e-PV wordt door de opsteller of opstellers elektronisch ondertekend door middel van de gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. ]3

   [2 De Koning kan bepalen dat het e-PV door de opsteller elektronisch ondertekend kan worden door middel van een ander systeem, waarbij de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité, bedoeld in de wet van 5 september 2018 tot oprichting van het informatieveiligheidscomité en tot wijziging van diverse wetten betreffende de uitvoering van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, nagaat of dat systeem de mogelijkheid biedt om de identiteit van de ondertekenaar en de integriteit van het ondertekende e-PV met afdoende waarborgen vast te stellen. ]2

§ 2. Voor de toepassing van deze titel wordt, onverminderd de artikelen 1322 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, het e-PV dat door de opsteller of opstellers elektronisch werd ondertekend overeenkomstig § 1, gelijkgesteld met een proces-verbaal op papieren drager ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening.

§ 3. In afwijking van § 1 kan de Koning bepalen dat het e-PV, dat wordt aangemaakt overeenkomstig artikel 100/2, eerste lid, onder de voorwaarden, volgens de nadere regels en, in voorkomend geval, voor de duur die Hij bepaalt, op papieren drager wordt opgesteld en wordt ondertekend met een handgeschreven handtekening. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 89, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2018-09-05/01, art. 56, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018> (3)<W 2018-09-20/14, art. 16, 032; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. 100/4

[1 Mededeling van het e-PV

   [2 ... ]2 In afwijking van artikel 33 van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering, stelt de Koning op eensluidend advies van het College van procureurs-generaal de nadere regels vast voor de in artikel 65, eerste lid, bedoelde mededeling. Hij stelt eveneens de nadere regels vast voor de in artikel 65, tweede en derde lid, bedoelde mededelingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 90, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2016-02-29/09, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 100/5

[1 Archivering van het e-PV

   De Koning kan nadere regels vaststellen voor de archivering van het e-PV voor zover de regeling opgenomen in de archiefwet van 24 juni 1955 ontoereikend is. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 91, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Art. 100/6

[1 Oprichting van de databank e-PV

   Er wordt een databank e-PV opgericht.

   De Belgische Staat, vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken [2 , de minister bevoegd voor economie ]2 en de minister bevoegd voor justitie, is verantwoordelijk voor de verwerking van de in het vierde lid bedoelde gegevens, in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

   Het opslaan en het bijhouden van de in het vierde lid bedoelde gegevens beogen volgende doeleinden :
1° het verzamelen van informatie die nuttig is om de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude in staat te stellen op een adequate wijze de illegale arbeid en de sociale fraude te bestrijden;
2° het verzamelen van informatie die nuttig is om de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude in staat te stellen hun wettelijke opdrachten uit te oefenen;
3° het opmaken van interne en externe statistieken;
[2 4° het verzamelen van informatie die noodzakelijk is om de ambtenaren bedoeld in artikel 3 van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van het elektronisch proces-verbaal bij de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek in staat te stellen hun wettelijke opdrachten uit te oefenen. ]2

   De databank e-PV bevat de gegevens die opgenomen zijn in het in artikel 100/2 [2 en in artikel 3, § 1, eerste lid, van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van het elektronisch proces-verbaal bij de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek ]2 bedoelde model van e-PV aangaande volgende personen :
1° iedere persoon die ervan verdacht wordt (mede)dader te zijn van een inbreuk;
2° iedere persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk geacht wordt voor een inbreuk;
3° iedere werknemer of persoon die betrokken is of geacht wordt betrokken te zijn bij een inbreuk;
4° iedere andere in het e-PV vermelde persoon, waarvan de opname van de gegevens in het e-PV noodzakelijk is voor het goed begrip van de in het e-PV vastgestelde feiten.

   Voor zover zij betrekking hebben op een natuurlijke persoon die is of kan worden geïdentificeerd, zijn de in het vierde lid bedoelde gegevens sociale gegevens van persoonlijke aard in de zin van artikel 2, eerste lid, 6°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. ]1

   [2 Het vijfde lid is niet van toepassing op gegevens opgenomen in de databank e-PV die betrekking hebben op de processen-verbaal bedoeld in artikel 3 van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van het elektronisch proces-verbaal bij de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 92, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2019-03-17/01, art. 6, 038; Inwerkingtreding : 04-04-2019>
Art. 100/7

[1 Financiering van de databank e-PV

   De kredieten die vereist zijn voor de oprichting en de werking van de databank e-PV worden ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Art. 100/8

[1 Beheerscomité van de databank e-PV

   § 1. Er wordt een Beheerscomité opgericht voor de databank e-PV.

   Het Beheerscomité is samengesteld uit :
1° de voorzitter, de leidend ambtenaar van de bevoegde administratie;
2° de leidend ambtenaren van de in artikel 100/2 bedoelde sociale inspectiediensten;
3° de directeur van het Federaal Aansturingsbureau van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;
4° de procureur-generaal aangewezen door het College van procureurs-generaal;
5° een leidend ambtenaar van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
[2 6° de leidend ambtenaren van de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. ]2

   Het Beheerscomité is gevestigd op het adres van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

   Het Beheerscomité vergadert minstens tweemaal per jaar.

   Het secretariaat wordt waargenomen door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

§ 2. Het Beheerscomité beschikt over de volgende bevoegdheden :
1° de databank e-PV beheren;
2° elk initiatief nemen dat kan bijdragen tot de doeltreffendheid van de werking van de databank e-PV;
3° elk initiatief nemen tot aanpassing van de databank e-PV aan de wijzigingen op wetgevend, regelgevend en technologisch vlak;
4° de bevoegde ministers in kennis stellen van de middelen die vereist zijn voor de goede werking van de databank e-PV;
5° jaarlijks aan de bevoegde ministers de budgettaire ramingen meedelen met betrekking tot de kostprijs voor de werking en het onderhoud van de databank e-PV, daarin begrepen de kostprijs van de archivering van de in het systeem opgeslagen gegevens;
6° akkoorden sluiten met betrekking tot de diensten die vereist zijn voor het beheer van de databank e-PV;
7° na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bijkomende regels voor de toegang en de controle van de toegang tot de in de databank e-PV opgenomen gegevens vaststellen, met naleving van de geldende wettelijke bepalingen die hiervoor bestaan;
8° advies verlenen op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde ministers met betrekking tot wetgevende en andere initiatieven die van invloed zijn op de werking van de databank e-PV;
9° een huishoudelijk reglement opstellen waarbij onder meer de regels worden vastgesteld voor de vervanging van de leden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 94, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2019-03-17/01, art. 7, 038; Inwerkingtreding : 04-04-2019>
Art. 100/9

[1 Toezicht op de verwerking van de gegevens in het kader van de databank e-PV

   Onverminderd de taken en de bevoegdheden die de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, hierna de Commissie genoemd, ontleent aan de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, ziet zij er, teneinde de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de eerbiediging van het geheim van het strafonderzoek te garanderen, op toe dat de inhoud van de databank e-PV en de verwerking van de gegevens en de inlichtingen in het kader van deze databank overeenstemmen met de bepalingen van de artikelen 54 tot 56 van dit hoofdstuk, van de voormelde wet van 8 december 1992 en van de artikelen 28quinquies, § 1, en 57 van het Wetboek van strafvordering.

   De Commissie formuleert adviezen en aanbevelingen over de toepassing van dit hoofdstuk, zowel op eigen initiatief als op verzoek, in het bijzonder van de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken [2 , de minister bevoegd voor economie ]2 of de Minister bevoegd voor justitie of van de gerechtelijke overheden.

   De artikelen 29, 30, 32, § 1, en 33 van de voormelde wet van 8 december 1992 zijn onverkort van toepassing.

   De daartoe door de Commissie onder haar leden aangewezen personen hebben met het oog op het uitvoeren van hun opdrachten een onbeperkt recht op toegang tot alle inlichtingen en gegevens bewaard in de databank e-PV. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 95, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2019-03-17/01, art. 8, 038; Inwerkingtreding : 04-04-2019>
Art. 100/10

[1 Toegang tot de databank e-PV

   § 1. Onverminderd de artikelen 54 en 55 en mits machtiging van [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2 hebben de door de Koning gemachtigde categorieën van ambtenaren van de door de Koning aangewezen federale sociale inspectiediensten toegang tot de volgende gegevens van de databank e-PV :
1° de datum van opstelling van het proces-verbaal;
2° het nummer van het proces-verbaal;
3° de aanduiding of het gaat om een proces-verbaal opgesteld op eigen initiatief van de verbalisant of in uitvoering van een taak opgelegd door een rechterlijke overheid;
4° de dienst waartoe de verbaliserende ambtenaar behoort;
5° de naam van de verbaliserende ambtenaar;
6° de identiteit en het adres van de woonplaats of de maatschappelijke zetel van iedere persoon die ervan verdacht wordt (mede)dader te zijn van een inbreuk;
7° de identiteit en het adres van de woonplaats of de maatschappelijke zetel van iedere persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk geacht wordt voor een inbreuk;
8° in voorkomend geval, de naam en het identificatienummer van de sociale zekerheid van iedere werknemer of persoon die betrokken is of geacht wordt betrokken te zijn bij een inbreuk;
9° de kwalificatie van de vastgestelde inbreuk(en).

   De in het eerste lid bedoelde machtiging van [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2 is niet vereist voor de toegang tot de gegevens van de processen-verbaal die opgesteld zijn door de eigen inspectiedienst.

§ 2. Onverminderd de artikelen 54 en 55 en mits machtiging van [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2 kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren kennis nemen van de andere dan de in § 1 vermelde gegevens opgenomen in de databank e-PV, met inbegrip van de vaststellingen die opgenomen zijn in het e-PV, voor zover deze gegevens voor hen een belang hebben in de uitoefening van het toezicht waarmee zij zijn belast of met toepassing van een andere wetgeving. Voor zover deze gegevens opgenomen zijn in een proces-verbaal dat opgesteld wordt tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid, zijn ze evenwel enkel toegankelijk met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.

   De in het eerste lid bedoelde machtiging van [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2 is niet vereist voor de toegang tot de gegevens van de processen-verbaal die opgesteld zijn door de eigen inspectiedienst.

§ 3. De ambtenaren van de bevoegde administratie hebben mits machtiging van [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2 toegang tot de gegevens van de databank e-PV, voor zover deze gegevens voor hen een belang hebben in de uitoefening van hun wettelijke opdracht. Deze toegang sluit de toegang in tot de gegevens die opgenomen zijn in de processen-verbaal die opgesteld worden tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid, zonder dat de toestemming van deze laatste moet worden gevraagd.

§ 4. Het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en de onderzoeksrechters hebben toegang tot de gegevens van de databank e-PV in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdracht. In afwijking van de bepalingen van artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid is deze toegang niet onderworpen aan de machtiging van [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2.

§ 5. Na advies van het Beheerscomité, kan [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2 de toegang tot de gegevens van de databank e-PV, met inbegrip van de gegevens die opgenomen zijn in de processen-verbaal die opgesteld worden tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid, geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot andere dan de in de §§ 1 en 4 bedoelde categorieën van personen binnen de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude [3 , de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie ]3 en tot de Dienst Vreemdelingenzaken, en dit onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die zij bepaalt. De gegevens die opgenomen zijn in een proces-verbaal dat opgesteld wordt tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid, zijn in geen enkel geval toegankelijk zonder de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.

§ 6. In afwijking van de §§ 1, 2 en 5, kan het openbaar ministerie ten aanzien van de in deze §§ bedoelde personen, met uitzondering van de opsteller van het e-PV, de toegang uitstellen tot de gegevens opgenomen in een bepaald e-PV wanneer en zolang de bevoegde magistraat van oordeel is dat deze toegang de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van een persoon in gevaar kan brengen. ]1

[3 § 7. De paragrafen 1 tot en met 6 van dit artikel zijn niet van toepassing op de processen-verbaal bedoeld in artikel 3 van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van het elektronisch proces-verbaal bij de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek.

   De toegang tot de databank e-PV voor wat betreft de processen-verbaal bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend geregeld door het artikel 4 van de wet van 17 maart 2019 tot invoering van het elektronisch proces-verbaal bij de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek. ]3

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 96, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2018-09-05/01, art. 57, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018> (3)<W 2019-03-17/01, art. 9, 038; Inwerkingtreding : 04-04-2019>
Art. 100/11

[1 Verwerking van persoonsgegevens in de Ginaa-databank

   Wat de in artikel 16, 19°, bedoelde Ginaa-databank, betreft, is de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de verantwoordelijke voor de verwerking van de in het derde lid bedoelde gegevens, in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

   Het opslaan en het bijhouden van de in het derde lid bedoelde gegevens beogen volgende doeleinden :
1° het verzamelen van informatie die nuttig is om de bevoegde administratie in staat te stellen om de opdrachten uit te oefenen die haar in of krachtens het Eerste Boek worden toegewezen;
2° het verzamelen van informatie inzake de vervolging van de inbreuken die nuttig is om de andere actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude in staat te stellen hun wettelijke opdrachten uit te oefenen;
3° het verzamelen van informatie inzake de vervolging van de inbreuken die nuttig is om de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude in staat te stellen op een adequate wijze de illegale arbeid en de sociale fraude te bestrijden;
4° het opmaken van interne en externe statistieken.

   De Ginaa-databank bevat de door Koning bepaalde gegevens aangaande :
1° iedere persoon die ervan verdacht wordt (mede)dader te zijn van een inbreuk;
2° iedere persoon aan wie een administratieve geldboete kan opgelegd worden;
3° iedere werknemer of persoon die betrokken is of geacht wordt betrokken te zijn bij een inbreuk.

   Voor zover zij betrekking hebben op een natuurlijke persoon die is of kan worden geïdentificeerd, zijn de in het derde lid bedoelde gegevens de sociale gegevens van persoonlijke aard in de zin van artikel 2, eerste lid, 6°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 97, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
Art. 100/12

[1 Toegang tot de Ginaa-databank

   De Koning wijst onder de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude de categorieën van personen aan die, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten, toegang kunnen hebben tot de Ginaa-databank.

   De toegang tot de Ginaa-databank is slechts mogelijk mits voorafgaande machtiging van [2 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]2. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 98, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2018-09-05/01, art. 58, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art. 100/13

[1 Gemeenschappelijke bepalingen inzake de toegang tot de databank e-PV en de Ginaa-databank

   Elke instantie die gemachtigd is om toegang te hebben tot de databank e-PV en/of de Ginaa-databank houdt een voortdurend bijgewerkte lijst bij van de personen die zij heeft aangewezen om dit recht op toegang uit te oefenen.

   Alle personen die toegang hebben tot de databank e-PV of de Ginaa-databank moeten de nodige maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter te garanderen van de persoonsgegevens die opgenomen zijn in deze databanken en om te garanderen dat deze gegevens enkel gebruikt zullen worden met het oog op de in de artikelen 100/6, derde lid, en 100/11, tweede lid, bedoelde doeleinden.

   Iedere inbreuk op de in het tweede lid bedoelde geheimhoudingsplicht wordt bestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 99, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012>
HOOFDSTUK 5/1. [1 - Bepalingen betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het sociaal strafrecht. ]1
Afdeling 1. [1 - Het recht op informatie bij de verzameling van persoonsgegevens en op mededeling van persoonsgegevens. ]1
Art. 100/14

[1 § 1. In afwijking van de artikelen 13 en 14 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), om de doelstellingen van algemeen belang van de sociale zekerheid te waarborgen, en voor zover artikel 14, § 5, d), in het specifieke geval niet kan worden ingeroepen, kan het recht op informatie worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens waarvan hetzij de sociale inspectiediensten bedoeld in het Sociaal Strafwetboek en in het koninklijk besluit van 1 juli 2011 tot uitvoering van de artikelen 16, 13°, 17, 20, 63, 70 en 88 van het Sociaal Strafwetboek en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht, hetzij de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, hetzij de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, hetzij de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de verwerkingsverantwoordelijke zijn.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de in het eerste lid bedoelde diensten gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de bevoegde diensten, tot doel hebben.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene bedoeld in het eerste lid niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de voormelde inspectiediensten in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de stukken afkomstig van de sociale inspectiediensten behandelt om de vervolgingen hieromtrent in te stellen.

   Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

   De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in § 2, tweede lid, gedurende dewelke de artikelen 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing zijn, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie met toepassing van deze artikelen 13 en 14.

   De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van informatie rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie bedoeld in § 2, derde lid, bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van informatie, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer één van de voormelde inspectiediensten gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst voor administratieve geldboeten een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de administratie waarvan de inspectiedienst afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 61, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Afdeling 2. [1 - Het recht op inzage van persoonsgegevens. ]1
Art. 100/15

[1 § 1. In afwijking van artikel 15 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), om de doelstellingen van algemeen belang van de sociale zekerheid te waarborgen, kan het recht op inzage van de hem betreffende persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld en beperkt voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens waarvan hetzij de sociale inspectiediensten bedoeld in het Sociaal Strafwetboek en in het koninklijk besluit van 1 juli 2011 tot uitvoering van de artikelen 16, 13°, 17, 20, 63, 70 en 88 van het Sociaal Strafwetboek en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht, hetzij de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, hetzij de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, hetzij de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de verwerkingsverantwoordelijke zijn.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de in het eerste lid bedoelde diensten gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de bevoegde diensten, tot doel hebben.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene bedoeld in het eerste lid niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de voormelde inspectiediensten in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de stukken afkomstig van de sociale inspectiediensten behandelt om de vervolgingen hieromtrent in te stellen.

   Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

   De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in § 2, tweede lid, gedurende dewelke artikel 15 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van het verzoek dat is ingediend met toepassing van artikel 15.

   De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van inzage rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek tot inzage bevestigt de functionaris voor de gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op inzage van de hem betreffende gegevens alsook van de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer één van de voormelde inspectiediensten gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst voor administratieve geldboeten een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de administratie waarvan de inspectiedienst afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 63, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Afdeling 3. [1 - Het recht op rectificatie. ]1
Art. 100/16

[1 § 1. In afwijking van artikel 16 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), om de doelstellingen van algemeen belang van de sociale zekerheid te waarborgen, kan het recht op rectificatie worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens waarvan hetzij de sociale inspectiediensten bedoeld in het Sociaal Strafwetboek en in het koninklijk besluit van 1 juli 2011 tot uitvoering van de artikelen 16, 13°, 17, 20, 63, 70 en 88 van het Sociaal Strafwetboek en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht, hetzij de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, hetzij de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, hetzij de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de verwerkingsverantwoordelijke zijn.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de in het eerste lid bedoelde diensten gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de bevoegde diensten, tot doel hebben.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene bedoeld in het eerste lid niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijking geldt gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de voormelde inspectiediensten in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten alsook gedurende de periode waarin de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de stukken afkomstig van de sociale inspectiediensten behandelt om de vervolgingen hieromtrent in te stellen.

   Deze afwijking geldt voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek, de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

   De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, gedurende dewelke artikel 16 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van het verzoek dat is ingediend met toepassing van dit artikel 16.

   De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het doel van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van rectificatie rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek tot rectificatie bevestigt de functionaris voor de gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op rectificatie alsook van de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer één van de voormelde inspectiediensten gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst voor administratieve geldboeten een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de administratie waarvan de inspectiedienst afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 65, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Afdeling 4. [1 - Het recht op beperking van de verwerking. ]1
Art. 100/17

[1 § 1. In afwijking van artikel 18 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), om de doelstellingen van algemeen belang van de sociale zekerheid te waarborgen, kan het recht op beperking van de verwerking worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten, voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens waarvan hetzij de sociale inspectiediensten bedoeld in het Sociaal Strafwetboek en in het koninklijk besluit van 1 juli 2011 tot uitvoering van de artikelen 16, 13°, 17, 20, 63, 70 en 88 van het Sociaal Strafwetboek en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht, hetzij de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, hetzij de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, hetzij de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de verwerkingsverantwoordelijke zijn.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de in het eerste lid bedoelde diensten gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de bevoegde diensten, tot doel hebben.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), worden de persoonsgegeven die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene bedoeld in het eerste lid niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijking geldt gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de voormelde inspectiediensten in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten alsook gedurende de periode waarin de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Dienst administratieve geldboeten of de Directie eerlijke concurrentie van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, de inspectiedienst voor de controle van de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, hetzij de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekeringen, hetzij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de stukken afkomstig van de sociale inspectiediensten behandelt om de vervolgingen hieromtrent in te stellen.

   Deze afwijking geldt voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

   De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in § 2, tweede lid, gedurende dewelke artikel 18 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van het verzoek dat is ingediend in toepassing van dit artikel 18.

   De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering van de beperking van de verwerking rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek tot beperking van de verwerking bevestigt de functionaris voor de gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op beperking van de verwerking van de hem betreffende persoonsgegevens alsook van de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer één van de voormelde inspectiediensten gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst voor administratieve geldboeten een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

   Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de administratie waarvan de inspectiedienst afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten pas hersteld nadat de bevoegde administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 67, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
TITEL 6. - Bestraffing van de inbreuken in het algemeen
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 101

Sanctieniveaus

   De inbreuken bedoeld in Boek 2 worden bestraft met een sanctie van niveau 1, niveau 2, niveau 3 of niveau 4.

   De sanctie van niveau 1 bestaat uit een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro.

   De sanctie van niveau 2 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro.

   De sanctie van niveau 3 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro.

   De sanctie van niveau 4 bestaat uit hetzij een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro of uit een van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 300 tot 3000 euro.

Art. 102

Opdeciemen

   De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboeten bedoeld bij dit Wetboek.

   De bevoegde administratie maakt in haar beslissing melding van de vermenigvuldiging ingevolge de voormelde wet van 5 maart 1952 en vermeldt het getal dat het gevolg is van deze verhoging.

Art. 103

Vermenigvuldiging van de geldboete

   Wanneer de geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, kinderen, stagiairs [1 of zelfstandigen ]1 , geldt de regel zowel voor de strafrechtelijke als voor de administratieve geldboete.

   De vermenigvuldigde geldboete mag niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.

(1)<W 2013-11-11/03, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
Art. 104

Burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de strafrechtelijk geldboete

   De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.

Art. 105

Personen aan wie een administratieve geldboete kan worden opgelegd

   De administratieve geldboete kan alleen aan de overtreder worden opgelegd, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber.

   De administratieve beslissing tot schuldigverklaring kan slechts worden genomen ten aanzien van de overtreder, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber.

HOOFDSTUK 2. - Bijzondere strafsancties
Art. 106

Exploitatieverbod en bedrijfssluiting

   § 1. Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk werd begaan geheel of gedeeltelijk uit te baten of er onder gelijk welke hoedanigheid dan ook in dienst te worden genomen.

   Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter bovendien, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of inrichting waar de inbreuken werden begaan, bevelen voor de duur van één maand tot drie jaar.

§ 2. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van § 1 gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, voor zover deze laatste niet ingetrokken wordt.

   De gevolgen zullen evenwel een aanvang nemen zodra de veroordeling op tegenspraak of bij verstek definitief is.

§ 3. De rechter kan de in § 1 bedoelde straffen slechts opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen. Voor de inbreuken van niveau 3 kunnen de in § 1 bedoelde straffen bovendien slechts worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door deze inbreuken in gevaar wordt gebracht.

   Deze straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden.

§ 4. Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij een verbod of sluiting wordt opgelegd met toepassing van § 1 wordt bestraft met een sanctie van niveau 3.

Art. 107

Beroepsverbod en bedrijfssluiting

   § 1. Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter, bij de veroordeling van de beoefenaar van een beroep dat bestaat uit de verstrekking van raad of hulp aan een of meer werkgevers of werknemers bij het uitvoeren van de door dit Wetboek gesanctioneerde verplichtingen, zij het voor eigen rekening of als bestuurder, lid of bediende van een of andere vennootschap, vereniging, organisatie of onderneming, die beroepsbeoefenaar verbieden gedurende een periode van één maand tot drie jaar voormeld beroep rechtstreeks of onrechtstreeks en in welke hoedanigheid ook uit te oefenen.

   Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter bovendien, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of van de vestigingen van de vennootschap, vereniging, organisatie of onderneming van de veroordeelde of waarvan de veroordeelde bestuurder is, bevelen voor een duur van één maand tot drie jaar.

§ 2. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van § 1 gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, voor zover deze laatste niet ingetrokken wordt.

   Zij wordt evenwel van kracht vanaf de dag waarop de veroordeling, op tegenspraak of bij verstek, definitief geworden is.

§ 3. De rechter kan de in § 1 bedoelde straffen slechts opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen. Voor de inbreuken van niveau 3 kunnen de in § 1 bedoelde straffen bovendien slechts worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door deze inbreuken in gevaar wordt gebracht.

   Deze straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden.

§ 4. Iedere inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij in toepassing van § 1 een verbod of een sluiting wordt uitgesproken, wordt bestraft met een sanctie van niveau 3.

HOOFDSTUK 3. - De op de strafrechtelijke sancties toepasselijke regels
Art. 108

Herhaling

   Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een veroordeling voor een inbreuk op de bepalingen van Boek 2, kan de straf op het dubbele van het maximum worden gebracht.

   Hoofdstuk V van Boek 1 van het Strafwetboek is niet van toepassing op de inbreuken bedoeld in Boek 2.

Art. 109

Deelneming aan de inbreuk

   Hoofdstuk VII van Boek 1 van het Strafwetboek is toepasselijk op de inbreuken bedoeld in Boek 2.

Art. 110

Verzachtende omstandigheden

   Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40 % van het voorgeschreven minimumbedrag.

   De geldboete opgelegd aan de sociaal verzekerde kan worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum overeenkomstig artikel 85 van het Strafwetboek indien zijn financiële situatie dit rechtvaardigt wegens het feit dat hij evenzeer vatbaar is voor een vermindering, een opschorting of een volledige of gedeeltelijke uitsluiting van het recht op een sociaal voordeel bedoeld bij artikel 230.

   Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de gevangenisstraf overeenkomstig artikel 85 van het Strafwetboek worden verminderd.

   [1 In geval van niet-naleving van de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden voorzien in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die strafrechtelijk beteugeld worden of in conventionele bepalingen die door de Koning overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités algemeen verbindend zijn verklaard en die van toepassing zijn overeenkomstig artikel 5 van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, indien de enige officiële nationale website, in de zin van artikel 5 van de richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening"), geen melding maakt van de bovenvermelde arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden, wordt er rekening gehouden met dit gebrek aan informatie bij het bepalen van de sanctie overeenkomstig het eerste en derde lid van dit artikel. ]1

(1)<W 2020-06-12/05, art. 18, 046; Inwerkingtreding : 30-07-2020>
HOOFDSTUK 4. - De op de administratieve geldboeten toepasselijke regels
Art. 111

Herhaling

   In geval van herhaling binnen het jaar dat volgt op een administratieve of gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring, op een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete van niveau 1, 2, 3 of 4 of op een gerechtelijke veroordeling tot een sanctie van niveau 1, 2, 3 of 4, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.

   Deze termijn van een jaar vangt aan op de dag waarop de administratieve beslissing niet langer vatbaar is voor beroep of op de dag dat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

   De termijn wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste, vanaf de dag nà die van de handeling of van de gebeurtenis welke hem doet ingaan.

Art. 112

Meerdaadse samenloop van inbreuken

   In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden.

Art. 113

Eendaadse samenloop van inbreuken en samenloop door eenheid van opzet

   Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de bevoegde administratie de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete uitgesproken.

   Wanneer de bevoegde administratie vaststelt dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot oplegging van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij haar aanhangig zijn en die in de vooronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houdt zij bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Indien deze haar voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreekt zij zich uit over de schuldvraag en verwijst zij in haar beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Het totaal van de administratieve geldboeten opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.

Art. 114

Uitwissing van de administratieve geldboete

   Voor de vaststelling van het bedrag van de geldboete mag geen rekening gehouden worden met een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of tot schuldigverklaring die drie jaar of meer vóór de feiten is gewezen. Deze termijn van drie jaar vangt aan op het ogenblik dat de beslissing uitvoerbare kracht heeft gekregen of wanneer de rechterlijke beslissing die zich uitspreekt over het beroep van de overtreder in kracht van gewijsde is gegaan.

Art. 115

Verzachtende omstandigheden

   Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn kan de administratieve geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40 % van het voorgeschreven minimumbedrag.

   De administratieve geldboete opgelegd aan de sociaal verzekerde kan worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum zonder dat zij lager kan zijn dan een euro indien zijn financiële situatie dit rechtvaardigt wegens het feit dat hij evenzeer vatbaar is voor een vermindering, een opschorting of een volledige of gedeeltelijke uitsluiting van het recht op een sociaal voordeel bedoeld bij artikel 230.

   [1 In geval van niet-naleving van de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden voorzien in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die strafrechtelijk beteugeld worden of in conventionele bepalingen die door de Koning overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités algemeen verbindend zijn verklaard en die van toepassing zijn overeenkomstig artikel 5 van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, indien de enige officiële nationale website, in de zin van artikel 5 van de richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening"), geen melding maakt van de bovenvermelde arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden, wordt er rekening gehouden met dit gebrek aan informatie bij het bepalen van de administratieve geldboete overeenkomstig het eerste lid van dit artikel. ]1

(1)<W 2020-06-12/05, art. 19, 046; Inwerkingtreding : 30-07-2020>
Art. 116

Uitstel

   § 1. De bevoegde administratie mag besluiten dat de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover aan de overtreder geen administratieve geldboete van niveau 2, 3 of 4 werd opgelegd of hij niet veroordeeld werd tot een strafsanctie van niveau 2, 3 of 4 tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan.

   Nochtans vormt een sanctie van niveau 1, 2, 3 en 4 die vroeger uitgesproken was voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, geen beletsel voor het verlenen van een uitstel.

§ 2. De administratie verleent het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke zij de geldboete oplegt.

   De beslissing waarbij het uitstel wordt toegestaan of geweigerd, moet met redenen omkleed zijn.

§ 3. De proeftermijn mag niet minder zijn dan één jaar en niet meer dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.

§ 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een hoger niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel.

  &sp; § 5. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel.

§ 6. Voor een vergelijking van het niveau van de geldboeten mogen ze niet worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, kinderen, stagiairs [1 of zelfstandigen ]1 .

§ 7. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proefperiode.

   De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de bevoegde administratie wordt gelaten.

§ 8. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk.

§ 9. In geval van beroep tegen de beslissing van de bevoegde administratie tot oplegging van een administratieve geldboete kunnen de arbeidsgerechten het uitstel dat door de bevoegde administratie werd verleend niet herroepen. Ze kunnen evenwel het uitstel verlenen wanneer de bevoegde administratie het geweigerd heeft.

(1)<W 2013-11-11/03, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
BOEK 2. - De inbreuken en hun bestraffing in het bijzonder
HOOFDSTUK 1. - Inbreuken tegen de persoon van de werknemer
Afdeling 1. - De persoonlijke levenssfeer van de werknemer
Art. 117

Medische onderzoeken

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° De werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd :
a) biologische tests, medische onderzoeken of mondelinge informatiegaring heeft laten uitvoeren met het oog op het verkrijgen van medische informatie over de gezondheidstoestand of stamboominformatie van een werknemer of kandidaat-werknemer om andere redenen dan die welke verband houden met de huidige geschiktheid van de werknemer voor en de specifieke kenmerken van de openstaande betrekking, buiten de gevallen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
b) biologische tests of medische onderzoeken heeft laten uitvoeren door een persoon die niet de preventieadviseur- arbeidsgeneesheer was, die verbonden is aan de afdeling belast met het medisch toezicht van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk of aan de afdeling belast met het medisch toezicht van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarop de werkgever een beroep doet;
2° de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die de krachtens 1°, a) verboden biologische tests, medische onderzoeken of mondelinge informatiegaring heeft aangevraagd of [1 uitgevoerd ]1, in strijd met de voornoemde wet van 28 januari 2003;
3° eenieder die, in strijd met de voornoemde wet van 28 januari 2003, biologische tests of medische onderzoeken heeft [1 uitgevoerd ]1, terwijl hij niet de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer was, die verbonden is aan de afdeling belast met het medisch toezicht van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk of aan de afdeling belast met het medisch toezicht van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarop de werkgever een beroep doet;
De overtreders, de mededaders en medeplichtigen van de inbreuken bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3° kunnen worden veroordeeld tot ontzetting overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek.

   Indien de overtreders, de mededaders of hun medeplichtigen van de inbreuken bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3° beoefenaars van de geneeskunde zijn, kan de rechter hun bovendien het verbod opleggen om gedurende een termijn van een maand tot drie jaar de geneeskunde uit te oefenen.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers of kandidaat-werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 59, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 118

Informatie inzake medische onderzoeken

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd, wanneer hij heeft besloten om een werknemer of een kandidaat-werknemer aan een medisch onderzoek of een toegelaten biologische test te onderwerpen, hem tien dagen voor het onderzoek bij een vertrouwelijke en aangetekende brief niet heeft meegedeeld naar welke gegevens wordt gezocht, welk onderzoek wordt uitgevoerd en om welke redenen dat gebeurt.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers of kandidaat-werknemers.

Afdeling 2. [1 - De preventie van psychosociale risico's op het werk, waaronder stress, geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, gezondheid en veiligheid op het werk en welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ]1
Art. 119

[1 Daden van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die in contact treedt met de werknemers bij de uitvoering van hun werk en die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, een daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk begaat. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 120

Niet-naleving van de gerechtelijke beslissing om een einde te maken aan geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, hij die geen einde maakt aan geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk binnen de termijn die vastgesteld is door het bevoegde rechtscollege op grond van artikel 32decies van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Art. 121

[1 De risicoanalyse betreffende de psychosociale risico's op het werk

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° geen risicoanalyse uitvoert betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk, rekening houdend met de gevaren verbonden aan de elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de interpersoonlijke relaties op het werk;
2° de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk uitvoert :
a) zonder medewerking van de werknemers;
b) zonder de preventieadviseur psychosociale aspecten erbij te betrekken wanneer hij deel uitmaakt van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk;
c) zonder de preventieadviseur psychosociale aspecten die deel uitmaakt van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk erbij te betrekken wanneer de complexiteit van de analyse dit vereist;
d) zonder rekening te houden met het feit dat de werknemers bij de uitvoering van hun werk op de arbeidsplaats in contact komen met andere personen dan de werknemers en de daarmee gelijkgestelde personen;
3° geen risicoanalyse uitvoert betreffende de psychosociale risico's op het niveau van een specifieke arbeidssituatie waarin een gevaar werd vastgesteld, bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico's op het werk, rekening houdend met de gevaren verbonden aan de elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de interpersoonlijke relaties op het werk, inzonderheid wanneer een lid van de hiërarchische lijn of ten minste één derde van de werknemersvertegenwoordigers in het comité voor preventie en bescherming op het werk om deze risicoanalyse vragen;
4° de risicoanalyse betreffende de psychosociale risico's op het niveau van een specifieke arbeidssituatie waarin een gevaar werd vastgesteld, bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico's op het werk, uitvoert :
a) zonder medewerking van de werknemers;
b) zonder de preventieadviseur psychosociale aspecten erbij te betrekken wanneer hij deel uitmaakt van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk;
c) zonder de preventieadviseur psychosociale aspecten die deel uitmaakt van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk erbij te betrekken wanneer de complexiteit van de situatie dit vereist;
d) zonder de werknemers de mogelijkheid te geven om gegevens op een anonieme wijze mee te delen wanneer de preventieadviseur psychosociale aspecten niet bij de analyse wordt betrokken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 122

[1 De preventiemaatregelen die betrekking hebben op de preventie van de psychosociale risico's op het werk

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° niet de passende preventiemaatregelen treft, voor zover hij een impact heeft op het gevaar, om de situaties en handelingen die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk te voorkomen, om de schade te voorkomen of om deze te beperken;
2° bij het treffen van de preventiemaatregelen bedoeld in 1°, geen rekening houdt met het feit dat zijn werknemers bij de uitvoering van hun werk op de arbeidsplaats in contact komen met andere personen dan de werknemers en de daarmee gelijkgestelde personen, inzonderheid door geen kennis te nemen van de verklaringen van de werknemers die opgenomen zijn in het register van feiten van derden;
3° niet de passende preventiemaatregelen treft, voor zover hij een impact heeft op het gevaar, om het gevaar dat voortvloeit uit een specifieke arbeidssituatie als bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico's op het werk uit te schakelen of om de schade die hieruit voortvloeit, te voorkomen of te beperken;
4° niet de passende maatregelen treft, voor zover hij een impact heeft op het gevaar, om een einde te maken aan daden van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk als die ter kennis zijn gebracht van de werkgever;
5° niet de nodige bewarende maatregelen treft wanneer de ernst van de feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk het vereist;
6° geen procedures vaststelt die rechtstreeks toegankelijk zijn voor de werknemer die meent schade te ondervinden ten gevolge van psychosociale risico's op het werk, en die in overeenstemming zijn met de door de Koning vastgestelde bepalingen;
7° procedures vaststelt die rechtstreeks toegankelijk zijn voor de werknemer die meent schade te ondervinden ten gevolge van psychosociale risico's op het werk :
a) zonder het akkoord te bekomen van het comité voor preventie en bescherming op het werk;
b) zonder het akkoord te hebben bekomen van tenminste twee derden van de leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen het comité voor preventie en bescherming op het werk, als het akkoord van het comité niet werd bekomen ingevolge het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar onverminderd de toepassing van de bepalingen tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
c) die niet in overeenstemming zijn met collectieve arbeidsovereenkomsten die algemeen verbindend zijn verklaard bij koninklijk besluit;
8° geen procedures vaststelt die betrekking hebben op de wedertewerkstelling van de werknemers die menen schade te ondervinden ten gevolge van psychosociale risico's op het werk;
9° er niet op toeziet dat de werknemers die, bij de uitvoering van hun werk, het voorwerp zijn geweest van een daad van geweld, gepleegd door andere personen dan werknemers en daarmee gelijkgestelde personen die zich op de arbeidsplaats bevinden, een passende psychologische ondersteuning krijgen van gespecialiseerde diensten of instellingen, waarvan de kosten worden gedragen door de werkgever onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen;
10° niet de verplichtingen van de hiërarchische lijn bepaalt inzake de preventie van psychosociale risico's op het werk;
11° niet de nodige maatregelen treft opdat de werknemers, de leden van de hiërarchische lijn en de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk zouden beschikken over de nuttige informatie die is voorgeschreven door de Koning;
12° er niet op toeziet dat de werknemers, de leden van de hiërarchische lijn en de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk de door de Koning vastgestelde opleiding ontvangen.

   De inbreuken bedoeld in het eerste lid, 4° en 5° worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werknemer. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 122/1

[1 Toepassing van de procedures die toegankelijk zijn voor de werknemers

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° in het kader van een verzoek tot formele psychosociale interventie met een hoofdzakelijk collectief karakter :
a) geen overleg pleegt met het comité voor preventie en bescherming op het werk of met de vakbondsafvaardiging, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
b) niet zijn gemotiveerde beslissing meedeelt betreffende de gevolgen die hij aan het verzoek geeft, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
c) niet de nodige collectieve preventiemaatregelen treft, voor zover hij een impact heeft op het gevaar;
d) naar aanleiding van de voorstellen van de preventieadviseur psychosociale aspecten, geen preventiemaatregelen treft die tot doel hebben de risico's die een individueel karakter vertonen te ondervangen om te voorkomen dat de gezondheid van de werknemer die het verzoek heeft ingediend ernstig wordt aangetast, voor zover hij een impact heeft op het gevaar;
2° in het kader van een verzoek tot formele psychosociale interventie met een hoofdzakelijk individueel karakter of voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk :
a) niet de werknemer op de hoogte brengt van de individuele maatregelen die hij ten aanzien van hem overweegt te nemen, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
b) geen afschrift van het advies van de preventieadviseur psychosociale aspecten meedeelt aan de werknemer ten aanzien van wie hij overweegt individuele maatregelen te nemen die zijn arbeidsvoorwaarden wijzigen;
c) niet de werknemer bedoeld in b) hoort tijdens een onderhoud waarbij deze zich kan laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze;
d) niet zijn gemotiveerde beslissing meedeelt betreffende de gevolgen die hij aan het verzoek geeft, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
e) voor zover hij een impact heeft op het gevaar, niet de passende preventiemaatregelen treft om een einde te maken aan de schade geleden door de werknemer die het verzoek heeft ingediend;
3° in het kader van een verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk :
a) niet zijn gemotiveerde beslissing meedeelt betreffende de gevolgen die hij geeft aan de voorstellen voor bewarende maatregelen van de preventieadviseur psychosociale aspecten onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
b) nalaat contact te leggen met de werkgever van de onderneming van buitenaf, wiens werknemers permanent werkzaamheden uitvoeren bij de werkgever, opdat de individuele preventiemaatregelen die moeten getroffen worden ten aanzien van een werknemer van deze onderneming die gebruik heeft gemaakt van de interne procedure bij de werkgever onder de voorwaarden bepaald door de Koning, daadwerkelijk zouden kunnen toegepast worden;
c) geen afschrift van het advies van de preventieadviseur psychosociale aspecten meedeelt op verzoek van de persoon die het verzoek heeft ingediend of van de in dit verzoek vermelde aangeklaagde, in de hypothese dat zij overwegen een rechtsvordering in te stellen;
4° elementen van het advies van de preventieadviseur psychosociale aspecten meedeelt aan een lid van de hiërarchische lijn van de verzoeker, zonder dat dit noodzakelijk is voor de toepassing van de preventiemaatregelen.

   De inbreuk bedoeld in het eerste lid, 2°, e), wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een werknemer. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 122/2

[1 De preventieadviseur psychosociale aspecten

   § 1. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° binnen de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk geen preventieadviseur psychosociale aspecten aanwijst die voldoet aan de door de Koning bepaalde voorwaarden;
2° niet de opdrachten van de preventieadviseur psychosociale aspecten toevertrouwt aan een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, als hij binnen de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk geen preventieadviseur psychosociale aspecten heeft aangewezen of als hij minder dan 50 werknemers tewerkstelt;

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° binnen de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk een preventieadviseur psychosociale aspecten aanwijst zonder het voorafgaand akkoord van alle leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen het comité voor preventie en bescherming op het werk te hebben bekomen;
2° een preventieadviseur psychosociale aspecten aanwijst die deel uitmaakt van het leidinggevend personeel;
3° een preventieadviseur psychosociale aspecten aanwijst die de functie van preventieadviseur bevoegd voor de arbeidsgeneeskunde uitoefent. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 122/3

[1 De vertrouwenspersoon

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° een vertrouwenspersoon aanwijst, zonder voorafgaand akkoord van alle leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen het comité voor preventie en bescherming op het werk;
2° geen vertrouwenspersoon aanwijst overeenkomstig de voorwaarden en de procedure bedoeld in de voormelde wet van 4 augustus 1996 wanneer alle leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen het comité voor preventie en bescherming op het werk hierom verzoeken;
3° een vertrouwenspersoon uit zijn functie verwijdert, zonder voorafgaand akkoord van alle leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen het comité voor preventie en bescherming op het werk;
4° niet het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar vraagt, als er geen akkoord wordt bereikt tussen alle leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen het comité voor preventie en bescherming op het werk en de werkgever over de verwijdering van de vertrouwenspersoon uit zijn functie;
5° een vertrouwenspersoon aanwijst die de functie van preventieadviseur bevoegd voor de arbeidsgeneeskunde uitoefent;
6° een vertrouwenspersoon aanwijst die deel uitmaakt van het personeel van de onderneming waar hij zijn functie uitoefent en werkgevers- of werknemersvertegenwoordiger is in de ondernemingsraad of in het comité voor preventie en bescherming op het werk van die onderneming;
7° een vertrouwenspersoon aanwijst die deel uitmaakt van het personeel van de onderneming waar hij zijn functie uitoefent en deel uitmaakt van de vakbondsafvaardiging;
8° een vertrouwenspersoon aanwijst die deel uitmaakt van het leidinggevend personeel;
9° niet ervoor zorgt dat ten minste een van de vertrouwenspersonen behoort tot het personeel van de werkgever wanneer hij slechts een beroep doet op een preventieadviseur psychosociale aspecten van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, en hij bovendien meer dan twintig werknemers tewerkstelt;
10° niet ervoor zorgt dat de vertrouwenspersoon zijn opdrachten te allen tijde volledig en doeltreffend kan vervullen onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
11° niet ervoor zorgt dat de vertrouwenspersoon geen nadeel ondervindt van zijn activiteiten als vertrouwenspersoon;
12° niet ervoor zorgt dat de vertrouwenspersoon zijn functie volledig autonoom uitoefent, inzonderheid door niet de nodige maatregelen te treffen opdat geen enkele persoon op welke wijze ook rechtstreeks of onrechtstreeks druk uitoefent op de vertrouwenspersoon bij de uitoefening van zijn functie en inzonderheid wat betreft de druk met het oog op het bekomen van informatie die verband houdt of kan houden met de uitoefening van deze functie;
13° niet de nodige maatregelen treft opdat de vertrouwenspersoon :
a) binnen twee jaar die volgen op zijn aanstelling, beschikt over de door de Koning bepaalde vaardigheden en kennis, door het volgen van de opleiding waarvan de inhoud wordt bepaald door de Koning;
b) zijn vaardigheden en kennis kan verbeteren, inzonderheid door het volgen van een supervisie onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
14° de kosten verbonden aan de in 13° bedoelde opleidingen alsook de desbetreffende verplaatsingskosten niet draagt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 122/4

[1 De werkgevers en de instellingen die een opleiding voor vertrouwenspersonen verstrekken

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, of de instelling die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan een opleiding met het oog op het verwerven van de vaardigheden en de kennis van vertrouwenspersonen verstrekt, zonder te voldoen aan de door de Koning bepaalde voorwaarden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 122/5

[1 Andere verplichtingen inzake de preventie van psychosociale risico's op het werk

   § 1. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° niet de preventiemaatregelen die vastgesteld worden op basis van de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk opnieuw onderzoekt bij elke wijziging die de blootstelling van werknemers aan psychosociale risico's op het werk kan beïnvloeden;
2° niet de preventiemaatregelen die vastgesteld worden op basis van de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk minstens eenmaal per jaar evalueert, inzonderheid rekening houdend met de door de Koning bepaalde elementen;
3° de preventiemaatregelen die vastgesteld worden op basis van de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk evalueert :
a) zonder de preventieadviseur psychosociale aspecten erbij te betrekken wanneer hij deel uitmaakt van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk;
b) zonder de preventieadviseur psychosociale aspecten die deel uitmaakt van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk erbij te betrekken wanneer de complexiteit van de evaluatie dit vereist;
4° niet onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning, een register van feiten van derden ter beschikking houdt van de werknemers die, tijdens de uitvoering van hun werk, in contact komen met andere personen dan de werknemers of de gelijkgestelde personen, opdat zij daarin hun verklaring kunnen laten opnemen met betrekking tot feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk vanwege deze personen en waarvan zij menen het voorwerp te zijn geweest.

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° niet het advies vraagt van het comité voor preventie en bescherming op het werk over :
a) de collectieve preventiemaatregelen die vastgesteld worden op basis van de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk;
b) de collectieve preventiemaatregelen die vastgesteld worden op basis van de evaluatie van de preventiemaatregelen die voortvloeien uit de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk;
c) het geheel van de voorstellen van collectieve preventiemaatregelen voorgesteld in de adviezen van de preventieadviseur psychosociale aspecten om elke herhaling in andere arbeidssituaties te voorkomen;
2° indien er geen verzoening wordt bereikt, niet het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar meedeelt :
a) aan het comité voor preventie en bescherming op het werk, bij de vaststelling van de procedures die rechtstreeks toegankelijk zijn voor de werknemer die meent schade te ondervinden ten gevolge van psychosociale risico's op het werk;
b) aan de werknemersvertegenwoordigers in het comité voor preventie en bescherming op het werk, bij de aanwijzing van de preventieadviseur psychosociale aspecten of bij de aanduiding van de vertrouwenspersoon of de verwijdering uit zijn functie;
3° niet het advies vraagt van de preventieadviseur psychosociale aspecten :
a) alvorens de preventiemaatregelen die voortvloeien uit de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk te nemen, wanneer de preventieadviseur werd betrokken bij deze risicoanalyse;
b) alvorens de preventiemaatregelen die voortvloeien uit de risicoanalyse betreffende de psychosociale risico's op het werk op het niveau van een specifieke arbeidssituatie waarin een gevaar werd vastgesteld, bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico's op het werk, te nemen, wanneer de preventieadviseur werd betrokken bij deze risicoanalyse;
4° niet de door de Koning bepaalde voorwaarden inzake het bijhouden van en de toegang tot het register van feiten van derden respecteert;
5° niet de resultaten van de risicoanalyse betreffende de psychosociale risico's op het niveau van een specifieke arbeidssituatie waarin een gevaar werd vastgesteld, bedoeld in artikel 6 van voormeld koninklijk besluit van 10 april 2014 en zijn beslissing met betrekking tot de maatregelen meedeelt, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
6° niet ervoor zorgt dat de werknemers de mogelijkheid hebben om de vertrouwenspersoon of de preventie-adviseur psychosociale aspecten te kunnen raadplegen tijdens de werkuren wanneer de gewone arbeidstijdregeling die van toepassing is bij de werkgever dit mogelijk maakt;
7° niet de verplaatsingskosten draagt die verbonden zijn aan de raadpleging bedoeld in 6°.

§ 3. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° de resultaten van de risicoanalyse betreffende de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk en de preventiemaatregelen die eruit voortvloeien niet opneemt in het globaal preventieplan en desgevallend in het jaarlijks actieplan;
2° niet de coördinaten van de nieuwe externe dienst voor preventie en bescherming op het werk meedeelt op verzoek van de preventieadviseur psychosociale aspecten bij wie het verzoek werd ingediend. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 3. - Gezondheid en veiligheid op het werk
Art. 123

Gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en het toezicht op de stoomtuigen en stoomketels

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, eenieder die een inbreuk heeft gepleegd op de wet van 5 mei 1888 betreffende het toezicht op de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en op de stoomtuigen en stoomketels.

   De inbreuk wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

Art. 124

Mijnen, graverijen en groeven

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, iedere persoon die een inbreuk heeft gepleegd op de wetten op de mijnen, de graverijen en de groeven, gecoördineerd op 15 september 1919.

   De inbreuk wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

Art. 125

Huisvesting van de arbeiders

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, iedere persoon die een inbreuk heeft gepleegd op de wet van 6 juli 1949 betreffende de huisvesting van de arbeiders in nijverheids-, landbouw- of handelsondernemingen en -exploitaties.

   De inbreuk wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

Art. 126

[1 De zwangere werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft

   § 1. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
1° niet, voor alle werkzaamheden waarbij zich een specifiek risico van blootstelling kan voordoen, de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan agentia, procedés of arbeidsomstandigheden heeft geëvalueerd teneinde de risico's voor de veiligheid of de gezondheid, evenals de gevolgen voor de zwangerschap of borstvoeding van de werkneemster of de gezondheid van het kind te beoordelen en teneinde vast te stellen welke algemene maatregelen dienen te worden getroffen, en dit volgens de voorwaarden en de nadere regels die door de Koning zijn bepaald;
2° geen maatregelen heeft getroffen die, rekening houdend met het resultaat van de evaluatie bedoeld bij 1°, aangepast zijn aan het geval van de zwangere werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft, volgens de voorwaarden en de nadere regels die door de Koning zijn bepaald, teneinde de blootstelling van de werkneemster aan het vastgestelde risico te vermijden of voor risico's waaraan elke blootstelling moet worden verboden;
3° geen maatregelen heeft getroffen die, rekening houdend met het resultaat van de evaluatie bedoeld in 1°, aangepast zijn aan het geval van de zwangere werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft, volgens de voorwaarden en de nadere regels die door de Koning zijn bepaald, wanneer de werkneemster een gevaar of aandoening aanvoert die met haar toestand verband houdt en aan het verrichten van arbeid kan te wijten zijn, op voorwaarde dat de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer tot wie zij zich richt, een risico vaststelt;
4° de werkneemster die bevallen is of die borstvoeding geeft en voor wie maatregelen zijn genomen voor de aanpassing van haar arbeidsvoorwaarden ingevolge risico's voor haar veiligheid of gezondheid of die van haar kind, niet heeft onderworpen aan een medisch onderzoek uiterlijk tien werkdagen na de werkhervatting;
5° de toestand van de werkneemster niet onmiddellijk en zodra hij er kennis van had, heeft meegedeeld aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.

   De inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werkneemster.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 2. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft de werkgever die in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
1° de resultaten van de evaluatie en de te treffen algemene maatregelen, bedoeld in paragraaf 1, 1°, niet heeft opgenomen in een schriftelijk document dat wordt voorgelegd aan het advies van het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging;
2° de werkneemsters niet heeft ingelicht over de resultaten van de evaluatie en over de te treffen algemene maatregelen, bedoeld in paragraaf 1, 1°. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 126/1.

[1 De zeevissers

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber, de schipper die, in strijd met de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser, niet de nodige maatregelen heeft genomen om de preventieve aanbevelingen van de bevoegde instantie ter bevordering van een preventief beleid inzake veiligheid en gezondheid of gelijkwaardige preventiemaatregelen aan boord van vissersschepen ten uitvoer te leggen.

   De inbreuk wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een zeevisser.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2020-06-12/03, art. 90, 044; Inwerkingtreding : 26-06-2020>
Afdeling 3/1. [1 - Andere inbreuken betreffende het welzijn van de werknemers ]1
Art. 127

[1 Welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk

   Onverminderd de bepalingen van de artikelen 119 tot 126 en 128 tot 133, wordt met een sanctie van niveau 3 bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die inbreuk heeft gepleegd op de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° de persoon die niet behoort tot het personeel van de werkgever die de opdrachten die hem in toepassing van voormelde wet van 4 augustus 1996 worden toevertrouwd, uitoefent in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan of die deze opdrachten niet uitoefent volgens de voorwaarden en nadere regels bepaald door deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

   De inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 128

[1 Oprichting en werking van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
1° in de onderneming geen interne dienst voor preventie en bescherming op het werk opricht, met toepassing van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° de werking van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk verhindert, zoals bepaald in voormelde wet van 4 augustus 1996 en in de uitvoeringsbesluiten ervan;
3° de uitoefening van de opdrachten van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk belemmert, inzonderheid door de bij voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan voorgeschreven inlichtingen niet of niet volgens de gestelde regels te verstrekken of de voorgeschreven raadplegingen niet volgens de gestelde regels te houden.

   De inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 129

[1 Tewerkstelling op eenzelfde arbeidsplaats of op aanpalende of naburige arbeidsplaatsen

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de ondernemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die inbreuk heeft gepleegd op artikel 7, §§ 1 en 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan.

   De inbreuk wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 130

[1 Werkzaamheden uitgevoerd door ondernemingen van buitenaf of door uitzendkrachten

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft :
1° de werkgever in wiens inrichting aannemers en, in voorkomend geval, onderaannemers werkzaamheden komen uitvoeren, zijn aangestelde of zijn lasthebber die inbreuk heeft gepleegd op artikel 9, § 1, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° de aannemers en onderaannemers, hun aangestelde of hun lasthebber die inbreuk hebben gepleegd op artikel 10, § 1, van voormelde wet van 4 augustus 1996 en op de uitvoeringsbesluiten ervan;
3° de werkgever in wiens inrichting aannemers en, in voorkomend geval, onderaannemers werkzaamheden komen uitvoeren, zijn aangestelde of zijn lasthebber die inbreuk heeft gepleegd op artikel 9, § 2, van voormelde wet van 4 augustus 1996 en op de uitvoeringsbesluiten ervan;
4° de aannemers en onderaannemers, hun aangestelde of hun lasthebber die inbreuk hebben gepleegd op artikel 10, § 2, van voormelde wet van 4 augustus 1996 en op de uitvoeringsbesluiten ervan;
5° de gebruiker, zijn aangestelde of zijn lasthebber die inbreuk heeft gepleegd op artikel 12ter van voormelde wet van 4 augustus 1996 en het uitzendbureau, zijn aangestelde of zijn lasthebber die inbreuk heeft gepleegd op artikel 12quater van voormelde wet van 4 augustus 1996 en op de uitvoeringsbesluiten ervan.

   De inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 131

[1 Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen - het ontwerp van het bouwwerk

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft :
1° de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp, hun aangestelde of lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op de in de artikelen 15 tot 17 en 19 van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan voorgeschreven verplichtingen;
2° de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp, hun aangestelde of hun lasthebber die geen of onvoldoende toezicht heeft gehouden op de door de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk na te leven verplichtingen;
3° de persoon die belast is met het uitvoeren van de opdrachten van coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk, voorzien door voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan, en die de opdrachten van coördinator niet overeenkomstig de voorwaarden en de nadere regels bepaald door voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan uitvoert of ze niet uitvoert, ongeacht of hij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een werkgever, een zelfstandige, een aangestelde of een lasthebber is.

   De inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 131/1

<Opgeheven bij W 2016-02-29/09, art. 25, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>

Art. 132

[1 Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen - de verwezenlijking van het bouwwerk

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft :
1° de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die een inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 15, 20, 21 en 23 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de uitvoering of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die geen of onvoldoende toezicht heeft uitgeoefend betreffende de verplichtingen die de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van een bouwwerk dienen te respecteren;
3° de aannemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 15, 20, tweede lid, 23 en 24 van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
4° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op artikel 31 van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
5° de bouwdirectie belast met de uitvoering, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die een inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 25, 28, eerste lid, en 29 van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
6° de aannemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die een inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 26, 28, eerste lid, en 29 van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
7° de onderaannemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die een inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 27, 28, eerste lid, en 29 van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
8° de zelfstandige die inbreuk heeft gepleegd op artikel 28, tweede lid, van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
9° de bouwdirectie belast met de uitvoering, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 31ter, 31quater, § 1, eerste lid en § 2, en 31sexies, § 2, tweede en derde lid en § 3, van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
10° de aannemer en onderaannemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 31ter, 31quater, § 1, tweede tot vierde lid en § 2, 31quinquies en 31sexies, § 2, tweede en derde lid en § 3, van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
11° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op artikel 31sexies, § 2, eerste en derde lid, en § 3, van voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
12° de persoon die belast is met het uitvoeren van de opdrachten van coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk, voorzien door de voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan, en die de opdrachten van coördinator niet overeenkomstig de voorwaarden en de nadere regels bepaald door de voormelde wet van 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten ervan uitvoert of ze niet uitvoert, ongeacht of hij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een werkgever, een zelfstandige, een aangestelde of een lasthebber is.

   Voor de inbreuken bedoeld in het eerste lid, 9°, 10° en 11°, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken personen.

   De inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 132/1

[1 Registratieplicht op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen

   Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft elke persoon die zich, in strijd met artikel 31sexies, § 1, van voormelde wet van 4 augustus 1996, aanbiedt op een tijdelijke of mobiele bouwplaats en zijn aanwezigheid niet onmiddellijk en dagelijks registreert op de bouwplaats. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 133

[1 Roken op de werkplaats

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de bepalingen van hoofdstuk 4 van de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook en op de uitvoeringsbesluiten van deze bepalingen :
1° geen werkruimten en sociale voorzieningen, vrij van tabaksrook, ter beschikking stelt van zijn werknemers;
2° het roken niet verbiedt in de werkruimten, de sociale voorzieningen, evenals in de vervoermiddelen die hij voor gemeenschappelijk vervoer van en naar het werk ter beschikking stelt van het personeel;
3° niet de nodige maatregelen neemt teneinde erover te waken dat derden die zich in de onderneming bevinden, geïnformeerd worden over de maatregelen die hij toepast overeenkomstig voormelde wet van 22 december 2009;
4° niet de nodige maatregelen neemt om elk element dat tot roken kan aanzetten of dat laat geloven dat roken toegestaan is, te verbieden in de werkruimten, de sociale voorzieningen, evenals in de vervoermiddelen die hij voor gemeenschappelijk vervoer van en naar het werk ter beschikking stelt van het personeel;
5° voorziet in een rookkamer binnen de onderneming, zonder voorafgaand advies van het comité voor preventie en bescherming op het werk;
6° wanneer een rookkamer is toegelaten binnen de onderneming, een rookkamer voorziet die niet afdoende verlucht wordt of niet voorzien wordt van een rookafzuigsysteem dat de rook afdoende verwijdert, of niet de bijkomende door de Koning bepaalde voorwaarden naleeft waaraan de rookkamer dient te beantwoorden;
7° wanneer een rookkamer is toegelaten binnen de onderneming, een regeling van toegang tot deze rookkamer tijdens de werkuren voorziet, zonder voorafgaand advies van het comité voor preventie en bescherming op het werk;
8° wanneer een rookkamer is toegelaten binnen de onderneming, een regeling van toegang tot deze rookkamer tijdens de werkuren voorziet die een ongelijke behandeling van de werknemers veroorzaakt.

   De inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg hebben gehad voor een werknemer.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 4. - Voor de toegang tot de arbeid vereiste leeftijd
Art. 134

Kinderarbeid buiten de context van opvoeding of opleiding

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, iedere persoon, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 kinderen arbeid heeft doen of laten verrichten dan wel activiteiten buiten de context van hun opvoeding of opleiding heeft doen of laten uitvoeren waarvoor geen enkele afwijking is toegestaan.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken kinderen.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

Art. 135

Jonge sportbeoefenaars in loondienst

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971, een werknemer heeft tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars wanneer die persoon zijn verplichte voltijdse leerplicht niet volledig heeft vervuld of de leeftijdsgrens die de Koning, krachtens de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor de betaalde sportbeoefenaar, heeft vastgesteld, niet heeft bereikt.

Art. 136

Regels betreffende de individuele afwijkingen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de vader, moeder of de voogd die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
a) een kind een werkzaamheid buiten de context van zijn opvoeding of opleiding heeft doen of laten uitvoeren of vooraleer daartoe een individuele afwijking van de bevoegde ambtenaar werd verkregen;
b) een kind een werkzaamheid heeft doen of laten uitvoeren zonder daarbij de wettelijke of door de Koning of de bevoegde ambtenaar vastgestelde regels na te leven waaraan de individuele afwijking moet beantwoorden;
c) over de geïndividualiseerde spaarrekening op naam van het kind heeft beschikt, zowel wat de hoofdsom als de intresten betreft, behalve in de door de Koning bepaalde gevallen;
2° de aanvrager van de individuele afwijking, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
a) een in 1°, a) en b) bedoelde inbreuk heeft begaan;
b) de schriftelijke individuele afwijking op het ogenblik dat of op de plaats waar het kind de werkzaamheid uitvoert, niet heeft vertoond aan de officieren van gerechtelijke politie of aan de door de Koning aangewezen ambtenaren;
c) het loon in geld van het kind niet heeft gestort op een geïndividualiseerde spaarrekening geopend op naam van het kind bij een financiële instelling, uiterlijk op de vierde werkdag van de maand volgend op de maand waarin de werkzaamheid door het kind werd uitgevoerd;
d) naar aanleiding van de uitvoering van een werkzaamheid door het kind, ongebruikelijke geschenken heeft gegeven, die niet aan de leeftijd, de ontwikkeling en de vorming van het kind zijn aangepast;
3° eenieder die, als tussenpersoon of bemiddelaar, al dan niet tegen vergoeding, voorstellen doet, rechtshandelingen verricht of reclame maakt, teneinde werkzaamheden verricht door kinderen te bevorderen of mee tot stand te helpen te brengen waarvoor geen individuele afwijking werd gevraagd.

   Voor de in 1° en 2° bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken kinderen.

Art. 136/1.

[1 De minderjarige zeevisser

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber, de schipper die, in strijd met de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser:
1° een minderjarige van 15 jaar of ouder die niet meer onderworpen is aan de voltijdse leerplicht aan boord van een vissersschip heeft ingescheept zonder de toestemming van de daartoe aangewezen ambtenaar belast met de scheepvaartcontrole;
2° een minderjarige van 15 jaar of ouder die niet meer onderworpen is aan de voltijdse leerplicht aan boord van een vissersschip heeft ingescheept gedurende een periode waarin de aanwezigheid van voornoemde minderjarige op school verplicht is;
3° geen arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij heeft gesloten met de minderjarige die 15 jaar of ouder die niet meer onderworpen is aan de voltijdse leerplicht en die de toestemming tot het inschepen aan boord van een vissersschip van de daartoe aangewezen ambtenaar belast met de scheepvaartcontrole heeft gekregen;
4° een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij voor een langere periode dan de duur van één zeereis heeft gesloten met een minderjarige die 15 jaar of ouder is, die niet meer onderworpen is aan de voltijdse leerplicht en die de toestemming tot het inschepen aan boord van een vissersschip van de daartoe aangewezen ambtenaar belast met de scheepvaartcontrole heeft gekregen;
5° een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij of opeenvolgende arbeidsovereenkomsten heeft gesloten waarvan de totale duur de duur van de schoolvakantie overschrijdt heeft gesloten met een minderjarige die 15 jaar of ouder, die niet meer onderworpen is aan de voltijdse leerplicht en die de toestemming tot het inschepen aan boord van een vissersschip van de daartoe aangewezen ambtenaar belast met de scheepvaartcontrole heeft gekregen.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken minderjarigen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2020-06-12/03, art. 91, 044; Inwerkingtreding : 26-06-2020>
Art. 137

Verboden arbeid

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
1° een jeugdige werknemer ondergrondse arbeid in mijnen, groeven en graverijen of andere door de Koning verboden arbeid heeft doen of laten verrichten;
2° een jeugdige werknemer arbeid heeft doen of laten verrichten die zijn krachten te boven gaat, zijn gezondheid bedreigt of zijn zedelijkheid in gevaar brengt.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken jeugdige werknemers.

Afdeling 5. [1 - Registratieplicht op de arbeidsplaatsen ]1
Art. 137/1

[1 Registratie op de arbeidsplaatsen

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft :
1° de opdrachtgever of de gelijkgestelde, zijn aangestelde of lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op artikel 6, artikel 7, § 1, eerste lid, en § 2, en artikel 9, § 2, tweede lid, en § 3, van de programmawet van 10 augustus 2015 en de uitvoeringsbesluiten;
2° de aannemers en de onderaannemers, hun aangestelden of lasthebbers die een inbreuk hebben gepleegd op artikel 6, artikel 7, § 1, tweede tot vierde lid, en § 2, artikel 8 en artikel 9, § 2, tweede lid, en § 3, van de programmawet van 10 augustus 2015 en de uitvoeringsbesluiten;
3° de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op artikel 9, § 2, eerste lid, en § 3, van de programmawet van 10 augustus 2015 en de uitvoeringsbesluiten.

   Voor de inbreuken bedoeld in het eerste lid wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken personen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2015-08-10/03, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
Art. 137/2

[1 Registratieplicht van de tewerkgestelden op de arbeidsplaatsen

   Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft de tewerkgestelde bedoeld in artikel 5, 1°, van de programmawet van 10 augustus 2015 die zich, in strijd met artikel 9, § 1, van de programmawet van 10 augustus 2015, aanbiedt op een arbeidsplaats en zijn aanwezigheid niet onmiddellijk en dagelijks registreert op de arbeidsplaats. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2015-08-10/03, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
HOOFDSTUK 2. - De inbreuken met betrekking tot de arbeidstijd
Afdeling 1. - Arbeids- en de rusttijden
Art. 138

De dag- en weekgrens van de arbeidstijd

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 of met de wet van 16 mei 1938 tot regeling van de arbeidsduur in de diamantnijverheid :
1° een werknemer of een jeugdige werknemer meer dan acht uur per dag of meer dan 40 uur per week werk heeft doen of laten verrichten of die de kortere maximumduur bepaald door de wet of door een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst heeft doen of laten overschrijden;
2° wanneer hij zich bevindt in een hypothese waarin de wet de overschrijding van de dagelijkse duur van acht uren of de wekelijkse duur van veertig uren toestaat, werk heeft doen of laten verrichten boven de maximale dagelijkse of wekelijkse duur toegestaan door de afwijkende bepaling;
3° nalaat de werknemer of de jeugdige werknemer de inhaalrust toe te kennen waarin de wet voorziet bij overschrijding van de maximaal toegestane arbeidsduur.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 139

Regels betreffende bepaalde werknemerscategorieën

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de wet van 16 mei 1938 tot regeling van de arbeidsduur in de diamantnijverheid, een werknemer werk heeft doen of laten verrichten vóór 8 uur of na 16 uur 30 of op een zaterdag.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 140

Minimale arbeidsduur

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 of met de wet van 16 mei 1938 tot regeling van de arbeidsduur in de diamantnijverheid, een werknemer of een jeugdige werknemer arbeid heeft doen of laten verrichten zonder de minimale duur van drie uur voor elke arbeidsperiode te eerbiedigen.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 141

Wekelijkse rust

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
1° een werknemer of een jeugdige werknemer op zondag werk heeft doen of laten verrichten, behalve in de bij wet toegestane gevallen;
2° de werknemer of de jeugdige werknemer die op zondag werd tewerkgesteld geen inhaalrust heeft toegekend volgens de bij wet voorgeschreven of door de Koning vastgestelde regeling;
3° een jeugdige werknemer werk heeft doen of laten verrichten op een bijkomende rustdag die een zondag onmiddellijk volgt of voorafgaat, behalve in de bij wet toegestane gevallen;
4° heeft nagelaten de jeugdige werknemer die werd tewerkgesteld op een bijkomende rustdag die een zondag onmiddellijk volgt of voorafgaat, inhaalrust toe te kennen volgens de bij wet voorgeschreven of door de Koning vastgestelde regeling;
5° heeft nagelaten de jeugdige werknemer die op zondag of op een bijkomende rustdag werd tewerkgesteld, wekelijkse rusttijd van ten minste zesendertig opeenvolgende uren heeft toe te kennen.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers of jeugdige werknemers.

Art. 142

Feestdagen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen :
1° werknemers of jeugdige werknemers heeft tewerkgesteld of laten tewerkstellen op een feestdag, behalve in de bij wet toegestane gevallen;
2° niet-gepresteerde arbeidsuren heeft laten inhalen tijdens andere dagen, om ingevolge de toekenning van de feestdagen verloren arbeidsuren te compenseren, behalve in de door de Koning bepaalde gevallen;
3° een feestdag die met een zondag of een gewone inactiviteitsdag samenvalt, niet door een gewone activiteitsdag heeft vervangen;
4° de werknemer of jonge werknemer die op een feestdag werd tewerkgesteld geen inhaalrust heeft toegekend volgens de bij wet voorgeschreven of door de Koning vastgestelde regeling.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 143

Openbaarmakingsformaliteiten inzake de feestdagen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever die ertoe verplicht is een arbeidsreglement op te stellen, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen :
a) niet vóór 15 december van elk jaar in de lokalen van zijn onderneming een ondertekend en gedagtekend bericht heeft aangeplakt met vermelding van de vervangingsdagen van de feestdagen bepaald bij beslissing van de paritaire organen die door de Koning algemeen verbindend werd verklaard, bij beslissing van de ondernemingsraad, bij akkoord van de onderneming of bij individueel akkoord, alsmede met vermelding van de toepassingsregels inzake inhaalrust;
b) geen afschrift van het in a) bedoelde bericht bij het arbeidsreglement heeft gevoegd;
2° de werkgever die er niet toe verplicht is om een arbeidsreglement op te stellen, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met voornoemde wet van 4 januari 1974, niet vóór 15 december van elk jaar in de lokalen van zijn onderneming een ondertekend en gedagtekend bericht heeft aangeplakt met vermelding van de bij koninklijk besluit bepaalde feestdagen, van de bij beslissing van de paritaire organen, door de Koning algemeen verbindend verklaard, bij beslissing van de ondernemingsraad, bij akkoord van de onderneming of bij individueel akkoord bepaalde vervangingsdagen van de feestdagen en van de toepassingsregels voor de inhaalrust.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 144

Rusttijden en pauzes

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
1° een werknemer of een jeugdige werknemer werk heeft doen of laten verrichten zonder hem de rustperiodes toe te kennen waarin de wet tussen twee arbeidsperiodes voorziet;
2° een werknemer of een jeugdige werknemer werk heeft doen of laten verrichten zonder hem de pauzes toe te kennen waarin de wet voorziet.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 145

Jaarlijkse vakantie

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die heeft nagelaten, of heeft nagelaten binnen de voorgeschreven termijn of volgens de reglementaire voorschriften, de vakantie toe te staan, waarop de werknemers krachtens de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, en de uitvoeringsbesluiten ervan recht hebben.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 146

Werkroosters

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971, een werknemer of een jeugdige werknemer werk heeft doen of laten verrichten buiten de arbeidstijd vastgesteld in het arbeidsreglement of in het bericht aangeplakt in de lokalen van de inrichting om het hoofd te bieden aan een buitengewone toename van het werk, behalve in de bij wet toegestane gevallen.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 2. - Moederschaps- en vaderschapsrust, afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen, verhindering van het recht op tijdskrediet en loopbaanonderbreking, verstrekking van onjuiste gegevens inzake het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking
Art. 147

Moederschaps- en vaderschapsrust

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
1° een werkneemster werk heeft doen of laten verrichten tijdens de verplichte moederschapsrust;
2° de werkneemster die daartoe een aanvraag heeft ingediend, het facultatief moederschapsverlof waarop zij recht heeft, niet heeft toegekend;
3° de werknemer die daartoe een aanvraag heeft ingediend, het vaderschapsverlof waarop hij als vader recht heeft omdat de moeder in het ziekenhuis is opgenomen of overleden, niet heeft toegekend.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 148

[1 Het adoptieverlof, de afwezigheid met het oog op het verstrekken van pleegzorgen en het pleegouderverlof

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten:
1° het adoptieverlof niet toegekend heeft aan de werknemer die er recht op heeft;
2° aan de werknemer die aangesteld is als pleegouder, het recht om van het werk afwezig te zijn met het oog op het verstrekken van pleegzorgen niet toegekend heeft;
3° het pleegouderverlof niet toegekend heeft aan de werknemer die er recht op heeft.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<W 2018-09-06/12, art. 3/2, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 149

Verhindering van het recht op tijdskrediet en loopbaanonderbreking

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, met de koninklijke besluiten die ter uitvoering van de voornoemde wet zijn genomen, alsmede met de terzake geldende collectieve arbeidsovereenkomsten, de werknemer het recht op loopbaanonderbreking of het recht op een vermindering van de arbeidsprestaties ontzegt.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 150

Verstrekking van onjuiste gegevens inzake het tijdskrediet en loopbaanonderbreking

   Met een sanctie van niveau 1, wordt bestraft de werkgever die, in strijd met de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, met de koninklijke besluiten die ter uitvoering van voornoemde wet zijn genomen, alsmede met de terzake geldende collectieve arbeidsovereenkomsten, de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening onjuiste gegevens verstrekt of nalaat de noodzakelijke gegevens te verstrekken over één van zijn werknemers die loopbaanonderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties geniet.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 3. - Deeltijdse arbeid
Art. 151

Maatregelen inzake bekendmaking van de werkroosters van de deeltijdse werknemers

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de programmawet van 22 december 1989 :
1° op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden ingezien, geen afschrift van de arbeidsovereenkomst van de deeltijdse werknemer noch een uittreksel van die arbeidsovereenkomst met het werkrooster en met de identiteit van de deeltijdse werknemer in kwestie, diens handtekening en die van de werkgever heeft bewaard;
2° niet de nodige maatregelen heeft genomen opdat de onder 1° vermelde documenten zich op een gemakkelijk toegankelijke plaats bevinden, zodat de met het toezicht erop belaste ambtenaren en beambten er te allen tijde kennis zouden kunnen van nemen;
3° de dagelijkse arbeidsuren, in geval van een variabel deeltijds werkrooster, niet ter kennis heeft gebracht van de werknemers via de aanplakking van een bericht dat gedateerd is door de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, in de lokalen van de onderneming, op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden ingezien, minstens vijf dagen op voorhand of volgens nadere regels die bepaald zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten werd overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités of, bij ontstentenis daarvan, door het arbeidsreglement;
4° geen bericht heeft bekendgemaakt dat gedateerd is door de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, met het afzonderlijke werkrooster van elke deeltijdse werknemer, in de lokalen van de onderneming, op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden ingezien, en wel vóór de aanvang van de werkdag of volgens de door de Koning bepaalde nadere regels;
5° het onder 4° bedoelde bericht niet heeft bewaard gedurende een periode van één jaar, te rekenen van de dag dat het werkrooster ophoudt van kracht te zijn of volgens de door de Koning bepaalde nadere regel.

   De inbreuken bedoeld in het eerste lid worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, voorafgaand aan het proces-verbaal tot vaststelling van één van de bij het eerste lid bedoelde inbreuken, van de sociaal inspecteurs voor deze inbreuk reeds schriftelijk de in artikel 21 bedoelde waarschuwing of termijn om zich in regel te stellen heeft ontvangen.

   Voor de in het eerste en tweede lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 152

Maatregelen inzake de controledocumenten voor de afwijkingen op het normale werkrooster van de deeltijdse werknemers

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de programmawet van 22 december 1989 :
1° een deeltijdse werknemer tewerkstelt buiten het werkrooster dat het voorwerp is van de bekendmaking die is voorgeschreven door de voornoemde wet van 22 december 1989, zonder een document bij te houden met alle afwijkingen van het normale werkrooster van die werknemer, noch gebruik te maken van een evenwaardig controlemiddel dat is toegestaan bij voornoemde wet van 22 december 1989 of door de Koning;
2° een deeltijdse werknemer arbeidsprestaties heeft doen of laten verrichten buiten het werkrooster dat het voorwerp is van de bekendmaking die is voorgeschreven door de voornoemde wet van 22 december 1989, zonder vermelding ervan in het document of de controlemiddelen vermeld onder 1°;
3° het onder 1° vermelde document of de controlemiddelen niet bijhoudt op een plaats die gemakkelijk toegankelijk is opdat de ambtenaren en de beambten die belast met het toezicht zijn, er op ieder ogenblik kennis kunnen van nemen;
4° het onder 1° vermelde document of de controlemiddelen niet bijhoudt gedurende de hele periode die aanvangt op de datum van de aantekening van de laatste verplichte vermelding en die eindigt vijf jaar na afloop van de maand die volgt op het kwartaal waarin die inschrijving is verricht, hetzij op het adres waaronder hij in België ingeschreven is bij een instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, hetzij in zijn woonplaats of op de maatschappelijke zetel, indien die in België gevestigd zijn en, bij ontstentenis daarvan, in de in België gelegen woonplaats van een natuurlijke persoon die ze in zijn hoedanigheid van lasthebber of aangestelde van de werkgever bewaart.

   De inbreuken bedoeld bij het eerste lid worden bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, voorafgaand aan het proces-verbaal tot vaststelling van één van de bij het eerste lid bedoelde inbreuken, van de sociaal inspecteurs voor deze inbreuk reeds schriftelijk de bij artikel 21 bedoelde waarschuwing of termijn om zich in regel te stellen heeft ontvangen.

   Voor de in het eerste en tweede lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 3/1. [1 - Flexi-jobwerknemers ]1
Art. 152/1

[1 Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, die flexi-jobwerknemers tewerkstelt zonder het juiste tijdstip van begin en einde van de arbeidsprestatie via een systeem te registreren en bij te houden, zoals bepaald bij artikel 24 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2015-11-16/05, art. 28, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2015>
Afdeling 4. - Nachtarbeid
Art. 153

Nachtarbeid

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 :
1° een werknemer of een jeugdige werknemer een werkzaamheid heeft doen of laten verrichten tussen 20 uur en 6 uur, behalve in de wettelijk toegestane gevallen;
2° een nachtarbeidsregeling heeft ingevoerd zonder de wettelijke procedure in acht te nemen;
3° een jeugdige werknemer tussen 23 uur en 7 uur arbeid heeft doen of laten verrichten, die wegens de aard niet mag worden onderbroken of die in opeenvolgende ploegen wordt verricht.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 154

Raadpleging van de werknemers

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971, een nachtarbeidsregeling heeft ingevoerd zonder de werknemersvertegenwoordigers op voorhand geraadpleegd te hebben over de vereiste aanpassingen van de arbeidsvoorwaarden die van toepassing zijn op de werknemers die nachtarbeid verrichten in de aangelegenheden die door de Koning zijn bepaald.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever [1 ... ]1 die, in strijd met voornoemde wet van 16 maart 1971, het verslag van de in § 1 bedoelde raadpleging, niet heeft overgemaakt aan het paritair comité volgens de door de Koning bepaalde nadere regels.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 60, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 155

Minimale arbeidsduur

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die een werknemer nachtarbeid heeft doen of laten verrichten volgens een dagelijks werkrooster dat minder werkuren telt dan een volledig werkrooster in de onderneming of dat minder dan zes uur telt.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 5. - Bouwsector
Art. 156

Werkverbod op rustdagen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren :
1° een werknemer heeft laten werken op een rustdag, behalve in de wettelijke toegestane gevallen;
2° geen inhaalrustdag binnen de voorgeschreven termijn heeft toegekend aan de arbeider die op een rustdag was tewerkgesteld;
[1 ... ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 61, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 157

Dagelijks en wekelijks werkverbod

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken :
1° bouwwerken heeft doen of laten uitvoeren vóór 7 uur en na 18 uur, of die de door de Koning vastgestelde tijdsgrenzen niet naleeft, behalve in de wettelijk toegestane gevallen;
2° bouwwerken heeft doen of laten uitvoeren op zaterdag of gedurende het gedeelte van de zaterdag tijdens hetwelk aan de werknemers van de bouwnijverheid of een tak ervan rust is toegestaan, behalve in de wettelijk toegestane gevallen.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 6. - Kennisgevingen aan de arbeidsinspectie
Art. 158

Kennisgevingen aan de arbeidsinspectie

   Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever [1 ... ]1 die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971 en de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen :
1° de door de Koning aangewezen ambtenaar niet binnen vierentwintig uur in kennis stelt van de tewerkstelling van een werknemer op een zondag in de bedrijven waarvoor de Koning kan toestaan dat de werknemers twaalf maal per jaar s zondags worden tewerkgesteld;
2° niet een kopie van het gedagtekend en ondertekend advies heeft toegezonden aan de door de Koning aangewezen ambtenaar, met vermelding van de data van de bij koninklijk besluit bepaalde feestdagen, de vervangingsdagen van de feestdagen bij door de Koning algemeen verbindend verklaarde beslissing van de paritaire organen, bij beslissing van de ondernemingsraad, bij akkoord van de onderneming of bij individueel akkoord, alsmede van de toepassingsregels inzake de inhaalrust;
3° de door de Koning aangewezen ambtenaar niet heeft verwittigd uiterlijk acht dagen na de feestdag waarop de werknemer werd tewerkgesteld en in ieder geval vóór de dag waarop de inhaalrust wordt verleend;
4° de door de Koning aangewezen ambtenaar binnen drie dagen niet schriftelijk in kennis heeft gesteld van de toepassing van een afwijking op het verbod op nachtarbeid door een jeugdige werknemer;
5° de door de Koning aangewezen ambtenaar niet in kennis heeft gesteld van het overschrijden van de normale tijdsgrenzen door de werknemers of de jeugdige werknemers van de onderneming voor de uitvoering van arbeid die door een onvoorziene noodzaak wordt vereist.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 62, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 159

Kennisgevingen inzake de uitvoering van bouwwerkzaamheden

   Met een sanctie van niveau 1, wordt bestraft de werkgever die, in strijd met de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken, nalaat de minister van Werk te verwittigen met een schrijven gericht aan de sociaal inspecteur van het gebied waar de werken worden uitgevoerd, uiterlijk op de vooravond van de dag waarop gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbepalingen waarin de wetten en besluiten betreffende de arbeidsduur en de rustdagen voorzien, of binnen de vierentwintig uur die volgen op de aanvang van de werken.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 7. - Brugpensioen
Art. 160

Brugpensioen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, de verplichting tot vervanging van de werknemer niet heeft nageleefd onder de voorwaarden en volgens de door de Koning bepaalde nadere regels.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 8. [1 - De arbeidstijd van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen. ]1
Art. 160/1

[1 [Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen :] (ERRATUM, zie B.St. 12-01-2011, p. 836)
1° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair gedurende meer dan 48 uren gemiddeld over een referteperiode van 13 weken;
2° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair boven de absolute grens van de arbeidsduur die 60 uren tijdens elke arbeidsweek bedraagt;
3° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair boven de maximumduur van de werkperiode van vierentwintig uren;
4° niet een periode van minimumrust van twaalf opeenvolgende uren toekent na een arbeidsprestatie waarvan de duur tussen twaalf uren en vierentwintig uren bedraagt;
5° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair tijdens de bijkomende tijd van maximum 12 uren per week bepaald bij de wet om elk type van wachtdienst te verzekeren op de werkplek zonder zijn individueel schriftelijk akkoord te hebben verkregen voorafgaand aan de prestatie;
6° arbeid doet of laat verrichten door een geneesheer, tandarts, dierenarts, kandidaat-geneesheer in opleiding, kandidaat-tandarts in opleiding of student-stagiair boven de bijkomende tijd van maximum twaalf uren per week bepaald bij wet;
7° het individueel akkoord bedoeld in 5° niet bewaart gedurende de voorgeschreven duur;
8° het individueel akkoord bedoeld in 5° niet bijhoudt of niet bewaart op de aangewezen plaats;
9° niet de nodige maatregelen neemt opdat het individueel akkoord bedoeld in 5° bijgehouden wordt op een gemakkelijk toegankelijke plaats zodat de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op elk moment er inzage kunnen van nemen;
10° op de werkplek niet het register bijhoudt dat volgens chronologische volgorde de dagelijkse prestaties van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding of studenten-stagiairs herneemt.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2010-12-12/05, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2011>
Afdeling 9. [1 - De arbeidstijd en rusttijden van de zeevissers ]1
Art. 160/2.

[1 De arbeidstijd en rusttijden van de zeevissers

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber, de schipper, die, in strijd met de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser:
1° de rusttijden bepaald in hoofdstuk IV/1 van voormelde wet van 3 mei 2003 niet heeft toegekend;
2° het document voor het toezicht op de arbeidstijd en de rusttijd niet op de voorgeschreven tijdstippen heeft ingevuld of voltooid.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken zeevissers. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2020-06-12/03, art. 93, 044; Inwerkingtreding : 26-06-2020>
HOOFDSTUK 3. - Inbreuken in verband met andere arbeidsvoorwaarden
Afdeling 1. - Controlegeneeskunde
Art. 161

Controlegeneeskunde

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, eenieder die, in strijd met de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, de controlegeneeskunde verricht zonder arts te zijn die gerechtigd is de geneeskunde uit te oefenen en vijf jaar ervaring heeft als huisarts of een daarmee vergelijkbare praktijk.

§ 2. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de arts die, in strijd met de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde :
1° bij het uitvoeren van een controleopdracht geen verklaring van onafhankelijkheid ondertekent volgens het door de Koning bepaald model of er geen afschrift van bezorgt aan de werknemer en aan de werkgever;
2° voor dezelfde onderneming zowel de taken van preventieadviseur-arbeidsgeneesheer als die van controlerend geneesheer uitvoert.

Afdeling 2. - Loon en andere vermogensrechtelijke voordelen
Art. 162

[1 Uitbetaling van het werknemersloon

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die :
1° het loon van de werknemer niet heeft uitbetaald of het niet heeft uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is;
2° zich door de leden van zijn personeel alle of een deel van de aanvullende bijdragen doet terugbetalen die de werkgever verschuldigd is, met toepassing van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939;
3° het verschuldigd vakantiegeld niet heeft uitbetaald of het niet heeft uitbetaald binnen de termijn en volgens de reglementaire voorschriften opgelegd bij de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971.

   Het minimum en het maximum van de strafrechtelijke geldboete of van de administratieve geldboete worden vermenigvuldigd met twaalf wanneer enerzijds het in de betrokken sector toepasselijk minimumloon niet wordt uitbetaald aan de werknemer - of in geval van deeltijdse arbeid het gedeelte van het minimumloon dat in verhouding is verschuldigd - of niet wordt uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is, en er, anderzijds, samenloop is met twee of meerdere inbreuken bedoeld bij de artikelen 138, 140 tot 142, 156, 157, 163, 165 tot 167 of 169.

   Voor de in dit artikel bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<W 2014-04-25/23, art. 222, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Art. 162_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP
(1)<W 2014-04-25/23, art. 222, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2014> (2)<DDG 2018-04-23/18, art. 103, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 163

Inhoudingen op het werknemersloon

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen, met de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, of met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers :
a) inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer, met uitzondering van de wettelijk toegestane inhoudingen;
b) wettelijk toegestane inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer zonder de beperkingen terzake te respecteren;
c) inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer ter uitvoering van een overdracht van loon vastgelegd bij een onderhandse akte in de zin van artikelen 28 en volgende van de voornoemde wet van 12 april 1965, wanneer de werknemer zich heeft verzet tegen de overdracht van loon en hij zijn werkgever in kennis heeft gesteld van zijn verzet tegen de procedure inzake overdracht van loon;
2° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers,
de geheel of gedeeltelijk met fooien of bedieningsgeld betaalde werknemer, onder welke benaming ook en voor welk doel ook, stortingen heeft opgelegd op te zijnen behoeve overhandigde fooien of bedieningsgeld of andere dan in 1°, c) bedoelde inhoudingen heeft verricht.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 163_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP

Inhoudingen op het werknemersloon Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft : 1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen, [1 ...]1 of met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers : a) inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer, met uitzondering van de wettelijk toegestane inhoudingen; b) wettelijk toegestane inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer zonder de beperkingen terzake te respecteren; c) inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer ter uitvoering van een overdracht van loon vastgelegd bij een onderhandse akte in de zin van artikelen 28 en volgende van de voornoemde wet van 12 april 1965, wanneer de werknemer zich heeft verzet tegen de overdracht van loon en hij zijn werkgever in kennis heeft gesteld van zijn verzet tegen de procedure inzake overdracht van loon; 2° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, de geheel of gedeeltelijk met fooien of bedieningsgeld betaalde werknemer, onder welke benaming ook en voor welk doel ook, stortingen heeft opgelegd op te zijnen behoeve overhandigde fooien of bedieningsgeld of andere dan in 1°, c) bedoelde inhoudingen heeft verricht. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<DDG 2018-04-23/18, art. 104, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 164

Verplichtingen ter controle van het loon door de werknemers

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers :
a) geen melding heeft gemaakt van de inlichtingen die de aan de werknemer uit de privésector overhandigde afrekening moet bevatten bij elke definitieve betaling van het loon;
b) de werknemer geen kennisgeving overhandigt met vermelding van de periodieke inhoudingen op zijn loon en van het totaalbedrag ervan ter uitvoering van de overdracht van loon vastgesteld bij een onderhandse akte in de zin van artikelen 28 en volgende van de wet, wanneer de dienstbetrekking van de werknemer eindigt voordat de inhoudingen het bedrag van de overdracht hebben bereikt of wanneer het bedrag van de overdracht is bereikt;
c) geen bewijs van de onderhandse betaling ter ondertekening heeft voorgelegd aan de werknemer;
2° iedere persoon die, in strijd met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, het recht van de werknemer heeft belemmerd om toezicht uit te oefenen op het meten, het wegen of elke andere verrichting dienend om de hoeveelheid of de aard van de verrichte arbeid vast te stellen en aldus het bedrag van het loon te bepalen.

   Voor de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 165

Verplaatsingsonkosten

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten de werknemer te vergoeden voor de verplaatsingsonkosten die hij verschuldigd is of die heeft nagelaten ze te vergoeden op de datum waarop de vergoeding opeisbaar is.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 166

Maaltijdcheques

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten de werknemer te voorzien van de maaltijdcheques die hij verschuldigd is, of die heeft nagelaten ze te bezorgen op de datum van afgifte van de maaltijdcheques.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 167

Voordelen ter aanvulling van het loon

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten de werknemer de financiële voordelen te betalen die hij verschuldigd is als aanvulling op het loon, of die ze niet heeft betaald op de datum waarop de betaling opeisbaar is.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 168

Voordelen ter aanvulling van de vergoedingen die verschuldigd zijn ingevolge een arbeidsongeval of een beroepsziekte

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten zijn werknemer de sociale voordelen te betalen die hij verschuldigd is als aanvulling op de vergoedingen die verschuldigd zijn ingevolge een arbeidsongeval of een beroepsziekte, of die ze niet heeft betaald op de datum waarop die aanvullende voordelen opeisbaar zijn.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 169

Aanvullende socialezekerheidsvoordelen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten heeft de werknemer de sociale voordelen uit te betalen die hij verschuldigd is als aanvulling op de socialezekerheidsvoordelen op grond van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, of die heeft nagelaten ze te vergoeden op de datum dat die aanvullende voordelen opeisbaar zijn.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 170

Sluitingsvergoeding

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de vereffenaar of de curator die, in strijd met de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, heeft nagelaten binnen de wettelijke termijn en volgens de vastgestelde voorwaarden de sluitingsvergoeding uit te betalen aan de werknemers die voldoen aan de toekenningsvoorwaarden betreffende de vergoeding.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 171

[1 Koppeling van het loon aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die zich niet heeft gehouden aan de indexatiewijze bepaald bij de artikelen 2 tot 2quater van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<W 2015-04-23/01, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 27-04-2015>
Art. 171/1

[1 Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de hoofdelijk aansprakelijke in de zin van hoofdstuk VI/1 [2 eerste afdeling van ]2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers die overeenkomstig het bepaalde in artikel 35/3, § 1, van diezelfde wet werd aangemaand tot betaling van het loon, doch niet tot betaling overgaat binnen een termijn van vijf werkdagen na verzending van de aanmaning. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 76, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2013-02-11/13, art. 33, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 171/2

[1 Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, diegene die de op hem rustende verplichting tot aanplakking zoals bedoeld in [3 artikel 35/4, 35/6/4 en 35/12 ]3 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, niet nakomt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-29/08, art. 77, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2012> (2)<W 2013-02-11/13, art. 32, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (3)<W 2016-12-11/03, art. 35, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 171/2/1

[1 De niet-betaling van het loon door de hoofdelijk aansprakelijke rechtstreekse contractant in geval van activiteiten in de bouwsector.

   Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft, de hoofdelijk aansprakelijke opdrachtgever, aannemer en intermediaire aannemer, bedoeld in afdeling 1/1 van hoofdstuk VI/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, die het verschuldigd loon, waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk zijn overeenkomstig dezelfde afdeling, niet hebben betaald. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 36, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 171/3

[1 De niet-betaling van het loon door de hoofdelijk aansprakelijke persoon in geval van tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de hoofdelijk aansprakelijke, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk VI/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, die het nog verschuldigd loon waarvoor hij hoofdelijk aansprakelijk is overeenkomstig dezelfde afdeling, niet heeft betaald. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-02-11/13, art. 33, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 171/4

[1 De werknemersparticipatie in de winst of in het kapitaal.

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die niet heeft gehandeld overeenkomstig de verplichtingen voorgeschreven door de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers en zijn uitvoeringsbesluiten.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2017-12-25/01, art. 53, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 171/5.

[1 De kosten van repatriëring van de zeevisser

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser:
1° vooruitbetaling heeft geëist van de zeevisser bij aanvang van zijn tewerkstelling voor de kosten van repatriëring, en eveneens de kosten van repatriëring verhaald op de loon of andere aanspraken van de zeevisser, tenzij de repatriëring om tuchtredenen diende te gebeuren of in het geval bedoeld in artikel 47 van voormelde wet van 3 mei 2003;
2° in geval van ontscheping van de zeevisser in het buitenland, hem niet heeft gerepatrieerd naar de woonplaats van de zeevisser of hem heeft gerepatrieerd op kosten van de zeevisser, in de gevallen bedoeld in artikel 52, 1° tot 3°, 5°, 7°, enkel indien er door de zeevisser een einde wordt gesteld aan de arbeidsovereenkomst, en 8° en in artikel 54 van voormelde wet van 3 mei 2003.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken zeevissers. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2020-06-12/03, art. 94, 044; Inwerkingtreding : 26-06-2020>
Afdeling 3. - Overmaken door de werkgever van documenten die de werknemers toelaten hun recht te doen gelden op de vergoedingen in geval van sluiting van ondernemingen
Art. 172

Het overmaken door de werkgever van documenten die de werknemers toelaten hun recht te doen gelden op de vergoedingen in geval van sluiting van ondernemingen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, de vereffenaar, de commissaris inzake opschorting, of de curator, de werkgever die een overname van actief heeft verricht, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, met inbreuk op de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen en op zijn uitvoeringsbesluiten, het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers niet de door de Koning bepaalde inlichtingen verstrekt en de juistheid ervan bevestigt, ze dagtekent en ze ondertekent.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 4. - Educatief verlof

Afdeling 4. - (VLAAMS GEWEST)
Art. 173

Educatief verlof

   § 1. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, eenieder die onjuiste inlichtingen verschaft met het oog op de toepassing van de regels betreffende het educatief verlof vermeld in de afdeling 6 van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met afdeling 6 van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, een werknemer die naar behoren een aanvraag tot educatief verlof heeft ingediend, het recht weigert afwezig te zijn met het oog op het volgen van de cursus.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 173_WAALS_GEWEST

Educatief verlof § 1. [1 ...]1 § 2. [2 ...]2

(1)<DWG 2016-04-28/08, art. 79, 1°, 018; Inwerkingtreding : 21-05-2016> (2)<DWG 2019-02-28/25, art. 150, 042; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. 173_VLAAMS_GEWEST

Art. 173_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST

Afdeling 5. - Regels inzake tuchtstraffen
Art. 174

Regels inzake tuchtstraffen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in overtreding met de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen :
1° vóór de datum van de eerstvolgende uitbetaling van het loon de opgelegde tuchtstraf niet heeft ingeschreven in een register waarin tegenover de namen van de betrokken werknemers de datum, de reden, de aard van de straf en, indien het een boete betreft, het bedrag ervan worden vermeld;
2° het in 1° bedoelde register niet heeft voorgelegd telkens wanneer de bevoegde ambtenaren en beambten daarom verzoeken;
3° de opbrengst van tuchtrechtelijke geldboeten niet heeft aangewend ten voordele van de werknemers.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

HOOFDSTUK 4. - Illegale arbeid
Afdeling 1. - Buitenlandse arbeidskrachten
Art. 175

Buitenlandse arbeidskrachten

   [3NOTA : opgeheven, behalve wat de jonge au pairs, bedoeld in artikel 3, 4° van de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden betreft. ]3

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, arbeid doen of laten verrichten door een buitenlandse onderdaan die niet is toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

[1 § 1/1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, op het ogenblik van de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land :
1° niet vooraf nagegaan heeft of deze over een geldige verblijfsvergunning of een andere machtiging tot verblijf beschikt;
2° niet ten minste voor de duur van de tewerkstelling, een afschrift of de gegevens van zijn verblijfsvergunning of van zijn andere machtiging tot verblijf beschikbaar gehouden heeft voor de bevoegde inspectiediensten;
3° geen aangifte heeft gedaan van de aanvang en de beëindiging van zijn tewerkstelling overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen.

   In het geval dat de verblijfsvergunning of de andere machtiging tot verblijf die door de buitenlandse onderdaan wordt voorgelegd een vervalsing is, is de in het eerste lid bedoelde sanctie van toepassing wanneer het bewezen is dat de werkgever op de hoogte was dat dit document een vervalsing was.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers :
1° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder een arbeidsvergunning te hebben verkregen van de bevoegde overheid en/of die niet over een arbeidskaart beschikt;
2° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder de grenzen van deze arbeidsvergunning en/of arbeidskaart te respecteren;
3° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten voor een duur welke de duur van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart overschrijdt;
4° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten na de intrekking van de arbeidsvergunning of de arbeidskaart;
5° de arbeidsvergunning niet heeft teruggegeven aan de buitenlandse werknemer of hem die heeft bezorgd tegen betaling van een bedrag of vergoeding in welke vorm ook.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 3. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die, in strijd met de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers :
1° een buitenlandse onderdaan België heeft laten binnenkomen om er te worden tewerkgesteld of daartoe heeft bijgedragen, tenzij de buitenlandse onderdaan in het bezit is van een geldige arbeidskaart en met uitzondering van de buitenlandse onderdaan voor wie de werkgever na diens aankomst in België een arbeidsvergunning kan verkrijgen om er te worden tewerkgesteld;
2° een buitenlandse onderdaan heeft beloofd, tegen betaling van welke vergoeding ook, hetzij een betrekking voor hem te zoeken, hetzij hem een betrekking te bezorgen, hetzij formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;
3° van een buitenlandse onderdaan een vergoeding in welke vorm ook heeft geëist of aangenomen, hetzij om voor hem een betrekking te zoeken, hetzij om hem een betrekking te bezorgen, hetzij om formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;
4° als tussenpersoon is opgetreden tussen een buitenlandse onderdaan en een werkgever of de autoriteiten die zijn belast met de toepassing van de bepalingen van de voormelde wet van 30 april 1999 of van de uitvoeringsbesluiten ervan, of nog tussen een werkgever en diezelfde autoriteiten, waarbij daden zijn gesteld die hetzij die buitenlandse onderdaan, hetzij de werkgever, hetzij de genoemde autoriteiten op een dwaalspoor kunnen brengen.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

[2 § 3/1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft de aannemer, buiten het kader van een keten van onderaannemers, of de intermediaire aannemer, in het kader van dergelijke keten, wanneer hun rechtstreekse onderaannemer een in § 1/1 bedoelde inbreuk pleegt.

   In afwijking van het eerste lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer niet bestraft met een sanctie van niveau 4, indien zij in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring waarin hun rechtstreekse onderaannemer bevestigt dat hij geen illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt en zal tewerkstellen.

   In afwijking van het tweede lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer die in het bezit zijn van de schriftelijke verklaring bestraft met een sanctie van niveau 4, indien zij, voorafgaand aan de inbreuk bedoeld in het eerste lid, op de hoogte zijn van het feit dat hun rechtstreekse onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn".

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 3/2. Met een sanctie van niveau 4 worden bestraft de hoofdaannemer en intermediaire aannemer, in het kader van een keten van onderaannemers wanneer hun onrechtstreekse onderaannemer een in § 1/1 bedoelde inbreuk pleegt, indien zij voorafgaand aan de door hen gepleegde inbreuk, op de hoogte zijn van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn".

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 3/3. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft :
1° de opdrachtgever, buiten het kader van een onderaanneming, wanneer zijn aannemer één van de in § 1/1 bedoelde inbreuken pleegt, indien de opdrachtgever voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat zijn aannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn".
2° de opdrachtgever, binnen het kader van een onderaanneming, wanneer de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een in § 1/1 bedoelde inbreuk pleegt, indien de opdrachtgever voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde kennisgeving zijn".

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]2

§ 4. In afwijking van artikel 42, 1°, van het Strafwetboek kan de bijzondere verbeurdverklaring, die wordt opgelegd door de rechter, eveneens worden toegepast op de roerende goederen en op de onroerende goederen door incorporatie of door bestemming, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een inbreuk op dit artikel of die gediend hebben tot of bestemd waren voor het plegen van deze inbreuk, zelfs wanneer deze goederen niet behoren tot de eigendom van de overtreder.

(1)<W 2013-02-11/13, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (2)<W 2013-02-11/13, art. 34, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (3)<W 2018-05-09/10, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 24-12-2018>
Art. 175_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP
(1)<W 2013-02-11/13, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013> (2)<W 2013-02-11/13, art. 34, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art. 175_WAALS_GEWEST

<Opgeheven bij DWG 2019-02-28/25, art. 150, 042; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art. 175_VLAAMS_GEWEST

<Opgeheven bij DVR 2016-12-23/67, art. 55, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 175/1

[1 De buitenlandse werknemers gemachtigd te werken op basis van een specifieke verblijfssituatie

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden, arbeid doen of laten verrichten door een buitenlandse onderdaan die niet is toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 2. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden, op het ogenblik van de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land:
1° niet vooraf nagegaan heeft of deze over een geldige verblijfsvergunning of een andere geldige machtiging tot verblijf beschikt;
2° niet ten minste voor de duur van de tewerkstelling een afschrift of de gegevens van zijn verblijfsvergunning of van zijn andere machtiging tot verblijf beschikbaar gehouden heeft voor de bevoegde inspectiediensten;
3° geen aangifte heeft gedaan van de aanvang en de beëindiging van zijn tewerkstelling overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen.

   In het geval dat de verblijfsvergunning of de andere machtiging tot verblijf die door de buitenlandse onderdaan wordt voorgelegd een vervalsing is, is de in het eerste lid bedoelde sanctie van toepassing wanneer het bewezen is dat de werkgever wist dat dit document een vervalsing was.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 3. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden:
1° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten van wie de verblijfsvergunning of de machtiging tot verblijf expliciet vermeldt dat de houder van die vergunning of die machtiging niet de machtiging heeft om te werken;
2° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten van wie de verblijfsvergunning of de machtiging tot verblijf expliciet vermeldt dat de houder van die vergunning of die machtiging enkel de machtiging heeft om te werken onder bepaalde voorwaarden of binnen bepaalde grenzen, als deze voorwaarden of grenzen niet worden nageleefd;
3° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten van wie de verblijfsvergunning of de machtiging tot verblijf die hem machtigt om te werken werd ingetrokken.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 4. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die, in strijd met de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden:
1° een buitenlandse onderdaan België heeft laten binnenkomen om er te worden tewerkgesteld of daartoe heeft bijgedragen, tenzij de buitenlandse onderdaan in het bezit is van een geldig document dat hem machtigt om te werken en met uitzondering van de buitenlandse onderdaan voor wie de werkgever een machtiging kan verkrijgen na diens aankomst in België om er te worden tewerkgesteld;
2° een buitenlandse onderdaan heeft beloofd, tegen betaling van een vergoeding in welke voor ook, hetzij een betrekking voor hem te zoeken, hetzij hem een betrekking te bezorgen, hetzij formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;
3° van een buitenlandse onderdaan een vergoeding in welke vorm ook heeft geëist of aangenomen, hetzij om voor hem een betrekking te zoeken, hetzij om hem een betrekking te bezorgen, hetzij om formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;
4° als tussenpersoon is opgetreden tussen een buitenlandse onderdaan en een werkgever of de autoriteiten die zijn belast met de toepassing van de bepalingen van de voormelde wet van 9 mei 2018 of van de uitvoeringsbesluiten ervan, of nog tussen een werkgever en diezelfde autoriteiten, waarbij daden zijn gesteld die hetzij die buitenlandse onderdaan, hetzij de werkgever, hetzij de genoemde autoriteiten kunnen misleiden.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 5. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft de aannemer, buiten het kader van een keten van onderaannemers, of de intermediaire aannemer, in het kader van dergelijke keten, wanneer hun rechtstreekse onderaannemer een in paragraaf 2 bedoelde inbreuk pleegt.

   In afwijking van het eerste lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer niet bestraft met een sanctie van niveau 4, indien zij in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring waarin hun rechtstreekse onderaannemer bevestigt dat hij geen illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt en zal tewerkstellen.

   In afwijking van het tweede lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer die in het bezit zijn van de schriftelijke verklaring bestraft met een sanctie van niveau 4, indien zij, voorafgaand aan de inbreuk bedoeld in het eerste lid, op de hoogte zijn van het feit dat hun rechtstreekse onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 bedoelde kennisgeving zijn.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 6. Met een sanctie van niveau 4 worden bestraft de hoofdaannemer en intermediaire aannemer, in het kader van een keten van onderaannemers, wanneer hun onrechtstreekse onderaannemer een in paragraaf 2 bedoelde inbreuk pleegt, indien zij, voorafgaand aan de door hen gepleegde inbreuk, op de hoogte zijn van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 bedoelde kennisgeving zijn.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 7. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft:
1° de opdrachtgever, buiten het kader van een onderaanneming, wanneer zijn aannemer één van de in paragraaf 2 bedoelde inbreuken pleegt, indien de opdrachtgever voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat zijn aannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 bedoelde kennisgeving zijn.
2° de opdrachtgever, binnen het kader van een onderaanneming, wanneer de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een in paragraaf 2 bedoelde inbreuk pleegt, indien de opdrachtgever voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meerdere illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de in artikel 49/2 bedoelde kennisgeving zijn.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 8. In afwijking van artikel 42, 1°, van het Strafwetboek kan de bijzondere verbeurdverklaring, die wordt opgelegd door de rechter, eveneens worden toegepast op de roerende goederen en op de onroerende goederen door incorporatie of door bestemming, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een inbreuk op dit artikel of die gediend hebben tot of bestemd waren voor het plegen van deze inbreuk, zelfs wanneer deze goederen niet behoren tot de eigendom van de overtreder. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-05-09/10, art. 4, 034; Inwerkingtreding : 24-12-2018>
Afdeling 2. - Uitzendarbeid
Art. 176

Uitzendarbeid

   § 1. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft het uitzendbureau dat :
1° in de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid geen melding heeft gemaakt van de bepalingen opgelegd bij de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;
2° in de overeenkomst met de gebruiker geen melding heeft gemaakt van de bepalingen opgelegd bij voormelde wet van 24 juli 1987;
[1 3° in strijd met voormelde wet van 24 juli 1987, het aantal uitzendkrachten dat tevoren reeds ter beschikking gesteld was van de gebruiker, niet vermeld heeft in de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid, terwijl het die informatie van de gebruiker ontvangen heef; ]1
[2 4° het uitzendkantoor niet, schriftelijk of op elektronische wijze, de informatie, bedoeld in artikel 18 van de voormelde wet van 24 juli 1987, meegedeeld heeft;
5° het uitzendkantoor niet, vóór de aanvang van de uitvoering van de arbeidsprestaties bedoeld in artikel 20quater van de voormelde wet van 24 juli 1987, schriftelijk of op elektronische wijze de informatie bedoeld in hetzelfde artikel 20quater meegedeeld heeft. ]2

   Wat de inbreuken bedoeld in het eerste lid betreft wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, het uitzendbureau, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de voormelde wet van 24 juli 1987 :
1° een uitzendkracht ter beschikking stelt van een gebruiker buiten de wettelijk toegestane gevallen of zonder naleving van de procedure bepaald in de wet of in een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad;
2° een uitzendkracht ter beschikking stelt van een gebruiker in de beroepscategorieën of bedrijfstakken waarvoor uitzendarbeid door de Koning niet is toegestaan.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 3. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de gebruiker, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die in overtreding met voormelde wet van 24 juli 1987 :
1° een uitzendkracht heeft tewerkgesteld buiten de wettelijk toegelaten gevallen of zonder naleving van de procedure voorzien in de wet of in en door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad;
2° een uitzendkracht heeft tewerkgesteld in de beroepscategorieën of bedrijfstakken waarvoor uitzendarbeid niet door de Koning is toegestaan
[1 3° aan het uitzendbureau onjuiste inlichtingen verstrekt betreffende het paritair comité waaronder hij ressorteert of betreffende de lonen van de vaste werknemers. ]1

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2020-06-12/05, art. 20, 046; Inwerkingtreding : 30-07-2020>
Art. 176/1

[1 De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de gebruiker van uitzendkrachten

   Tijdens de periode waarin de uitzendkracht bij de gebruiker werkt, wordt deze laatste beschouwd als werkgever voor de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, in geval van inbreuk op de bepalingen waarvan de toepassing deel uitmaakt van zijn verantwoordelijkheid krachtens de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, en die betrekking hebben op de arbeidsduur, de feestdagen, de zondagsrust, de vrouwenarbeid, de moederschapsbescherming, de bescherming van moeders die borstvoeding geven, de arbeid van jeugdige personen, de nachtarbeid, de arbeidsreglementen, de bepalingen inzake het toezicht op de prestaties van de deeltijdse werknemers, de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 3. - Terbeschikkingstelling
Art. 177

Terbeschikkingstelling

   [2 § 1. ]2 Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft :
1° iedere persoon die, in overtreding met de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, een werknemer die hij heeft aangenomen ter beschikking stelt van een derde die hem gebruikt en op hem [1 enig gedeelte ]1 van het gezag uitoefent, dat de werkgever toebehoort, buiten de bepalingen met betrekking tot de uitzendarbeid;
2° iedere gebruiker die een werknemer tewerkstelt die hem door een onderneming ter beschikking werd gesteld en die op hem [1 enig gedeelte ]1 van het gezag uitoefent, dat de werkgever toebehoort, buiten de bepalingen met betrekking tot de uitzendarbeid voorgeschreven door de voormelde wet van 24 juli 1987.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

[2 § 2. Wordt gestraft met een sanctie van niveau 2, de gebruiker, zijn aangestelde of lasthebber die:
1° in strijd met de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, de werkgever van de hem ter beschikking gestelde werknemer, niet vóór de aanvang van de uitvoering van de arbeidsprestaties bedoeld, al naar gelang het geval, in de artikelen 32, § 5, en 32bis, § 8, van de voormelde wet van 24 juli 1987, schriftelijk of op elektronische wijze, de informatie bedoeld in dezelfde artikelen 32, § 5, en 32bis, § 8, meegedeeld heeft;
2° in strijd met de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, de werkgeversgroepering die hem de werknemer ter beschikking gesteld heeft, niet vóór de aanvang van de arbeidsprestaties bedoeld in artikel 192/1, eerste lid, van de voormelde wet van 12 augustus 2000, schriftelijk of op elektronische wijze, de informatie bedoeld in hetzelfde artikel 192/1, eerste lid, van de voormelde wet van 12 augustus 2000, meegedeeld heeft.

   Wat betreft de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]2

(1)<W 2016-02-29/09, art. 64, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2020-06-12/05, art. 21, 046; Inwerkingtreding : 30-07-2020>
Afdeling 3/1. [1 - De dienstencheques ]1

Afdeling 3/1. (VLAAMS GEWEST)
Art. 177/1

[1 De dienstencheques

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen :
1° in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoert die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
2° dienstencheques aanneemt ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;
3° meer dienstencheques voor betaling aanvaardt en overzendt aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen :
1° dienstencheques van de gebruiker aanvaardt als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;
2° buurtwerken of -diensten laat uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van deze buurtwerken of -diensten;
3° de registratie van de dienstenchequeactiviteiten niet op dergelijke wijze organiseert dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;
4° buurtwerken of -diensten levert zonder hiertoe erkend te zijn;
5° indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op grond van de voormelde wet van 20 juli 2001 en in haar schoot geen " sui generis afdeling " heeft die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, a), van dezelfde wet;
6° werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming laat uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
7° een ander dan het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard laat betalen met dienstencheques.

§ 3. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen :
1° geen geschreven arbeidsovereenkomst dienstencheques opmaakt uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt;
2° de arbeidsovereenkomst dienstencheques onvolledig of onjuist opmaakt;
3° een werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling geniet van een werkloosheidsuitkering, een leefloon of van financiële sociale hulp geen voorrang geeft tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij reeds werkt;
4° de gebruiker vertegenwoordigt voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en van artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of de werknemer vertegenwoordigt om de dienstencheques te ondertekenen;
5° de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling overzendt aan het uitgiftebedrijf.

   Voor de in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 4. Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft, de gebruiker en de werknemer die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, wetens en willens hebben deelgenomen aan een in de §§ 1 of 2 bedoelde inbreuk gepleegd door een werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber.

§ 5. Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft, de gebruiker en de werknemer die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, wetens en willens hebben deelgenomen aan een in de § 3 bedoelde inbreuk gepleegd door een werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
Art. 177/1_WAALS_GEWEST
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2012> (2)<DWG 2016-04-28/08, art. 79, 2°, 018; Inwerkingtreding : 21-05-2016> (3)<DWG 2019-02-28/25, art. 151, 042; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. 177/1_VLAAMS_GEWEST

Art. 177/1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST

[1 De dienstencheques § 1. [2 ...]2. § 2.[2 ...]2. § 3. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen : 1° geen geschreven arbeidsovereenkomst dienstencheques opmaakt uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt; 2° de arbeidsovereenkomst dienstencheques onvolledig of onjuist opmaakt; 3° [2 ...]2; 4° [2 ...]2; 5° [2 ...]2. Voor de in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 4. [2 ...]2. § 5. [2 ...]2.]1

(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2012> (2)<ORD 2015-07-09/17, art. 45, 2°, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Afdeling 4. - Bijzondere activiteitensectoren
Art. 178

Havenarbeid

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° havenarbeid heeft doen of laten verrichten in de havengebieden door werknemers die niet als havenarbeider zijn erkend of die niet als gelegenheidshavenarbeider werden aangeworven, dan wel van wie de erkenning is geschorst, ingetrokken of verstreken;
2° de door de Koning opgelegde verplichting om zich aan te sluiten bij een bij koninklijk besluit erkende organisatie van werkgevers die in de hoedanigheid van lasthebber alle sociale verplichtingen vervult die voortvloeien uit de tewerkstelling van havenarbeiders, niet heeft nagekomen.

   Voor de in het eerste lid, 1°, bedoelde inbreuk wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 179

Zeevisserij

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser, in het kader van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij zeevissers als bemanningslid tewerkstelt die niet zijn erkend onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door de Koning of van wie de erkenning is geschorst, ingetrokken of van rechtswege is vervallen, met uitzondering van de gevallen van tijdelijke en uitzonderlijke tewerkstelling zonder erkenning.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 180

Diamantindustrie

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 30 december 1950 tot regeling der diamantnijverheid :
a) één of meerdere werknemers heeft tewerkgesteld die geen houder zijn van een bijzondere arbeidskaart;
b) diamant heeft laten bewerken zonder houder van een bijzondere machtiging te zijn;
c) diamant heeft laten bewerken in een werkplaats die niet aangenomen werd door de minister die bevoegd is voor arbeid of door zijn afgevaardigde;
2° eenieder die, in strijd met de voormelde wet van 30 december 1950 :
a) diamant heeft bewerkt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst zonder houder te zijn van een bijzondere arbeidskaart;
b) voor eigen rekening diamant heeft bewerkt zonder houder te zijn van een bijzondere machtiging;
c) diamant heeft bewerkt in een werkplaats die niet aangenomen werd door de minister bevoegd voor arbeid of door zijn afgevaardigde.

   Voor de in het eerste lid, 1°, a) en b), bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bij inbreuk bedoeld in het eerste lid, 1°, a) of c), de bijzondere machtiging van de werkgever intrekken voor een termijn van één tot zes maanden.

   Hij kan bovendien, bij inbreuk op het eerste lid, 2°, c), de arbeidskaart van de werknemer intrekken voor een termijn van één tot zes maanden.

HOOFDSTUK 5. - Niet-aangegeven arbeid
Afdeling 1. - Niet-aangifte van een werknemer aan de overheid
Art. 181

[1 De onmiddellijke aangifte van tewerkstelling

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels :
1° de gegevens die opgelegd zijn door voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002 niet elektronisch heeft meegedeeld aan de instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze, uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer zijn prestaties aanvat, en uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de beëindiging van de aangegeven tewerkstelling;
2° de wijziging van de gegevens inzake arbeidstijd bedoeld in de artikelen 5bis, § 2, 2°, en 6, 6°, 2°, van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002, namelijk van het tijdstip van het einde van de prestatie, niet heeft meegedeeld aan de instelling die belast is met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen, uiterlijk op het einde van de kalenderdag waarop ze betrekking hebben, wanneer de werknemer zijn prestaties vroeger beëindigt dan voorzien;
3° een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling geannuleerd heeft na het einde van de kalenderdag waarop deze betrekking heeft of, als de aangifte sloeg op een periode die twee kalenderdagen of meer bestrijkt, deze geannuleerd heeft na de eerste kalenderdag van de prestatie die was voorzien.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   Wanneer de inbreuk wetens en willens is gepleegd, kan de rechter bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 2. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wanneer een gelegenheidswerknemer wordt tewerkgesteld voor een langere dagelijkse periode dan deze aangekondigd in de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling die in het begin van de dag wordt gedaan, de wijziging van de gegevens inzake arbeidstijd bedoeld in de artikelen 5bis, § 2, 2°, en 6, 6°, 2°, van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002, namelijk van het tijdstip van het einde van de prestatie, niet heeft meegedeeld aan de instelling die belast is met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen, uiterlijk binnen de periode van acht uur die volgt op het in de initiële aangifte voorziene einduur, of wanneer het initieel aangekondigde einduur tussen twintig en vierentwintig uur valt, uiterlijk om acht uur 's morgens van de volgende kalenderdag.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   Wanneer de inbreuk wetens en willens is gepleegd, kan de rechter bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 181/1

[1 De onmiddellijke aangifte van tewerkstelling in bijzondere activiteitssectoren

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft :
1° de werkgever die ressorteert onder het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf, onder het paritair comité voor de landbouw, of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid, zijn aangestelde of lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, voor de gelegenheidswerknemer die hij tewerkstelt, niet per dag en tegelijkertijd met de gegevens opgesomd in artikel 4 van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002 het tijdstip van het begin van de prestatie en het tijdstip van het einde van de prestatie meedeelt;
2° de werkgever die ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die, in strijd met voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002, voor de gelegenheidswerknemer als bedoeld in artikel 31ter van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, die hij tewerkstelt, niet per dag en tegelijkertijd met de gegevens opgesomd in artikel 4 van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002, ofwel het tijdstip van het begin van de prestatie en het tijdstip van het einde van de prestatie, ofwel het tijdstip van het begin van de prestatie in het geval van een dagblok meegedeeld heeft.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   Wanneer de inbreuk wetens en willens is gepleegd, kan de rechter bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever die ressorteert onder het paritair comité voor de uitzendarbeid en die een gelegenheidswerknemer tewerkstelt bij een gebruiker die ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het ondernemingsnummer en het paritair comité van de gebruiker niet vermeld heeft.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   Wanneer de inbreuk wetens en willens is gepleegd, kan de rechter bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 182

Voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met hoofdstuk VIII van titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan, geen melding bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid heeft gedaan voorafgaand aan de tewerkstelling van een werknemer gedetacheerd op het Belgisch grondgebied volgens de nadere regels bepaald door de Koning;
[1 ... ]1
[1 ... ]1

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers [1 ... ]1 .

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de gedetacheerde zelfstandige die, in strijd met hoofdstuk VIII van titel IV van de voormelde wet van 27 december 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan, geen melding bij het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen heeft gedaan voorafgaand aan de uitoefening van een beroepsactiviteit als gedetacheerd zelfstandige op het Belgisch grondgebied volgens de door de Koning bepaalde nadere regels.

(1)<W 2013-11-11/03, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
Art. 183

Verplichtingen van de eindgebruikers of opdrachtgevers

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft :
1° iedere persoon, bij wie of voor wie door gedetacheerde werknemers [1 ... ]1, rechtstreeks of via onderaanneming, werkzaamheden verricht worden, in strijd met hoofdstuk VIII van titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan, die voorafgaand aan het begin van de tewerkstelling van deze personen, via elektronische weg en volgens de nadere regels bepaald door de Koning, geen melding heeft gedaan van de identiteitsgegevens van de personen die niet in de mogelijkheid zijn een ontvangstbewijs voor te leggen, aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid;
2° iedere persoon, bij wie of voor wie door gedetacheerde zelfstandigen [1 ... ]1 , rechtstreeks of via onderaanneming, werkzaamheden verricht worden, in strijd met hoofdstuk VIII van titel IV van de voormelde wet van 27 december 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan, die voorafgaand aan het begin van de tewerkstelling van deze personen, via elektronische weg en volgens de nadere regels bepaald door de Koning, geen melding heeft gedaan van de identiteitsgegevens van de personen die niet in de mogelijkheid zijn een ontvangstbewijs voor te leggen, aan het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers [1 of zelfstandigen ]1 .

(1)<W 2013-11-11/03, art. 12, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
Afdeling 1/1. [1 - Niet-aangegeven arbeid in hoofde van de werknemer ]1
Art. 183/1

[1 Niet-aangegeven arbeid

   Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft eenieder, die arbeid verricht in ondergeschikt verband ten overstaan van een werkgever die niet voldoet aan de bepalingen van de artikelen 4 tot 6 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, en voor zover :
- deze werknemer wetens en willens deze arbeid uitoefent wetende dat deze niet aangegeven is;
- er tegen de werkgever eveneens een proces-verbaal werd opgesteld voor deze niet aangegeven tewerkstelling.

   Het eerste lid is niet van toepassing op de werknemers die tegelijk een vervangingsuitkering ontvangen en die ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde tewerkstelling tijdelijk het recht op deze vervangingsuitkering kunnen verliezen en om die reden een andere administratieve of strafrechtelijke sanctie kunnen oplopen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 32, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 2. - Het niet aangaan van een arbeidsongevallenverzekering
Art. 184

Het niet aangaan van een arbeidsongevallenverzekering

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die geen arbeidsongevallenverzekering heeft aangegaan bij een verzekeringsonderneming met toepassing van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

   Wanneer de inbreuk wetens en willens is gepleegd, kan de rechter bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

HOOFDSTUK 5/1. [1 - De mededeling van de aanwijzing van een verbindingspersoon in geval van detachering van werknemers in België ]1
Art. 184/1

[1 Het gebrek aan mededeling van de aanwijzing van een verbindingspersoon in geval van detachering van werknemers in België.

   Met een sanctie van niveau 2 wordt gestraft de werkgever in de zin van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, die niet overgaat tot de mededeling van de aanwijzing van de verbindingspersoon in de zin van dezelfde wet, voorzien overeenkomstig zijn artikel 7/2, aan de door de Koning aangewezen ambtenaren. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 38, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
HOOFDSTUK 6. [1 - Inbreuken betreffende sociale documenten of documenten van sociale aard ]1
Afdeling 1. - Register van de uitzendkrachten
Art. 185

Register van de uitzendkrachten

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, eenieder die, in strijd met de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, het door de Koning voorgeschreven document niet heeft bijgehouden dat toelaat het gemiddelde van de uitzendkrachten die door een gebruiker worden tewerkgesteld te berekenen met het oog op de vastlegging van de oprichtingspercentages van een ondernemingsraad en van een comité voor preventie en bescherming op het werk.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 2. [1 - De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, de beroepsinlevingsovereenkomst, de overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding, de overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget en de arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid ]1
Art. 186

[1 [2 De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, de beroepsinlevingsovereenkomst, de overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding, de overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget en de arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid ]2 ]1

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten :
1° geen schriftelijke overeenkomst voor tewerkstelling van studenten [1 en geen schriftelijke overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding ]1 [2 , en geen schriftelijke overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget ]2 opmaakt;
2° een werknemer die met de werkgever verbonden is door de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten niet vermeldt in het algemeen personeelsregister, in het speciaal personeelsregister en in het aanwezigheidsregister;
3° de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, de beroepsinlevingsovereenkomst [1 , de overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding ]1 [3 , de overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget ]3 en de arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid niet gedurende het voorgeschreven tijdperk bewaart;
4° verzuimt de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, de beroepsinlevingsovereenkomst [1 , de overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding ]1 [2 , de overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget ]2 en de arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid binnen de gestelde termijnen aan de werknemers af te geven;
5° de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, de beroepsinlevingsovereenkomst [2 de overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding, de overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget ]2 en de arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid onvolledig of onjuist opmaakt;
6° niet de nodige maatregelen treft opdat de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, de beroepsinlevingsovereenkomst [2 de overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding, de overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget ]2 en de arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren en beambten wordt gehouden;
7° de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten niet op de aangegeven plaats opbergt of bewaart.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2018-03-30/32, art. 18, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (2)<W 2019-03-17/05, art. 18, 039; Inwerkingtreding : 01-03-2019> (3)<W 2019-05-05/10, art. 164, 041; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
Afdeling 3. - Individuele rekening
Art. 187

Individuele rekening

   § 1. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, geen individuele rekening opstelt.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het voormeld koninklijk besluit van 23 oktober 1978 :
1° nalaat de individuele rekening binnen de opgelegde termijnen aan de werknemer af te geven;
2° de individuele rekening onvolledig of onjuist opstelt;
3° niet de nodige voorzieningen treft opdat de individuele rekening te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren en beambten wordt gehouden;
4° de individuele rekening niet op de aangegeven plaats bijhoudt of bewaart.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 4. - Algemeen personeelsregister, speciaal personeelsregister, aanwezigheidsregister en register voor werktijdregeling
Art. 188

Algemeen personeelsregister, speciaal personeelsregister, aanwezigheidsregister en register voor werktijdregeling

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten :
1° geen algemeen personeelsregister, geen speciaal personeelsregister, geen aanwezigheidsregister en geen register voor werktijdregeling opstelt;
2° de in 1° bedoelde documenten niet gedurende het voorgeschreven tijdperk bewaart;
3° de in 1° bedoelde documenten onvolledig of onjuist opmaakt;
4° de in 1° bedoelde documenten niet te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belast ambtenaren en beambten houdt;
5° het speciaal personeelsregister of het aanwezigheidsregister niet bijhoudt op de plaats waar de werknemers zijn tewerkgesteld;
6° in het aanwezigheidsregister niet de tijdstippen van begin en einde van de arbeidsdag van de werknemer bij het begin en het einde van de dag vermeldt;
7° het eerste dubbel van het aanwezigheidsformulier in deel B van het aanwezigheidsregister van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren, niet per post of per fax terugstuurt aan het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca en Aanverwante Bedrijven uiterlijk op de laatste werkdag van de kalendermaand volgend op die waarop het formulier betrekking heeft;
8° het algemeen personeelsregister, het speciaal personeelsregister en het aanwezigheidsregister niet op de aangegeven plaats opbergt of bewaart.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 5. [1 - Het gelegenheidsformulier ]1
Art. 188/1

[1 Het gelegenheidsformulier

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die een gelegenheidsarbeider in de zin van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders tewerkstelt, en die :
1° het "gelegenheidsformulier" bedoeld in artikel 8bis van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969 niet aflevert aan de gelegenheidsarbeider in de zin van hetzelfde koninklijk besluit;
2° het in 1° bedoelde formulier geheel of gedeeltelijk niet bijhoudt overeenkomstig het ministerieel besluit van 14 oktober 2005 tot vaststelling van het model, de toekenningsvoorwaarden en de wijze van bijhouden van een gelegenheidsformulier in de tuinbouwsector, de landbouwsector en de sector van het hotelbedrijf;
3° het in 1° bedoelde formulier niet wekelijks parafeert.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 35, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 6. [1 - Andere documenten van sociale aard opgevraagd in geval van detachering van werknemers ]1
Art. 188/2

[1 Het gebrek aan verzending van documenten van sociale aard opgevraagd in geval van detachering van werknemers.

   Met een sanctie van niveau 2 wordt gestraft, de werkgever in de zin van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, die aan de door de Koning aangewezen ambtenaren niet de documenten zendt die door hen werden opgevraagd door of krachtens artikel 7/1 van deze wet.

   Wat de inbreuk bedoeld in het eerste lid betreft, wordt de boete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-11/03, art. 40, 021; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Afdeling 6/1. [1 - De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en het algemeen stamboek der zeevissers ]1
Art. 188/3.

[1 De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en het algemeen stamboek der zeevissers

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser:
1° één of meerdere zeevissers als bemanningslid tewerkstelt zonder voorafgaand aan de tewerkstelling een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij te hebben gesloten;
2° de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij niet door de zeevisser zelf heeft doen ondertekenen;
3° met één of meerdere zeevissers een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij heeft gesloten die niet alle minimale vereisten bepaald in artikel 9, § 2 van voormelde wet van 3 mei 2003 bevat;
4° geen exemplaar van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij aan de zeevisser heeft overhandigd;
5° geen exemplaar van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij aan boord van het vissersschip heeft bewaard, waar de zeevisser het op elk ogenblik kan inkijken.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken zeevissers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met voormelde wet van 3 mei 2003 de zeevisser die voor de eerste maal in het kader van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij wordt aangeworven, niet heeft ingeschreven in het algemeen stamboek der zeevisser.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuk, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken zeevissers. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2020-06-12/03, art. 96, 044; Inwerkingtreding : 26-06-2020>
HOOFDSTUK 7. - De inbreuken betreffende de collectieve arbeidsbetrekkingen
Afdeling 1. - Collectieve arbeidsovereenkomsten
Art. 189

Inbreuken op algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten

   Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever die, in strijd met de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, een inbreuk pleegt op een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst die niet reeds door een ander artikel van dit Wetboek wordt gesanctioneerd.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuk wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 2. - Niet-oprichting van ondernemingsorganen
Art. 190

[1 Niet-oprichting van ondernemingsorganen

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, de uitvoeringsbesluiten ervan en de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen, in zijn onderneming geen ondernemingsraad opricht;
2° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan in zijn onderneming geen comité voor preventie en bescherming op het werk opricht;
3° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die geen vakbondsafvaardiging opricht wanneer hij daartoe wordt verplicht krachtens een overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst;
4° het hoofdbestuur van de onderneming of het concern met een communautaire dimensie, de aangestelde of de lasthebber ervan die de procedure tot instelling van een Europese ondernemingsraad of de procedure tot informatie en raadpleging van de werknemers die deze vervangt, niet aanvat in een onderneming met een communautaire dimensie in de zin van de wet van 23 april 1998 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, wanneer het daartoe verplicht wordt krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 62 van 6 februari 1996, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 101 van 21 december 2010, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de informatie en raadpleging van de werknemers in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie;
5° de leidinggevende of bestuursorganen van de vennootschappen die deelnemen aan een voorstel tot oprichting van een Europese vennootschap, die hun zetel in België hebben, hun aangestelden of hun lasthebbers, die niet de nodige maatregelen treffen, waaronder het verstrekken van inlichtingen, om onderhandelingen te beginnen met de werknemersvertegenwoordigers van de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen of vestigingen over de regelingen inzake de rol van de werknemers, wanneer zij daartoe verplicht worden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 84 van 6 oktober 2004, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese vennootschap;
6° de leidinggevende of bestuursorganen van de juridische lichamen die deelnemen aan een voorstel tot oprichting van een Europese coöperatieve vennootschap, die hun zetel in België hebben, hun aangestelden of hun lasthebbers, die niet de nodige maatregelen treffen, waaronder het verstrekken van inlichtingen, om onderhandelingen te beginnen met de werknemersvertegenwoordigers van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen of vestigingen over de regelingen inzake de rol van de werknemers, wanneer zij daartoe verplicht worden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 88 van 30 januari 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap;
7° de leidinggevende of bestuursorganen van de kapitaalvennootschappen die deelnemen aan een gemeenschappelijk voorstel van grensoverschrijdende fusie, die hun zetel in België hebben, hun aangestelden of hun lasthebbers, die niet de nodige maatregelen nemen, inbegrepen het meedelen van inlichtingen, om onderhandelingen te beginnen met de werknemersvertegenwoordigers van de deelnemende kapitaalvennootschappen en van de betrokken dochterondernemingen en vestigingen over de regelingen inzake werknemersmedezeggenschap in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap, wanneer zij daartoe verplicht worden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 94 van 29 april 2008, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende werknemersmedezeggenschap in de uit grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen ontstane vennootschappen.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 36, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 3. - Belemmering van de werking van de ondernemingsorganen
Art. 191

Belemmering van de werking van de ondernemingsorganen

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, met de uitvoeringsbesluiten ervan of met de collectieve arbeidsovereenkomsten die zijn aangenomen door de Nationale Arbeidsraad en die door de Koning algemeen verbindend zijn verklaard :
a) de werking van de ondernemingsraad verhindert;
b) de uitoefening van het mandaat van de vertegenwoordigers van de werknemers in de ondernemingsraad belemmert;
c) de ondernemingsraad of, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, de vakbondsafvaardiging niet de inlichtingen verstrekt die hij daaraan moet verstrekken;
d) niet tot de verplichte raadplegingen van de ondernemingsraad overgaat;
2° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 27 december 2006 (I) houdende diverse bepalingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, de inlichtingen over de voordelen betreffende de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling niet schriftelijk heeft overgezonden aan de ondernemingsraad of bij ontstentenis van een ondernemingsraad, aan de vakbondsafvaardiging, of deze niet heeft overgezonden binnen de voorgeschreven termijn.

§ 2. [1 Met dezelfde sanctie wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, met de uitvoeringsbesluiten ervan en met de collectieve arbeidsovereenkomsten die door de Koning algemeen verbindend zijn verklaard :
1° de werking van het comité voor preventie en bescherming op het werk verhindert;
2° de uitoefening van de opdrachten van voormeld comité belemmert;
3° voormeld comité niet de inlichtingen verstrekt die hij daaraan moet verstrekken, of deze inlichtingen niet volgens de gestelde regels verstrekt;
4° niet overgaat tot de verplichte raadplegingen van voormeld comité volgens de gestelde regels;
5° de uitoefening van het mandaat van de personeelsafgevaardigden in voormeld comité belemmert;
6° de uitoefening van het mandaat van de vakbondsafvaardiging belast met de opdrachten van voormeld comité belemmert. ]1

§ 3. Met dezelfde sanctie wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad of van het paritair comité waaronder hij ressorteert, en op grond waarvan een vakbondsafvaardiging wordt ingesteld :
1° de werking van de vakbondsafvaardiging verhindert;
2° de uitoefening van het mandaat van de vakbondsafgevaardigden belemmert;
3° de vakbondsafvaardiging niet de inlichtingen verstrekt die hij daaraan moet verstrekken;
4° niet tot de verplichte raadplegingen van de vakbondsafvaardiging overgaat.

§ 4. [1 Met dezelfde sanctie wordt bestraft, het hoofdbestuur van de onderneming of het concern met een communautaire dimensie, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 62 van 6 februari 1996, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 101 van 21 december 2010, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de informatie en raadpleging van de werknemers in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie :
1° de werking verhindert van de bijzondere onderhandelingsgroep, van de Europese ondernemingsraad of van de procedure tot informatie en raadpleging die deze vervangt;
2° de uitoefening belemmert van het mandaat van de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelingsgroep, deze Europese ondernemingsraad of in deze procedure tot informatie en raadpleging;
3° niet de inlichtingen verstrekt die hij moet verstrekken aan de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelingsgroep, deze Europese ondernemingsraad of in deze procedure tot informatie en raadpleging;
4° niet overgaat tot de verplichte raadplegingen van de werknemersvertegenwoordigers in deze Europese ondernemingsraad of in deze procedure tot informatie en raadpleging. ]1

§ 5. [1 Met dezelfde sanctie worden bestraft, de bevoegde leidinggevende of bestuursorganen, hun aangestelden of hun lasthebbers die, in strijd met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 84 van 6 oktober 2004, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese vennootschap :
1° de werking van de bijzondere onderhandelingsgroep of van het vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers verhinderen;
2° de uitoefening van het mandaat van de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelingsgroep of in dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers belemmeren;
3° niet de inlichtingen verstrekken die zij moeten verstrekken aan de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelingsgroep of in dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers;
4° niet overgaan tot de verplichte raadplegingen van dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers. ]1

[1 § 6. Met dezelfde sanctie worden bestraft, de bevoegde leidinggevende of bestuursorganen, hun aangestelden of hun lasthebbers, die, in strijd met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 88 van 30 januari 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap :
1° de werking verhinderen van de bijzondere onderhandelingsgroep of van het vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers;
2° de uitoefening belemmeren van het mandaat van de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelinsgroep of in dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers;
3° niet de inlichtingen verstrekken die zij gehouden zijn te verstrekken aan de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelingsgroep of in dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers;
4° niet overgaan tot de raadpleging van dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers.

§ 7. Met dezelfde sanctie worden bestraft, de bevoegde leidinggevende of bestuursorganen, hun aangestelden of hun lasthebbers die, in strijd met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 94 van 29 april 2008, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende werknemersmedezeggenschap in de uit grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen ontstane vennootschappen :
1° de werking verhinderen van de bijzondere onderhandelingsgroep of van het vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers;
2° de uitoefening belemmeren van het mandaat van de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelingsgroep of in dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers;
3° niet de inlichtingen verstrekken die zij gehouden zijn te verstrekken aan de werknemersvertegenwoordigers in deze bijzondere onderhandelingsgroep of in dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers;
4° niet overgaan tot de raadpleging van dit vertegenwoordigingsorgaan van de werknemers. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 37, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 191/1

[1 De afwezigheid van een analyserapport met betrekking tot de bezoldigingsstructuur van de werknemers.

   Wordt gestraft met een sanctie van niveau 2, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met artikel 15, m), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, niet om de twee jaar aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis hiervan aan de vakbondsafvaardiging, een analyseverslag over de structuur van de bezoldiging van de werknemers meedeelt, in toepassing van artikel 13/1 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen vrouwen en mannen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-12/05, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
Art. 192

Wederrechtelijke mededeling en verspreiding van inlichtingen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, ieder lid van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, van een ondernemingsraad, van een comité voor preventie en bescherming op het werk of van een vakbondsafvaardiging dat, in strijd met de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven of met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inlichtingen van individuele aard waarvan hij kennis had wegens de op grond van de bepalingen van voormelde wetten door hem uitgeoefende functies of mandaten, wederrechtelijk meedeelt of ruchtbaar maakt of die wederrechtelijk globale inlichtingen meedeelt of ruchtbaar maakt die van die aard zijn dat zij nadeel kunnen berokkenen aan 's lands bedrijfsleven, aan de belangen van een bedrijfstak of van een onderneming.

   [1 Dezelfde sanctie is van toepassing in geval van inbreuk op artikel 8 van de wet van 23 april 1998 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan, gepleegd door een lid van de bijzondere onderhandelingsgroep, door een werknemersvertegenwoordiger die zijn opdrachten uitoefent in het kader van de Europese ondernemingsraad of van een procedure tot informatie en raadpleging die deze vervangt, evenals door een deskundige die hen bijstaat.

   Dezelfde sanctie is van toepassing in geval van inbreuk op artikel 8 van de wet van 10 augustus 2005 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de rol van de werknemers in de Europese Vennootschap en de uitvoeringsbesluiten ervan, gepleegd door een lid van de bijzondere onderhandelingsgroep, door een lid van het vertegenwoordigingsorgaan, door een werknemersvertegenwoordiger die zijn opdrachten uitoefent in het kader van een procedure tot informatie en raadpleging van de werknemers, evenals door een deskundige die hen bijstaat. ]1

   [1 Dezelfde sanctie is van toepassing in geval van inbreuk op artikel 8 van de wet van 9 mei 2008 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap en de uitvoeringsbesluiten ervan, gepleegd door een lid van de bijzondere onderhandelingsgroep, door een lid van het vertegenwoordigingsorgaan, door een werknemersvertegenwoordiger die zijn opdrachten uitoefent in het kader van een procedure tot informatie en raadpleging van de werknemers, door een werknemersvertegenwoordiger die zetelt in het toezichts- of bestuursorgaan van een Europese coöperatieve vennootschap, evenals door een deskundige die hen bijstaat.

   Dezelfde sanctie is van toepassing in geval van inbreuk op artikel 8 van de wet van 19 juni 2009 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende het medezeggenschap van de werknemers in ondernemingen ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan, gepleegd door een lid van de bijzondere onderhandelingsgroep, door een lid van het vertegenwoordigingsorgaan, door een werknemersvertegenwoordiger die zijn opdrachten uitoefent in het kader van een procedure tot informatie en raadpleging van de werknemers, door een werknemersvertegenwoordiger die zetelt in het toezichts- of bestuursorgaan van een vennootschap ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen, evenals door een deskundige die hen bijstaat. ]1

   [1 Dezelfde sanctie is van toepassing wanneer de inbreuk gepleegd wordt door een secretaris of een personeelslid van het secretariaat van de personen bedoeld in het eerste tot het vijfde lid. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 38, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 4. - Overtredingen van de verplichting inzake voorlichting en raadpleging van de werknemers
Art. 193

Informatieverstrekking bij collectief ontslag

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die van plan is tot collectief ontslag over te gaan en die, in overtreding met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 24 van 2 oktober 1975 betreffende de procedure van inlichting en raadpleging van de werknemers- vertegenwoordiging met betrekking tot het collectief ontslag, de voorziene procedures van inlichting en raadpleging van de werknemers niet heeft nageleefd.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 194

Informatieverstrekking bij sluiting van onderneming

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, de vereffenaar of de curator die, in strijd met de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen en op de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° de werknemers niet heeft ingelicht door middel van aanplakking van een gedagtekend en ondertekend bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming over zijn beslissing over te gaan tot de sluiting van een onderneming of van een afdeling van een onderneming;
2° in dat bericht niet de vermeldingen heeft aangebracht waarvan sprake is in de met toepassing van de wet genomen uitvoeringsbesluiten of in de collectieve arbeidsovereenkomsten van de Nationale Arbeidsraad die door de Koning algemeen verbindend zijn verklaard.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 195

Informatieverstrekking bij herstructurering van de onderneming

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de vereffenaar of de curator die, in strijd met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, de ondernemingsraad, [1 vooraf en ]1 voor enige bekendmaking, niet inlicht over de beslissing om over te gaan tot een belangrijke wijziging in de structuur van de onderneming, meer bepaald door fusie, concentratie, overdracht of sluiting.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 39, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 196

Informatieverstrekking bij conventionele overgang van ondernemingen of overname van activa na faillissement

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de vereffenaar of de curator die de procedures inzake de informatie en consultatie van de werknemers niet heeft nageleefd in strijd met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Afdeling 5. - Kennisgevingen in geval van collectief ontslag of sluiting van onderneming
Art. 197

Kennisgevingen ingeval van collectief ontslag

   Met een sanctie van niveau 1, wordt bestraft de werkgever die, in strijd met het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag, niet op de wijzen en binnen de termijnen bepaald in de wet de vereiste kennisgevingen [1 aan de door voormeld koninklijk besluit bepaalde overheidsinstanties ]1 heeft gedaan.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 40, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 198

Kennisgevingen ingeval van sluiting van onderneming

   Met een sanctie van niveau 1, wordt bestraft de werkgever [1 ... ]1, de vereffenaar of de curator die, in strijd met de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen en op de uitvoeringsbesluiten ervan, de voorzitter van het directiecomité van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, niet op de wijzen en binnen de termijnen bepaald krachtens de wet heeft ingelicht over de sluiting van de onderneming.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 60, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 199

Kennisgevingen ingeval van overname van activa

   Met een sanctie van niveau 1, wordt bestraft de werkgever [1 ... ]1, de vereffenaar of de curator, de werkgever die een overname van activa heeft verricht, zijn aangestelde of zijn lasthebber, de commissaris inzake opschorting, die met overtreding van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen en zijn uitvoeringsbesluiten, het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting der ondernemingen ontslagen werknemers niet inlicht van de overdracht van het geheel of een deel van de activa van de failliete onderneming of van de overgang van onderneming krachtens overeenkomst in het kader van een gerechtelijk akkoord.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 60, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 6. - Arbeidsreglement
Art. 200

Opmaak van het arbeidsreglement

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding met de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, geen rechtsgeldig arbeidsreglement heeft opgemaakt.

Art. 201

Vermeldingen in het arbeidsreglement

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die in overtreding met de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen volgende bepalingen in het arbeidsreglement niet heeft opgenomen :
1° de vermeldingen die worden opgelegd door de voormelde wet van 8 april 1965 betreffende de aanvang en het einde van de gewone arbeidsdag, het tijdstip en de duur van de rusttijden, de dagen van regelmatige onderbreking van de arbeid;
2° de plaats waar de persoon te bereiken is die aangewezen is om de eerste hulp te verlenen, overeenkomstig het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming;
3° de plaats waar de bij hetzelfde reglement vereiste verbandkist zich bevindt;
4° de coördinaten van de preventieadviseur [1 die gespecialiseerd is in de psychosociale aspecten van het werk ]1 en, in voorkomend geval, deze van de vertrouwenspersoon;
5° de toepasselijke procedures bij melding van feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk.

§ 2. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever die, in overtreding met de wet van 8 april1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, heeft nagelaten onderstaande elementen in het arbeidsreglement op te nemen :
1° de wijzen van meting van en controle op de arbeid met het oog op het bepalen van het loon;
2° de duur van de opzeggingstermijnen of de nadere regels voor het bepalen van de opzeggingstermijnen of de verwijzing naar de wettelijke en reglementaire bepalingen terzake;
3° de duur van de jaarlijkse vakantie evenals de nadere regels voor toekenning van deze vakantie of de verwijzing naar de wettelijke bepalingen terzake;
4° de data van de feestdagen;
5° de data van de jaarlijkse collectieve vakantie;
6° de namen van de leden van de ondernemingsraad;
7° de namen van de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk;
8° de namen van de leden van de vakbondsafvaardiging;
9° de namen van de geneesheren, aangewezen buiten degenen die behoren tot een medische, farmaceutische of verplegingsdienst, en tot wie het slachtoffer van een arbeidsongeval zich kan wenden wanneer die zijn verblijfplaats heeft buiten de streek waar de medische, farmaceutische en verplegingsdienst of de als vast erkende geneesheer gevestigd is;
10° het adres van de inspectiediensten waar de ambtenaren en beambten, belast met het toezicht op de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen in verband met de bescherming van de werknemers, kunnen worden bereikt;
11° de vermelding van de collectieve arbeidsovereenkomsten en/of collectieve akkoorden die gesloten zijn in de onderneming en die van toepassing zijn op de werkomstandigheden;
12° de identiteit van de dienstverlener van de verantwoordelijke elektronische archiveringsdienst, met toepassing van titel III van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, voor de opslag van door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomsten en de elektronisch verstuurde en opgeslagen documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer evenals de wijze waarop de toegang van de werknemer tot deze elektronisch bij de dienstverlener opgeslagen documenten wordt gewaarborgd, ook na de beëindiging van de arbeidsrelatie.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 65, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 201 TOEKOMSTIG RECHT
(1)<W 2016-02-29/09, art. 65, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2018-01-15/02, art. 23, 026; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 202

Bijzondere procedures

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding met de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, de betrokken werknemers niet in kennis heeft gesteld van de tijdelijke wijziging aan de bepalingen van het reglement betreffende de aanvang en het einde van de gewone arbeidsdag en betreffende de rusttijden, door middel van een gedagtekend en ondertekend bericht dat de datum van inwerkingtreding vermeldt van de wijziging van het regime waarop het betrekking heeft, via aanplakking in de lokalen van de onderneming ten minste vierentwintig uur op voorhand en op een zichtbare en toegankelijke plaats.

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever die toepassing maakt van artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding met de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen :
1° de vervanging van de normale uurregeling door één van de andere uurregelingen opgenomen in het arbeidsreglement, niet ter kennis heeft gebracht van de betrokken werknemers door een gedagtekend en ondertekend bericht dat de datum van inwerkingtreding van de aangeduide uurregeling vermeldt, alsmede de periode tijdens welke ze van toepassing is, via aanplakking in de lokalen van de onderneming ten minste zeven dagen op voorhand op een zichtbare en toegankelijke plaats;
2° het in 1° bedoelde bericht niet heeft aangeplakt zolang de alternatieve uurregeling van toepassing blijft;
3° het in 1° bedoelde bericht niet heeft bewaard tot zes maanden na het einde van de periode gedurende welke de wekelijkse arbeidsduur gemiddeld moet worden nageleefd.

Art. 203

Bekendmaking van het arbeidsreglement

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in overtreding met de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen :
1° het bericht met opgave van de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd, niet heeft aangeplakt op een zichtbare en toegankelijke plaats;
2° het bericht met opgave van de plaats waar de teksten waarnaar het arbeidsreglement verwijst, kunnen worden geraadpleegd, niet heeft aangeplakt op een zichtbare en toegankelijke plaats;
3° het definitieve arbeidsreglement en de wijzigingen eraan niet heeft bijgehouden op een makkelijk toegankelijke plaats, zodat iedere werknemer er op elk ogenblik en zonder tussenpersoon inzage van kan nemen;
4° de teksten waarnaar het arbeidsreglement verwijst, niet heeft bijgehouden op een gemakkelijk toegankelijke plaats zodat iedere werknemer er inzage van kan nemen;
5° niet op iedere plaats waar hij werknemers tewerkstelt, een afschrift van het arbeidsreglement heeft bijgehouden volgens de door de Koning bepaalde nadere regels;
6° niet binnen acht dagen na de inwerkingtreding van het reglement en de wijzigingen ervan een afschrift daarvan heeft overgezonden aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.

Afdeling 7. - Sociale balans
Art. 204

Opmaak en inhoud van de sociale balans

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in overtreding met de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid en met de uitvoeringsbesluiten ervan geen jaarlijkse sociale balans heeft opgemaakt.

   Wanneer de inbreuk wetens en willens werd begaan, geldt een sanctie van niveau 3.

§ 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding met de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid en met de uitvoeringsbesluiten ervan, heeft nagelaten in het volledige en het verkorte schema van de sociale balans de volgende elementen op te nemen :
1° enerzijds, een overzicht van de tewerkgestelde personen, waarbij men in het volledige schema van de sociale balans de in het personeelsregister ingeschreven werknemers of de werknemers voor wie de werkgever een onmiddellijke aangifte van indiensttreding heeft ingediend, onderscheidt van het uitzendpersoneel en van de ter beschikking van de onderneming gestelde personen en, anderzijds, in het verkorte schema van de sociale balans een overzicht van de in het personeelsregister ingeschreven personen of de werknemers voor wie de werkgever een onmiddellijke aangifte van indiensttreding heeft ingediend;
2° een tabel van het personeelsverloop in de loop van het betrokken boekjaar;
3° een overzicht waarin de maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid worden vermeld, met onderscheid tussen maatregelen die een financieel voordeel opleveren en de andere maatregelen;
4° een overzicht dat inlichtingen verschaft over de opleidingen voor de werknemers;
5° een overzicht dat inlichtingen verschaft over de activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap die worden verleend krachtens de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers.

Art. 205

Mededeling en bekendmaking van de sociale balans

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die in overtreding met de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid en de uitvoeringsbesluiten ervan :
1° de sociale balans niet heeft bezorgd aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis van een ondernemingsraad, aan de vakbondsafvaardiging;
2° bij ontstentenis van een ondernemingsraad en van een vakbondsafvaardiging, de sociale balans niet op een makkelijk toegankelijke plaats heeft bewaard zodat iedere werknemer op elk ogenblik en zonder tussenpersoon, er inzage van kan hebben;
3° de sociale balans niet aan de Nationale Bank van België heeft overgezonden, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels.

Art. 206

Attest en goedkeuring door de revisoren, onafhankelijke accountants en commissarissen

   Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft, zij die als revisor, zelfstandig accountant of commissaris de jaarlijkse sociale balans hebben geattesteerd of goedgekeurd, terwijl niet is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid en de uitvoeringsbesluiten ervan, en zij daarvan kennis hadden of niet hebben gedaan wat zij hadden moeten doen om zich ervan te vergewissen of aan die bepalingen was voldaan.

   Wanneer de inbreuk met bedrieglijk opzet is gepleegd, geldt een sanctie van niveau 3. De rechter kan daarenboven de straffen bepaald in het artikel 107 uitspreken.

Afdeling 8. - Prestaties van algemeen belang
Art. 207

Weigering tot uitvoeren of laten uitvoeren van de maatregelen, prestaties of diensten

   Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft, zij die, in strijd met de wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd, weigeren de maatregelen, prestaties of diensten uit te voeren of te laten uitvoeren die moeten worden verzekerd in geval van staking of in geval van lock-out, teneinde het hoofd te bieden aan bepaalde vitale behoeften, alsook zij die weigeren sommige dringende werken aan de machines of aan het materiaal uit te voeren, dan wel sommige taken te volbrengen die geboden zijn door een geval van overmacht of een onvoorziene noodzaak.

Art. 208

Weigering tot verstrekking van inlichtingen, verstrekking van onjuiste inlichtingen, onjuiste verklaring

   Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd, wetens en willens weigert de paritaire comités en hun afgevaardigden alle nodige inlichtingen te verstrekken voor het voorbereiden en het uitvoeren van en de controle op de maatregelen bedoeld in artikel 207 van dit Wetboek of hen wetens en willens onjuiste inlichtingen verschaft, of hen onjuiste verklaringen aflegt.

HOOFDSTUK 8. - Inbreuken met betrekking tot het toezicht
Art. 209

Belemmering van het toezicht

   Met een sanctie van niveau 4 worden bestraft, zij die het toezicht belemmeren dat krachtens dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan is ingesteld.

   De sanctie bedoeld in eerste lid is niet van toepassing op de inbreuken op artikel 29 van dit Wetboek.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 210

Niet-naleving van de dwangmaatregelen die getroffen zijn door de sociaal inspecteurs

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber [1 , of de zelfstandige ]1 die de met toepassing van de artikelen 43 tot 49 voorgeschreven maatregelen niet naleeft.

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die de met toepassing van [2 de artikelen 38 en 40,]2 voorgeschreven maatregelen niet naleeft.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2016-02-29/09, art. 67, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 211

Niet-naleving van de gerechtelijke beslissing bedoeld in artikel 2 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht

   Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft, zij die zich niet houden aan de beslissing van de voorzitter van de arbeidsrechtbank met toepassing van artikel 2 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht.

   Wanneer de beslissing betrekking heeft op de maatregelen voorgeschreven met toepassing van de artikelen 43 tot 49, is de sanctie van niveau 4.

   Wat de in het eerste lid bedoelde inbreuken betreft, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

HOOFDSTUK 9. - Inbreuken betreffende de sociale zekerheid
Afdeling 1. - Aantasting van de vertrouwelijkheid van de gegevens
Art. 212

Aantasting van de vertrouwelijkheid van de gegevens in geval van arbeidsongeval

   Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft, [1 de leden van het beheerscomité voor de arbeidsongevallen, van de technische comités voor de arbeidsongevallen, en van het technisch comité voor de preventie bij Fedris ]1, de personen die krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling gemachtigd zijn deel te nemen aan [1 de vergaderingen van het beheerscomité voor de arbeidsongevallen, van de technische comités voor de arbeidsongevallen, en van het technisch comité voor de preventie bij Fedris ]1, de bevoegde sociaal inspecteurs, de personen die voorheen de bedoelde functies hebben uitgeoefend die vertrouwelijke informatie aangaande de verzekeringsondernemingen waarvan zij kennis hebben gekregen op grond van hun opdracht hebben verspreid, met uitzondering van de afwijkingen waarin voorzien is bij de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

(1)<KB 2018-09-06/13, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 213

Aantasting van de vertrouwelijkheid van de gegevens van persoonlijke aard en maatregelen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van die gegevens

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de Kruispuntbank en de instellingen van sociale zekerheid, hun aangestelden of lasthebbers die :
a) in strijd met de bepalingen van artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, sociale gegevens van persoonlijke aard meedelen zonder daartoe te zijn gemachtigd of zonder al dan niet voorafgaandelijk [1 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]1 daarvan op de hoogte te hebben gebracht;
b) in strijd met de bepalingen van artikel 22 van de voormelde wet van 15 januari 1990, niet de vereiste maatregelen hebben genomen om de perfecte bewaring van de sociale gegevens van persoonlijke aard te garanderen;
c) in strijd met de bepalingen van artikel 26, § 2, van de voormelde wet van 15 januari 1990, de voorgeschreven vermeldingen niet hebben aangebracht in het register dat moet worden bijgehouden;
2° de personen, hun aangestelden of hun lasthebbers die :
a) bij het verrichten van onderzoeken die nuttig kunnen zijn voor de kennis, de conceptie en het beheer van de sociale zekerheid sociale gegevens verwerken in strijd met de bepalingen van artikel 5 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid
[1 ... ]1;
b) in strijd met de bepalingen van [1 artikel 46, § 1, 6°, van de voormelde wet ]1 van 15 januari 1990, persoonsgegevens die de gezondheid betreffen [1 ... ]1, meedelen zonder daartoe gemachtigd te zijn door [1 de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité ]1;
c) in strijd met de bepalingen van artikel 23, eerste lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990, mededeling hebben gevraagd en bekomen van sociale gegevens van persoonlijke aard die ze niet nodig hadden voor de toepassing van de sociale zekerheid;
d) buiten de bij de voormelde wet van 15 januari 1990 of haar uitvoeringsmaatregelen bepaalde voorwaarden om, zich opzettelijk toegang verschaft hebben of zich opzettelijk gehandhaafd hebben in het geheel of in een deel van een geautomatiseerde verwerking van de sociale gegevens in het netwerk;
e) buiten de bij de voormelde wet van 15 januari 1990 of haar uitvoeringsmaatregelen bepaalde voorwaarden om, opzettelijk gegevens hebben ingevoerd in het netwerk of de erin opgeslagen gegevens hebben uitgewist of gewijzigd of de verwerkings- of overbrengingswijzen hebben veranderd.

(1)<W 2018-09-05/01, art. 68, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art. 214

Ernstige aantasting van de vertrouwelijkheid van de gegevens van persoonlijke aard

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de Kruispuntbank en de instellingen van sociale zekerheid, hun aangestelden of hun lasthebbers die :
a) in strijd met de bepalingen van artikel 24 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, al dan niet onder hun personeel, geen veiligheidsconsulent hebben aangewezen;
b) in strijd met de bepalingen van artikel 26, § 1, eerste lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990, de sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen, niet hebben laten bewaren door een geneesheer;
c) belast met de bewaring van de sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen, in strijd met de bepalingen van artikel 26, § 2, van de voormelde wet van 15 januari 1990, niet de voorziene nominatieve aanwijzingen hebben verricht of niet de inhoud en de draagwijdte hebben bepaald van de machtigingen tot toegang tot de sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen;
2° de instellingen van sociale zekerheid, hun aangestelden of hun lasthebbers die :
a) in strijd met de bepalingen van artikel 20, § 2, van de voormelde wet van 15 januari 1990, de verbeteringen en verwijderingen van de door hen verwerkte sociale gegevens van persoonlijke aard niet aan de Kruispuntbank hebben meegedeeld;
b) in strijd met de bepalingen van artikel 26, § 3, eerste lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990, er niet op hebben toegezien dat de toegang tot de in de geautomatiseerde gegevensbanken opgeslagen sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen, uitsluitend geschiedt door middel van individuele toegangs- en bevoegdheidscodes;
c) in strijd met de bepalingen van artikel 26, § 3, tweede lid, van voornoemde wet van 15 januari 1990, er niet op hebben toegezien dat de bewaring in het geautomatiseerd archief van de sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen, gebeurt op niet- rechtstreeks toegankelijke informatiedragers;
3° de personen, hun aangestelden of lasthebbers die :
a) al dan niet op geregelde basis mededeling hebben verkregen van sociale gegevens van persoonlijke aard en ze wetens en willens hebben aangewend voor andere doeleinden dan die bepaald door of krachtens de voormelde wet van 15 januari 1990;
b) in strijd met de bepalingen van artikel 23, tweede lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990, niet de nodige maatregelen hebben getroffen om de vertrouwelijkheid van de sociale gegevens van persoonlijke aard te garanderen en ervoor te zorgen dat de betrokken gegevens uitsluitend worden aangewend voor doeleinden vastgelegd door of krachtens de voormelde wet van 15 januari 1990 of voor het vervullen van hun wettelijke verplichtingen, en die niet de voorwaarden en nadere regels hebben nageleefd volgens welke de Koning, op basis van artikel 23, derde lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990, de bewaring van die gegevens toestaat, na de termijn die nodig is voor de toepassing van de sociale zekerheid;
c) in strijd met de bepalingen van de voormelde wet van 15 januari 1990, de werking van een geautomatiseerde verwerking van sociale gegevens van het netwerk opzettelijk hebben belemmerd of aangetast, of het geheel of een deel van dergelijke verwerking, inzonderheid de daarin voorkomende gegevens of programma's, opzettelijk hebben beschadigd of vernietigd;
4° de titularissen van individuele toegangs- en bevoegdheidscodes die, in strijd met de bepalingen van artikel 26, § 3, eerste lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990, die codes bekendmaken.

Art. 215

Vrijwillige aantasting van de vertrouwelijkheid van de gegevens

   § 1. Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft, de personen, hun aangestelden of hun lasthebbers die :
1° door de Koning aangewezen op grond van artikel 29 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid om de gegevensbanken van de Kruispuntbank, de socialegegevensbanken of de sociale gegevens van persoonlijke aard die erin worden bewaard, te vernietigen of te doen vernietigen, met opzet hun opdracht hetzij niet hebben uitgevoerd, hetzij hebben uitgevoerd zonder de vastgestelde voorwaarden en nadere regels in acht te nemen;
2° zonder door de Koning te zijn aangewezen, met opzet de gegevensbanken van de Kruispuntbank, de sociale gegevensbanken of de sociale gegevens van persoonlijke aard die erin worden bewaard, hebben vernietigd of doen vernietigen, al dan niet met inachtneming van de krachtens artikel 29 van de voormelde wet van 15 januari 1990 vastgestelde voorwaarden en modaliteiten;
3° met een bedrieglijk opzet of teneinde nadeel te berokkenen, zich toegang hebben verschaft of zich hebben gehandhaafd in het geheel of in een deel van een geautomatiseerde verwerking van sociale gegevens van het netwerk, gegevens in het netwerk hebben ingevoerd of de daarin vervatte gegevens alsook de verwerkings- of overbrengingswijzen hebben uitgewist of gewijzigd, de werking van een geautomatiseerde verwerking van sociale gegevens van het netwerk hebben belemmerd of aangetast of het geheel of een deel van dergelijke verwerking, inzonderheid de daarin voorkomende gegevens of programma's, hebben beschadigd of vernietigd, in strijd met de bepalingen van de voormelde wet van 15 januari 1990.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft :
[1 ... ]1
2° de natuurlijke personen die betrokken zijn bij de inzameling, de verwerking, de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard of die kennis hebben van dergelijke gegevens en die, in strijd met de bepalingen van artikel 28 van de voormelde wet van 15 januari 1990, hun plicht om het vertrouwelijk karakter ervan te eerbiedigen, buiten de gevallen bepaald door de wet, opzettelijk niet zijn nagekomen.

§ 3. Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft :
[1 ... ]1
2° de instellingen van sociale zekerheid, hun aangestelden of lasthebbers die de opdrachten van de sociaal inspecteurs, gegeven met toepassing van artikel 40, 2°, van het Sociaal Strafwetboek, opzettelijk niet hebben uitgevoerd;
3° de sociaal inspecteurs die, in strijd met de bepalingen van de artikelen 58, eerste lid, en 59 van het Sociaal Strafwetboek, zelfs voor de rechtbanken, opzettelijk de naam hebben bekendgemaakt van degene die een klacht heeft ingediend, of die onthuld hebben dat er ingevolge een klacht een onderzoek werd ingesteld.

(1)<W 2018-09-05/01, art. 69, 030; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Afdeling 2. - Arbeidsongevallenverzekering
Art. 216

Arbeidsongevallenverzekering

   Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft, de verzekeringstussenpersonen, de verzekeringsondernemingen, commissarissen, lasthebbers of aangestelden ervan die meegewerkt hebben aan het sluiten of het uitvoeren van een contract dat strijdig is met de bepalingen van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Afdeling 3. - Benaming van het Fonds voor bestaanszekerheid en van het erkend sociaal secretariaat
Art. 217

Misbruik van de benamingen " Fonds voor bestaanszekerheid " en " Sociaal secretariaat "

   Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, eenieder die :
1° openbaar gebruik heeft gemaakt van de benaming " Fonds voor bestaanszekerheid " voor een andere instelling dan die welke worden opgericht met toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor Bestaanszekerheid;
2° openbaar gebruik heeft gemaakt van de benaming " sociaal secretariaat " om een andere mandataris aan te duiden dan zij die, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde bepalingen, als sociaal secretariaat erkend zijn in toepassing van artikel 27, § 2, vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Afdeling 4. - Financiering van de sociale zekerheid
Art. 218

Niet betaling van de diverse bijdragen aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
1° nagelaten heeft de voorschotten van sociale zekerheidsbijdragen en de sociale zekerheidsbijdragen te storten aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid binnen de door de Koning vastgestelde termijn, met toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2° de bijzondere werkgeversbijdrage op de aanvullende vergoeding in het kader van het conventioneel brugpensioen niet binnen de in 1° bedoelde termijnen heeft gestort aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, met toepassing van de wet van 27 december 2006 (I) houdende diverse bepalingen;
3° de bijzondere werkgeversbijdrage op de aanvullende vergoeding bij sommige sociale zekerheidsuitkeringen niet binnen de in 1° bedoelde termijnen heeft gestort aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, met toepassing van de wet van 27 december 2006 (I) houdende diverse bepalingen;
4° de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage niet binnen de in 1° bedoelde termijnen heeft gestort aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, met toepassing van de wet van 27 december 2006 (I) houdende diverse bepalingen;
5° in strijd met de wet van 27 december 2006 (I) houdende diverse bepalingen, de inhouding op de aanvullende vergoeding in het raam van een conventioneel brugpensioen of op de aanvullende vergoeding bij sommige sociale zekerheidsuitkeringen niet elk kwartaal heeft gestort aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid;
6° de verschillende bijdragen, gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage verschuldigd krachtens de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers niet heeft gestort.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 219

Niet-betaling van de bijdragen aan andere organen die werkzaam zijn onder de verschillende socialezekerheidsregelingen of een bedrijfstak

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
a) het bedrag van de aanvullende bijdrage niet heeft gestort binnen de maand volgend op het kwartaal waarin de bijdrage werd gevraagd door het kinderbijslagfonds waarbij hij is aangesloten, met toepassing van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939;
b) de bijdragen en premies verschuldigd met toepassing van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 niet heeft gestort [2 aan Fedris ]2 binnen de door de Koning vastgestelde termijn;
c) de solidariteitsbijdrage niet heeft gestort [3 aan Fedris ]3, die hij verschuldigd is in toepassing van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970.
2° de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
a) hetzij de volledige verplichte bijdrage niet heeft betaald hetzij niet binnen de termijnen heeft betaald aan het Fonds voor scheepsjongens, met toepassing van de wet van 23 september 1931 op de aanwerving van het personeel der zeevisserij;
b) de socialezekerheidsbijdragen aan de [1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ]1 niet heeft gestort binnen de door de Koning vastgestelde termijn, met toepassing van de [1 wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de uitvoeringsbesluiten ervan ]1.
3° de natuurlijke of rechtspersonen die als hoofdzakelijke of bijkomstige bedrijvigheid de diamanthandel of de diamantnijverheid hebben en de personen die ruwe diamant invoeren, die respectievelijk de bijdrage en de compensatiebijdrage niet hebben betaald aan het Intern compensatiefonds voor de diamantsector volgens de modaliteiten en de termijnen bepaald door de Koning, met toepassing van de wet van 12 april 1960 tot oprichting van een Intern compensatiefonds voor de diamantsector.

   Wat de in het eerste lid bedoelde inbreuken betreft, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<KB 2018-05-15/05, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (2)<KB 2018-09-06/13, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (3)<KB 2018-09-06/13, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 219_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP
(1)<KB 2018-05-15/05, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (2)<KB 2018-09-06/13, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (3)<KB 2018-09-06/13, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (4)<DDG 2018-04-23/18, art. 105, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 220

Niet-betaling van bijdragen aan het Fonds voor bestaanszekerheid

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding met de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid en met de bepalingen van de bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, geen bijdrage heeft gestort aan het Fonds voor bestaanszekerheid binnen de termijnen en volgens de nadere regels die voorgeschreven zijn door zijn statuten.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 220/1

[1 Kosteloosheid van de voordelen toegekend door de Fondsen voor bestaanszekerheid

   Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft, de Fondsen voor bestaanszekerheid, hun aangestelden of lasthebbers die, in strijd met het artikel 5bis van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, niet de kosteloosheid waarborgen van de voordelen toegekend door de Fondsen voor bestaanszekerheid aan de rechthebbende door hen, op enigerwijze, kosten ten laste te leggen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 41, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 5. - Bedrieglijke onderwerping
Art. 221

Bedrieglijke onderwerping

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
1° een of meer personen bedrieglijk heeft onderworpen aan de toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2° een of meer personen bedrieglijk heeft onderworpen aan de toepassing van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de zeelieden ter koopvaardij.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

   De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken.

Afdeling 6. - Betrekkingen tussen de verschillende instellingen voor sociale zekerheid
Art. 222

[1 Betrekkingen tussen de verschillende instellingen voor sociale zekerheid

   Met een sanctie van niveau 1 worden bestraft :
1° de verzekeringsondernemingen, de commissarissen, die :
a) hebben nagelaten, op de wijze en binnen de termijnen zoals bepaald door de Koning, de elementen die zijn vermeld in de aangifte van het ongeval en de elementen die betrekking hebben op de regeling van het ongeval te bezorgen [2 aan Fedris ]2, met toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;
b) hebben nagelaten [3 Fedris ]3 binnen dertig dagen die volgen op de ontvangst van de aangifte van het ongeval op de hoogte te brengen van hun weigering het ongeval ten laste te nemen of van hun twijfel in verband met de toepassing van voormelde wet van 10 april 1971 op het ongeval;
2° diegene die schadeloosstelling verschuldigd is en die, in strijd met de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, nalaat de verzekeringsinstelling in te lichten dat hij de rechthebbende zal schadeloos stellen.
]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 42, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<KB 2018-09-06/13, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (3)<KB 2018-09-06/13, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 7. - Verzending van documenten door de werkgevers aan de instellingen
Art. 223

Verzending van documenten door de werkgevers aan de instellingen

   § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten een aangifte met verantwoording van het bedrag van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen te bezorgen aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, met toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2° de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten aan de [3 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ]3 een uitvoerige staat te bezorgen van de inhoudingen en de stortingen die hij is verschuldigd, met toepassing van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij;
3° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten een aangifte te doen bij de bevoegde verzekeraar op de wijze en binnen de termijnen bepaald door de Koning [1 ... ]1 van ieder ongeval dat aanleiding kan geven tot de toepassing van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

   Wanneer die feiten wetens en willens werden gepleegd is de sanctie van niveau 3.

   Voor de in het eerste lid [2 bedoelde inbreuken ]2, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever die heeft nagelaten de inlichtingenstaat die nodig is voor het berekenen van de verschuldigde aanvullende bijdragen regelmatig en binnen een termijn die door het desbetreffende reglement is bepaald, te bezorgen aan het kinderbijslagfonds waarbij hij is aangesloten, met toepassing van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuk, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 43, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2016-02-29/09, art. 68, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (3)<KB 2018-05-15/05, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 223_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP
(1)<W 2016-02-29/09, art. 43, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2016-02-29/09, art. 68, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (3)<KB 2018-05-15/05, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (4)<DDG 2018-04-23/18, art. 106, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 8. - Afgifte aan de werknemer van de documenten inzake geneeskundige verzorging en uitkeringen
Art. 224

Afgifte aan de werknemer van de documenten inzake geneeskundige verzorging en uitkeringen

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten de rechthebbenden op geneeskundige prestaties of uitkeringen de bescheiden te verschaffen die zij nodig hebben om bij de uitvoeringsinstellingen als bedoeld in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, van hun rechten op de prestaties van de verzekering te doen blijken.

Afdeling 9. - Verplichtingen van de beoefenaars van de geneeskunst
Art. 225

Verplichtingen van de beoefenaars van de geneeskunst

   Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft :
1° de beoefenaars van de geneeskunst, de kinesitherapeuten, de verpleegkundigen, de paramedische medewerkers, de beheerders van rustoorden voor bejaarden en de beheerders van de verzorgingsinrichtingen die weigeren aan de rechthebbenden de bescheiden uit te reiken die zijn voorgeschreven door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en de uitvoeringsbesluiten en -verordeningen ervan;
2° de geneesheren, de tandheelkundigen, de vroedvrouwen, de kinesitherapeuten, de verpleegkundigen, de paramedische medewerkers en de beheerders van verzorgingsinrichtingen die de honoraria en prijzen niet in acht nemen die zijn vastgesteld met toepassing van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel;
[1 ... ]1

(1)<W 2012-02-15/14, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 18-03-2012>
Afdeling 9/1.
<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>
Art. 225/1

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/2

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/3

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/4

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/5

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/6

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/7

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/8

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Art. 225/9

<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018>

Afdeling 10. - Werkloosheidscontrole
Art. 226

Werkloosheidscontrole

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft :
1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
a) heeft geweigerd of nagelaten de documenten voorgeschreven door of krachtens het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, op te maken, af te leveren of aan te vullen, volgens de voorwaarden en binnen de termijnen die zijn voorgeschreven door of krachtens datzelfde koninklijk besluit;
b) heeft nagelaten de controleprocedure betreffende het gebruik van het " bewijs van tijdelijke werkloosheid " in acht te nemen, zoals voorgeschreven door of krachtens het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
c) onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd aangaande het ontslag, de tijdelijke werkloosheid of de deeltijdse tewerkstelling van een werknemer, met toepassing van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
d) heeft nagelaten de inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de werkloosheidscontrole te overhandigen binnen de door de sociaal inspecteur opgelegde termijnen, met toepassing van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
e) inlichtingen die nodig zijn voor de werkloosheidscontrole heeft verstrekt welke onjuist of onvolledig zijn, met toepassing van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
2° de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
a) geweigerd heeft de door de Koning getroffen toezichtmaatregelen toe te passen met betrekking tot de werkelijkheid en bestendigheid van de toestand van onvrijwillige werkloosheid, of geweigerd heeft de voor de uitvoering van dit toezicht vereiste inlichtingen te verstrekken, met toepassing van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij;
b) een persoon heeft aangeworven die niet is ingeschreven bij de Pool van de zeelieden ter koopvaardij, terwijl het niet gaat om een geval van overmacht met overtreding van de voormelde besluitwet van 7 februari 1945;
3° de natuurlijke of rechtspersonen, die als hoofdzakelijke of bijkomstige bedrijvigheid de diamanthandel of de diamantnijverheid hebben en de personen die ruwe diamant invoeren en die de door de Koning voorgeschreven boeken, registers en documenten niet hebben bewaard, met toepassing van de wet van 12 april 1960 tot oprichting van een intern compensatiefonds voor de diamantsector;
4° de werkgever die behoort tot het paritair comité van de bouw, zijn aangestelde of zijn lasthebber die :
a) heeft nagelaten het nummer van de niet-nominatieve controlekaart inzake tijdelijke werkloosheid te vermelden bij de onmiddellijke aangifte van de tewerkstelling aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, volgens de voorwaarden en binnen de termijnen die zijn voorgeschreven door of krachtens het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

b) heeft nagelaten bij de afgifte van een duplicaat van een niet-nominatieve controlekaart inzake tijdelijke werkloosheid het nummer van de kaart en de daarbij horende gegevens mede te delen aan het werkloosheidsbureau dat bevoegd is voor de plaats waar de onderneming gevestigd is, vooraleer hij de kaart afgeeft aan de werkman;
c) [1 ... ]1

   Voor de in 1° en 4° bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

(1)<W 2016-02-29/09, art. 69, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Afdeling 11. - De sociale identiteitskaart
Art. 227

Het misbruik en de vervalsing van de sociale identiteitskaart

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die :
1° de sociale identiteitskaart of de beroepskaart zonder toelating heeft gebruikt of die ervan gebruik heeft gemaakt met een ander doel dan hetgeen waartoe hij gemachtigd is met toepassing van het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pensioenstelsels;
2° opzettelijk elektronisch leesbare gegevens heeft ingevoerd in de sociale identiteitskaart, of de erin opgeslagen elektronisch leesbare gegevens, of de verwerkings- of overbrengingswijzen ervan, heeft uitgewist of gewijzigd in overtreding met het voormeld koninklijk besluit van 18 december 1996.

Art. 228

De fabricage, het bezit en het in omloop brengen van sociale identiteitskaarten en de leesapperatuur

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die sociale identiteitskaarten en leesapparatuur heeft gefabriceerd, in bezit gehad of in omloop gebracht in overtreding met het voormeld koninklijk besluit van 18 december 1996.

Afdeling 12. - Tewerkstelling van een werkloze of van een persoon die een uitkeringsverzekering geniet
Art. 229

Tewerkstelling van een werkloze of van een persoon die een uitkeringsverzekering geniet

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een persoon doet werken of laat werken van wie hij weet dat deze uitkeringen wegens primaire ongeschiktheid of invaliditeit geniet krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of dat die werkloosheidsuitkeringen geniet waarop hij geen recht heeft uit hoofde van die tewerkstelling.

   De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

HOOFDSTUK 10. - De inbreuken van valsheid, van het gebruik van valse stukken, van onjuiste of onvolledige verklaringen en van oplichting in het sociaal strafrecht
Art. 230

Definities

   Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° " sociaal voordeel " : een subsidie, een vergoeding, een uitkering of iedere andere financiële tegemoetkoming die verleend of toegekend wordt op grond van de wetten en besluiten betreffende één van de aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van de arbeidsgerechten;
2° " bijdrage " : een bijdrage die verschuldigd of betaald is op grond van de wetten en besluiten betreffende één van de aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van de arbeidsgerechten.

Art. 231

Uitsluitingen

   De in de artikelen 232 tot 235 bedoelde sancties worden toegepast met uitsluiting van de toepassing van de artikelen 196, 197, 210bis en 496 van het Strafwetboek en van de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen.

Art. 232

Valsheid en gebruik van valse stukken in sociaal strafrecht

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft eenieder die, met het oogmerk ofwel ten onrechte een sociaal voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden, ofwel geen of minder bijdragen te betalen of te doen betalen dan die welk hij of een ander verschuldigd is :
1° a) valsheid in geschrifte heeft gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akte ten doel had op te nemen of vast te stellen;
b) zich bediend heeft van een valse akte of een vals stuk;
2° a) valsheid heeft gepleegd, door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met enig ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van dergelijke gegevens verandert;
b) gebruik heeft gemaakt van die gegevens, terwijl hij weet dat de aldus verkregen gegevens vals zijn.

Art. 233

Onjuiste of onvolledige verklaringen betreffende de sociale voordelen

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die wetens en willens :
1° een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd om ten onrechte een sociaal voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden;
2° heeft nagelaten of geweigerd om een verplichte verklaring af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken om ten onrechte een sociaal voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden;
3° een sociaal voordeel heeft bekomen waarop hij geen of slechts gedeeltelijk recht heeft ingevolge een verklaring bedoeld bij het eerste lid, 1°, het nalaten of het weigeren van het afleggen van een verklaring of van het verstrekken van inlichtingen bedoeld bij het eerste lid, 2°, of met een akte bedoeld bij de artikelen 232 en 235.

   Wanneer de inbreuken bedoeld in het eerste lid begaan zijn door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber om een sociaal voordeel waarop de werknemer geen recht heeft te doen bekomen of te doen behouden, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft eenieder die wetens en willens nagelaten heeft te verklaren dat hij niet langer recht heeft op een sociaal voordeel, zelfs indien dit slechts gedeeltelijk is, om ten onrechte een sociaal voordeel te behouden.

Art. 234

Onjuiste of onvolledige verklaringen betreffende de bijdragen

   § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft eenieder die wetens en willens :
1° een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd om geen of minder bijdragen te betalen of te doen betalen dan die welke hij of een ander verschuldigd is;
2° heeft nagelaten of geweigerd om een verplichte verklaring af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken om geen of minder bijdragen te betalen of te doen betalen dan die welk hij of een ander verschuldigd is;
3° geen of minder bijdragen heeft betaald dan die welke hij verschuldigd is ingevolge een verklaring bedoeld in het 1°, het nalaten of het weigeren om een verklaring af te leggen of inlichtingen te verstrekken bedoeld in het 2°, of een akte bedoeld in de artikelen 232 en 235.

   Wanneer de inbreuken bedoeld in het eerste lid begaan zijn door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft eenieder die wetens en willens heeft nagelaten te verklaren dat hij niet langer recht heeft op een bijdragevrijstelling of -vermindering, zelfs indien dit slechts gedeeltelijk is, om geen of minder bijdragen te betalen dan die welke hij verschuldigd is.

Art. 235

Oplichting in sociaal strafrecht

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft eenieder die, met het oogmerk ofwel ten onrechte een sociaal voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden, ofwel geen of minder bijdragen te betalen of te doen betalen dan die welk hij of een ander verschuldigd is, gebruik heeft gemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen, of enige andere frauduleuze handeling aangewend heeft om te doen geloven aan het bestaan van een valse persoon, een valse onderneming, een fictief ongeval of enige andere fictieve gebeurtenis of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.

   Wanneer de in het eerste lid bedoelde inbreuk begaan is door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber om een sociaal voordeel waarop de werknemer geen recht heeft te doen bekomen of te doen behouden, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 236

<Opgeheven bij W 2016-02-29/09, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>

HOOFDSTUK 11. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen van de voorgaande hoofdstukken ]1
Art. 236

[1 Terugbetaling

   Wanneer de benadeelde derden zich geen burgerlijke partij hebben gesteld, veroordeelt de rechter die de straf uitspreekt voorzien in de artikelen [2 171/4, ]2 218, 219, 220, 223, § 1, eerste lid, 1°, en 234, § 1, 3°, of die de schuld vaststelt voor een inbreuk op deze bepalingen, de schuldenaar van onbetaalde of gedeeltelijk onbetaalde bijdragen ambtshalve tot het betalen van de achterstallige bijdragen, de bijdrageopslagen en de verwijlinteresten.

   Wanneer de benadeelde derden zich geen burgerlijke partij hebben gesteld, veroordeelt de rechter die de straf uitspreekt voorzien in artikel 233, § 1, 3°, of die de schuld vaststelt voor een inbreuk op die bepaling, de verdachte ambtshalve tot het terugbetalen van de onrechtmatig ontvangen bedragen, vermeerderd met de ver-wijlinteresten.

   Wanneer er geen afrekening is met betrekking tot de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen of wanneer de afrekening betwist wordt en er in dit verband nadere informatie nodig is, houdt de rechter de beslissing over de ambtshalve veroordeling aan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-02-29/09, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016> (2)<W 2017-12-25/01, art. 53, 025; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
Art. 237

[1 Kennisgeving door de werkgever van het vonnis tot vaststelling van een inbreuk in toepassing van artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek

   Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 3 december 2006 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het sociaal strafrecht, wetens en willens nalaat het vonnis tot vaststelling van een inbreuk op de wetten en verordeningen die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten in toepassing van artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek op zijn kosten ter kennis te brengen van de betrokken werknemers. ]1

(1)<W 2016-02-29/09, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 238.

238. [1 De verplichtingen opgelegd in het raam van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken

   Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, of eenieder die in de ondernemingen de verplichtingen opgelegd bij artikel 15 van het bijzondere-machtenbesluit nr. 37 tot uitvoering van artikelen 2 en 5 van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werknemers niet naleeft.

   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder "ondernemingen" : "alle arbeidsplaatsen" zoals gedefinieerd in artikel 16, 10°, van dit Wetboek.

   Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken begaan door de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. ]1

(1)<Ingevoegd bij KB 37 2020-06-24/10, art. 17, 045; Inwerkingtreding : 03-07-2020>
Inhoudstabel
BOEK 1. - De preventie, de vaststelling en de vervolging van de inbreuken en hun bestraffing in het algemeen
TITEL 1. - Beleid inzake preventie en toezicht
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen (Art. 1)
HOOFDSTUK 2. - De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (Art. 3)
HOOFDSTUK 3. [1 - De arrondissementscel ]1 (Art. 13)
HOOFDSTUK 4. [1 - De overlegplatformen voor de bestrijding van sociale fraude ]1 (Art. 15/2)
TITEL 2. - De uitoefening van het toezicht en de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
HOOFDSTUK 1. - Algemeen (Art. 16)
HOOFDSTUK 2. - Bevoegdheden van de sociaal inspecteurs en de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
Afdeling 1. - Algemeen (Art. 18)
Afdeling 2. - Bevoegdheden van de sociaal inspecteurs (Art. 23)
Afdeling 2/1. [1 - Bijzondere bevoegdheden van de sociaal inspecteurs op het vlak van de vaststellingen inzake discriminatie ]1 (Art. 42/1)
Afdeling 3. - De bevoegdheden van de sociaal inspecteurs op het vlak van gezondheid en veiligheid van de werknemers in het bijzonder (Art. 43)
Afdeling 3/1. [1 - Bijzondere bevoegdheid van de sociaal inspecteurs op het vlak van de betaling van het loon door de werkgever. ]1 (Art. 49/1)
Afdeling 3/2. [1 Bijzondere bevoegdheid van de sociaal inspecteurs op het vlak van de tewerkstelling van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land in België ]1 (Art. 49/2)
Afdeling 3/3. [1 - Bijzondere bevoegdheid van de sociaal inspecteurs op het vlak van de bijzondere hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtstreekse contractant in geval van activiteiten in de bouwsector ]1 (Art. 49/3)
Afdeling 4. - Hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie (Art. 50)
HOOFDSTUK 3. - Beroep tegen de door de sociaal inspecteurs genomen maatregelen (Art. 53)
HOOFDSTUK 4. - Overlegging en mededeling van de gegevens (Art. 54)
HOOFDSTUK 5. - Plichten van de sociaal inspecteurs (Art. 58)
TITEL 3. - Processen-verbaal
HOOFDSTUK 1. - Processen-verbaal van verhoor (Art. 62)
HOOFDSTUK 2. - Processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk (Art. 64)
TITEL 4. - Vervolging van de inbreuken
HOOFDSTUK 1. - De verschillende regels voor de vervolging van de inbreuken (Art. 68)
HOOFDSTUK 2. - Het openbaar ministerie (Art. 72)
HOOFDSTUK 3. - Administratieve vervolging
Afdeling 1. - Algemeen (Art. 74)
Afdeling 2. - Bevoegdheden van de bevoegde administratie (Art. 76)
Afdeling 3. - Verweermiddelen (Art. 77)
Afdeling 4. - Beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete (Art. 81)
Afdeling 5. - Beroep (Art. 87)
Afdeling 6. - Betaling van de administratieve geldboete (Art. 88)
Afdeling 7. [1 - Bijzondere bepalingen inzake de grensoverschrijdende handhaving van administratieve financiële sancties en geldboeten ]1 (Art. 91/1)
TITEL 5. - Bijzondere bepalingen
HOOFDSTUK I. - Mededelingen van de beslissingen en inlichtingen (Art. 92)
HOOFDSTUK 2. - Adviesraad van het sociaal strafrecht (Art. 96)
HOOFDSTUK 3. - Jaarverslag (Art. 99)
HOOFDSTUK 4. - Burgerlijke partijstelling (Art. 100)
HOOFDSTUK 5. [1 - Regeling van bepaalde aspecten van de elektronische informatie-uitwisseling tussen de actoren van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude ]1 (Art. 100/1)
HOOFDSTUK 5/1. [1 - Bepalingen betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het sociaal strafrecht. ]1
Afdeling 1. [1 - Het recht op informatie bij de verzameling van persoonsgegevens en op mededeling van persoonsgegevens. ]1 (Art. 100/14)
Afdeling 2. [1 - Het recht op inzage van persoonsgegevens. ]1 (Art. 100/15)
Afdeling 3. [1 - Het recht op rectificatie. ]1 (Art. 100/16)
Afdeling 4. [1 - Het recht op beperking van de verwerking. ]1 (Art. 100/17)
TITEL 6. - Bestraffing van de inbreuken in het algemeen
HOOFDSTUK 1. - Algemeen (Art. 101)
HOOFDSTUK 2. - Bijzondere strafsancties (Art. 106)
HOOFDSTUK 3. - De op de strafrechtelijke sancties toepasselijke regels (Art. 108)
HOOFDSTUK 4. - De op de administratieve geldboeten toepasselijke regels (Art. 111)
BOEK 2. - De inbreuken en hun bestraffing in het bijzonder
HOOFDSTUK 1. - Inbreuken tegen de persoon van de werknemer
Afdeling 1. - De persoonlijke levenssfeer van de werknemer (Art. 117)
Afdeling 2. [1 - De preventie van psychosociale risico's op het werk, waaronder stress, geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, gezondheid en veiligheid op het werk en welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ]1 (Art. 119)
Afdeling 3. - Gezondheid en veiligheid op het werk (Art. 123)
Afdeling 3/1. [1 - Andere inbreuken betreffende het welzijn van de werknemers ]1 (Art. 127)
Afdeling 4. - Voor de toegang tot de arbeid vereiste leeftijd (Art. 134)
Afdeling 5. [1 - Registratieplicht op de arbeidsplaatsen ]1 (Art. 137/1)
HOOFDSTUK 2. - De inbreuken met betrekking tot de arbeidstijd
Afdeling 1. - Arbeids- en de rusttijden (Art. 138)
Afdeling 2. - Moederschaps- en vaderschapsrust, afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen, verhindering van het recht op tijdskrediet en loopbaanonderbreking, verstrekking van onjuiste gegevens inzake het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking (Art. 147)
Afdeling 3. - Deeltijdse arbeid (Art. 151)
Afdeling 3/1. [1 - Flexi-jobwerknemers ]1 (Art. 152/1)
Afdeling 4. - Nachtarbeid (Art. 153)
Afdeling 5. - Bouwsector (Art. 156)
Afdeling 6. - Kennisgevingen aan de arbeidsinspectie (Art. 158)
Afdeling 7. - Brugpensioen (Art. 160)
Afdeling 8. [1 - De arbeidstijd van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen. ]1 (Art. 160/1)
Afdeling 9. [1 - De arbeidstijd en rusttijden van de zeevissers ]1 (Art. 160/2.)
HOOFDSTUK 3. - Inbreuken in verband met andere arbeidsvoorwaarden
Afdeling 1. - Controlegeneeskunde (Art. 161)
Afdeling 2. - Loon en andere vermogensrechtelijke voordelen (Art. 162)
Afdeling 3. - Overmaken door de werkgever van documenten die de werknemers toelaten hun recht te doen gelden op de vergoedingen in geval van sluiting van ondernemingen (Art. 172)
Afdeling 4. - Educatief verlof

Afdeling 4. - (VLAAMS GEWEST) (Art. 173)
Afdeling 5. - Regels inzake tuchtstraffen (Art. 174)
HOOFDSTUK 4. - Illegale arbeid
Afdeling 1. - Buitenlandse arbeidskrachten (Art. 175)
Afdeling 2. - Uitzendarbeid (Art. 176)
Afdeling 3. - Terbeschikkingstelling (Art. 177)
Afdeling 3/1. [1 - De dienstencheques ]1

Afdeling 3/1. (VLAAMS GEWEST) (Art. 177/1)
Afdeling 4. - Bijzondere activiteitensectoren (Art. 178)
HOOFDSTUK 5. - Niet-aangegeven arbeid
Afdeling 1. - Niet-aangifte van een werknemer aan de overheid (Art. 181)
Afdeling 1/1. [1 - Niet-aangegeven arbeid in hoofde van de werknemer ]1 (Art. 183/1)
Afdeling 2. - Het niet aangaan van een arbeidsongevallenverzekering (Art. 184)
HOOFDSTUK 5/1. [1 - De mededeling van de aanwijzing van een verbindingspersoon in geval van detachering van werknemers in België ]1 (Art. 184/1)
HOOFDSTUK 6. [1 - Inbreuken betreffende sociale documenten of documenten van sociale aard ]1
Afdeling 1. - Register van de uitzendkrachten (Art. 185)
Afdeling 2. [1 - De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, de overeenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, de beroepsinlevingsovereenkomst, de overeenkomst voor de mobiliteitsvergoeding met toepassing van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding, de overeenkomst voor het mobiliteitsbudget met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget en de arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid ]1 (Art. 186)
Afdeling 3. - Individuele rekening (Art. 187)
Afdeling 4. - Algemeen personeelsregister, speciaal personeelsregister, aanwezigheidsregister en register voor werktijdregeling (Art. 188)
Afdeling 5. [1 - Het gelegenheidsformulier ]1 (Art. 188/1)
Afdeling 6. [1 - Andere documenten van sociale aard opgevraagd in geval van detachering van werknemers ]1 (Art. 188/2)
Afdeling 6/1. [1 - De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en het algemeen stamboek der zeevissers ]1 (Art. 188/3. )
HOOFDSTUK 7. - De inbreuken betreffende de collectieve arbeidsbetrekkingen
Afdeling 1. - Collectieve arbeidsovereenkomsten (Art. 189)
Afdeling 2. - Niet-oprichting van ondernemingsorganen (Art. 190)
Afdeling 3. - Belemmering van de werking van de ondernemingsorganen (Art. 191)
Afdeling 4. - Overtredingen van de verplichting inzake voorlichting en raadpleging van de werknemers (Art. 193)
Afdeling 5. - Kennisgevingen in geval van collectief ontslag of sluiting van onderneming (Art. 197)
Afdeling 6. - Arbeidsreglement (Art. 200)
Afdeling 7. - Sociale balans (Art. 204)
Afdeling 8. - Prestaties van algemeen belang (Art. 207)
HOOFDSTUK 8. - Inbreuken met betrekking tot het toezicht (Art. 209)
HOOFDSTUK 9. - Inbreuken betreffende de sociale zekerheid
Afdeling 1. - Aantasting van de vertrouwelijkheid van de gegevens (Art. 212)
Afdeling 2. - Arbeidsongevallenverzekering (Art. 216)
Afdeling 3. - Benaming van het Fonds voor bestaanszekerheid en van het erkend sociaal secretariaat (Art. 217)
Afdeling 4. - Financiering van de sociale zekerheid (Art. 218)
Afdeling 5. - Bedrieglijke onderwerping (Art. 221)
Afdeling 6. - Betrekkingen tussen de verschillende instellingen voor sociale zekerheid (Art. 222)
Afdeling 7. - Verzending van documenten door de werkgevers aan de instellingen (Art. 223)
Afdeling 8. - Afgifte aan de werknemer van de documenten inzake geneeskundige verzorging en uitkeringen (Art. 224)
Afdeling 9. - Verplichtingen van de beoefenaars van de geneeskunst (Art. 225)
Afdeling 9/1.
<Opgeheven bij W 2018-02-18/07, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 30-03-2018> (Art. 225/1)
Afdeling 10. - Werkloosheidscontrole (Art. 226)
Afdeling 11. - De sociale identiteitskaart (Art. 227)
Afdeling 12. - Tewerkstelling van een werkloze of van een persoon die een uitkeringsverzekering geniet (Art. 229)
HOOFDSTUK 10. - De inbreuken van valsheid, van het gebruik van valse stukken, van onjuiste of onvolledige verklaringen en van oplichting in het sociaal strafrecht (Art. 230)
HOOFDSTUK 11. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen van de voorgaande hoofdstukken ]1 (Art. 236)