Info



Tekst


BOEK I. - Definities
Titel 1. [1 Algemene definities ]1
Art. I.1

[1 Behoudens andersluidende bepaling [3 ... ]3, wordt voor de toepassing van dit Wetboek verstaan onder :
[3 onderneming : elk van volgende organisaties :
(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
(b) iedere rechtspersoon;
(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.

   Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens voor zover anders bepaald in de hierna volgende boeken of andere wettelijke bepalingen die in dergelijke toepassing voorzien :
(a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die een beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie;
(b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of diensten aanbiedt op een markt;
(c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; ]3
2° consument : iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen;
3° minister : de minister bevoegd voor Economie;
4° producten : goederen en diensten, onroerende goederen, rechten en verplichtingen;
&p; 5° dienst : elke prestatie verricht door een onderneming in het kader van haar professionele activiteit of in uitvoering van haar statutair doel;
6° goederen : de lichamelijke roerende zaken;
7° gedragscode : een overeenkomst of een aantal niet bij wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen voorgeschreven regels waarin wordt vastgesteld hoe ondernemingen die zich aan de code binden, zich moeten gedragen met betrekking tot een of meer handelspraktijken of bedrijfssectoren;
8° lidstaat : een lidstaat van de Europese Unie of in zoverre het akkoord over de Europese Economische Ruimte het voorziet, een Staat die dit akkoord heeft ondertekend;
9° werkdagen : het geheel van alle kalenderdagen met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen. Als een termijn, uitgedrukt in werkdagen, op een zaterdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag;
10° adres : een geografisch adres en, in voorkomend geval, het elektronisch adres;
11° elektronisch adres : een geheel van elektronische gegevens waarmee een persoon elektronisch kan gecontacteerd worden;
12° geografisch adres : het geheel van geografische gegevens omvattend, in voorkomend geval, het huisnummer, de straat, de postcode en de gemeente waar een persoon een vestiging heeft of gecontacteerd kan worden;
13° FOD Economie : de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
[2 14° beoefenaar van een vrij beroep: elke onderneming wiers activiteit er hoofdzakelijk in bestaat om, op onafhankelijke wijze en onder eigen verantwoordelijkheid, intellectuele prestaties te verrichten waarvoor een voorafgaande opleiding en een permanente vorming is vereist en die onderworpen is aan een plichtenleer waarvan de naleving door of krachtens een door de wet aangeduide tuchtrechtelijke instelling kan worden afgedwongen; ]2
[4 15° duurzame gegevensdrager: elk hulpmiddel dat een fysieke persoon of rechtspersoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan, op een wijze die deze informatie voor hem toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een tijdsduur die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. Voor zover deze functionaliteiten bewaard worden, kunnen als duurzame gegevensdrager beschouwd worden het papier of, in een digitale omgeving, een e-mail ontvangen door de bestemmeling of een elektronisch document bewaard op een opslagapparaat of toegevoegd aan een e-mail ontvangen door de bestemmeling; ]4
[5 16° omzet voor de ondernemingen die in toepassing van artikel III.85 een vereenvoudigde boekhouding voeren: het bedrag van de andere dan niet-recurrente ontvangsten;
17° balanstotaal voor de ondernemingen die in toepassing van artikel III.85 een vereenvoudigde boekhouding voeren: het grootste van de twee bedragen vermeld onder de bezittingen en de schulden. ]5

   [4 Wanneer de uitdrukking "duurzame gegevensdrager" voorkomt in een wettelijke of reglementaire bepaling, moet ervan worden uitgegaan dat het begrip gedefinieerd is overeenkomstig de definitie bedoeld in 15° van het eerste lid. ]4

   Het eerste lid, 1°, 4°, 5° en 8°, is niet van toepassing op Boek XI. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-11-07/33, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 5)> (2)<W 2017-08-11/14, art. 65, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> (3)<W 2018-04-15/14, art. 35, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018> (4)<W 2018-09-20/14, art. 3, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018> (5)<W 2019-03-23/06, art. 27, 070; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Titel 2. - Definities eigen aan bepaalde boeken
HOOFDSTUK 1. [1 Definities eigen aan boek III. ]1
Art. I.2

[1 Voor de toepassing van boek III gelden de volgende definities :
1° Kruispuntbank van Ondernemingen : register, opgericht binnen de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die belast is met de opdrachten bedoeld in artikel III.15;
2° bevoegde autoriteit : elke autoriteit of instantie die een toezichthoudende of regelgevende rol vervult ten aanzien van dienstenactiviteiten; met name de administratieve autoriteiten, met inbegrip van de rechtbanken die in die hoedanigheid optreden, de beroepsorden of andere professionele organen die in het kader van hun juridische autonomie de toegang tot de dienstenactiviteiten of de uitoefening ervan collectief regelen;
3° dienstverrichter : iedere natuurlijke persoon onderdaan van een lidstaat of rechtspersoon in de zin van artikel 54 van het VWEU, gevestigd in een lidstaat die een dienst aanbiedt of verricht;
4° vergunningstelsel : elke procedure die voor een dienstverrichter of voor een afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde autoriteit stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele of stilzwijgende beslissing over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit;
5° dienst : elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, bedoeld in artikel 57 van het VWEU;
6° vestiging : de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 49 van het VWEU, door de dienstverrichter voor onbepaalde tijd en vanuit een duurzame infrastructuur van waaruit daadwerkelijk diensten worden verricht;
7° afnemer : iedere natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of die rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of iedere rechtspersoon in de zin van artikel 54 van het VWEU die in een lidstaat is gevestigd en, al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een dienst gebruik maakt of wil maken;
8° gereglementeerd beroep : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of één van de wijzen van uitoefening krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties; met name het voeren van een beroepstitel die door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen beperkt is tot personen die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, geldt als een wijze van uitoefening;
[3 ... ]3
10° [3 ... ]3
11° [3 ... ]3
12° vereiste : elke verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit hoofde van de wet, het reglement of administratieve bepalingen of voortvloeiend uit de rechtspraak, de administratieve praktijk, de regels van beroepsorden of de collectieve regels van beroepsverenigingen of andere beroepsorganisaties, die deze in het kader van de hun toegekende juridische bevoegdheden hebben vastgesteld;
13° ondernemingsloket : de instelling die erkend is in uitvoering van boek III, titel 2, hoofdstuk 3 en belast is met taken van openbare dienst of van algemeen belang bedoeld in deze titel 2;
14° [3 ... ]3
15° rechtspersonenregister : deelverzameling van de Kruispuntbank van Ondernemingen omvattende de gegevens van de in de Kruispuntbank van Ondernemingen geregistreerde rechtspersonen;
16° vestigingseenheid : een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres, waar ten minste een activiteit van de [3 geregistreerde entiteit ]3 wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uitgeoefend; ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2016-05-04/13, art. 12, 034; Inwerkingtreding : 01-06-2016> (3)<W 2018-04-15/14, art. 36, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. I.3

[1 Voor de toepassing van boek III, titel 1, gelden de volgende definities :
1° dwingende redenen van algemeen belang : redenen zoals in het bijzonder de openbare orde, de openbare veiligheid, de staatsveiligheid, de volksgezondheid, de handhaving van het financiële evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel, de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, de eerlijkheid van handelstransacties, de fraudebestrijding, de bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, dierenwelzijn, de intellectuele eigendom, het behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;
2° beroepsaansprakelijkheidsverzekering : een door de dienstverrichter afgesloten verzekering ter dekking, jegens afnemers en, in voorkomend geval, derden, van zijn eventuele aansprakelijkheid in het geval van schade voortvloeiend uit de verrichting van de dienst;
3° arbeidsrecht : alle wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen betreffende de arbeids- en tewerkstellingsvoorwaarden met inbegrip van het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk en de daarmee gepaard gaande organisatorische structuren, alsook de controles en de sancties die daarop betrekking hebben en ook de relaties tussen de sociale partners, zoals het recht om collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en toe te passen en het recht om te staken en vakbondsacties te voeren;
4° lidstaat van vestiging : de lidstaat op wiens grondgebied de betrokken dienstverrichter is gevestigd;
5° recht van sociale zekerheid : alle wets-, verordenings- en sectorale bepalingen betreffende de inning van de bijdragen en de organisatie en toekenning van de sociale uitkeringen waarop de sociaal verzekerden recht hebben en die tot doel hebben een al dan niet beroepsgebonden inkomen toe te kennen, te vervangen of aan te vullen, om ze te vrijwaren tegen de gevolgen van de sociale risico's die gedekt worden in de reglementeringen betreffende de verzekeringsplicht voor werknemers en zelfstandigen, geneeskundige verzorging en uitkeringen, arbeidsongevallen en beroepsziekten, pensioenen, gezinsbijslag, werkloosheid, jaarlijkse vakantie, tegemoetkomingen voor personen met een handicap;
6° federale coördinator : de natuurlijke persoon benoemd binnen de FOD Economie, om in het kader van de administratieve samenwerking, bepaald in de artikelen XV.35 tot XV.48, het aanspreekpunt te zijn tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten bedoeld in artikel I.2, 2°. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. I.4

[1 Voor de toepassing van boek III, titel 2 gelden de volgende definities :
[2 geregistreerde entiteit ]2 : elke entiteit die zich dient in te schrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen krachtens artikel III.16;
2° dienst : openbare dienst, instelling, natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan wie taken van openbare dienst of van algemeen belang zijn toevertrouwd in uitvoering van boek III, titel 2;
3° beheersdienst : de dienst binnen de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie belast met het beheer van de Kruispuntbank van Ondernemingen;
4° de minister : de minister bevoegd voor Middenstand; ]1
[2 5° inschrijvingsplichtige onderneming : elke entiteit die zich dient in te schrijven krachtens artikel III.49. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 37, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. I.4/1

[1 Voor de toepassing van boek III, titel 3, hoofdstuk 1, geldt de volgende definitie :
1° onderneming: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 38, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. I.5

[1 Voor de toepassing van boek III, titel 3, hoofdstuk 2, geldt de volgende definitie :
1° boekhoudplichtige onderneming : een onderneming in de zin van artikel III.82; ]1

(1)<W 2018-04-15/14, art. 39, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 2. - [1 Definities eigen aan Boek IV. ]1
Art. I.6

[1 Voor de toepassing van boek IV gelden de volgende definities:
1° Belgische Mededingingsautoriteit: de autoriteit, opgericht bij wet van 3 april 2013, bedoeld in artikel IV.16;
2° Mededingingscollege: het beslissingscollege dat per zaak wordt samengesteld voor het nemen van de beslissingen bedoeld in boek IV, titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2;
3° Bijzondere raadgevende commissie Mededinging: de commissie bedoeld in artikel IV.37;
4° voorzitter: de voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit;
5° auditoraat: het auditoraat van de Belgische Mededingingsautoriteit;
6° auditeur-generaal: de auditeur-generaal van de Belgische Mededingingsautoriteit;
7° auditeur: het personeelslid van het auditoraat dat door de auditeur-generaal wordt belast met de dagelijkse leiding van het onderzoek van een zaak;
8° auditeur-adviseur: het personeelslid van het auditoraat bedoeld in artikel IV.27, § 4;
9° onderzoeksteam: de personeelsleden van het auditoraat die met het onderzoek zijn belast onder de leiding van de auditeur en de algemene leiding van de auditeur-generaal;
10° betrokken partij: de onderneming, de ondernemingsvereniging of de natuurlijke persoon op wie de onderzoeken en de beslissingen bedoeld in boek IV, titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2 betrekking hebben;
11° [2 restrictieve mededingingspraktijken: de praktijken bedoeld in artikel IV.1, § 1, artikel IV.2 en artikel IV.2/1; ]2
12° machtspositie: de positie die een onderneming in staat stelt om de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging te verhinderen doordat zij het haar mogelijk maakt zich, jegens haar concurrenten, afnemers of leveranciers, in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen;
[2 12bis° positie van economische afhankelijkheid: positie van onderworpenheid van een onderneming ten aanzien van één of meerdere andere ondernemingen gekenmerkt door de afwezigheid van een redelijk equivalent alternatief, beschikbaar binnen een redelijke termijn, en onder redelijke voorwaarden en kosten, die deze of elk van deze ondernemingen toelaten om prestaties of voorwaarden op te leggen die niet kunnen verkregen worden in normale marktomstandigheden; ]2
13° werkdagen: alle dagen, met uitsluiting van de zaterdagen, de zondagen, de wettelijke feestdagen, de sluitingsdagen vastgelegd door de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, de sluitingsdagen vastgelegd door de minister bevoegd voor Economie, 2 januari, 2 en 15 november alsook de dagen vanaf 26 december tot en met 31 december;
14° VWEU: het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
15° Verordening (EG) nr. 139/2004: Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen;
16° Verordening (EG) nr. 1/2003: Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag;
17° onderneming: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 2, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (2)<KB 2020-07-31/11, art. 1, 088; Inwerkingtreding : 22-08-2020>
HOOFDSTUK 3. - [1 Definities eigen aan boek V. ]1
Art. I.7

[1 Voor de toepassing van boek V gelden de volgende definities :
1° prijzenobservatorium : de instelling belast met de observaties en analyses bedoeld in artikel 108, i), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
2° onderneming : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen. ]1

(1)<W 2018-04-15/14, art. 41, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 4. [1 Definities eigen aan boek VI ]1
Art. I.8

[1 Voor de toepassing van boek VI gelden de volgende definities:
1° homogene diensten: alle diensten waarvan de eigenschappen en de modaliteiten identiek of gelijkaardig zijn, ongeacht onder meer het ogenblik, de plaats van de uitvoering, de dienstverstrekker of de persoon voor wie ze bestemd zijn;
2° etikettering: de vermeldingen, aanwijzingen, gebruiksaanwijzingen, merken, afbeeldingen of tekens die betrekking hebben op een goed of op een homogene dienst en die voorkomen op het goed zelf of op enig verpakkingsmiddel, document, bordje, etiket, band of label dat bij dit goed of bij deze dienst is gevoegd of daarop betrekking heeft;
3° op de markt brengen: de invoer met het oog op de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, de tekoopaanbieding, de verkoop, het huuraanbod van goederen en diensten, de verhuring van goederen en diensten, de afstand onder bezwarende titel of gratis, als deze verrichtingen worden gedaan door een onderneming;
4° geregistreerde benaming:
a) voor de landbouwproducten en de levensmiddelen:
de beschermde benaming van oorsprong of de beschermde herkomstaanduiding of elke gelijkwaardige benaming, waarop de landbouwproducten en de levensmiddelen zich kunnen beroepen bij toepassing van de bepalingen van de Europese Unie die de regels met betrekking tot hun bescherming bepalen;
b) voor de andere producten:
- de beschermde benaming van oorsprong waarop de producten afkomstig uit een bepaalde streek of een bepaalde plaats zich kunnen beroepen en waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven, en waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschiedt, wanneer deze erkend werd overeenkomstig de toepasselijke gewestelijke regelgeving;
- de beschermde geografische aanduiding waarop de producten afkomstig uit een streek of een bepaalde plaats zich kunnen beroepen en waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven, en waarvan de productie en/of de verwerking en/of de bereiding in het geografische gebied geschieden, wanneer deze erkend werd overeenkomstig de toepasselijke gewestelijke regelgeving;
5° los verkochte goederen: goederen die niet vooraf worden verpakt en die door of in tegenwoordigheid van de consument worden gemeten of gewogen;
6° per stuk verkochte goederen: goederen die niet kunnen worden gefractioneerd zonder hun aard of eigenschappen te wijzigen;
7° geconditioneerde goederen: goederen die een fractionering, weging, telling of meting ondergaan hebben, zelfs tijdens het fabricageproces, al dan niet gevolgd door een verpakking, en met het doel die verrichting overbodig te maken bij de tekoopaanbieding;
8° voorverpakte goederen: de geconditioneerde goederen die verpakt zijn alvorens te koop te worden aangeboden ongeacht de aard van de verpakking, die het goed geheel of slechts ten dele bedekt, maar op zo'n wijze dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat de verpakking wordt geopend of gewijzigd.

   Daaronder vallen:
a) voorverpakte goederen in vooraf bepaalde hoeveelheden: zodanig voorverpakte goederen dat de in de verpakking aanwezige hoeveelheid overeenstemt met een vooraf gekozen waarde;
b) voorverpakte goederen in variabele hoeveelheden: zodanig voorverpakte goederen dat de in de verpakking aanwezige hoeveelheid niet overeenstemt met een vooraf gekozen waarde;
9° meeteenheid: de eenheid als bedoeld in boek VIII;
10° vulbedrijf: de persoon die de goederen werkelijk voorverpakt met het oog op de tekoopaanbieding ervan;
11° conditioneerder: de persoon die de goederen conditioneert met het oog op de tekoopaanbieding ervan;
12° nominale hoeveelheid: het op een voorverpakking aangegeven gewicht of volume dat overeenstemt met de nettohoeveelheid die deze voorverpakking wordt geacht te bevatten;
13° reclame: iedere mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen;
14° vergelijkende reclame: elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd.
15° overeenkomst op afstand: iedere overeenkomst die tussen de onderneming en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de onderneming en de consument en waarbij, tot op en met inbegrip van het moment waarop de overeenkomst wordt gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer technieken voor communicatie op afstand;
16° techniek voor communicatie op afstand: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van onderneming en consument, kan worden gebruikt voor de sluiting van de overeenkomst tussen deze partijen;
17° communicatietechniek-exploitant: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, publiekrechtelijk of privaatrechtelijk, wiens beroepsactiviteit erin bestaat één of meer technieken voor communicatie op afstand aan de ondernemingen ter beschikking te stellen;
18° financiële dienst: iedere dienst van bancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen;
19° [4 ... ]4
20° aanbieder: iedere onderneming die optreedt als de contractuele verrichter van diensten op grond van overeenkomsten op afstand;
21° gezamenlijk aanbod: het aanbod waarbij de al dan niet kosteloze verkrijging van goederen of diensten gebonden is aan de verkrijging van andere goederen of diensten;
22° onrechtmatig beding: elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen een onderneming en een consument die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de consument;
23° handelspraktijk: iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een onderneming, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product;
24° het economische gedrag van consumenten wezenlijk verstoren: een handelspraktijk gebruiken om het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar te beperken, waardoor de consument tot een transactie besluit waartoe hij anders niet had besloten;
25° professionele toewijding: het normale niveau van bijzondere vakkundigheid en zorgvuldigheid dat redelijkerwijs van een onderneming in haar activiteitsdomein ten aanzien van de consument mag worden verwacht, overeenkomstig de eerlijke handelsgebruiken;
26° uitnodiging tot aankoop: een commerciële boodschap die de kenmerken en de prijs van het product op een aan het gebruikte medium aangepaste wijze vermeldt en de consument aldus in staat stelt een aankoop te doen;
27° ongepaste beïnvloeding: het uitbuiten van een machtspositie ten aanzien van de consument om, zelfs zonder gebruik van of dreiging met fysiek geweld, druk uit te oefenen op een wijze die het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt;
28° besluit over een transactie: elk door een consument genomen besluit over de vraag of, en, zo ja, hoe en op welke voorwaarden hij een product koopt, geheel of gedeeltelijk betaalt, behoudt of van de hand doet, of een contractueel recht uitoefent in verband met het product, ongeacht of de consument wel of niet tot handelen overgaat;
29° collectieve consumentenovereenkomst: een akkoord dat afgesloten wordt binnen de [2 bijzondere raadgevende commissie Verbruik ]2 tussen de consumentenorganisaties en de beroepsorganisaties, en die de relaties regelt tussen ondernemingen en consumenten wat betreft goederen of diensten of categorieën van goederen of diensten;
30° volgens specificaties van de consument vervaardigde goederen: goederen die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument;
31° buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst: iedere overeenkomst tussen de onderneming en de consument:
a) die wordt gesloten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de onderneming en de consument op een andere plaats dan de verkoopruimten van de onderneming; of
b) waarvoor een aanbod werd gedaan door de consument onder dezelfde omstandigheden als bedoeld onder a); of
c) die gesloten wordt in de verkoopruimten van de onderneming of met behulp van een techniek voor communicatie op afstand, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de onderneming is, in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de onderneming en de consument; of
d) die gesloten wordt tijdens een excursie die door de onderneming is georganiseerd met als doel of effect de promotie en de verkoop van goederen of diensten aan de consument.
32° verkoopruimten:
a) iedere onverplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de onderneming op permanente basis zijn activiteiten uitvoert; of
b) iedere verplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de onderneming gewoonlijk zijn activiteiten uitvoert;
33° verkoopsovereenkomst: iedere overeenkomst waarbij de onderneming de eigendom van goederen aan de consument overdraagt of zich ertoe verbindt deze over te dragen en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen, met inbegrip van elke overeenkomst die zowel goederen als diensten betreft;
34° dienstenovereenkomst: iedere andere overeenkomst dan een verkoopovereenkomst, waarbij de onderneming de consument een dienst levert of zich ertoe verbindt een dienst te leveren en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen;
35° [3 ... ]3
36° openbare veiling: een verkoopmethode waarbij goederen of diensten door de onderneming worden aangeboden aan consumenten die persoonlijk aanwezig zijn of de mogelijkheid krijgen om persoonlijk aanwezig te zijn op de veiling, door middel van een transparante competitieve biedprocedure, onder leiding van een ministeriële ambtenaar die belast is met de openbare verkoopverrichtingen, en waarbij de winnende bieder verplicht is de goederen of diensten af te nemen;
37° commerciële garantie: iedere verbintenis van de onderneming of een producent om boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of de goederen op enigerlei wijze te vervangen, herstellen of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan de specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst;
38° aanvullende overeenkomst: een overeenkomst waarbij een consument goederen of diensten verwerft in verband met een overeenkomst, en deze goederen of diensten door de onderneming worden geleverd of door een derde partij op basis van een afspraak tussen die derde partij en de onderneming; ]1
[5 39° onderneming : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen. ]5

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (3)<W 2017-08-11/14, art. 66, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> (4)<W 2018-09-20/14, art. 4, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018> (5)<W 2018-04-15/14, art. 42, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 43, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. I.8

<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 43, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 5. [1 - Definities eigen aan boek VII. ]1
Art. I.9

[1 Voor de toepassing van boek VII gelden de volgende definities :
1° betalingsdienst : elke dienst, te koop aangeboden in het raam van een bedrijfsactiviteit, als hierna vermeld :
a) diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;
b) diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;
c) uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van de overmaking van geldmiddelen op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder :
- uitvoering van domiciliëringen;
- uitvoering van betalingstransacties via een betaalinstrument;
- uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten;
d) uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een krediet die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt :
- uitvoering van domiciliëringen;
- uitvoering van betalingstransacties via een betaalinstrument;
- uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten;
e) uitgifte van en/of aanvaarding van betaalinstrumenten;
f) geldtransfers;
g) [10 betalingsinitiatiediensten; ]10
[10 h) rekeninginformatiediensten; ]10
2° betalingsdienstaanbieder : iedere rechtspersoon die betalingsdiensten verstrekt aan een betalingsdienstgebruiker en beantwoordt aan de kenmerken van een van de hierna opgesomde instellingen :
a) de kredietinstellingen bedoeld in [8 artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoots-chappen ]8;
b) de instellingen voor elektronisch geld bedoeld [10 in artikel 2, 73°, van de wet van 11 maart 2018 ]10;
c) de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;
d) betalingsinstellingen : de rechtspersonen die gemachtigd zijn betalingsdiensten aan te bieden en uit te voeren overeenkomstig [10 de wet van 11 maart 2018 ]10;
e) de Nationale Bank van België en de Europese Centrale Bank, wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire- of andere publieke autoriteit;
f) de Belgische federale, regionale en lokale overheden voor zover zij krachtens de wetgeving die hun opdrachten regelt en/of hun statuten hiertoe gemachtigd zijn en zij niet handelen in hun hoedanigheid van publieke autoriteit.

   De persoon die als gewoon beroep of bedrijf betalingsdiensten verstrekt aan betalingsdienstgebruikers of elektronisch geld levert aan een houder van elektronisch geld zonder hiertoe over de nodige vergunning of toelating te beschikken blijft niettemin onderworpen aan de dwingende bepalingen van deze wet;
3° betalingsdienstgebruiker : de natuurlijke of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt;
&bsp; 4° betaler : de natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, of de natuurlijke of rechtspersoon die bij het ontbreken van een betaalrekening, een betalingsopdracht geeft;
[14 ... ]14
6° betalingstransactie : [10 een door of voor rekening van de betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling ]10 waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn;
7° betalingsopdracht : door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;
8° betaalrekening : een op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;
9° geldmiddelen : bankbiljetten en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld zoals bedoeld [10 in artikel 2, 25°, van de de wet van 11 maart 2018 ]10;
10° betaalinstrument : elk gepersonaliseerd instrument en/of geheel van procedures, overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan de betalingsdienstgebruiker gebruikmaakt om een betalingsopdracht te initiëren;
11° [10 authenticatie: een procedure waarmee een betalingsdienstaanbieder de identiteit van een betalingsdienstgebruiker dan wel de validiteit van het gebruik van een specifiek betaalinstrument kan verifiëren, het gebruik van de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker inbegrepen; ]10
12° unieke identificator : de door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker opgegeven combinatie van letters, nummers of symbolen, door laatstgenoemde te verstrekken om voor een betalingstransactie de andere betrokken betalingsdienstgebruiker en/of zijn betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;
13° domiciliëring : een betalingsdienst voor het debiteren van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte instemming;
14° geldtransfer : een betalingsdienst waarbij, zonder opening van betaalrekeningen op naam van de betaler of de begunstigde, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee overeenstemmende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder, en/of waarbij dergelijke geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld;
15° betalingssysteem : een systeem met formele en gestandaardiseerde procedures en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, verrekening en/of afwikkeling van betalingstransacties dat toelaat geldmiddelen over te maken;
16° raamcontract : een betalingsdienstencontract dat de toekomstige uitvoering regelt van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten;
17° werkdag [13 in de titels 1 tot 6 ]13 : een dag waarop de relevante betalingsdienstaanbieder van de betaler of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde die betrokken is bij de uitvoering van een betalingstransactie toegankelijk is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste werkzaamheden;
18° valutadatum : het referentietijdstip dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;
19° referentiewisselkoers : de wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel en die door de betalingsdienstaanbieder beschikbaar wordt gesteld of afkomstig is van een bron die voor het publiek toegankelijk is;
20° referentierentevoet : de rentevoet die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd voor het aanrekenen van interesten en die afkomstig is van een voor het publiek toegankelijke bron en door beide partijen bij een betalingsdienstencontract kan worden nagegaan;
21° techniek voor communicatie op afstand : ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker, kan worden gebruikt voor het sluiten van een betalingsdienstencontract;
22° [12 ... ]12
23° gepersonaliseerde veiligheidskenmerken : elk technisch middel toegewezen door een betalingsdienstaanbieder aan een bepaalde betalingsdienstgebruiker voor het gebruik van een betaalinstrument. Deze kenmerken, eigen aan de betalingsdienstgebruiker en onder zijn toezicht, laat toe om het gebruik van een welbepaald betaalinstrument na te gaan en beoogt de gebruiker te authentiseren;
24° agent : een natuurlijke of rechtspersoon die bij de uitvoering van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsdienstaanbieder optreedt;
25° bijkantoor : een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsdienstaanbieder, van een kredietgever of van een kredietbemiddelaar en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van een betalingsdienstaanbieder een kredietgever of een kredietbemiddelaar; verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een betalingsdienstaanbieder een kredietgever of een kredietbemiddelaar met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één bijkantoor beschouwd;
26° elektronisch geld : elektronisch, met inbegrip van magnetisch, opgeslagen monetaire waarde vertegenwoordigd door een vordering op de uitgever, die is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties te verrichten en die wordt aanvaard door een andere natuurlijke of rechtspersoon dan de uitgever van elektronisch geld;
27° uitgever van elektronisch geld : een uitgever van elektronisch geld als bedoeld [10 in artikel 2, 76°, van de wet van 11 maart 2018 ]10;
28° instelling voor elektronisch geld : een instelling voor elektronisch geld als bedoeld in artikel 4, 31°, van de wet van 21 december 2009;
29° houder van elektronisch geld : een natuurlijke of rechtspersoon die geld overhandigt aan een uitgever van elektronisch geld in ruil voor de uitgifte van elektronisch geld door die uitgever;
30° [10 wet van 11 maart 2018 : wet van 11 maart 2018 betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen;
]10
31° overschrijving : een betalingsdienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie;
32° Verordening (EG) nr. 924/2009 : Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001;
33° Verordening (EU) nr. 260/2012 : Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009;
[9 33/1° aan de betaalrekening verbonden diensten: alle diensten die verband houden met het openen, gebruiken en opheffen van een betaalrekening, met inbegrip van betalingsdiensten en betalingstransacties bedoeld in artikel VII.3. § 1, 7°, evenals de geoorloofde debetstand en de overschrijding;
33/2° overdragende betalingsdienstaanbieder: de betalingsdienstaanbieder van waaruit de voor het uitvoeren van de overstap vereiste informatie wordt overgedragen;
33/3° ontvangende betalingsdienstaanbieder: de betalingsdienstaanbieder waarnaar de voor het uitvoeren van de overstap vereiste informatie wordt overgedragen;
33/4° creditrentevoet: elke rentevoet die aan de consument wordt betaald voor het aanhouden van geldmiddelen op een betaalrekening;
33/5° overstapdienst: het op verzoek van een consument overdragen van de ene betalingsdienstaanbieder naar de andere betalingsdienstaanbieder van hetzij de informatie over alle of sommige doorlopende betalingsopdrachten en overschrijvingen met memodatum, terugkerende domiciliëringen en terugkerende inkomende overschrijvingen die op een betaalrekening worden uitgevoerd, hetzij van een positief betaalrekeningsaldo van de ene betaalrekening naar de andere, hetzij beide, met of zonder beëindiging van de eerstbedoelde betaalrekening, met inbegrip van de daaraan gekoppelde betaalinstrumenten;
33/6° doorlopende betalingsopdracht: een instructie die de betaler geeft aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, om met regelmatige tussenpozen of op vooraf vastgelegde data overschrijvingen uit te voeren;
33/7° overschrijving met memodatum: een overschrijving waarbij de betaler een toekomstige uitvoeringsdatum heeft aangeduid;
33/8° vooraf betaalde kaart: een categorie van betaalinstrumenten waarop elektronisch geld kan worden opgeslagen;
33/9° consument die legaal in een lidstaat verblijft: iedere natuurlijke persoon die op grond van Europese of nationale wetgeving het recht heeft in een lidstaat te verblijven, met inbegrip van consumenten zonder vast adres, consumenten die geen verblijfsvergunning hebben maar die om wettelijke of feitelijke redenen niet kunnen worden uitgewezen en personen die asiel zoeken uit hoofde van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, het protocol daarbij van 31 januari 1967 en andere internationale verdragen ter zake. ]9

   [10 33/10° betalingstransactie op afstand: een betalingstransactie die via internet of met een voor communicatie op afstand bruikbaar apparaat wordt geïnitieerd;
33/11° betalingsinitiatiedienst: een dienst voor het initiëren van een betalingsopdracht, op verzoek van de betalingsdienstgebruiker, met betrekking tot een betaalrekening die bij een andere betalingsdienstaanbieder wordt aangehouden;
33/12° rekeninginformatiedienst: een onlinedienst voor het verstrekken van geconsolideerde informatie over een of meer betaalrekeningen die de betalingsdienstgebruiker bij een andere betalingsdienstaanbieder of bij meer dan één betalingsdienstaanbieder aanhoudt;
33/13° rekeninghoudende betalingsdienst-aanbieder: een betalingsdienstaanbieder die ten behoeve van een betaler een betaalrekening aanbiedt en beheert;
33/14° betalingsinitiatiedienstaanbieder: een betalingsdienstaanbieder die de activiteit van betalingsinitiatiediensten uitoefent;
33/15° rekeninginformatiedienstaanbieder: een betalingsdienstaanbieder die dienstverlenende activiteiten op het gebied van rekeninginformatie uitoefent;
33/16° sterke cliëntauthenticatie: authenticatie met gebruikmaking van twee of meer factoren die worden aangemerkt als "kennis" (iets wat alleen de gebruiker weet), "bezit" (iets wat alleen de gebruiker heeft) en "inherente eigenschap" (iets wat de gebruiker is) en die onderling onafhankelijk zijn, in die zin dat compromittering van één ervan geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de andere en die zodanig is opgezet dat de vertrouwelijkheid van de authenticatiegegevens wordt beschermd;
33/17° persoonlijke beveiligingsgegevens: voor doeleinden van authenticatie door de betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker verstrekte gepersonaliseerde kenmerken;
33/18° gevoelige betalingsgegevens: gegevens waaronder persoonlijke beveiligingsgegevens, waarmee fraude kan worden gepleegd. Voor de activiteiten van betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders vormen de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer geen gevoelige betalingsgegevens;
33/19° elektronische communicatienetwerk: een netwerk als gedefinieerd in artikel 2, 3°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;
33/20° elektronische communicatiedienst: een dienst als gedefinieerd in artikel 2, 5°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;
33/21° digitale inhoud: in digitale vorm geproduceerde en geleverde goederen of diensten die uitsluitend binnen een technisch apparaat kunnen worden gebruikt of verbruikt, en waarbij op geen enkele wijze fysieke goederen en diensten worden gebruikt of verbruikt;
33/22° acceptatie van betalingstransacties: een door een betalingsdienstaanbieder aangeboden betalingsdienst waarbij met een begunstigde een overeenkomst wordt gesloten voor de acceptatie en de verwerking van betalingstransacties, waardoor een geldovermaking naar de begunstigde ontstaat;
33/23° uitgifte van betaalinstrumenten: een door een betalingsdienstaanbieder aangeboden betalingsdienst waarbij een overeenkomst wordt gesloten om aan een betaler een betaalinstrument voor het initiëren en het verwerken van de betalingstransacties van de betaler te verstrekken;
33/24° betalingsmerk: elk(e) materie(ë)l(e) of digita(a)l(e) naam, term, teken, symbool of de combinatie daarvan, waaruit blijkt via welk betaalkaartschema op kaarten gebaseerde betalingstransacties worden verricht;
33/25° co-badging: het incorporeren van twee of meer betalingsmerken of betalingsapplicaties van hetzelfde betalingsmerk op hetzelfde betaalinstrument; ]10
34° kredietgever : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, in het raam van zijn handels- of beroepsactiviteiten, een krediet toestaat, met uitzondering van de persoon die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever aangewezen in de overeenkomst;
35° [11 kredietbemiddelaar: een rechtspersoon of een natuurlijke persoon die werkzaam is als zelfstandige in de zin van de sociale wetgeving, die niet optreedt als kredietgever en die kredietbemiddelingsactiviteiten uitoefent in het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten, tegen een vergoeding in de vorm van geld of enig ander overeengekomen economisch voordeel.

   Wordt hiermee gelijkgesteld de persoon die kredietovereenkomsten aanbiedt of toestaat wanneer deze overeenkomsten het voorwerp uitmaken van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een andere vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever aangewezen in de overeenkomst; ]11
36° [3 verbonden agent: een kredietbemiddelaar die handelt voor rekening van en onder de volle en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van:
a) slechts één kredietgever, of
b) meerdere kredietgevers die behoren tot eenzelfde groep; ]3
37° [2 kredietmakelaar : een kredietbemiddelaar, met uitsluiting van een verbonden agent, een subagent of een agent in een nevenfunctie, die zijn bemiddelingsactiviteiten uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen bij een of meerdere kredietgevers; ]2
38° groep : groep kredietgevers die geconsolideerd moeten worden voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening als omschreven in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen;
39° kredietovereenkomst : elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van uitstel van betaling, van een lening, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling;
[6 De overeenkomst waarbij een hypotheek wordt verleend tot zekerheid van een geopend krediet zoals bedoeld in artikel 80, derde lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851, wordt niet beschouwd als een kredietovereenkomst in de zin van dit boek voor zover deze overeenkomst geen met dit boek tegenstrijdige bepalingen bevat; ]6
40° kredietaanbod : de definitieve uitdrukking van de wil van de kredietgever die door de consument enkel nog moet worden aanvaard opdat de overeenkomst zou zijn gesloten;
41° totale kosten van het krediet voor de consument : alle kosten die de consument moet betalen in verband met de kredietovereenkomst en die de kredietgever bekend zijn, met uitzondering van de notariskosten. Zijn hierin onder meer begrepen :
a) de debetrente;
b) commissielonen en/of vergoedingen die de kredietbemiddelaar ontvangt voor zijn bemiddeling;
c) belastingen;
d) vergoedingen van welke aard ook, onder meer, onderzoekskosten, kosten voor het samenstellen van het dossier en het raadplegen van de bestanden, kosten van beheer, administratie en inning, alle kaartkosten behoudens hetgeen onder f) wordt bedoeld;
e) de kosten betreffende nevendiensten die verbonden zijn aan de kredietovereenkomst, onder meer verzekeringspremies, indien het sluiten van deze dienstenovereenkomst verplicht is om het krediet zelf te verkrijgen of tegen de commerciële bedingen en voorwaarden waaronder het verhandeld wordt;
f) [6 de kosten voor het openen en aanhouden van een specifieke rekening, voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel transacties als kredietopnemingen op die rekening en andere, met betalingstransacties verband houdende kosten, wanneer er een rekening moet worden geopend of aangehouden ter verkrijging van het krediet of ter verkrijging van het krediet onder de geadverteerde voorwaarden. Wanneer de opening van de rekening facultatief zou zijn dan nog moeten bij een consumentenkrediet de kosten voor deze rekening duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld; ]6
[6 g) de schattingskosten van het onroerend goed wanneer dergelijke schatting verplicht is om het gevraagde krediet te verkrijgen; ]6
[6 h) de zekerheidskosten. ]6

   De totale kosten van het krediet voor de consument omvatten niet :
a) kosten en vergoedingen die de consument moet betalen wegens niet naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verbintenis;
b) de andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij het verwerven van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien contant wordt betaald;
[6 c) de kosten voor registratie en overschrijving van de overdracht van een onroerend goed; ]6
42° jaarlijkse kostenpercentage : het percentage dat de gelijkheid uitdrukt op jaarbasis, van de geactualiseerde waarden van het geheel van de verbintenissen van de kredietgever (kredietopnemingen) en de consument (aflossingen en totale kosten van het krediet voor de consument), bestaand of toekomstig, en die berekend wordt aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt;
43° reclame : iedere mededeling als bedoeld in artikel I. 8, 13° ;
44° debetrentevoet : de rentevoet, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of veranderlijk percentage op het gedeelte van het kapitaal dat is opgenomen en berekend aan de hand van de elementen die de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt, desgevallend met inbegrip van de berekeningsmethode van de hieraan verbonden nalatigheidsinteresten;
[6 "Bij de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming is de debetrentevoet op jaarbasis I het resultaat van de vergelijking :
(1 + i)n = (1 + I),
waarbij i de periodieke rentevoet is en n het aantal periodes begrepen in het jaar; ]6

   [6 44/1° periodieke rentevoet : de voet, uitgedrukt in percent per periode waartegen de intresten voor dezelfde periode berekend worden; ]6
45° vaste debetrentevoet : de debetrentevoet voorzien door een bepaling in de kredietovereenkomst waarbij de kredietgever en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst een enkele debetrentevoet of voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeenkomen waarvoor uitsluitend een vast specifiek percentage wordt gebruikt;
46° verkoop op afbetaling : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, welke normaal leidt tot de verkrijging van goederen of levering van diensten, verkocht door de kredietgever of de kredietbemiddelaar bedoeld in 35°, c), laatste zin, en waarvan de prijs betaald wordt door middel van periodieke stortingen;
47° financieringshuur : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij de ene partij zich ertoe verbindt de andere het genot van een lichamelijk roerend goed te verschaffen tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt periodiek te betalen en waarin, eveneens expliciet of stilzwijgend, een koopaanbod is vervat. Voor de toepassing van deze wet wordt de verhuurder beschouwd als kredietgever, of de kredietbemiddelaar bedoeld in 35°, c), laatste zin;
48° lening op afbetaling : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van een consument, die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen;
49° kredietopening : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij koopkracht, geld of gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de consument, die ervan gebruik kan maken door een of meerdere kredietopnemingen te verrichten onder meer met behulp van een betaalinstrument of op een andere wijze, en die zich ertoe verbindt terug te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden.

   Als het niet mogelijk is om een wederopneming te doen tenzij mits een voorafgaand akkoord met de kredietgever of mits de naleving van andere voorwaarden dan degene die initieel waren overeengekomen, dan wordt deze wederopneming beschouwd als een nieuwe kredietovereenkomst;
50° kredietovereenkomst op afstand : elke kredietovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel I.8, 15° van dit Wetboek;
51° geoorloofde debetstand op een rekening : een uitdrukkelijke kredietopening waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op de hiermee verbonden betaalrekening te boven gaan;
52° overschrijding : een stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn betaalrekening of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan;
53° [6 hypothecaire zekerheid : een zekerheid die de volgende vormen kan aannemen :
a) een hypotheek of een voorrecht op onroerend goed of de inpandgeving van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering, of
b) de indeplaatsstelling van één of meer derde personen in de rechten van een schuldeiser die bevoorrecht is op een onroerend goed, of
c) het krediet bedongen met het recht een hypothecaire waarborg te eisen, zelfs indien dit recht in een afzonderlijke akte bedongen is, of
d) het garantiekrediet waarbij aan de borg of garant een hypothecaire waarborg wordt toegekend; ]6

   [6 53/1° hypothecair krediet met een onroerende bestemming : de kredietovereenkomst gewaarborgd door een recht op voor bewoning bestemde onroerende goederen of een hypothecaire zekerheid die bestemd is voor de financiering van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten en de ermee verband houdende kosten en belastingen, of de herfinanciering van een dergelijke kredietovereenkomst.

   Wordt eveneens beschouwd als een hypothecair krediet met een onroerende bestemming :
a) de kredietovereenkomst niet gewaarborgd door een hypothecaire zekerheid bestemd voor de financiering van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten, met uitzondering van de renovatie van een onroerend goed;
b) de kredietovereenkomst bestemd voor het verwerven of behouden van een [15 schip zoals bedoeld in het Belgisch Scheepvaartwetboek ]15; ]6

   [6 53/2° hypothecair krediet met een roerende bestemming : de kredietovereenkomst gewaarborgd door een recht op voor bewoning bestemde onroerende goederen of een hypothecaire zekerheid die niet bestemd is voor de financiering van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten en de ermee verband houdende kosten en belastingen, of de herfinanciering van een dergelijke kredietovereenkomst; ]6

   [6 53/3° hypothecair krediet : krediet dat zowel een hypothecair krediet met een roerende als een onroerende bestemming kan uitmaken; ]6
54° consumentenkrediet : het krediet dat, ongeacht de benaming of de vorm, wordt verstrekt aan een consument en dat geen hypothecair krediet uitmaakt;
55° schuldbemiddeling : de dienstverlening, met uitsluiting van het sluiten van een kredietovereenkomst, met het oog op het totstandbrengen van een regeling omtrent de wijze van betaling van de schuldenlast die geheel of ten dele uit een of meer kredietovereenkomsten voortvloeit;
56° verwerking van gegevens : de verwerking van persoonsgegevens omschreven in artikel 1, § 2, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
57° bestand : het bestand, omschreven in artikel 1, § 3, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
58° verantwoordelijke voor de verwerking : de verantwoordelijke voor de verwerking omschreven in artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
59° vestiging van de kredietgever of van de kredietbemiddelaar : de plaatsen waar hij gewoonlijk zijn bedrijf uitoefent of de vestiging van een andere kredietgever of kredietbemiddelaar;
60° kapitaal : de schuld in hoofdsom die het voorwerp uitmaakt van de kredietovereenkomst.

   Voor de geoorloofde debetstanden op een rekening en de overschrijdingen zonder regeling voor gespreide terugbetaling van de hoofdsom : het door de consument opgenomen bedrag, vermeerderd met de vervallen debetintresten en, in het geval van eenvoudige betalingsachterstand zoals bedoeld in artikel VII.106, § 2, vervallen nalatigheidsinteresten op het bedrag van de overschrijding;
61° aflossing van het kapitaal : de wijze van terugbetaling van het kapitaal waarbij de consument zich verbindt tijdens de looptijd van het krediet stortingen te doen die het kapitaal onmiddellijk met de overeenkomstige som verminderen;
62° wedersamenstelling van kapitaal : de wijze van terugbetaling van het kapitaal waarbij de consument de verbintenis aangaat om, tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst, stortingen te doen die, alhoewel contractueel aangewend voor de terugbetaling van het kapitaal, niet onmiddellijk een overeenkomstige bevrijding tegenover de kredietgever meebrengen. Zij komen slechts in mindering van het kapitaal op de tijdstippen en volgens de voorwaarden die in de overeenkomst of door dit boek bepaald worden;
63° verschuldigd blijvende saldo : het bedrag dat moet gestort worden om het opgenomen kapitaal af te lossen, weder samen te stellen of terug te betalen;
64° gelieerde kredietovereenkomst : een kredietovereenkomst waarbij geldt dat :
a) het betreffende krediet uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor het verwerven van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst, en
b) die twee overeenkomsten objectief gezien een commerciële eenheid vormen. Een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier of de dienstenaanbieder zelf het krediet van de consument financiert of, in het geval van financiering door een derde, indien de kredietgever bij het voorbereiden of sluiten van de kredietovereenkomst gebruik maakt van de diensten van de leverancier of dienstenaanbieder, dan wel indien bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst;
65° kredietbedrag : het plafond of de som van alle bedragen die op grond van een kredietovereenkomst beschikbaar worden gesteld;
66° totale door de consument te betalen bedrag : de som van het kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument, met inbegrip van de te betalen residuele waarde van het goed bij het lichten van de koopoptie in geval van financieringshuur;
67° FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002;
68° Bank : de Nationale Bank van België;
69° Centrale : de Centrale voor Kredieten aan Particulieren belast met de opdrachten als bedoeld in [2 artikel VII.148 ]2;
70° nevendienst : een dienst aangeboden aan de consument in samenhang met de kredietovereenkomst of de betalingsdienst;
71° kredietinstelling : de kredietinstelling als bedoeld in [2 artikel 1, § 3, van de [7 wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen ]7 ]2;
72° verzekeringsonderneming : de onderneming [4 bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen; ]4;
73° gereglementeerde onderneming : een onderneming zoals bedoeld in artikel 1, 7°, van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekerings-ondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen;
74° subagent : de natuurlijke of rechtspersoon die als kredietbemiddelaar handelt voor rekening van en onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één kredietbemiddelaar [2 die geen subagent is ]2;
75° [6 ... ]6;
76° lidstaat van herkomst :
a) indien de kredietgever of kredietbemiddelaar een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn hoofdkantoor heeft;
b) indien de kredietgever of kredietbemiddelaar een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd.;
77° lidstaat van ontvangst : de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar de kredietgever of kredietbemiddelaar een bijkantoor heeft of diensten verricht;
78° verantwoordelijke voor de distributie : elke natuurlijke persoon behorend tot de leiding van een kredietgever, een kredietbemiddelaar of elke werknemer in dienst van dergelijke persoon, die de facto de verantwoordelijkheid heeft op de kredietbemiddelingswerkzaamheid of hierop toezicht uitoefent;
79° persoon die in contact staat met het publiek : de andere personen bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar die, op welke wijze dan ook, in contact staan met het publiek met het oog op het voorstellen van kredietovereenkomsten of hierover informatie verstrekt;
80° wet van 2 augustus 2002 : wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

81° agenten in een nevenfunctie : de verkopers van goederen en diensten van niet-financiële aard die, bij wijze van nevenactiviteit en voor rekening van een of meer kredietgevers, als bemiddelaar inzake consumentenkrediet optreden; ]1
[2 82° wet van 25 april 2014 : [7 wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen ]7;
83° [8 wet van 25 oktober 2016 : wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies; ]8 ]2
[6 84° kredietwaardigheidsbeoordeling : de evaluatie van de vooruitzichten dat de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen tot schuldaflossing worden nagekomen;
85° adviesdiensten : het geven van persoonlijke aanbevelingen aan een consument met betrekking tot een of meer transacties in samenhang met kredietovereenkomsten;
86° voorwaardelijke verplichting of garantie : een kredietovereenkomst die als garantie voor een andere afzonderlijke maar aanvullende transactie fungeert en uit hoofde waarvan het door een onroerend goed gewaarborgde kapitaal slechts wordt opgenomen wanneer zich een of meer in de overeenkomst vermelde gebeurtenissen voordoen;
87° gedeelde vermogenskredietovereen-komst : een kredietovereenkomst waarbij het af te lossen kapitaal is gebaseerd op een contractueel vastgesteld percentage van de waarde van het onroerend goed op het tijdstip van de kapitaalaflossing of -aflossingen;
88° koppelverkoop : het aanbieden of verkopen van een kredietovereenkomst als onderdeel van een pakket met andere onderscheiden financiële producten of diensten waarbij de kredietovereenkomst niet afzonderlijk wordt aangeboden aan de consument;
89° gebundelde verkoop : het aanbieden of verkopen van een kredietovereenkomst als onderdeel van een pakket met andere onderscheiden financiële producten of diensten waarbij de kredietovereenkomst ook afzonderlijk aan de consument beschikbaar wordt gesteld, maar waarbij niet noodzakelijkerwijs dezelfde voorwaarden gelden als wanneer deze in combinatie met de nevendiensten wordt aangeboden;
90° kredietovereenkomst in vreemde valuta : een kredietovereenkomst waarbij het krediet :
a) uitgedrukt wordt in een andere valuta dan die waarin de consument het inkomen ontvangt of de activa aanhoudt waaruit het krediet moet worden terugbetaald; of
b) uitgedrukt wordt in een andere valuta dan die van de lidstaat waar de consument verblijft;
91° betalingstermijn : de termijn die besloten ligt tussen :
a) het tijdstip waarop de kredietgever aan de consument ofwel een geldsom of koopkracht ter beschikking stelt, ofwel met het verschaffen van het genot of het leveren van een goed of het verlenen van een dienst een aanvang maakt, en het tijdstip waarop de consument de eerste betaling moet hebben gedaan;
b) twee opeenvolgende tijdstippen waarop de consument een betaling moet hebben gedaan;
92° termijnbedrag : het bedrag van een betaling die de consument aan het einde van iedere betalingstermijn moet hebben gedaan. ]6
[5 93° Verordening (EU) nr. 2015/751 : Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties; ]5
[11 94° kredietbemiddeling: de activiteit die bestaat uit de volgende werkzaamheden:
a) kredietovereenkomsten voorstellen of aanbieden aan consumenten;
b) consumenten bijstaan, anders dan bedoeld in a), om het afsluiten van een kredietovereenkomst voor te bereiden; of
c) kredietovereenkomsten afsluiten met consumenten, hetzij voor rekening van een kredietgever, hetzij voor eigen rekening als deze activiteit wordt uitgeoefend door een kredietgever die geen beroep doet op een kredietbemiddelaar.
]11

(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> (2)<W 2015-10-26/06, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> (3)<W 2015-12-18/31, art. 37, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> (4)<W 2016-03-13/07, art. 749, 033; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook art. 756> (5)<W 2016-06-29/01, art. 4, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> (6)<W 2016-04-22/01, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> (7)<W 2016-10-25/04, art. 168, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016> (8)<W 2016-10-25/04, art. 169, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016> (9)<W 2017-12-22/14, art. 2, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018> (10)<W 2018-07-19/09, art. 2, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> (11)<W 2018-07-30/47, art. 2, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> (12)<W 2018-09-20/14, art. 4, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018> (13)<W 2018-04-15/14, art. 44, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> (14)<W 2019-05-02/28, art. 2,b-2,c, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019> (15)<W 2019-05-08/14, art. 98, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK 6. - Definities eigen aan boek VIII
Art. I.9

Voor de toepassing van boek VIII gelden de volgende definities :
1° " Norm " : een door een erkende normalisatie-instelling vastgestelde technische specificatie voor herhaalde of voortdurende toepassing, waarvan de naleving niet verplicht is en die tot een van de volgende categorieën behoort :
a) " internationale norm " : een door een internationale normalisatie-instelling vastgestelde norm;
b) " Europese norm " : een door een Europese normalisatieorganisatie vastgestelde norm;
c) " geharmoniseerde norm " : een Europese norm die op verzoek van de Commissie is vastgesteld met het oog op de toepassing van harmonisatiewetgeving van de Unie;
d) " nationale norm " : een door een nationale normalisatie-instelling vastgestelde norm;
2° " Normalisatiecommissie " : commissie die binnen het Bureau voor Normalisatie normalisatiewerkzaamheden in een bijzonder gebied uitvoert waarbij alle belangstellende partijen betrokken worden;
3° " Sectorale normalisatieoperator " : instelling die al dan niet de rechtspersoonlijkheid bezit en die belast is met de coördinatie van één of meerdere normalisatiecommissie(s), in gebieden die onder haar bevoegdheid vallen;
4° " Accreditatie " : formele verklaring van de nationale accreditatie-instelling dat een conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen die zijn bepaald door geharmoniseerde normen en, indien van toepassing, aan aanvullende eisen, zoals die welke zijn opgenomen in de relevante sectorale regelingen, vereist om een specifieke conformiteitsbeoordelingsactiviteit te verrichten;
5° " Accreditatiesysteem " : systeem met eigen beheersregels bedoeld om de uitvoering van de accreditatieprocedure toe te laten;
6° " Conformiteitsbeoordeling " : het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan vastgestelde eisen voor een product, proces, dienst, systeem, persoon of instantie;
7° " Instelling voor de conformiteitsbeoordeling " : instelling die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals onder meer [1 kalibratie, proeven, certificatie en keuring ]1;
[1 ... ]1;
9° " Proef " : technische operatie die erin bestaat één of meerdere karakteristieken van een gegeven product, proces of dienst te bepalen volgens een gespecifieerde werkwijze;
10° " Kalibratie " : activiteit die tot doel heeft, onder welbepaalde omstandigheden, de relatie vast te leggen tussen de waarden van de grootheid aangeduid door een meettoestel, een meetsysteem of de waarden weergegeven door een stoffelijke maat of door een referentiemateriaal en de corresponderende waarden van de grootheid gerealiseerd door standaarden;
11° " Referentiemateriaal " : materiaal of substantie waarvan één of meerdere eigenschappen voldoende homogeen en welbepaald zijn om gebruikt te woorden voor de kalibratie van een toestel, de evaluatie van een meetmethode of voor de toekenning van waarden aan materialen;
12° " Keuring " : onderzoek van de conceptie van een product, een dienst, een proces of een installatie, en bepaling van hun overeenstemming met specifieke eisen, of, op basis van een professioneel oordeel, met algemene eisen; het begrip " [1 inspectie ]1 " moet als een synoniem van het begrip " keuring " worden beschouwd;
13° " Certificatie " : procedure waarbij een derde partij een schriftelijke waarborg geeft dat een product, een proces of een dienst in overeenstemming is met vastgestelde eisen. Onder derde partij wordt verstaan een persoon of een instelling die voor wat betreft de betrokken materie als onafhankelijk van de betrokken partijen erkend is;
14° " Meetinstrumenten " : alle voorwerpen, instrumenten en werktuigen of hun combinaties, uitsluitend of subsidiair opgevat en verwezenlijkt met het doel metingen te verrichten;
15° " Geijkt meetinstrument " : een meetinstrument :
a) dat voorzien is van de tekens of ijkmerken bedoeld in artikel VIII.47;
b) dat krachtens de bepalingen van artikel VIII.51 vrijgesteld is van de eerste ijk en dat, rekening houdend met de bepalingen van artikel VIII.48, drager is van het goedkeuringsmerk voorzien in dit artikel;
16° " Metingen in het economisch verkeer " : metingen uitgevoerd in de uitoefening van een beroep, een bedrijf of een handel, met het oog op de naleving van uit een rechtsverhouding voortvloeiende rechten en verplichtingen.

(1)<W 2015-10-26/06, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
HOOFDSTUK 7. [1 Definities eigen aan boek IX ]1
Art. I.10

[1 Voor de toepassing van boek IX gelden de volgende definities :
1° " product " : elk lichamelijk goed dat ongeacht of het nieuw, tweedehands of opnieuw in goede staat gebracht is, tegen betaling of gratis, in het kader van een handelsactiviteit of in het kader van een dienst aan een gebruiker wordt geleverd of ter beschikking gesteld, evenals elk lichamelijk goed dat door een werkgever in gebruik wordt gesteld of vervaardigd om ter beschikking gesteld te worden van een werknemer voor de uitvoering van zijn werk.

   Worden eveneens beoogd de installaties, met andere woorden de gezamenlijke constructie van producten, zodanig opgesteld dat zij in samenhang functioneren. Worden echter niet beoogd de tweedehands producten die als antiek worden geleverd of de producten die voor gebruik moeten worden gerepareerd of opnieuw in goede staat moeten worden gebracht, op voorwaarde dat de leverancier de persoon aan wie hij het product levert hiervan duidelijk op de hoogte stelt;
2° " veilig product " : een product dat bij normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, ook wat gebruiksduur en eventuele indienststelling, installatie en onderhoudseisen betreft, geen enkel risico oplevert, dan wel slechts beperkte risico's die verenigbaar zijn met het gebruik van het product en vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van personen, aanvaardbaar worden geacht. De mogelijkheid een hoger veiligheidsniveau te bereiken of andere producten met een kleiner risico aan te schaffen, volstaat niet om een product als " gevaarlijk " te beschouwen. Tijdens de evaluatie wordt wel rekening gehouden met :
a)de kenmerken van het product, met name de samenstelling, de verpakking, de voorschriften voor assemblage en, in voorkomend geval, voor installatie en onderhoud;
b) het effect ervan op andere producten, ingeval redelijkerwijs kan worden verwacht dat het product in combinatie met die andere producten zal worden gebruikt;
c) de aanbiedingsvorm van het product, de etikettering, eventuele waarschuwingen en aanwijzingen voor het gebruik en de verwijdering ervan, alsmede iedere andere aanwijzing of informatie over het product;
d) de categorieën gebruikers die bij het gebruik van het product een groot risico lopen, in het bijzonder kinderen en ouderen;
3° " gevaarlijk product " : een product dat niet beantwoordt aan de definitie van " veilig product ";
4° " product bestemd voor consumenten " : elk product dat voor een consument bestemd is of waarvan redelijk te verwachten is dat het door consumenten zal gebruikt worden, ook als het niet specifiek voor hun bedoeld is. De enige uitzondering hierop zijn de voor de professionele doeleinden bestemde producten waarvan de etikettering dat professioneel gebruik aangeeft en die normaal niet in de distributie ter beschikking zijn van de consumenten;
5° " dienst " : elke terbeschikkingstelling van een product aan [2 gebruikers ]2 en elk gebruik door een dienstverlener van een product dat risico's inhoudt voor een [2 gebruiker ]2, voor zover het een product betreft dat rechtstreeks verband houdt met de dienstverlening;
6° " veilige dienst " : een dienst waarbij enkel veilige producten aan worden geboden en waarbij de dienstverlening geen risico's inhoudt voor de gebruiker dan wel beperkte risico's die verenigbaar zijn met de dienstverlening en vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid aanvaardbaar worden geacht;
7° " gevaarlijke dienst " : een dienst die niet beantwoordt aan de definitie van " veilige dienst " ;
8° " producent " :
a) de fabrikant van het product of de dienstverlener, indien deze in een lidstaat gevestigd is, en eenieder die zich als fabrikant aandient door op het product zijn naam, merk of ander kenteken aan te brengen, of degene die het product opnieuw in goede staat brengt en een ieder die zich als dienstverlener aandient;
b) de vertegenwoordiger van de fabrikant of van de dienstverlener, indien deze niet in een lidstaat gevestigd zijn, of, indien er geen in een lidstaat gevestigde vertegenwoordiger is, de importeur van het product of de distributeur van de dienst;
c) de andere personen die beroepshalve betrokken zijn bij de verhandelingsketen of de dienstverlening, voor zover hun activiteiten van invloed kunnen zijn op de veiligheidskenmerken van de producten die op de markt worden gebracht;
d) de werkgever die producten vervaardigt voor gebruik op de arbeidsplaats in het eigen bedrijf;
9° " distributeur " : de persoon die beroepshalve betrokken is bij de verhandelingsketen of de dienstverlening en wiens activiteit geen invloed heeft op de veiligheidskenmerken van de producten;
10° " werknemer " : de werknemer zoals bepaald in artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
11° " werkgever " : de werkgever zoals bepaald in artikel 2, § 1, 2°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
12° " gebruiker " : naar gelang het geval de consument, de werkgever of de werknemer;
13° " tussenkomend organisme " :
a) elk organisme dat in het kader van boek IX of zijn uitvoeringsbesluiten optreedt bij het opstellen van een risicoanalyse, het bepalen van preventiemaatregelen, het uitvoeren van opstellingsinspecties, het uitvoeren van onderhoudsinspecties, het opstellen van inspectie- of onderhoudsschema's, het uitvoeren van periodieke controles of het uitvoeren van periodiek nazicht;
b) elk organisme dat in het kader van boek IX of zijn uitvoeringsbesluiten wordt aangesteld als aangemelde of erkende instantie bij het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingsprocedures;
c) elk organisme dat in het kader van boek IX of zijn uitvoeringsbesluiten optreedt om op een andere wijze de veiligheid van een product of dienst te controleren;
14° " risico " : de kans dat er schade ontstaat door het gebruik of de aanwezigheid van een gevaarlijk product. De risicofactoren zijn de omgevingsfactoren en de individugebonden factoren die de kans op het ontstaan of de ernst van de schade beïnvloeden;
15° " ernstig risico " : een risico dat snel ingrijpen van de overheid vereist, met inbegrip van risico's waarvan de gevolgen zich niet onmiddellijk voordoen;
16° " de minister " : de minister tot wiens bevoegdheden de bescherming van de veiligheid van de consumenten behoort;
17° " terugroepen " : alle maatregelen om een gevaarlijk product dat een producent of distributeur al aan de gebruiker heeft geleverd of beschikbaar gesteld, terug te nemen;
18° " uit de handel nemen " : alle maatregelen om uitstalling of distributie en aanbieding van een gevaarlijk product, en de aanbieding van een gevaarlijke dienst, te verhinderen;
19° " geharmoniseerde norm " : een niet-bindende nationale norm van een lidstaat, die een omzetting is van een Europese norm die het voorwerp heeft uitgemaakt van een mandaat van de Europese Commissie aan een Europese normalisatie-instelling en waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd. De referenties van de Belgische normen die voldoen aan deze bepaling worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;
20° " lidstaat " : lidstaat van de Europese Unie, Turkije of een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 par KB 2013-12-08/01, art. 2> (2)<W 2016-06-29/01, art. 5, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
HOOFDSTUK 8. [1 - Definities eigen aan boek X. ]1
Art. I.11

[1 Voor de toepassing van boek X gelden de volgende definities :
1° "handelsagentuurovereenkomst" : overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast wordt met het bemiddelen en eventueel het afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal.

   De handelsagent deelt zijn werkzaamheden naar eigen goeddunken in en beschikt zelfstandig over zijn tijd;
2° "commerciële samenwerkingsovereenkomst" : overeenkomst gesloten tussen meerdere personen, waarbij de ene persoon het recht verleent aan de andere om bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten een commerciële formule te gebruiken onder één of meerdere van de volgende vormen :
- een gemeenschappelijk uithangbord;
- een gemeenschappelijke handelsnaam;
- een overdracht van know how;
- een commerciële of technische bijstand.
3° "verkoopconcessie" : iedere overeenkomst krachtens welke een concessiegever aan een of meer concessiehouders het recht voorbehoudt in eigen naam en voor eigen rekening producten te verkopen, die hijzelf vervaardigt of verdeelt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 9. - [1 Definities eigen aan boek XI ]1
Art. I.13

[1 Voor de toepassing van boek XI gelden de volgende definities :
1° Verdrag van Parijs : het Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom ondertekend te Parijs op 20 maart 1883 en goedgekeurd bij de wet van 5 juli 1884, inbegrepen iedere herzieningsakte die door België werd bekrachtigd;
2° Berner Conventie : de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, aangevuld te Parijs op 4 mei 1896, herzien te Berlijn op 13 november 1908, aangevuld te Bern op 20 maart 1914, herzien te Rome op 2 juni 1928, te Brussel op 26 juni 1948, te Stockholm op 14 juli 1967 en te Parijs op 24 juli 1971, gedaan te Parijs op 24 juli 1971;
3° TRIPs-Overeenkomst : de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, opgenomen als Annex 1C bij het Akkoord tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, ondertekend te Marrakesh op 15 april 1994 en goedgekeurd bij de wet van 23 december 1994;
4° Wereldhandelsorganisatie : de organisatie opgericht door het Akkoord tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, ondertekend op 15 april 1994 te Marrakesh en goedgekeurd bij wet van 23 december 1994;
5° Dienst : de Dienst voor de Intellectuele Eigendom bij de Federale Overheidsdienst Economie; ]1
[2 6° databank : een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk;
7° technische voorzieningen : technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of prestaties of databanken, die door de houders van auteursrechten of naburige rechten of producenten van databanken niet zijn toegestaan; ]2
[3 8° Harmonisatiebureau voor de interne markt : Harmonisatiebureau voor de interne markt ingesteld door artikel 2 van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk. ]3

(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> (2)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> (3)<W 2015-07-20/15, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. I.14

[1 Voor de toepassing van boek XI, titels 1 en 2, gelden de volgende definities :
1° Samenwerkingsverdrag : het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, opgemaakt te Washington op 19 juni 1970 en goedgekeurd door de wet van 8 juli 1977;
2° Europees Octrooiverdrag : het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, opgemaakt te München op 5 oktober 1973, goedgekeurd bij de wet van 8 juli 1977, zoals gewijzigd door de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, aangenomen te München op 29 november 2000 en goedgekeurd bij wet van 21 april 2007;
3° wet van 10 januari 1955 : de wet betreffende de bekendmaking en de toepassing der uitvindingen en fabrieksgeheimen die de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat aangaan;
4° Europees Octrooibureau : het Europees Octrooibureau ingesteld door het Europees Octrooiverdrag;
5° register : het register van de uitvindingsoctrooien en van de aanvullende beschermingscertificaten;
6° verzameling : de Verzameling van de uitvindingsoctrooien en van de aanvullende beschermingscertificaten;
7° biologisch materiaal : materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een biologisch systeem kan worden gerepliceerd;
8° microbiologische werkwijze : iedere werkwijze waarbij microbiologisch materiaal wordt gebruikt, die op microbiologisch materiaal ingrijpt of die microbiologisch materiaal als resultaat heeft;
9° werkwijze van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren : werkwijze voor de voortbrenging van planten of dieren die geheel bestaat uit natuurlijke verschijnselen zoals kruisingen of selecties;
10° geschrift : een opeenvolging van duidelijke, gehandtekende en toegankelijke tekens die nadien geraadpleegd kunnen worden ongeacht hun drager en hun wijze van overdracht;
11° handtekening : een geschreven of elektronische handtekening. Wanneer de handtekening elektronisch is, bepaalt de Koning de techniek(en) die toelaten te veronderstellen dat de identiteit van de ondertekenaar en de integriteit van zijn akte zijn gegarandeerd;
12° verordening 1257/2012 : De Verordening nr. 1257/2012 van 17 december 2012 van het Europees Parlement en de Raad tot het uitvoering geven aan een nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming;
13° het Europees octrooi : een octrooi dat door het Europees Octrooibureau ("EOB") volgens de regels en procedures zoals vastgelegd in het Europees Octrooiverdrag is verleend, onafhankelijk van het feit of het Europees octrooi eenheidswerking geniet krachtens de verordening 1257/2012.
14° het Europees octrooi met eenheidswerking : het Europees octrooi dat eenheidswerking geniet krachtens de verordening 1257/2012;
15° het Europees octrooi zonder eenheidswerking : het Europees octrooi dat geen eenheidswerking heeft krachtens de Verordening 1257/2012;
16° het eengemaakt octrooigerecht : het gerecht gemeenschappelijk aan de overeenkomstsluitende lidstaten dat werd ingesteld door de Overeenkomst betreffende de oprichting van een eengemaakt octrooigerecht, ondertekend op 19 februari 2013.
]1

(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. I.15

[1 Voor de toepassing van boek XI, titel 3, gelden de volgende definities :
1° ras : een plantengroep van een botanische taxon van de laagst bekende rang die, ongeacht of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een kwekersrecht, kan worden :
- gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen die het resultaat is van een bepaald genotype of van een bepaalde combinatie van genotypen,
- onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van ten minste één van die eigenschappen, en
- beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;
2° rascomponenten : de volledige planten of plantendelen, voor zover die delen volledige planten kunnen voortbrengen;
3° geschrift : een opeenvolging van duidelijke, gehandtekende en toegankelijke tekens die nadien geraadpleegd kunnen worden ongeacht hun drager en hun wijze van overdracht. ]1

(1)<Ingevoegd bij w 2014-04-19/60, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. I.16

[1 § 1. Voor de toepassing van boek XI, titel 5, gelden de volgende definities:
1° Controledienst: de controledienst van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten bij de Federale Overheidsdienst Economie;
2° rechtmatig gebruiker: eenieder die handelingen verricht welke door de auteur of bij wet zijn toegestaan;
3° doorgifte via de kabel: de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, door middel van een kabel- of microgolfsysteem, aan het publiek, van een eerste uitzending, al dan niet via de ether, ook per satelliet, van televisie- of radioprogramma's die voor ontvangst door het publiek bestemd zijn;
4° beheersvennootschap: iedere in België gevestigde vennootschap die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd is om, als haar enig doel of een van hoofddoelen, auteursrechten of naburige rechten te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden, en die eigendom is of onder zeggenschap staat van haar leden;
5° collectieve beheerorganisatie: iedere organisatie die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd is om, als haar enig doel of hoofddoel, auteursrechten of naburige rechten te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden en die aan één of beide van de onderstaande criteria voldoet:
a) ze is eigendom van of staat onder zeggenschap van haar leden;
b) ze treedt op zonder winstoogmerk;
6° onafhankelijke beheerentiteit: een organisatie gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling is gemachtigd om, als haar enig doel of hoofddoel, auteursrechten of naburige rechten te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden en die direct noch indirect, geheel noch gedeeltelijk eigendom is van, noch onder zeggenschap staat van rechthebbenden, en die met winstoogmerk optreedt.
[3 7° directe injectie: de techniek waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen uitsluitend aan de distributeurs van signalen doorgeeft zonder dat die signalen tijdens en naar aanleiding van die doorgifte toegankelijk zijn voor het publiek, en waarbij die distributeurs de signalen vervolgens naar hun respectievelijke abonnees sturen, zodat deze de programma's kunnen ontvangen. ]3

[2 § 1/1. Voor de toepassing van boek XI, titel 5, hoofdstuk 2, artikelen XI.190, 18° en 19°, XI.217, 17° en 18°, en hoofdstuk 8/2, evenals titel 6, artikel XI.299, § 4, en titel 7, hoofdstuk 3, artikel XI.310, § 2, gelden de volgende definities:
1° werk of prestatie: een werk in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander soort geschrift, notaties met inbegrip van bladmuziek en daarmee samenhangende illustraties, op om het even welke drager, met inbegrip van audioformaten, zoals luisterboeken, en digitale formaten, dat wordt beschermd door het auteursrecht of naburige rechten en dat is gepubliceerd of op een andere geoorloofde wijze algemeen beschikbaar is gesteld;
2° begunstigde: onverminderd andere handicaps, een persoon:
a) die blind is;
b) met een visuele handicap die niet zodanig kan worden verbeterd dat de persoon het gezichtsvermogen krijgt dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen;
c) met een waarnemings- of leeshandicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen; of
d) die, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat is een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of zijn ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht;
3° exemplaar in toegankelijke vorm: een exemplaar van een werk of prestatie in een alternatieve vorm waarmee dat werk of die prestatie voor een begunstigde toegankelijk wordt, onder meer om de toegang tot het werk voor die begunstigde even eenvoudig en gemakkelijk te maken als voor een persoon zonder een van de onder 2° bedoelde handicaps;
4° toegelaten entiteit: een entiteit die door een lidstaat van de Europese Unie is gemachtigd of erkend om zonder winstoogmerk onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie aan begunstigden te bieden. Deze term omvat tevens openbare instellingen of organisaties zonder winstoogmerk die begunstigden dezelfde diensten aanbieden als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang. ]2

§ 2. De volgende definities zijn toepasselijk op § 1, 4°, 5° en 6°, en op boek XI, titel 5, hoofdstuk 9:
1° rechthebbende: iedere persoon of entiteit, anders dan een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie, die houder is van een auteursrecht of naburig recht of krachtens een overeenkomst voor de exploitatie van rechten of bij wet aanspraak kan maken op een aandeel in de rechteninkomsten;
2° vennoot: een rechthebbende of een entiteit die rechthebbenden vertegenwoordigt, met inbegrip van andere beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, die voldoet aan de voorwaarden tot lidmaatschap van de beheersvennootschap en door deze beheersvennootschap is toegelaten;
3° lid: een rechthebbende of een entiteit die rechthebbenden vertegenwoordigt, met inbegrip van andere beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, die voldoet aan de voorwaarden tot lidmaatschap van de collectieve beheerorganisatie en door deze collectieve beheerorganisatie is toegelaten;
4° rechteninkomsten: door een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie namens rechthebbenden geïnde inkomsten, hetzij voortvloeiend uit een exclusief recht, een recht op vergoeding of een recht op schadeloosstelling;
5° beheerkosten: de bedragen die door een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie in rekening worden gebracht of op de rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten ingehouden of verrekend worden om de kosten te dekken van haar beheer van auteursrechten en naburige rechten;
6° vertegenwoordigingsovereenkomst: iedere overeenkomst tussen beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties waarbij één beheersvennootschap en/of collectieve beheerorganisatie een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie belast met het beheer van de rechten die zij vertegenwoordigt, met inbegrip van overeenkomsten die worden gesloten krachtens de artikelen XI.273/8 en XI.273/9;
7° repertoire: de werken en/of prestaties waarvoor een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie rechten beheert;
8° multiterritoriale licentie: een licentie die geldt voor het grondgebied van meer dan één lidstaat;
9° onlinerechten inzake muziekwerken: elk van de rechten van een auteur inzake een muziekwerk waarin artikel XI.165 voorziet en die zijn voorgeschreven voor de verstrekking van een onlinedienst;
10° de voorwaarden tot lidmaatschap: de voorwaarden die toepasselijk zijn op de handeling waarbij de rechthebbende het beheer van zijn rechten toevertrouwt aan de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie alsook de handeling waarbij de rechthebbende vennoot van de beheersvennootschap of lid van de collectieve beheerorganisatie kan worden. ]1

(1)<W 2017-06-08/13, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (2)<W 2018-11-25/04, art. 2, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018> (3)<W 2018-11-25/03, art. 2, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. I.17

[1 Voor de toepassing van boek XI, titel 7, gelden de volgende definities :
1° rechtmatig gebruiker : de persoon die opvragingen verricht en/of de databank hergebruikt op een wijze die door de producent van de databank of bij wet is toegestaan;
2° producent van een databank : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het initiatief neemt tot en het risico draagt van de investeringen waardoor de databank ontstaan is;
3° opvraging : de permanente of tijdelijke overbrenging van de inhoud van een databank of van een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Openbare uitlening wordt niet als opvraging beschouwd;
4° hergebruik : elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of van een substantieel deel ervan, door verspreiding van kopieën, verhuur, on line transmissie of in een andere vorm. Openbare uitlening wordt niet als hergebruik beschouwd. ]1

(1)<Ingevoegd bij w 2014-04-19/60, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. I.17/1

[1 Voor de toepassing van boek XI, titels 8/1, 9/1 en 10, hoofdstuk 4/1, gelden de volgende definities:
1° bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
a) ze is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie;
b) ze bezit handelswaarde omdat zij geheim is;
c) ze is door de persoon die rechtmatig daarover beschikt onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden;
2° houder van het bedrijfsgeheim: iedere natuurlijke of rechtspersoon die rechtmatig over een bedrijfsgeheim beschikt;
3° inbreukmaker: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijfsgeheim onrechtmatig heeft verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt;
4° inbreukmakende goederen: goederen waarvan het ontwerp, de kenmerken, de werking, het productieproces of het in de handel brengen aanzienlijk baat hebben bij bedrijfsgeheimen die onrechtmatig zijn verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 2, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
HOOFDSTUK 10. [1 Definities eigen aan Boek XII ]1
Art. I.18

[1 Voor de toepassing van Boek XII gelden de volgende definities :
1° dienst van de informatiemaatschappij : elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van de dienst verricht wordt;
2° elektronische post : tekst-, spraak, geluids- of beeldbericht dat over een openbaar communicatienetwerk wordt verzonden en in het netwerk of in de eindapparatuur van de ontvanger kan worden opgeslagen tot het door de afnemer wordt opgehaald;
3° dienstverlener : iedere natuurlijke of rechtspersoon die een dienst van de informatiemaatschappij levert;
4° gevestigde dienstverlener : een dienstverlener die vanuit een duurzame vestiging voor onbepaalde tijd daadwerkelijk een economische activiteit uitoefent. De aanwezigheid en het gebruik van technische middelen en technologieën die nodig zijn voor het leveren van de dienst, vormen als zodanig geen vestiging van de dienstverlener;
5° afnemer van de dienst : iedere natuurlijke of rechtspersoon die, al dan niet voor beroepsdoeleinden, gebruikmaakt van een dienst van de informatiemaatschappij, in het bijzonder om informatie te verkrijgen of toegankelijk te maken;
6° reclame : elke vorm van communicatie bestemd voor het direct of indirect promoten van de goederen, diensten of het imago van een onderneming, organisatie of persoon die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent.

   Voor de toepassing van Boek XII vormt het volgende op zich geen reclame :
a) informatie die rechtstreeks toegang geeft tot de activiteit van een onderneming, organisatie of persoon, in het bijzonder een domeinnaam of een elektronisch postadres;
b) mededelingen die onafhankelijk en in het bijzonder zonder financiële tegenprestatie zijn samengesteld;
7° gereglementeerd beroep : elke beroepsactiviteit voor zover de toegang tot of uitoefening dan wel één van de wijzen van uitoefening door wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen, direct of indirect afhankelijk is gesteld van het bezit van een diploma, opleidingsbewijs of bekwaamheidsattest;
8° beschermde dienst : één van de diensten van de informatiemaatschappij, voor zover deze tegen betaling en op basis van voorwaardelijke toegang worden verricht, of de verschaffing, beschouwd als een op zichzelf staande dienst, van voorwaardelijke toegang tot deze diensten;
9° voorwaardelijke toegang : elke technische maatregel en regeling die de toegang tot de beschermde dienst in een begrijpelijke vorm afhankelijk maakt van voorafgaande, individuele toestemming;
10° uitrusting voor voorwaardelijke toegang : elke uitrusting of programmatuur die is ontworpen of aangepast om toegang te verschaffen tot een beschermde dienst in een begrijpelijke vorm;
11° illegale uitrusting : elke uitrusting of programmatuur die is ontworpen of aangepast om zonder toestemming van de dienstverrichter in een begrijpelijke vorm toegang te verschaffen tot een beschermde dienst;
12° domeinnaam : een alfanumerieke weergave van een numeriek IP (Internet Protocol) adres dat het mogelijk maakt een op het Internet aangesloten computer te identificeren; een domeinnaam wordt geregistreerd onder een domein van het eerste niveau, dat ofwel overeenstemt met een van de generieke domeinen (gTLD) die werden bepaald door de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN), ofwel met een van de landcodes (ccTLD), zulks krachtens de norm ISO-3166-1;
13° domeinnaam geregistreerd onder het BE-domein : een domeinnaam geregistreerd onder het domein van het eerste niveau dat overeenstemt met de landcode ".be" die krachtens de norm ISO-3166-1 werd toegewezen aan het Koninkrijk België. ]1
[2 14° verordening 910/2014 : de verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG;
15° certificaathouder : een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vertrouwensdienstverlener respectievelijk een certificaat voor elektronische handtekeningen of een certificaat voor elektronische zegels heeft afgegeven;
16° Toezichthoudend orgaan : het orgaan bedoeld in artikel 17, paragraaf 1, van verordening 910/2014, opgericht binnen de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie dat is samengesteld uit de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren en belast is met het toezicht op de in België gevestigde verleners van vertrouwensdiensten, met inbegrip van de elektronische archiveringsdiensten;
17° elektronische archiveringsdienst : vertrouwensdienst ter aanvulling van de diensten bedoeld in artikel 3, paragraaf 16, van verordening 910/2014, die bestaat in het bewaren van elektronische gegevens of het digitaliseren van papieren documenten en die aangeboden wordt door een vertrouwensdienstverlener in de zin van artikel 3, paragraaf 19, van verordening 910/2014 of die voor eigen rekening wordt uitgebaat door een openbare instantie of een natuurlijke persoon of rechtspersoon;
18° gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst : elektronische archiveringsdienst verleend door een gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener in de zin van artikel 3, paragraaf 20, van verordening 910/2014 die zich houdt aan de bepalingen van titel 2 en van bijlage I van boek XII of die voor eigen rekening wordt uitgebaat door een openbare instantie of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich houdt aan de bepalingen van dezelfde titel en dezelfde bijlage met uitzondering van de bepalingen onder e), i), j) en k). ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2016-07-21/40, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
HOOFDSTUK 11. [1 - Definities eigen aan boek XVI. ]1
Art. I.19

[1 Voor de toepassing van Boek XVI gelden de volgende definities :
1° handelsvereniging, beroepsorde of organisatie : vereniging die uitsluitend of hoofdzakelijk het bestuderen, het beschermen en het bevorderen van de professionele of interprofessionele belangen van zijn leden tot doel heeft;
2° consumentengeschil : elk geschil tussen een consument en een onderneming met betrekking tot de uitvoering van een verkoop- of dienstenovereenkomst of tot het gebruik van een product;
3° buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen : elke tussenkomst van een door de overheid opgerichte entiteit of van een onafhankelijke private entiteit die een oplossing voorstelt of oplegt of die partijen bijeenbrengt met het oog op de regeling van het consumentengeschil;
4° gekwalificeerde entiteit : elke private of door een publieke overheid opgerichte entiteit die aan buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen doet en die voorkomt op de lijst die de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie opstelt en notificeert aan de Europese Commissie in uitvoering van de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG. ]1
[3 ... ]3
[4 6° onderneming : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen. ]4

(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014> (2)<W 2015-10-26/06, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> (3)<W 2018-09-20/14, art. 4, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018> (4)<W 2018-04-15/14, art. 45, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 12. [1 - Definities eigen aan boek XV ]1
Art. I.20

[1 Voor de toepassing van boek XV gelden de volgende definities :
1° persoonsgegevens : informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon in overeenstemming met de definitie van artikel 1, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
2° verantwoordelijke voor de verwerking : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur die alleen of samen met anderen het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaalt;
3° verwerking : elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van persoonsgegevens;
4° federale coördinator : de natuurlijke persoon benoemd binnen de Federale Overheidsdienst Economie, om in het kader van de administratieve samenwerking, bepaald in de artikelen XV.35 tot XV.48, het aanspreekpunt te zijn tussen de Europese Commissie en de bevoegde Belgische autoriteiten;
5° waarschuwingscoördinator : de natuurlijke persoon of personen die op federaal niveau is of zijn aangewezen om de andere lidstaten en de Europese Commissie in kennis te stellen van ernstige specifieke handelingen of omstandigheden met betrekking tot een dienstenactiviteit, die ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid van personen of aan het milieu kunnen veroorzaken; ]1
[2 6° Bank : de Nationale Bank van België; ]2
[3 7° onderneming : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen;
8° inschrijvingsplichtige onderneming : elke entiteit die zich dient in te schrijven krachtens artikel III.49.
]3

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2) (3) HOOFDSTUK 12. [1 - Definitie eigen aan boek XVII]1 ---------- (1) Art. I.20. [1 Voor de toepassing van boek XVII, geldt de volgende definitie : 1° bevoegde instantie : elke organisatie die naar het recht van een lidstaat is opgericht, die een rechtmatig belang heeft bij het instellen van een vordering tot staking van een inbreuk om de collectieve belangen van de consumenten te beschermen op grond van de criteria vastgesteld door het recht van die lidstaat.]1 ---------- (1)
HOOFDSTUK 13. [1 - Definities eigen aan boek XVII ]1
Art. I.21

[1 Voor de toepassing van boek XVII, [3 titel 1 en ]3 titel 2, gelden de volgende definities :
1° collectieve schade : het geheel van alle individuele schade die een gemeenschappelijke oorzaak heeft en die de leden van een groep hebben geleden;
2° groep : het geheel van consumenten [2 of het geheel van kmo's ]2 die individueel benadeeld zijn door een collectieve schade en worden vertegenwoordigd in de rechtsvordering tot collectief herstel;
3° rechtsvordering tot collectief herstel : de rechtsvordering die tot doel heeft een collectieve schade te herstellen;
4° optiesysteem met exclusie : het systeem waarin deel uitmaken van de groep, alle consumenten [2 of kmo's ]2 benadeeld door de collectieve schade, behoudens zij die hun wil hebben geuit er geen deel van uit te maken;
5° optiesysteem met inclusie : het systeem waarin enkel deel uitmaken van de groep, de consumenten [2 of kmo's ]2 benadeeld door de collectieve schade die de wil hebben geuit deel uit te maken van de groep;
6° groepsvertegenwoordiger : de vereniging die namens de groep optreedt in een rechtsvordering tot collectief herstel of de autonome openbare dienst bedoeld in artikel XVI.5 van dit Wetboek;
7° akkoord tot collectief herstel : het akkoord tussen de groepsvertegenwoordiger en de verweerder dat het herstel van een collectieve schade regelt; ]1
[3 8° onderneming : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen. ]3

(1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> (2)<W 2018-03-30/35, art. 2, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018> (3)<W 2018-04-15/14, art. 47, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. I.22

[1 Voor de toepassing van Boek XVII, Titel 3, gelden de volgende definities:
1° "inbreuk op het mededingingsrecht": een inbreuk op artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU") [3 en/of op artikel IV.1, op artikel IV.2 of op artikel IV.2/1 ]3;
2° "inbreukpleger": de onderneming of de ondernemingsvereniging die een inbreuk op het mededingingsrecht heeft begaan;
3° "rechtsvordering tot schadevergoeding": een uit hoofde van artikel XVII.72 ingestelde vordering waarbij een schadevordering voor een rechterlijke instantie wordt gebracht door een partij die zich benadeeld acht of door iemand die optreedt namens een of meer partijen die zich benadeeld achten, of door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon op wie de rechten zijn overgegaan van de partij die zich benadeeld acht, daaronder begrepen de persoon die de schadevordering heeft verworven;
4° "schadevordering": een vordering tot vergoeding van de door een inbreuk op het mededingingsrecht ontstane schade;
5° "benadeelde partij": een persoon die schade heeft geleden die is ontstaan door een inbreuk op het mededingingsrecht;
6° "nationale mededingingsautoriteit": de Belgische Mededingingsautoriteit of een andere autoriteit die bevoegd is om de artikelen 101 en 102 VWEU toe te passen, aangewezen door een lidstaat op grond van artikel 35 van de verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels bedoeld in de artikelen 101 en 102 VWEU;
7° "mededingingsautoriteit": de Europese Commissie of een nationale mededingingsautoriteit, of beiden, indien de omstandigheden dit vereisen;
8° "nationale rechterlijke instantie": een rechterlijke instantie van een lidstaat in de zin van artikel 267 VWEU;
[2 beroepsinstantie: het Gerecht van de Europese Unie dat uitspraak doet over een beroep tegen een beslissing van de Europese Commissie betreffende een procedure op grond van artikel 101 en/of 102 van het VWEU, of, in voorkomend geval, het Hof van Justitie van de Europese Unie dat uitspraak doet over een beroep tegen het arrest van het Gerecht conform artikel 256 van het VWEU of een nationale rechterlijke instantie die bevoegd is kennis te nemen van met de gangbare middelen ingestelde beroepen tegen besluiten van een nationale mededingingsautoriteit of tegen uitspraken in beroep tegen deze beslissing ongeacht de vraag of deze rechterlijke instantie al dan niet bevoegd is om een inbreuk op het mededingingsrecht vast te stellen; ]2
10° "inbreukbeslissing": een beslissing op grond waarvan het bestaan van een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld, uitgesproken door een mededingingsautoriteit of door een beroepsinstantie;
11° "definitieve inbreukbeslissing": een beslissing op grond waarvan het bestaan van een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld waartegen op grond van gangbare rechtsmiddelen geen of niet langer meer beroep open staat;
12° "kartel": een overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen twee of meer concurrerende ondernemingen en/of ondernemingsverenigingen - met desgevallend één of meer andere niet-concurrerende ondernemingen en/of ondernemingsverenigingen - met als doel hun concurrentiegedrag op de markt te coördineren of de relevante parameters van mededinging te beïnvloeden via praktijken zoals onder meer, doch niet uitsluitend, het bepalen of coördineren van aan- of verkoopprijzen of andere contractuele voorwaarden, onder meer met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten, de toewijzing van productie- of verkoopquota, de verdeling van markten en klanten, met inbegrip van offertevervalsing, het beperken van import of export of mededingingsverstorende maatregelen tegen andere concurrenten;
13° "clementieregeling": een regeling met betrekking tot de toepassing van artikel 101 VWEU en/of het artikel IV.1 van het Wetboek van economisch recht, op basis waarvan een deelnemer aan een geheim kartel onafhankelijk van de andere bij het kartel betrokken ondernemingen [2 en/of ondernemingsverenigingen ]2 meewerkt aan een onderzoek van de mededingingsautoriteit door vrijwillig informatie te verschaffen over de kennis die deze deelnemer heeft van het kartel en de rol die hij daarin speelt, in ruil waarvoor de deelnemer, op grond van een besluit of door de procedure stop te zetten, volledige of gedeeltelijke vrijstelling van geldboeten of immuniteit tegen vervolgingen wordt verleend voor betrokkenheid bij het kartel;
14° "clementieverklaring": een vrijwillig door of namens een onderneming of een natuurlijke persoon ten overstaan van een mededingingsautoriteit afgelegde mondelinge of schriftelijke verklaring of een opname daarvan, waarin de onderneming [2 , een ondernemingsvereniging ]2 of een natuurlijke persoon mededeelt wat zij of hij weet over een kartel en wat haar of zijn rol daarin was, en die speciaal ten behoeve van die autoriteit is opgesteld met het oog op het krijgen van volledige of gedeeltelijke vrijstelling van geldboeten of immuniteit tegen vervolgingen in het kader van een clementieregeling. Worden uitgesloten, reeds bestaande informatie, namelijk het bewijsmateriaal dat los van de procedure van een mededingingsautoriteit bestaat ongeacht of dit zich al dan niet in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindt;
15° "begunstigde van een volledige vrijstelling van geldboeten": een onderneming of een ondernemingsvereniging waaraan door een mededingingsautoriteit in het kader van een clementieregeling volledige vrijstelling van geldboeten is verleend;
16° [2 voorstel met het oog op een schikking:
vrijwillige verklaring door een onderneming of een ondernemingsvereniging of namens deze onderneming of ondernemingsvereniging ten overstaan van een mededingingsautoriteit waarin de onderneming of ondernemingsvereniging haar deelname aan een inbreuk op het mededingingsrecht en haar aansprakelijkheid voor die inbreuk op het mededingingsrecht erkent of ervan afziet deze deelname en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid te betwisten, waarbij deze verklaring speciaal is opgesteld om de mededingingsautoriteit in staat te stellen een vereenvoudigde of spoedprocedure toe te passen; ]2
17° "meerkosten": het verschil tussen de daadwerkelijk betaalde prijs en de prijs die zonder een inbreuk op het mededingingsrecht toegepast was;
18° "minnelijke oplossing van geschillen": ieder processus dat de partijen in staat stelt een geschil over een schadevordering buitengerechtelijk te beslechten, zoals bemiddeling, buitengerechtelijke schikkingen of arbitrage;
19° "minnelijke schikking": een door middel van een minnelijke oplossing van geschillen verkregen schikking alsook een scheidsrechterlijk vonnis;
20° "directe afnemer": een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die rechtstreeks van een inbreukpleger producten heeft verworven die het voorwerp waren van een inbreuk op het mededingingsrecht;
21° "indirecte afnemer": een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die niet van de inbreukpleger maar van een directe afnemer of van een volgende afnemer producten heeft verworven die het voorwerp waren van een inbreuk op het mededingingsrecht, of producten waarin deze zijn verwerkt of die daarvan zijn afgeleid. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017> (2)<W 2018-07-30/47, art. 3, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> (3)<W 2019-04-04/53, art. 3, 080; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
HOOFDSTUK 14. [1 - Definities eigen aan boek XX. ]1
Art. I.22

[1 Voor de toepassing van boek XX gelden de volgende definities:
1° "insolventieprocedure": een procedure van gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord of door een collectief akkoord of door overdracht onder gerechtelijk gezag of van faillissement;
2° "hoofdinsolventieprocedure": hoofdprocedure zoals bepaald in artikel 3 van de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures;
3° "beslissing tot opening van een insolventieprocedure": de beslissing van een rechterlijke instantie tot opening van een insolventieprocedure of tot bevestiging van de opening van een dergelijke procedure;
4° "insolventierechtbank": de [3 ondernemingsrechtbank ]3 bevoegd om een insolventieprocedure te openen, of die ze geopend heeft;
5° "tijdstip waarop de procedure is geopend": het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een insolventieprocedure rechtsgevolgen heeft, onafhankelijk van de vraag of de beslissing nog voor rechtsmiddelen vatbaar is;
6° "register": het Centraal Register Solvabiliteit is de geïnformatiseerde gegevensbank waar de dossiers betreffende de minnelijke akkoorden, de procedures van gerechtelijke reorganisatie of faillissement worden opgeslagen en bewaard;
7° "insolventiefunctionaris": elke persoon of instantie waarvan de taak, mede op tussentijdse basis, erin bestaat, een of meer van de volgende taken te vervullen:
i) de in het kader van een insolventieprocedure ingediende vorderingen te verifiëren en te aanvaarden;
ii) het collectieve belang van de schuldeisers te behartigen;
iii) het geheel of een deel van de goederen waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking werd ontzegd, te beheren;
iv) de onder iii) bedoelde goederen te vereffenen en in voorkomend geval de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers; of
v) toe te zien op het beheer van de onderneming van de schuldenaar;
[2 7° /1 "onderneming" : een onderneming in de zin van artikel I.1, eerste lid, 1°, van dit boek; ]2
[2 "schuldenaar" : een onderneming met uitzondering van iedere publiekrechtelijke rechtspersoon; ]2
9° "schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt": een schuldenaar ten aanzien van wie een insolventieprocedure is geopend, waarbij niet noodzakelijkerwijs een insolventiefunctionaris wordt aangewezen of waarbij de rechten en plichten aangaande het beheer van de goederen van de schuldenaar niet volledig aan een insolventiefunctionaris worden overgedragen, en waarbij de schuldenaar derhalve volledig of tenminste gedeeltelijk de zeggenschap over zijn goederen of zijn activiteiten behoudt;
10° "beoefenaar van een vrij beroep": de onderneming in de zin van artikel I.1.14° van dit boek;
11° "schuldvorderingen in de opschorting": de schuldvorderingen ontstaan voor het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent of die uit het verzoekschrift of gerechtelijke beslissing genomen in het kader van de procedure volgen;
12° "gewone schuldvorderingen in de opschorting": de schuldvorderingen in de opschorting andere dan de buitengewone schuldvorderingen in de opschorting;
13° "gewone schuldeiser in de opschorting": de persoon die titularis is van een gewone schuldvordering in de opschorting;
14° "buitengewone schuldvorderingen in de opschorting": de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn op het ogenblik van de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, door een zakelijke zekerheid, en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars; de schuldvordering is slechts buitengewoon ten belope van het bedrag waarvoor, op de dag van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, een inschrijving of registratie is genomen, of wanneer geen inschrijving of registratie is genomen, ten belope van de realisatiewaarde in going concern van het goed of indien het onderpand betrekking heeft op specifieke verpande schuldvorderingen, de boekhoudkundige waarde; de hiervoor omschreven beperking is slechts van toepassing met het oog op de uitwerking en stemming van het reorganisatieplan, zoals bedoeld in de artikelen XX.72 tot XX.83;
15° "buitengewone schuldeiser in de opschorting": de persoon die titularis is van een buitengewone schuldvordering in de opschorting;
16° "schuldeiser-eigenaar": de schuldeiser die tot zekerheid van zijn schuldvordering eigenaar is van goederen in handen van de schuldenaar, op de dag van de opening van een insolventieprocedure;
17° "centrum van de voornaamste belangen": de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is;
18° "vestiging": elke plaats van handeling waar een schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit die niet van tijdelijke aard is, uitoefent of heeft uitgeoefend in de periode van drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de hoofdinsolventieprocedure;
19° "maatschappelijke zetel": de statutaire zetel;
20° "opschorting": het door de rechtbank aan de schuldenaar toegekend moratorium teneinde een gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord of door een collectief akkoord of door overdracht onder gerechtelijk gezag te realiseren;
21° "reorganisatieplan": het door de schuldenaar in de loop van de opschorting opgesteld plan, bedoeld in de artikelen XX.70 en volgende;
22° "restschulden": de schulden die onbetaald zijn gebleven bij het einde van de insolventieprocedure;
23° "Insolventieverordening": de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures;
24° "moedervennootschap": een vennootschap die rechtstreeks of onrechtstreeks controle uitoefent over een of meer vennootschappen; een vennootschap die geconsolideerde financiële overzichten opstelt overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad wordt geacht een moedervennootschap te zijn;
25° "vennootschapsgroep": een moedervennootschap en al haar dochtervennootschappen;
26° "verbonden ondernemingen": ondernemingen waartussen een relatie van verbondenheid bestaat in de zin van artikel 11, 1°, van het Wetboek van vennootschappen;
27° "elektronische ondertekening": een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12. en 3.27. van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, of door een andere elektronische handtekening die voldoet aan de criteria die de Koning kan bepalen ten einde de identiteit van de partijen en hun instemming met de inhoud van de akte te verzekeren; ]1
[2 28° "minister" : de minister bevoegd voor Justitie. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 2, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> (2)<W 2018-04-15/14, art. 48, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018> (3)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
BOEK II. - Algemene beginselen
Titel 1. - Toepassingsgebied
Art. II

1. Onder voorbehoud van de toepassing van internationale verdragen, van het recht van de Europese Unie of van bepalingen in bijzondere wetten, bevat onderhavig Wetboek het algemeen juridisch kader inzake economische aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren.

Titel 2. - Doelstellingen
Art. II.2

Dit Wetboek strekt ertoe de vrijheid van ondernemen en de loyauteit van economische transacties te verzekeren, en een hoog niveau van bescherming van de consument te waarborgen.

Titel 3. - Vrijheid van ondernemen
Art. II.3

Iedereen is vrij om enige economische activiteit naar keuze uit te oefenen.

Art. II.4

De vrijheid van ondernemen wordt uitgeoefend met inachtneming van de in België van kracht zijnde internationale verdragen, van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid zoals vastgesteld door of krachtens de internationale verdragen en de wet, alsmede van de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen en van de bepalingen van dwingend recht.

Titel 4. [1 Raadplegingen. ]1
Art. II.5

[1 Voor besluiten die een loutere omzetting zijn van harmonisatiemaatregelen genomen op Europees vlak, zijn de raadplegingen van adviesorganen voorzien door dit Wetboek, niet verplicht, [2 maar zullen deze besluiten ter kennis worden gebracht van deze adviesorganen ]2.

   Ontwerpen van besluiten die invulling geven aan een door de maatregel voorziene beleidsmarge of die andere elementen bevatten die de omzetting van de maatregel als zodanig te buiten gaan, dienen echter wel ter advies te worden voorgelegd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2017-04-18/03, art. 3, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> (2)<W 2019-05-02/28, art. 3, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
BOEK III. [1 Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen. ]1
Titel 1. [1 Vrijheid van vestiging en van dienstverlening. ]1
Hoofdstuk 1. [1 Toepassingsgebied. ]1
Art. III.1

[1 § 1. Deze titel voert gedeeltelijk de bepalingen uit van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.

§ 2. Deze titel is van toepassing op diensten, onverminderd de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten, met uitzondering van :
1° de diensten van algemeen belang van niet-economische aard, met inbegrip van de sociale diensten die niet onder 11° vallen;
2° de financiële diensten;
3° de elektronische communicatiediensten en netwerken, evenals de middelen en diensten, met betrekking tot aangelegenheden die door de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie beheerd worden;
4° de diensten op het gebied van vervoer met inbegrip van de havendiensten die onder de werkingssfeer van titel VI van het VWEU vallen;
5° de diensten van notarissen die bij een officieel overheidsbesluit zijn benoemd;
6° de diensten van gerechtsdeurwaarders die bij een officieel overheidsbesluit zijn benoemd;
7° de diensten van uitzendkantoren;
8° de diensten van de gezondheidszorg, al dan niet verleend door gezondheidszorgfaciliteiten en ongeacht de wijze waarop zij zijn georganiseerd en worden gefinancierd en ongeacht of zij openbaar of particulier van aard zijn;
9° de gokactiviteiten die erin bestaan dat een financiële waarde wordt ingezet bij kansspelen, met inbegrip van loterijen, gokken in casino's en weddenschappen;
10° de werkzaamheden ter uitoefening van het openbaar gezag zoals bepaald in artikel 51 van het VWEU;
11° zonder afbreuk te doen aan hun kwalificatie als diensten van algemeen belang van niet-economische aard bedoeld in 1° of de kwalificatie als diensten van algemeen belang van economische aard, sociale diensten betreffende sociale huisvesting, kinderzorg en bijstand aan gezinnen en personen die permanent of tijdelijk in nood verkeren, die worden rechtstreeks of onrechtstreeks verleend door de Federale Staat;
12° de diensten van private veiligheid.

§ 2. Deze titel is niet van toepassing op :
1° het domein van de fiscaliteit;
2° het arbeidsrecht;
3° het sociaal zekerheidsrecht.

§ 3. Indien de bepalingen van deze titel strijdig zijn met wetgevende of reglementaire bepalingen ter omzetting van Gemeenschapsrecht die betrekking hebben op de specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen, dan hebben deze laatste bepalingen voorrang.

   Dit betreft met name :
[2 de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan ]2;
2° de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voor zover zij de Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten omzet;
3° de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties.

§ 4. Deze titel heeft geen betrekking op de regels van het internationaal privaatrecht, in het bijzonder de regels betreffende de bepaling van het op contractuele en niet-contractuele verbintenissen toepasselijke recht, met inbegrip van de regels die waarborgen dat voor de consumenten de bescherming geldt die hen wordt geboden door de regels inzake consumentenbescherming die zijn neergelegd in de consumentenwetgeving die in hun lidstaat van kracht is.

§ 5. Deze titel, en meer bepaald de bepalingen met betrekking tot de controle op de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, worden uitgevoerd en zijn van toepassing onverminderd de regels zoals bepaald in Richtlijn 95/46/EG, in Richtlijn 2002/58/EG, in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, en onverminderd de voorziene regels inzake bescherming van persoonsgegevens, in de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en in de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de Richtlijn financiële diensten op afstand en van de Richtlijn privacy en elektronische communicatie. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<KB 2017-12-05/05, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Hoofdstuk 2. [1 Vrijheid van vestiging. ]1
Afdeling 1. [1 Vergunningsstelsels. ]1
Art. III.2

[1 Indien voor de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit een vergunning vereist is, moet deze vergunning aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter;
2° de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
3° het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn.

   Het eerste lid is niet van toepassing op vergunningstelsels die rechtstreeks of onrechtstreeks door het gemeenschapsrecht zijn geregeld, onder anderen, de vergunningstelsels die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk stellen van het bezit van bepaalde professionele kwalificaties en specifieke bepalingen die vereisen dat een bepaalde activiteit wordt voorbehouden aan een bepaald beroep. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.3

[1 Vergunningstelsels die in overeenstemming met artikel III.2 worden ingericht moeten gebaseerd zijn op criteria die beletten dat de bevoegde autoriteiten hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.

   Deze criteria zijn :
1° niet discriminerend;
2° gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
3° evenredig met die reden van algemeen belang;
4° duidelijk en ondubbelzinnig;
5° objectief;
6° vooraf openbaar bekendgemaakt;
7° transparant en toegankelijk. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.4

[1 De vergunningsprocedures en formaliteiten moeten gemakkelijk toegankelijk zijn en de lasten die zij voor de aanvragers kunnen voortbrengen moeten redelijk zijn en evenredig met de kosten van de vergunningsprocedures. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.5

[1 De vergunningsvoorwaarden voor een nieuwe vestiging mogen gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare, eisen en controles waaraan de dienstverrichter al in België of een andere lidstaat onderworpen is, niet overlappen. De federale coördinator en de dienstverrichter staan de bevoegde autoriteit bij door over deze eisen de nodige informatie te verstrekken. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.6

[1 Wanneer een dienstverrichter zich in België vestigt, mag geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering of waarborg geëist worden indien de dienstverrichter in een andere lidstaat waar hij een vestiging heeft, al gedekt is door een waarborg die gelijkwaardig is of die, met betrekking tot het doel en de dekking die hij biedt wat het verzekerde risico, de verzekerde som, de maximale waarborg en de mogelijke uitzonderingen van de dekking betreft, in wezen vergelijkbaar is.

   Indien de waarborg slechts ten dele gelijkwaardig is, zal voor de nog niet gedekte elementen een aanvullende waarborg geëist worden.

   Wanneer een beroepsaansprakelijkheids-verzekering of een andere vorm van waarborg opgelegd wordt aan een dienstverrichter gevestigd in België, worden attesten betreffende de dekking, afgegeven door een in een andere lidstaat gevestigde kredietinstelling of verzekeraar, als bewijsmiddel toegelaten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.7

[1 Een vergunning bedoeld in artikel III.2 biedt de dienstverrichter op het gehele Belgische grondgebied het recht op toegang tot of uitoefening van de dienstenactiviteit, mede door de oprichting van agentschappen, dochterondernemingen, kantoren of bijkantoren.

   Het eerste lid is niet van toepassing :
1° wanneer een vergunning eigen aan elke vestiging of een beperking van de vergunning tot een specifiek deel van het nationale grondgebied is gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang;
2° op vergunningen die zijn afgeleverd door de overheden van de gewesten, de gemeenschappen, de provincies en de gemeenten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.8

[1 De ontvangst van elke vergunningsaanvraag wordt binnen tien werkdagen bevestigd.

   De ontvangstbevestiging bevat :
1° de datum waarop de aanvraag is ontvangen;
2° de termijn waarbinnen de beslissing moet genomen worden;
3° de beschikbare rechtsmiddelen, de bevoegde instanties die er kennis van nemen alsook de te respecteren termijnen en formaliteiten;
4° indien van toepassing, de vermelding dat bij het uitblijven van een beslissing binnen de voorziene termijn, de vergunning geacht wordt te zijn verleend.

   Wanneer een aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager binnen een termijn van tien werkdagen geïnformeerd over de noodzaak tot het verstrekken van aanvullende stukken, de termijn waarover hij beschikt om dit te doen alsook de gevolgen hiervan voor de in het tweede lid bedoelde termijn.

   Wanneer een aanvraag wordt geweigerd omdat deze niet aan de vereiste procedures of formaliteiten voldoet, wordt de betrokkene hiervan zo snel mogelijk in kennis gesteld. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.9

[1 De bevoegde autoriteit verleent de vergunning nadat een passend onderzoek heeft vastgesteld dat aan de vergunningsvoorwaarden is voldaan.

   Indien door de reglementering geen termijn wordt voorgeschreven binnen welke een beslissing over de vergunningsaanvraag moet worden genomen, zal deze worden genomen ten laatste dertig werkdagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging of, als het dossier onvolledig is, vanaf het tijdstip waarop de aanvrager de bijkomende documenten heeft ingediend.

   Indien gerechtvaardigd door de complexiteit van het dossier, mag de termijn eenmaal voor een beperkte duur worden verlengd. De verlenging en de duur ervan worden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn ter kennis van de aanvrager gebracht.

   Onverminderd de bijzondere wettelijke of reglementaire regimes gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang, wordt de vergunning geacht te zijn verleend bij het uitblijven van een antwoord binnen de door de wet of de verordening bepaalde termijn. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.10

[1 § 1. De aan een dienstverrichter verleende vergunning heeft een onbeperkte geldigheidsduur, uitgezonderd in de volgende gevallen :
1° de vergunning maakt het voorwerp uit van een systeem van automatische verlenging;
2° de vergunning is alleen afhankelijk van de voortdurende vervulling van de voorwaarden;
3° het aantal beschikbare vergunningen is beperkt omwille van een dwingende reden van algemeen belang;
4° een beperkte duur is gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang.

§ 2. Paragraaf 1 geldt onverminderd de mogelijkheid om een vergunning in te trekken wanneer niet meer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan.

§ 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de maximale termijn waarbinnen de dienstverrichter na ontvangst van de vergunning daadwerkelijk met zijn activiteit moet beginnen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.11

[1 Wanneer het aantal beschikbare vergunningen voor een activiteit beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden, wordt een selectie gemaakt uit de gegadigden volgens een selectieprocedure die alle waarborgen voor onpartijdigheid en transparantie biedt, met name een toereikende bekendmaking van de opening, uitvoering en afsluiting van de procedure.

   In de in het eerste lid bedoelde gevallen wordt de vergunning voor een passende beperkte duur verleend en wordt zij niet automatisch verlengd; evenmin wordt enig ander voordeel toegekend aan de dienstverrichter wiens vergunning zojuist is verlopen of aan personen die een bijzondere band met die dienstverrichter hebben.

   De regels voor de selectieprocedure kunnen rekening houden met overwegingen die betrekking hebben op de volksgezondheid, met doelstellingen van sociaal beleid, de gezondheid en de veiligheid van werknemers of zelfstandigen, de bescherming van het milieu, het behoud van het cultureel erfgoed en andere dwingende redenen van algemeen belang. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 2. [1 Andere vereisten. ]1
Art. III.12

[1 § 1. De toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in België mag niet afhankelijk gemaakt worden van de volgende vereisten :
1° discriminerende vereisten die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de nationaliteit of, voor vennootschappen, met de plaats van de statutaire zetel, waaronder met name :
a) nationaliteitsvereisten voor de dienstverrichter, zijn personeel, de aandeelhouders of de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de dienstverrichter;
b) de vereiste dat de dienstverrichter, zijn personeel, de aandeelhouders of de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan hun verblijfplaats hebben op Belgisch grondgebied;
2° een verbod op het hebben van een vestiging in meer dan een lidstaat of op inschrijving in registers of bij beroepsorden of -verenigingen in meer dan een lidstaat;
3° beperkingen van de vrijheid van de dienstverrichter om tussen een hoofd- of een nevenvestiging te kiezen, met name de verplichting dat de hoofdvestiging van de dienstverrichter zich op hun grondgebied moet bevinden, of beperkingen van de vrijheid om voor vestiging als agentschap, bijkantoor of dochteronderneming te kiezen;
4° wederkerigheidsvoorwaarden ten aanzien van de lidstaat waar de dienstverrichter al een vestiging heeft, behalve in het geval dat dergelijke voorwaarden in een communautair instrument op energiegebied zijn vastgelegd;
5° de toepassing per geval van economische criteria, waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat, van een beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van de activiteit of van een beoordeling van de geschiktheid van de activiteit in relatie tot de door de bevoegde autoriteit vastgestelde doelen van economische planning;
6° de rechtstreekse of onrechtstreekse betrokkenheid van concurrerende marktdeelnemers, ook binnen raadgevende organen, bij de verlening van vergunningen of bij andere besluiten van de bevoegde autoriteiten, met uitzondering van beroepsorden en van beroepsverenigingen of andere organisaties die in de hoedanigheid van bevoegde autoriteit optreden; dit verbod heeft geen betrekking op de raadpleging van organisaties zoals kamers van koophandel of sociale partners over andere aangelegenheden dan individuele vergunningsaanvragen, noch op een raadpleging van het grote publiek;
7° een verplichting tot het stellen van of deelnemen in een financiële waarborg of het afsluiten van een verzekering bij een op Belgisch grondgebied gevestigde dienstverrichter of instelling. Dit belet niet dat een verzekering of financiële garanties als zodanig kunnen verlangd worden noch dat eisen inzake de deelname in een collectief waarborgfonds worden gesteld, bijvoorbeeld voor leden van een beroepsorde of -organisatie.
8° een verplichting al gedurende een bepaalde periode ingeschreven te staan in de registers die in België worden bijgehouden of de activiteit vooraf al gedurende bepaalde tijd in België hebben uitgeoefend.

§ 2. Het in paragraaf 1, 5° vervatte verbod heeft geen betrekking op planningsvereisten waarmee geen economische doelen worden nagestreefd, maar die voortkomen uit dwingende redenen van algemeen belang. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Hoofdstuk 3. [1 Vrijheid van dienstverlening. ]1
Art. III.13

[1 § 1. De toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit mag niet afhankelijk worden gemaakt van de naleving van eisen die :
1° discriminerend zijn en die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de nationaliteit of, voor vennootschappen, met de plaats van de statutaire zetel;
2° niet gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu;
3° die niet van aard zijn om het nagestreefde doel te verwezenlijken en die verder gaan dan wat nodig is om dit doel te bereiken.

§ 2. Het vrij verrichten van diensten door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter mag niet beperkt worden door één van de volgende vereisten :
a) een verplichting voor de dienstverrichter een vestiging in België te hebben;
b) een verplichting voor de dienstverrichter bij de Belgische bevoegde autoriteit een vergunning te verkrijgen of zich in te schrijven in een register of bij een beroepsorde of -vereniging in België, behalve in de in deze titel of door het gemeenschapsrecht geregelde gevallen;
c) een verbod voor de dienstverrichter in België een bepaalde vorm of soort infrastructuur, met inbegrip van een kantoor of kabinet, op te zetten om de betrokken diensten te verrichten;
d) de toepassing van een specifieke contractuele regeling tussen de dienstverrichter en de afnemer die het verrichten van diensten door zelfstandigen verhindert of beperkt;
e) een verplichting voor de dienstverrichter om specifiek voor de uitoefening van een dienstenactiviteit een door de Belgische bevoegde autoriteit afgegeven identiteitsdocument te bezitten;
f) vereisten, andere dan die welke noodzakelijk zijn voor de gezondheid en veiligheid op het werk, die betrekking hebben op het gebruik van uitrusting en materiaal die een integrerend deel van de dienstverrichting vormen;
g) beperkingen van het vrij verrichten van diensten bedoeld in artikel III.80. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.14

[1 Artikel III.13 is niet van toepassing :
1° op diensten van algemeen economisch belang;
2° op de aangelegenheden die vallen onder [2 de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan ]2, en volgens de regels die de wet van 5 maart 2002 bepaalt;
3° op de aangelegenheden die vallen onder deel II, Boek III, Titel Ibis, hoofdstuk I van het Gerechtelijk Wetboek;
4° op activiteiten van gerechtelijke invordering van schulden;
5° op de aangelegenheden die vallen onder de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties en specifieke bepalingen die vereisen dat een activiteit voorbehouden wordt aan een bepaald beroep;
6° op de aangelegenheden die vallen onder de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;
7° op de aangelegenheden die vallen onder de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de artikelen 43 tot 57 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
8° voor wat betreft onderdanen van derde landen die zich in het kader van een dienstverrichting naar België begeven, op de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om onderdanen van derde landen op wie de regeling inzake wederzijdse erkenning van artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen niet van toepassing is, te verplichten in het bezit te zijn van een visum of een verblijfsvergunning, of de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om onderdanen van derde landen te verplichten zich bij of na hun binnenkomst bij hen te melden;
9° met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen op de aangelegenheden die vallen onder de Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap;
10° inzake het auteursrecht en de naburige rechten, de rechten op topografieën van halfgeleiderproducten, de sui generis rechten op databanken, de rechten van industriële eigendom;
11° op handelingen waarvoor de wet de tussenkomst van een notaris voorschrijft;
12° op de aangelegenheden die vallen onder het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van de bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;
13° op de aangelegenheden die vallen onder de artikelen 132, 133 en 134 van het Wetboek van Vennootschappen;
14° op de inschrijving van voertuigen die in een andere lidstaat zijn geleased.
]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<KB 2017-12-05/05, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Titel 2. [1 Kruispuntbank van Ondernemingen en erkende ondernemingsloketten. ]1
Hoofdstuk 1. [1 Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1
Afdeling 1. [1 Oprichting van de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1
Art. III.15

[1 Er wordt een register opgericht, genaamd " Kruispuntbank van Ondernemingen ".

   Dit register en de daarmee gepaard gaande invoering van een uniek ondernemingsnummer heeft tot doel door de realisatie van het principe van de unieke gegevensinzameling de administratieve verplichtingen opgelegd [2 aan geregistreerde entiteiten ]2 te vereenvoudigen en de werking van de overheidsdiensten efficiënter te organiseren.

   De Kruispuntbank van Ondernemingen is belast met het opnemen, het bewaren, het beheren en het ter beschikking stellen van de gegevens die betrekking hebben op de identificatie [2 van de geregistreerde entiteiten ]2 en hun gemandateerden overeenkomstig de bepalingen van deze titel en de wettelijke of reglementaire bepalingen die de oorspronkelijke verzameling van de in artikel III.18 vermelde gegevens toelaten door de overheden, administraties en diensten aangewezen krachtens artikel III.19.

   De Kruispuntbank van Ondernemingen beoogt ook de optimalisering van het overdragen en het verspreiden van de gegevens [2 betreffende de geregistreerde entiteiten ]2

   Te dien einde kan ze met name :
1° linken creëren naar sites en databases van de overheden, administraties en diensten;
2° linken tot stand brengen naar internetsites die informatie bevatten betreffende [2 de identificatie van geregistreerde entiteiten ]2 en hun mandatarissen, met inbegrip van linken naar internetsites van ondernemingen, die in de Kruispuntbank van Ondernemingen ingeschreven zijn.

   De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de modaliteiten waarbinnen de Kruispuntbank van Ondernemingen ter beschikking wordt gesteld in het kader van de versterking van de strijd tegen fraude, overeenkomstig de bepalingen van deze titel en de wettelijke of reglementaire bepalingen die de oorspronkelijke verzameling van de in artikel III.18 bedoelde gegevens toelaten door de overheden, administraties en diensten aangewezen krachtens artikel III.19. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 49, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.16

[1 § 1. In de Kruispuntbank van Ondernemingen worden gegevens opgenomen betreffende :
1° elke natuurlijke persoon die in België een onderneming is, met uitzondering van de natuurlijke personen bedoeld in artikel III.49, § 2, 6° en 9° ;
2° elke rechtspersoon naar Belgisch recht;
3° elke rechtspersoon naar buitenlands of internationaal recht die in België beschikt over een zetel of een bijkantoor;
4° elke andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die in België hetzij als werkgever aan de sociale zekerheid is onderworpen, hetzij aan de belasting over de toegevoegde waarde is onderworpen of die zich overeenkomstig artikel III.49 moet of kan inschrijven;
5° elke vestiging, instantie en dienst naar Belgisch recht die opdrachten van openbaar nut of verbonden met de openbare orde uitvoert en over een financiële en boekhoudkundige autonomie beschikt, onderscheiden van deze van de rechtspersoon naar Belgisch publiek recht waarvan ze afhankelijk zijn;
6° elke natuurlijke persoon, rechtspersoon naar buitenlands of internationaal recht of andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die zich dient te registreren in uitvoering van bijzondere Belgische wetgeving;
7° elke vestigingseenheid van de bovenvermelde geregistreerde entiteiten.

§ 2. De Koning bepaalt de nadere regels voor de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen van de entiteiten bedoeld in paragraaf 1, met uitzondering van de entiteiten bedoeld in de bepaling onder 5°. ]1

(1)<W 2018-04-15/14, art. 50, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2. [1 Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1
Art. III.17

[1 [2 Iedere geregistreerde entiteit ]2 of vestigingseenheid bedoeld in artikel III.16, wordt in de Kruispuntbank van Ondernemingen ingeschreven en verkrijgt op het ogenblik van de inschrijving een ondernemings- of vestigingseenheidsnummer. Dit nummer vormt hun uniek identificatienummer. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 51, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.18

[1 § 1. De inschrijving die gebeurt krachtens artikel III.17 omvat de volgende gegevens :
1° de naam, de benaming of de firmanaam;
2° de nauwkeurige aanduiding van de onderscheiden adressen, in voorkomend geval, van de maatschappelijke zetel van de [2 geregistreerde entiteit ]2 en van de verschillende vestigingseenheden in België;
3° de rechtsvorm;
4° de rechtstoestand;
5° de oprichtings- en stopzettingsdatum van de [2 geregistreerde entiteit ]2 of de vestigingseenheid;
6° de identificatiegegevens van de oprichters, mandatarissen en lasthebbers van de [2 geregistreerde entiteit ]2;
7° de door de [2 geregistreerde entiteit ]2 uitgeoefende economische activiteiten;
8° de overige basisidentificatiegegevens, die moeten verstrekt worden op het ogenblik van de oprichting van de rechtspersoon of in toepassing van Hoofdstuk 2;
9° de aanduiding van de toelatingen, vergunningen en erkenningen waarover de [2 geregistreerde entiteit ]2 beschikt of de hoedanigheden waaronder deze gekend is bij de verschillende overheden, administraties en diensten en, in voorkomend geval, de opvolging van de aanvragen in dit verband;
10° in voorkomend geval, de verwijzing naar de website van de [2 geregistreerde entiteit ]2, haar telefoonnummer, haar faxnummer en haar e-mailadres;
11° de gegevens betreffende de bankrekening(en) van de [2 geregistreerde entiteit ]2.

§ 2. De Koning kan, na advies van het in artikel III.44 bedoelde Toezichtcomité en bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de in paragraaf 1 opgesomde gegevens aanvullen met andere gegevens vereist voor de identificatie van [2 geregistreerde entiteiten ]2 of van gemeenschappelijk belang voor meerdere overheidsdiensten.

§ 3. Iedere wijziging die wordt aangebracht aan de in paragrafen 1 en 2 bedoelde gegevens, moet onverwijld in de Kruispuntbank van Ondernemingen worden opgenomen met aanduiding van de datum waarop zij in werking treedt en van de er voor verantwoordelijke dienst.

§ 4. Deze gegevens worden bewaard gedurende dertig jaar te rekenen van de dag van het verlies van de rechtspersoonlijkheid voor de rechtspersonen, of van de definitieve stopzetting van de activiteit voor de andere bij artikel III.16 bedoelde houders van een inschrijving. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 52, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.19

[1 De Koning wijst, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de overheden, administraties en diensten aan die, betreffende de categorieën van [2 geregistreerde entiteiten ]2 die Hij aanduidt en volgens de functionele verdeling die Hij vastlegt, belast zijn met de eenmalige inzameling en het actualiseren van de gegevens bedoeld in artikel III.18.

   Bij het uitoefenen van deze taak zijn de overheden, administraties en diensten onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die de oorspronkelijke verzameling van de in artikel III.18 bedoelde gegevens toelaten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 53, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.20

[1 Voor de uitvoering van hun opdrachten zoals omschreven in deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten, hebben de Kruispuntbank van Ondernemingen en de overheden, administraties en diensten bedoeld bij artikel III.19, eerste lid :
1° toegang tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van natuurlijke personen;
2° het recht om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.
]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.21

[1 De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de modaliteiten en de aard van de inschrijvingen en de wijzigingen vast, die rechtstreeks op een elektronisch beveiligde wijze door de [2 geregistreerde entiteiten ]2, bedoeld in artikel III.16, mogen worden meegedeeld aan de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 54, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 3. [1 Toekenning en gebruik van het ondernemings- en vestigingseenheidsnummer. ]1
Art. III.22

[1 Het ondernemingsnummer en het vestigingseenheidsnummer toegekend op het ogenblik van de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen worden onmiddellijk na de toekenning medegedeeld [2 aan de geregistreerde entiteit ]2 door de krachtens artikel III.19, eerste lid, aangewezen overheden, administraties en diensten.

   De Koning bepaalt de toekenningregels, de wijze van afleveren en de samenstelling van het ondernemings- en vestigingseenheidsnummer. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 55, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.23

[1 Het gebruik van het ondernemingsnummer is verplicht in de betrekkingen die de [2 geregistreerde entiteiten ]2 hebben met de administratieve en rechterlijke overheden, evenals in de betrekkingen die deze laatste onderling hebben.

   De krachtens artikel III.19, eerste lid, aangewezen overheden, administraties en diensten nemen, teneinde de unieke gegevensinzameling mogelijk te maken, de nodige maatregelen opdat het ondernemings- en vestigingseenheidsnummer een sleutel vormt die toegang geeft tot zowel de gegevens die opgenomen zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen, als tot de gegevens die zijn opgenomen in de door hen beheerde repertoria en geautomatiseerde bestanden, onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen die de toegang tot deze gegevens regelen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 56, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.24

<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 57, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. III.25

[1 Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, brieven, orders en andere stukken uitgaande van [3 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]3 dienen steeds het ondernemingsnummer te vermelden.

   Deze documenten moeten eveneens de domiciliëring en het nummer vermelden van ten minste één rekening waarvan de [3 inschrijvingsplichtige onderneming ]3 houdster is bij een in België gevestigde kredietinstelling die geen gemeentelijke spaarkas is en waarop de [2 de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen ]2 van toepassing is.

   De voor de uitoefening van [3 de economische activiteit van de inschrijvingsplichtige onderneming ]3 gebruikte [3 ... ]3 marktkramen, evenals de vervoermiddelen, die hoofdzakelijk worden gebruikt in het kader van de uitoefening [3 van ambulante activiteiten ]3, of, in het geval van werkgevers, in het kader van een activiteit van burgerlijke of utiliteitsbouw of een activiteit van reinigen van het interieur van gebouwen, dragen op zichtbare wijze het ondernemingsnummer.

   De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de in het kader van het derde lid vermelde activiteiten waarvoor de gebruikte vervoermiddelen op zichtbare wijze het ondernemingsnummer dragen, wijzigen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2016-10-25/04, art. 170, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016> (3)<W 2018-04-15/14, art. 58, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.26

[1 § 1. Elk op verzoek van een [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2 betekend deurwaardersexploot vermeldt steeds het ondernemingsnummer.

   [2 Bij gebreke aan vermelding van het ondernemingsnummer op het deurwaardersexploot, verleent de rechtbank uitstel aan de inschrijvingsplichtige onderneming om haar inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen te bewijzen of om zich in te schrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]2

   [2 Indien de inschrijvingsplichtige onderneming haar inschrijving in deze hoedanigheid in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de datum van het inleiden van haar vordering niet bewijst of niet is ingeschreven binnen de door de rechtbank gestelde termijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen, verklaart de rechtbank van ambtswege de vordering van de inschrijvingsplichtige onderneming onontvankelijk. ]2

§ 2. [3 ... ]3 ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 59, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> (3)<W 2019-05-02/22, art. 2, 072; Inwerkingtreding : 27-05-2019>
Art. III.27

[1 De akten van rechtspleging, die krachtens artikel III.26 onontvankelijk worden verklaard, stuiten de verjaring, alsmede de op straffe van nietigheid bepaalde rechtsplegingtermijnen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.28

[1 De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de verplichtingen bedoeld in de artikelen III.25 en III.26, uitbreiden tot andere [2 categorieën van geregistreerde entiteiten ]2 die in de Kruispuntbank van Ondernemingen zijn opgenomen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 60, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 4. [1 Toegang en gebruik van de gegevens opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1
Art. III.29

[1 § 1. De toegang tot de volgende gegevens, vermeld in de Kruispuntbank van Ondernemingen, kan, zonder voorafgaande machtiging van het Toezichtcomité, worden verleend aan de overheden, besturen, diensten of andere instanties, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten :
1° de ondernemingsnummers en nummers van vestigingseenheidsnummers, toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° de naam van de [2 geregistreerde entiteit ]2 en van haar vestigingseenheden;
3° de juridische vorm van de [2 geregistreerde entiteit ]2;
4° de rechtstoestand van de [2 geregistreerde entiteit ]2;
5° het adres van de [2 geregistreerde entiteit ]2 en van haar vestigingseenheden;
6° de economische activiteiten van de [2 geregistreerde entiteit ]2 en van haar vestigingseenheden;
7° de hoedanigheden volgens welke een [2 geregistreerde entiteit ]2 ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen en, in voorkomend geval, de opvolging van de aanvragen in dit verband;
8° de naam en voornaam van de oprichters en van de personen die binnen de [2 geregistreerde entiteit ]2 een functie uitoefenen onderworpen aan bekendmaking;
9° de erkenningen, toelatingen of vergunningen waarover de [2 geregistreerde entiteit ]2 beschikt, voor zover ze onderworpen zijn aan de bepalingen van verplichte bekendmaking of belang hebben voor derden en, in voorkomend geval, de opvolging van de aanvragen in dit verband;
10° de verwijzing naar de website van de [2 geregistreerde entiteit ]2, haar telefoonnummers, faxnummers alsook haar e-mailadres;
11° alle gegevens onderworpen aan bepalingen inzake bekendmaking met toepassing van :
a) het Wetboek van Vennootschappen;
b) de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
c) de wet van 12 juli 1989 houdende verscheidene maatregelen tot toepassing van de Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden;
d) de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord;
e) de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;
f) de faillissementswet van 8 augustus 1997;
g) de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen;
[2 h) boek XX van dit Wetboek; ]2
12° de gegevens die moeten worden meegedeeld door de [2 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]2 in uitvoering van het artikel III.53, met uitzondering van het Rijksregisternummer of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
13° de gegevens betreffende de bankrekening(en).

§ 2. De Koning bepaalt de modaliteiten voor deze toegang bij een besluit vastgelegd na overleg in de ministerraad en na advies van het Toezichtcomité bedoeld in de artikelen III.44. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 61, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.30

[1 § 1. De toegang tot de andere gegevens dan die opgesomd in het artikel III.29 vermeld in de Kruispuntbank van Ondernemingen, kan worden verleend, middels een voorafgaande machtiging van het Toezichtcomité aan de overheden, besturen, diensten of andere instanties, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten.

§ 2. Vooraleer zijn machtiging te verlenen, controleert het Toezichtcomité of de gevraagde toegang overeenstemt met deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten.

§ 3. De Koning bepaalt de voorwaarden voor die toegang bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad en na advies van het Toezichtcomité bedoeld in artikel III.44.

§ 4. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad en na advies van het Toezichtcomité, de gevallen waarin, bij afwijking van het eerste lid, geen machtiging van het Toezichtcomité vereist is.

§ 5. De uitwisselingen tussen overheidsdiensten, op basis van het ondernemings- of vestigingseenheidsnummer, van andere gegevens dan deze opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen moeten vooraf gemeld worden aan het Toezichtcomité, dat deze registreert in een kadaster, dat door iedereen geraadpleegd kan worden.

   De Koning bepaalt, na advies van het Toezichtcomité, de modaliteiten met betrekking tot de oprichting en raadpleging van het kadaster, alsook de modaliteiten voor de communicatie aan het Toezichtcomité. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.31

[1 Alle natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten hebben toegang, via het internet, tot gegevens bedoeld in het artikel III.29, § 1, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen.

   Er wordt minstens voorzien in een vrij toegankelijke website waarop deze gegevens in een leesbaar formaat terug te vinden zijn.

   De Koning bepaalt de gegevens die aldus toegankelijk zijn evenals de voorwaarden voor het raadplegen ervan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.32

[1 [2 Iedere geregistreerde entiteit ]2 heeft recht op mededeling van de hem betreffende gegevens die opgenomen zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Indien blijkt dat de medegedeelde gegevens overeenkomstig de ter zake geldende wetgeving onnauwkeurig, onvolledig of onjuist zijn, kan de houder van een inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen de verbetering van deze gegevens vragen op de wijze en binnen de termijnen vastgesteld door de Koning. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 62, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.33

[1 Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de artikelen III.29 en III.30, stelt de Koning, na advies van het Toezichtcomité, de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen vast die het voorwerp kunnen uitmaken van een commercieel of niet-commercieel hergebruik alsook de modaliteiten inzake hun terbeschikkingstelling.

   Enkel de beheersdienst mag deze basisgegevens aan ondernemingen verstrekken. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.34

[1 § 1. Onverminderd artikel III.33 kan eenieder bij een ondernemingsloket inzage nemen van de gegevens [2 ... ]2 betreffende een bepaalde [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2 en zich volledige of gedeeltelijke afschriften dan wel uittreksels van het register doen afgeven op de wijze bepaald door de Koning.

§ 2. De afschriften of uittreksels [2 betreffende een inschrijvingsplichtige onderneming ]2 worden op uitdrukkelijk verzoek eensluidend verklaard.

§ 3. De afschriften of uittreksels vermelden niet de inhoud van rechterlijke beslissingen die betrekking hebben op :
1° een faillissement en één van de veroordelingen bepaald in de artikelen 486, 489bis en 489ter van het Strafwetboek, in geval van rehabilitatie;
2° een gerechtelijk akkoord na uitvoering of een procedure van gerechtelijke reorganisatie na uitvoering;
3° onbekwaam verklaring of benoeming van een gerechtelijk raadsman, wanneer een vonnis van opheffing is gewezen;
4° de veroordelingen bedoeld in de artikelen XV.76, XV.77, 1° tot 6°, XV.78 en XV.79. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 63, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.35

[2 § 1. ]2 [1 De gegevens vermeld op de uittreksels van de Kruispuntbank van Ondernemingen hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. ]1

[2 § 2. De uittreksels zijn beschikbaar in de drie officiële landstalen. Zij worden ook afgeleverd in het Engels op uitdrukkelijk verzoek. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2016-06-06/06, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 10-06-2017>
Afdeling 5. [1 Realisatie van het principe van de unieke gegevensinzameling. ]1
Art. III.36

[1 Overheden, administraties en diensten die gemachtigd zijn de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen te raadplegen mogen deze gegevens niet meer opnieuw rechtstreeks opvragen bij de [2 geregistreerde entiteiten ]2 of bij de lasthebbers van deze laatste. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 64, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.37

[1 Eens een gegeven is medegedeeld aan en opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen kunnen de diensten die gemachtigd zijn deze gegevens te raadplegen, het niet rechtstreeks meedelen ervan niet langer ten laste leggen aan betrokkene. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 6. [1 Inschrijving, wijziging of doorhaling van de onjuiste of ontbrekende gegevens. ]1
Art. III.38

[1 § 1. Elke belanghebbende kan bij de beheersdienst de rechtzetting van een onjuist gegeven of de inschrijving van een ontbrekend gegeven in de Kruispuntbank van Ondernemingen aanvragen. Hij deelt ter ondersteuning van dit verzoek alle rechtvaardigende stukken mee.

   De [2 geregistreerde entiteit ]2 die de formaliteiten niet heeft vervuld waartoe ze gehouden is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, kan zich niet rechtstreeks tot de beheersdienst wenden voor de rechtzetting of de inschrijving bedoeld in het eerste lid.

§ 2. Alle diensten die beschikken over een toegang tot de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen zijn ertoe gehouden, zodra ze een onjuist of ontbrekend gegeven vaststellen in de Kruispuntbank van Ondernemingen, de beheersdienst hiervan op de hoogte te brengen.

   Ze delen ter ondersteuning van die informatie alle rechtvaardigende stukken mee.

§ 3. De politieambtenaren van de lokale of federale politie en de ambtenaren gemandateerd door een dienst, een overheid of een bestuur zijn ertoe gehouden, bij de opstelling van een onderzoeksverslag of een proces-verbaal, dat een onjuist of ontbrekend gegeven in de Kruispuntbank van Ondernemingen vaststelt; hiervan een afschrift mee te delen aan de beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 65, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.39

[1 Wanneer de beheersdienst vaststelt dat het onjuiste of ontbrekende gegeven het gevolg is van een vergissing of een weglating van de dienst die dit gegeven invoert, deelt hij aan deze laatste de aanvraag tot aanpassing mee. De dienst voert, na verificatie, de eventuele aanpassing uit binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.40

[1 § 1. Wanneer het onjuiste of ontbrekende gegeven het gevolg is van het niet vervullen door een [2 geregistreerde entiteit ]2 van de formaliteiten waartoe ze gehouden is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, verzoekt de beheersdienst de [2 geregistreerde entiteit ]2, door middel van een schrijven, om over te gaan tot de inschrijving, de wijziging of de doorhaling van haar gegevens bij de dienst die door de beheersdienst werd aangewezen in de brief.

   De [2 geregistreerde entiteit ]2 beschikt over een periode van dertig dagen na het versturen van het schrijven om bij de erin aangewezen dienst over te gaan tot de gevraagde inschrijving, de wijziging of doorhaling.

§ 2. Indien de [2 geregistreerde entiteit ]2 de formaliteiten niet vervult tijdens de toegekende termijn, gaat de beheersdienst over tot de doorhaling van ambtswege van de onjuiste gegevens. Die doorhaling gebeurt op basis van een vonnis of arrest, een onderzoeksverslag of een proces-verbaal opgemaakt door een politieambtenaar van de lokale of federale politie, of door een ambtenaar gemandateerd door een dienst, een overheid of een bestuur, die de onjuistheid van het gegeven vaststelt.

§ 3. Wanneer de beheersdienst in de Kruispuntbank van Ondernemingen een gegeven doorhaalt dat in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt, wordt de doorhaling op verzoek van de beheersdienst gratis in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

§ 4. De procedure van ambtshalve doorhaling van gegevens stelt de [2 geregistreerde entiteit ]2 geenszins vrij van het vervullen van de wettelijke formaliteiten waartoe zij gehouden is.

   De beheersdienst kan geen verantwoordelijkheid dragen voor schade veroorzaakt aan derden wegens het niet vervullen door de [2 geregistreerde entiteit ]2 van de wettelijke formaliteiten waartoe deze laatste gehouden is.

§ 5. Teneinde de kwaliteit van de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen te waarborgen en te verbeteren, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de voorwaarden en modaliteiten van ambtshalve inschrijving en wijziging bepalen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 66, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.41

[1 § 1. Wanneer het onjuiste gegeven het gevolg is van het feit dat de [2 geregistreerde entiteit ]2 van adres veranderd is zonder de wettelijke voorschriften te eerbiedigen, verstuurt de beheersdienst de brief, bedoeld in artikel III.40, § 1, eerste lid, naar het adres van één van de vestigingseenheden, wanneer dit verschillend is van de zetel. Bij gebrek hieraan, wordt de brief verstuurd naar het adres van de woonplaats van een mandataris.

   De procedure beschreven in artikel III.40 wordt toegepast.

§ 2. Indien het onmogelijk blijkt om de [2 geregistreerde entiteit ]2 te contacteren zoals voorzien in paragraaf 1, gaat de beheersdienst over tot de ambtshalve doorhaling van het onjuiste adres ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, tenzij het hier gaat over het adres van een [2 geregistreerde entiteit ]2 natuurlijke persoon. Die doorhaling gebeurt op basis van een vonnis of arrest, een onderzoeksverslag of een proces-verbaal opgemaakt door een politieambtenaar van de lokale of federale politie of door een ambtenaar gemandateerd door een dienst, een overheid of een bestuur, die het onjuiste karakter van het gegeven vaststelt.

   Wanneer het door de beheersdienst in de Kruispuntbank van Ondernemingen doorgehaalde gegeven in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt, wordt de doorhaling op verzoek van de beheersdienst gratis in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

§ 3. De procedure van ambtshalve doorhaling van gegevens stelt de [2 geregistreerde entiteit ]2 geenszins vrij van het vervullen van de wettelijke formaliteiten waartoe zij gehouden is.

   De beheersdienst kan geen verantwoordelijkheid dragen voor schade veroorzaakt aan derden wegens het niet vervullen door de [2 geregistreerde entiteit ]2 van de wettelijke formaliteiten waartoe deze laatste gehouden is. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 67, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.42

[1 § 1. In afwijking van de procedure voorzien in artikel III.39 kan de beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen zonder aanrekening van de kosten overgaan tot :
1° de ambtshalve doorhaling van de activiteiten, hoedanigheden, toelatingen en vestigingseenheden van [2 geregistreerde entiteiten ]2 natuurlijke personen waarvan de oprichter reeds minstens zes maanden overleden is volgens de gegevens afkomstig van het rijksregister van de natuurlijke personen;
2° de ambtshalve doorhaling van de activiteiten, hoedanigheden, toelatingen en vestigingseenheden van [2 ... ]2 rechtspersonen waarvan de afsluiting van de vereffening minstens drie maanden geleden werd uitgesproken;
3° de ambtshalve doorhaling van de activiteiten, hoedanigheden, toelatingen en vestigingseenheden van [2 ... ]2 rechtspersonen ten minste drie maanden na de beslissing tot sluiting van de verrichtingen van het faillissement in toepassing van de faillissementswet van 8 augustus 1997;
4° de ambtshalve doorhaling van de vennootschappen zoals bedoeld in artikel 2 van het Wetboek van vennootschappen die, volgens de gegevens van de Nationale Bank van België, voor ten minste drie opeenvolgende boekjaren, niet hebben voldaan aan de verplichting tot neerlegging van hun jaarrekeningen overeenkomstig de artikelen 98 en 100 van het Wetboek van vennootschappen. Deze doorhaling is niet van toepassing op de vennootschappen bedoeld in artikel 97 van het Wetboek van vennootschappen. De beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen gaat over tot de intrekking van de doorhaling na de neerlegging bij de Nationale Bank van België van de niet neergelegde jaarrekeningen;
5° de ambtshalve doorhaling van de vennootschappen zoals bedoeld in artikel 2 van het Wetboek van vennootschappen die niet vallen onder het 4°, en die aan de volgende cumulatieve criteria beantwoorden :
a) sedert minimum drie jaar, niet beschikken over actieve hoedanigheden, activiteiten of vestigingseenheden, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
b) ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen met een actieve status;
c) niet beschikken over lopende toelatings- of hoedanigheidsaanvragen, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
d) sinds 7 jaar, geen enkele wijziging aangaande de ingeschreven gegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen hebben uitgevoerd;
e) sinds 7 jaar, geen enkele andere publicatie dan die van de jaarrekeningen, in de Bijlagen van het Belgisch Staatsblad of in het Belgisch Staatsblad hebben uitgevoerd.

   Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, vormen de actieve commerciële hoedanigheden, activiteiten of vestigingseenheden waarvan de begindata voor 1 juli 2003 vallen, geen nuttig criterium.

   De beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen gaat over tot de intrekking van de doorhaling wanneer aan één van de criteria bedoeld in het eerste lid, 5°, a) tot e), niet meer voldaan is.

   De beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen gaat ook over tot de intrekking van de doorhaling in het geval er een manifeste vergissing wordt vastgesteld door een overheid of dienst.

§ 2. De doorhalingen, alsook de intrekkingen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 4° en 5°, en derde en vierde lid, worden gratis gepubliceerd in de Bijlagen van het Belgisch Staatsblad en dit op initiatief van de beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

§ 3. Om de gegevenskwaliteit in de Kruispuntbank van Ondernemingen te garanderen en te verbeteren, kan de Koning, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gevallen beoogd in paragraaf 1 uitbreiden of wijzigen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 68, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.42/1

[1 Wanneer administratieve adreswijzigingen door een authentieke bron van adressen hem worden overgemaakt, gaat de beheersdienst op basis daarvan over tot, en, in afwijking van de procedure voorzien in de artikelen III.40 en III.41, de ambtshalve wijziging in de Kruispuntbank van Ondernemingen van de adressen van de entiteiten die er zijn ingeschreven.

   Wanneer de beheersdienst overgaat tot de ambtshalve wijziging van een adres die in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad moet worden bekengemaakt, wordt de ambtshalve wijziging op vraag van de beheersdienst bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Deze publicatie gebeurt zonder kosten voor de beheersdienst en maakt de adreswijziging tegenstelbaar aan derden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/47, art. 4, 065; Inwerkingtreding : 01-12-2018>
Afdeling 7. [1 Bijzondere bepalingen omtrent de werking van de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1
Art. III.43

[1 Er wordt bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie een strategisch comité van de Kruispuntbank van Ondernemingen opgericht.

   De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, zijn opdrachten, zijn samenstelling en zijn werkingsmodaliteiten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.44

[1 Binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt een sectoraal comité voor de Kruispuntbank van Ondernemingen, " Toezichtcomité " genaamd opgericht, dat belast is met de afgifte van de machtiging bedoeld in artikel III.30, tweede lid.

   Het Toezichtcomité verstrekt tevens de adviezen bedoeld in de artikelen III.18, § 2, III.30, derde lid, en III.33, binnen dertig dagen na de aanhangigmaking door de beheersdienst. Bij ontstentenis van advies binnen de voorgeschreven termijn, wordt het advies geacht het voorstel te volgen dat de beheersdienst in de adviesaanvraag had geformuleerd.

   Het Toezichtcomité is samengesteld uit drie leden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van wie de voorzitter of een ander, door de Commissie in die hoedanigheid aangewezen lid, dat het Toezichtcomité voorzit, alsmede uit drie externe leden aangewezen door de Kamer van volksvertegenwoordigers overeenkomstig de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, bepaalde voorwaarden en nadere regels. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

   De werkingsregels van het Toezichtcomité worden, zonder afbreuk te doen aan deze titel, bepaald in of krachtens de wet. Die regels bekrachtigen het recht van de voorzitter van het Toezichtcomité om een aan dat comité voorgelegd dossier voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zelf te brengen en de beslissing van het comité zo nodig te herzien. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.45

[1 De personen die bij het uitoefenen van hun functies tussenkomen in het opnemen, het bewaren, het beheren en het ter inzage stellen van de gegevens bedoeld in artikel III.18, zijn gehouden aan het beroepsgeheim.

   Zij nemen alle nodige voorzorgsmaatregelen om de veiligheid van de opgenomen gegevens te verzekeren en met name te beletten dat deze gegevens vervormd of beschadigd worden, of meegedeeld worden aan personen die geen machtiging hebben om er kennis van te nemen.

   Zij waken over de rechtmatigheid van de mededeling van de gegevens. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.46

[1 De Koning wijst, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de personen aan die in oorlogstijd, in omstandigheden daarmee gelijkgesteld krachtens artikel 7 van de wet van 12 mei 1927 op de militaire opeisingen of tijdens de bezetting van het grondgebied door de vijand, belast worden met de vernietiging van de gegevensbanken van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

   De Koning stelt de voorwaarden en de modaliteiten van deze vernietiging vast. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.47

[1 De kosten voor de werking en het gebruik van de Kruispuntbank van Ondernemingen worden gedragen door een krediet ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

   De Koning kan een vergoeding vaststellen voor het gebruik van de Kruispuntbank van Ondernemingen door diensten die geen opdrachten uitvoeren voor de federale overheid. In voorkomend geval bepaalt Hij per categorie van gebruikers en voorwerp van de aanvraag, het bedrag van de vergoeding

   Behalve in het geval bedoeld in het eerste lid, kan de bijzondere verwerking van gegevens uit de Kruispuntbank van Ondernemingen aanleiding geven tot het innen van een vergoeding. Het bedrag van die vergoeding wordt bepaald in onderling overleg tussen de beheersdienst en de overheid, administratie of de dienst aan wie deze gegevens worden meegedeeld en in een overeenkomst vastgelegd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.48

<Opgeheven bij W 2015-12-26/03, art. 54, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Hoofdstuk 2. [1 Inschrijvingsplichtige ondernemingen. ]1
Afdeling 1. [1 Verplichting tot inschrijving. ]1
Art. III.49

[1 § 1. De volgende ondernemingen zijn verplicht om zich voor de aanvang van hun activiteiten in te schrijven in de hoedanigheid van inschrijvingsplichtige onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen bij een ondernemingsloket van hun keuze :
1° elke onderneming naar Belgisch recht in de zin van artikel I.1(b) en (c);
2° elke onderneming die in België beschikt over een zetel, een bijkantoor of een vestigingseenheid;

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, zijn niet verplicht zich in te schrijven in de hoedanigheid van inschrijvingsplichtige ondernemingen :
1° de onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een vennootschap onder firma of een gewone commanditaire vennootschap voor de beroepsactiviteit van de vennootschap, op voorwaarde dat de betrokken vennootschap zelf is ingeschreven;
2° de natuurlijke personen die enkel in de Kruispuntbank van Ondernemingen ingeschreven zijn met als enige hoedanigheid deze van werkgever van huispersoneel;
3° de beroepsverenigingen;
4° de inrichtende machten van het gesubsidieerde onderwijs;
5° publiekrechtelijke rechtspersonen, die niet de vorm van een vennootschap of een andere rechtspersoon naar privaat recht hebben aangenomen;
6° de natuurlijke persoon waarvan de zelfstandige beroepsactiviteit bestaat uit het uitoefenen van één of meerdere bestuursmandaten;
7° de verenigingen van mede-eigenaars;
8° de representatieve werknemersorganisaties;
9° natuurlijke personen die in België een activiteit uitoefenen die inkomsten als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 genereren, voor de activiteit verbonden met die inkomsten, zolang die inkomsten niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 37bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
10° andere ondernemingen bepaald door de Koning.

§ 3. De inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen met de hoedanigheid van inschrijvingsplichtige onderneming vormt, behoudens tegenbewijs, een vermoeden van de hoedanigheid van onderneming. ]1

(1)<W 2018-04-15/14, art. 70, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.50

[1 § 1. De Koning stelt het bedrag vast van het inschrijvingsrecht voor de Kruispuntbank van Ondernemingen als [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2.

   Hij kan hierbij een onderscheid maken op basis van de juridische aard van de onderneming.

   De aldus vastgestelde bedragen kunnen op 1 januari worden aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen indien het geïndexeerde bedrag minstens 0,5 euro hoger is dan het van toepassing zijnde bedrag. Het bedrag van de verhoging wordt naar beneden toe afgerond op een veelvoud van 0,5 euro. ]1

[2 § 2. In afwijking van paragraaf 1 zijn de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, bepaald in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, vrijgesteld van het betalen van het inschrijvingsrecht voor de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 71, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2. [1 Verplichting tot wijziging. ]1
Art. III.51

[1 § 1. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2, moeten de [2 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]2 die voornemens zijn een andere activiteit uit te oefenen dan deze waarvoor zij werden ingeschreven, vooraf om een wijziging van hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen verzoeken. Deze verplichting geldt op dezelfde wijze voor de [2 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]2 die voornemens zijn in België een nieuwe vestigingseenheid op te richten. [3 Evenwel zijn de inschrijvingsplichtige ondernemingen niet verplicht een wijziging van hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen te vragen, wanneer ze tijdelijk hun activiteiten op een andere manier wensen uit te oefenen tijdens de periode waarin de beperkende maatregelen gelden bedoeld in:
- de artikelen 1 tot en met 3 van het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
- de artikelen 1 en 2 van het ministerieel besluit van 18 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
- artikel 1 van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. ]3

   Wanneer de uitoefening van een nieuwe activiteit voortvloeit uit een overdracht van de bedrijvigheid van een [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2, om niet of onder bezwarende titel, onder levenden of ingevolge overlijden, dan moeten deze ondernemingen, in afwijking van paragraaf 1, binnen een termijn van één maand na de overdracht of de aanvaarding van de nalatenschap tot wijziging overgaan.

§ 2. Binnen een termijn van één maand vanaf de verandering in hun toestand moeten de [2 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]2 verzoeken om een wijziging van hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen indien één van de vermeldingen van de inschrijving, door de Koning bepaald overeenkomstig artikel III.53, niet meer overeenstemt met de werkelijke toestand. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 72, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> (3)<W 2020-05-27/03, art. 2, 085; Inwerkingtreding : 13-03-2020>
Afdeling 3. [1 Verplichting tot doorhaling. ]1
Art. III.52

[1 In geval van beëindiging van de activiteiten of sluiting van één van de vestigingseenheden, moet de [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2 of haar rechtsopvolgers, binnen één maand na de beëindiging van de activiteiten, om de doorhaling van de inschrijving verzoeken.

   Wanneer de in het eerste lid vermelde beëindiging voortvloeit uit een overdracht van de bedrijvigheid van een [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2, om niet of onder bezwarende titel, onder levenden of ingevolge overlijden, dan moet de doorhaling gebeuren binnen een termijn van één maand na de overdracht of de aanvaarding van de nalatenschap. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 73, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 4. [1 Gemeenschappelijke bepalingen aan de inschrijving, wijziging of doorhaling. ]1
Art. III.53

[1 Het verzoek tot inschrijving, wijziging of doorhaling moet gebeuren door de [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2, dit wil zeggen door de inschrijvingsplichtige natuurlijke personen respectievelijk de daartoe bevoegde vertegenwoordigers van de inschrijvingsplichtige onderneming.

   Het verzoek geschiedt op de door de Koning vastgestelde wijze.

   De Koning bepaalt de vermeldingen die het verzoek tot inschrijving, wijziging of doorhaling moet bevatten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 74, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.54

[1 De ondernemingsloketten moeten onverwijld de inschrijving, wijziging of doorhaling doen, die hun worden gevraagd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.55

[1 De ondernemingsloketten dienen elk verzoek tot inschrijving, wijziging of doorhaling te weigeren en de redenen voor die weigering te rechtvaardigen :
1° indien zij vaststellen dat het verzoek afkomstig is van iemand die daartoe niet verplicht of bevoegd is;
2° bij verzuim van één van de stukken of vermeldingen die het verzoek dient te bevatten overeenkomstig artikel III.53 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
3° indien niet voldaan is aan de door deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten, of krachtens andere wetten, opgelegde voorafgaandelijke inschrijvingsvoorwaarden, waarvan de controle is toevertrouwd aan deze loketten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.56

[1 De weigering van de inschrijving, wijziging of doorhaling in de Kruispuntbank van Ondernemingen wordt geacht definitief te zijn, tenzij de aanvrager een nieuwe aanvraag indient die wel voldoet aan de gestelde voorwaarden, of een beroep indient tegen de beslissing van het ondernemingsloket bij de Vestigingsraad binnen de 30 werkdagen volgend op de datum van weigering van inschrijving. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.57

[1 Een ondernemingsloket verstrekt [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2, op de wijze door de Koning bepaald, op haar verzoek een volledig uittreksel van de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen met vermelding van de datum van afgifte van het uittreksel.

   Het eerste uittreksel betreffende een inschrijving, een wijziging of een doorhaling wordt aan [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2 gratis verstrekt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 75, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Hoofdstuk 3. [1 Inrichting van de ondernemingsloketten. ]1
Afdeling 1. [1 Instelling en taken van de ondernemingsloketten. ]1
Art. III.58

[1 Niemand mag zonder de voorafgaandelijke en schriftelijke erkenning van de minister de activiteit van ondernemingsloket uitoefenen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.59

[1 § 1. Onverminderd de taken die hen opgedragen worden door of in uitvoering van dit boek of andere wetten, hebben de ondernemingsloketten als taak :
1° via hun infrastructuur, de dienstverrichters toe te laten :
a) alle procedures en formaliteiten te laten afwikkelen die nodig zijn voor de toegang tot hun dienstenactiviteiten zoals bedoeld in artikelen 1 en 2 van de Dienstenrichtlijn, in het bijzonder alle voor vergunningen nodige verklaringen, kennisgevingen en aanvragen bij de bevoegde instanties, met inbegrip van de aanvragen tot inschrijving in een register, op een rol, in een databank, of bij een beroepsorde of beroepsvereniging;
b) alle vergunningsaanvragen te laten afwikkelen die nodig zijn voor de uitoefening van hun dienstenactiviteiten, zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn;
2° de [3 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]3 in die [3 hoedanigheid ]3 inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
3° in de door de Koning bepaalde gevallen nagaan of de [3 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]3 voldoen aan de krachtens bijzondere wetten en reglementen opgelegde voorwaarden om ingeschreven te worden;
4° de toegang tot de in 2° bedoelde inschrijvingen waarborgen, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels en voorwaarden;
5° het bewaren van de archieven met betrekking tot de in 2° en 3° bedoelde voorwaarden en inschrijvingen, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels;
6° het verrichten van administratieve formaliteiten, in uitvoering van dit boek of andere wetten, of krachtens deze wetten, volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels;
7° er voor zorgen dat de dienstverrichters en de afnemers, voor wat betreft de dienstenactiviteiten bedoeld in paragraaf 1, 1°, a) en b), informatie krijgen over :
a) de eisen die gelden voor de dienstverrichters, in het bijzonder de eisen inzake de procedures en formaliteiten die afgewikkeld moeten worden om toegang te krijgen tot dienstenactiviteiten en deze uit te oefenen;
b) de adresgegevens van de bevoegde instanties, waaronder die welke bevoegd zijn op het gebied van de uitoefening van dienstenactiviteiten, zodat rechtstreeks contact met hen kan worden opgenomen;
c) de middelen en voorwaarden om toegang te krijgen tot openbare registers en databanken met gegevens over dienstverrichters en diensten;
d) de rechtsmiddelen die normaal voorhanden zijn bij geschillen tussen de bevoegde instanties en de dienstverrichter of de afnemer, tussen een dienstverrichter en een afnemer of tussen dienstverrichters onderling;
e) de adresgegevens van de verenigingen of organisaties, anders dan de bevoegde instanties, waarvan dienstverrichters of de afnemers praktische bijstand kunnen krijgen;
8° het ontvangen voor rekening van de Schatkist van de inschrijvings- en registratierechten, retributies en kosten voor publicatie, met betrekking tot de in dit artikel bedoelde taken, volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels en voorwaarden;
9° de rechtspersonen en natuurlijke personen die een inschrijving vragen in de Kruispuntbank van ondernemingen de volgende informatie meegeven :
a) elke natuurlijke persoon die in België een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent uit hoofde waarvan hij dient te zijn aangesloten bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen, dient zich aan te sluiten [2 vóór de aanvang ]2 van de zelfstandige activiteit;
b) [2 de natuurlijke persoon bedoeld in a) is, samen met de helper in de zin van artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, hoofdelijk gehouden tot de betaling van de door de helper verschuldigde bijdragen en administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 17bis van hetzelfde koninklijk besluit; ]2
c) [2 de rechtspersonen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de bijdragen en de administratieve geldboeten bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen verschuldigd door hun vennoten of mandatarissen; ]2
d) de zelfstandige die een zelfstandige activiteit uitoefent waarvoor hij niet ingeschreven is in de Kruispuntbank van ondernemingen, overeenkomstig de artikelen III.17, III.49 of III.51, kan hiervoor bestraft worden krachtens de artikelen III.40, XV.77, 1°, 2°, 3° en 6° of XV.78, alsook krachtens artikel 17bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.

   Het ondernemingsloket reageert binnen de vijf werkdagen, te rekenen vanaf het moment waarop de informatie beschikbaar is, op elk verzoek om de in het eerste lid bedoelde informatie. Wanneer het verzoek onjuist, onvolledig of ongegrond is, stelt het de aanvrager daarvan onverwijld in kennis.

§ 2. Bijkomend kan het ondernemingsloket aan ondernemingen adviserende en begeleidende diensten verlenen met uitzondering van de diensten die bij wet exclusief voorbehouden zijn voor bepaalde vrije, dienstverlenende en intellectuele beroepen uit de economische sector.

§ 3. Het ondernemingsloket is eenvoudig, van op afstand en met elektronische middelen bereikbaar, om alle procedures en formaliteiten betreffende de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit bedoeld in paragraaf 1, 1° a) en b) te kunnen afwikkelen, met uitzondering van de inspectie van de plaats waar de dienst wordt verricht, van de door de dienstverrichter gebruikte uitrusting, en van de fysieke controle van de geschiktheid of de persoonlijke integriteit van de dienstverrichter of van zijn verantwoordelijke personeelsleden, wanneer die integraal deel uitmaken van een procedure of formaliteit. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-07-30/47, art. 5, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> (3)<W 2018-04-15/14, art. 76, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.60

[1 § 1. De ondernemingsloketten dienen de inschrijvingsdossiers van [2 inschrijvingsplichtige ondernemingen ]2, waarvoor ze in uitvoering van artikel III.59, 2°, niet gemachtigd zijn zelf te beslissen omtrent de inschrijving, voorafgaandelijk voor te leggen aan de hiertoe aangewezen dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

§ 2. Deze dienst onderzoekt of, enerzijds voor inschrijving [2 als inschrijvingsplichtige onderneming ]2 en anderzijds voor de toegang tot de gewenste beroepsactiviteit, de vereiste voorwaarden zijn vervuld. Zodra alle documenten die toelaten het dossier van de [2 inschrijvingsplichtige onderneming ]2 te onderzoeken, aangekomen zijn, brengt hij de onderneming en het ondernemingsloket op de hoogte van de volledigheid van het dossier. Hij verleent een schriftelijk en gemotiveerd advies binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de betekening van de volledigheid van het dossier.

§ 3. Bij gebreke aan een schriftelijk en gemotiveerd advies binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de betekening van de volledige verklaring van het dossier wordt het advies geacht positief te zijn. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 77, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2. [1 Erkenningsvoorwaarden voor de ondernemingsloketten. ]1
Art. III.61

[1 § 1. Een organisatie mag onder de volgende voorwaarden als ondernemingsloket erkend worden :
1° zij neemt de vorm aan van een vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
2° haar leden behoren ten minste tot één van de volgende organisaties :
a) representatieve werkgevers- of zelfstandigenorganisaties, die vertegenwoordigd zijn in of erkend zijn door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, de " Conseil économique et social de la Région wallonne ", de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of een paritair comité opgericht in toepassing van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
b) sociaal verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, erkend in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
c) sociale secretariaten voor werkgevers, erkend in uitvoering van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
d) kamers erkend door de Federatie der Kamers voor handel en nijverheid van België;
e) samenwerkingsverbanden tussen verschillende van de hierboven vermelde organisaties;
3° haar statuten vermelden als doel de uitvoering van de taken van ondernemingsloket in de zin van dit boek;
4° zij beschikt volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels en het door de minister opgestelde lastenboek, over :
a) bekwame medewerkers;
b) interne beheersprocedures;
c) ontvangstvoorzieningen, kantoren en materieel en archiefruimte;
d) een eigen boekhouding;
e) informatica-uitrusting, met inbegrip van beveiligings- en controlemechanismen;
5° zij verkeert niet in staat van vereffening, noch is ze onderwerp van een procedure tot vereffening of tot staking van haar werkzaamheden;
6° zij is in orde met de verplichtingen inzake de betaling van sociale zekerheidsbijdragen en met haar verplichtingen inzake de betaling van belastingen en taksen in overeenstemming met de Belgische wet;
7° zij beschikt over een voldoende eigen private financiële en economische draagkracht om haar taken, omschreven in dit boek en haar uitvoeringsbesluiten, uit te voeren;
8° zij heeft haar beroepsaansprakelijkheid laten verzekeren.

§ 2. De Koning kan, bij besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, nadere regels bepalen voor het vaststellen van het minimum aantal vestigingseenheden en de vestigingsplaats van de ondernemingsloketten, rekening houdende met een voldoende spreiding en de behoeften.

§ 3. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 1, blijven de erkenningen van de ondernemingsloketten verleend op 9 september 2008, behouden tot 31 december 2014, onder de voorwaarden zoals die van toepassing waren op de dag van de erkenning. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.62

[1 § 1. De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de minister door middel van een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs.

§ 2. De aanvraag moet vergezeld zijn van een bedrijfsplan en van alle documenten vereist door de erkenningsvoorwaarden.

   In het bedrijfsplan dient duidelijk te worden aangegeven op welke manier de activiteit als ondernemingsloket zal gefinancierd worden, hoe zal voorzien worden in de vereiste beroepsbekwaamheid en welke geografische zone het ondernemingsloket wil bestrijken. Deze voorwaarden zijn eveneens vereist voor elke vestigingseenheid van het loket.

§ 3. De openbare instellingen kunnen als gemachtigde optreden in naam van hun cliënten bij een ondernemingsloket.

§ 4. De minister kan overgaan tot de erkenning van een ondernemingsloket georganiseerd door een vereniging zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of uitsluitend gefinancierd met openbare middelen en die informatie-, begeleidings- of adviesactiviteiten uitoefent voor ondernemingsoprichters als blijkt dat in een zone die door de Europese of regionale overheid geografisch bepaald wordt als een zone die in aanmerking moet komen voor positieve discriminatie, geen actief ondernemingsloket bestaat.

   Bij de toepassing van het voorafgaande lid zijn de erkenningsvoorwaarden voorzien in artikel III.61, § 1, 2° en § 2, niet van toepassing. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.63

<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 7, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Art. III.64

[1 De erkenning wordt toegekend of geweigerd door de minister binnen een termijn van drie maanden na de betekening van de volledigheid van de erkenningsaanvraag. Deze beslissing wordt de aanvrager betekend per aangetekende zending. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.65

[1 De aanvrager heeft de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen indien de redenen voor de weigering niet langer bestaan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.66

[1 De erkenning geldt voor een periode van vijf jaar en is hernieuwbaar.

   De minister maakt de lijst van de erkende ondernemingsloketten en van hun vestigingseenheden bekend op de website van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en ook jaarlijks vóór 31 maart in het Belgisch Staatsblad. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.67

[1 De aanvraag om de erkenning van het ondernemingsloket te vernieuwen wordt zes maanden voor het verstrijken van de periode waarvoor de vorige erkenning verleend werd, gericht aan de minister.

   Het ondernemingsloket blijft erkend tot de minister zich uitgesproken heeft over de aanvraag tot vernieuwing. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.68

[1 Elke wijziging van de gegevens verstrekt op het ogenblik van de erkenningsaanvraag moet binnen de maand worden meegedeeld aan de minister. Deze mededeling omschrijft en motiveert de wijziging. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.69

[1 De minister kan, overeenkomstig de nadere regels vastgesteld door de Koning, ambtshalve beslissen de erkenning te schorsen of in te trekken wanneer de bepalingen van deze titel, zijn uitvoeringsbesluiten of de erkenningsvoorwaarden niet gerespecteerd worden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 3. [1 Verplichtingen van de ondernemingsloketten. ]1
Art. III.70

[1 De ondernemingsloketten moeten de continuïteit van de uitvoering van de taken voorzien in artikel III.59 in de tijd verzekeren.

   De Koning kan de nadere regels vastleggen voor de door de ondernemingsloketten te leveren waarborgen om de continuïteit van de dienstverlening in de tijd te verzekeren. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.71

[1 De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de kwaliteitsnormen waaraan de dienstverlening van de ondernemingsloketten moeten beantwoorden, de minimale openingstijden en de bijzondere regels betreffende het beheer, de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingsloketten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.72

[1 De ondernemingsloketten moeten aan de overheden, de administraties en de diensten, met inbegrip van de parketten, de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de leden van de rechterlijke machten de daartoe gemachtigde ambtenaren van de ministeries, alsook de besturen van de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties en de federaties van gemeenten en de gemeenten, en andere instellingen of organisaties aangeduid door de Koning, wanneer zij daartoe door hen wordt aangezocht, onverwijld en kosteloos, op de wijze door de Koning bepaald, alle in hun bezit zijnde inlichtingen verstrekken, inzage verlenen van alle in hun bezit zijnde documenten en stukken en deze instanties bovendien de afschriften of uittreksels te verstrekken, welke zij nodig achten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 4. [1 Vergoeding van de ondernemingsloketten. ]1
Art. III.73

[1 § 1. De Koning kan bij een besluit, vastgesteld na overleg in de ministerraad :
1° het percentage vaststellen dat de ondernemingsloketten inhouden van de ontvangen inschrijvings-, registratie- en publicatierechten, en retributies, als vergoeding voor hun opdracht met toepassing van de artikelen III.50 en III.59, 8° ;
2° de in 1° bedoelde vergoeding aanpassen, volgens door Hem vastgestelde nadere regels, om de kwaliteit van de dienstverlening te stimuleren;
3° de bedragen vastleggen die de ondernemingsloketten ontvangen voor formaliteiten waarvoor zij de beslissingsbevoegdheid hebben toegewezen gekregen van een federale administratie, zoals bedoeld in artikel III.59, 6°.

§ 2. De ondernemingsloketten kunnen voor de bijkomende diensten aan ondernemingen, bedoeld in artikel III.59, § 2, een prijs vaststellen per verrichting of forfaitair op jaarbasis. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Titel 3. [1 Algemene verplichtingen van de ondernemingen. ]1
Hoofdstuk 1. [1 Informatie, transparantie en niet-discriminatie. ]1
Afdeling 1. [1 Informatie- en transparantieverplichtingen. ]1
Art. III

[1 Deze afdeling is niet van toepassing op de advocaten die juridische bijstand verlenen met toepassing van boek IIIbis van het Gerechtelijk Wetboek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 78, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.74

[1 § 1. Onverminderd bijzondere wettelijke en reglementaire voorschriften, stelt elke onderneming op een der wijzen vermeld in artikel III.75, de volgende gegevens ter beschikking :
1° haar naam of haar maatschappelijke benaming;
2° haar rechtsvorm;
3° het geografisch adres waar de onderneming is gevestigd;
4° haar adresgegevens, met inbegrip van haar eventueel e-mailadres, die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met haar mogelijk maken;
5° het ondernemingsnummer;
6° haar maatschappelijke zetel;
7° wanneer voor de activiteit een vergunningstelsel geldt, een vergunnings- of aangifteplicht, in overeenstemming met artikel 17 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, de adresgegevens van de bevoegde autoriteit of het ondernemingsloket;
8° wat betreft de gereglementeerde beroepen :
a) de handelsvereniging of beroepsorganisatie waarbij de onderneming is ingeschreven;
b) de beroepstitel en de lidstaat waar die is verleend;
9° de algemene voorwaarden en de bepalingen die de onderneming in voorkomend geval hanteert alsmede de talen waarin deze algemene voorwaarden en bepalingen kunnen worden geraadpleegd;
10° het eventuele bestaan van door de onderneming gehanteerde contractbepalingen betreffende het op de overeenkomst toepasselijke recht of betreffende de bevoegde rechter;
11° het eventuele bestaan van een niet bij wet voorgeschreven garantie na verkoop;
12° de prijs van de dienst wanneer de onderneming de prijs van een bepaalde soort dienst vooraf heeft vastgesteld;
13° de belangrijkste kenmerken van de ondernemingsactiviteit;
14° de in artikel III.6 bedoelde verzekering of waarborgen, met name de adresgegevens van de verzekeraar of de borg en de geografische dekking.

§ 2. Wanneer de ondernemingen in een informatiedocument hun ondernemingsactiviteiten in detail beschrijven, nemen zij hierin informatie op over hun multidisciplinaire activiteiten en partnerschappen die rechtstreeks verband houden met de betrokken ondernemingsactiviteiten en over de maatregelen genomen ter voorkoming van belangenconflicten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.75

[1 Op initiatief van de onderneming worden de gegevens bedoeld in artikel III.74 :
1° verstrekt aan de afnemer; of
2° voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk gemaakt op de plaats waar de ondernemingsactiviteit wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten; of
3° voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk gemaakt op een door de onderneming meegedeeld elektronisch adres; of
4° opgenomen in elk door de onderneming verstrekt informatiedocument waarin haar activiteiten in detail worden beschreven. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.76

[1 Op verzoek van de afnemer, verstrekt de onderneming de volgende aanvullende informatie :
1° wanneer de onderneming de prijs van een bepaald soort goed of dienst niet vooraf heeft vastgesteld, de prijs van het goed of de dienst of, indien de precieze prijs niet kan worden gegeven, de manier waarop de prijs wordt berekend, zodat de afnemer de prijs kan controleren, of een voldoende gedetailleerde kostenraming;
2° voor gereglementeerde beroepen, een verwijzing naar de geldende beroepsregels en de wijze waarop hierin inzage kan worden verkregen;
3° informatie over haar multidisciplinaire activiteiten en partnerschappen die rechtstreeks verband houden met het betrokken goed of de betrokken dienst, en over de maatregelen genomen ter voorkoming van belangenconflicten;
4° de gedragscodes die op de onderneming van toepassing zijn alsmede het adres waar zij elektronisch kunnen worden geraadpleegd en de beschikbare talen waarin deze codes kunnen worden geraadpleegd;
5° de vorige versies, die van toepassing waren op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst, met de van toepassing zijnde begin- en einddatum, van de gegevens bedoeld in artikel III.74, 9°. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.77

[1 De informatie bedoeld in de artikelen III.74 en III.76 worden helder, ondubbelzinnig en tijdig voor de sluiting van enige overeenkomst of, indien er geen schriftelijke overeenkomst is, voor de levering van de goederen of verrichting van de dienst, meegedeeld of beschikbaar gesteld. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.78

[1 Elke onderneming heeft de plicht aan te tonen dat aan de eisen voorzien in de artikelen III.74 tot III.77 is voldaan en dat de verstrekte informatie juist is. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.79

[1 De bepalingen van deze afdeling doen geen afbreuk aan de bijkomende informatieverplichtingen die van toepassing zijn op ondernemingen die in België hun vestiging hebben. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 2. [1 Niet-discriminatie van de afnemers. ]1
Art. III.80

[1 Afnemers worden niet onderworpen aan vereisten die het gebruik van een dienst van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming beperken. De volgende vereisten worden met name bedoeld :
1° een verplichting bij hun bevoegde autoriteiten een vergunning te verkrijgen of een verklaring af te leggen;
2° discriminerende beperkingen op het verkrijgen van financiële bijstand vanwege het feit dat de onderneming in een andere lidstaat is gevestigd of vanwege de plaats waar de dienst wordt verricht.

   Het eerste lid is niet van toepassing op de vergunningstelsels die ook van toepassing zijn op het gebruik van een dienst die door een in België gevestigde onderneming wordt verricht. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.81

[1 De afnemers worden niet onderworpen aan discriminerende vereisten op grond van nationaliteit of woonplaats.

   De algemene voorwaarden voor toegang tot een dienst, die door de onderneming voor het publiek toegankelijk worden gemaakt, bevatten geen discriminerende bepalingen in verband met de nationaliteit of verblijfplaats van de afnemer, zonder evenwel de mogelijkheid uit te sluiten om verschillende voorwaarden voor toegang te stellen wanneer die verschillen rechtstreeks door objectieve criteria worden gerechtvaardigd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Hoofdstuk 2. [1 Boekhouding van de ondernemingen. ]1
Art. III.82

[1 § 1. De volgende ondernemingen zijn boekhoudplichtig :
1° iedere onderneming in de zin van artikel I.1. eerste lid, a), die in België zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
2° iedere onderneming naar Belgisch recht in de zin van artikel I.1. eerste lid, b) en c);
3° iedere onderneming met in België gevestigde bijkantoren of centra van werkzaamheden;
4° de openbare instellingen naar Belgisch recht die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard;
5° de instellingen, al dan niet met eigen rechtspersoonlijkheid die, met of zonder winstoogmerk, een commercieel, financieel of industrieel bedrijf uitoefenen en waarop dit hoofdstuk, per soort van instellingen, van toepassing wordt verklaard door een koninklijk besluit dat de verplichtingen die voor de betrokken ondernemingen voortvloeien uit de besluiten ter uitvoering van boek III, titel 3, aanpast aan wat vereist wordt door de bijzondere aard van de werkzaamheid of door het wettelijk statuut van de betrokken instelling.

   In afwijking van het eerste lid zijn de volgende ondernemingen geen boekhoudplichtige onderneming :
1° de natuurlijke personen waarvan de zelfstandige beroepsactiviteit bestaat uit het uitoefenen van één of meerdere bestuursmandaten;
[2 [3 ondernemingen die uitsluitend de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf tot doel hebben met uitzondering van die ondernemingen die in de vennootschapsbelasting worden belast ]3 ]2;
3° verenigingen en stichtingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere, uit een wetgeving of een overheidsreglementering voorvloeiende regels betreffende het houden van hun boekhouding en betreffende hun jaarrekening, voor zover zij minstens gelijkwaardig zijn aan die bepaald op grond van dit hoofdstuk;
4° verenigingen bedoeld in artikel 1, 1°, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen;
5° natuurlijke personen die in België een activiteit uitoefenen die inkomsten bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 genereren, voor de activiteit verbonden met die inkomsten, zolang die inkomsten niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 37bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
6° de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat.

   Voor de boekhoudplichtige ondernemingen bedoeld in het eerste lid, 3°, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk alleen van toepassing op hun in België gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden met dien verstande dat hun gezamenlijke bijkantoren en centra van werkzaamheden in België als één boekhoudplichtige onderneming worden beschouwd.

§ 2. Elke boekhoudplichtige onderneming voert een voor de aard en de omvang van haar bedrijf passende boekhouding en neemt de bijzondere wetsvoorschriften betreffende dat bedrijf in acht. ]1

(1)<W 2018-04-15/14, art. 79, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> (2)<W 2019-03-23/06, art. 28, 070; Inwerkingtreding : 01-05-2019> (3)<W 2019-03-17/14, art. 118, 071; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. III.83

[1 [2 De boekhouding van boekhoudplichtige ondernemingen omvat al hun verrichtingen, bezittingen, en rechten van welke aard ook, en hun vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook. De boekhouding van de boekhoudplichtige ondernemingen in de zin van artikel III.82, § 1, eerste lid, 1°, omvat deze gegevens evenwel uitsluitend wat betreft hun zelfstandige beroepsactiviteit; de eigen middelen die voor deze beroepsactiviteit worden aangewend, worden afzonderlijk vermeld. ]2

   Indien een [2 boekhoudplichtige onderneming ]2 onderscheiden [2 activiteiten ]2 uitoefent, wordt voor elk van die activiteiten een afzonderlijk systeem van rekeningen aangelegd.

   Wanneer het bedrijf van een [2 boekhoudplichtige onderneming ]2 ook werkzaamheden omvat die zij als zaakvoerder of deelgenoot in een [2 vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid ]2 verricht, wordt haar boekhouding derwijze aangepast dat ze naar het voorschrift van het eerste lid volledig is, zowel wat betreft de betrekkingen met derden als wat betreft de rekening en verantwoording die door de deelgenoten onderling of door zaakvoerder en deelgenoten aan elkaar moet worden gedaan. ]1 [2 De rekeningen van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid worden door de zaakvoerders of deelgenoten in hun eigen boekhouding opgenomen volgens de proportionele integratiemethode. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 80, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.84

[1 Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van boeken en rekeningen gevoerd met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.

   Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde ingeschreven in een ongesplitst dagboek of in een hulpdagboek, al dan niet gesplitst in bijzondere hulpdagboeken. Ze worden methodisch ingeschreven in of overgebracht naar de rekeningen waarop ze betrekking hebben.

   [2 Voor de [3 boekhoudplichtige ondernemingen ]3 die overeenkomstig artikel 21bis, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling over de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde beschikken over een geregistreerd kassasysteem, worden het bijzondere hulpdagboek voor de verkoopverrichtingen, bedoeld in het tweede lid, en het derde dagboek voor die verrichtingen, [3 vermeld in artikel III.85, § 1, eerste lid, 3° ]3, vervangen door het geregistreerde kassasysteem vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen. ]2

   Voor gezamenlijke mutaties die in de loop van de periode in het ongesplitste hulpdagboek of in de bijzondere hulpdagboeken zijn geregistreerd, wordt ten minste eens in de maand een samenvattende boeking verricht in een centraal boek. Die recapitulatie geschiedt ten minste eens in de drie maanden voor de in artikel III.85 bedoelde [3 boekhoudplichtige ondernemingen ]3 die hun boekhouding voeren overeenkomstig de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84.

   De in het vorige lid bedoelde samenvattende boeking omvat, hetzij het totaal van de boekingen in de gezamenlijke hulpdagboeken, uitgesplitst volgens de betrokken hoofdrekeningen die in het rekeningenstelsel van de [3 boekhoudplichtige onderneming ]3 voorkomen, hetzij het totaal van de boekingen in elk van de hulpdagboeken, wanneer de [3 boekhoudplichtige onderneming ]3 een boekhouding voert waarbij de aantekening tegelijk in de hulpdagboeken en op de betrokken rekeningen geschiedt.

   De rekeningen worden ondergebracht in een voor het bedrijf van de [3 boekhoudplichtige onderneming ]3 passend rekeningenstelsel ingericht naar de eisen van de bedrijfsuitoefening van de [3 boekhoudplichtige onderneming ]3. Dit rekeningenstelsel wordt zowel in de zetel als in de belangrijke boekhoudingafdelingen voortdurend ter beschikking gehouden van belanghebbenden.

   De Koning bepaalt de minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel. Hij stelt vast wat de rekeningen van dat stelsel moeten bevatten en hoe ze moeten worden gebruikt. ]1

   [3 De Koning bepaalt een afzonderlijke minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel voor de verenigingen en de stichtingen. Hij stelt vast wat de rekeningen van dat stelsel moeten bevatten en hoe ze moeten worden gebruikt. ]3

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2014-04-02/21, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (3)<W 2018-04-15/14, art. 81, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.85

[2 § 1. ]2 [1 [2 boekhoudplichtige ondernemingen die een onderneming zijn in de zin van artikel I.1, eerste lid, [5 1°, ]5 (a) of (c) ]2, de vennootschappen onder firma en de gewone commanditaire vennootschappen waarvan de omzet over het laatste boekjaar, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, een door de Koning bepaald bedrag niet overschrijdt, behoeven geen boekhouding te voeren volgens de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84, indien zij alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde inschrijven in ten minste drie dagboeken zodanig ingericht dat in bijzonderheden kunnen worden gevolgd :
1° in het eerste, de mutaties in de liquide middelen in contanten of op rekening, met omschrijving van de verrichtingen en afzonderlijke vermelding van onttrekkingen van gelden anders dan ten behoeve van hun bedrijf, alsmede de dagelijkse saldi in contanten;
2° in het tweede, de inkoop- en invoerverrichtingen en de ontvangen diensten met vermelding van het bedrag en van de wijze en de dag van betaling;
3° in het derde, de verkoop- en uitvoerverrichtingen en de geleverde diensten met vermelding van het bedrag en van de wijze en de dag van inning alsmede de onttrekkingen in natura anders dan ten behoeve van hun bedrijf.

   Van de onttrekkingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 3°, kunnen dagelijks de totale bedragen worden ingeschreven.

   Het bedrag, de wijze en de dag van betaling of van inning behoeven niet te worden vermeld in de dagboeken bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, indien deze gegevens voorkomen op de inkoopfacturen of op het dubbel van de verkoopfacturen dan wel op de volledige staten die in de vorm van een rekening leveranciers of rekening klanten worden bijgehouden. ]1

[2 § 2. [4 De verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk die niet meer dan één van de criteria vermeld in [5 de respectievelijke artikelen 3:47, § 2, en 3:51, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ]5 overschrijden, behoeven geen boekhouding te voeren volgens de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84 wanneer de verrichtingen die betrekking hebben mutaties in contant geld of op rekeningen zonder uitstel, getrouw en volledig en naar tijdsorde ingeschreven worden in een ongesplitst dagboek volgens het model door de Koning bepaald. ]4

§ 3. Paragraaf 2 is op overeenkomstige wijze van toepassing op de [5 buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen voor wat betreft hun Belgisch bijkantoor ]5. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 82, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> (3)<W 2019-03-23/06, art. 29, 070; Inwerkingtreding : 01-05-2019> (4)<W 2019-05-05/19, art. 31, 075; Inwerkingtreding : 29-06-2019> (5)<W 2020-04-28/06, art. 233, 082; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art. III.86

[1 Elke boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend verantwoordingsstuk, waarnaar zij moet verwijzen.

   Voor verrichtingen van verkoop en dienstverlening in het klein waarvoor geen factuur vereist is, kan de boeking geschieden door middel van een dagelijkse, gezamenlijke inschrijving.

   De Koning stelt nadere regels betreffende de stukken ter verantwoording van de dagelijkse, gezamenlijke inschrijvingen, bedoeld in het tweede lid.

   De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en zeven jaar bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.87

[1 § 1. De boeken worden per blad genummerd; ze vormen elk in hun soort een doorlopende reeks; ze dragen de vermelding van hun soort, hun plaats in de reeks en de naam, de firmanaam of de bijzondere naam van de onderneming.

§ 2. De boeken worden op zodanige wijze gehouden dat de materiële continuïteit ervan, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen zijn verzekerd.

   De Koning stelt nadere regels voor het houden en bewaren van de boeken. Hij kan de werkwijze voorgeschreven in artikel III.84, [2 vierde en vijfde ]2 lid, vervangen of toestaan dat ze, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, wordt vervangen door een andere die de materiële continuïteit van de boeken evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen waarborgt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 83, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.88

[1 De boeken worden naar tijdsorde bijgehouden, zonder enig wit vak of enige weglating. In geval van correctie moet het oorspronkelijk geschrevene leesbaar blijven.

   De [2 boekhoudplichtige ondernemingen ]2 moeten hun boeken bewaren gedurende zeven jaar, te rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting volgt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 84, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.89

[1 § 1. Elke [2 boekhoudplichtige onderneming ]2 verricht, omzichtig en te goeder trouw, ten minste eens per jaar de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om op een door haar gekozen datum de inventaris op te maken van al haar bezittingen, en rechten van welke aard ook, en van haar vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op haar bedrijf, en van de eigen middelen daaraan verstrekt. De inventarisstukken worden ingeschreven in een boek. De stukken die wegens hun omvang bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven, worden in dat boek samengevat en erbij gevoegd.

§ 2. De inventaris wordt ingericht overeenkomstig het rekeningenstelsel van de [2 boekhoudplichtige onderneming ]2.

   De Koning kan maatstaven voor de waardering van de inventaris bepalen.

   Deze paragraaf geldt niet voor de in artikel III.85 bedoelde [2 boekhoudplichtige ondernemingen ]2. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 85, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.90

[1 § 1. Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, worden ze samengevat en beschreven in een staat, zijnde de jaarrekening.

§ 2. De [3 boekhoudplichtige ondernemingen ]3 die niet zijn onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan [3 ... ]3 moeten zich gedragen naar de bepalingen daarvan wat de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag betreft.

   De inhoud en de omvang van hun verplichtingen worden bepaald op basis van dezelfde criteria inzake personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal als degene die gelden voor de ondernemingen onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen.

   De jaarrekening van de openbare instellingen bedoeld in artikel [3 III.82, § 1, eerste lid, 4° ]3, moet worden neergelegd binnen zeven maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar, ook al werd de procedure van toezicht en goedkeuring waaraan zij in voorkomend geval is onderworpen nog niet beëindigd. In dergelijk geval maakt de neergelegde jaarrekening van dit feit uitdrukkelijk melding.

   Deze paragraaf is niet van toepassing op :
[3 de ondernemingen vermeld in artikel III.82, § 1, eerste lid, 1° ]3 en die bedoeld worden in artikel [3 III.85, § 1 ]3;
2° de ondernemingen bedoeld in artikel [3 III. 82, § 1, eerste lid, 5° ]3, waarop dit hoofdstuk 2 niet van toepassing is verklaard;
3° de ondernemingen bedoeld in artikel III.95, § 1;
4° de verzekerings- en herverzekerings-ondernemingen;
5° de door buitenlandse ondernemingen die niet zijn onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen in België gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden, wanneer die bijkantoren en centra van werkzaamheden geen eigen opbrengsten hebben door verkoop van goederen of dienstverlening aan derden of door geleverde goederen of verleende diensten aan de buitenlandse onderneming waarvan zij afhangen en waarvan de werkingskosten volledig door de laatstgenoemde worden gedragen;
6° de [3 ondernemingen vermeld in artikel III.82, § 1, eerste lid, 1° ]3, wat de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag betreft; ]1
[3 7° de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de centra van werkzaamheden van buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk en buitenlandse stichtingen zoals bedoeld in artikelen 26octies, § 1, en 45 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. ]3

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2015-12-18/31, art. 38, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> (3)<W 2018-04-15/14, art. 86, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.91

[1 § 1. De openbare instellingen naar Belgisch recht die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard, met uitzondering van de ondernemingen die bedoeld zijn in artikel III.95, § 1, moeten zich gedragen naar de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan voor wat de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van een geconsolideerde jaarrekening en geconsolideerd jaarverslag betreft.

   De inhoud en de omvang van hun verplichtingen wordt bepaald op basis van dezelfde criteria inzake personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal als degene die gelden voor de ondernemingen onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen.

   De Koning kan het toepassingsgebied van de in het tweede lid bedoelde bepalingen uitbreiden tot andere [2 boekhoudplichtige ]2 ondernemingen.

§ 2. De Koning kan de door Hem op grond van artikelen III.84, [2 zevende ]2 lid, III.89, § 2, III.90 en III.91, § 1, gestelde regels aanpassen, aanvullen of er geheel of gedeeltelijk vrijstelling van verlenen naargelang van de omvang van de onderneming alsmede de bedrijfstakken en de economische sectoren waarin zij werkzaam is. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 87, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.92

[1 De koninklijke besluiten ter uitvoering van dit hoofdstuk worden genomen na overleg in de ministerraad.

   De besluiten ter uitvoering van artikel III.84, [2 zevende ]2 lid, artikel III.89, § 2 en artikelen III.90 en III.91 worden genomen na advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

   De besluiten ter uitvoering van artikel [2 III.82, § 1 ]2 en de wijzigingsbesluiten worden genomen na advies van de organisaties die de betrokken ondernemingen vertegenwoordigen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 88, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.93

[1 § 1. De Koning stelt een Commissie voor Boekhoudkundige Normen in; deze heeft tot taak :
1° de regering en het Parlement op hun verzoek of uit eigen beweging van advies te dienen;
2° door middel van adviezen en aanbevelingen bij te dragen tot de ontwikkeling van de leer van het boekhouden en de beginselen te bepalen van een regelmatige boekhouding.

   [2 De commissie voor Boekhoudkundige Normen is een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid. ]2

§ 2. De Koning stelt in de schoot van de Commissie voor Boekhoudkundige normen een afzonderlijk College in dat tot taak heeft door middel van een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht vragen te beantwoorden betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen van het Belgisch Boekhoudrecht die onder de bevoegdheid van de Commissie vallen en waarvoor het op formele wijze wordt gevat. ]1

(1)<W 2016-12-12/04, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 30-12-2016> (2)<W 2017-04-18/03, art. 4, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. III.93/1

[1 § 1. Onder Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht wordt verstaan het antwoord waarbij het College overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen vaststelt hoe de wet in hoofde van de aanvrager wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting die op jaarrekeningrechtelijk vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

§ 2. De aanvraag om een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht wordt schriftelijk gericht aan het College. Zij moet gemotiveerd zijn en ondertekend zijn door een persoon die daartoe gemachtigd is door de aanvrager.

   Zij moet bevatten :
- de identiteit van de aanvrager en, in voorkomend geval, die van de betrokken partijen en derden;
- de beschrijving van de activiteiten van de aanvrager;
- de volledige beschrijving van de bijzondere situatie of verrichting;
- de verwijzing naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop het antwoord moet slaan.

   De aanvraag bevat, in voorkomend geval, een volledige kopie van de aanvragen die voor hetzelfde onderwerp werden ingediend bij een overheid, en van de beslissingen met betrekking tot deze aanvragen.

   Zolang het College geen antwoord heeft gegeven, moet de aanvraag worden aangevuld met elk nieuw element dat betrekking heeft op de voorgenomen situatie of verrichting.

§ 3. De Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht wordt meegedeeld aan de aanvrager binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum waarop het dossier alle nodige elementen bevat om een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht af te leveren. Het College en de aanvrager kunnen in onderlinge overeenstemming deze termijn wijzigen.

   Ten laatste binnen vijftien werkdagen vanaf het ogenblik dat de aanvraag volledig is, licht het College de aanvrager in over de overeenkomstig het vorige lid vastgestelde antwoordtermijn.

§ 4. Een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht kan niet worden gegeven wanneer:
1° de aanvraag betrekking heeft op situaties of verrichtingen die identiek zijn aan die welke op jaarrekeningrechtelijk vlak reeds gevolgen hebben ten name van de aanvrager of op jaarrekeningrechtelijk vlak het voorwerp uitmaken van een administratief beroep of gerechtelijke handeling tussen de Belgische Staat en de aanvrager of aanhangig zijn gemaakt bij de rechterlijke macht;
2° het treffen van een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht niet aangewezen is of zonder uitwerking is op grond van de in de aanvraag aangevoerde wettelijke of reglementaire bepalingen;
3° de aanvraag voornamelijk fiscaalrechtelijke gevolgen ressorteert, tenzij in casu de primauteit van het boekhoudrecht reeds werd erkend of tenzij de aanvrager ermee instemt dat een overleg plaatsvindt met de bevoegde belastingautoriteit of er mee instemt dat met betrekking tot de voorliggende verrichting of situatie een aanvraag om voorafgaande beslissing in fiscale zaken zal worden ingediend die een overleg met de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken bij de Federale Overheidsdienst Financiën, opgericht bij koninklijk besluit van 13 augustus 2004, tot gevolg heeft.

   Een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht kan bovendien niet worden gegeven wanneer :
1° bij het indienen van de aanvraag, essentiële elementen van de beschreven verrichting of situatie betrekking hebben op een vluchtland dat niet samenwerkt met de OESO;
2° de beschreven verrichting of situatie geen economische substantie heeft in België.

§ 5. De Koning bepaalt wie de leden van het College dient voor te dragen, gekozen uit de leden van de Commissie waarbij minstens één lid tevens deel uitmaakt van het College dat overeenkomstig artikel 26 van de wet van 24 december 2002 belast is met de leiding van de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken bij de Federale Overheidsdienst Financiën, benoemt de leden van het College, bepaalt de werkingsmodaliteiten van het College, bepaalt de in paragraaf 4, eerste lid, 2°, bedoelde materies en bepalingen, stelt nadere regels op met betrekking tot de termijn waarvoor een individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht kan worden gegeven en duidt aan wanneer een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht ophoudt te bestaan.

§ 6. De Individuele Beslissingen inzake Boekhoudrecht worden op anonieme wijze gepubliceerd op de website van de Commissie.

§ 7. De minister van Economie zendt elk jaar een verslag over de toepassing van artikel III.93, § 2, van het Wetboek van economisch recht naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.

   De identiteit van de aanvragers, de leden van het College en de leden van het wetenschappelijk secretariaat wordt niet in het verslag vermeld.

   Het verslag wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers openbaar gemaakt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-12/04, art. 3, 041; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. III.93/2

[1 § 1. De werkingskosten van de Commissie voor boekhoudkundige normen met inbegrip van deze van het voormelde College worden gedragen door de [2 boekhoudplichtige ]2 ondernemingen die hun jaarrekening of hun geconsolideerde jaarrekening openbaar moeten maken door neerlegging bij de Nationale Bank van België. De Koning bepaalt het bedrag van deze bijdrage, die echter niet hoger mag zijn dan 3,72 euro geïndexeerd volgens dezelfde regels als deze die werden vastgesteld voor de indexering van de wedden en lonen in de overheidsdiensten. De Nationale Bank van België int deze bijdrage samen met de kosten voor de openbaarmaking van de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening en maakt haar over aan de Commissie.

§ 2. Op de voorzitter na moeten de leden van de Commissie en van het College telkens voor de helft bestaan uit natuurlijke personen behorend tot de Nederlandse taalrol en voor de helft uit natuurlijke personen van de Franstalige taalrol.

§ 3. Elk lid van de Commissie, elk lid van het College en de medewerkers van de Commissie zijn, buiten het uitoefenen van hun opdracht, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan zij wegens de uitvoering van hun opdracht kennis hebben. Voor wat betreft de dossiers Individuele Beslissingen inzake Boekhoudrecht oefenen de leden van het College en de medewerkers van de Commissie hun opdracht uit wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, daaronder begrepen de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtsmachten, en van de Gemeenschappen en de Gewesten en de openbare instellingen of inrichtingen, inlichtingen verstrekken welke voor die diensten, instellingen of inrichtingen nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-12/04, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 30-12-2016> (2)<W 2018-04-15/14, art. 89, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.94

[1 § 1. De minister bevoegd voor de Economische Zaken of zijn afgevaardigde kan in bijzondere gevallen, na een met redenen omkleed advies van de in artikel III.93 vermelde Commissie voor boekhoudkundige Normen, toestaan dat wordt afgeweken van de regels vastgesteld op grond van artikel III.84, zesde lid, artikel III.89, § 2, artikel III.90 en artikel III.91. Deze bevoegdheid wordt op dezelfde wijze door de minister bevoegd voor Middenstand of zijn afgevaardigde uitgeoefend ten aanzien van de vennootschappen en andere ondernemingen die als klein kunnen worden beschouwd in de zin van het Wetboek van Vennootschappen. De Commissie voor boekhoudkundige Normen wordt in kennis gesteld van het besluit van de minister of zijn afgevaardigde.

§ 2. De minister bevoegd voor Justitie of zijn afgevaardigde, kan in bijzondere gevallen, na een met redenen omkleed advies van de Commissie voor boekhoudkundige Normen, toestaan dat wordt afgeweken van artikel 4, zesde lid, artikel 9, § 2, en artikel 10 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen in de mate waarin deze van toepassing zijn verklaard door het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen evenals van de bepalingen van dit laatste koninklijk besluit zelf. De Commissie voor boekhoudkundige Normen wordt in kennis gesteld van het besluit van de minister of zijn afgevaardigde. ]1

(1)<W 2018-04-15/14, art. 90, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.95

[1 § 1. Artikel III.85 en de artikelen III.90 tot III.94, alsook de besluiten genomen ter uitvoering van artikel III.84, [3 zevende ]3 lid, en artikel III.89, § 2, zijn niet van toepassing op de Nationale Bank van België, de Deposito- en Consignatiekas, de kredietinstellingen [2 die vallen onder de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen en de beleggingsondernemingen die vallen onder de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies ]2.

§ 2. Artikel III.85 en artikel III.90, § 2, tweede lid, zijn niet van toepassing op de verzekeringsondernemingen en ondernemingen van hypothecair krediet en kapitalisatie.

   De artikelen III.84, [3 zevende ]3 lid, III.89, § 2, III.90, § 2, eerste lid, III.91, § 2, en III.94 zijn niet van toepassing op de verzekeringsondernemingen die door de Koning zijn toegelaten op grond van de wetgeving betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> (2)<W 2016-10-25/04, art. 171, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016> (3)<W 2018-04-15/14, art. 91, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
BOEK IV. [1 - Bescherming van de mededinging ]1
TITEL 1. [1 - Mededingingsregels ]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Restrictieve mededingingspraktijken ]1
Art. IV.1

[1 § 1. Zijn verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing vereist is, alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemingsverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Belgische betrokken markt of op een wezenlijk deel ervan merkbaar wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:
1° het rechtstreeks of onrechtstreeks bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;
2° het beperken of controleren van de productie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;
3° het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;
4° het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hen daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging;
5° het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten, van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

§ 2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn echter niet van toepassing op:
1° elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,
2° elk besluit of groep van besluiten van ondernemingsverenigingen, en
3° elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen,
die bijdragen tot verbetering van de productie of van de verdeling van producten, die bijdragen tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, of die de kleine en middelgrote ondernemingen de mogelijkheid bieden om hun concurrentiepositie op de betrokken markt of op de internationale markt te verstevigen, waarbij een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen:
a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;
b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging uit te schakelen.

§ 4. Het is natuurlijke personen verboden in het kader van de activiteiten van een onderneming of ondernemingsvereniging met één of meer concurrenten te onderhandelen, overeen te komen, te besluiten of onderling af te stemmen met betrekking tot:
1° het vaststellen van de prijzen bij verkoop van producten aan derden;
2° het beperken van de productie of de verkoop van producten;
3° het toewijzen van markten of afnemers.

   De inbreuk op het in het eerste lid bedoelde verbod kan enkel worden vastgesteld ingeval de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging deel uitmaakt van een door het Mededingingscollege of de auditeur in dezelfde zaak vastgestelde inbreuk op het verbod bedoeld in de eerste paragraaf door de onderneming of ondernemingsvereniging in het kader van wiens activiteiten de natuurlijke persoon is opgetreden.

   Ingeval de onderneming of ondernemingsvereniging niet meer bestaat en geen rechtsopvolger heeft, kan het onderzoek in afwijking van het tweede lid worden gevoerd en de beslissing worden genomen ten aanzien van de natuurlijke persoon alleen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.2

[1 Het is verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing nodig is, dat één of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan.

   Dit misbruik kan met name bestaan in:
1° het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;
2° het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;
3° het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;
4° het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.2/1

[1 Het is verboden in hoofde van één of meer ondernemingen misbruik te maken van een positie van economische afhankelijkheid waarin één of meerdere ondernemingen zich bevindt, waardoor de mededinging kan worden aangetast op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan.

   Er kan sprake zijn van misbruik bij :
1° het weigeren van een verkoop, een aankoop of van andere transactievoorwaarden;
2° het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;
3° het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;
4° het toepassen ten opzichte van economische partners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;
5° het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de economische partners van bijkomende prestaties, die naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 4, 080; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art. IV.3

[1 Het verbod van artikel IV.1, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarvoor artikel 101, § 3, VWEU van toepassing is verklaard door een verordening van de Raad van de Europese Unie of een verordening of een beschikking van de Europese Commissie.

   Het verbod van artikel IV.1, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die de handel tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden of de mededinging binnen de interne markt niet beperken, verhinderen of vervalsen, doch die de bescherming zouden genieten van een verordening bedoeld in het eerste lid ingeval zij deze handel wel zouden beïnvloeden of deze mededinging wel zouden beperken, verhinderen of vervalsen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.4

[1 Het verbod van artikel IV.1, § 1, is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die binnen de werkingssfeer vallen van een koninklijk besluit genomen op grond van artikel IV.5. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.5

[1 § 1. De Koning kan, na advies van de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging en van de Belgische Mededingingsautoriteit, bij in Ministerraad overlegd en gemotiveerd besluit verklaren dat, bij toepassing van artikel IV.1, § 3, artikel IV.1, § 1, niet van toepassing is op categorieën van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

§ 2. Het koninklijk besluit omschrijft de categorieën van overeenkomsten, van besluiten en van onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop het van toepassing is en preciseert met name:
1° de beperkingen of de bepalingen die er niet in mogen voorkomen;
2° de bepalingen die erin moeten voorkomen of de andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

§ 3. Het koninklijk besluit wordt voor een beperkte tijdsduur genomen. Het kan worden opgeheven of gewijzigd ingeval de omstandigheden gewijzigd zijn met betrekking tot een punt dat van wezenlijk belang was voor zijn vaststelling. In dat geval wordt voorzien in een overgangsregeling voor de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bedoeld door het voorafgaande besluit. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 2. [1 - Concentraties ]1
Art. IV.6

[1 § 1. Voor de toepassing van dit boek komt een concentratie tot stand ingeval er een duurzame wijziging van zeggenschap voortvloeit uit:
1° de fusie van twee of meer voorheen onafhankelijke ondernemingen of delen van deze ondernemingen; of
2° het verkrijgen, door één of meer personen die reeds de zeggenschap over ten minste één onderneming bezitten of door één of meer ondernemingen, van de zeggenschap - door de verwerving van participaties in het kapitaal of de aankoop van vermogensbestanddelen, bij overeenkomst of op elke andere wijze - rechtstreeks of onrechtstreeks, over één of meer andere ondernemingen of delen daarvan.

§ 2. De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, vormt een concentratie in de zin van paragraaf 1, 2°.

§ 3. Voor de toepassing van dit boek berust de zeggenschap op rechten, overeenkomsten of andere middelen die afzonderlijk of gezamenlijk met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een bepalende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:
1° eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;
2° rechten of overeenkomsten die een bepalende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen.

§ 4. De zeggenschap wordt verkregen door de persoon/personen of de onderneming/ondernemingen:
1° die zelf rechthebbenden zijn of aan deze overeenkomsten rechten ontlenen; of
2° die, hoewel zij zelf geen rechthebbenden zijn, noch aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, de bevoegdheid hebben de daaruit ontstane rechten uit te oefenen.

§ 5. Geen concentratie in de zin van paragraaf 1 komt tot stand:
1° ingeval kredietinstellingen, andere financiële instellingen, of verzekeringsmaatschappijen tot wier normale werkzaamheden de verhandeling van financiële instrumenten voor eigen rekening of voor rekening van derden behoort, tijdelijke deelnemingen houden die zij in een onderneming hebben verworven ten einde deze deelnemingen weer te verkopen, mits zij de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet uitoefenen om het concurrentiegedrag van deze onderneming te bepalen of mits zij deze stemrechten slechts uitoefenen om de verkoop van deze onderneming of van haar activa, geheel of gedeeltelijk, of de verkoop van deze deelnemingen voor te bereiden, en deze verkoop plaatsvindt binnen één jaar na de verwerving; deze termijn bedraagt twee jaar ingeval de deelnemingen verworven werden als bewijs van dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen;
2° ingeval de zeggenschap wordt verworven door een gerechtelijk mandataris of overheidsmandataris, op grond van een gerechtelijke beslissing of een andere procedure van gedwongen vereffening;
3° ingeval de in paragraaf 1, 2°, bedoelde handelingen worden uitgevoerd door participatieondernemingen zoals bedoeld in artikel 2, 15°, van richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, met dien verstande echter dat de stemrechten die aan de in bezit zijnde deelnemingen zijn verbonden, slechts worden uitgeoefend om, met name door de benoeming van de leden van de raden van bestuur en van toezicht van de ondernemingen waarin zij deelnemingen houden, de volledige waarde van deze investeringen veilig te stellen en niet om rechtstreeks of onrechtstreeks het concurrentiegedrag van die ondernemingen te bepalen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.7

[1 § 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn slechts van toepassing ingeval de betrokken ondernemingen samen in België een omzet, bepaald volgens de in artikel IV.8 bedoelde criteria, van meer dan 100 miljoen euro bereiken en ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk in België een omzet halen van ten minste 40 miljoen euro.

§ 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na advies van de Belgische Mededingingsautoriteit en de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging de drempels bedoeld in paragraaf 1 verhogen.

   Om de drie jaar gaat de Belgische Mededingingsautoriteit over tot een toetsing van de drempels bedoeld in paragraaf 1, daarbij onder andere rekening houdende met de economische impact en de administratieve last voor de ondernemingen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.8

[1 § 1. De omzet bedoeld in artikel IV.7 omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van producten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, van belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen. Bij de omzet wordt geen rekening gehouden met transacties tussen de in paragraaf 4 bedoelde ondernemingen.

§ 2. Als een concentratie bestaat in de verwerving van delen - die al dan niet rechtspersoonlijkheid bezitten - van een of meer ondernemingen of van een groep ondernemingen, wordt in afwijking van paragraaf 1 alleen het omzetcijfer dat betrekking heeft op de delen, die aldus het voorwerp van de concentratie zijn, in hoofde van de vervreemder of vervreemders, in aanmerking genomen.

   Twee of meer transacties bedoeld in het eerste lid, die binnen een periode van twee jaar plaatsvinden tussen dezelfde personen of ondernemingen, moeten evenwel worden beschouwd als één concentratie die plaatsvindt op de datum van de laatste transactie.

§ 3. De omzet wordt vervangen:
1° bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen, door de som van de onderstaande batenposten, omschreven in het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen:
a) rente en soortgelijke baten;
b) opbrengsten uit effecten:
- opbrengsten uit aandelen en andere niet-vastrentende effecten;
- opbrengsten uit deelnemingen;
- opbrengsten uit aandelen in verbonden ondernemingen;
c) ontvangen provisies;
d) nettobaten uit financiële transacties;
e) overige bedrijfsopbrengsten.

   De omzet in België van een kredietinstelling of een financiële instelling omvat de hierboven omschreven batenposten van het bijkantoor of de afdeling van deze in België gevestigde instelling.
2° bij verzekeringsmaatschappijen, door de waarde van de bruto geboekte premies, die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume. Er wordt rekening gehouden met de brutopremies gestort door de ingezetenen in België.

§ 4. Onverminderd paragraaf 2, moeten voor de berekening van de totale omzet van een betrokken onderneming de omzetten van de volgende ondernemingen worden opgeteld:
1° de betrokken onderneming;
2° de ondernemingen waarin de betrokken onderneming, rechtstreeks of middellijk:
a) hetzij meer dan de helft van het kapitaal of de bedrijfsactiva bezit;
b) hetzij de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen;
c) hetzij de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht of van bestuur of de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen;
d) hetzij het recht heeft de zaken van de onderneming te leiden;
3° ondernemingen die in de betrokken onderneming over de onder 2° genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;
4° ondernemingen waarin een onderneming zoals bedoeld onder 3° over de onder 2° genoemde rechten of bevoegdheden beschikt;
5° ondernemingen waarin twee of meer ondernemingen zoals bedoeld onder 1° tot en met 4°, gezamenlijk over de onder 2° genoemde rechten of bevoegdheden beschikken.

   Ingeval bij de concentratie betrokken ondernemingen gezamenlijk beschikken over de in het eerste lid, 2°, genoemde rechten of bevoegdheden, dient bij de berekening van de totale omzet van de betrokken ondernemingen:
1° geen rekening te worden gehouden met de omzet die het resultaat is van de verkoop van producten tussen de gemeenschappelijke onderneming en elk van de betrokken ondernemingen of enige andere met een van die ondernemingen verbonden onderneming in de zin van het eerste lid onder 2° tot en met 5° ;
2° rekening te worden gehouden met de omzet die het resultaat is van de verkoop van producten tussen de gemeenschappelijke onderneming en derde ondernemingen. Deze omzet wordt in gelijke delen aan de betrokken ondernemingen toegerekend.

§ 5. Voor de openbare ondernemingen is de in aanmerking te nemen omzet deze van alle ondernemingen die een economisch geheel vormen met een zelfstandige beslissingsbevoegdheid, ongeacht de vraag wie het kapitaal ervan bezit of welke regels van bestuurlijk toezicht daarop van toepassing zijn. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.9

[1 § 1. Voor de concentraties die onderworpen zijn aan het toezicht ingesteld bij dit hoofdstuk is een voorafgaande beslissing nodig van de Belgische Mededingingsautoriteit, die vaststelt of zij al of niet toelaatbaar zijn.

§ 2. Bij de in paragraaf 1 bedoelde beslissing wordt rekening gehouden met:
1° de noodzaak een daadwerkelijke mededinging op de markt te handhaven en te ontwikkelen in het licht van met name de structuur van alle betrokken markten en van de bestaande of potentiële mededinging van op of buiten het Belgische grondgebied gevestigde ondernemingen;
2° de positie op de markt van de betrokken ondernemingen, hun economische en financiële macht, de keuzemogelijkheden van leveranciers en afnemers, hun toegang tot voorzieningsbronnen en afzetmarkten, het bestaan van juridische of feitelijke hinderpalen voor de toegang tot de markt, de ontwikkeling van vraag naar en aanbod van de betrokken producten, de belangen van de tussen- en eindverbruikers, alsmede de ontwikkeling van de technische en economische vooruitgang, voor zover deze in het voordeel van de consument is en geen belemmering vormt voor de mededinging.

§ 3. Concentraties die niet tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, onder andere door het in het leven roepen of versterken van een machtspositie, worden toelaatbaar verklaard.

§ 4. Concentraties die tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, onder andere door het in het leven roepen of versterken van een machtspositie, worden ontoelaatbaar verklaard.

§ 5. Ingeval de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die een concentratie vormt in de zin van artikel IV.6, § 2, de coördinatie beoogt of tot stand brengt van het concurrentiegedrag van ondernemingen die onafhankelijk blijven, dan wordt die coördinatie beoordeeld overeenkomstig de criteria van artikel IV.1, teneinde vast te stellen of de transactie al dan niet toelaatbaar is.

   Bij die beoordeling wordt onder meer rekening gehouden met:
1° het significant en gelijktijdig actief blijven van twee of meer oprichtende ondernemingen op dezelfde markt als die van de gemeenschappelijke onderneming, op een stroomopwaartse of stroomafwaartse markt van laatstgenoemde markt of op een nauw met die markt verbonden markt;
2° de mogelijkheid die aan de betrokken ondernemingen wordt gegeven om, via de coördinatie die het rechtstreekse gevolg is van de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming, de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken producten uit te schakelen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.10

[1 § 1. De concentraties die onderworpen zijn aan het toezicht ingesteld bij dit hoofdstuk worden bij de auditeur-generaal aangemeld vóór hun tenuitvoerlegging en na de sluiting van de overeenkomst, de openbaarmaking van het aanbod tot aankoop of ruil, of de verwerving van een zeggenschapsdeelneming. De partijen kunnen echter een ontwerpovereenkomst aanmelden, mits alle partijen uitdrukkelijk verklaren dat zij de intentie hebben om een overeenkomst te sluiten die op alle mededingingsrechtelijk relevante punten niet merkbaar verschilt van het aangemelde ontwerp. In het geval van een openbaar aanbod tot aankoop of ruil, kunnen de partijen eveneens een ontwerp aanmelden wanneer zij hun voornemen tot het doen van een dergelijk bod publiekelijk hebben aangekondigd.

§ 2. Concentraties door fusie in de zin van artikel IV.6, § 1, 1°, of door totstandkoming van een gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel IV.6, § 1, 2°, worden gezamenlijk aangemeld door de partijen bij de fusie of door de partijen die de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen. In alle andere gevallen vindt de aanmelding plaats door de persoon of de onderneming die de zeggenschap over een of meer ondernemingen of een gedeelte daarvan verwerft.

§ 3. De modaliteiten van de aanmeldingen bedoeld in paragraaf 1 worden bepaald door de Koning. De Belgische Mededingingsautoriteit kan de nadere regels voor een vereenvoudigde aanmelding bepalen.

§ 4. Zolang de Belgische Mededingingsautoriteit geen beslissing neemt betreffende de toelaatbaarheid van de concentratie, mogen de betrokken ondernemingen de concentratie niet tot uitvoering brengen.

§ 5. Paragraaf 4 belet evenwel niet de tenuitvoerlegging van een openbaar aanbod tot aankoop of ruil of van een reeks transacties met financiële instrumenten, inclusief met deze converteerbaar in andere financiële instrumenten, die ter verhandeling worden toegelaten tot een markt zoals een effectenbeurs en waardoor de zeggenschap in de zin van artikel IV.6 wordt verkregen door tussenkomst van meerdere verkopers, mits:
1° de concentratie overeenkomstig dit artikel onverwijld bij de auditeur-generaal wordt gemeld, en
2° de verkrijger de aan de betrokken financiële instrumenten verbonden stemrechten niet uitoefent dan wel slechts uitoefent om de volle waarde van zijn belegging te handhaven en op basis van een door de voorzitter overeenkomstig paragraaf 6 verleende ontheffing.

§ 6. Onverminderd het bepaalde in paragraaf 5, kan de voorzitter op verzoek van een partij op elk ogenblik ontheffing verlenen van het in paragraaf 4 bepaalde verbod tot uitvoering. De voorzitter vraagt de auditeur-generaal een verslag in te dienen, bevattende de noodzakelijke appreciatie-elementen om tot de in deze paragraaf bedoelde beslissing te komen. De auditeur-generaal of de door hem aangeduide auditeur dient zijn verslag in binnen een termijn van twee weken na de indiening van het verzoek tot ontheffing. De voorzitter kan deze termijn inkorten.

   De voorzitter kan zijn beslissing vergezeld laten gaan van bepaalde voorwaarden en verplichtingen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.11

[1 De concentraties die onderworpen zijn aan het toezicht van de Europese Commissie, met inbegrip van concentraties die bij toepassing van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 139/2004 zijn verwezen naar de Europese Commissie, zijn niet onderworpen aan het toezicht ingesteld bij dit hoofdstuk.

   Zijn echter wel onderworpen aan het toezicht ingesteld door dit hoofdstuk, de concentraties die door de Europese Commissie naar de Belgische Mededingingsautoriteit werden verwezen krachtens de artikelen 4, vierde en vijfde lid, en 9, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 139/2004. In dat geval dienen de partijen de concentratie opnieuw te melden bij de auditeur-generaal overeenkomstig artikel IV.10. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 3. [1 - Overheidsondernemingen ]1
Art. IV.12

[1 De ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter hebben van een fiscaal monopolie, zijn onderworpen aan de bepalingen van dit boek voor zover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de hun door of krachtens de wet toevertrouwde specifieke taak niet verhindert. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 4. [1 - Maatregelen of beslissingen door een vreemde staat ]1
Art. IV.13

[1 Behoudens ontheffing in de gevallen door de Koning bepaald, is het aan ieder persoon, verblijvend op het Belgisch grondgebied of er zijn zetel of een inrichting hebbend, verboden gevolg te geven aan maatregelen of beslissingen door een vreemde Staat of door diens organismen genomen en die betrekking hebben op een reglementering inzake mededinging, economische machtsposities of handelsbeperkende praktijken op gebied van internationaal vervoer ter zee en door de lucht.

   De Koning bepaalt op welke handelingen het verbod slaat. De ontheffing, op verzoek van belanghebbenden, kan door de minister worden toegestaan en desgevallend aan bepaalde modaliteiten onderworpen worden. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.14

[1 Elk bevel of verzoek dat gegrond is op de in artikel IV.13 bedoelde maatregelen of beslissingen, moet binnen vijftien dagen na ontvangst worden medegedeeld aan de minister of aan zijn gemachtigde. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.15

[1 Onverminderd de artikelen IV.13 en IV.14 en behoudens de uitzonderingen die Hij bepaalt, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na advies van de Belgische Mededingingsautoriteit en de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging, maatregelen treffen waarbij het de ondernemingen verboden wordt niet bekendgemaakte inlichtingen of bescheiden met betrekking tot hun mededingingspraktijken aan een buitenlandse Staat of aan een daarvan afhangende instelling te geven. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
TITEL 2. [1 - Handhaving van het mededingingsrecht ]1
HOOFDSTUK 1. [1 - De Belgische Mededingingsautoriteit ]1
Afdeling 1. [1 - Organisatie ]1
Art. IV.16

[1 § 1. De Belgische Mededingingsautoriteit is een overheidsdienst met rechtspersoonlijkheid en beheersautonomie zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 3°, tweede lid, b), van de wet van 22 mei 2003 houdende de organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat.

§ 2. De Belgische Mededingingsautoriteit is samengesteld uit:
1° de voorzitter en de dienst van de voorzitter;
2° het Mededingingscollege;
3° het directiecomité;
4° het auditoraat onder leiding van de auditeur-generaal.

§ 3. De Belgische mededingingsautoriteit is bevoegd om de artikelen 101 en 102 VWEU toe te passen bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

§ 4. De Koning bepaalt welke logistieke en materiële middelen de FOD Economie ter beschikking stelt van de Belgische Mededingingsautoriteit. Daartoe wordt een dienstverleningsovereenkomst gesloten tussen de Belgische Mededingingsautoriteit en de FOD Economie.

§ 5. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het administratief en geldelijk statuut van de voorzitter, de assessor-ondervoorzitter en assessoren die zetelen in het Mededingingscollege, de auditeur-generaal, de directeur juridische zaken en de directeur economische zaken van de Belgische Mededingingsautoriteit.

   De wetten op de pensioenregeling voor de leden van het Rijkspersoneel en voor hun rechthebbenden zijn van toepassing op de voorzitter, de auditeur-generaal, de directeur economische zaken en de directeur juridische zaken van de Belgische Mededingingsautoriteit.

   Voor de toepassing van het vorige lid worden de mandaten voor de opening van het recht op pensioen, gelijkgesteld met een vaste benoeming.

§ 6. De personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit worden ter beschikking gesteld door de FOD Economie. De Koning stelt, na advies van de Belgische Mededingingsautoriteit, de regels van deze terbeschikkingstelling vast, alsmede de voorwaarden ervan.

§ 7. De Koning bepaalt de wijze waarop het personeelsplan van de Belgische Mededingingsautoriteit wordt aangenomen.

§ 8. De Belgische Mededingingsautoriteit is een instelling zoals bedoeld in de artikelen 6 (1)(e) en 23 (1) (h) van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.

   De Belgische Mededingingsautoriteit kan als verwerkingsverantwoordelijke gegevens verwerken in de zin van deze Verordening voor de doeleinden en met de waarborgen bepaald in titel II van dit boek, en met name gelet op de bepalingen van artikel IV.32. Zij kan deze gegevens opslaan voor de duur die vereist is voor haar onderzoeken en procedures of is opgelegd door de algemene archiveringsregels van de Staat. Natuurlijke personen kunnen toegang krijgen tot hun eigen persoonsgegevens. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 1. [1 - Voorzitter en dienst van de voorzitter ]1
Art. IV.17

[1 § 1. De voorzitter wordt door de Koning benoemd, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor een mandaat van zes jaar dat eenmaal kan worden hernieuwd.

   De voorzitter vervult de opdrachten die hem door dit boek zijn opgedragen. Hij kan taken delegeren aan de assessor-ondervoorzitter ingeval het taken betreft die hij uitoefent als lid van het Mededingingscollege en, ingeval het andere taken betreft, aan de directeur economische zaken, aan de directeur juridische zaken en aan personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit.

§ 2. In geval van gemotiveerde onbeschikbaarheid worden de taken van de voorzitter waargenomen door het directiecomité. In voorkomend geval worden de taken van de voorzitter van het Mededingingscollege waargenomen door de assessor-ondervoorzitter.

§ 3. Om tot voorzitter te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat slagen voor het examen inzake beroepsbekwaamheid. Dat examen is bedoeld om de kennis en maturiteit te evalueren die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het betrokken ambt. De nadere regels en het programma van het examen worden door de Koning bepaald. De kandidaat brengt verder het bewijs van een nuttige ervaring voor de uitoefening van de functie. Hij moet houder zijn van een diploma van master of licentiaat en een functionele kennis van het Nederlands, het Frans en het Engels bewijzen.

   In voorkomend geval wordt de uitoefening van de functie van voorzitter beschouwd als een opdracht in de zin van artikel 323bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 4. De voorzitter wordt bij koninklijk besluit op rust gesteld ingeval hij wegens een ernstig en permanent gebrek zijn ambt niet meer behoorlijk kan uitoefenen, en dit overeenkomstig artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.18

[1 De voorzitter mag geen enkele instructie ontvangen wat betreft de beslissingen die hij neemt in uitvoering van zijn opdrachten krachtens dit boek, en de standpunten die hij inneemt in mededingingszaken van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU en Verordening (EG) nr. 139/2004. De personen aan wie de voorzitter taken heeft gedelegeerd mogen betreffende deze taken alleen instructies ontvangen van de voorzitter. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.19

[1 § 1. De voorzitter is onder meer belast met de volgende opdrachten:
1° het vertegenwoordigen van België in de Europese en internationale mededingingsinstellingen voor alle besprekingen die de bevoegdheden van de Belgische Mededingingsautoriteit betreffen; hij neemt deel aan andere besprekingen in Europese en internationale instellingen over wet- en regelgeving die het mededingingsbeleid betreffen, onverminderd de bevoegdheden ter zake van de minister en andere overheden;
2° het bijdragen ten behoeve van de FOD Economie, het Parlement, de regering of andere instanties tot het voorbereiden en evalueren van het mededingingsbeleid in België, het bijdragen tot een betere kennis van dit beleid en het leiden van studies;
3° het bijdragen tot de voorbereiding van de Belgische wetgeving en reglementering met betrekking tot de mededingingsregels en het mededingingsbeleid;
4° het vertegenwoordigen van de Belgische Mededingingsautoriteit in de procedures bedoeld in de artikelen IV.86 tot IV.90, onder voorbehoud van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de auditeur-generaal bedoeld in artikel IV.26, § 3, 8° ;
5° het afleveren van informele zienswijzen aangaande de toepassing van de mededingingsregels betreffende de restrictieve mededingingspraktijken op een voorgenomen praktijk, voor zover eenzelfde, gelijkaardige of verwante vraag niet het voorwerp is van een procedure bij de Europese Commissie, het auditoraat of het Mededingingscollege of van een procedure voor een Belgisch rechtscollege of een rechtscollege van de Europese Unie.

§ 2. In de Belgische Mededingingsautoriteit wordt een dienst van de voorzitter opgericht. Deze dienst wordt geleid door de voorzitter en bestaat uit de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit die door het directiecomité aan deze dienst worden toegewezen. Voor de tenuitvoerlegging van de opdrachten bedoeld in paragraaf 1, kan de voorzitter ook een beroep doen op personeelsleden van het auditoraat ten belope van een door het directiecomité te bepalen percentage van hun tijd. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 2. [1 - Mededingingscollege ]1
Art. IV.20

[1 De voorzitter stelt per zaak het Mededingingscollege samen overeenkomstig artikel IV.21 voor het nemen van de in afdeling 2 van dit hoofdstuk bedoelde beslissingen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.21

[1 § 1. Het Mededingingscollege bestaat uit:
1° de voorzitter;
2° twee assessoren aangewezen op de alfabetische lijsten van assessoren.

   De aanwijzing van de assessoren gebeurt in alfabetische orde op de lijsten bedoeld in artikel IV.22, § 1, tweede lid, bij toerbeurt gelet op de proceduretaal.

   In het Mededingingscollege dient ten minste één houder van een diploma van master of licentiaat in de rechten zitting te hebben.

   Ingeval de assessoren niet kunnen worden aangewezen overeenkomstig de proceduretaal zonder een belangenconflict te veroorzaken, wordt de aanwijzing verricht op basis van de lijst van assessoren van de andere taalgroep.

§ 2. In geval van een belangenconflict of gemotiveerde onbeschikbaarheid van de voorzitter wordt het Mededingingscollege samengesteld en voorgezeten door de assessor-ondervoorzitter.

   In geval van een belangenconflict of gemotiveerde onbeschikbaarheid van zowel de voorzitter als de assessor-ondervoorzitter, wordt het Mededingingscollege samengesteld en voorgezeten door de oudste onder de assessoren rekening houdend met de proceduretaal.

§ 3. Ingeval een belangenconflict of gemotiveerde onbeschikbaarheid wordt vastgesteld na het samenstellen van het Mededingingscollege wordt de betrokkene vervangen bij toepassing van paragraaf 1 en, in voorkomend geval, van paragraaf 2. De hoorzitting vindt plaats voor het nieuw samengestelde Mededingingscollege. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.22

[1 § 1. De assessor-ondervoorzitter, die tot een andere taalgroep behoort dan de voorzitter, en de assessoren, samen ten beloop van maximum 20, worden door de Koning benoemd bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar.

   Zij worden ingedeeld in twee gelijke lijsten, in alfabetische volgorde, volgens de Nederlandstalige of Franstalige taalgroep waartoe zij behoren, bepaald door de taal van het diploma van master of licentiaat.

   Op elke lijst zal van iedere assessor het diploma vermeld worden.

§ 2. Om tot assessor-ondervoorzitter of assessor te worden benoemd, dient de kandidaat te voldoen aan de benoemingsvoorwaarden gesteld voor de voorzitter, bepaald in artikel IV.17, § 3.

   De assessor-ondervoorzitter en de assessoren worden bij koninklijk besluit op rust gesteld ingeval zij wegens een ernstig en permanent gebrek hun ambt niet meer behoorlijk kunnen uitoefenen, en dit overeenkomstig artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel.

§ 3. De assessor-ondervoorzitter en de assessoren die in een zaak zitting hebben, mogen betreffende die zaak geen enkele instructie ontvangen wat betreft de beslissingen die zij nemen in uitvoering van de opdrachten die dit boek hun geeft.

§ 4. De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter en de assessoren stellen, onder voorzitterschap van de voorzitter, het huishoudelijk reglement vast van het Mededingingscollege. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 3. [1 - Directiecomité ]1
Art. IV.23

[1 Het directiecomité is belast met de leiding van de Belgische Mededingingsautoriteit. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.24

[1 § 1. Het directiecomité is samengesteld uit:
1° de voorzitter;
2° de auditeur-generaal;
3° de directeur economische zaken;
4° de directeur juridische zaken.

   Bij staking van stemmen heeft de voorzitter een beslissende stem.

   In geval van gemotiveerde onbeschikbaarheid van de voorzitter wordt het directiecomité voorgezeten door het oudste aanwezige lid.

§ 2. De Koning benoemt de directeur economische zaken en de directeur juridische zaken voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na een examen inzake beroepsbekwaamheid, bedoeld in artikel IV.17, § 2.

§ 3. De directeur economische zaken en de directeur juridische zaken worden bij koninklijk besluit op rust gesteld ingeval zij wegens een ernstig en permanent gebrek hun ambt niet meer behoorlijk kunnen uitoefenen, en dit overeenkomstig artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.25

[1 Het directiecomité is onder meer belast met:
1° het organiseren en samenstellen van de dienst van de voorzitter, het auditoraat en het secretariaat;
2° het vaststellen van richtsnoeren en bekendmakingen met betrekking tot de toepassing van de mededingingsregels en dit boek;
3° het opstellen van een jaarlijkse nota waarin de beleidsprioriteiten van de Belgische Mededingingsautoriteit worden vastgesteld, na advies van de minister;
4° het uitoefenen van de bevoegdheden die door de artikelen IV.5, § 1, IV.7, § 2, IV.10, § 3, IV.15, IV.16, §§ 4 en 6, IV.69, § 2, vierde lid en IV.88 aan de Belgische Mededingingsautoriteit worden opgedragen;
5° het opstellen van het jaarlijks activiteitenverslag, dat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt medegedeeld. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 4. [1 - Auditeur-generaal en auditoraat ]1
Art. IV.26

[1 § 1. De Koning benoemt de auditeur-generaal bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad voor een mandaat van zes jaar dat eenmaal kan worden hernieuwd.

   Om tot auditeur-generaal te worden benoemd, dient de kandidaat te voldoen aan de benoemingsvoorwaarden gesteld voor de voorzitter, bepaald in art. IV.17, § 3.

   In voorkomend geval wordt de uitoefening van de functie van auditeur-generaal beschouwd als een opdracht in de zin van artikel 323bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 2. De auditeur-generaal wordt bij koninklijk besluit op rust gesteld ingeval hij wegens een ernstig en permanent gebrek zijn ambt niet meer behoorlijk kan uitoefenen, en dit overeenkomstig artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel.

§ 3. De auditeur-generaal is onder meer belast met de volgende opdrachten:
1° het leiden van het auditoraat;
2° het ontvangen van de klachten, de verzoeken en de injuncties betreffende de restrictieve mededingingspraktijken;
3° het openen van het onderzoek in de gevallen bedoeld in artikel IV.39 en het bepalen van de volgorde waarin deze zaken worden onderzocht, na advies van de directeur economische zaken;
4° het ontvangen van de aanmeldingen van concentraties;
5° het geven van algemene leiding aan het onderzoek door de auditeur en, in geval van tijdelijke gemotiveerde onbeschikbaarheid van de auditeur, tijdelijk de taak van auditeur vervullen in een zaak;
6° het afgeven van opdrachtbevelen ingeval de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit de ambtenaren van de Europese Commissie bijstaan voor een door de Europese Commissie bevolen inspectie bij toepassing van Verordening (EG) nr. 1/2003;
7° het toezien op de uitvoering van de door het Mededingingscollege, de auditeur en het Marktenhof genomen beslissingen inzake de mededingingsregels;
8° het vertegenwoordigen van de Belgische Mededingingsautoriteit in de procedures bedoeld in artikel IV.90, ingeval beroep wordt gebracht tegen een beslissing van de auditeur-generaal of de auditeur; de auditeur-generaal kan de vertegenwoordiging in een zaak delegeren aan de directeur juridische zaken, de auditeur of een personeelslid van het auditoraat;
9° het vragen van de verwijzing van een concentratie naar de Belgische Mededingingsautoriteit en het verwijzen van een concentratie naar de Europese Commissie bij toepassing van de artikelen 4 en 9, respectievelijk van artikel 22 van de Verordening (EG) nr. 139/2004;
10° het starten en stopzetten van de schikkingsprocedure;
11° het beëindigen van gesprekken met betrekking tot toezeggingen die worden aangeboden door een betrokken partij;
12° het verzoeken van voorlopige maatregelen;
13° het organiseren in het kader van de onderzoeken van een tegensprekelijke procedure waarbij een personeelslid van het auditoraat, dat niet behoort tot het onderzoeksteam, beslist of de documenten en de gegevens die zijn verkregen of gekopieerd in het kader van een huiszoeking:
a) beschermd zijn ingevolge de bescherming van briefwisseling met en consultatie van advocaten of de confidentialiteit van adviezen van bedrijfsjuristen krachtens artikel 5 van de wet van 1 maart 2000 tot oprichting van een Instituut voor Bedrijfsjuristen;
b) vallen binnen het toepassingsgebied van het opdrachtbevel tot huiszoeking.

§ 4. In geval van belangenconflict of gemotiveerde onbeschikbaarheid wordt de auditeur-generaal vervangen door het personeelslid van het auditoraat dat hij aanduidt of, bij gebreke daarvan, dat wordt aangeduid door het directiecomité.

§ 5. De auditeur-generaal mag geen enkele instructie ontvangen wat betreft de beslissingen die hij neemt in uitvoering van de opdrachten die hem door dit boek zijn opgedragen.

§ 6. De auditeur-generaal kan taken die behoren tot de opdrachten die hem door dit boek worden opgedragen, delegeren aan de auditeur. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.27

[1 § 1. Een auditoraat wordt opgericht bij de Belgische Mededingingsautoriteit.

   Het auditoraat bestaat uit de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit die door het directiecomité aan deze dienst worden toegewezen.

§ 2. De auditeur-generaal wijst voor elke zaak een personeelslid van het auditoraat aan dat als auditeur met de dagelijkse leiding van het onderzoek wordt belast.

   De auditeur mag betreffende het onderzoek enkel instructies ontvangen van de auditeur-generaal.

§ 3. De auditeur-generaal stelt voor elke zaak een team van personeelsleden van het auditoraat samen dat met het onderzoek is belast onder zijn algemene leiding en de dagelijkse leiding van de auditeur.

   De leden van het onderzoeksteam kunnen betreffende dat onderzoek enkel instructies ontvangen van de auditeur-generaal en de auditeur.

§ 4. De auditeur-generaal wijst voor elke zaak een personeelslid van het auditoraat aan dat als auditeur-adviseur advies verleent aan de auditeur telkens wanneer de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, van dit boek voorzien in dergelijk advies.

   De auditeur-adviseur kan geen lid zijn of geweest zijn van het onderzoeksteam in de zaak en kan slechts worden vervangen in geval van belangenconflict of gemotiveerde onbeschikbaarheid. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.28

[1 De auditeur is onder meer belast met:
1° het dagelijks leiden en organiseren van het onderzoek;
2° het nemen van de beslissingen in de concentratiezaken die het voorwerp zijn van een vereenvoudigde procedure;
3° het zich uitspreken op verzoek van de belanghebbende natuurlijke persoon of rechtspersoon of op eigen initiatief, over het vertrouwelijk karakter van de documenten en de gegevens die in de loop van het onderzoek aan de Belgische Mededingingsautoriteit zijn overgezonden of ter kennis gekomen;
4° het afgeven van de opdrachtbevelen, met inbegrip van de opdrachtbevelen inzake huiszoeking, beslaglegging of verzegeling, behalve ingeval de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit de ambtenaren van de Europese Commissie bijstaan voor een door de Europese Commissie bevolen inspectie bij toepassing van Verordening (EG) 1/2003;
5° het seponeren van klachten, verzoeken en injuncties;
6° het stopzetten van het onderzoek;
7° het nemen van schikkingsbeslissingen;
8° het vaststellen van de grieven in zaken betreffende restrictieve mededingingspraktijken;
9° het vaststellen van een voorstel van beslissing in zaken betreffende restrictieve mededingingspraktijken en in concentratiezaken;
10° het verzoeken bij de bevoegde onderzoeksrechter van een voorafgaande machtiging tot huiszoeking.

   De auditeur kan alle handelingen verrichten ter volbrenging van zijn opdrachten, behalve wanneer dit boek deze handelingen aan de auditeur-generaal voorbehoudt. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 5. [1 - Secretariaat ]1
Art. IV.29

[1 Het secretariaat staat, onder leiding en toezicht van de auditeur-generaal, het auditoraat bij.

   Het secretariaat is tevens belast met het uitvoeren, onder leiding en toezicht van de voorzitter, van de taken van een griffie voor de procedures voor het Mededingingscollege. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 6. [1 - Wraking en tucht ]1
Art. IV.30

[1 De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter, de voor een zaak aangeduide assessoren, de auditeur-generaal en de auditeur kunnen worden gewraakt om de redenen vermeld in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.

   De persoon die weet dat er een reden van wraking tegen hem bestaat, onthoudt zich.

   De wraking wordt ingediend door middel van een gemotiveerd verzoekschrift dat bij het secretariaat wordt ingediend. Het bevat de middelen en is ondertekend door de verzoekende partij of door haar bijzondere gemachtigde, in welk geval de bijzondere volmacht bij het verzoekschrift wordt gevoegd.

   Het verzoekschrift tot wraking wordt binnen vierentwintig uur door het secretariaat aan de gewraakte persoon overhandigd.

   Deze laatste geeft binnen twee dagen onderaan het verzoekschrift zijn schriftelijke verklaring met ofwel zijn instemming met de wraking ofwel zijn weigering zich te onthouden, met zijn antwoorden op de wrakingsmiddelen.

   In geval van weigering zich te onthouden, doet het Marktenhof er uitspraak over op verzoek van de wrakende partij. De wrakende partij dient haar gemotiveerd verzoek in op de griffie van het Hof van beroep te Brussel binnen twee werkdagen na de kennisgeving door het secretariaat van de schriftelijke verklaring van de gewraakte persoon. De wrakende partij en de gewraakte persoon worden gehoord. Het Marktenhof oordeelt volgens de procedure zoals in kortgeding en met voorrang boven alle andere zaken. Tegen dit arrest staat geen afzonderlijk cassatieberoep open.

   De procedure en de termijnen worden geschorst vanaf de indiening van het verzoekschrift tot wraking bij het secretariaat tot op de dag waarop de gewraakte persoon meedeelt zich te onthouden of waarop hij bevestigd of vervangen wordt na arrest van het Marktenhof. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.31

[1 Het Marktenhof kan op vordering van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel, op gemotiveerde wijze aan de voorzitter, de assessor-ondervoorzitter, de assessoren, de auditeur-generaal, de directeur economische zaken en de directeur juridische zaken een terechtwijzing, een blaam of een inhouding van wedde als tuchtrechtelijke sanctie opleggen. Het hof kan hen ook vervallen verklaren van hun ambt of hen schorsen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 7. [1 - Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en immuniteit ]1
Art. IV.32

[1 § 1. De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter, de assessoren, de auditeur-generaal, de directeur economische zaken, de directeur juridische zaken en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, alsmede iedereen die onder hun gezag werkt, zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen, onder voorbehoud van de bepalingen van onderafdelingen 1 en 10 van afdeling 2 van dit hoofdstuk en van de koninklijke besluiten uitgevaardigd met toepassing van artikel IV.94, de vertrouwelijke gegevens en informatie waarvan zij wegens hun functie kennis hebben gekregen aan geen enkele persoon of autoriteit bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen of om bewijsmateriaal over te leggen overeenkomstig de bepalingen van boek XVII, titel 3, hoofdstuk 3.

   Zij mogen deze gegevens en informatie enkel gebruiken voor het doel waarvoor deze gegevens en informatie werden ingewonnen.

   De auditeur-generaal kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, ingeval het openbaar belang dit vereist, informatie mededelen aangaande lopende onderzoeken. Hij waakt over de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de betrokken partijen, het privéleven en de waardigheid van personen. Voor zover als mogelijk wordt de identiteit van de betrokken partijen niet bekendgemaakt.

§ 2. Het beroepsgeheim en de geheimhoudingsplicht bedoeld in paragraaf 1 gelden ook voor de vertegenwoordigers van de Belgische Mededingingsautoriteit en voor de deskundigen die deelnemen aan de vergaderingen van het adviescomité bedoeld in artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 1/2003, en in artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 139/2004. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.33

[1 Het is de Belgische Mededingingsautoriteit verboden gevolg te geven aan een bevel of verzoek van een rechter of rechtscollege tot overleggen van clementie- en immuniteitsverklaringen alsmede voorstellen die zijn gedaan met het oog op een schikking, behoudens toepassing van artikel XVII.79, § 1, 3°. Een gerechtelijke instantie, met inbegrip van een onderzoeksrechter, kan geen bevel of verzoek in die zin richten tot de Belgische Mededingingsautoriteit.

   Het eerste lid vindt geen toepassing in het geval van een strafrechtelijk onderzoek tegen personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, leden van het directiecomité of assessoren. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 6.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.34

[1 De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter, de assessoren die zetelen in een zaak, de auditeur-generaal, de directeur economische zaken, de directeur juridische zaken en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit genieten bij de uitoefening van hun ambt van dezelfde immuniteiten als de rijksambtenaren. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 8. [1 - Onverenigbaarheden en belangenconflicten ]1
Art. IV.35

[1 § 1. De functies van voorzitter, auditeur-generaal, directeur economische zaken, directeur juridische zaken en personeelslid van de Belgische Mededingingsautoriteit zijn onverenigbaar met de gerechtelijke functies, met de uitoefening van een openbaar mandaat toegekend door verkiezing op een ander niveau dan het lokale of provinciale niveau, met elke bezoldigde functie of openbaar ambt van politieke of administratieve aard, met de ambten van notaris en gerechtsdeurwaarder, met het beroep van advocaat, met de militaire status en met de functie van bedienaar van een erkende eredienst.

§ 2. De functies van assessor-ondervoorzitter en assessor zijn onverenigbaar met de uitoefening van een openbaar mandaat toegekend door verkiezing op een ander niveau dan het lokale of provinciale niveau, met elke bezoldigde functie of openbaar ambt van politieke of administratieve aard, met uitzondering van ambten in instellingen van hoger onderwijs, met de ambten van notaris en gerechtsdeurwaarder, met de militaire status en met de functie van bedienaar van een erkende eredienst.

§ 3. Van de eerste paragraaf mag worden afgeweken ingeval het de uitoefening betreft van het ambt van professor, docent, lector of assistent in de instellingen voor hoger onderwijs, voor zover dat ambt niet wordt uitgeoefend gedurende meer dan twee halve dagen per week.

   Van de eerste en tweede paragraaf mag worden afgeweken:
1° ingeval het de uitoefening betreft van de functie van lid van een examencommissie;
2° ingeval het de deelname betreft aan een commissie, een raad of een adviescomité, voor zover het aantal opdrachten of functies beperkt is tot twee en het gaat om opdrachten of functies die onbezoldigd worden uitgeoefend.

   De afwijkingen bedoeld in het eerste en tweede lid worden toegekend door de voorzitter, en ingeval het hem betreft, door de minister. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.36

[1 § 1. De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter of assessoren die zetelen in een zaak, de auditeur-generaal, de directeur economische zaken, de directeur juridische zaken en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, alsmede iedereen die onder hun gezag werkt, mogen mondeling noch schriftelijk de betrokkenen in een zaak verdedigen of bijstaan; zij mogen hen ook geen consult geven.

§ 2. De voorzitter, de auditeur-generaal, de directeur economische zaken, de directeur juridische zaken en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, alsmede iedereen die onder hun gezag werkt, mogen de volgende activiteiten niet uitoefenen:
1° bezoldigde arbitrage;
2° hetzij persoonlijk, hetzij via een tussenpersoon enige vorm van handel drijven, zaakwaarnemer zijn of deelnemen aan de leiding of het bestuur van of het toezicht op handelsvennootschappen of nijverheids- of handelsvestigingen.

§ 3. De voorzitter, de auditeur-generaal, de directeur economische zaken, de directeur juridische zaken, de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit en de zetelende assessoren mogen geen persoonlijk of financieel belang hebben in de betrokken ondernemingen en de ondernemingen actief in de betrokken markten, die zij onderzoeken of ten aanzien van wie zij beslissen of deelnemen aan beslissingen, ingeval dit belang hun onpartijdigheid in gevaar zou kunnen brengen. In voorkomend geval dient de betrokkene zich te onthouden van elke tussenkomst in de zaak.

   Het eerste lid is tevens van toepassing ingeval van tewerkstelling, mandaat of andere opdracht bij of voor de betrokken ondernemingen en de ondernemingen actief in de betrokken markten, uitgevoerd gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan de voorgenomen tussenkomst in de zaak. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 9. [1 - Bijzondere raadgevende commissie Mededinging ]1
Art. IV.37

[1 Er wordt in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven een paritaire raadgevende commissie opgericht die Bijzondere raadgevende commissie Mededinging wordt genoemd en die een adviserende bevoegdheid heeft voor alle algemene kwesties in verband met het mededingingsbeleid; zij oefent die bevoegdheid uit op eigen initiatief of op verzoek van de minister. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.38

[1 De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging alsook van haar secretariaat.

   De voorzitter, de werkende leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de minister.

   De Koning bepaalt eveneens, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag van de vergoedingen toegekend aan de voorzitter en de leden van de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging alsook aan elke persoon die met de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging dient samen te werken. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Afdeling 2. [1 - Procedures en beslissingen ]1
Onderafdeling 1. [1 - Onderzoeksprocedure ]1
Art. IV.39

[1 De auditeur-generaal beslist tot het openen van een onderzoek:
1° op verzoek van de aanmeldende partijen in het geval van een aangemelde concentratie;
2° ambtshalve of na een klacht van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die aantoont daarbij een rechtmatig belang te hebben, in het geval van een inbreuk op artikel IV.1, § 1, op artikel IV.1, § 4, op artikel IV.2, [2 op artikel IV.2/1, ]2 op artikel IV.10, § 1, op artikel IV.10, § 4, of in geval van niet-naleving van een beslissing genomen krachtens de artikelen IV.10, § 6, IV.44, § 1, 2°, IV.45, eerste lid, 2°, IV.46 § 2, 1°, IV.52, IV.66, IV.69, IV.71 of IV.73;
3° op verzoek of op injunctie van de minister;
4° op verzoek van de minister van Middenstand, van een geëigende openbare instelling of ander overheidslichaam, belast met het toezicht of de controle op een economische sector in het geval van een inbreuk op artikel IV.1, § 1, op artikel IV.2 [2 , op artikel IV.2/1 ]2 of op artikel IV.10, § 1;
5° ambtshalve of op verzoek van de minister met het oog op het nemen van een koninklijk besluit tot groepsgewijze ontheffing van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen op grond van artikel IV.5. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (2)<KB 2020-07-31/11, art. 2, 088; Inwerkingtreding : 22-08-2020>
Art. IV.40

[1 § 1. Ter vervulling van zijn opdrachten, kan de auditeur alle noodzakelijke inlichtingen inwinnen bij de ondernemingen, de ondernemingsverenigingen en de natuurlijke personen. Hij bepaalt de termijn binnen welke deze inlichtingen hem moeten worden medegedeeld. De auditeur kan het inwinnen van inlichtingen opdragen aan leden van het onderzoeksteam.

   Het verzoek om inlichtingen vermeldt de rechtsgrond en het doel van het verzoek.

   Ingeval de gevraagde inlichtingen niet binnen de gestelde termijn worden verstrekt of indien de verstrekte inlichtingen onvolledig, onjuist of verdraaid zijn, kan de auditeur de inlichtingen bij een gemotiveerde beslissing eisen.

   Deze beslissing omschrijft de gevraagde inlichtingen en bepaalt binnen welke termijn ze moeten worden verstrekt. Ingeval de beslissing tot eisen van inlichtingen gericht is tot een van de bij de concentratie betrokken partijen, schorst zij de in de artikelen IV.64, § 2, IV.66, § 3, IV.67, § 2, IV.69, § 2, en IV.70, § 6, bedoelde termijnen tot de dag waarop de inlichtingen worden verstrekt.

   De beslissing wordt door de auditeur ter kennis gebracht van de onderneming, de ondernemingsvereniging of de natuurlijke persoon van wie de inlichtingen worden geëist. Deze beslissing is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

§ 2. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren van de lokale en federale politie zijn de auditeur en de door de minister gemachtigde personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit bevoegd om inbreuken op dit boek op te sporen en om deze inbreuken vast te stellen bij processen-verbaal waarvan die feitelijke vaststellingen gelden als bewijs tot het tegendeel is bewezen.

   Zij zijn eveneens bevoegd om alle nuttige inlichtingen op te sporen en om alle noodzakelijke vaststellingen te doen met het oog op de toepassing van de artikelen IV.6, IV.7, IV.9, IV.10 en IV.11.

   Zij verzamelen alle inlichtingen, nemen alle geschreven of mondelinge verklaringen of getuigenissen af, doen zich, met naleving van paragraaf 1, alle documenten, gegevens of inlichtingen, wie ook de houder ervan is, mededelen, die zij nodig achten ter vervulling van hun opdracht en waarvan zij kopie mogen nemen, en doen ter plaatse de nodige vaststellingen.

§ 3. De auditeur en de door de minister gemachtigde personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit mogen tussen 8 en 18 uur, met voorafgaande machtiging van een onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel of een onderzoeksrechter in de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die voor de toepassing van deze paragraaf ook bevoegd is buiten zijn arrondissement, een huiszoeking verrichten in de lokalen, vervoermiddelen en andere plaatsen van de ondernemingen, in de woning van de ondernemingshoofden, bestuurders, zaakvoerders, directeurs en andere personeelsleden alsook in de woning en in de lokalen die gebruikt worden voor professionele doeleinden van natuurlijke personen en rechtspersonen, intern of extern, belast met het commercieel, boekhoudkundig, administratief, fiscaal en financieel beheer, waar zij redelijkerwijze vermoeden documenten of gegevens te kunnen vinden, die zij voor het vervullen van hun opdracht nodig achten en waarvan zij kopie mogen nemen.

   Zij kunnen bij het verrichten van een huiszoeking ter plaatse beslag leggen en verzegelen voor de duur van, en voor zover nodig voor, hun opdracht maar niet langer dan 72 uur in andere lokalen dan deze van de ondernemingen of ondernemingsverenigingen.

   De bij toepassing van het eerste en tweede lid genomen maatregelen worden vastgesteld in een proces-verbaal. Een kopie van dit proces-verbaal wordt bezorgd aan de onderneming of persoon ten aanzien van wie deze maatregelen zijn getroffen.

   Bij het verrichten van een huiszoeking kunnen zij een beroep doen op de openbare macht.

   Om over te gaan tot een huiszoeking, een beslaglegging of een verzegeling, moeten de in het eerste lid bedoelde personeelsleden houder zijn van een bijzonder opdrachtbevel afgegeven door de auditeur, of, in het geval bedoeld in artikel IV.26, § 3, 6°, de auditeur-generaal. Dit bevel vermeldt het voorwerp en het doel van hun opdracht.

§ 4. Ongeacht de bijzondere wetten, die de geheimhouding van de mededelingen waarborgen, zijn de openbare besturen de auditeurs bij de uitvoering van hun opdracht behulpzaam.

§ 5. De auditeur-generaal kan deskundigen, van wie hij de opdracht bepaalt, aanstellen om bijstand te verlenen aan de auditeur en het onderzoeksteam.

§ 6. De auditeur kan bij gemotiveerde beslissing de documenten en gegevens die geen verband houden met het voorwerp van de zaak teruggeven aan de persoon van wie of bij wie zij waren verkregen of gekopieerd en deze documenten en gegevens verwijderen uit het onderzoeksdossier.

   De beslissing wordt opgenomen in het onderzoeksdossier. Zij is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Afdeling 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 1.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.41

[1 § 1. De auditeur beoordeelt de vertrouwelijkheid van de documenten en gegevens afzonderlijk ten aanzien van elke persoon die kennis krijgt van de mededeling van grieven en van het voorstel van beslissing.

§ 2. Ingeval de auditeur van oordeel is dat ten aanzien van een betrokken partij, documenten of gegevens, of onderdelen daarvan, die door degene die hen heeft verstrekt of bij wie zij werden verkregen als vertrouwelijk zijn aangemerkt, niet als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, brengt hij deze persoon hiervan op de hoogte en nodigt hij hem uit om hierover een gemotiveerd standpunt mee te delen binnen de door de auditeur bepaalde termijn.

   Ingeval de persoon van of bij wie het document of het gegeven is verkregen de vertrouwelijkheid gestand houdt en motiveert, bezorgt hij tezelfdertijd een niet-vertrouwelijke samenvatting of versie van het betreffende document voor zover zich dit nog niet in het dossier bevindt. Ingeval geen niet-vertrouwelijke samenvatting of versie wordt verstrekt, worden de betrokken documenten en gegevens als niet-vertrouwelijk beschouwd.

   De auditeur spreekt zich vervolgens uit bij gemotiveerde beslissing.

§ 3. Ingeval de auditeur de vertrouwelijkheid ten aanzien van een betrokken partij aanvaardt, heeft die partij enkel toegang tot de niet-vertrouwelijke versie of samenvatting, behoudens toepassing van het derde lid.

   Ingeval de auditeur de vertrouwelijkheid van een document of gegeven of de niet-vertrouwelijke versie of samenvatting niet aanvaardt, deelt hij dit, met vermelding van zijn redenen, mee aan de persoon van of bij wie het document of het gegeven is verkregen.

   De auditeur kan beslissen dat het belang van een effectieve toepassing van dit boek zwaarder weegt dan de bescherming van het vertrouwelijk karakter van de verstrekte documenten of gegevens zodat de vertrouwelijkheid wordt opgeheven ten aanzien van de betrokken partijen die hij aanwijst.

   De auditeur deelt zijn gemotiveerde beslissing mee aan de persoon van of bij wie het document of gegeven is verkregen.

§ 4. De auditeur kan, in het belang van het onderzoek, beslissen dat bepaalde documenten en gegevens die hij aanwijst, als vertrouwelijk moeten worden behandeld. Hij deelt dit mee aan de persoon van of bij wie het document of het gegeven is verkregen en gelast deze persoon om een niet-vertrouwelijke versie of samenvatting te verstrekken.

§ 5. Tegen de beslissing van de auditeur over de vertrouwelijkheid van de documenten en de gegevens kan door de persoon van of bij wie het document of het gegeven is verkregen beroep worden ingediend bij de voorzitter binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing. De voorzitter wijst, zonder kennis te nemen van de gronden van het beroep, een assessor aan die oordeelt over de vertrouwelijkheid en geen zitting mag hebben in het Mededingingscollege dat gevat wordt door de zaak.

   De aangewezen assessor hoort, op hun verzoek, de persoon van of bij wie het document of het gegeven is verkregen evenals de auditeur binnen vijf werkdagen na ontvangst van het beroep, en spreekt zich bij gemotiveerde beslissing binnen vijf werkdagen na de hoorzitting uit over het beroep. De termijnen van vijf werkdagen worden verminderd tot twee werkdagen indien het een onderzoek inzake een concentratie betreft.

   De beslissing van de aangewezen assessor wordt opgenomen in het onderzoeksdossier, na verwijdering van de vertrouwelijke gegevens.

   De beslissing van de aangewezen assessor is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

   De auditeur deelt geen vertrouwelijke documenten en gegevens, die het voorwerp zijn van het in het eerste lid bedoelde beroep, mee zolang er geen uitspraak is over het beroep. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.42

[1 § 1. De auditeur stelt, na de regeling van de vertrouwelijkheid, het onderzoeksdossier samen.

   Het onderzoeksdossier bevat alle documenten en gegevens die zijn ontvangen, verkregen, gekopieerd, overgelegd of verzameld tijdens het onderzoek alsmede alle documenten die zijn opgesteld door of op verzoek van de Belgische Mededingingsautoriteit, met uitzondering van de documenten en gegevens die werden verwijderd bij toepassing van artikel IV.40, § 6. Het onderzoeksdossier bevat niet de interne documenten van de Belgische Mededingingsautoriteit noch de correspondentie tussen de Belgische Mededingingsautoriteit en andere mededingingsautoriteiten, behoudens andersluidende beslissing van de auditeur.

   De auditeur stelt de inventaris op van het onderzoeksdossier met opgave van de vertrouwelijkheidsregeling van elk document. De inventaris maakt deel uit van het onderzoeksdossier.

§ 2. De auditeur stelt ook het proceduredossier samen.

   Het proceduredossier bevat de documenten en gegevens uit het onderzoeksdossier waarop de auditeur steunt in zijn voorstel van beslissing.

   De auditeur stelt de inventaris op van het proceduredossier met opgave van de vertrouwelijkheidsregeling van elk document. De inventaris maakt deel uit van het proceduredossier.

§ 3. Het secretariaat vult het proceduredossier, alsmede de inventaris ervan, aan met alle documenten van de procedure voor het Mededingingscollege, onder meer:
1° alle documenten die worden ingediend bij het Mededingingscollege;
2° de door het Mededingingscollege, de voorzitter van het Mededingingscollege of een assessor gevoerde briefwisseling met de auditeur-generaal, de auditeur, de betrokken partijen, de klager, de belanghebbende derden of derden die door het Mededingingscollege worden gehoord of uitgenodigd documenten en geschriften in te dienen;
3° de door het Mededingingscollege, de voorzitter van het Mededingingscollege of een assessor in de zaak genomen beslissingen en eventuele aanvullingen, wijzigingen en uitvoeringsakten daarvan.

   Het secretariaat geeft de betrokken partijen toegang tot het proceduredossier en de geactualiseerde inventaris ervan, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsclassificatie van de betrokken documenten en gegevens. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 2. [1 - Bijzondere onderzoeksregels inzake restrictieve mededingingspraktijken en niet-naleving van beslissingen ]1
Art. IV.43

[1 De klachten alsmede de verzoeken en injuncties tot het openen van een onderzoek betreffende de restrictieve mededingingspraktijken en het niet-naleven van beslissingen genomen krachtens de artikelen IV.10, § 6, IV.44, § 1, 2°, IV.45, eerste lid, 2°, IV.46, § 2, 1°, IV.52, IV.66, IV.69, IV.71 of IV.73 worden ingediend bij de auditeur-generaal. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.44

[1 § 1. De auditeur kan, na advies van de auditeur-adviseur, een klacht, verzoek of injunctie bij gemotiveerde beslissing seponeren:
1° ingeval hij tot het besluit komt dat de klacht, het verzoek of de injunctie, betreffende de restrictieve mededingingspraktijk of de niet-naleving van een beslissing die er het voorwerp van is niet ontvankelijk, ongegrond of verjaard is;
2° ingeval hij tot het besluit komt dat de door de betrokken partij aangeboden toezeggingen, die hij verbindend verklaart, tegemoetkomen aan zijn bezorgdheden, onverminderd de mogelijkheid voor de auditeur-generaal om het onderzoek opnieuw op te starten ten aanzien van die betrokken partij op grond van nieuwe elementen of ontwikkelingen;
3° ingeval de zaak geen onderzoek rechtvaardigt gelet op het prioriteitenbeleid of de beschikbare middelen.

   Een sepotbeslissing laat de bevoegdheid van de rechterlijke instanties om het bestaan van restrictieve mededingingspraktijken voor het verleden vast te stellen onverlet. De toezeggingen houden geen nadelige erkenning in door de betrokken partij.

   De auditeur geeft kennis van de sepotbeslissing aan de indiener van de klacht, het verzoek of de injunctie, alsmede aan de betrokken partijen. Hij vermeldt dat zij de documenten en gegevens uit het onderzoeksdossier waarop de auditeur steunt in zijn sepotbeslissing op het secretariaat kunnen raadplegen, tegen betaling een elektronische kopie ervan kunnen ontvangen en tegen de sepotbeslissing beroep kunnen instellen bij de voorzitter.

§ 2. Het beroep tegen sepotbeslissingen wordt, op straffe van niet ontvankelijkheid, ingesteld door middel van een gemotiveerd en ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend bij het secretariaat binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de beslissing. Het verzoekschrift beantwoordt, op straffe van nietigheid, aan de vereisten van artikel IV.90, § 5, tweede en derde lid.

§ 3. De voorzitter stelt het Mededingingscollege samen dat het beroep zal behandelen.

   De voorzitter van het Mededingingscollege stelt de termijnen vast waarbinnen de betrokken partijen, de klager, de verzoeker of injunctiegever schriftelijke opmerkingen kunnen neerleggen. Hij spreekt zich in voorkomend geval uit over de vertrouwelijkheid van de documenten en gegevens.

   In geval van een sepotbeslissing op grond van het prioriteitenbeleid of de beschikbare middelen kan de voorzitter van het Mededingingscollege, op vraag van de appellerende partij, en mits daartoe ernstige redenen worden aangevoerd, beslissen dat de auditeur zijn motivering dient te verduidelijken alvorens het Mededingingscollege uitspraak doet over het beroep.

   Het Mededingingscollege doet uitspraak op stukken, tenzij de voorzitter van het Mededingingscollege beslist de partijen te horen. Ingeval het Mededingingscollege het beroep gegrond acht, wordt het dossier teruggezonden aan de auditeur.

   De beslissing van het Mededingingscollege is niet vatbaar voor beroep. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 3.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.45

[1 De auditeur kan, na advies van de auditeur-adviseur, beslissen dat een ambtshalve onderzoek geheel of gedeeltelijk wordt stopgezet ten aanzien van bepaalde of alle betrokken partijen:
1° ingeval hij tot het besluit komt dat de resultaten van het ambtshalve gevoerd onderzoek niet volstaan om op afdoende wijze het bestaan van een vermeende restrictieve mededingingspraktijk of niet-naleving van een beslissing vast te stellen;
2° ingeval hij tot het besluit komt dat de door een betrokken partij aangeboden toezeggingen, die hij bindend verklaart, tegemoetkomen aan zijn bezorgdheden.

   De auditeur-generaal kan het onderzoek opnieuw opstarten ten aanzien van een betrokken partij op grond van nieuwe elementen of ontwikkelingen.

   De beslissing tot stopzetten van het ambtshalve onderzoek laat de bevoegdheid van de rechterlijke instanties om het bestaan van restrictieve mededingingspraktijken voor het verleden vast te stellen onverlet. De toezeggingen houden geen nadelige erkenning in door de betrokken partij.

   De beslissing tot stopzetting van het ambtshalve onderzoek is niet vatbaar voor beroep. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.46

[1 § 1. Ingeval de auditeur de klacht, het verzoek, de injunctie, of het ambtshalve onderzoek, gegrond acht, deelt hij, na advies van de auditeur-adviseur, de betrokken partijen mee welke gemotiveerde grieven hij jegens hen aanhoudt en geeft hij hun toegang tot alle niet-vertrouwelijke versies van de documenten en gegevens in het onderzoeksdossier zoals het is samengesteld op het ogenblik van de mededeling van de grieven. Hij geeft hun een termijn van ten minste twee maanden om op de grieven te antwoorden en hun stukken in te dienen bij het secretariaat. De auditeur kan deze termijn verlengen op gemotiveerd verzoek van een betrokken partij.

   Ingeval een betrokken partij, binnen twee werkdagen na de mededeling van de grieven, om een elektronische kopie verzoekt van het onderzoeksdossier begint de in het eerste lid bedoelde termijn te lopen vanaf de dag waarop de kopie ter beschikking is gesteld door het secretariaat.

   De grieven jegens een betrokken partij kunnen niet steunen op documenten en gegevens die ten aanzien van haar vertrouwelijk zijn.

   Een betrokken partij kan binnen de in het eerste lid bedoelde antwoordtermijn toezeggingen aanbieden.

§ 2. De auditeur kan binnen een termijn van twee maanden vanaf het verstrijken van de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde antwoordtermijn, na advies van de auditeur-adviseur beslissen het onderzoek geheel of gedeeltelijk stop te zetten ten aanzien van een betrokken partij:
1° ingeval hij tot het besluit komt dat de door de betrokken partij aangeboden toezeggingen, die hij bindend verklaart, tegemoetkomen aan de grieven;
2° ingeval hij na kennisname van het verweer, tot het besluit komt dat de grieven ten aanzien van een betrokken partij niet langer stand houden.

   De auditeur geeft kennis van de stopzettingsbeslissing aan de indiener van de klacht, het verzoek of de injunctie, alsmede aan de betrokken partijen. Hij vermeldt dat zij de documenten en gegevens uit het onderzoeksdossier waarop de auditeur steunt in zijn stopzettingsbeslissing op het secretariaat kunnen raadplegen, tegen betaling een elektronische kopie ervan kunnen ontvangen en tegen de stopzettingsbeslissing beroep kunnen instellen bij de voorzitter.

   Het beroep tegen stopzettingsbeslissingen wordt, op straffe van niet ontvankelijkheid, ingesteld door middel van een gemotiveerd en ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend bij het secretariaat binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de beslissing. Het verzoekschrift beantwoordt, op straffe van nietigheid, aan de vereisten van artikel IV.90, § 5, tweede en derde lid.

   De voorzitter stelt het Mededingingscollege samen dat het beroep zal behandelen.

   De voorzitter van het Mededingingscollege stelt de termijnen vast waarbinnen de betrokken partijen, de klager, de verzoeker of injunctiegever schriftelijke opmerkingen kunnen neerleggen. Hij spreekt zich in voorkomend geval uit over de vertrouwelijkheid van de documenten en gegevens.

   Het Mededingingscollege doet uitspraak op stukken, tenzij de voorzitter van het Mededingingscollege beslist de partijen te horen. Ingeval het Mededingingscollege het beroep gegrond acht, wordt het dossier teruggezonden aan de auditeur.

   De beslissing van het Mededingingscollege is niet vatbaar voor beroep.

   De beslissing tot stopzetten van het onderzoek laat de bevoegdheid van de rechterlijke instanties om het bestaan van restrictieve mededingingspraktijken voor het verleden vast te stellen onverlet. De toezeggingen houden geen nadelige erkenning in door de betrokken partij.

   De auditeur-generaal kan het onderzoek ambtshalve opnieuw opstarten ten aanzien van een betrokken partij op grond van nieuwe elementen of ontwikkelingen.

§ 3. De auditeur kan binnen een termijn van twee maanden vanaf het verstrijken van de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde antwoordtermijn, beslissen nieuwe grieven te brengen of de eerder gebrachte grieven te herkwalificeren. In dat geval wordt opnieuw toepassing gemaakt van paragraaf 1 en, in voorkomend geval, paragraaf 2.

§ 4. Binnen een termijn van twee maanden vanaf het verstrijken van de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde antwoordtermijn legt de auditeur na advies van de auditeur-adviseur, op straffe van verval, een gemotiveerd voorstel van beslissing neer bij de voorzitter, behoudens toepassing van paragrafen 2 of 3. Het voorstel van beslissing heeft enkel betrekking op grieven die het voorwerp waren van de mededeling van grieven.

   Het voorstel van beslissing is vergezeld van het proceduredossier.

   De termijn bedoeld in het eerste lid wordt geschorst ingeval binnen die termijn een schikkingsprocedure wordt ingezet of toezeggingen worden aangeboden, tot op de dag van de beslissing van de auditeur-generaal dat de schikkingsprocedure of de gesprekken met betrekking tot toezeggingen worden stopgezet. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.47

[1 Het directiecomité kan op verzoek van de voorzitter, van de minister of van de minister die de betrokken sector onder zijn bevoegdheid heeft, beslissen dat de voorzitter een algemeen of sectoraal onderzoek voert ingeval er aanwijzingen zijn van marktverstoringen. In voorkomend geval kan de voorzitter de auditeur-generaal vragen dat het auditoraat zijn medewerking verleent aan een algemeen of sectoraal onderzoek. De bepalingen van artikel IV.40, §§ 1 en 2, en van artikel IV.41 zijn van overeenkomstige toepassing op het onderzoek. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 3. [1 - Beslissing inzake restrictieve mededingings-praktijken en niet-naleving van beslissingen ]1
Art. IV.48

[1 Na ontvangst van het voorstel van beslissing stelt de voorzitter zonder verwijl het Mededingingscollege samen dat de zaak zal behandelen. Hij bezorgt het Mededingingscollege het voorstel van beslissing alsmede, na het verstrijken van de in artikel IV.49, § 5, eerste lid, bedoelde termijn en in voorkomend geval rekening houdend met de beslissing bedoeld in artikel IV.49, § 5, tweede lid, het proceduredossier. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.49

[1 § 1. Op dezelfde dag als het indienen van het voorstel van beslissing brengt de auditeur de betrokken partijen hiervan op de hoogte en stuurt hun een kopie van het voorstel van beslissing. Hij brengt hen ter kennis dat zij op het secretariaat inzage kunnen nemen van het onderzoeksdossier en het proceduredossier en tegen betaling een elektronische kopie ervan kunnen krijgen.

   Het secretariaat brengt de klager, de verzoeker of de minister op de hoogte van het indienen van het voorstel van beslissing.

§ 2. Zo de voorzitter van het Mededingingscollege dit nodig acht, krijgen de klager en de derden die het Mededingingscollege zal horen een niet-vertrouwelijke versie van het voorstel van beslissing of van een uittreksel daarvan.

   De auditeur nodigt de betrokken partijen uit om de in het voorstel van beslissing opgenomen vertrouwelijke passages aan te stippen met het oog op het toezenden van een niet-vertrouwelijke versie van het voorstel of een uittreksel daarvan aan de klager en de derden die het Mededingingscollege zal horen. De auditeur stelt vervolgens de niet-vertrouwelijke versie vast. Zijn beslissing is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

   De klager en de derden die het Mededingingscollege zal horen, hebben geen toegang tot het onderzoeksdossier en het proceduredossier, tenzij de voorzitter van het Mededingingscollege hiertoe betreffende het proceduredossier een andersluidende beslissing neemt voor de stukken van het proceduredossier die hij aanduidt, onverminderd de artikelen XVII.77, XVII.78 en XVII.79.

§ 3. De betrokken partijen beschikken over een termijn van één maand vanaf de dag waarop zij toegang hebben gekregen tot het onderzoeksdossier en het proceduredossier om hun schriftelijke opmerkingen en de stukken die zij aan het proceduredossier wensen toe te voegen in te dienen op het secretariaat, met mededeling aan de auditeur op dezelfde dag.

   Ingeval een betrokken partij, binnen twee werkdagen na de mededeling van het voorstel van beslissing, om een elektronische kopie verzoekt van het onderzoeksdossier en het proceduredossier, begint de in het eerste lid bedoelde termijn te lopen vanaf de dag waarop de kopie ter beschikking is gesteld door het secretariaat.

   De voorzitter van het Mededingingscollege verlengt de in het eerste lid bedoelde termijn op gemotiveerde vraag van een betrokken partij of de auditeur ingeval hij dit nodig acht en voor een termijn die niet langer is dan de gevraagde termijn.

   Ingeval een betrokken partij een stuk indient dat zij niet had neergelegd tijdens het onderzoek, stelt de voorzitter van het Mededingingscollege een termijn vast waarbinnen de auditeur schriftelijke opmerkingen kan indienen betreffende dat stuk alsmede een termijn waarbinnen de betrokken partij kan antwoorden op deze schriftelijke opmerkingen. De auditeur kan toepassing maken van artikel IV.40, § 1, bij de voorbereiding van zijn schriftelijke opmerkingen.

§ 4. De voorzitter van het Mededingingscollege beslist over de toegang die een betrokken partij vraagt tot de schriftelijke opmerkingen en de bijkomende stukken die werden ingediend door een andere betrokken partij. Hij bepaalt de termijn waarbinnen de andere betrokken partij een schriftelijke repliek kan indienen op dit verzoek. Hij spreekt zich in zijn gemotiveerde beslissing uit over de vertrouwelijkheid van gegevens in de schriftelijke opmerkingen en van de stukken van de andere betrokken partij. Zijn beslissing is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

§ 5. Ingeval de auditeur de vertrouwelijkheid van een document of gegeven ten aanzien van een betrokken partij heeft aanvaard, kan die partij, indien zij zich geschaad acht in haar recht van verdediging, tegen de beslissing betreffende de vertrouwelijkheid van de auditeur beroep instellen bij de voorzitter van het Mededingingscollege. Het beroep wordt gebracht binnen vijf werkdagen nadat de betrokken partij toegang heeft gekregen tot het onderzoeksdossier en het proceduredossier, in voorkomend geval de elektronische kopie daarvan.

   De voorzitter van het Mededingingscollege wijst, zonder kennis te nemen van het betrokken document of gegeven noch van de gronden van het beroep, een assessor aan die geen deel uitmaakt van het Mededingingscollege. De aangewezen assessor hoort de verzoeker, de auditeur en de persoon van of bij wie het document of het gegeven is verkregen. Hij spreekt zich uit bij gemotiveerde beslissing binnen tien werkdagen na het indienen van het beroep. De assessor vernietigt de beslissing van de auditeur geheel of gedeeltelijk ingeval de kennisneming door het Mededingingscollege of bepaalde betrokken partijen de rechten van verdediging van de andere betrokken partij, die het beroep heeft gebracht, in het gedrang zou brengen. In dat geval wordt het betrokken document of gegeven verwijderd uit het onderzoeksdossier en het proceduredossier en vervangen door de niet-vertrouwelijke versie of samenvatting ervan, tenzij de persoon van of bij wie het document of het gegeven is verkregen afstand doet van de vertrouwelijkheid.

   De beslissing van de assessor is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

§ 6. De voorzitter van het Mededingingscollege kan een termijn, binnen de in paragraaf 3 bedoelde termijn, bepalen waarbinnen de klager of derden die het Mededingingscollege zal horen, schriftelijke opmerkingen en stukken kunnen indienen. De voorzitter van het Mededingingscollege bepaalt tevens een termijn waarbinnen de auditeur en de betrokken partijen een schriftelijke repliek kunnen indienen.

   Ingeval de klager en derden die het Mededingingscollege zal horen vertrouwelijke documenten en gegevens aan het Mededingingscollege wensen mee te delen, wijst de voorzitter van het Mededingingscollege een assessor aan die geen deel uitmaakt van het Mededingingscollege en die zich uitspreekt over de vertrouwelijkheid bij overeenkomstige toepassing van de procedure bedoeld in artikel IV.41, §§ 1 tot 4. Ingeval de kennisneming door het Mededingingscollege of een betrokken partij de rechten van verdediging van een andere betrokken partij in het gedrang zou brengen, beslist de assessor dat het betrokken document of gegeven niet wordt opgenomen in het proceduredossier en wordt vervangen door de niet-vertrouwelijke versie of samenvatting. De beslissing van de assessor is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

§ 7. De betrokken partijen, de klager, de derden die het Mededingingscollege zal horen alsmede de auditeur doen mekaar rechtstreeks mededeling per e-mail van hun schriftelijke opmerkingen en stukken, op dezelfde dag als de indiening ervan op het secretariaat. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.50

[1 § 1. Na ontvangst van de schriftelijke opmerkingen en stukken of het verstrijken van de termijn waarin schriftelijke opmerkingen en stukken kunnen worden neergelegd, verklaart de voorzitter van het Mededingingscollege de schriftelijke procedure gesloten en organiseert hij zonder verwijl een zitting van het Mededingingscollege. Deze zitting vindt plaats ten minste twee weken en ten hoogste twee maanden na het sluiten van de schriftelijke procedure.

§ 2. Het Mededingingscollege behandelt elke zaak ter zitting. Het hoort de auditeur-generaal en/of de auditeur, de betrokken partijen, alsook de klager en belanghebbende derden ingeval deze erom vragen.

   Ingeval het Mededingingscollege het nodig acht, hoort het elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die het oproept.

   Het hoort tevens de derden die een voldoende belang doen blijken en vragen om gehoord te worden. Voor de economische sectoren die onder de controle of het toezicht van een geëigende openbare instelling of ander overheidslichaam zijn geplaatst, worden deze instellingen of overheidslichamen geacht een voldoende belang te hebben. De minister wordt geacht een voldoende belang te hebben.

   De directeur juridische zaken en de directeur economische zaken worden op hun verzoek gehoord.

   Het niet verschijnen van de opgeroepen partijen of personen, of van hun mandataris, doet geen afbreuk aan de geldigheid van de procedure.

§ 3. De voorzitter van het Mededingingscollege kan beslissen meer dan één zitting te organiseren binnen de maximumtermijn bedoeld in paragraaf 1. Ingeval een bijkomende zitting alsnog overbodig blijkt, kan het Mededingingscollege in zijn beslissing het sluiten van de debatten vaststellen.

§ 4. Een betrokken partij kan toezeggingen aanbieden om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van het Mededingingscollege, uiterlijk de derde werkdag na de eerste zitting. Het Mededingingscollege kan de auditeur vragen schriftelijke opmerkingen in te dienen betreffende de aangeboden toezeggingen. In dat geval kan de betrokken partij schriftelijk antwoorden op deze schriftelijke opmerkingen.

   De auditeur kan toepassing maken van artikel IV.40, § 1, bij de voorbereiding van zijn schriftelijke opmerkingen.

   Het Mededingingscollege bepaalt de termijnen voor het indienen van de schriftelijke opmerkingen en van het antwoord.

   Het Mededingingscollege kan beslissen de betrokken partij en de auditeur te horen.

   Ingeval van toepassing van het eerste lid kan de voorzitter van het Mededingingscollege de maximumtermijn van twee maanden bedoeld in paragraaf 1 verlengen met ten hoogste één maand. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 4.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.51

[1 Het Mededingingscollege neemt zijn beslissing binnen een termijn van één maand na het sluiten van de debatten.

   Ingeval de voorgenomen beslissing de raadpleging vereist van de Europese Commissie wordt de in het eerste lid bedoelde termijn geschorst, vanaf het versturen van het ontwerp van beslissing tot op de dag waarop de Belgische Mededingingsautoriteit de opmerkingen van de Europese Commissie ontvangt. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.52

[1 § 1. Het Mededingingscollege kan bij een gemotiveerde beslissing:
1° verklaren dat, op grond van de gegevens die het Mededingingscollege bekend zijn, er voor het Mededingingscollege geen reden bestaat om op te treden;
2° vaststellen dat er een restrictieve mededingingspraktijk en in voorkomend geval een inbreuk op artikel IV.1, § 4, bestaat, bevelen dat deze beëindigd wordt, desgevallend volgens de door het Mededingingscollege voorgeschreven modaliteiten, en in voorkomend geval een boete opleggen;
3° vaststellen dat er geen restrictieve mededingingspraktijk bestaat, voor zover er geen enkele beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten van de Europese Unie bestaat;
4° vaststellen dat de overeenkomst tussen ondernemingen, het besluit van de ondernemingsvereniging of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, waarop het onderzoek betrekking had, het voorwerp uitmaakt van een verordening van de Raad van de Europese Unie of een verordening van de Europese Commissie waarbij artikel 101, § 1, VWEU buiten toepassing is verklaard of van een koninklijk besluit in de zin van artikel IV.5 en beslissen tot seponering;
5° vaststellen dat de werking van artikel IV.3, tweede lid, of de werking van een koninklijk besluit in de zin van de artikelen IV.4 en IV.5 in een individueel geval vervalt, ingeval de betrokken restrictieve mededingingspraktijk met artikel IV.1, § 3, onverenigbare gevolgen heeft;
6° vaststellen dat de werking van een verordening in de zin van artikel IV.3, eerste lid, in een individueel geval vervalt, ingeval de betrokken restrictieve mededingingspraktijk met artikel 101, § 3, VWEU onverenigbare gevolgen heeft op het nationale grondgebied of een gedeelte daarvan, welk gebied alle kenmerken vertoont van een afzonderlijke geografische markt;
7° de aangeboden toezeggingen verbindend verklaren en vaststellen dat er niet langer gronden bestaan voor een optreden van de Belgische Mededingingsautoriteit; deze beslissing laat de bevoegdheid van de rechterlijke instanties, om het bestaan van restrictieve mededingingspraktijken voor het verleden vast te stellen, onverlet; de toezeggingen houden geen nadelige erkenning in door de betrokken partij;
8° vaststellen dat een beslissing genomen krachtens de artikelen IV.10, § 6, IV.44, § 1, 2°, IV.45, eerste lid, 2°, IV.46, § 2,1°, IV.52, IV.66, IV.69, IV.71 of IV.73 al of niet werd nageleefd en in voorkomend geval bevelen dat de betrokken beslissing, eventueel zoals gewijzigd door het Mededingingscollege, moet worden nageleefd volgens de door het Mededingingscollege voorgeschreven modaliteiten en een boete opleggen. In geval van het niet-naleven van een krachtens artikel IV.69, § 1, opgelegde voorwaarde, waarvan in de betrokken beslissing was gesteld dat bij ontbreken van die voorwaarde de concentratie niet toelaatbaar zou zijn, kan het Mededingingscollege met het oog op het herstellen van een daadwerkelijke mededinging tevens de splitsing van de gegroepeerde ondernemingen of activa, het stopzetten van de gemeenschappelijke controle of elke andere geëigende maatregel opleggen.

§ 2. De beslissing van het Mededingingscollege over de grond van de zaak kan ten aanzien van een betrokken partij niet steunen op documenten en gegevens die als vertrouwelijk werden erkend ten aanzien van die partij. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.53

[1 De auditeur-generaal kan de procedure van onderzoek en beslissing heropenen op verzoek of op eigen initiatief:
1° ingeval er een wezenlijke verandering optreedt in een van de feiten waarop de beslissing steunt;
2° ingeval de betrokken partijen in strijd met de door hen gedane toezeggingen handelen; of
3° ingeval de beslissing berust op onvolledige, onjuiste of verdraaide inlichtingen, die door de betrokken partijen werden verstrekt. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.54

[1 § 1. Er kan een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de geldboeten waarin dit boek voorziet, worden toegekend aan een onderneming of een ondernemingsvereniging die samen met anderen bij een door artikel IV.1, al dan niet met gelijktijdige toepassing van artikel 101 VWEU, verboden praktijk betrokken was, ingeval zij ertoe heeft bijgedragen het bestaan van deze verboden praktijk te bewijzen en de deelnemers eraan te identificeren, onder andere door inlichtingen te verstrekken waarover de Belgische Mededingingsautoriteit voorheen niet beschikte of door het bewijs te leveren van een verboden praktijk waarvan het bestaan nog niet vaststond.

   De onderneming of ondernemingsvereniging dient haar clementieverzoek in bij de auditeur-generaal.

   De auditeur-generaal kan een clementieverzoek naast zich neerleggen wanneer het is ingediend na de mededeling van grieven aan de clementieverzoeker.

   De auditeur-generaal dient een voorstel van beslissing in bij de voorzitter. Hij geeft de clementieverzoeker inzage in het voorstel zodat deze zijn eventuele schriftelijke opmerkingen kan indienen bij de voorzitter.

   De voorzitter neemt een gemotiveerde beslissing na de clementieverzoeker op verzoek te hebben gehoord. Ingeval de voorzitter vaststelt dat het clementieverzoek voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden voor het toekennen van clementie neemt hij een clementiebeslissing, waarin hij de verplichtingen verbonden aan de clementie bepaalt.

   Het secretariaat deelt de beslissing mee aan de clementieverzoeker. De beslissing wordt niet bekendgemaakt.

   Indien de voorzitter beslist dat niet is voldaan aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden voor de toekenning van clementie, kan de onderneming of ondernemingsvereniging haar clementieverzoek en de bijhorende stukken intrekken.

   Op het ogenblik van de beslissing in de zaak, kent het Mededingingscollege, ingeval de verplichtingen gesteld in de clementiebeslissing werden nageleefd, een vrijstelling van geldboeten toe in verhouding tot de bijdrage die geleverd werd om de inbreuk te bewijzen.

§ 2. Een natuurlijke persoon bedoeld in artikel IV.1, § 4, kan een verzoek tot immuniteit van vervolging indienen bij de auditeur-generaal met betrekking tot de inbreuken bedoeld in artikel IV.1, § 4.

   De auditeur-generaal kan een immuniteitsverzoek naast zich neerleggen wanneer het is ingediend na de mededeling van grieven aan de immuniteitsverzoeker.

   De auditeur-generaal dient een voorstel van beslissing in bij de voorzitter. Hij geeft de immuniteitsverzoeker inzage in het voorstel zodat deze zijn eventuele schriftelijke opmerkingen kan indienen bij de voorzitter.

   De voorzitter neemt een gemotiveerde beslissing na de immuniteitsverzoeker op zijn verzoek te hebben gehoord.

   De voorzitter kent de immuniteit van vervolging toe ingeval de natuurlijke persoon ertoe heeft bijgedragen het bestaan van een door artikel IV.1, § 1, verboden praktijk te bewijzen en de deelnemers ervan te identificeren, onder andere door inlichtingen te verstrekken waarover de Belgische Mededingingsautoriteit voorheen niet beschikte, door het bewijs te leveren van een door artikel IV.1, § 1, verboden praktijk waarvan het bestaan nog niet vaststond, of door zijn betrokkenheid bij een door artikel IV.1, § 4, verboden praktijk te erkennen.

   De voorzitter kent tevens immuniteit van vervolging toe aan de natuurlijke personen die meewerken aan een clementieverzoek van een onderneming of ondernemingsvereniging.

   De voorzitter bepaalt in zijn immuniteitsbeslissing de verplichtingen waaraan de beoogde immuniteit is onderworpen.

   Het secretariaat deelt de beslissing mee aan de verzoeker. De beslissing wordt niet bekendgemaakt.

   Ingeval de voorzitter beslist dat niet is voldaan aan de in het vijfde lid bedoelde voorwaarden voor de toekenning van immuniteit, kan de natuurlijke persoon zijn immuniteitsverzoek en de bijhorende stukken intrekken.

   Onder voorbehoud van de verjaringstermijnen kan het Mededingingscollege, op verzoek van de auditeur-generaal, alsnog een boete bij toepassing van artikel IV.79, § 2, opleggen, indien de betrokken persoon de verplichtingen die de voorzitter heeft gesteld in de immuniteitsbeslissing niet heeft nageleefd.

§ 3. De verzoeken tot clementie of immuniteit en de bijhorende stukken evenals de clementie- en immuniteitsbeslissingen van de voorzitter maken deel uit van het onderzoeks- en proceduredossier. De andere betrokken partijen krijgen inzage in de verzoeken en de bijhorende stukken alsmede in de beslissingen doch hebben geen recht op een kopie van de verzoeken en de bijhorende stukken, noch van de beslissingen; de klager en de belanghebbende derden hebben er geen toegang toe behoudens overeenkomstig de bepalingen van boek XVII, titel 3, hoofdstuk 3.

§ 4. Een verzoek tot immuniteit van vervolging door een natuurlijke persoon staat niet in de weg aan het toekennen van een volledige vrijstelling van geldboeten aan de onderneming bij toepassing van paragaaf 1.

§ 5. Het directiecomité kan bij richtsnoeren nadere regels vaststellen voor de toepassing van dit artikel, met inbegrip van de toekenningsvoorwaarden voor volledige en gedeeltelijke vrijstelling van geldboeten en de vorken van gedeeltelijke vrijstelling die het Mededingingscollege zal in acht nemen in verhouding tot de bijdrage die geleverd werd om de inbreuk te bewijzen.

§ 6. De beslissingen van de voorzitter tot toekennen of weigeren van clementie of immuniteit van vervolging zijn niet vatbaar voor afzonderlijk beroep. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 4. [1 - Procedure inzake schikkingen ]1
Art. IV.55

[1 Tijdens [2 een onderzoek op grond van inbreuk op artikel IV.1, artikel IV.2 of artikel IV.2/1 ]2 al dan niet met gelijktijdige toepassing van artikel 101 of artikel 102 VWEU, kan de auditeur-generaal op elk ogenblik van de procedure, doch vooraleer het voorstel van beslissing wordt ingediend, ten aanzien van de betrokken partijen een termijn vaststellen waarbinnen zij schriftelijk kunnen aangeven dat zij bereid zijn schikkingsbesprekingen te voeren.

   De auditeur-generaal is niet verplicht rekening te houden met antwoorden die worden ontvangen na het verstrijken van de gestelde termijn. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (2)<KB 2020-07-31/11, art. 3, 088; Inwerkingtreding : 22-08-2020>
Art. IV.56

[1 Ingeval één of meerdere betrokken partijen aangeven dat zij bereid zijn om schikkingsbesprekingen te voeren, kan de auditeur-generaal beslissen om een schikkingsprocedure te openen ten aanzien van hen.

   De auditeur deelt de betrokken partij of partijen mee welke grieven hij lastens hen meent te kunnen staven en hij geeft hen toegang tot alle niet-vertrouwelijke versies van de documenten en gegevens waarnaar hij verwijst of voornemens is te verwijzen in zijn grieven, alsmede tot de inventaris van het onderzoeksdossier.

   De auditeur kan een betrokken partij toegang geven tot de niet-vertrouwelijke versies van andere documenten en gegevens in het onderzoeksdossier die de betrokken partij aanwijst, op gemotiveerd verzoek van laatstgenoemde.

   Tevens geeft de auditeur kennis van de mogelijke geldboete die hij overweegt voor te stellen aan het Mededingingscollege. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.57

[1 Ingeval de schikkingsbesprekingen uitzicht bieden op het nemen van een schikkingsbeslissing, stelt de auditeur een voorontwerp van schikkingsbeslissing op.

   De auditeur stelt, in geval van gelijktijdige toepassing van artikel 101 of artikel 102 VWEU, de Europese Commissie overeenkomstig artikel 11, § 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 in kennis van het voorontwerp. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 5.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.58

[1 De auditeur deelt, in voorkomend geval na ontvangst van de opmerkingen van de Europese Commissie, zijn ontwerp van schikkingsbeslissing mee aan de betrokken partij of partijen. Hij stelt de termijn vast waarbinnen de betrokken partij of partijen vrijwillig een schikkingsverklaring kunnen indienen.

   De betrokken partij erkent in de schikkingsverklaring haar betrokkenheid bij de inbreuk zoals beschreven in het ontwerp van schikkingsbeslissing en haar aansprakelijkheid daarvoor. Zij aanvaardt tevens de voorgenomen boete die vermeld is in het ontwerp van schikkingsbeslissing.

   De auditeur is niet verplicht rekening te houden met schikkingsverklaringen die ontvangen worden na het verstrijken van de gestelde termijn. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.59

[1 § 1. Ingeval de schikkingsverklaring van een betrokken partij beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in artikel IV.58, kan de auditeur, na advies van de auditeur-adviseur, een schikkingsbeslissing nemen overeenkomstig het ontwerp van schikkingsbeslissing en de procedure sluiten ten aanzien van die partij.

   De schikkingsbeslissing stelt ten aanzien van de betrokken partij of partijen de inbreuk en de boete vast en neemt akte van hun schikkingsverklaringen. De beslissing geldt als een beslissing van het Mededingingscollege zoals bedoeld in artikel IV.52.

   De schikkingsbeslissing is niet vatbaar voor beroep.

§ 2. De auditeur stelt de betrokken partij in kennis van de schikkingsbeslissing en nodigt haar uit de vertrouwelijke passages aan te stippen. De beslissing van de auditeur tot vaststelling van de niet-vertrouwelijke versie van de schikkingsbeslissing is niet vatbaar voor beroep.

   De auditeur bezorgt een afschrift van de niet-vertrouwelijke versie aan het secretariaat met het oog op de bekendmaking ervan en voor mededeling ervan aan de eventuele klager. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 6.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.60

[1 § 1. Bij het berekenen van de geldboete overeenkomstig de richtsnoeren van de Belgische Mededingingsautoriteit betreffende de berekening van de geldboete, past de auditeur een vermindering van 10 % toe. Hij kan ook rekening houden met een verbintenis van de betrokken partij om zich te kwijten van de betaling van een schadevergoeding. In het geval van natuurlijke personen bedoeld in artikel IV.1, § 4, past de auditeur een boetevermindering van 10 % toe ten opzichte van de boete bedoeld in artikel IV.79, § 2.

§ 2. Ingeval de schikkingsbeslissing betrekking heeft op een zaak waarin een clementiebeslissing werd genomen, wordt de vermindering van de boete met 10 % berekend na het in aanmerking nemen van de boetevrijstelling vermeld in de clementiebeslissing, voor zover de auditeur heeft vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de clementiebeslissing voor een boetevrijstelling op grond van clementie. Ingeval de clementiebeslissing voorziet in een vork voor de boetevrijstelling, bepaalt de auditeur de op grond van clementie toe te kennen vrijstelling binnen deze vork.

   Ingeval de schikkingsbeslissing betrekking heeft op een zaak waarin een immuniteitsbeslissing werd genomen, bevestigt de auditeur in de schikkingsbeslissing de verleende immuniteit van vervolging, voor zover hij vaststelt dat is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de immuniteitsbeslissing voor een dergelijke immuniteit. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.61

[1 Alle documenten en gegevens, die door de auditeur-generaal, de auditeur en een betrokken partij in het kader van een schikkingsprocedure worden uitgewisseld, zijn vertrouwelijk onverminderd de toepassing van artikel XVII.79. Ingeval de procedure niet leidt tot een schikkingsbeslissing en de auditeur-generaal beslist het onderzoek verder te zetten, worden deze documenten en gegevens voor zover zij niet reeds bij de aanvang van de schikkingsprocedure tot het onderzoeksdossier behoorden, niet aan het onderzoeksdossier noch het proceduredossier toegevoegd.

   Een betrokken partij en de Belgische Mededingingsautoriteit maken het voeren van de schikkingsbesprekingen niet bekend, anders dan door middel van de schikkingsbeslissing, behoudens schriftelijk akkoord van de betrokken partij en de auditeur-generaal. Deze verplichting tot geheimhouding wordt niet geschonden wanneer de betrokken partij van de besprekingen kennis geeft aan een andere mededingingsautoriteit, aan zijn advocaat of aan een andere door het beroepsgeheim gebonden persoon of, na overleg met de auditeur-generaal, een bekendmaking moet doen in uitvoering van een wettelijke bepaling of een uitvoerbare beslissing van een gerechtelijke instantie. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.62

[1 De auditeur-generaal kan de schikkingsprocedure te allen tijde stopzetten ten aanzien van een betrokken partij. Deze beslissing is niet vatbaar voor beroep. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 5. [1 - Bijzondere onderzoeksregels inzake concentraties ]1
Art. IV.63

[1 § 1. De auditeur stelt het onderzoek van de concentratie in van zodra hij de aanmelding heeft ontvangen of, ingeval de verstrekte inlichtingen onvolledig zijn, van zodra hij de volledige inlichtingen heeft ontvangen.

   Behoudens ingeval voldaan is aan de voorwaarden voor de toepassing van de vereenvoudigde procedure, zendt de auditeur een exemplaar van de aanmelding onverwijld over aan de voorzitter die het Mededingingscollege samenstelt dat de zaak zal behandelen.

§ 2. Ingeval de auditeur meent dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, onder andere door het in het leven roepen of versterken van een machtspositie, brengt hij de aanmeldende partijen hiervan op de hoogte, ten minste vijf werkdagen voor de indiening van het voorstel van beslissing bij de voorzitter van het Mededingingscollege.

   In dat geval beschikken de aanmeldende partijen over een termijn van vijf werkdagen om verbintenissen aan te bieden die bedoeld zijn om een beslissing van toelaatbaarheid te verkrijgen.

   De auditeur hoort de aanmeldende partijen over de aangeboden verbintenissen, en neemt in het voorstel van beslissing standpunt in over deze verbintenissen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 8.-.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.64

[1 § 1. De auditeur dient, na advies van de auditeur-adviseur, zijn gemotiveerd voorstel van beslissing in bij de voorzitter van het Mededingingscollege, samen met het proceduredossier.

§ 2. Het voorstel van beslissing wordt ingediend binnen een termijn van vijfentwintig werkdagen vanaf de dag volgend op de dag van de indiening van de aanmelding bij de auditeur-generaal. Ingeval de inlichtingen die bij de aanmelding werden verstrekt niet volledig waren, loopt deze termijn vanaf de dag volgend op de dag waarop de volledige inlichtingen werden ontvangen. In voorkomend geval wordt de termijn geschorst bij toepassing van artikel IV.40, § 1, vierde lid.

   De termijn van vijfentwintig werkdagen wordt verlengd met tien werkdagen ingeval de aanmeldende partijen verbintenissen aanbieden aan de auditeur.

§ 3. Op dezelfde dag als de indiening van het voorstel van beslissing, deelt de auditeur hiervan een kopie mee aan de aanmeldende partijen. Hij nodigt hen uit om de vertrouwelijke passages aan te stippen. De auditeur stelt vervolgens de niet-vertrouwelijke versie vast. Zijn beslissing betreffende de vertrouwelijkheid is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

   De auditeur deelt een kopie van de niet-vertrouwelijke versie van het voorstel van beslissing mee aan de vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van werknemers van de partijen bij de concentratie of aan de personen die zij aanwijzen.

   Hij deelt de aanmeldende partijen mee dat zij op het secretariaat inzage kunnen nemen van het onderzoeksdossier en het proceduredossier, met uitzondering van de documenten en gegevens die ten aanzien van hen vertrouwelijk zijn, en dat zij tegen betaling een elektronische kopie ervan kunnen krijgen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 6. [1 - Beslissing inzake concentraties ]1
Art. IV.65

[1 § 1. De aanmeldende partijen dienen hun eventuele schriftelijke opmerkingen en stukken in uiterlijk de dag vóór de zitting van het Mededingingscollege en zij bezorgen daarvan op dezelfde dag per e-mail een kopie aan de auditeur.

   Ingeval de aanmeldende partijen een stuk indienen dat zich niet in het onderzoeksdossier bevindt, stelt de voorzitter van het Mededingingscollege een termijn vast waarbinnen de auditeur schriftelijke opmerkingen kan indienen betreffende dat stuk alsmede een termijn waarbinnen de aanmeldende partijen kunnen antwoorden op deze opmerkingen. De auditeur kan toepassing maken van artikel IV.40, § 1, bij de voorbereiding van zijn schriftelijke opmerkingen. De aanmeldende partijen en de auditeur doen mekaar per e-mail mededeling van hun schriftelijke opmerkingen en stukken, op de dag van de indiening ervan op het secretariaat. De beslissingstermijn bedoeld in artikel IV.66, § 3, wordt geschorst vanaf de dag van de beslissing van de voorzitter van het Mededingingscollege tot vaststellen van de in de tweede zin van dit lid bedoelde termijnen tot de dag waarop de termijn verstrijkt waarbinnen de aanmeldende partijen hun antwoord kunnen indienen.

§ 2. De derden die het Mededingingscollege zal horen kunnen uiterlijk drie werkdagen voor de zitting schriftelijke opmerkingen en stukken meedelen aan het Mededingingscollege, met kopie op dezelfde dag per e-mail aan de aanmeldende partijen en aan de auditeur.

   Ingeval de derden vertrouwelijke informatie aan het Mededingingscollege wensen mee te delen, wijst de voorzitter van het Mededingingscollege, zonder kennis te nemen van de betrokken documenten of gegevens, een assessor aan die geen deel uitmaakt van het Mededingingscollege en die zich uitspreekt over de vertrouwelijkheid bij overeenkomstige toepassing van de procedure bedoeld in artikel IV.41, §§ 1 tot 4. Ingeval de kennisneming door het Mededingingscollege of bepaalde betrokken partijen de rechten van verdediging van een andere betrokken partij in het gedrang zou brengen, beslist de assessor dat het betrokken document of gegeven niet wordt opgenomen in het proceduredossier en wordt vervangen door de niet-vertrouwelijke versie of samenvatting. De beslissing van de assessor is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

   De derden die het Mededingingscollege zal horen hebben geen recht van toegang tot het onderzoeksdossier en het proceduredossier, tenzij de voorzitter van het Mededingingscollege hiertoe een andersluidende beslissing neemt voor de stukken van het proceduredossier die hij aanduidt.

§ 3. Het Mededingingscollege behandelt elke zaak ter zitting. De zitting vindt plaats ten minste tien werkdagen na de mededeling van het voorstel van beslissing aan de aanmeldende partijen.

   De voorzitter van het Mededingingscollege kan beslissen meer dan één zitting in een zaak te organiseren. Ingeval een bijkomende zitting alsnog overbodig blijkt, kan het Mededingingscollege in zijn beslissing het sluiten van de debatten vaststellen.

§ 4. Het Mededingingscollege hoort de auditeur-generaal, de auditeur, de aanmeldende partijen en, zo zij hier om verzoeken of op verzoek van het Mededingingscollege, de andere partijen bij de concentratie.

   Ingeval het Mededingingscollege het nodig acht, hoort het elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die het oproept.

   Het hoort tevens de derden die een voldoende belang doen blijken en vragen om gehoord te worden. Voor de economische sectoren, die onder de controle of het toezicht van een geëigende openbare instelling of een ander overheidslichaam zijn geplaatst, worden deze instellingen of overheidslichamen geacht een voldoende belang te hebben. De minister wordt geacht een voldoende belang te hebben.

   De leden van de bestuursorganen of van de directieorganen van de partijen bij de concentratie, alsook de vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties van deze ondernemingen, of de personen die zij aanwijzen, worden geacht een voldoende belang te hebben.

   De directeur economische zaken en de directeur juridische zaken worden op hun verzoek gehoord.

   Het niet-verschijnen van de opgeroepen partijen of personen, of van hun mandataris, doet geen afbreuk aan de geldigheid van de procedure.

§ 5. De aanmeldende partijen kunnen nieuwe verbintenissen voorstellen, binnen de termijn bepaald door de voorzitter van het Mededingingscollege.

§ 6. De ondernemingen die partij zijn bij de concentratie kunnen de concentratie wijzigen tot op het ogenblik van de sluiting van de debatten door het Mededingingscollege. In dat geval slaat de beslissing van het Mededingingscollege op de aldus gewijzigde concentratie. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.66

[1 § 1. Het Mededingingscollege stelt bij gemotiveerde beslissing naar gelang het geval vast, dat:
1° de concentratie niet binnen het toepassingsgebied valt van titel 1, hoofdstuk 2, van dit boek;
2° de concentratie binnen het toepassingsgebied valt titel 1, hoofdstuk 2, van dit boek.

§ 2. Ingeval de concentratie binnen het toepassingsgebied valt van titel 1, hoofdstuk 2, van dit boek, neemt het Mededingingscollege één van de volgende gemotiveerde beslissingen:
1° het beslist dat de concentratie toelaatbaar is. Aan die beslissing kan het voorwaarden en verplichtingen verbinden, die moeten waarborgen dat de betrokken ondernemingen de verbintenissen nakomen die zij hebben aangeboden, teneinde de concentratie toelaatbaar te horen verklaren. Ingeval het Mededingingscollege voorwaarden en verplichtingen in overweging wenst te nemen die niet in het voorstel van beslissing opgenomen zijn, worden de aanmeldende partijen en de auditeur hierover gehoord en beschikken zij over ten minste twee werkdagen, vanaf de mededeling door het Mededingingscollege, om zich hierover schriftelijk uit te spreken;
2° het verklaart de concentratie toelaatbaar ingeval de bij de concentratie betrokken ondernemingen samen niet meer dan 25 % controleren van een voor de transactie relevante markt, ongeacht of het gaat om horizontale dan wel verticale relaties;
3° het stelt vast dat er ernstige twijfels bestaan omtrent de toelaatbaarheid van de concentratie en beslist de procedure van bijkomend onderzoek en beslissing bedoeld in de artikelen IV.67 tot IV.69 in te zetten; deze beslissing is niet vatbaar voor beroep.

§ 3. De beslissingen van het Mededingingscollege bedoeld in paragrafen 1 en 2 worden genomen binnen een termijn van veertig werkdagen te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van ontvangst van de aanmelding. Ingeval de inlichtingen die bij de aanmelding werden verstrekt niet volledig waren, loopt deze termijn vanaf de dag volgend op de dag waarop de volledige inlichtingen werden ontvangen. In voorkomend geval wordt de termijn geschorst bij toepassing van de artikelen IV.40, § 1, vierde lid, en IV.65, § 1, tweede lid.

   De in het eerste lid bedoelde termijn wordt verlengd:
1° met vijftien werkdagen ingeval de aanmeldende partijen voor het Mededingingscollege verbintenissen aanbieden of wijzigen of de concentratie wijzigen;
2° bij beslissing van het Mededingingscollege, op uitdrukkelijk verzoek van de aanmeldende partijen, ten hoogste voor de duur die zij voorstellen; het Mededingingscollege staat in ieder geval een verlenging toe van vijftien werkdagen alsmede een nieuwe zitting, ingeval de aanmeldende partijen daarom verzoeken.

§ 4. De concentratie wordt geacht het voorwerp te zijn van een beslissing tot toelaatbaarheid, wanneer het Mededingingscollege geen beslissing heeft genomen binnen de in paragraaf 3 bedoelde termijn.

§ 5. De beslissing van het Mededingingscollege over de grond van de zaak kan niet steunen op documenten en gegevens die als vertrouwelijk ten aanzien van een aanmeldende partij werden erkend, tenzij het stukken betreft van de verkoper, van een andere aanmeldende partij of van de doelonderneming en de aanmeldende partij kennis heeft kunnen nemen van een niet-vertrouwelijke versie of samenvatting van deze documenten en gegevens. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 10.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.67

[1 § 1. Ingeval het Mededingingscollege beslist de procedure van bijkomend onderzoek en beslissing in te zetten, voert de auditeur een bijkomend onderzoek.

   Uiterlijk twintig werkdagen na de beslissing om de procedure van bijkomend onderzoek in te zetten, kunnen de aanmeldende partijen aan de auditeur verbintenissen aanbieden met het oog op het verkrijgen van een beslissing tot toelaatbaarheid. De auditeur kan de termijn van twintig werkdagen verlengen.

§ 2. De auditeur dient, na advies van de auditeur-adviseur, een gemotiveerd voorstel van beslissing in bij de voorzitter van het Mededingingscollege binnen een termijn van dertig werkdagen na de beslissing om de procedure van bijkomend onderzoek in te stellen. Deze termijn wordt verlengd met dezelfde duur als die welke de aanmeldende partijen gebruikt hebben om verbintenissen aan te bieden overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid. In voorkomend geval wordt de termijn geschorst bij toepassing van artikel IV.40, § 1, vierde lid.

§ 3. Op dezelfde dag als de indiening van het voorstel van beslissing, deelt de auditeur een kopie van het voorstel van beslissing mee aan de aanmeldende partijen. Hij nodigt hen uit om de in het voorstel opgenomen vertrouwelijke passages aan te stippen. De auditeur stelt vervolgens de niet-vertrouwelijke versie vast. Zijn beslissing betreffende de vertrouwelijkheid is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

   De auditeur deelt een kopie van de niet-vertrouwelijke versie van het voorstel van beslissing mee aan de vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van werknemers van de partijen bij de concentratie of aan de personen die zij aanwijzen.

   Hij deelt de aanmeldende partijen mee dat zij op het secretariaat inzage kunnen nemen van het onderzoeksdossier en het proceduredossier, met uitzondering van de documenten en gegevens die ten aanzien van hen vertrouwelijk zijn, en dat zij tegen betaling een elektronische kopie ervan kunnen krijgen.

§ 4. Ingeval de auditeur van oordeel is dat de concentratie toelaatbaar is, vermeldt het voorstel van beslissing de redenen waarom de concentratie niet tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, onder andere door de verwezenlijking of de versterking van een machtspositie.

   Ingeval de auditeur van oordeel is dat de concentratie ontoelaatbaar moet worden verklaard of onderworpen moet worden aan voorwaarden en verplichtingen, vermeldt het voorstel van beslissing de redenen waarom de concentratie moet worden verboden en neemt het standpunt in over de aangeboden verbintenissen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.68

[1 § 1. De aanmeldende partijen en de derden die het Mededingingscollege zal horen dienen hun eventuele schriftelijke opmerkingen en stukken in bij het secretariaat binnen een termijn van tien werkdagen na de indiening van het voorstel van beslissing, met kopie per e-mail op dezelfde dag aan de auditeur en de aanmeldende partijen.

   Ingeval de aanmeldende partijen een stuk indienen dat zich niet in het onderzoeksdossier bevindt, stelt de voorzitter van het Mededingingscollege een termijn vast waarbinnen de auditeur schriftelijke opmerkingen kan indienen betreffende dat stuk alsmede een termijn waarbinnen de aanmeldende partijen kunnen antwoorden op deze schriftelijke opmerkingen. De auditeur kan toepassing maken van artikel IV.40, § 1, bij de voorbereiding van zijn schriftelijke opmerkingen. De aanmeldende partijen en de auditeur doen mekaar per e-mail mededeling van hun schriftelijke opmerkingen en stukken, op dezelfde dag als de indiening ervan op het secretariaat. De beslissingstermijn bedoeld in artikel IV.69, § 2, wordt geschorst vanaf de dag van de beslissing van de voorzitter van het Mededingingscollege tot vaststellen van de in dit lid bedoelde termijnen tot de dag waarop de termijn verstrijkt waarbinnen de aanmeldende partijen hun antwoord kunnen indienen.

   In geval van vertrouwelijke informatie van derden is artikel IV.65, § 2, tweede lid, van toepassing.

   De derden die het Mededingingscollege zal horen hebben geen recht van toegang tot het onderzoeksdossier en het proceduredossier, tenzij de voorzitter van het Mededingingscollege hiertoe een andersluidende beslissing neemt voor de stukken van het proceduredossier die hij aanduidt.

§ 2. Ingeval schriftelijke opmerkingen of stukken worden ingediend, kan de auditeur een nieuw gemotiveerd voorstel van beslissing indienen bij de voorzitter van het Mededingingscollege binnen een termijn van vijf werkdagen na het verstrijken van de termijn bepaald in paragraaf 1, eerste lid. In voorkomend geval vangt de termijn van vijf werkdagen aan op de dag waarop de termijn verstrijkt waarbinnen de aanmeldende partijen hun antwoord bedoeld in de laatste zin van paragraaf 1, tweede lid, kunnen indienen.

   Het nieuwe voorstel van beslissing wordt medegedeeld overeenkomstig artikel IV.67, § 3.

§ 3. De aanmeldende partijen dienen hun eventuele schriftelijke opmerkingen bij het nieuwe voorstel van beslissing of bij de schriftelijke opmerkingen van derden in bij het secretariaat uiterlijk op de dag voor de zitting, met kopie per e-mail op de dag van de indiening aan de auditeur. Zij mogen geen bijkomende stukken toevoegen die niet werden ingediend tijdens het voorgaande onderzoek of bij toepassing van de artikelen IV.65, § 1, en IV.68, § 1, behalve indien het een bewijs van een feit betreft.

   Eventuele bijkomende schriftelijke opmerkingen en stukken van derden die het Mededingingscollege zal horen bij het nieuwe voorstel van beslissing worden uit de debatten geweerd.

§ 4. Het Mededingingscollege behandelt elke zaak ter zitting. De zitting vindt plaats ten minste tien werkdagen na de mededeling van het voorstel van beslissing bedoeld in artikel IV.67, § 2, aan de aanmeldende partijen.

   De voorzitter van het Mededingingscollege kan beslissen meer dan één zitting te organiseren. Ingeval een bijkomende zitting alsnog overbodig blijkt, kan het Mededingingscollege in zijn beslissing het sluiten van de debatten vaststellen.

   Het Mededingingscollege hoort de personen bedoeld in artikel IV.65, § 4.

§ 5. De aanmeldende partijen kunnen nieuwe verbintenissen aanbieden binnen de termijn bepaald door de voorzitter van het Mededingingscollege.

§ 6. De ondernemingen die partij zijn bij de concentratie kunnen de concentratie wijzigen, tot op het ogenblik van de sluiting van de debatten door het Mededingingscollege. In dat geval slaat de beslissing van het Mededingingscollege op de aldus gewijzigde concentratie. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.69

[1 § 1. Het Mededingingscollege oordeelt bij gemotiveerde beslissing over de toelaatbaarheid van de concentratie bij toepassing van de criteria bedoeld in artikel IV.9.

   Ingeval het Mededingingscollege vaststelt dat de concentratie toelaatbaar is, kan het aan zijn beslissing voorwaarden en verplichtingen verbinden die moeten waarborgen dat de betrokken ondernemingen de verbintenissen nakomen die zij hebben aangeboden teneinde de concentratie toelaatbaar te horen verklaren.

   Ingeval het Mededingingscollege voorwaarden en verplichtingen in overweging wenst te nemen die niet in het voorstel van beslissing opgenomen zijn, worden de aanmeldende partijen en de auditeur hierover gehoord en beschikken zij over ten minste vijf werkdagen, vanaf de mededeling door het Mededingingscollege, om zich hierover schriftelijk uit te spreken.

   Ingeval het Mededingingscollege vaststelt dat de concentratie niet toelaatbaar is, beveelt het in voorkomend geval met het oog op het herstellen van een daadwerkelijke mededinging de splitsing van de gegroepeerde ondernemingen of activa, het stopzetten van de gemeenschappelijke controle of elke andere geëigende maatregel.

§ 2. De beslissing van het Mededingingscollege betreffende de toelaatbaarheid van de concentratie wordt genomen binnen zestig werkdagen na de beslissing om de procedure van bijkomend onderzoek in te zetten.

   De in het eerste lid bedoelde termijn wordt verlengd:
1° met dezelfde duur als die welke de aanmeldende partijen gebruikt hebben om verbintenissen aan te bieden overeenkomstig artikel IV.67, paragraaf 1;
2° met vijftien werkdagen indien de ondernemingen die partij zijn bij de concentratie de concentratie wijzigen;
3° bij beslissing van het Mededingingscollege, op uitdrukkelijk verzoek van de aanmeldende partijen, ten hoogste voor de duur die de partijen voorstellen; het Mededingingscollege staat in ieder geval de gevraagde verlenging toe, met een maximum van twintig werkdagen, alsmede een nieuwe zitting, indien de aanmeldende partijen daarom verzoeken teneinde hen toe te laten nieuwe verbintenissen aan te bieden.

   In voorkomend geval wordt de in het eerste lid bedoelde termijn geschorst bij toepassing van de artikelen IV.40, § 1, vierde lid, en IV.68, § 1, tweede lid.

   De Koning kan, na advies van de Belgische Mededingingsautoriteit, de termijn bedoeld in het eerste lid wijzigen.

§ 3. De concentratie wordt geacht het voorwerp te zijn van een beslissing tot toelaatbaarheid wanneer het Mededingingscollege geen beslissing heeft genomen binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijn.

§ 4. De beslissing van het Mededingingscollege over de grond van de zaak kan niet steunen op documenten en gegevens die als vertrouwelijk ten aanzien van een aanmeldende partij werden erkend tenzij het stukken betreft van de verkoper, van een andere aanmeldende partij of van de doelonderneming en de aanmeldende partij kennis heeft kunnen nemen van een niet-vertrouwelijke versie of samenvatting van deze documenten en gegevens. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Afdeling 3.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 7. [1 - Onderzoek en beslissing tijdens een vereenvoudigde procedure bij concentratie ]1
Art. IV.70

[1 § 1. De aanmeldende partijen kunnen om de toepassing van de vereenvoudigde procedure verzoeken. In dat geval gelden de hiernavolgende bepalingen, in afwijking van de bepalingen van de artikelen IV.63 tot IV.69.

§ 2. De auditeur stelt het onderzoek van de zaak in zodra hij de aanmelding heeft ontvangen of, ingeval de verstrekte inlichtingen onvolledig zijn, zodra hij de volledige inlichtingen heeft ontvangen.

§ 3. Ingeval de auditeur tot de vaststelling komt dat aan de voorwaarden voor de toepassing van de vereenvoudigde procedure is voldaan en dat de aangemelde concentratie geen aanleiding geeft tot verzet, stelt hij dit vast in een schriftelijke beslissing die hij toestuurt aan de aanmeldende partijen. De auditeur stuurt tegelijkertijd een afschrift van deze beslissing naar het secretariaat met het oog op de bekendmaking ervan.

§ 4. De beslissing van de auditeur bedoeld in paragraaf 3 geldt voor de toepassing van dit boek als een beslissing van het Mededingingscollege dat de concentratie toelaatbaar is.

§ 5. Ingeval de auditeur tot de vaststelling komt dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van de vereenvoudigde procedure is voldaan of dat er twijfels bestaan over de toelaatbaarheid van de concentratie, stelt hij dit met een beknopte toelichting vast in een beslissing die hij toestuurt aan de aanmeldende partijen, met een afschrift voor het secretariaat.

   Deze beslissing is niet vatbaar voor beroep.

   Door deze beslissing van de auditeur vervalt de vereenvoudigde procedure, zodat de artikelen IV.63 tot IV.69 onverminderd van toepassing worden. In dit geval wordt de aanmelding geacht vanaf het begin onvolledig te zijn geweest. De aanmelding wordt geacht volledig te zijn op de dag die volgt op die waarop de aanmeldende partijen de ontbrekende informatie verstrekken die in de beslissing van de auditeur is vermeld.

§ 6. Binnen een termijn van vijftien werkdagen te rekenen vanaf de dag volgend op de ontvangst van de aanmelding stuurt de auditeur de beslissing bedoeld in paragraaf 3 of 5 toe aan de aanmeldende partijen. De concentratie wordt geacht het voorwerp te zijn van een beslissing tot toelaatbaarheid wanneer de auditeur binnen de vermelde termijn de bedoelde beslissing niet heeft verstuurd.

   Ingeval de inlichtingen die bij de aanmelding werden verstrekt niet volledig waren, loopt de in het eerste lid bedoelde termijn vanaf de dag volgend op de dag van ontvangst van de volledige inlichtingen. In voorkomend geval wordt de termijn geschorst bij toepassing van artikel IV.40, § 1, vierde lid. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 8. [1 - Voorlopige maatregelen ]1
Art. IV.71

[1 Het Mededingingscollege kan voorlopige maatregelen nemen teneinde restrictieve mededingingspraktijken, die het voorwerp van een onderzoek uitmaken, te schorsen, indien dringend een toestand moet worden vermeden die een ernstig, onmiddellijk en moeilijk herstelbaar nadeel kan veroorzaken voor de ondernemingen waarvan de belangen aangetast worden door deze praktijken of die schadelijk kan zijn voor het algemeen economisch belang. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.72

[1 § 1. Gemotiveerde verzoeken om voorlopige maatregelen worden, samen met de daarop betrekking hebbende stukken door een klager, de auditeur-generaal, de minister of de minister bevoegd voor de betrokken sector, ingediend bij de voorzitter.

   Op straffe van nietigheid stuurt de verzoeker op de dag van indiening een kopie van zijn verzoek en de bijhorende stukken bij aangetekende zending met ontvangstbewijs aan de ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd.

§ 2. Het secretariaat bezorgt de auditeur-generaal een kopie van het verzoek en van de bijhorende stukken alsmede van de latere procedurestukken indien hij niet de verzoeker is. Het bezorgt tevens, op verzoek van de voorzitter van het Mededingingscollege, het verzoek en de stukken geheel of gedeeltelijk aan derden die betrokken zijn bij de praktijk of die een belang kunnen hebben bij de voorlopige maatregelen.

§ 3. De voorzitter stelt zonder verwijl het Mededingingscollege samen dat over het verzoek zal beslissen en legt het verzoek en de bijhorende stukken voor.

   De voorzitter van het Mededingingscollege stelt de datum vast van de zitting van het Mededingingscollege die zal plaats hebben niet vroeger dan twee weken en niet later dan een maand na het indienen van het verzoek.

   Het secretariaat brengt de verzoeker, de ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd, de auditeur-generaal en de minister op de hoogte van deze beslissing en van de samenstelling van het Mededingingscollege.

§ 4. De auditeur-generaal, of de auditeur indien de auditeur-generaal niet de verzoeker is, iedere derde die een voldoende belang doet blijken en gevraagd heeft om te worden gehoord door het Mededingingscollege, alsmede iedere derde die het Mededingingscollege wenst te horen, dienen eventuele schriftelijke opmerkingen en stukken in uiterlijk zes werkdagen voor de dag van de zitting. De minister wordt geacht een voldoende belang te hebben.

   De ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd, dienen hun eventuele schriftelijke opmerkingen en stukken in uiterlijk twee werkdagen voor de dag van de zitting.

   De verzoeker kan geen andere schriftelijke opmerkingen of stukken neerleggen of ter zitting inroepen dan de stukken gevoegd bij zijn verzoekschrift, behoudens in geval van toepassing van paragraaf 6, tweede lid.

   Schriftelijke opmerkingen en stukken worden ingediend bij het secretariaat. De partij die schriftelijke opmerkingen en stukken indient moet op straffe van nietigheid op de dag van indiening een kopie per e-mail met ontvangstmelding toesturen aan alle andere partijen in de procedure.

§ 5. Op de zitting worden de verzoeker en de ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd, gehoord, alsmede op hun verzoek de auditeur-generaal, de auditeur, de directeur economische zaken, de directeur juridische zaken en de derden die een voldoende belang doen blijken.

   Het niet verschijnen van de in het eerste lid bedoelde partijen of personen, of hun mandatarissen, doet geen afbreuk aan de geldigheid van de procedure.

   De voorzitter van het Mededingingscollege kan beslissen meer dan één zitting te organiseren binnen de in paragraaf 3, tweede lid, bedoelde maximumtermijn. Ingeval een bijkomende zitting alsnog overbodig blijkt, kan het Mededingingscollege in zijn beslissing het sluiten van de debatten vaststellen.

§ 6. De voorzitter van het Mededingingscollege kan de in de paragraaf 3, tweede lid, bedoelde maximumtermijn verlengen met ten hoogste twee weken.

   Ingeval de termijn wordt verlengd om de verzoeker in staat te stellen om schriftelijk te antwoorden op de schriftelijke opmerkingen en de stukken die werden ingediend, krijgen de ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd eenzelfde termijn als de verzoeker om te repliceren, binnen de bijkomende termijn van twee weken.

§ 7. De partijen die schriftelijke opmerkingen en stukken indienen kunnen de passages aanduiden die zij vertrouwelijk achten, mits zij het vertrouwelijk karakter motiveren en een niet-vertrouwelijke samenvatting of versie indienen. De voorzitter van het Mededingingscollege of de assessor, die hij aanduidt beslist over de vertrouwelijkheid van de betrokken passages. De beslissing betreffende de vertrouwelijkheid is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.73

[1 § 1. Het Mededingingscollege oordeelt bij gemotiveerde beslissing binnen een termijn van één maand na de zitting. Bij ontstentenis van een beslissing binnen de termijn wordt het verzoek om voorlopige maatregelen geacht te zijn verworpen.

   Ingeval het Mededingingscollege het noodzakelijk acht om voorlopige maatregelen op te leggen, deelt het de maatregelen mee die het overweegt te nemen. De verzoeker en de ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd krijgen vijf werkdagen, te rekenen vanaf de eerste werkdag na deze mededeling, om hierover schriftelijke opmerkingen in te dienen. De ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd, krijgen een bijkomende termijn van drie werkdagen, te rekenen vanaf de eerste werkdag na de indiening van schriftelijke opmerkingen door de verzoeker, om hierop schriftelijk te antwoorden.

   De in het eerste lid bedoelde beslissingstermijn wordt geschorst vanaf de mededeling door het Mededingingscollege van de overwogen voorlopige maatregelen tot de eerste werkdag na het verstrijken van de laatste termijn bedoeld in het tweede lid.

   Het tweede en derde lid vinden geen toepassing ingeval de voorlopige maatregelen die het Mededingingscollege overweegt op te leggen, behoren tot de voorlopige maatregelen die waren vermeld in het verzoekschrift bedoeld in artikel IV.72, § 1.

§ 2. Het Mededingingscollege kan, gelet op het algemeen belang bij de goede werking van de markt, het ernstig, onmiddellijk en moeilijk herstelbaar nadeel van de verzoeker afwegen tegen het nadeel van de onderneming of ondernemingsvereniging jegens wie voorlopige maatregelen worden gevraagd en van belanghebbende derden, in geval naderhand de inbreuk ten gronde niet zou worden vastgesteld.

§ 3. De beslissing van het Mededingingscollege kan niet steunen op documenten en gegevens waarvan de ondernemingen en ondernemingsverenigingen jegens wie voorlopige maatregelen worden genomen, geen kennis hebben kunnen nemen. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 9. [1 - Kennisgeving en bekendmaking ]1
Art. IV.74

[1 § 1. De beslissingen van het Mededingingscollege, de sepotbeslissingen, de schikkingsbeslissingen, de beslissingen tot stopzetting van het onderzoek en de beslissingen inzake vereenvoudigde procedures bij concentraties worden door het secretariaat bij aangetekende zending met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de betrokken partijen, de klager, de verzoeker en de minister alsook van elke persoon die voldoende belang doet blijken en aan het Mededingingscollege heeft gevraagd om te worden gehoord.

   De voorzitter van het Mededingingscollege en de auditeur houden rekening met het rechtmatig belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke gegevens niet bekend worden gemaakt.

   Indien bij ontstentenis van een beslissing een concentratie wordt geacht het voorwerp te zijn van een beslissing van toelaatbaarheid of een verzoek om voorlopige maatregelen wordt geacht te zijn verworpen, brengt het secretariaat dit bij bericht ter kennis van de betrokken partijen, respectievelijk de verzoekers, alsook van de minister en elke persoon die voldoende belang doet blijken en aan het Mededingingscollege heeft gevraagd om te worden gehoord. Deze kennisgeving geschiedt bij aangetekende zending met ontvangstbewijs.

   Behoudens andersluidende bepaling in dit boek of de besluiten genomen in uitvoering ervan gebeuren alle overige kennisgevingen en mededelingen in een zaak per e-mail met ontvangstmelding met kopie per gewone brief.

§ 2. De kennisgevingen bedoeld in de eerste paragraaf, eerste en derde lid, vermelden op straffe van nietigheid de namen en adressen van de partijen aan wie de kennisgeving moet worden gestuurd en, in voorkomend geval, de termijn van beroep alsook de wijze waarop dit rechtsmiddel kan worden ingesteld. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.75

[1 § 1. Van zodra de auditeur-generaal de aanmelding van een concentratie heeft ontvangen, stuurt hij deze voor bekendmaking bij uittreksel naar het Belgisch Staatsblad en wordt het uittreksel bekendgemaakt op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit. Het uittreksel vermeldt de namen van de ondernemingen die betrokken zijn bij de concentratie en de economische sectoren die mogelijk betrokken zijn. De bekendmaking geeft aan of de toepassing van de vereenvoudigde procedure wordt gevraagd.

§ 2. De beslissingen van het Mededingingscollege, de schikkingsbeslissingen, de beslissingen inzake vereenvoudigde procedure bij concentraties alsmede de berichten dat bij ontstentenis van een beslissing een concentratie wordt geacht toegelaten te zijn of een verzoek om voorlopige maatregelen geacht te zijn verworpen, worden bekendgemaakt op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit, rekening houdend met het rechtmatig belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke gegevens niet bekend worden gemaakt. Deze beslissingen worden, in de vorm bestemd voor de bekendmaking op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit, onmiddellijk aan de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging overgemaakt.

   De sepotbeslissingen en de beslissingen tot stopzetten van een onderzoek worden bekendgemaakt overeenkomstig het eerste lid, behoudens andersluidende beslissing van de auditeur-generaal.

§ 3. De beslissingen van het Marktenhof en van het Hof van Cassatie, die toepassing maken van dit boek of uitgesproken worden in beroep tegen beslissingen krachtens dit boek, worden bekendgemaakt op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit, rekening houdend met het rechtmatig belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke gegevens niet bekend worden gemaakt.

§ 4. De richtsnoeren en bekendmakingen bedoeld in artikel IV.25, 2°, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 10. [1 - Samenwerking met de Europese Commissie en de mededingingsautoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie ]1
Art. IV.76

[1 Ingeval de Belgische Mededingingsautoriteit zich, bij toepassing van artikel 104 VWEU, uitspreekt over de toelaatbaarheid van afspraken of over het misbruik maken van een machtspositie op de interne markt, wordt de beslissing genomen in overeenstemming met de artikelen 101, lid 1, en 102 VWEU, volgens de procedure en de sancties bepaald in dit boek.

   Ingeval de Belgische Mededingingsautoriteit zich, met toepassing van verordeningen of richtlijnen genomen op basis van artikel 103 VWEU, uitspreekt over de toepassing van de beginselen neergelegd in de artikelen 101 en 102 VWEU, wordt de beslissing genomen in overeenstemming met deze verordeningen of richtlijnen, volgens de procedure en de sancties bepaald in dit boek. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.77

[1 De daartoe door de auditeur-generaal aangeduide personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit worden, met toepassing van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1/2003 belast met het vervullen bij de ondernemingen van bijstands-, verificatie- of andere opdrachten in het kader van het toezicht op de naleving van de mededingingsregels van de verdragen van de Europese Unie, die zij ambtshalve, op verzoek van de Europese Commissie, of op verzoek van een nationale mededingingsautoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig hun mededingingsregels uitvoeren.

   De daartoe gemachtigde personeelsleden hebben dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als die van de in artikel IV.40, §§ 2 en 3, bedoelde gemandateerde personeelsleden ingeval zij optreden op verzoek van een mededingingsautoriteit van een andere lidstaat, en als die van de in artikel 20, lid 2, van de Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde gemandateerde personeelsleden ingeval zij optreden op verzoek van de Europese Commissie. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.78

[1 Voor de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU en van Verordening (EG) nr. 139/2004, hebben de voorzitter, de auditeur-generaal en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit de bevoegdheid om alle gegevens, zowel van feitelijke als van juridische aard, met inbegrip van vertrouwelijke inlichtingen, mee te delen aan de Europese Commissie en aan de mededingingsautoriteiten van de andere lidstaten, alsook in voorkomend geval zulke informatie die werd verkregen van de Europese Commissie of van de mededingingsautoriteiten van de andere lidstaten als bewijsmiddel te gebruiken.

   De Belgische Mededingingsautoriteit kan samenwerkingsakkoorden met betrekking tot het uitwisselen van informatie en het gebruik ervan als bewijsmiddel sluiten met andere mededingingsautoriteiten dan deze bedoeld in het eerste lid. Deze samenwerkingsakkoorden krijgen slechts uitwerking na goedkeuring door de Koning. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Afdeling 3. [1 - Administratieve geldboeten en dwangsommen ]1
Art. IV.79

[1 § 1. Ingeval het Mededingingscollege een beslissing neemt zoals bedoeld in artikel IV.52, § 1, 2°, kan het aan elk van de betrokken ondernemingen en ondernemingsverenigingen geldboeten opleggen van maximaal 10 % van hun omzet. Bovendien kan het ter naleving van zijn beslissing dwangsommen opleggen aan elk van de betrokken ondernemingen en ondernemingsverenigingen, tot beloop van 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet per dag vertraging te rekenen van de dag die het in de beslissing bepaalt.

   Het Mededingingscollege kan de in het eerste lid bedoelde geldboeten en dwangsommen tevens opleggen:
1° in geval van heropening van de procedure bij toepassing van artikel IV.53, 2° of 3° ;
2° op verzoek van de auditeur, teneinde de in artikel IV.40, § 1, derde lid, bedoelde beslissing van de auditeur tot het eisen van inlichtingen te doen naleven; de dwangsom kan worden opgelegd in de loop van het onderzoek.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de in paragraaf 1 bedoelde geldboete, wanneer de beslissing of de procedure betrekking heeft op misbruik van een positie van economische afhankelijkheid in de zin van artikel IV.2/1, niet meer bedragen 2 % van de omzet van de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging, en beloopt de in paragraaf 1 bedoelde dwangsom tot 2 % van de gemiddelde dagelijkse omzet per dag vertraging te rekenen vanaf de dag die door het Mededingingscollege wordt bepaald.

   De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na raadpleging van de Belgische Mededingingsautoriteit en de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging, bedoeld in artikel IV.37, het boeteplafond verhogen.

   Om de drie jaar gaat de Belgische Mededingingsautoriteit over tot een toetsing van het boeteplafond ten einde na te gaan of dit toelaat voldoende afschrikwekkende boetes op te leggen.

§ 3. Het Mededingingscollege kan, bij de vaststelling van de boete, de vergoeding van schade toegebracht door de inbreuk die het voorwerp is van de beslissing, en die ingevolge een schikkingsovereenkomst is betaald voorafgaand aan de beslissing, als een verzachtende omstandigheid in aanmerking nemen.

§ 4. Inbreuken op artikel IV.1, § 4, kunnen worden bestraft met een geldboete van 100 tot 10.000 euro. ]1

(1)<KB 2020-07-31/11, art. 4, 088; Inwerkingtreding : 22-08-2020>
HOOFDSTUK 4.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.80

[1 § 1. Het Mededingingscollege kan de bij artikel IV.79, § 1, eerste lid, bedoelde geldboeten en dwangsommen opleggen in geval van inbreuk op artikel IV.10, § 5, en wegens niet-naleving van de beslissingen bedoeld in artikel IV.52, § 1, 8°.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 zijn de geldboete en de dwangsom bedoeld in artikel IV.79, § 2, van toepassing, wanneer de beslissing betrekking heeft op misbruik van een positie van economische afhankelijkheid in de zin van artikel IV.2/1. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.81

[2 § 1. ]2 [1 Het Mededingingscollege kan de in artikel IV.79, § 1, eerste lid, bedoelde dwangsom opleggen teneinde de voorlopige maatregelen, bedoeld in artikel IV.71, te doen naleven. ]1

[2 § 2. In afwijking van paragraaf 1 is de in artikel IV.79, § 2, bedoelde dwangsom van toepassing, wanneer de voorlopige maatregelen betrekking hebben op misbruik van een positie van economische afhankelijkheid in de zin van artikel IV.2/1. ]2

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (2)<KB 2020-07-31/11, art. 5, 088; Inwerkingtreding : 22-08-2020>
Art. IV.82

[1 § 1. Het Mededingingscollege kan aan ondernemingen of ondernemingsverenigingen geldboeten opleggen tot belope van 1 % van de omzet ingeval zij opzettelijk of uit onachtzaamheid:
1° bij een aanmelding of een verzoek om inlichtingen onjuiste, verdraaide of onvolledige gegevens verstrekken;
2° de inlichtingen niet verstrekken binnen de termijn gesteld in de beslissing tot het eisen van inlichtingen;
3° de onderzoeken bedoeld in de artikelen IV.39, IV.40 en IV.47 beletten of hinderen.

§ 2. Het Mededingingscollege kan op de gronden vermeld in paragraaf 1, aan de natuurlijke personen bedoeld in artikel IV.1, § 4, geldboeten opleggen van 50 tot 2000 euro. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.83

[1 De boetes en dwangsommen bedoeld in de artikelen IV.79 tot en met IV.82 en in artikel IV.59, § 1, zijn niet fiscaal aftrekbaar. ]1

(1)<W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.84

[1 § 1. De omzet bedoeld in de artikelen IV.79 en IV.82 is
1° voor de inbreuken die een aanvang hebben genomen en gestopt zijn voor het in werking treden van deze wet, de totale omzet op de nationale markt en bij de export, behaald tijdens het boekjaar voorafgaand aan de beslissing;
2° voor de inbreuken die een aanvang hebben genomen vanaf het in werking treden van deze wet, de totale wereldwijde omzet behaald tijdens het boekjaar voorafgaand aan de beslissing;
3° voor de inbreuken die een aanvang hebben genomen voor het in werking treden van deze wet en verdergezet of herhaald zijn vanaf het in werking treden van deze wet:
a) de totale omzet op de nationale markt en bij de export, behaald tijdens het boekjaar voorafgaand aan de beslissing, voor de inbreukperiode voor het in werking treden van deze wet;
b) de totale wereldwijde omzet behaald tijdens het boekjaar voorafgaand aan de beslissing, voor de inbreukperiode vanaf het in werking treden van deze wet,
zonder dat het totale bedrag van de boete evenwel meer dan 10 % kan bedragen van de totale wereldwijde omzet behaald tijdens het boekjaar voorafgaand aan de beslissing.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is, wanneer de inbreuk betrekking heeft op misbruik van een positie van economische afhankelijkheid in de zin van artikel IV.2/1, de in de artikelen IV.79 en IV.82 bedoelde omzet, de totale omzet op de nationale markt en bij de export, behaald tijdens het boekjaar voorafgaand aan de beslissing.

§ 3. De in aanmerking te nemen omzet van een onderneming is gelijk aan de som van de omzetcijfers van alle ondernemingen die een economische eenheid vormen zoals bepaald in artikel IV.8, § 4. Voor de overheidsondernemingen bedoeld in artikel IV.12, is de in aanmerking te nemen omzet evenwel deze van alle ondernemingen die een economische eenheid vormen met een zelfstandige beslissingsbevoegdheid, ongeacht wie het kapitaal ervan bezit of welke regels van bestuurlijk toezicht daarop van toepassing zijn.

   De omzet omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van producten door de onderneming in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, van belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen. Bij de omzet wordt geen rekening gehouden met transacties tussen de in artikel IV.8, § 4, bedoelde ondernemingen.

   In het geval van een ondernemingsvereniging is de omzet de som van de omzet van elk lid van de vereniging dat actief is op de betrokken markt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.85

[1 § 1. De Koning stelt de termijnen en de nadere regels inzake de betaling van de geldboeten en dwangsommen vast.

§ 2. Ingeval de betrokkene in gebreke blijft de geldboete of de dwangsom te betalen, wordt de beslissing van het Mededingingscollege, van de auditeur, of de in kracht van gewijsde gegane beslissing van het Marktenhof, toegezonden aan de FOD Financiën, met het oog op de inning van het verschuldigde bedrag.

   De vervolgingen die de voornoemde administratie instelt, gebeuren overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 2. [1 - Prejudiciële vragen, tussenkomsten als amicus curiae en vonnissen en arresten betreffende mededingingspraktijken ]1
Art. IV.86

[1 Het Hof van Cassatie spreekt zich bij wege van prejudicieel arrest uit over de vragen met betrekking tot de interpretatie van de bepalingen van dit boek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.87

[1 § 1. Ingeval de oplossing van een geschil afhangt van de interpretatie van bepalingen van dit boek, kan het rechtscollege waarbij de zaak aanhangig is gemaakt de uitspraak uitstellen en een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Cassatie.

   De beslissing om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Cassatie schorst de termijnen en de procedure voor het rechtscollege dat de vraag stelt vanaf de dag waarop de beslissing werd genomen tot de dag waarop dit rechtscollege het antwoord van het Hof van Cassatie ontvangt.

   Tegen de beslissing van een rechtscollege om een prejudiciële vraag te stellen of een dergelijke vraag niet te stellen kan geen enkel rechtsmiddel worden aangewend.

§ 2. De griffier van het Hof van Cassatie stelt de partijen, de Belgische Mededingingsautoriteit, de minister en, in het geval van toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU, de Europese Commissie onverwijld in kennis van de prejudiciële vraag.

   De griffier van het Hof van Cassatie nodigt de partijen, de Belgische Mededingingsautoriteit, de minister en de Europese Commissie uit om hun eventuele schriftelijke opmerkingen over te zenden, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen een maand na de kennisgeving van de prejudiciële vraag. Zij kunnen elk vragen om gehoord te worden en het proceduredossier ter plaatse raadplegen of vragen dat hen een afschrift wordt toegezonden.

§ 3. Het Hof van Cassatie kan de prejudiciële vraag herformuleren. Het Hof doet uitspraak met voorrang boven alle andere zaken.

§ 4. Het rechtscollege dat de prejudiciële vraag heeft gesteld, evenals elk rechtscollege dat in dezelfde zaak uitspraak doet, moeten zich, voor de oplossing van het geschil naar aanleiding waarvan de vraag is gesteld, voegen naar het arrest dat het Hof van Cassatie heeft gewezen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.88

[1 § 1. De Belgische Mededingingsautoriteit kan ambtshalve of op verzoek van het rechtscollege waarbij de zaak aanhangig is, binnen de door het rechtscollege bepaalde termijnen, schriftelijke opmerkingen indienen in verband met de toepassing [2 van artikel IV.1, artikel IV.2 en artikel IV.2/1 ]2 of van de artikelen 101 en 102 VWEU.

   Met de toestemming van het betrokken rechtscollege kan zij ook mondelinge opmerkingen maken.

   Enkel met het oog op de formulering van haar opmerkingen kan de Belgische Mededingingsautoriteit het betrokken rechtscollege verzoeken haar alle voor de beoordeling van de zaak noodzakelijke stukken toe te zenden of te laten toezenden.

   Ingeval de Belgische Mededingingsautoriteit opmerkingen indient moeten de andere partijen de gelegenheid worden geboden om op deze opmerkingen te antwoorden.

§ 2. De Belgische Mededingingsautoriteit kan in het kader van een procedure betreffende een rechtsvordering tot schadevergoeding voor inbreuken op het mededingingsrecht op verzoek van een nationale rechterlijke instantie in de zin van artikel 267 VWEU, deze instantie bijstand verlenen bij het bepalen van het bedrag van de schade ingeval zij dergelijke bijstand passend acht. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (2)<KB 2020-07-31/11, art. 6, 088; Inwerkingtreding : 22-08-2020>
Art. IV.89

[1 Elk door de hoven en rechtbanken gewezen vonnis of arrest waarbij het gaat om het geoorloofde karakter van een mededingingspraktijk in de zin van dit boek, wordt binnen acht dagen aan de Belgische Mededingingsautoriteit en de minister medegedeeld en, voor zover het gaat om een vonnis of arrest dat een toepassing van het Europees mededingingsrecht bevat, aan de Europese Commissie, door toedoen van de griffier van het betrokken rechtscollege.

   Bovendien geeft de griffier zonder verwijl de Belgische Mededingingsautoriteit kennis van de beroepen die zijn ingesteld tegen enig in het voorgaande lid bedoeld vonnis of arrest. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 3. [1 - Beroep ]1
Art. IV.90

[1 § 1. Tegen de beslissingen van het Mededingingscollege of de auditeur bedoeld in de artikelen IV.52, IV.66, § 1, 1°, en § 2, 1° en 2°, IV.69, § 1, IV.70, § 3, IV.71, IV.79, IV.80, IV.81 en IV.82 alsmede tegen impliciete beslissingen tot toelating van concentraties door het verstrijken van de in artikelen IV.66, § 3, IV.69, § 2, en IV.70, § 6, bepaalde termijnen of tot afwijzen van een verzoek om voorlopige maatregelen door het verstrijken van de in artikel IV.73, § 1, bepaalde termijn kan uitsluitend bij het Marktenhof beroep worden ingesteld.

   Na de mededeling van de grieven bedoeld in de artikelen IV.46, §§ 1 en 3, en IV.63, § 2, kan bij het Marktenhof beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de auditeur en van het personeelslid van het auditoraat bedoeld in artikel IV.26, § 2, 13°, betreffende het aanwenden in het onderzoek van de in het kader van een huiszoeking verkregen gegevens, voor zover deze gegevens daadwerkelijk zijn gebruikt voor het staven van de grieven.

   Tegen andere beslissingen van het Mededingingscollege, de auditeur, de auditeur-generaal, de voorzitter, de voorzitter van het Mededingingscollege of een aangewezen assessor staat alleen het beroep open waarin dit boek uitdrukkelijk voorziet, onverminderd de mogelijkheid om er middelen aan te ontlenen in een in deze paragraaf bedoelde beroepsprocedure voor het Marktenhof, tenzij dit boek uitdrukkelijk bepaalt dat de beslissing niet vatbaar is voor beroep.

§ 2. Het Marktenhof oordeelt volgens de procedure zoals in kortgeding in rechte en in feite over de zaak zoals voorgelegd door de partijen.

   Het Hof oordeelt, behalve in de in het derde lid bedoelde gevallen, met volle rechtsmacht met inbegrip van de bevoegdheid om een eigen beslissing in de plaats te stellen van de aangevochten beslissing.

   In zaken betreffende de toelaatbaarheid van concentraties, en in zaken waarin het Hof, anders dan de aangevochten beslissing, een inbreuk vaststelt op de artikelen 101 of 102 VWEU, spreekt het Hof zich alleen uit over de aangevochten beslissing met vernietigingsbevoegdheid.

   Ingeval het Marktenhof een in het derde lid bedoelde beslissing geheel of gedeeltelijk vernietigt, wordt de zaak, ten beloop van de vernietiging, teruggezonden naar de Belgische Mededingingsautoriteit. In het geval van een concentratie wordt de concentratie opnieuw onderzocht en beoordeeld in het licht van de dan geldende marktomstandigheden. De aanmeldende partijen dienen zonder verwijl een nieuwe aanmelding in of vullen de oorspronkelijke aanmelding aan ingeval zij onvolledig is geworden doordat er zich wijzigingen hebben voorgedaan in de marktomstandigheden of in de verstrekte informatie. Ingeval er zich geen dergelijke wijzingen hebben voorgedaan, leggen de aanmeldende partijen onverwijld een verklaring in die zin af. De termijnen bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdelingen 5 en 6, vangen aan op de eerste werkdag na de ontvangst door de auditeur-generaal van de volledige gegevens in een nieuwe aanmelding, van een aanvullende aanmelding of van de verklaring van de aanmeldende partijen dat er geen wijzigingen zijn.

§ 3. Het beroep schorst de aangevochten beslissingen niet.

   Het Marktenhof kan echter, op verzoek van de belanghebbende en bij beslissing alvorens recht te doen, de tenuitvoerlegging van de beroepen beslissing geheel of gedeeltelijk schorsen tot op de dag van de uitspraak van het arrest.

   De schorsing van de tenuitvoerlegging kan slechts worden bevolen ingeval ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de beslissing ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkene.

   Het Marktenhof kan, in voorkomend geval, bevelen dat het betaalde bedrag van de geldboeten aan de betrokkene wordt terugbetaald.

§ 4. Een beroep bij het Marktenhof kan worden ingesteld door elke bij de aangevochten beslissing betrokken partij. Het beroep kan ook worden ingesteld door elke persoon die overeenkomstig artikel IV.39, 2°, artikel IV.50, § 2, of artikel IV.65, § 4, een belang kan doen gelden en aan het Mededingingscollege, respectievelijk de auditeur, heeft gevraagd om te worden gehoord. Het beroep kan eveneens door de minister worden ingesteld zonder dat deze een belang moet aantonen en zonder dat hij vertegenwoordigd was voor het Mededingingscollege.

§ 5. Het beroep wordt, op straffe van niet ontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld tegen de Belgische Mededingingsautoriteit door middel van een ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend ter griffie van het hof van beroep te Brussel binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de aangevochten gemotiveerde beslissing.

   Het verzoekschrift bevat op straffe van nietigheid:
1° de aanduiding van dag, maand en jaar;
2° ingeval de verzoeker een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam, beroep en woonplaats, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; ingeval de verzoeker een rechtspersoon is, de benaming, de rechtsvorm, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de persoon die of het orgaan dat hem vertegenwoordigt, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; ingeval het beroep uitgaat van de minister, de benaming en het adres van de dienst die hem vertegenwoordigt;
3° de vermelding van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld;
4° een lijst van de namen en adressen van de partijen aan wie de beslissing ter kennis was gebracht;
5° de uiteenzetting van de middelen;
6° de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffie van het hof van beroep te Brussel;
7° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.

   Binnen vijf dagen na het indienen van het verzoekschrift moet de verzoeker, op straffe van nietigheid van het verzoek, een afschrift van het verzoekschrift bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs toesturen aan het secretariaat van de Belgische Mededingingsautoriteit dat de voorzitter en de auditeur-generaal inlicht, alsmede aan de partijen aan wie kennis werd gegeven van de aangevochten beslissing zoals blijkt uit de kennisgevingsbrief, en aan de minister ingeval hij de verzoeker niet is.

§ 6. Incidenteel beroep kan worden ingesteld. Het is slechts ontvankelijk indien het is ingesteld binnen een maand na de ontvangst van de brief waarin paragraaf 5 voorziet.

   Het incidenteel beroep wordt echter niet toegelaten indien het hoofdberoep nietig of laattijdig wordt verklaard.

§ 7. Het Marktenhof kan te allen tijde de personen die partij waren in de procedure die leidde tot het nemen van de aangevochten beslissing van rechtswege in de zaak betrekken, als het hoofdberoep of het incidenteel beroep hun belangen of verplichtingen kan aantasten.

   Het Marktenhof kan de Belgische Mededingingsautoriteit verzoeken om de mededeling van het proceduredossier.

   De minister kan zijn schriftelijke opmerkingen bij de griffie van het hof van beroep te Brussel indienen en het dossier ter plaatse op de griffie raadplegen. Het Marktenhof stelt de termijnen vast waarbinnen deze opmerkingen moeten worden ingediend. De griffie brengt deze opmerkingen ter kennis van de partijen.

   Het Marktenhof regelt de vertrouwelijkheid van de documenten en gegevens. Het neemt doeltreffende maatregelen om vertrouwelijke documenten en gegevens te beschermen.

§ 8. In de mate dat het Marktenhof de boetes in de aangevochten beslissing handhaaft, is interest verschuldigd vanaf de datum van de aangevochten beslissing. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 4. [1 - Verjaring ]1
Art. IV.91

[1 § 1. Het onderzoek bedoeld in artikel IV.39 mag slechts betrekking hebben op feiten die zich niet vroeger hebben voorgedaan dan vijf jaar voor de datum van de beslissing van de auditeur-generaal om ambtshalve een onderzoek in te stellen of de datum van het aanhangig maken van de zaak bij de auditeur-generaal overeenkomstig artikel IV.39.

   In geval van voortdurende of herhaalde inbreuken loopt de termijn van vijf jaar slechts vanaf de dag dat aan de laatste inbreuk een einde is gekomen.

§ 2. De verjaringstermijn met betrekking tot de procedure van onderzoek en beslissing is vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de beslissing van de auditeur-generaal om ambtshalve een onderzoek in te stellen of vanaf de datum van het aanhangig maken van de zaak bij de auditeur-generaal overeenkomstig artikel IV.39.

   In geval van voortdurende of herhaalde inbreuken, die doorlopen na de datum bedoeld in het eerste lid, vangt de termijn aan vanaf de dag dat aan de laatste inbreuk een einde is gekomen.

   De verjaring wordt slechts gestuit door daden van onderzoek of van beslissing verricht binnen de termijn bepaald in het eerste lid of tweede lid, of door een gemotiveerd verzoek gericht aan de voorzitter door de klager of de verzoeker; met die daden begint een nieuwe termijn van vijf jaar te lopen.

   De verjaring met betrekking tot de procedure van onderzoek en beslissing wordt geschorst zolang in de zaak een procedure aanhangig is bij het Marktenhof of het Hof van Cassatie.

§ 3. De verjaringstermijn met betrekking tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen is:
1° drie jaar voor inbreuken op de bepalingen betreffende verzoeken om inlichtingen en het verrichten van huiszoekingen;
2° vijf jaar voor de overige inbreuken.

   De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de inbreuk is gepleegd. Bij voortdurende of herhaalde inbreuken gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop aan de laatste inbreuk een einde is gekomen.

   De verjaring inzake de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt slechts gestuit door daden van onderzoek en van beslissing van de Belgische Mededingingsautoriteit of, als het de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU betreft, van de Europese Commissie of een mededingingsautoriteit van een lidstaat met het oog op het onderzoek of vervolging van de inbreuk. De stuiting van de verjaringstermijn treedt in op de dag waarop van de handeling kennis wordt gegeven aan ten minste één onderneming of ondernemingsvereniging die aan de inbreuk heeft deelgenomen.

   Handelingen die de verjaring stuiten, zijn onder andere:
1° een schriftelijk verzoek om inlichtingen;
2° een schriftelijke opdracht tot huiszoeking;
3° het instellen van een procedure;
4° het mededelen van grieven en het indienen van het voorstel van beslissing;
5° het openen van de schikkingsprocedure.

   De stuiting van de verjaring geldt ten aanzien van alle ondernemingen en ondernemingsverenigingen die aan de inbreuk hebben deelgenomen.

   Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaring treedt echter uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat het Mededingingscollege een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende dewelke de verjaring overeenkomstig het volgende lid wordt geschorst.

   De verjaringstermijn inzake de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang in de zaak een procedure aanhangig is bij het Marktenhof of het Hof van Cassatie.

§ 4. De bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van beslissingen tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen verjaart na vijf jaar.

   De verjaringstermijn gaat in de dag waarop de beslissing definitief is geworden.

   De verjaring inzake tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit:
1° door de kennisgeving van een beslissing waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen;
2° door elke handeling van het bevoegde orgaan of van een lidstaat dat handelt op verzoek van dat bevoegde orgaan, tot inning van de geldboete of de dwangsom.

   Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

   De verjaring inzake de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst:
1° zolang uitstel van betaling wordt verleend;
2° zolang de gedwongen tenuitvoerlegging van de betaling krachtens een beslissing van het Marktenhof is opgeschort. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 5. [1 - Taalgebruik ]1
Art. IV.92

[1 § 1. Onverminderd paragraaf 3, wordt het onderzoek gevoerd en wordt de zaak beslist in de taal van het taalgebied waarin de onderneming of de ondernemingsvereniging die het voorwerp is van het onderzoek, haar zetel of, in het geval van een buitenlandse onderneming of ondernemingsvereniging, een inrichting heeft.

   Ingeval de onderneming of de ondernemingsvereniging haar zetel heeft in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad of geen inrichting heeft in België, wordt de taal, Nederlands of Frans, gekozen door de auditeur. De onderneming of de ondernemingsvereniging heeft evenwel het recht te verkrijgen dat het onderzoek wordt gevoerd en de zaak wordt beslist in de andere taal. Het verzoek tot taalwijziging wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, schriftelijk ingediend bij de auditeur ten laatste tien werkdagen na de eerste dag van de huiszoeking, of, ingeval er geen huiszoeking is, tien werkdagen na ontvangst van het eerste verzoek om inlichtingen. De taalwijziging geldt enkel voor de toekomst.

   Ingeval meerdere ondernemingen en ondernemingsverenigingen het voorwerp zijn van het onderzoek bij de opening ervan, wordt de taal gebruikt van het taalgebied waarin de meerderheid van die ondernemingen en ondernemingsverenigingen hun zetel, respectievelijk hun inrichting, hebben. Voor de ondernemingen en ondernemingsverenigingen die hun zetel in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad of die geen inrichting hebben, wordt voor het bepalen van deze meerderheid de overeenkomstig het tweede lid bepaalde taal in rekening genomen. In geval van pariteit wordt gebruik gemaakt van het Nederlands of het Frans naar keuze van de auditeur.

§ 2. Onverminderd paragraaf 3 worden alle akten, schriftelijke opmerkingen, documenten en beslissingen die in het kader van de procedure van onderzoek en beslissing worden opgesteld door de auditeur, de auditeur-generaal, het Mededingingscollege, de betrokken partijen, de aanmeldende partijen alsmede de derden die worden gehoord door het Mededingingscollege, opgesteld in de bij toepassing van paragraaf 1 bepaalde taal.

§ 3. De volgende bijzondere regels gelden met betrekking tot het taalgebruik:
1° de natuurlijke personen worden ondervraagd in en gebruiken voor al hun mondelinge en schriftelijke verklaringen en schriftelijke opmerkingen het Nederlands, het Frans of het Duits naar hun keuze of een taal die de auditeur of de voorzitter van het Mededingingscollege hen toestaat te gebruiken tijdens respectievelijk het onderzoek en de procedure voor het Mededingingscollege;
2° de Belgische Mededingingsautoriteit maakt de onderdelen van de grieven en van het voorstel van beslissing die in het bijzonder op een natuurlijke persoon betrekking hebben, over in het Nederlands, het Frans of het Duits, volgens de taalkeuze van die persoon;
3° de klachten worden opgesteld in de taal van het taalgebied waar de zetel, de inrichting of de woonplaats van de klager gevestigd is of, in het geval de klager geen zetel, inrichting of woonplaats heeft in België, in het Nederlands of het Frans naar keuze van de klager;
4° de verzoeken om voorlopige maatregelen worden opgesteld in de taal van het taalgebied waar de ondernemingen en ondernemingsverenigingen, jegens wie maatregelen worden gevraagd, hun zetel of inrichting hebben; ingeval de onderneming of ondernemingsvereniging jegens wie maatregelen worden gevraagd niet in België is gevestigd, wordt het verzoek opgesteld in het Nederlands of in het Frans;
5° de concentraties worden aangemeld in het Nederlands of het Frans, naar keuze van de aanmeldende partijen; de concentratie wordt onderzocht en beoordeeld in de taal van de aanmelding;
6° de clementie- en immuniteitsverzoeken worden gedaan in de taal van het taalgebied waar de zetel, de woonplaats of de inrichting van de verzoeker gevestigd is of in het Nederlands of het Frans naar keuze van de verzoeker indien hij of zij geen inrichting of woonplaats heeft in België;
7° documenten die bij akten en schriftelijke opmerkingen worden gevoegd, worden ingediend in hun oorspronkelijke taal; ingeval deze taal niet het Nederlands of het Frans is, kan de auditeur-generaal, de auditeur of de voorzitter van het Mededingingscollege de vertaling naar het Nederlands of het Frans opleggen, op straffe van verwijdering uit het dossier;
8° worden opgesteld in de taal van het taalgebied waar de onderneming of ondernemingsvereniging haar betrokken vestiging heeft:
a. de verzoeken om inlichtingen en de beslissingen tot het opeisen van inlichtingen alsmede de antwoorden daarop;
b. de opdrachtbevelen, huiszoekingsmachtigingen en processen-verbaal van huiszoekingen, beslagnemingen en verzegelingen;
c. de processen-verbaal van vaststelling bedoeld in artikel IV.40, § 2, eerste lid;
9° ingeval de betrokken vestiging is gevestigd in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad of de onderneming of ondernemingsvereniging geen inrichting heeft in België, worden de in 8° bedoelde documenten opgesteld in de taal gekozen door de auditeur, onverminderd toepassing van paragraaf 1, tweede lid. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 6. [1 - Overige bepalingen ]1
Art. IV.93

[1 De Koning kan nadere regels bepalen wat betreft de samenstelling van de dossiers, de indiening van schriftelijke opmerkingen en stukken, de mededeling en kennisgeving van beslissingen en documenten alsook nadere regels betreffende de procedures bedoeld in dit boek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.94

[1 Voor de economische sectoren die onder het toezicht of de controle van een geëigende openbare instelling of ander overheidslichaam zijn geplaatst, kan de Koning, na raadpleging van die instellingen of lichamen, de samenwerking tussen de Belgische Mededingingsautoriteit en die instellingen of lichamen regelen, wat het onderzoek betreft evenals de wederzijdse uitwisseling van vertrouwelijke inlichtingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. IV.95

[1 De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de lijst bepalen van de procedurehandelingen, met inbegrip van de onderzoeksmaatregelen, waarvoor een vergoeding ten laste wordt gelegd van de aanmeldende partijen of van de partijen die een inbreuk hebben gepleegd op dit boek, zoals vastgesteld bij beslissing van de auditeur of het Mededingingscollege overeenkomstig het koninklijk besluit.

   Het besluit regelt het bedrag, de voorwaarden en de wijze van inning van de vergoeding. De opbrengst van de vergoedingen wordt door de Belgische Mededingingsautoriteit geboekt als een inkomst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
BOEK V. - [1 De mededinging en de prijsevoluties ]1
TITEL 1. - [1 Algemene bepalingen ]1
Art. V.1

[1 Deze titel is van toepassing op de door de ondernemingen toegepaste prijzen, met uitzondering van de in titel 2 bedoelde prijzen van goederen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 2)>
Art. V.2

[1 De prijzen van goederen en diensten worden bepaald door de vrije mededinging. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 2)>
Art. V.3

[1 Wanneer het Prijzenobservatorium een probleem inzake prijzen of marges, een abnormale prijzenevolutie, of een structureel marktprobleem vaststelt, kan het de betrokken partijen, de beroepsfederaties en de consumentenorganisaties raadplegen, en deelt het aan de minister het verslag van zijn vaststellingen mee. Zijn verslag wordt tegelijkertijd bezorgd aan de Belgische Mededingingsautoriteit die hierdoor wordt gevat en, in voorkomend geval, aan de betrokken sectorale regulatoren.

   Het verslag van het Prijzenobservatorium kan worden gepubliceerd, waarbij het vertrouwelijk karakter van de gegevens wordt gerespecteerd. Indien dit verslag zakengeheimen bevat, kan een van deze zakengeheimen ontdane versie worden gepubliceerd. Het verslag van het Prijzenobservatorium wordt voorafgaand aan elke publicatie overgezonden naar de betrokken partijen, beroepsfederaties of consumentenorganisaties.

   Het Prijzenobservatorium kan zich, binnen de wettelijk en reglementair toegewezen bevoegdheden van de FOD Economie, al het nodige bewijsmateriaal doen ter hand stellen om deze vaststellingen te staven.

   Het Prijzenobservatorium kan de vaststellingen en analyses in het eerste lid vermeld, ambtshalve dan wel op vraag van de minister, uitbrengen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 2)>
Art. V.4

[1 § 1. Indien het dringend is een toestand te vermijden die een ernstig, onmiddellijk en moeilijk te herstellen nadeel kan veroorzaken voor de betrokken ondernemingen of voor de consumenten waarvan de belangen aangetast worden, of die schadelijk kan zijn voor het algemeen economisch belang, kan het Mededingingscollege, behalve voor de prijzen van goederen en diensten waarvan de niveaus kunnen worden vastgesteld door en krachtens de wet, voorlopige maatregelen nemen bedoeld om een einde te stellen aan de praktijken bedoeld in artikel V, 3. Deze maatregelen worden vastgesteld voor een maximale periode van zes maanden. Het Prijzenobservatorium kan aan het Mededingingscollege alle informatie meedelen betreffende de prijzen en de marges die het heeft verzameld op grond van artikel V, 3. Daarbij moet het Prijzenobservatorium rekening houden met de bepalingen van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek en van Verordening 223/2009 van het Europese Parlement en van de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek, meer bepaald betreffende de statistische geheimhouding en het finaliteitsbeginsel.

§ 2. De voorzitter of de assessor-ondervoorzitter of assessor, die hij afvaardigt, legt de datum vast van een zitting, die zal plaatshebben binnen vijftien kalenderdagen na de neerlegging van het verslag van het Prijzenobservatorium, waarop deze laatste en de betrokken partijen vermeld in dat verslag worden gehoord. Het secretariaat brengt de betrokken partijen op de hoogte van deze beslissing. De partijen beschikken over een termijn van vijf werkdagen om voor de zitting inzage te nemen van de neergelegde opmerkingen en stukken, met uitzondering van de passages waarvan de voorzitter van het Mededingingscollege, of de assessor-ondervoorzitter of assessor, die hij afvaardigt, jegens hen de vertrouwelijkheid aanvaard heeft.

   De in deze paragraaf en paragraaf 4 bedoelde termijnen kunnen worden verlengd met maximaal twee weken.

   Indien het verslag de betrokken partijen niet vermeldt, nodigt de voorzitter of assessor-ondervoorzitter of assessor die hij afvaardigt, onverwijld de organisaties, vertegenwoordigd bij de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en die de betrokken sectoren vertegenwoordigen, uit.

§ 3. De partijen, die stukken neerleggen, kunnen de passages aanwijzen die zij vertrouwelijk achten, mits zij hun handeling motiveren en een niet-vertrouwelijke samenvatting neerleggen. De voorzitter van het Mededingingscollege of de assessor-ondervoorzitter of assessor, die hij afvaardigt, beslist over de vertrouwelijkheid van passages en tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.

§ 4. Het Mededingingscollege oordeelt binnen een termijn van één kalendermaand na de zitting bedoeld in paragraaf 2 bij een met redenen omklede beslissing of er aanleiding bestaat om voorlopige maatregelen te treffen. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn wordt geen voorlopige maatregel bepaald.

   De beslissing van het Mededingingscollege kan niet steunen op stukken waarvan de ondernemingen of organisaties bedoeld in paragraaf 2, jegens dewelke maatregelen genomen worden, geen kennis hebben kunnen nemen.

§ 5. Het Mededingingscollege kan alle modaliteiten uitvaardigen die nodig zijn voor de toepassing en de uitvoering van zijn beslissing.

§ 6. Het kan zich al het nodige bewijsmateriaal ter hand doen stellen voor de uitvoering van de bevoegdheden die het zijn toevertrouwd bij dit artikel.

   Meer bepaald kan het de mededeling voorschrijven van alle boeken, registers en andere boekingsstukken waarvan het bijhouden door of krachtens wettelijke bepalingen is voorgeschreven.

§ 7. Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Belgische Mededingingsautoriteit zoals beschreven in boek IV. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 2)>
Art. V.5

[1 § 1. Een beroep kan ingediend worden bij het [2 Marktenhof ]2 door elke betrokken partij of elke organisatie die werd gehoord krachtens artikel V. 4 evenals door elke belanghebbende persoon.

   Dit beroep wordt ingediend in de vormen voorgeschreven door artikel IV, 79, § 4, eerste en tweede lid.

   In geval van beroep maakt het Mededingingscollege zijn beslissing en alle bijkomende stukken onverwijld over aan het [2 Marktenhof ]2, die de beslissing van het Mededingingscollege bevestigt, wijzigt of vernietigt, en en het voorwaardelijk of tijdelijk karakter van haar beslissing bepaalt.

   Dit arrest van het [2 Marktenhof ]2 wordt genomen binnen de zes maanden na de beslissing van het Mededingingscollege.

§ 2. Het [2 Marktenhof ]2 kan, op verzoek van de verzoeker bedoeld in paragraaf 1, en bij beslissing alvorens recht te doen, de tenuitvoerlegging van de in artikel V.4, § 1, bedoelde voorlopige maatregelen, geheel of gedeeltelijk schorsen tot op de dag van de uitspraak van het arrest.

   Indien het Mededingingscollege overeenkomstig artikel V.4, § 2, beslist dat de voorlopige maatregelen onmiddellijke uitwerking hebben, kan een beroep worden ingediend met schorsende werking.

   De schorsing van de tenuitvoerlegging kan slechts bevolen worden wanneer ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het besluit ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkene.

   De beslissingen van het Mededingingscollege bedoeld in artikel V. 4 en van het [2 Marktenhof ]2 bedoeld in artikel V, 5, § § 1 en 2, kunnen in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit bekend gemaakt worden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/19, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 3)> (2)<W 2017-02-20/01, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 27-02-2017>
Art. V.6

[1 Het Mededingingscollege betekent zijn beslissing aan de minister. Wanneer het Mededingingscollege voorlopige maatregelen vastlegt, legt de minister binnen zes maanden een plan aan de regering voor houdende structurele wijziging van de marktwerking in de betrokken sector. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 2)>
Art. V.7

[1 § 1. De minister kan met individuele of gegroepeerde ondernemingen programmaovereenkomsten sluiten die met name op het vlak van de toegepaste prijzen verplichtingen inhouden.

   Deze overeenkomsten worden gesloten voor een bepaalde termijn en kunnen door de partijen worden opgezegd met inachtneming van de daarbij bepaalde opzeggingstermijn.

   Deze overeenkomsten bevatten een clausule waarbij in geval van niet-uitvoering voorzien wordt in de betaling van een vergoeding. De krachtens deze clausule verschuldigde sommen worden door de minister of door zijn afgevaardigde bij gemotiveerde beslissing ingeschreven.

   De gemotiveerde beslissing wordt aan de schuldenaar ter kennis gebracht. Na ontvangst van deze beslissing beschikt de schuldenaar over een termijn van vijftien dagen om bij de burgerlijke rechtbanken beroep aan te tekenen. Dit beroep heeft opschortende werking en de beslissing is vatbaar voor hoger beroep.

   Bij ontstentenis van een beroep evenals in geval van verwerping van het beroep wordt de vergoeding, die niet vrijwillig betaald is, ingevorderd zoals inzake directe belastingen.

§ 2. De minister kan eveneens een programmaovereenkomst sluiten met beroepsverenigingen die actief zijn in de raffinage, de invoer of de distributie van aardolieproducten.

   Indien de beroepsvereniging of meerdere beroepsverenigingen waarmee een programmaovereenkomst wordt gesloten representatief zijn voor ten minste 60 % van de in verbruik gestelde hoeveelheden aardolieproducten in België, is de programmaovereenkomst bindend voor de hele sector. Wanneer een beroepsvereniging van de sector in naam van haar leden bij een ter post aangetekende brief een gemotiveerd bezwaar bij de minister indient tegen één of meer elementen die deel uitmaken van de van kracht zijnde programmaovereenkomst, dan neemt de minister dit bezwaar in overweging. Hij start binnen de maand na ontvangst van het gemotiveerde bezwaar een nieuwe onderhandeling over dit bezwaar binnen het kader van de programmaovereenkomst. De minister brengt binnen drie maanden na ontvangst van het bezwaar de betrokken beroepsvereniging bij een ter post aangetekende brief op de hoogte van het resultaat van de onderhandeling. Het gemotiveerde bezwaar heeft geen schorsende werking op de van kracht zijnde programmaovereenkomst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 2)>
Art. V.8

[1 Bij de toepassing van de bepalingen van onderhavige titel, kunnen de producenten en de verdelers niet weigeren naar beste vermogen en onder voorwaarden conform de handelsgebruiken aan de vraag van de verdelers of verbruikers naar producten of dienstverstrekkingen te beantwoorden, als die vraag niet abnormaal voorkomt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 2)>
TITEL 2. - [1 Prijsvaststelling van geneesmiddelen en gelijkgestelden ]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Toepassingsgebied ]1
Art. V.9

[1 Aan de bepalingen van deze titel zijn onderworpen :
1° de geneesmiddelen voor menselijk gebruik bedoeld in artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, met uitzondering van de magistrale bereidingen en de veeartsenijkundige geneesmiddelen;
2° de door de Koning overeenkomstig artikel 1bis van de voornoemde wet van 25 maart 1964 geheel of ten dele met geneesmiddelen gelijkgestelde voorwerpen, apparaten en substanties en die door de minister worden aangewezen;
3° de grondstoffen gebruikt in de magistrale bereidingen waarvan de lijst wordt vastgesteld door de minister. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 01-07-2014; zie KB 2014-04-10/84, art. 1>
HOOFDSTUK 2. - [1 Beslissingen tot prijsvaststelling ]1
Art. V.10

[1 § 1. De af-fabrieksprijzen van nieuwe geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, de verhogingen van de af-fabrieksprijzen van de geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, evenals de prijsverhogingen van de grondstoffen bedoeld in artikel V.9, 3°, zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de minister.

   [3 Met nieuwe geneesmiddelen wordt bedoeld :
- alle geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, die voor de eerste maal op de markt worden gebracht door een houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de registratie van het geneesmiddel of door een houder van een vergunning voor parallelinvoer of door een houder van een kennisgeving voor parallelle distributie uitgaande van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling;
- alle geheel of ten dele met geneesmiddelen gelijkgestelde voorwerpen, apparaten en substanties zoals bedoeld in artikel V.9, 2°, die voor de eerste maal op de markt gebracht worden door een fabrikant, een invoerder of een verdeler. ]3

   Met af-fabrieksprijs wordt bedoeld de verkoopprijs exclusief btw, die aan de groothandelaar wordt gefactureerd door de producent of de invoerder van het geneesmiddel bedoeld in artikel V.9, 1°, of de verkoopprijs exclusief btw die aan de personen bevoegd voor de aflevering gefactureerd wordt door de fabrikant, invoerder of verdeler van het gelijkgestelde voorwerp, apparaat of substantie zoals bedoeld in artikel V.9, 2°.

§ 2. De Koning bepaalt de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een prijsaanvraag of prijsverhogingsaanvraag die gedaan wordt door een houder van de vergunning voor het in de handel brengen of registratie van het geneesmiddel of door een houder van een verwijzing voor parallelle invoer van het geneesmiddel voor de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, of door een fabrikant, invoerder of verdeler van het gelijkgestelde voorwerp, apparaat of substantie zoals bedoeld in artikel V.9, 2°, en door een fabrikant, invoerder of verdeler van grondstoffen bedoeld in artikel V.9, 3°, evenals de termijnen binnen welke de beslissingen tot prijsvaststelling aan de ondernemingen worden betekend. [4 Hij kan bepalen dat de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg wordt ingediend. ]4

   Indien het aantal aanvragen uitzonderlijk hoog is, kunnen de termijnen door de Koning worden verlengd.

§ 3. De Koning kan bepaalde categorieën van geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, uitsluiten van de toepassingssfeer van hoofdstuk 2.

§ 4. De Koning kan nadere regels voorschrijven die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel.

§ 5. Bij ontstentenis van een beslissing betreffende de prijzen binnen de in § 2 bedoelde termijnen, mag de aanvrager de gevraagde prijs of prijsverhoging toepassen.

§ 6. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden vaststellen onder welke de minister prijsverminderingen kan opleggen voor de bestaande geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°.

§ 7. De minister kan delegatie verlenen voor de individuele beslissingen betreffende de prijzen bedoeld in dit artikel. ]1

[2 § 8. De minister kan voorschrijven dat de door hem aangestelde ambtenaren en agenten zonder verplaatsing mededeling moeten krijgen van alle boeken, registers en andere boekingsstukken, waarvan het bijhouden door of krachtens wettelijke bepalingen is voorgeschreven. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 01-07-2014; zie KB 2014-04-10/84, art. 1> (2)<W 2015-10-26/06, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> (3)<W 2016-06-29/01, art. 8, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> (4)<W 2018-07-30/47, art. 6, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. V.11

[1 § 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, beslissen over te gaan tot een volledige of gedeeltelijke blokkering van de prijzen van alle geneesmiddelen of van bepaalde categorieën van geneesmiddelen en gelijkgestelden zoals bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°.

§ 2. In geval van een prijsblokkering voor de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, waarvoor voorzien wordt in een tegemoetkoming van de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, gaan de ministers bevoegd voor economische zaken en voor sociale zaken ten minste eenmaal per jaar na of de macro-economische voorwaarden de handhaving van de blokkering rechtvaardigen.

§ 3. Op vraag van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de registratie van het geneesmiddel, voor de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, of van de invoerder of verdeler van gelijkgestelden zoals bedoeld in artikel V.9, 2°, kan de minister in uitzonderlijke gevallen en voor zover bijzondere redenen verbonden aan de rentabiliteit die aangetoond worden door de aanvrager dit rechtvaardigen, een afwijking op de prijsblokkering toestaan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 01-07-2014; zie KB 2014-04-10/84, art. 1>
Art. V.12

[1 § 1. De minister kan de maximumprijs af-fabriek vaststellen voor de door hem aangewezen categorieën van geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°. Deze prijzen mogen lager zijn dan de prijzen toegepast op de datum van zijn beslissing.

§ 2. De minister kan maximummarges vaststellen voor de groothandel of de terhandstelling van de geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, evenals, in voorkomend geval, de maximale verkoopprijzen aan publiek.

   Voor de vaststelling van de maximale marges voor de groothandel en de aflevering van de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, overlegt de minister met de minister die Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 01-07-2014; zie KB 2014-04-10/84, art. 1>
Art. V.13

[1 Alvorens beslissingen te nemen en regels vast te stellen overeenkomstig dit hoofdstuk, raadpleegt de minister de Prijzencommissie voor de Geneesmiddelen waarvan de Koning de status, de samenstelling en de werkingsmodaliteiten regelt. De minister bepaalt eveneens de redelijke termijn binnen dewelke het advies moet worden gegeven. Na deze termijn is het advies niet meer vereist. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 01-07-2014; zie KB 2014-04-10/84, art. 1>
Art. V.14

[1 § 1. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen of van de registratie van het geneesmiddel, of de houder van de vergunning voor parallelinvoer van de geneesmiddelen voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de onderneming die terugbetaalbare implantaten bedoeld in artikel 35, § 1, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 augustus 1994 in de handel brengen, zijn verplicht jaarlijks na 1 februari en vóór 1 maart aan de Prijzendienst van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de af-fabrieksprijzen exclusief btw mee te delen, toegepast in de lidstaten van de Europese Unie aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister van Economie en de minister van Sociale zaken.

§ 2. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen of van de registratie van het geneesmiddel, of de houder van de vergunning voor parallelinvoer van de geneesmiddelen, voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, niet terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, is verplicht jaarlijks na 1 februari en vóór 1 maart aan de Prijzendienst van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de af-fabrieksprijzen exclusief btw mee te delen, toegepast in de lidstaten van de Europese Unie aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

§ 3. De minister kan desgevallend een aanpassing doorvoeren van de af-fabrieksprijzen toegepast in België onder de voorwaarden en de criteria vastgesteld door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en voor de terugbetaalbare implantaten bedoeld in § 1, deelt de minister aan de minister die de Sociale Zaken in zijn bevoegdheid heeft, de doorgevoerde aanpassingen mee van de af-fabrieksprijzen opdat bijgevolg deze laatste de vergoedingsbasis of de bedragen van de terugbetaling kan aanpassen. ]1

   TOEKOMSTIG RECHT

  Art. V.14. [1 § 1. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen of van de registratie van het geneesmiddel, of de houder van de vergunning voor parallelinvoer van de geneesmiddelen voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de onderneming die [2 gelijkgestelde voorwerpen, apparaten en substanties bedoeld in artikel V.9, 2°, die in uitvoering van hetzelfde artikel V.9, 2°, door de minister zijn aangewezen en terugbetaalbaar zijn in het kader van de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen]2 in de handel brengen, zijn verplicht jaarlijks na 1 februari en vóór 1 maart aan de Prijzendienst van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de af-fabrieksprijzen exclusief btw mee te delen, toegepast in de lidstaten van de Europese Unie aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister van Economie en de minister van Sociale zaken. § 2. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen of van de registratie van het geneesmiddel, of de houder van de vergunning voor parallelinvoer van de geneesmiddelen, voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, niet terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, [2 alsook de onderneming die, gelijkgestelde voorwerpen, apparaten en substanties bedoeld in artikel V.9, 2°, die in uitvoering van hetzelfde artikel V.9, 2°, door de minister zijn aangewezen en die niet terugbetaalbaar zijn in het kader van de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen in de handel brengt, zijn verplicht]2 jaarlijks na 1 februari en vóór 1 maart aan de Prijzendienst van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de af-fabrieksprijzen exclusief btw mee te delen, toegepast in de lidstaten van de Europese Unie aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 3. De minister kan desgevallend een aanpassing doorvoeren van de af-fabrieksprijzen toegepast in België onder de voorwaarden en de criteria vastgesteld door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en voor de terugbetaalbare implantaten bedoeld in § 1, deelt de minister aan de minister die de Sociale Zaken in zijn bevoegdheid heeft, de doorgevoerde aanpassingen mee van de af-fabrieksprijzen opdat bijgevolg deze laatste de vergoedingsbasis of de bedragen van de terugbetaling kan aanpassen.]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-04-03/18, art. 5,002; Inwerkingtreding : 01-07-2014; zie KB 2014-04-10/84, art. 1> (2)<W 2013-12-26/09, art. 9, 026; Inwerkingtreding : onbepaald>
Boek VI. [1 Marktpraktijken en consumentenbescherming ]1
TITEL 1. - [1 Algemene principes ]1
Art. VI.1

[1 § 1. Dit boek beoogt voornamelijk de regeling van de marktpraktijken en de bescherming van de consument, onverminderd de bijzondere regels die hieromtrent zijn vastgesteld in bepaalde sectoren.

   Het zet de bepalingen om van:
1. Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde produkten in voorverpakkingen;
2. Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten;
3. Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten;
4. Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie(richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie);
5. Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad;
6. Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;
7. [3 Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004; ]3

   8. Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad ("Richtlijn oneerlijke handelspraktijken");
9. Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (gecodificeerde versie);
10. Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad.

§ 2. Voor de aangelegenheden die worden bedoeld door dit boek kan de Koning, op voordracht van de ministers bevoegd voor Economie, Consumentenzaken en Financiën, voor een of meerdere categorieën van financiële diensten bijzondere regels vaststellen of afwijken van de toepassing van sommige bepalingen van dit boek.

   Vooraleer een besluit voor te stellen met toepassing van het eerste lid, raadpleegt de minister de [2 bijzondere raadgevende commissie Verbruik ]2 en de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en bepaalt hij de redelijke termijn binnen dewelke het advies moet worden gegeven. Na deze termijn is het advies niet meer vereist. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (3)<W 2020-09-29/05, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
TITEL 2. - [1 Informatie van de markt ]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene verplichting tot informatie van de consument ]1
Art. VI.1/1

[1 § 1. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op overeenkomsten opgesteld door een notaris of door een gerechtsdeurwaarder in hun hoedanigheid van openbaar ambtenaar.

§ 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op overeenkomsten met betrekking tot juridische bijstand geleverd door een advocaat met toepassing van deel II, boek IIIbis, van het Gerechtelijk Wetboek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 92, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VI.2

[1 Vooraleer een consument wordt gebonden door een andere overeenkomst dan een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, of door een overeenkomst bedoeld in artikel VI.66, verstrekt de onderneming de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie, indien die informatie al niet duidelijk is uit de context:
1° de voornaamste kenmerken van het product, op een wijze die is aangepast aan het gebruikte communicatiemiddel en aan het betrokken product;
2° de identiteit van de onderneming, onder meer haar ondernemingsnummer, haar handelsnaam, het geografische adres waar zij gevestigd is en haar telefoonnummer;
3° de totale prijs van het product, met inbegrip van alle belastingen, en alle diensten die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald, of, als door de aard van het product de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, desgevallend, alle extra vracht-, leverings-, of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn;
4° desgevallend, de wijze van betaling, levering, uitvoering, de termijn waarbinnen de onderneming zich verbindt het product te leveren en het beleid van de onderneming inzake klachtenbehandeling;
5° naast een herinnering aan het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit van de goederen, desgevallend het bestaan en de voorwaarden van diensten na verkoop en commerciële garanties;
6° desgevallend, de duur van de overeenkomst, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;
7° desgevallend, de verkoopsvoorwaarden, rekening houdend met de door de consument uitgedrukte behoefte aan informatie en met het door de consument meegedeelde of redelijkerwijze voorzienbare gebruik;
8° desgevallend, de functionaliteit van digitale inhoud, met inbegrip van toepasselijke technische beveiligingsvoorzieningen;
9° desgevallend, de relevante interoperabiliteit van digitale inhoud met hardware en software en andere diensten waarvan de onderneming op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn. ]1
[2 10° [4 ... ]4 ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2014-05-15/02, art. 40, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2014; zie KB 2014-09-22/01, art. 1> (3)<W 2015-12-18/17, art. 48, 029; Inwerkingtreding : 08-01-2016> (4)<W 2019-05-02/28, art. 7, 077; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
HOOFDSTUK 2. - [1 Prijsaanduiding ]1
Art. VI.3

[1 § 1. Behalve bij openbare verkoop, duidt elke onderneming die aan de consument goederen te koop aanbiedt, de prijs hiervan schriftelijk en ondubbelzinnig aan.

   Indien de goederen te koop uitgestald zijn, is de prijs bovendien leesbaar en goed zichtbaar aangeduid.

§ 2. Elke onderneming die aan de consument homogene diensten aanbiedt, duidt de prijs hiervan schriftelijk, leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig aan. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.4

[1 [2 Onverminderd artikel VI. 7/1, is de aangeduide prijs ]2 de door de consument totaal te betalen prijs, waaronder is begrepen: de belasting over de toegevoegde waarde, alle overige taksen en de kosten van alle diensten die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2014-05-15/02, art. 41, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2014; zie KB 2014-09-22/01, art. 1>
Art. VI.5

[1 De prijzen voor consumenten zijn minstens in euro vermeld. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.6

[1 Elke reclame voor consumenten die gewag maakt van een prijs, vermeldt die overeenkomstig de voorschriften van de artikelen VI.4 en VI.5, alsmede van de met toepassing van artikel VI.7, 1° vastgestelde bepalingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.7

[1 Voor de producten of categorieën van producten die Hij aanwijst, kan de Koning:
1° bijzondere regels stellen inzake de prijsaanduiding;
2° vrijstellen van de verplichting de prijs goed zichtbaar aan te duiden in geval van uitstalling voor verkoop;
3° voor de diensten of de categorieën van diensten andere dan homogene diensten bepalen in welke gevallen en volgens welke regels een voorafgaand bestek aan de consument moet worden afgeleverd, voor zover deze hierom verzoekt en de onderneming bereid is de dienst te verlenen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 2/1. [1 - Afronding van het te betalen bedrag ]1
Art. VI.7/1

[3 § 1. Elke onderneming rondt het totaalbedrag dat de consument in speciën betaalt, af naar het dichtstbijzijnde veelvoud van vijf cent.

§ 2. Het is de onderneming ook toegelaten het totaalbedrag af te ronden, wanneer de betaling op een andere wijze dan in speciën gebeurt.

   De Koning kan, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de afronding voor betalingen op een andere wijze dan in speciën verplicht stellen, wanneer de vrijwillige afronding ruime toepassing vindt.

§ 3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn enkel van toepassing voor zover:
1° de betaling plaatsvindt in de gelijktijdige, fysieke aanwezigheid van de consument en de onderneming;
2° het totaalbedrag hoger is dan vijf cent;
3° voldaan is aan de voorwaarden van artikel VI.7/2. ]3

(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/02, art. 43, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2014; zie KB 2014-09-22/01, art. 1> (2)<W 2015-12-18/17, art. 49, 029; Inwerkingtreding : 08-01-2016> (3)<W 2019-05-02/28, art. 4, 077; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
Art. VI.7/2

[1 § 1. Wanneer het te betalen totaalbedrag eindigt op 1, 2, 6 of 7 cent, wordt het naar het dichtstbijzijnde lagere veelvoud van 5 cent afgerond.

   Wanneer het te betalen totaalbedrag eindigt op 3, 4, 8 of 9 cent, wordt het naar het dichtstbijzijnde hogere veelvoud van 5 cent afgerond.

§ 2. Op elk document waarop het te betalen totaalbedrag vermeld staat, vermeldt de onderneming uitdrukkelijk de toegepaste afronding.

§ 3. [3 Wanneer de onderneming in toepassing van artikel VI.7/1 de afronding toepast voor andere betalingen dan in speciën, past ze die toe voor alle andere betaalwijzen.

   Bovendien licht ze de consument hiervan in met de volgende boodschap "het totaalbedrag wordt altijd afgerond". Deze boodschap wordt op een duidelijke wijze meegedeeld in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de consument betaalt. ]3

§ 4. De onderneming past de afronding ook toe op de totaalbedragen die ze [3 in speciën ]3 aan de consument terugbetaalt [2 ... ]2. [3 Wanneer ze in toepassing van artikel VI.7/1, § 2, het totaalbedrag ook afrondt bij de betaling op een andere wijze dan in speciën, past ze de afronding toe voor alle totaalbedragen die ze aan de consument terugbetaalt. ]3 ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/02, art. 44, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2014; zie KB 2014-09-22/01, art. 1> (2)<W 2015-12-18/17, art. 50, 029; Inwerkingtreding : 08-01-2016> (3)<W 2019-05-02/28, art. 5, 077; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
Art. VI.7/3

[1 De betaling van het te betalen totaalbedrag dat in overeenstemming met artikel VI. 7/2 werd afgerond, bevrijdt de consument [2 en de onderneming van hun schuld ]2.

   In afwijking van artikel 1235 van het Burgerlijk Wetboek kan het verschil tussen het overeenkomstig artikel VI. 7/2 afgeronde en betaalde totaalbedrag en het totaalbedrag vóór afronding niet worden teruggevorderd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/02, art. 45, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2014; zie KB 2014-09-22/01, art. 1> (2)<W 2015-12-18/17, art. 51, 029; Inwerkingtreding : 08-01-2016>
HOOFDSTUK 3. - [1 Benaming, samenstelling en etikettering van goederen en diensten ]1
Art. VI.8

[1 De vermeldingen die het voorwerp zijn van de etikettering en die dwingend voorgeschreven zijn door dit boek, zijn uitvoeringsbesluiten of de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 februari 1960 waarbij aan de Koning de toelating verleend wordt om het gebruik van de benamingen waaronder koopwaren in de handel gebracht worden, te regelen, van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken en van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, [2 door de verordeningen van de Europese Unie die de bepalingen van dit boek of de voornoemde uitvoeringsbesluiten vervangen ]2 alsook de gebruiksaanwijzingen en de garantiebewijzen, zijn minstens gesteld in een voor de gemiddelde consument begrijpelijke taal, gelet op het taalgebied waar de goederen of diensten, onder bezwarende titel of gratis, aan de consument worden aangeboden.

   Als de etikettering dwingend is voorgeschreven, is ze goed zichtbaar en leesbaar, opgemaakt in de vorm en met de inhoud bepaald door de toepasselijke reglementering, en duidelijk onderscheiden van de reclame. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2015-10-26/06, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VI.9

[1 § 1. De Koning kan, onverminderd de bevoegdheid die Hem is verleend op het gebied van de volksgezondheid, met het oog op het waarborgen van de eerlijkheid van de handelsverrichtingen of de bescherming van de consument:
1° voor de goederen of categorieën van goederen die Hij aanwijst, de etikettering voorschrijven en de vermeldingen en andere elementen ervan vaststellen;
2° de voorwaarden van menging, samenstelling, presentatie, kwaliteit en veiligheid vastleggen, waaraan de goederen moeten voldoen om al dan niet onder een bepaalde benaming op de markt te mogen worden gebracht;
3° verbieden dat goederen onder een bepaalde benaming op de markt worden gebracht;
4° het gebruik van een bepaalde benaming opleggen voor goederen die op de markt worden gebracht;
5° opleggen dat aan de benamingen waaronder goederen op de markt worden gebracht, tekens, woorden of uitdrukkingen worden toegevoegd bedoeld om de betekenis ervan te verduidelijken;
6° verbieden dat bepaalde tekens, woorden of uitdrukkingen worden toegevoegd aan de benamingen waaronder goederen op de markt worden gebracht.

§ 2. Alvorens een besluit ter uitvoering van de voorgaande paragraaf voor te stellen, raadpleegt de minister de [2 bijzondere raadgevende commissie Verbruik ]2 en de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. en bepaalt de redelijke termijn waarbinnen het advies moet worden gegeven. Eenmaal deze termijn is verstreken, is het advies niet meer vereist. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. VI.10

[1 Mits naleving van de vormen bepaald in artikel VI.9, § 2, kan de Koning, met het oog op het waarborgen van de eerlijkheid van de handelsverrichtingen of de bescherming van de consument, voor diensten of categorieën van diensten:
1° vaststellen welke beschrijving van, en welke algemene vermeldingen over de diensten aan de consument moeten worden meegedeeld en op welke wijze;
2° verbieden dat diensten onder een bepaalde benaming op de markt worden gebracht;
3° het gebruik van een bepaalde benaming opleggen voor diensten die op de markt worden gebracht;
4° opleggen dat aan de benamingen waaronder diensten op de markt worden gebracht, tekens, woorden of uitdrukkingen worden toegevoegd bedoeld om de betekenis ervan te verduidelijken;
5° verbieden dat bepaalde tekens, woorden of uitdrukkingen worden toegevoegd aan de benaming waaronder diensten op de markt worden gebracht.

   Wanneer ter uitvoering van dit artikel te treffen maatregelen betrekking hebben op de financiële diensten, worden die maatregelen gezamenlijk voorgesteld door de minister en de minister van Financiën. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 4. - [1 Aanduiding van de hoeveelheid ]1
Art. VI.11

[1 § 1. Elk geconditioneerd goed bestemd voor de verkoop vermeldt op de verpakking, of bij ontstentenis ervan, op het goed zelf, leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig, de nominale hoeveelheid uitgedrukt in een meeteenheid.

§ 2. Voor de goederen geconditioneerd in hoeveelheden van meer dan 10 kg of 10 l en bestemd voor de groothandel wordt de nominale hoeveelheid uitgedrukt in een meeteenheid leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig aangebracht, ofwel op de verpakking, of bij ontstentenis ervan, op het goed zelf, ofwel op de factuur, de verzendingsnota of enig ander document dat bij de levering wordt afgegeven of verstuurd.

§ 3. Voor de goederen die geleverd worden per vrachteenheid van meer dan 10 kg of 10 l wordt de nominale hoeveelheid uitgedrukt in een meeteenheid aangebracht op een weeg- of meetdocument, dat bij de levering aan de koper wordt overhandigd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.12

[1 De verplichting om de nominale hoeveelheid aan te duiden, rust op het vulbedrijf of op de conditioneerder, al naar gelang van het geval.

   Indien de goederen worden ingevoerd, rust de verplichting om de nominale hoeveelheid aan te duiden op de invoerder.

   De verplichting om de nominale hoeveelheid aan te duiden, rust evenwel op degene die de conditionering of de voorverpakking heeft laten uitvoeren, wanneer hij, al naar gelang van het geval, het vulbedrijf, de conditioneerder of de invoerder schriftelijk van dit voornemen op de hoogte heeft gebracht. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.13

[1 Indien de nominale hoeveelheid niet vermeld is overeenkomstig de bepalingen van artikel VI.11, § 1, mag de onderneming de goederen slechts te koop aanbieden aan de consument nadat zij de hoeveelheid uitgedrukt in meeteenheden, leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig heeft aangeduid op de verpakking of, bij ontstentenis ervan, op het goed zelf of op een bordje geplaatst dichtbij het goed.

   De hoeveelheid moet niet vermeld worden voor de los verkochte goederen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.14

[1 De aanduidingen van de meetinstrumenten waarmee de hoeveelheid van de los verkochte goederen wordt bepaald, moeten voor de gemiddelde consument goed leesbaar en goed zichtbaar zijn. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.15

[1 Elke reclame voor consumenten betreffende voorverpakte goederen in vooraf bepaalde hoeveelheden die gewag maakt van een prijs, vermeldt de nominale hoeveelheden van de inhoud van de verpakking, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.16

[1 Voor de goederen of categorieën van goederen die Hij aanwijst, kan de Koning:
1° bijzondere regels stellen inzake de aanduiding van de hoeveelheid;
2° vrijstellen van de door de artikelen VI.11 tot VI.13, opgelegde verplichtingen;
3° vrijstellen van het aanduiden van de nominale hoeveelheid in een meeteenheid en een andere verkoopeenheid voorschrijven;
4° de toelaatbare afwijkingen van de aangeduide nominale hoeveelheid ten opzichte van de werkelijke hoeveelheid vaststellen, alsook de wijze van controle op deze afwijkingen;
5° de nominale hoeveelheden vastleggen voor de inhoud en/of de recipiënten van goederen die bestemd zijn om op de markt te worden gebracht;
6° de aanduiding van het aantal stuks voorschrijven dat een voorverpakking bevat en de toelaatbare afwijkingen vaststellen van het aangeduide aantal ten opzichte van het werkelijke aantal, alsook de wijze van controle op deze afwijkingen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 5. - [1 Vergelijkende reclame ]1
Art. VI.17

[1 § 1. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd op voorwaarde dat ze:
1° niet misleidend is in de zin van de artikelen VI.97 tot VI.100 en [2 de artikelen VI.105 tot VI.109 ]2 ;
2° goederen of diensten vergelijkt die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd;
3° op objectieve wijze een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van deze goederen en diensten, waartoe ook de prijs kan behoren, met elkaar vergelijkt;
4° er niet toe leidt dat onder ondernemingen de adverteerder met een concurrent, of de merken, handelsnamen, andere onderscheidende kenmerken, goederen of diensten van de adverteerder met die van een concurrent worden verward;
5° niet de goede naam schaadt van en zich niet kleinerend uitlaat over de merken, handelsnamen, andere onderscheidende kenmerken, goederen, diensten, activiteiten of omstandigheden van een concurrent;
6° voor goederen met een benaming van oorsprong in elk geval betrekking heeft op goederen met dezelfde benaming;
7° geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent dan wel van de oorsprongsbenamingen van concurrerende goederen;
8° goederen of diensten niet voorstelt als een imitatie of namaak van goederen of diensten met een beschermd handelsmerk of beschermde handelsnaam.

§ 2. Verboden is elke vergelijkende reclame die de voorwaarden gesteld in paragraaf 1 niet naleeft. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2019-04-04/53, art. 12, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
HOOFDSTUK 6. - [1 Promoties inzake prijzen ]1
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2015-10-26/06, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VI.18

<Opgeheven bij W 2015-10-26/06, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>

Art. VI.19

<Opgeheven bij W 2015-10-26/06, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>

Art. VI.20

<Opgeheven bij W 2015-10-26/06, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>

Art. VI.21

<Opgeheven bij W 2015-10-26/06, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>

Afdeling 2. - [1 Uitverkopen ]1
Art. VI.22

[1 Het gebruik van de benaming "Uitverkoop", "Liquidation" of "Ausverkauf" of enige andere gelijkwaardige benaming voor de tekoopaanbieding of verkoop van goederen is slechts toegelaten in een van de volgende gevallen en mits aan de andere voorwaarden van deze afdeling is voldaan:
1° de verkoop heeft plaats ter uitvoering van een rechterlijke beslissing;
2° de erfgenamen of rechtverkrijgenden van een overleden persoon die een onderneming uitbaatte, bieden hun verworven voorraad uit die onderneming geheel of gedeeltelijk te koop aan;
3° een onderneming neemt de handel van een andere onderneming over en biedt de overgedragen voorraad geheel of gedeeltelijk te koop aan;
4° een onderneming die haar activiteit stopzet, biedt haar gehele voorraad te koop aan en heeft tijdens de drie voorafgaande jaren geen gelijkaardige goederen om dezelfde reden uitverkocht;
5° een onderneming voert in de lokalen waar zij de goederen gewoonlijk te koop aanbiedt aan de consument, verbouwingen of opknapbeurten uit die meer dan 20 werkdagen duren, mits die werken de verkoop onmogelijk maken en de onderneming tijdens de drie voorafgaande jaren geen gelijkaardige goederen om dezelfde reden uitverkocht heeft;
6° een onderneming brengt de inrichting waar zij de goederen gewoonlijk aan de consument te koop aanbiedt, over naar een andere plaats, of zij sluit haar inrichting, mits zij vóór de aanvang van de uitverkoop de inrichting reeds minstens een jaar zal hebben uitgebaat;
7° een ramp bracht ernstige schade toe aan de gehele of een belangrijk gedeelte van de voorraad goederen van de onderneming;
8° door overmacht wordt de activiteit van de onderneming aanzienlijk gehinderd;
9° de natuurlijke persoon die een onderneming uitbaat verzaakt aan elke beroepsactiviteit omwille van opruststelling op voorwaarde evenwel dat hij in de loop van het vorige jaar geen uitverkoop heeft gehouden op grond van de in het 4° bedoelde reden of van de in het 6° bedoelde sluiting van de inrichting. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.23

[1 § 1. De duur van de uitverkoop is beperkt tot vijf maanden voor de gevallen bedoeld in artikel VI.22, 1° tot 8°, en tot twaalf maanden in het geval bedoeld in artikel VI.22, 9°. Onderbrekingen van de uitverkoop tijdens deze termijnen hebben geen schorsende werking. [3 Evenwel wordt de duurtijd van de uitverkoop die nog liep op 18 maart, datum van inwerkingtreding van het ministerieel besluit van 18 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID - 19 te beperken, geschorst voor de periode waarin de beperkende maatregelen van toepassing zijn die worden ingevoerd door artikel 1, § 1, van dit besluit. ]3

   Elke aankondiging of andere reclame betreffende een uitverkoop vermeldt verplicht de aanvangsdatum van de uitverkoop.

§ 2. Behalve in de gevallen bedoeld in artikel VI.22, 1° en 7°, vindt elke uitverkoop plaats in de verkooppunten waar, of via de verkooptechnieken waarmee, hetzij de onderneming zelf, hetzij de overleden persoon of overdragende onderneming dezelfde goederen placht te koop te stellen.

   De onderneming die meent zich onmogelijk te kunnen schikken naar het eerste lid, kan bij de minister of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar, bij een ter post aangetekende brief een afwijking aanvragen. Zij omschrijft hierbij nader de aangevoerde redenen en de plaats waar zij de uitverkoop wenst te houden. Binnen tien werkdagen wordt over dit verzoek beslist. Indien er binnen deze termijn geen met redenen omklede afwijzing wordt meegedeeld, wordt de afwijking geacht te zijn toegestaan.

§ 3. In uitverkoop mogen slechts goederen te koop aangeboden of verkocht worden die voor het begin van de uitverkoop deel uitmaken van de voorraad van de onderneming.

   In uitverkoop mogen nochtans eveneens te koop aangeboden of verkocht worden, de goederen die op het ogenblik van de gerechtelijke beslissing bedoeld in artikel VI.22, 1°, of op het ogenblik van het overlijden van de persoon die een onderneming uitbaatte bedoeld in artikel VI.22, 2°, of op het ogenblik van de ramp bedoeld in artikel VI.22, 7°, of op het ogenblik van de hinder bedoeld in artikel VI.22, 8°, het voorwerp zijn geweest van een bestelling die, gelet op haar omvang en datum, als normaal kan worden beschouwd.

   Indien de onderneming verscheidene verkoopsinrichtingen uitbaat, mogen, zonder de toestemming van de minister of van de door hem daartoe aangewezen ambtenaar, geen goederen worden overgebracht van een inrichting naar de plaats waar de uitverkoop plaatsvindt.

   De toestemming wordt aangevraagd bij een ter post aangetekende brief met vermelding van de omstandigheden die het verzoek rechtvaardigen. Over dit verzoek wordt binnen tien werkdagen beslist. Bij ontstentenis van een met redenen omklede afwijzing binnen deze termijn, wordt verondersteld dat het toegestaan is de goederen over te brengen.

§ 4. [2 ... ]2.

§ 5. De persoon die overgaat tot een uitverkoop zoals bedoeld in deze afdeling draagt de bewijslast dat is voldaan aan alle voorwaarden gesteld voor een dergelijke uitverkoop. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2015-10-26/06, art. 8, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> (3)<W 2020-05-27/03, art. 3, 085; Inwerkingtreding : 18-03-2020>
Art. VI.24

[1 De Koning kan bijzondere modaliteiten van bekendmaking bepalen voorafgaand aan de aanvang van de uitverkoop. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 3. - [1 Opruimingen of solden ]1
Art. VI.25

[1 § 1. Teneinde eerlijke marktpraktijken te verzekeren tussen ondernemingen zijn tekoopaanbiedingen en verkopen onder de benaming "opruimingen", "solden", "soldes", "Schlussverkauf" of onder enige gelijkaardige benaming, enkel toegelaten voor de tekoopaanbieding en de verkoop van goederen aan verminderde prijs tijdens de volgende periodes:
1° van 3 januari tot en met 31 januari; wanneer 3 januari op een zondag valt, vangt de periode aan op 2 januari;
2° van 1 juli tot en met 31 juli; wanneer 1 juli op een zondag valt, vangt de periode aan op 30 juni.

§ 2. De Koning kan de periode bedoeld in paragraaf 1 wijzigen, zonder dat ze evenwel langer mag zijn dan een maand.

§ 3. De Koning kan nadere regels vaststellen voor de tekoopaanbieding en de verkoop van goederen onder de benamingen bedoeld in paragraaf 1. ]1

[2 § 4. Voor het jaar 2020 wordt de periode bedoeld in paragraaf 1, 2°, bepaald van 1 augustus tot en met 31 augustus. ]2

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2020-05-27/03, art. 4, 085; Inwerkingtreding : 29-05-2020>
Art. VI.26

[1 § 1. Enkel goederen die de onderneming bij aanvang van de in artikel VI.25 bedoelde periodes in bezit heeft en die zij voorheen minstens gedurende dertig dagen te koop heeft aangeboden, mogen onder de in artikel VI.25, § 1, bedoelde benamingen worden aangeboden.

§ 2. [2 ... ]2.

§ 3. [2 ... ]2. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2015-10-26/06, art. 9, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VI.27

[1 Het is de onderneming toegelaten reclame te maken voor tekoopaanbiedingen en verkopen onder de benamingen bedoeld in artikel VI.25, § 1, vóór de aanvang van de periodes bedoeld in artikel VI.25, op voorwaarde dat deze reclame de aanvangsdatum ervan vermeldt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.28

[1 De onderneming die tekoopaanbiedingen of verkopen doet onder de benamingen bedoeld in artikel VI.25, § 1, draagt de bewijslast dat is voldaan aan de voorwaarden gesteld voor dergelijke tekoopaanbiedingen en verkopen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.29

[1 § 1. Voor de sectoren van de kleding, de lederwaren en de schoenen is het verboden prijsverminderingen aan te kondigen die uitwerking hebben tijdens de sperperiode.

   Het verbod bedoeld in het eerste lid houdt tevens het verbod in om titels te verspreiden die recht geven op een prijsvermindering tijdens de sperperiode.

§ 2. De sperperiode is de periode van een maand die het begin van de periodes bedoeld in art. VI.25 voorafgaat.

§ 3. De Koning kan goederen of categorieën van goederen aanduiden waarvoor het verbod bedoeld in paragraaf 1 niet van toepassing is.

§ 4. Het verbod bedoeld in paragraaf 1 geldt niet voor de tekoopaanbieding en de verkoop tijdens handelsmanifestaties die tijdens de sperperiode doorgaan, op voorwaarde dat deze handelsmanifestaties worden georganiseerd door de plaatselijke verenigingen van ondernemingen of met hun medewerking en dat ze hoogstens vier dagen duren per sperperiode.

   De Koning kan nadere voorwaarden bepalen waaronder deze handelsmanifestaties mogen plaatsvinden.

§ 5. De sperperiode bedoeld in paragraaf 1 is niet van toepassing op uitverkopen verricht overeenkomstig de artikelen VI.22 tot VI.24. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.30

[1 De minister raadpleegt de [2 bijzondere raadgevende commissie Verbruik ]2 en de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO vooraleer een besluit voor te stellen in toepassing van de artikelen VI.25 en VI.29. Hij bepaalt de redelijke termijn waarbinnen het advies wordt gegeven. Eenmaal deze termijn verstreken, is het advies niet meer vereist. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 4. - [1 Titels die recht geven op terugbetaling of prijsvermindering ]1
Art. VI.31

[1 Titels die door een onderneming worden aangeboden bij de aanschaf van een goed of een dienst en die recht geven op een latere terugbetaling van de prijs of een deel daarvan, vermelden de volgende gegevens:
1° de naam, het adres en, desgevallend, de vennootschapsvorm en het ondernemingsnummer van de uitgever;
2° het bedrag dat wordt terugbetaald;
3° de eventuele uiterste geldigheidsduur ervan, tenzij deze onbeperkt is;
4° de nadere regels en voorwaarden voor de terugbetaling, met inbegrip van de stappen die de houder van de titel moet ondernemen om terugbetaling te bekomen en de termijn waarbinnen zal worden terugbetaald, tenzij deze informatie in een afzonderlijk document tegelijkertijd met de titel wordt medegedeeld. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.32

[1 § 1. Elke onderneming waaraan een titel wordt aangeboden die door haarzelf of een andere onderneming gratis werd verspreid en die de houder ervan bij de aankoop van één of meerdere goederen en/of diensten de mogelijkheid biedt onmiddellijk een korting op de prijs te krijgen, is verplicht deze aan te nemen, voor zover aan de voorwaarden van het aanbod is voldaan.

   In geval de titel werd uitgegeven door een andere onderneming dan die waaraan hij wordt aangeboden, geldt de verplichting van het eerste lid evenwel slechts wanneer de titel de gegevens vermeldt die zijn opgesomd in paragraaf 2.

§ 2. De gegevens bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, zijn:
1° de naam, het adres en, desgevallend, de vennootschapsvorm en het ondernemingsnummer van de uitgever;
2° het bedrag van de korting;
3° bij de verwerving van welke goederen of diensten de titel gebruikt kan worden;
4° de verkooppunten waar de titel gebruikt kan worden, tenzij hij kan worden gebruikt in alle verkooppunten waar de goederen of diensten te koop worden aangeboden;
5° de geldigheidsduur van de titel, tenzij deze onbeperkt is. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.33

[1 Eenieder die de in deze afdeling bedoelde titels uitgeeft, wordt, onder de voorwaarden van de uitgifte ervan, schuldenaar van de schuldvordering die deze titels vertegenwoordigen.

   Voor zover de uitgever van de titels bedoeld in artikel VI.32, niet de onderneming is waar de titel werd aangeboden, is de uitgever verplicht hem binnen een redelijke termijn terug te betalen aan de onderneming waar de titel werd aangeboden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 7. - [1 Diverse bepalingen ]1
Art. VI.34

[1 Onverminderd de toepassing van artikel VI.97, 1° en 2°, indien buiten de verkoopinrichting van de onderneming een in de tijd begrensde reclame voor één of meerdere goederen wordt aangekondigd met vermelding van de prijs ervan, is de onderneming die niet meer over de betrokken goederen beschikt, verplicht aan de consument, voor elk goed van meer dan 25 euro en waarvan de voorraad uitgeput is, een titel af te geven die recht geeft op de aankoop van dat goed, en wel binnen een redelijke termijn en volgens de bewoordingen van het aanbod.

   De in het eerste lid bepaalde verplichting geldt evenwel niet wanneer de onderneming:
a) niet meer onder dezelfde voorwaarden een nieuwe voorraad van de betrokken goederen kan aanleggen; of
b) de betrokken goederen na uitputting van haar voorraad niet langer wenst te koop aan te bieden en zij dat ook duidelijk maakt in de reclame; of
c) het aantal voorradige goederen voor elk van de verkoopinrichtingen waarvoor de reclame werd gemaakt, in de desbetreffende reclame heeft vermeld.

   De Koning kan het bedrag vermeld in het eerste lid aanpassen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.35

[1 § 1. Onverminderd de bevoegdheden die Hem krachtens een andere wetsbepaling zijn toegekend, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, voor de goederen of diensten of de categorieën van goederen of diensten die Hij bepaalt:
1° de reclame verbieden of beperken, teneinde een betere bescherming van de veiligheid van de consument en van het leefmilieu te waarborgen;
2° de minimale vermeldingen van de reclame vaststellen, teneinde een betere voorlichting van de consument te verzekeren.

§ 2. [3 Alvorens een besluit ter uitvoering van paragraaf 1 voor te stellen, raadpleegt de minister de Raad voor het Verbruik en de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO. Wanneer het besluit betrekking heeft op beoefenaars van een vrij beroep worden ook de interprofessionele organisaties van de betrokken beoefenaars van een vrij beroep die niet vertegenwoordigd zijn in de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO geraadpleegd. De minister bepaalt de redelijke termijn waarbinnen het advies moet worden gegeven. Eenmaal deze termijn is verstreken, is het advies niet meer vereist. ]3 ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (3)<W 2018-04-15/14, art. 93, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VI.36

<Opgeheven bij KB 2017-12-13/14, art. 12,2°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

TITEL 3. - [1 Overeenkomsten met consumenten ]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen ]1
Art. VI.37

[1 § 1. Indien alle of bepaalde bedingen van een overeenkomst tussen een onderneming en een consument schriftelijk zijn, moeten ze op duidelijke en begrijpelijke wijze zijn opgesteld.

§ 2. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie. Deze interpretatieregel is niet van toepassing in het kader van de vordering tot staking bedoeld in boek XVII.

   Een overeenkomst tussen een onderneming en een consument kan onder meer worden geïnterpreteerd aan de hand van de handelspraktijken die er rechtstreeks verband mee houden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.38

[1 Wanneer een overeenkomst met een consument werd gesloten ingevolge een oneerlijke handelspraktijk bedoeld in artikel VI.100, 12°, 16° en 17°, en artikel VI.103, 1°, 2° en 8°, kan de consument de terugbetaling van de betaalde bedragen eisen binnen een redelijke termijn vanaf het ogenblik waarop hij kennis had of hoorde te hebben van het bestaan ervan, zonder teruggave van het reeds geleverde product.

   Wanneer een overeenkomst met een consument werd gesloten ingevolge een oneerlijke handelspraktijk bedoeld in de artikelen VI.93 tot VI.95, VI.100, 1° tot 11°, 13° tot 15°, 18° tot 23°, en artikel VI.103, 3° tot 7°, kan de rechter, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de terugbetaling aan de consument van de door hem betaalde bedragen bevelen, zonder teruggave van het reeds geleverde product.

   In geval van niet-gevraagde levering aan de consument in de zin van artikel VI.103, 6°, is de consument in elk geval vrijgesteld van betaling van de prijs en van elke andere tegenprestatie. Het feit dat hij niet reageert op de levering betekent niet dat hij ermee instemt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.39

[1 Onverminderd bijzondere reglementeringen die het uitdrukkelijk toelaten, is het aan elke onderneming verboden de consument een wisselbrief ter ondertekening voor te leggen om deze laatste de betaling van zijn verplichtingen te laten beloven of waarborgen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.40

[1 Het is een onderneming verboden telefoonoproepen aan te rekenen waarbij de consument, naast de prijs voor de oproep, ook betaalt voor de inhoud, wanneer het oproepen betreft over de uitvoering van een reeds gesloten overeenkomst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.41

[1 Voordat de consument gebonden is door een overeenkomst of een aanbod, vraagt de onderneming de uitdrukkelijke toestemming van de consument voor elke extra betaling boven de vergoeding die is overeengekomen voor de contractuele hoofdverbintenis van de onderneming. Wanneer de onderneming niet de uitdrukkelijke toestemming van de consument heeft verkregen, maar deze toestemming heeft afgeleid door het gebruik van standaardopties die de consument moet afwijzen om extra betaling te vermijden, heeft de consument recht op terugbetaling van deze betaalde bedragen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.42

[1 [2 Onverminderd de artikelen VII.3, § 1, 11°, en VII.30, § 3, is het ]2 de onderneming verboden om consumenten voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel vergoedingen aan te rekenen die de kosten voor de onderneming als gevolg van het gebruik van dit middel overschrijden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2019-05-02/28, art. 6, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. VI.43

§ 1. Tenzij de partijen een ander tijdstip voor de levering zijn overeengekomen, levert de onderneming de goederen door het fysieke bezit van of de controle over de goederen onverwijld, doch in ieder geval niet later dan 30 dagen na de sluiting van de overeenkomst over te dragen aan de consument.

§ 2. Indien de onderneming niet voldaan heeft aan zijn verplichting om de goederen op het met de consument overeengekomen tijdstip of binnen de in paragraaf 1 bedoelde termijnen te leveren, verzoekt de consument hem de levering te verrichten binnen een aanvullende termijn die gezien de omstandigheden passend is. Indien de onderneming de goederen niet binnen de aanvullende termijn levert, heeft de consument het recht de overeenkomst te beëindigen.

   Het eerste lid van deze paragraaf is niet van toepassing op verkoopovereenkomsten waarbij de onderneming heeft geweigerd de goederen te leveren, of waarbij de levering binnen de overeengekomen levertermijn essentieel is, alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst in aanmerking genomen, dan wel waarbij de consument de onderneming vóór de sluiting van de overeenkomst ervan in kennis stelt dat levering uiterlijk op of op een bepaalde datum essentieel is. In deze gevallen, als de onderneming de goederen niet op het met de consument overeengekomen tijdstip of binnen de in paragraaf 1 bepaalde termijn levert, heeft de consument het recht de overeenkomst onverwijld te beëindigen.

§ 3. Bij beëindiging van de overeenkomst vergoedt de onderneming onverwijld alle uit hoofde van de overeenkomst betaalde bedragen.

§ 4. Dit artikel is van toepassing onverminderd de gemeenrechtelijke sancties. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.44

[1 Voor overeenkomsten waarbij de onderneming de goederen opstuurt naar de consument, gaat het risico van verlies of beschadiging van de goederen over op de consument zodra hij of een door hem aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen fysiek in bezit heeft gekregen. Het risico gaat echter over op de consument bij levering aan de vervoerder, als deze van de consument de opdracht heeft gekregen de goederen te vervoeren en deze keuze niet door de onderneming was geboden, onverminderd de rechten van de consument ten aanzien van de vervoerder. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 2. - [1 Overeenkomsten op afstand ]1
Afdeling 1. - [1 Overeenkomsten op afstand die geen betrekking hebben op financiële diensten ]1
Art. VI.44/1

[1 § 1. Deze afdeling is niet van toepassing op overeenkomsten opgesteld door een notaris of door een gerechtsdeurwaarder in hun hoedanigheid van openbaar ambtenaar.

§ 2. Deze afdeling is niet van toepassing op overeenkomsten met betrekking tot juridische bijstand geleverd door een advocaat met toepassing van deel II, boek IIIbis, van het Gerechtelijk Wetboek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 94, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VI.45

[1 § 1. Voordat de consument door een overeenkomst op afstand daartoe gebonden is, verstrekt de onderneming de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:
1° de voornaamste kenmerken van de goederen en de diensten voor zover aangepast is aan de gebruikte drager en de goederen of diensten;
2° de identiteit van de onderneming, onder meer haar ondernemingsnummer, haar handelsnaam;
3° het geografisch adres waar de onderneming gevestigd is, het telefoonnummer, fax en e-mailadres van de onderneming, indien beschikbaar, zodat de consument snel contact met de onderneming kan opnemen en er efficiënt mee kan communiceren alsmede, desgevallend, het geografische adres en de identiteit van de onderneming voor wiens rekening ze optreedt;
4° wanneer dat verschilt van het overeenkomstig punt 3° verstrekte adres, het geografische adres van de bedrijfsvestiging van de onderneming, en desgevallend dat van de onderneming voor wiens rekening ze optreedt, waaraan de consument eventuele klachten kan richten;
5° de totale prijs van de goederen of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van het goed of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, desgevallend, alle extra vracht-, leverings- of portokosten en eventuele andere kosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn. In het geval van een overeenkomst van onbepaalde duur of een overeenkomst die een abonnement inhoudt, omvat de totale prijs de totale kosten per factureringsperiode. Indien voor dergelijke overeenkomsten een vast tarief van toepassing is, omvat de totale prijs ook de totale maandelijkse kosten. Indien de totale kosten niet redelijkerwijze vooraf kunnen worden berekend, wordt de manier waarop de prijs moet worden berekend, meegedeeld;
6° de kosten voor het gebruik van technieken voor communicatie op afstand voor het sluiten van de overeenkomst wanneer deze kosten op een andere grondslag dan het basistarief worden berekend;
7° de wijze van betaling, levering, uitvoering, de termijn waarbinnen de onderneming zich verbindt het goed te leveren of de diensten te verlenen en, desgevallend, het beleid van de onderneming inzake klachtenbehandeling;
8° wanneer een herroepingsrecht bestaat, de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht overeenkomstig artikel VI.49, § 1, alsmede het modelformulier voor herroeping opgenomen als bijlage 2 bij dit boek;
9° desgevallend, het feit dat de consument de kosten van het terugzenden van de goederen zal moeten dragen in geval van herroeping en, indien de goederen door hun aard niet per gewone post kunnen worden teruggezonden, de kosten van het terugzenden van de goederen;
10° ingeval de consument het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig artikel VI.46, § 8, heeft gedaan, dat de consument gebonden is de onderneming zijn redelijke kosten te vergoeden overeenkomstig artikel VI.51, § 3;
11° indien er niet voorzien is in een herroepingsrecht overeenkomstig artikel VI.53, de informatie dat de consument geen herroepingsrecht heeft of, desgevallend, de omstandigheden waarin de consument zijn herroepingsrecht verliest;
12° een herinnering aan het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit van de goederen;
13° desgevallend, het bestaan en de voorwaarden van bijstand aan de consument na verkoop, diensten na verkoop en commerciële garanties;
14° desgevallend, het bestaan van relevante gedragscodes en hoe kopieën daarvan verkrijgbaar zijn;
15° de duur van de overeenkomst, desgevallend, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;
16° desgevallend, de minimumduur van de verplichtingen van de consument uit hoofde van de overeenkomst;
17° desgevallend, het bestaan en de voorwaarden van waarborgsommen of andere financiële garanties die de consument op verzoek van de onderneming moet betalen of bieden;
18° desgevallend, de functionaliteit van digitale inhoud met inbegrip van toepasselijke technische beveiligingsvoorzieningen;
19° desgevallend, de relevante interoperabiliteit van digitale inhoud met hardware en software waarvan de onderneming op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn;
20° desgevallend, de mogelijkheid van toegang tot buitengerechtelijke klachten- en geschillenbeslechtingsprocedures waaraan de onderneming is onderworpen, en de wijze waarop daar toegang toe is.

§ 2. Bij een openbare veiling, kan de in paragraaf 1, onder 2°, 3° en 4°, bedoelde informatie vervangen worden door de overeenkomstige gegevens van de ministeriële ambtenaar die belast is met de openbare verkoopverrichtingen.

§ 3. De in paragraaf 1, 8°, 9° en 10°, bedoelde informatie kan worden verstrekt door middel van de modelinstructies voor herroeping vermeld in bijlage 1 bij dit boek. De onderneming die deze instructies correct ingevuld aan de consument heeft verstrekt, heeft voldaan aan de informatievoorschriften vastgelegd in paragraaf 1, 8°, 9° en 10°.

§ 4. De in paragraaf 1 bedoelde informatie vormt een integraal onderdeel van de overeenkomst op afstand en wordt niet gewijzigd, tenzij de partijen bij de overeenkomst uitdrukkelijk anders overeenkomen.

§ 5. Indien de onderneming niet voldaan heeft aan de informatievoorschriften betreffende extra lasten en andere kosten zoals bedoeld in paragraaf 1, 5°, of betreffende de kosten van het terugzenden van de goederen zoals bedoeld in paragraaf 1, 9°, draagt de consument deze lasten of kosten niet.

§ 6. De bewijslast voor de naleving van de in dit artikel neergelegde informatievoorschriften ligt bij de onderneming. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.46

[1 § 1. De onderneming verstrekt de in artikel VI.45, § 1, genoemde informatie aan de consument of stelt deze beschikbaar, op een wijze die passend is voor de gebruikte techniek voor communicatie op afstand, in een duidelijke en begrijpelijke taal. Voor zover deze informatie op een duurzame gegevensdrager wordt verstrekt, is zij in leesbare vorm.

§ 2. Indien een overeenkomst op afstand die op elektronische wijze wordt gesloten een betalingsverplichting voor de consument inhoudt, wijst de onderneming de consument op duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, op de in artikel VI.45, § 1, 1°, 5°, 15° en 16°, genoemde informatie.

   De onderneming ziet erop toe dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling, uitdrukkelijk erkent dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien het plaatsen van een bestelling inhoudt dat een knop of een soortgelijke functie moet worden aangeklikt, wordt de knop of soortgelijke functie op een goed leesbare wijze aangemerkt met alleen de woorden "bestelling met betalingsverplichting" of een overeenkomstige ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een verplichting inhoudt om de onderneming te betalen. Indien aan de bepalingen van dit lid niet is voldaan is de consument niet door de overeenkomst of de bestelling gebonden.

§ 3. Op de websites waarop handel wordt gedreven wordt uiterlijk aan het begin van het bestelproces duidelijk en leesbaar aangegeven of er beperkingen gelden voor de levering en welke betaalmiddelen worden aanvaard.

§ 4. Wanneer de overeenkomst gesloten wordt met behulp van een techniek voor communicatie op afstand die beperkte ruimte of tijd biedt voor het tonen van de informatie, verstrekt de onderneming, via die specifieke techniek voordat de overeenkomst gesloten wordt, ten minste de precontractuele informatie betreffende de voornaamste kenmerken van de goederen of de diensten, de identiteit van de onderneming, de totale prijs, het herroepingsrecht, de duur van de overeenkomst en, in geval van overeenkomsten voor onbepaalde tijd, de voorwaarden om de overeenkomst op te zeggen, zoals bedoeld in artikel VI.45, § 1, 1°, 2°, 5°, 8° en 15°. De overige in artikel VI.45, § 1, bedoelde informatie wordt door de onderneming verstrekt, overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel.

§ 5. Onverminderd paragraaf 4 maakt de onderneming, indien zij de consument opbelt met het oogmerk een overeenkomst op afstand te sluiten, aan het begin van het gesprek met de consument, haar identiteit, en desgevallend, de identiteit van de persoon namens wie zij opbelt, alsmede het commerciële doel van de oproep kenbaar.

§ 6. De Koning kan, voor de sectoren van de professionele activiteit of voor de categorieën van producten die Hij aanwijst, bepalen dat wanneer een overeenkomst per telefoon wordt gesloten, de onderneming het aanbod moet bevestigen aan de consument, die alleen gebonden is nadat hij het aanbod heeft getekend of zijn [2 instemming met behulp van een duurzame gegevensdrager ]2 heeft gestuurd. [2 ... ]2

§ 7. De onderneming verstrekt de consument op een duurzame gegevensdrager de bevestiging van de gesloten overeenkomst binnen een redelijke periode na sluiting van de overeenkomst en uiterlijk bij de levering van de goederen of voordat de uitvoering van de dienst begint.

   Deze bevestiging omvat:
a) alle in artikel VI.45, § 1, bedoelde informatie, tenzij de onderneming die informatie al vóór de sluiting van de overeenkomst op afstand op een duurzame gegevensdrager aan de consument heeft verstrekt, en
b) desgevallend, de bevestiging van de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming en de erkenning van de consument overeenkomstig artikel VI.53, 13°.

§ 8. Indien de consument wenst dat de verrichting van diensten of de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed voor verkoop zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, of van stadsverwarming aanvangt tijdens de in artikel VI.47, § 2, bepaalde herroepingstermijn, eist de onderneming dat de consument daar uitdrukkelijk om verzoekt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2018-09-20/14, art. 5, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VI.47

[1 § 1. Onverminderd artikel VI.53 beschikt de consument over een termijn van 14 dagen om de overeenkomst op afstand zonder opgave van redenen te herroepen, en zonder andere kosten te moeten dragen dan die welke in artikel VI.50, § 2, en artikel VI.51 zijn vermeld.

§ 2. Onverminderd artikel VI.48, verstrijkt de in paragraaf 1 bedoelde herroepingstermijn 14 dagen na:
1° voor dienstenovereenkomsten, de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten;
2° voor verkoopovereenkomsten, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen fysiek in bezit neemt of:
a) indien de consument in dezelfde bestelling meerdere goederen heeft besteld die afzonderlijk worden geleverd, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, het laatste goed fysiek in bezit neemt;
b) indien de levering van een goed bestaat uit verschillende zendingen of onderdelen, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de laatste zending of het laatste onderdeel fysiek in bezit neemt;
c) voor overeenkomsten betreffende regelmatige levering van goederen gedurende een bepaalde periode, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, het eerste goed fysiek in bezit neemt.
3° wat betreft overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed voor verkoop zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, van stadsverwarming, de dag van de sluiting van de overeenkomst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.48

[1 Indien de onderneming de consument niet de ingevolge artikel VI.45, § 1, 8°, verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn af twaalf maanden na het einde van de oorspronkelijke, overeenkomstig artikel VI.47, § 2, vastgestelde herroepingstermijn.

   Indien de onderneming de in het eerste lid van dit artikel bedoelde informatie aan de consument heeft verstrekt binnen twaalf maanden na de in artikel VI.47, § 2, bedoelde dag, verstrijkt de herroepingstermijn 14 dagen na de dag waarop de consument die informatie heeft ontvangen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.49

[1 § 1. Voor het verstrijken van de herroepingstermijn stelt de consument de onderneming op de hoogte van zijn beslissing de overeenkomst te herroepen. Daartoe kan de consument:
1° gebruikmaken van het modelformulier voor herroeping, opgenomen in bijlage 2 bij dit boek, of
2° een andere ondubbelzinnige verklaring afgeven waarin hij verklaart de overeenkomst te herroepen.

§ 2. De consument heeft zijn herroepingsrecht binnen de in artikel VI.47, § 2 en artikel VI.48, bedoelde herroepingstermijn uitgeoefend indien de consument de mededeling betreffende de uitoefening van het herroepingsrecht verzendt voordat deze termijn is verstreken.

§ 3. De onderneming kan, naast de in paragraaf 1 bedoelde mogelijkheden, de consument de mogelijkheid bieden het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 2 bij dit boek, of een andere ondubbelzinnige verklaring op de website van de onderneming elektronisch in te vullen en toe te zenden. In deze gevallen deelt de onderneming de consument onverwijld op een duurzame gegevensdrager de bevestiging van de ontvangst van de herroeping mee.

§ 4. De bewijslast ten aanzien van de uitoefening van het herroepingsrecht overeenkomstig dit artikel ligt bij de consument. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.50

[1 § 1. De onderneming vergoedt alle van de consument ontvangen betalingen, inclusief, desgevallend, de leveringskosten, onverwijld en in elk geval binnen14 dagen na de dag waarop ze wordt geïnformeerd van de beslissing van de consument om de overeenkomst overeenkomstig artikel VI.49 te herroepen.

   De onderneming verricht de terugbetaling als bedoeld in het eerste lid onder gebruikmaking van hetzelfde betaalmiddel als hetgeen door de consument tijdens de oorspronkelijke transactie werd gebruikt, tenzij de consument uitdrukkelijk met een ander betaalmiddel heeft ingestemd en met dien verstande dat de consument als gevolg van zulke terugbetaling geen kosten mag hebben.

§ 2. Onverminderd paragraaf 1 wordt van de onderneming niet verlangd de bijkomende kosten terug te betalen, als de consument uitdrukkelijk voor een andere wijze van levering dan de door de onderneming aangeboden goedkoopste standaardlevering heeft gekozen.

§ 3. Behoudens wanneer de onderneming heeft aangeboden de goederen zelf af te halen, mag de onderneming, voor wat betreft verkoopovereenkomsten, wachten met de terugbetaling totdat zij alle goederen heeft teruggekregen, of totdat de consument heeft aangetoond dat hij de goederen heeft teruggezonden, naar gelang welk tijdstip eerst valt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.51

[1 § 1. Onverwijld en in elk geval binnen 14 dagen na de dag waarop hij zijn beslissing om de overeenkomst te herroepen overeenkomstig artikel VI.49 aan de onderneming heeft meegedeeld, zendt de consument de goederen terug of overhandigt die aan de onderneming of aan een persoon die door de onderneming gemachtigd is om de goederen in ontvangst te nemen, tenzij de onderneming aangeboden heeft de goederen zelf af te halen. De termijn is in acht genomen wanneer de consument de goederen terugstuurt voordat de termijn van 14 dagen is verstreken.

   De consument draagt alleen de directe kosten van het terugzenden van de goederen, tenzij de onderneming ermee instemt deze kosten te dragen of de onderneming heeft nagelaten de consument mee te delen dat deze laatste de kosten moet dragen.

§ 2. De consument is alleen aansprakelijk voor de waardevermindering van de goederen die het gevolg is van het behandelen van de goederen dat verder gaat dan nodig was om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen vast te stellen. De consument is in geen geval aansprakelijk voor waardevermindering van de goederen wanneer de onderneming heeft nagelaten om overeenkomstig artikel VI.45, § 1, 8°, informatie over het herroepingsrecht te verstrekken.

§ 3. Indien een consument het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig artikel VI.46, § 8, heeft gedaan, betaalt de consument de onderneming een bedrag dat evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op het moment dat de consument de onderneming ervan in kennis heeft gesteld dat hij zijn herroepingsrecht uitoefent, vergeleken met de volledige uitoefening van de overeenkomst. Het evenredige bedrag dat de consument aan de onderneming moet betalen wordt berekend op grondslag van de totale prijs zoals vastgelegd in de overeenkomst. Als de totale prijs excessief is, wordt het evenredige bedrag berekend op grondslag van de marktwaarde van het geleverde.

§ 4. De consument draagt geen enkele kost voor:
1° de uitvoering van diensten, of de levering van water, gas of elektriciteit, wanneer deze niet in beperkte volumes of in een bepaalde hoeveelheid gereed voor verkoop zijn gemaakt, of van stadsverwarming, die geheel of ten dele, tijdens de herroepingstermijn zijn verleend, indien
a) de onderneming heeft nagelaten de informatie overeenkomstig artikel VI.45, § 1, 8° of 10° te verstrekken, of
b) de consument er niet uitdrukkelijk om heeft verzocht met de uitvoering van de dienst te beginnen tijdens de herroepingstermijn overeenkomstig artikel VI.46, § 8; of
2° de volledige of gedeeltelijke levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, indien:
a) de consument er van te voren niet uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de uitvoering kan beginnen vóór het einde van de in artikel VI.47 bedoelde periode van 14 dagen; of
b) de consument niet heeft erkend zijn recht op herroeping te verliezen bij het verlenen van zijn toestemming, of
c) de onderneming heeft nagelaten bevestiging te verstrekken overeenkomstig artikel VI.46, § 7.

§ 5. Tenzij anders bepaald in artikel VI.50, § 2, en in dit artikel, kan de consument in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld ingevolge de uitoefening van zijn herroepingsrecht. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.52

[1 § 1. De uitoefening van het herroepingsrecht beëindigt de verplichting voor de partijen om:
1° de overeenkomst op afstand uit te voeren, of
2° een overeenkomst op afstand te sluiten, in het geval de consument een aanbod heeft gedaan.

§ 2. [2 Onverminderd de toepassing van artikel VII. 92, eerste en tweede lid, ]2 stelt de uitoefening door de consument van zijn herroepingsrecht voor een overeenkomst op afstand overeenkomstig de artikelen VI.47 tot en met VI.52, § 1, automatisch een einde aan elke aanvullende overeenkomst, zonder kosten voor de consument, behoudens de kosten bedoeld in artikel VI.50, § 2, en artikel VI.51. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2014-04-19/39, art. 22, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art. VI.53

[1 De consument kan het herroepingsrecht waarin artikel VI.47 voorziet niet uitoefenen voor:
1° dienstenovereenkomsten na volledige uitvoering van de dienst als de uitvoering is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande instemming van de consument, en mits de consument heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht verliest zodra de onderneming de overeenkomst volledig heeft uitgevoerd;
2° de levering of verstrekking van goederen of diensten waarvan de prijs gebonden is aan schommelingen op de financiële markt waarop de onderneming geen invloed heeft en die zich binnen de herroepingstermijn kunnen voordoen;
3° de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde goederen, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn;
4° de levering van goederen die snel bederven of met een beperkte houdbaarheid;
5° de levering van verzegelde goederen die niet geschikt zijn om te worden teruggezonden om redenen van gezondheidsbescherming of hygiëne en waarvan de verzegeling na de levering is verbroken;
6° de levering van goederen die na levering door hun aard onherroepelijk vermengd zijn met andere producten;
7° de levering van alcoholische dranken waarvan de prijs is overeengekomen bij de sluiting van de verkoopovereenkomst, maar waarvan de levering slechts kan plaatsvinden na 30 dagen, en waarvan de werkelijke waarde afhankelijk is van schommelingen van de markt waarop de onderneming geen invloed heeft;
8° overeenkomsten waarbij de consument de onderneming specifiek verzocht heeft hem te bezoeken om daar dringende herstellingen of onderhoud te verrichten; wanneer echter de onderneming bij een dergelijk bezoek aanvullende diensten verleent waar de consument niet expliciet om heeft gevraagd, of andere goederen levert dan vervangstukken die noodzakelijk gebruikt worden om het onderhoud of de herstellingen uit te voeren, is het herroepingsrecht op die aanvullende diensten of goederen van toepassing;
9° de levering van verzegelde audio- en verzegelde video-opnamen en verzegelde computerprogrammatuur waarvan de verzegeling na levering is verbroken;
10° de levering van kranten, tijdschriften of magazines, met uitzondering van overeenkomsten voor een abonnement op dergelijke publicaties;
11° overeenkomsten die zijn gesloten tijdens een openbare veiling;
12° de terbeschikkingstelling van accommodatie anders dan voor woondoeleinden, [2 vervoer ]2, autoverhuurdiensten, catering en diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding, indien in de overeenkomsten een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien;
13° de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, als de uitvoering is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de consument en mits de consument heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht daarmee verliest;
14° de overeenkomsten voor diensten voor weddenschappen en loterijen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2014-04-02/21, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 2. - [1 Overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten ]1
Art. VI.54

[1 Voor de overeenkomsten betreffende financiële diensten die een initieel akkoord over diensten omvatten, gevolgd door opeenvolgende verrichtingen of een reeks in de tijd gespreide aparte verrichtingen van dezelfde aard, is deze afdeling enkel van toepassing op het initiële akkoord.

   Ingeval een initieel akkoord ontbreekt, maar de opeenvolgende verrichtingen of een reeks in de tijd gespreide aparte verrichtingen van dezelfde aard tussen dezelfde overeenkomstsluitende partijen worden uitgevoerd, zijn de artikelen VI.55 en VI.56 uitsluitend van toepassing wanneer de eerste verrichting wordt uitgevoerd. Indien er evenwel langer dan één jaar geen verrichting van dezelfde aard wordt uitgevoerd, wordt de uitvoering van de volgende verrichting geacht de uitvoering van de eerste van een nieuwe reeks verrichtingen te zijn waarop de artikelen VI.55 en VI.56 van toepassing zijn. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.55

[1 § 1. Te gelegener tijd, voordat de consument gebonden is door een overeenkomst of door een aanbod, dient hij ondubbelzinnig, op heldere en begrijpelijke wijze en door elk middel dat aangepast is aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand te worden ingelicht over minstens de volgende elementen:
1° de aanbieder
a) de identiteit van de aanbieder, met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn hoofdactiviteit, zijn geografisch adres, alsmede enig ander geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen tussen consument en aanbieder;
b) ingeval de aanbieder vertegenwoordigd wordt in de lidstaat waar de consument woont, de identiteit van deze vertegenwoordiger, en het geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen tussen de consument en de vertegenwoordiger;
c) indien de consument te maken heeft met een andere onderneming dan de aanbieder, de identiteit van die onderneming, de hoedanigheid waarin zij tegenover de consument optreedt en het geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen tussen de consument en deze onderneming;
d) wanneer de activiteit van de aanbieder en/of de andere onderneming waarmee de consument te maken heeft, onderworpen is aan een vergunningsstelsel, de coördinaten van de bevoegde toezichthoudende autoriteit;
2° de financiële dienst
a) een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst;
b) de totale prijs die de consument aan de onderneming moet betalen voor de financiële dienst, met inbegrip van alle daarmee samenhangende vergoedingen, kosten en uitgaven, alsmede alle belastingen en taksen die via de onderneming moeten worden betaald, of, wanneer de exacte prijs niet kan worden aangegeven, de grondslag voor de berekening van de prijs, zodat de consument deze kan nagaan;
c) desgevallend, de vermelding dat de financiële dienst betrekking heeft op instrumenten die bijzondere risico's met zich meebrengen ingevolge hun specifieke kenmerken of de uit te voeren verrichtingen, of waarvan de prijs afhangt van schommelingen op de financiële markten waarop de aanbieder geen invloed heeft, alsmede de vermelding dat in het verleden behaalde resultaten geen enkele waarborg kunnen geven met betrekking tot het toekomstig rendement;
d) de vermelding van het eventuele bestaan van andere taksen, belastingen en/of kosten die niet via de onderneming worden betaald of door haar worden opgelegd;
e) elke beperking van de geldigheidsduur van de verstrekte informatie;
f) de wijze van betaling en uitvoering;
g) elke specifieke extra kost voor de consument betreffende het gebruik van de techniek voor communicatie op afstand, wanneer deze bijkomende kost wordt aangerekend;
3° de overeenkomst op afstand
a) het al dan niet bestaan van het in artikel VI.58 bedoelde herroepingsrecht, en, waar dat recht bestaat, de duur van en de wijze van de uitoefening van dat recht, met inbegrip van informatie over het bedrag dat de consument gehouden kan zijn te betalen op grond van artikel VI.59, § 1, alsook de gevolgen van het niet uitoefenen van dat recht;
b) de minimumduur van de op afstand te sluiten overeenkomst bij permanente of periodieke verrichting van financiële diensten;
c) de informatie over het eventuele recht van de partijen om de overeenkomst vroegtijdig of eenzijdig op te zeggen op grond van de bepalingen van de overeenkomst op afstand, met inbegrip van de opzegvergoedingen die de overeenkomst eventueel oplegt;
d) de praktische instructies voor de uitoefening van het herroepingsrecht, met aanduiding van onder andere het adres waarnaar de kennisgeving moet worden gezonden;
e) de wetgeving of wetgevingen die door de onderneming worden gebruikt als grondslag voor de totstandkoming van de betrekkingen met de consument vóór de sluiting van de overeenkomst;
f) elke contractuele bepaling inzake het op de overeenkomst toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter;
g) de taal of talen waarin de contractvoorwaarden en de in dit artikel bedoelde voorafgaande informatie worden verstrekt, en voorts de taal of talen waarin de onderneming, met instemming van de consument, toezegt te zullen communiceren gedurende de looptijd van de overeenkomst;
4° de rechtsmiddelen;
a) het bestaan of de afwezigheid van buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures toegankelijk voor de consument die partij is bij de overeenkomst op afstand, en indien deze bestaan, de wijze waarop men er gebruik van kan maken;
b) het bestaan van garantiefondsen of andere compensatieregelingen die niet vallen onder [2 de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen ]2 en onder de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor depostio's en financiële instrumenten.

   Het commerciële oogmerk van die informatie moet duidelijk vast te stellen zijn.

§ 2. Informatie over contractuele verplichtingen, die in de precontractuele fase aan de consument wordt meegedeeld, dient in overeenstemming te zijn met de contractuele verplichtingen die in geval van het sluiten van de overeenkomst op afstand zouden gelden op grond van het toepasselijk geachte recht. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2016-10-25/04, art. 172, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
Art. VI.56

[1 In geval van communicatie per spraaktelefonie moeten de identiteit van de onderneming en het commerciële oogmerk van de oproep aan het begin van elk gesprek met de consument expliciet duidelijk worden gemaakt.

   Mits de consument hiermee uitdrukkelijk toestemt, hoeft alleen de volgende informatie te worden verstrekt:
a) de identiteit en de hoedanigheid van de persoon die in contact staat met de consument en zijn band met de aanbieder;
b) een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst;
c) de totale prijs die de consument aan de onderneming moet betalen voor de financiële dienst, met inbegrip van alle daarmee samenhangende vergoedingen, kosten en uitgaven, alsmede alle belastingen en taksen die via de onderneming moeten worden betaald, of, wanneer de exacte prijs niet kan worden aangegeven, de grondslag voor de berekening van de prijs, zodat de consument deze kan nagaan;
d) de vermelding van het eventuele bestaan van andere taksen, belastingen en/of kosten die niet via de onderneming worden betaald of door haar worden opgelegd;
e) het al dan niet bestaan van het herroepingsrecht waarin artikel VI.58 voorziet en, waar dat recht bestaat, de duur en de wijze van de uitoefening van dat recht, met inbegrip van informatie over het bedrag dat de consument gehouden kan zijn te betalen op grond van artikel VI.59, § 1, alsook de gevolgen van het niet uitoefenen van dat recht.

   De onderneming deelt de consument mee dat op verzoek andere informatie beschikbaar is, en stelt hem in kennis van de aard van die informatie. De onderneming verstrekt in elk geval de volledige informatie wanneer ze voldoet aan haar verplichtingen krachtens artikel VI.57. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.57

[1 § 1. Te gelegener tijd voordat de consument gebonden is door een overeenkomst op afstand of door een aanbod, stelt de onderneming de consument in kennis van alle contractvoorwaarden en van de in artikel VI.55, § 1, bedoelde informatie, op papier of op een andere voor de consument beschikbare en toegankelijke duurzame gegevensdrager.

§ 2. De onderneming voldoet onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst aan de verplichting waartoe ze gehouden is krachtens paragraaf 1, wanneer de overeenkomst op afstand op verzoek van de consument is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand waarmee de contractvoorwaarden en de informatie niet overeenkomstig paragraaf 1 kunnen worden verstrekt.

§ 3. Gedurende de contractuele relatie heeft de consument, wanneer hij het vraagt, te allen tijde het recht om de contractvoorwaarden op papier te verkrijgen. Voorts heeft de consument het recht om van de gebruikte techniek voor communicatie op afstand te veranderen, tenzij dat niet te verenigen is met de gesloten overeenkomst of de aard van de verstrekte financiële dienst. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.58

[1 § 1. De consument beschikt over een termijn van minstens 14 kalenderdagen om de overeenkomst op afstand met betrekking tot een financiële dienst te herroepen. Hij kan dit recht uitoefenen zonder betaling van een boete en zonder opgave van enige reden.

   Voor de uitoefening van dit recht gaat de termijn in :
- hetzij op de dag waarop de overeenkomst op afstand wordt gesloten;
- hetzij op de dag waarop de consument de in artikel VI.57, § 1 of § 2, bedoelde contractsvoorwaarden en informatie ontvangt, indien deze dag valt na die welke is bedoeld in het eerste streepje.

   De kennisgeving wordt als tijdig aangemerkt indien zij schriftelijk of op een voor de ontvanger beschikbare en toegankelijke duurzame gegevensdrager is verzonden vóór het verstrijken van de termijn.

§ 2. Het herroepingsrecht is niet van toepassing op :
1° financiële diensten waarvan de prijs afhankelijk is van schommelingen op de financiële markt waarop de aanbieder geen vat heeft, en die zich tijdens de herroepingstermijn kunnen voordoen.

   Dit geldt onder meer voor diensten in verband met :
- wisselverrichtingen;
- geldmarktinstrumenten;
- effecten;
- rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging;
- financiële termijncontracten ("futures"), met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten;
- rentetermijncontracten ("FRA's");
- rente- of valutaswaps en swaps betreffende aan aandelen of een aandelenindex gekoppelde cashflows ("equity swaps");
- opties ter verkrijging of vervreemding van in dit punt bedoelde instrumenten, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten, inzonderheid valuta- en renteopties;
2° overeenkomsten die op uitdrukkelijk verzoek van de consument door beide partijen volledig zijn uitgevoerd voordat de consument van zijn herroepingsrecht gebruik maakt;
[2 de hypothecaire kredietovereenkomsten onderworpen aan boek VII, titel 4, hoofdstuk 2. ]2

§ 3. Indien aan een overeenkomst op afstand voor een bepaalde financiële dienst een andere overeenkomst is gehecht betreffende financiële diensten die worden geleverd door een aanbieder of door een derde op grond van een overeenkomst tussen de derde en de onderneming, wordt die bijkomende overeenkomst zonder boete ontbonden indien de consument zijn herroepingsrecht bedoeld in paragraaf 1 uitoefent. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> (2)<W 2014-04-19/39, art. 23, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art. VI.59

[1 § 1. Gedurende de herroepingstermijn mag met de uitvoering van de overeenkomst pas na toestemming van de consument een begin worden gemaakt.

   Oefent de consument het in artikel VI.58, § 1, bedoelde herroepingsrecht uit, dan is hij enkel gehouden tot de onverwijlde betaling van de door de aanbieder krachtens de overeenkomst op afstand effectief verleende financiële dienst.

   Het te betalen bedrag mag :
- niet hoger zijn dan een bedrag evenredig aan de verhouding tussen de reeds geleverde dienst en het geheel van de prestaties waarin de overeenkomst op afstand voorziet;
- in geen geval zo hoog zijn dat het als een boete kan worden opgevat.

§ 2. De aanbieder kan van de consument slechts betaling op grond van paragraaf 1 eisen indien hij kan aantonen dat de consument overeenkomstig artikel VI.55, § 1, 3°, a, naar behoren geïnformeerd was over het te betalen bedrag. Hij mag deze betaling in geen geval eisen wanneer hij, zonder dat de consument daarom vooraf heeft verzocht, vóór het verstrijken van de in artikel VI.58, § 1, bedoelde herroepingstermijn, met de uitvoering van de overeenkomst begonnen is.

§ 3. De aanbieder is ertoe gehouden de consument zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen dertig kalenderdagen alle bedragen terug te betalen die hij krachtens de overeenkomst op afstand van hem ontvangen heeft, met uitzondering van het in paragraaf 1 bedoelde bedrag. Deze termijn gaat in op de dag waarop de aanbieder de kennisgeving van de herroeping ontvangt.

§ 4. De consument geeft de aanbieder onverwijld, en uiterlijk binnen dertig kalenderdagen, alle bedragen en/of zaken terug die hij van de aanbieder heeft ontvangen. Deze termijn gaat in op de dag waarop de consument de kennisgeving van zijn herroeping verzendt. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.60

[1 § 1. De aanbieder is jegens de consument aansprakelijk voor het naleven van de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen VI.55 tot VI.57.

§ 2. Bij niet-naleving van de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen VI.55, § 1, 2° en 3°, VI.56 en VI.57, kan de consument de overeenkomst via een met redenen omkleed en ter post aangetekend schrijven binnen een redelijke termijn vanaf het ogenblik waarop hij kennis had of hoorde te hebben van de niet-nageleefde verplichting, zonder kosten en zonder boete opzeggen. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.61

[1 De verzending van goederen en van titels die diensten vertegenwoordigen, gebeurt steeds op risico van degene die met de consument heeft gecontracteerd. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 3. - [1 Aan dit hoofdstuk gemene bepalingen ]1
Art. VI.62

[1 Het komt aan de onderneming toe het bewijs te leveren dat ze heeft voldaan aan de verplichtingen inzake de informatie aan de consument, de naleving van de termijnen, de toestemming van de consument met het sluiten van de overeenkomst en, desgevallend, met de uitvoering ervan gedurende de herroepingstermijn. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.63

[1 De bedingen en voorwaarden, of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken de bewijslast voor de naleving van alle of een deel van de in deze afdeling bedoelde verplichtingen die rusten op de onderneming en, in het geval van overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten, op de aanbieder, op de consument te leggen, zijn verboden en nietig.

   Elk beding waarbij de consument verzaakt aan het voordeel van de rechten die hem door deze afdeling worden toegekend, wordt voor niet geschreven gehouden.

   Elk beding dat de wet van een staat die geen lid is van de Europese Unie op de overeenkomst toepasselijk verklaart, is verboden en nietig voor wat de in deze afdeling geregelde aangelegenheden betreft, wanneer bij gebreke van dat beding de wet van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing zou zijn en die wet de consumenten in de genoemde aangelegenheden een hogere bescherming zou bieden. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 3. - [1 Buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten ]1
Art. VI.63/1

[1 § 1. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op overeenkomsten opgesteld door een notaris of door een gerechtsdeurwaarder in hun hoedanigheid van openbaar ambtenaar.

§ 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op overeenkomsten met betrekking tot juridische bijstand geleverd door een advocaat met toepassing van deel II, boek IIIbis, van het Gerechtelijk Wetboek. ]1

(1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 95, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VI.64

[1 § 1. Voordat de consument door een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, daartoe gebonden is, verstrekt de onderneming de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie :
1° de voornaamste kenmerken van de goederen en de diensten voor zover aangepast is aan de gebruikte drager en de goederen of diensten;
2° de identiteit van de onderneming, onder meer haar ondernemingsnummer, haar handelsnaam;
3° het geografisch adres waar de onderneming gevestigd is, het telefoonnummer, fax en e-mailadres van de onderneming, indien beschikbaar, zodat de consument snel contact met de onderneming kan opnemen en er efficiënt mee kan communiceren alsmede, indien van toepassing, het geografisch adres en de identiteit van de onderneming voor wiens rekening ze optreedt;
4° wanneer dat verschilt van het overeenkomstig punt 3° verstrekte adres, het geografisch adres van de bedrijfsvestiging van de onderneming, en desgevallend dat van de onderneming voor wiens rekening ze optreedt, waaraan de consument eventuele klachten kan richten;
5° de totale prijs van de goederen of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van het goed of de dienst de prijs redelijkerwijze niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend en, desgevallend, alle extra vracht-, leverings- of portokosten en eventuele andere kosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn. In het [geval van een overeenkomst van onbepaalde duur of een overeenkomst die een abonnement inhoudt], omvat de totale prijs de totale kosten per factureringsperiode. Indien voor dergelijke overeenkomsten een vast tarief van toepassing is, omvat de totale prijs ook de totale maandelijkse kosten. Indien de totale kosten niet redelijkerwijze vooraf kunnen worden berekend, wordt de manier waarop de prijs moet worden berekend, meegedeeld; <erratum, b.st. 18-03-2014,p. 22131>
6° de wijze van betaling, levering, uitvoering, de termijn waarbinnen de onderneming zich verbindt het goed te leveren of de diensten te verlenen, en desgevallend, het beleid van de onderneming inzake klachtenbehandeling;
7° wanneer een herroepingsrecht bestaat, de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht overeenkomstig artikel VI.69, § 1, alsmede het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 2 bij dit boek;
8° desgevallend, het feit dat de consument de kosten van het terugzenden van de goederen zal moeten dragen in geval van herroeping;
9° ingeval de consument het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig artikel VI.65, § 2, tweede lid, heeft gedaan, dat de consument gebonden is de onderneming zijn redelijke kosten te vergoeden overeenkomstig artikel VI.71, § 3;
10° indien er niet voorzien is in een herroepingsrecht overeenkomstig artikel VI.73, de informatie dat de consument geen herroepingsrecht heeft of, desgevallend, de omstandigheden waarin de consument zijn herroepingsrecht verliest;
11° een herinnering aan het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit van de goederen;
12° desgevallend, het bestaan en de voorwaarden van bijstand aan de consument na verkoop, diensten na verkoop en commerciële garanties;
13° desgevallend, het bestaan van relevante gedragscodes en hoe daarvan kopie verkrijgbaar is;
14° desgevallend, de duur van de overeenkomst of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;
15° desgevallend, de minimumduur van de verplichtingen van de consument uit hoofde van de overeenkomst;
16° desgevallend, het bestaan en de voorwaarden van waarborgsommen of andere financiële garanties die de consument op verzoek van de onderneming moet betalen of bieden;
17° desgevallend, de functionaliteit van digitale inhoud met inbegrip van toepasselijke technische beveiligingsvoorzieningen;
18° desgevallend, de relevante interoperabiliteit van digitale inhoud met hardware en software waarvan de onderneming op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn;
19° desgevallend, de mogelijkheid van toegang tot buitengerechtelijke klachten- en geschillenbeslechtingsprocedures waaraan de onderneming is onderworpen, en de wijze waarop daar toegang toe is.

§ 2. Bij een openbare veiling, kan de in paragraaf 1, onder 2°, 3° en 4°, bedoelde informatie vervangen worden door de overeenkomstige gegevens van de ministeriële ambtenaar die belast is met de openbare verkoopverrichtingen.

§ 3. De in paragraaf 1, onder 7°, 8° en 9°, bedoelde informatie kan worden verstrekt door middel van de modelinstructies voor herroeping vermeld in het model opgenomen als bijlage 1 bij dit boek. De onderneming die deze instructies correct ingevuld aan de consument heeft verstrekt, heeft voldaan aan de informatievoorschriften vastgelegd in paragraaf 1, onder 7°, 8° en 9°.

§ 4. De in paragraaf 1 bedoelde informatie vormt een integraal onderdeel van de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst en wordt niet gewijzigd, tenzij de partijen bij de overeenkomst uitdrukkelijk anders overeenkomen.

§ 5. Indien de onderneming niet voldaan heeft aan de informatievoorschriften betreffende extra lasten en andere kosten zoals bedoeld in paragraaf 1, 5°, of betreffende de kosten van het terugzenden van de goederen zoals bedoeld in paragraaf 1, 8°, draagt de consument deze lasten of kosten niet.

§ 6. De bewijslast voor de naleving van de in dit artikel neergelegde informatievoorschriften ligt bij de onderneming.

§ 7. De Koning kan, wat de overeenkomsten betreft waarbij de consument uitdrukkelijk om de diensten bij de onderneming heeft verzocht met het oog op het verrichten van herstellings- of onderhoudswerken, waarvoor de onderneming en de consument hun contractuele verplichtingen onmiddellijk nakomen en het door de consument te betalen bedrag niet meer dan 200 euro bedraagt, vrijstellingen vaststellen op de in paragraaf 1 bedoelde informatieverplichting.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.65

[ [#S1;S#] § 1. De onderneming verstrekt de in artikel VI.64, § 1, genoemde informatie aan de consument op papier of, indien de consument hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager. Die informatie wordt verstrekt in een leesbare vorm en in een duidelijke en begrijpelijke taal.

§ 2. De onderneming verstrekt de consument een kopie van de ondertekende overeenkomst of de bevestiging van de overeenkomst op papier of, indien de consument hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager, desgevallend met inbegrip van de bevestiging van de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming en de erkenning van de consument overeenkomstig artikel VI.73, 13°.

   Indien de consument wenst dat de verrichting van diensten of de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, of van stadsverwarming aanvangt tijdens de in artikel VI.67, § 2, voorziene herroepingstermijn, eist de onderneming dat de consument daar uitdrukkelijk om verzoekt op een duurzame gegevensdrager.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.66

[ [#S1;S#] Vallen niet onder de toepassing van dit hoofdstuk:
1° de verkopen van voedingsmiddelen, dranken of andere goederen die bestemd zijn voor dagelijkse huishoudelijke consumptie en die fysiek door een onderneming op basis van frequente en regelmatige rondes bij de woon- of verblijfplaats, dan wel arbeidsplaats van de consument worden afgeleverd;
2° de verzekeringsovereenkomsten;
3° de verkopen georganiseerd in het raam van manifestaties zonder handelskarakter en met een uitsluitend menslievend doel, onder de voorwaarden bepaald in uitvoering van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, en voor zover de verkoopsom 50 euro niet overschrijdt. De Koning kan dit bedrag aanpassen voor zover het 50 euro niet overschrijdt;
4° [ [#S3;S#] de kredietovereenkomsten, onderworpen aan boek VII van dit wetboek.] [#S3;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2014-04-19/39, art. 24, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015> ( 3)<W 2016-04-22/01, art. 36, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VI.67

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd artikel VI.73 beschikt de consument over een termijn van 14 dagen om de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zonder opgave van redenen te herroepen, en zonder andere kosten te moeten dragen dan die welke in artikel VI.70, § 1, tweede lid, en artikel VI.71 zijn vastgesteld.

§ 2. Onverminderd artikel VI.68 verstrijkt de in paragraaf 1 bedoelde herroepingstermijn 14 dagen na:
1° voor dienstenovereenkomsten, de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten;
2° voor verkoopovereenkomsten, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen fysiek in bezit neemt of :
a) indien de consument in dezelfde bestelling meerdere goederen heeft besteld die afzonderlijk worden geleverd, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, het laatste goed fysiek in bezit neemt;
b) indien de levering van een goed bestaat uit verschillende zendingen of onderdelen, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de laatste zending of het laatste onderdeel fysiek in bezit neemt;
c) voor overeenkomsten betreffende regelmatige levering van goederen gedurende een bepaalde periode, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, het eerste goed fysiek in bezit neemt.
3° wat betreft overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed voor verkoop zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, van stadsverwarming, de dag van de sluiting van de overeenkomst.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 10, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VI.68

[ [#S1;S#] Indien de onderneming de consument niet de ingevolge artikel VI.64, § 1, 7°, verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn af twaalf maanden na het einde van de oorspronkelijke in artikel VI.67, § 2, vastgestelde herroepingstermijn.

   Indien de onderneming de in het eerste lid van dit artikel bedoelde informatie aan de consument heeft verstrekt binnen twaalf maanden na de in artikel VI.67, § 2, bedoelde dag, verstrijkt de herroepingstermijn veertien dagen na de dag waarop de consument die informatie heeft ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.69

[ [#S1;S#] § 1. Voor het verstrijken van de herroepingstermijn stelt de consument de onderneming op de hoogte van zijn beslissing de overeenkomst te herroepen. Daartoe kan de consument :
1° gebruikmaken van het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 2 bij dit boek, of
2° een andere ondubbelzinnige verklaring afgeven waarin hij verklaart de overeenkomst te herroepen.

§ 2. De consument heeft zijn herroepingsrecht binnen de in artikel VI.67, § 2, en artikel VI.68, bedoelde herroepingstermijn uitgeoefend indien de consument de mededeling betreffende de uitoefening van het herroepingsrecht verzendt voordat deze termijn is verstreken.

§ 3. De onderneming kan, naast de in paragraaf 1 bedoelde mogelijkheden, de consument de mogelijkheid bieden om het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 2 bij dit boek, of een andere ondubbelzinnige verklaring op de website van de onderneming elektronisch in te vullen en toe te zenden. In deze gevallen deelt de onderneming de consument onverwijld en op een duurzame gegevensdrager de bevestiging van de ontvangst van de herroeping mee.

§ 4. De bewijslast ten aanzien van de uitoefening van het herroepingsrecht overeenkomstig dit artikel ligt bij de consument.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.70

[ [#S1;S#] § 1. De onderneming vergoedt alle van de consument ontvangen betalingen, inclusief, desgevallend, de leveringskosten, onverwijld en in elk geval veertien dagen na de dag waarop ze wordt geïnformeerd van de beslissing van de consument om de overeenkomst overeenkomstig artikel VI.69 te herroepen.

   De onderneming verricht de terugbetaling als bedoeld in het eerste lid onder gebruikmaking van hetzelfde betaalmiddel als hetgeen door de consument tijdens de oorspronkelijke transactie werd gebruikt, tenzij de consument uitdrukkelijk met een ander betaalmiddel heeft ingestemd en met dien verstande dat de consument als gevolg van zulke terugbetaling geen kosten mag hebben.

§ 2. Onverminderd paragraaf 1 wordt van de onderneming niet verlangd de bijkomende kosten terug te betalen, als de consument uitdrukkelijk voor een andere wijze van levering dan de door de onderneming geboden goedkoopste standaardlevering heeft gekozen.

§ 3. Behoudens wanneer de onderneming heeft aangeboden zelf de goederen af te halen, mag de onderneming, voor wat betreft verkoopovereenkomsten, wachten met de terugbetaling totdat hij alle goederen heeft teruggekregen, of totdat de consument heeft aangetoond dat hij de goederen heeft teruggezonden, naar gelang welk tijdstip eerst valt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.71

[ [#S1;S#] § 1. Onverwijld en in elk geval binnen 14 dagen na de dag waarop hij zijn beslissing om de overeenkomst te herroepen overeenkomstig artikel VI.69 aan de onderneming heeft meegedeeld, zendt de consument de goederen terug of overhandigt die aan de onderneming of aan een persoon die door de onderneming gemachtigd is om de goederen in ontvangst te nemen, tenzij de onderneming aangeboden heeft de goederen zelf af te halen. De termijn is in acht genomen wanneer de consument de goederen terugstuurt voordat de termijn van 14 dagen is verstreken.

   De consument draagt alleen de directe kosten van het terugzenden van de goederen, tenzij de onderneming ermee instemt deze kosten te dragen of de onderneming heeft nagelaten de consument mee te delen dat deze laatste de kosten moet dragen.

   Wat buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten betreft, haalt de onderneming, indien de goederen bij de consument thuis zijn geleverd bij het sluiten van de overeenkomst, deze op eigen kosten af indien de goederen door hun aard niet per gewone post kunnen worden teruggezonden.

§ 2. De consument is alleen aansprakelijk voor de waardevermindering van de goederen die het gevolg is van het behandelen van de goederen dat verder gaat dan nodig was om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen vast te stellen. De consument is in geen geval aansprakelijk voor waardevermindering van de goederen wanneer de onderneming heeft nagelaten om overeenkomstig artikel VI.64, § 1, 7°, informatie over het herroepingsrecht te verstrekken.

§ 3. Indien een consument het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een uitdrukkelijk verzoek overeenkomstig artikel VI.65, § 2, tweede lid, heeft gedaan, betaalt de consument de onderneming een bedrag dat evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op het moment dat de consument de onderneming ervan in kennis heeft gesteld dat hij zijn herroepingsrecht uitoefent, vergeleken met de volledige uitoefening van de overeenkomst. Het evenredige bedrag dat de consument aan de onderneming moet betalen wordt berekend op grondslag van de totale prijs zoals vastgelegd in de overeenkomst. Als de totale prijs excessief is, wordt het evenredige bedrag berekend op grondslag van de marktwaarde van het geleverde.

§ 4. De consument draagt geen kosten voor :
1° de uitvoering van diensten, of de levering van water, gas of elektriciteit, wanneer deze niet in beperkte volumes of in een bepaalde hoeveelheid gereed voor verkoop zijn gemaakt, of van stadsverwarming, die geheel of ten dele tijdens de herroepingstermijn zijn verleend, indien :
a) de onderneming heeft nagelaten de informatie overeenkomstig artikel VI.64, § 1, 7° en 9° te verstrekken, of
b) de consument er niet uitdrukkelijk om heeft verzocht met de uitvoering van de dienst te beginnen tijdens de herroepingstermijn overeenkomstig artikel VI.65, § 2, tweede lid, of
2° de volledige of gedeeltelijke levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, indien :
a) de consument er van te voren niet uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de uitvoering kan beginnen vóór het einde van de in artikel VI.67 bedoelde periode van 14 dagen,
b) de consument niet heeft erkend zijn recht op herroeping te verliezen bij het verlenen van zijn toestemming, of
c) de onderneming heeft niet voldaan aan de verplichtingen van artikel VI.65, § 2.

§ 5. Tenzij anders bepaald in artikel VI.70, § 2, en in dit artikel, kan de consument in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld ingevolge de uitoefening van zijn herroepingsrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.72

[ [#S1;S#] § 1. De uitoefening van het herroepingsrecht beëindigt de verplichting voor de partijen om :
1° de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst uit te voeren, of
2° de buiten verkoopruimte overeenkomst te sluiten, in het geval de consument een aanbod heeft gedaan.

§ 2. Onverminderd [ [#S2;S#] artikel VII.92] [#S2;S#], stelt de uitoefening door de consument van zijn herroepingsrecht voor een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst overeenkomstig de artikelen VI.67 tot en met VI.71, automatisch een einde aan elke aanvullende overeenkomst, zonder kosten voor de consument, behoudens de kosten bedoeld in artikel VI.70, § 2 en artikel VI.71.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 7, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. VI.73

[ [#S1;S#] De consument kan het herroepingsrecht waarin artikel VI.67 voorziet niet uitoefenen voor :
1° dienstenovereenkomsten na volledige uitvoering van de dienst als de uitvoering is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande instemming van de consument, en mits de consument heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht verliest zodra de onderneming de overeenkomst volledig heeft uitgevoerd;
2° de levering of verstrekking van goederen of diensten waarvan de prijs gebonden is aan schommelingen op de financiële markt waarop de onderneming geen invloed heeft en die zich binnen de herroepingstermijn kunnen voordoen;
3° de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde goederen, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn;
4° de levering van goederen die snel bederven of met een beperkte houdbaarheid;
5° de levering van verzegelde goederen die niet geschikt zijn om te worden teruggezonden om redenen van gezondheidsbescherming of hygiëne en waarvan de verzegeling na de levering is verbroken;
6° de levering van goederen die na levering door hun aard onherroepelijk vermengd zijn met andere producten;
7° de levering van alcoholische dranken waarvan de prijs is overeengekomen bij de sluiting van de verkoopovereenkomst, maar waarvan de levering slechts kan plaatsvinden na 30 dagen, en waarvan de werkelijke waarde afhankelijk is van schommelingen van de markt waarop de onderneming geen invloed heeft;
8° overeenkomsten waarbij de consument de onderneming specifiek verzocht heeft hem te bezoeken om daar dringende herstellingen of onderhoud te verrichten; wanneer echter de onderneming bij een dergelijk bezoek aanvullende diensten verleent waar de consument niet expliciet om heeft gevraagd, of andere goederen levert dan vervangstukken die noodzakelijk gebruikt worden om het onderhoud of de herstellingen uit te voeren, is het herroepingsrecht op die aanvullende diensten of goederen van toepassing;
9° de levering van verzegelde audio- en verzegelde video-opnamen en verzegelde computerprogrammatuur waarvan de verzegeling na levering is verbroken;
10° de levering van kranten, tijdschriften of magazines, met uitzondering van overeenkomsten voor een abonnement op dergelijke publicaties;
11° overeenkomsten die zijn gesloten tijdens een openbare veiling;
12° de terbeschikkingstelling van accommodatie anders dan voor woondoeleinden, [ [#S2;S#] vervoer] [#S2;S#], autoverhuurdiensten, catering en diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding, indien in de overeenkomsten een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien;
13° de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, als de uitvoering is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de consument en mits de consument heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht daarmee verliest;
14° de overeenkomsten betreffende de constructie van nieuwe gebouwen en de ingrijpende verbouwing van bestaande gebouwen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2014-04-02/21, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.74

[ [#S1;S#] De tekoopaanbieding en de verkoop van producten door middel van ambulante activiteiten is slechts toegestaan voor zover daarbij de wetgeving op die activiteiten wordt nageleefd. Voor het overige zijn de bepalingen van dit boek daarop van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Openbare verkoop] [#S1;S#]
Art. VI.75

[ [#S1;S#] § 1. De openbare tekoopaanbiedingen en verkopen aan de consument, hetzij bij opbod, hetzij bij afslag, van vervaardigde goederen en de uitstalling van deze goederen met het oog op dergelijke verkopen, vallen onder de bepalingen van dit hoofdstuk, met uitzondering evenwel van de tekoopaanbiedingen en verkopen :

   1. zonder handelskarakter;

   2. van kunstvoorwerpen of voorwerpen uit een verzameling - met uitsluiting van tapijten en juwelen - of antiek;

   3. ter uitvoering van een wetsbepaling of van een rechterlijke beslissing;

   4. in het kader van een gerechtelijke reorganisatie of faillissement;

   5. door middel van een techniek voor communicatie op afstand.

§ 2. De Koning kan bijzondere voorwaarden stellen voor de openbare tekoopaanbiedingen en verkopen van goederen die Hij bepaalt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.76

[ [#S1;S#] § 1. De openbare tekoopaanbiedingen en verkopen bedoeld in artikel VI.75 zijn alleen toegelaten wanneer zij op gebruikte goederen betrekking hebben.

§ 2. Als gebruikt wordt beschouwd elk goed dat duidelijke tekenen van gebruik vertoont, behalve indien de duidelijke tekenen van gebruik uitsluitend het resultaat zijn van een kunstmatig uitgevoerde verouderingsbehandeling, alsmede elk goed waarvan de onderneming kan bewijzen dat het reeds op normale wijze werd gebruikt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.77

[ [#S1;S#] De Koning kan, voor bepaalde goederen, afwijkingen toestaan van de bepaling van artikel VI.76, § 1, wanneer blijkt dat het moeilijk of onmogelijk is deze goederen volgens andere verkoopmethodes aan te bieden of te verkopen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.78

[ [#S1;S#] De openbare tekoopaanbiedingen en verkopen in de zin van artikel VI.75 mogen enkel gehouden worden in lokalen die hiervoor uitsluitend zijn bestemd, behoudens afwijkingen die, bij noodzaak, worden toegestaan door de minister of door de door hem daartoe aangewezen ambtenaar.

   Eenieder die een openbare tekoopaanbieding of verkoop organiseert, is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van het eerste lid en van artikel VI.76.

   De organisator vermeldt goed leesbaar zijn naam, voornaam of maatschappelijke benaming, woonplaats of maatschappelijke zetel en zijn ondernemingsnummer op alle aankondigingen, reclame en documenten die betrekking hebben op de openbare tekoopaanbieding en verkoop.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.79

[ [#S1;S#] De ministeriële ambtenaar die belast is met de openbare verkoopverrichtingen weigert zijn medewerking aan verrichtingen die de bepalingen van dit hoofdstuk niet naleven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Gezamenlijk aanbod] [#S1;S#]
Art. VI.80

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel VI.81 is het gezamenlijk aanbod aan de consument toegelaten voor zover het geen oneerlijke handelspraktijk in de zin van de artikelen VI.93 en volgende uitmaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.81

[ [#S1;S#] § 1. Elk gezamenlijk aanbod aan de consument, waarvan minstens één bestanddeel een financiële dienst is, en dat verricht wordt door een onderneming of door verscheidene ondernemingen die handelen met een gemeenschappelijke bedoeling, is verboden.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is het evenwel geoorloofd gezamenlijk aan te bieden :
1° financiële diensten die een geheel vormen;

   De Koning kan, op voordracht van de bevoegde ministers en van de minister van Financiën, de in de financiële sector aangeboden diensten aanduiden die een geheel vormen;
2° financiële diensten en kleine door de handelsgebruiken aanvaarde goederen en diensten;
3° financiële diensten en titels tot deelneming aan wettig toegestane loterijen;
4° financiële diensten en voorwerpen waarop onuitwisbare en duidelijk zichtbare reclameopschriften zijn aangebracht, welke als dusdanig niet in de handel voorkomen, op voorwaarde dat de prijs waartegen de onderneming ze heeft gekocht, niet meer bedraagt dan 10 euro, exclusief BTW, of 5 % van de prijs, exclusief BTW, van de financiële dienst waarmee ze worden aangeboden. Het percentage van 5 % is van toepassing wanneer het bedrag dat hiermee overeenstemt hoger is dan 10 euro;
5° financiële diensten en chromo's, vignetten en andere beelden met geringe handelswaarde;
6° financiële diensten en titels bestaande uit documenten die, na de aanschaf van een bepaald aantal diensten, recht geven op een gratis aanbod of een prijsvermindering bij de aanschaf van een gelijkaardige dienst, voor zover dat voordeel door dezelfde onderneming verstrekt wordt en niet meer bedraagt dan een derde van de prijs van de vroeger aangeschafte diensten.

   De titels moeten de eventuele uiterste geldigheidsduur en de voorwaarden van het aanbod vermelden.

   Wanneer de onderneming een einde maakt aan haar aanbod, heeft de consument recht op het aangeboden voordeel naar verhouding van de vroeger gedane aankopen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige bedingen] [#S1;S#]
Art. VI.82

[ [#S1;S#] Voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter van een beding van een overeenkomst worden alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het ogenblik waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend met de aard van de producten waarop de overeenkomst betrekking heeft.

   Voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter wordt tevens rekening gehouden met het in artikel VI.37, § 1, bepaalde vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid van het beding.

   De beoordeling van het onrechtmatige karakter van bedingen heeft geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van, enerzijds, de prijs of vergoeding, en, anderzijds, de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.83

[ [#S1;S#] In de overeenkomsten gesloten tussen een onderneming en een consument zijn in elk geval onrechtmatig, de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken :
1° te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de consument terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil;
2° in overeenkomsten van onbepaalde duur te bepalen dat de prijs van de producten wordt vastgelegd op het ogenblik van levering, dan wel de onderneming toe te laten eenzijdig de prijs te verhogen of de voorwaarden ten nadele van de consument te wijzigen op basis van elementen die enkel afhangen van haar wil, zonder dat de consument in al deze gevallen het recht heeft om vooraleer de nieuwe prijs of de nieuwe voorwaarden van kracht worden, de overeenkomst zonder kosten of schadevergoeding te beëindigen en hem daartoe een redelijke termijn wordt gelaten.

   Zijn echter geoorloofd en geldig :
a) de bedingen van prijsindexering, voor zover deze niet onwettig zijn en de wijze waarop de prijzen worden aangepast expliciet beschreven is in de overeenkomst;
b) de bedingen waarbij de onderneming van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet te wijzigen, zonder enige opzegtermijn in geval van geldige reden, mits de onderneming verplicht wordt dit ter kennis te brengen van de consument en deze vrij is de overeenkomst onmiddellijk op te zeggen;
3° in overeenkomsten van bepaalde duur te bepalen dat de prijs van de producten wordt vastgelegd op het ogenblik van levering, dan wel de onderneming toe te laten eenzijdig de prijs te verhogen of de voorwaarden ten nadele van de consument te wijzigen op basis van elementen die enkel afhangen van haar wil, zelfs indien op dat ogenblik de consument de mogelijkheid wordt geboden om de overeenkomst te beëindigen.

   De in het 2°, tweede lid, bepaalde uitzonderingen zijn ook van toepassing met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde geval;
4° de onderneming het recht te verlenen om de kenmerken van het te leveren product te wijzigen, indien die kenmerken wezenlijk zijn voor de consument, of voor het gebruik waartoe hij het product bestemt, althans voor zover dit gebruik aan de onderneming was medegedeeld en door haar aanvaard of voor zover, bij gebrek aan een dergelijke specificatie, dit gebruik redelijkerwijze was te voorzien;
5° de leveringstermijn van een product eenzijdig te bepalen of te wijzigen;
6° de onderneming het recht te geven eenzijdig te bepalen of het geleverde product aan de bepalingen van de overeenkomst beantwoorden of haar het exclusieve recht te geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren;
7° de consument te verbieden de ontbinding van de overeenkomst te vragen ingeval de onderneming haar verbintenis niet nakomt;
8° het recht van de consument te beperken om de overeenkomst op te zeggen, wanneer de onderneming, in het raam van een contractuele garantieverplichting, haar verbintenis om het goed te herstellen of te vervangen niet of niet binnen een redelijke termijn nakomt;
9° de consument ertoe te verplichten zijn verbintenissen na te komen, terwijl de onderneming de hare niet is nagekomen, of in gebreke zou zijn deze na te komen;
10° onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek, de onderneming toe te staan de overeenkomst voor bepaalde duur eenzijdig te beeïndigen zonder schadeloosstelling voor de consument, behoudens overmacht;
11° onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek, de onderneming toe te staan een overeenkomst van onbepaalde duur op te zeggen zonder redelijke opzegtermijn, behoudens overmacht;
12° de consument niet toe te staan bij overmacht de overeenkomst te ontbinden, tenzij tegen betaling van een schadevergoeding;
13° de onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar grove schuld of voor die van haar aangestelden of lasthebbers, of, behoudens overmacht, voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt;
14° de wettelijke waarborg voor verborgen gebreken, bepaald bij de artikelen 1641 tot 1649 van het Burgerlijk Wetboek, of de wettelijke verplichting tot levering van een goed dat met de overeenkomst in overeenstemming is, bepaald bij de artikelen 1649bis tot 1649octies van het Burgerlijk Wetboek, op te heffen of te verminderen;
15° een onredelijk korte termijn te bepalen om gebreken in het geleverde product aan de onderneming te melden;
16° de consument te verbieden zijn schuld tegenover de onderneming te compenseren met een schuldvordering die hij op haar zou hebben;
17° het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de onderneming die in gebreke blijft;
18° de consument voor een onbepaalde termijn te binden, zonder duidelijke vermelding van een redelijke opzeggingstermijn;
19° de overeenkomst van bepaalde duur voor de opeenvolgende levering van goederen voor een onredelijke termijn te verlengen indien de consument niet tijdig opzegt;
20° een overeenkomst van bepaalde duur automatisch te verlengen bij het ontbreken van een tegengestelde kennisgeving van de consument, terwijl een al te ver van het einde van de overeenkomst verwijderde datum is vastgesteld als uiterste datum voor de kennisgeving van de wil van de consument om de overeenkomst niet te verlengen;
21° de bewijsmiddelen waarop de consument een beroep kan doen op ongeoorloofde wijze te beperken of hem een bewijslast op te leggen die normaliter op een andere partij bij de overeenkomst rust;
22° in geval van betwisting, de consument te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming;
23° [ [#S4;S#] een andere rechter aan te wijzen dan deze die is aangewezen door artikel 624, 1°, 2° en 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, onverminderd de toepassing van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;] [#S4;S#]
24° in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de consument, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die duidelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden;
25° de wettelijke aansprakelijkheid van de onderneming uit te sluiten of te beperken bij overlijden of lichamelijk letsel van de consument ten gevolge van een doen of nalaten van deze onderneming;
26° op onweerlegbare wijze de instemming van de consument vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst;
27° de onderneming toe te staan door de consument betaalde bedragen te behouden wanneer deze afziet van het sluiten of het uitvoeren van de overeenkomst, zonder erin te voorzien dat de consument een gelijkwaardig bedrag aan schadevergoeding mag ontvangen van de onderneming wanneer deze laatste zich terugtrekt;
28° de onderneming toe te staan de door de consument betaalde voorschotten te behouden ingeval de onderneming zelf de overeenkomst opzegt;
29° de verplichting van de onderneming te beperken om de verbintenissen na te komen die door haar gevolmachtigden zijn aangegaan, of haar verbintenissen te laten afhangen van het naleven van een bijzondere formaliteit;
30° op ongepaste wijze de wettelijke rechten van de consument ten aanzien van de onderneming of een andere partij uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeeltelijke wanprestatie of van gebrekkige uitvoering door de onderneming van een van haar contractuele verplichtingen;
31° te voorzien in de mogelijkheid van overdracht van de overeenkomst door de onderneming, wanneer hierdoor de garanties voor de consument zonder diens instemming geringer kunnen worden;
32° de voor een product aangekondigde prijs te verhogen omwille van de weigering van de consument om via bankdomiciliëring te betalen;
33° de voor een product aangekondigde prijs te verhogen omwille van de weigering van de consument om zijn facturen via elektronische post te ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 11, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2016-12-25/14, art. 161, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017> ( 4)<W 2017-07-06/24, art. 320, 050; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. VI.84

[ [#S1;S#] § 1. Elk onrechtmatig beding is verboden en nietig.

   De overeenkomst blijft bindend voor de partijen indien ze zonder de onrechtmatige bedingen kan voortbestaan.

   De consument kan geen afstand doen van de rechten die hem bij deze afdeling worden toegekend.

§ 2. Een beding dat de wet van een Staat die geen lid is van de Europese Unie op de overeenkomst toepasselijk verklaart, wordt wat de in deze afdeling geregelde aangelegenheden betreft voor niet geschreven gehouden wanneer, bij gebreke van dat beding, de wet van een lidstaat van de Europese Unie toepasselijk zou zijn en die wet de consument in de genoemde aangelegenheden een hogere bescherming zou bieden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.85

[ [#S1;S#] Teneinde het evenwicht van de rechten en de plichten tussen partijen te verzekeren bij de verkoop van producten aan de consument of teneinde de eerlijkheid bij commerciële transacties te verzekeren, kan de Koning, bij een in ministerraad overlegd besluit, voor de sectoren van de professionele activiteit of voor de categorieën van producten die Hij aanwijst, het gebruik van bepaalde bedingen voorschrijven of verbieden in de overeenkomsten aangegaan tussen een onderneming en een consument. Hij kan ook het gebruik van typecontracten opleggen.

   Alvorens een besluit ter uitvoering van het eerste lid voor te stellen, raadpleegt de minister de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen en de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO en bepaalt de redelijke termijn waarbinnen het advies moet worden gegeven. Eenmaal deze termijn is verstreken, is het advies niet meer vereist.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.86

[ [#S1;S#] § 1. De [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen] [#S2;S#] neemt kennis van de bedingen en voorwaarden die in tekoopaanbiedingen en in verkopen van producten van ondernemingen aan consumenten voorkomen.

§ 2. Op de [ [#S3;S#] bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen] [#S3;S#] kan een beroep worden gedaan door de minister, de consumentenorganisaties en de betrokken interprofessionele en bedrijfsgroeperingen.

   Zij kan ook van ambtswege optreden.

§ 3. De Koning bepaalt de samenstelling van de Commissie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<KB 2017-12-13/13, art. 9, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 3)<KB 2017-12-13/13, art. 10, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. VI.87

[ [#S1;S#] § 1. De [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie] [#S2;S#] beveelt aan :
1° de schrapping of wijziging van bedingen en voorwaarden die haar kennelijk het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen lijken te verstoren, ten nadele van de consument;
2° de invoeging van vermeldingen, bedingen en voorwaarden die haar voor de voorlichting van de consument noodzakelijk lijken of waarvan de ontstentenis haar kennelijk het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen lijkt te verstoren, ten nadele van de consument;
3° de bedingen en voorwaarden zo op te stellen en op te maken dat de consument de betekenis en de draagwijdte ervan kan begrijpen.

   Interprofessionele en bedrijfsgroeperingen of consumentenorganisaties kunnen de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie] [#S2;S#] om advies verzoeken over ontwerpen van bedingen of voorwaarden die in tekoopaanbiedingen en in verkopen van producten tussen ondernemingen en consumenten voorkomen.

§ 2. In het raam van haar bevoegdheden stelt de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie] [#S2;S#] aan de minister wijzigingen in de wetten of verordeningen voor die haar wenselijk lijken.

§ 3. De [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie] [#S2;S#] stelt jaarlijks een verslag op over haar werkzaamheden en maakt dit verslag bekend. Dat verslag omvat onder meer de volledige tekst van de aanbevelingen en voorstellen die zij in de loop van het jaar gedaan heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<KB 2017-12-13/13, art. 10, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK 7. - [ [#S1;S#] Bestelbon] [#S1;S#]
Art. VI.88

[ [#S1;S#] Bij verkoop is elke onderneming verplicht een bestelbon af te geven wanneer de levering van het goed of de verlening van de dienst, of een deel daarvan, uitgesteld wordt en er door de consument een voorschot wordt betaald.

   De gegevens van de bestelbon binden hem die de bon heeft opgemaakt, ongeacht algemene of bijzondere, andere of strijdige voorwaarden.

   De Koning kan de vermeldingen vaststellen die op de bestelbon moeten voorkomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 8. - [ [#S1;S#] Bewijsstukken] [#S1;S#]
Art. VI.89

[ [#S1;S#] § 1. Elke onderneming die diensten verleent aan de consument is verplicht aan de consument die erom verzoekt, gratis een bewijsstuk af te geven. Deze verplichting vervalt indien de prijs van de dienst werd medegedeeld overeenkomstig artikel VI.3, § 2, of indien een bestek of factuur die de in paragraaf 2 genoemde vermeldingen bevat, wordt afgegeven.

   Onder de toepassing van dit artikel vallen niet de overeenkomsten die onder de benaming "forfaitair bedrag" of onder enige andere gelijkwaardige benaming zijn aangegaan en die het verlenen van een dienst tot voorwerp hebben voor een vast totaalbedrag dat vóór de dienstverlening is overeengekomen en dat op deze dienst in zijn geheel betrekking heeft.

§ 2. De Koning :
- bepaalt, hetzij op algemene wijze, hetzij voor de diensten of categorieën van diensten die Hij aanwijst, de vermeldingen die op het bewijsstuk moeten voorkomen;
- kan de diensten of categorieën van diensten die Hij aanwijst, ontheffen van de toepassing van deze afdeling;
- kan de goederen of categorieën van goederen aanwijzen waarop deze afdeling van toepassing zal zijn;
- kan, in afwijking van paragraaf 1, voor de diensten of categorieën van diensten die Hij bepaalt, de onderneming verplichten aan de consument gratis een bewijsstuk af te geven waarvan Hij de vermeldingen en de nadere regels bepaalt.

§ 3. De besluiten uitgevaardigd met toepassing van paragraaf 2, vierde gedachtenstreep, worden door de minister onderworpen aan het advies van de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] en van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. De minister bepaalt de redelijke termijn waarbinnen het advies moet verstrekt worden. Indien het advies niet verstrekt werd binnen de bepaalde termijn, is het niet meer vereist.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. VI.90

[ [#S1;S#] De consument moet de geleverde diensten slechts betalen bij de afgifte van het gevraagde bewijsstuk, indien deze afgifte dwingend is voorgeschreven krachtens artikel VI.89.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 9. - [ [#S1;S#] Verlenging van overeenkomsten] [#S1;S#]
Art. VI.91

[ [#S1;S#] § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de dienstenovereenkomst en op de verkoopsovereenkomst die zowel goederen als diensten tot voorwerp heeft.

   Wanneer een overeenkomst van bepaalde duur afgesloten tussen een onderneming en een consument een beding tot stilzwijgende verlenging bevat, wordt dit beding geplaatst in vetgedrukte letters en in een kader los van de tekst, op de voorzijde van de eerste bladzijde.

   Dit beding vermeldt de gevolgen van de stilzwijgende verlenging waaronder de bepaling van paragraaf 2, evenals de uiterste datum waarop de consument zich kan verzetten tegen de stilzwijgende verlenging van de overeenkomst en de wijze waarop hij kennis geeft van dit verzet.

§ 2. Onverminderd [ [#S2;S#] de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen] [#S2;S#], kan de consument, na de stilzwijgende verlenging van een overeenkomst van bepaalde duur, op elk ogenblik zonder vergoeding de overeenkomst opzeggen met inachtneming van de opzeggingstermijn die in de overeenkomst is bepaald, zonder dat deze termijn meer dan twee maanden mag bedragen.

§ 3. Voor zover een wet geen specifieke regels over de stilzwijgende verlenging van overeenkomsten vaststelt, kan de Koning voor de diensten of categorieën van diensten die Hij aanwijst, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad :

   1. bijzondere regels stellen inzake de stilzwijgende verlenging van een overeenkomst;

   2. vrijstellen van de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2.

§ 4. Het toepassingsgebied van dit hoofdstuk kan door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, worden uitgebreid tot bepaalde categorieën van goederen die Hij aanwijst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 8, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
TITEL 3/1. [ [#S1;S#] - Overeenkomsten gesloten tussen ondernemingen] [#S1;S#]
Art. VI.91/1

[ [#S1;S#] § 1. Deze titel is niet van toepassing op financiële diensten.

   De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, en op advies van de Nationale Bank van België en van de FSMA bepaalde bepalingen van deze titel van toepassing verklaren op financiële diensten die Hij bepaalt.

§ 2. Deze titel is niet van toepassing op overheidsopdrachten en op de overeenkomsten die eruit voortvloeien.

   De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalde bepalingen van deze titel van toepassing verklaren op de overheidsopdrachten en de overeenkomsten die eruit voortvloeien die hij bepaalt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 14, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/2

[ [#S1;S#] Indien alle of bepaalde bedingen van de overeenkomst schriftelijk zijn, moeten ze duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld.

   Een overeenkomst kan onder meer worden geïnterpreteerd aan de hand van de marktpraktijken die er rechtstreeks verband mee houden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 15, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/3

[ [#S1;S#] § 1. Voor de toepassing van deze titel is elk beding van een overeenkomst gesloten tussen ondernemingen dat, alleen of in samenhang met één of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen, onrechtmatig.

§ 2. Voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter van een beding van een overeenkomst worden alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, de algemene economie van de overeenkomst, alle geldende handelsgebruiken, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend met de aard van de producten waarop de overeenkomst betrekking heeft.

   Voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter wordt tevens rekening gehouden met het in artikel VI.91/2, eerste lid, bepaalde vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid van het beding.

   De beoordeling van het onrechtmatige karakter van bedingen heeft geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren producten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 16, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/4

[ [#S1;S#] Zijn onrechtmatig, de bedingen die ertoe strekken :
1° te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de andere partij terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil;
2° de onderneming het eenzijdige recht te geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren;
3° in geval van betwisting, de andere partij te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming;
4° op onweerlegbare wijze de kennisname of de aanvaarding van de andere partij vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 17, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/5

[ [#S1;S#] Worden behoudens bewijs van het tegendeel vermoed onrechtmatig te zijn de bedingen die ertoe strekken :
1° de onderneming het recht te verlenen om zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen;
2° een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;
3° zonder tegenprestatie het economische risico op een partij leggen indien die normaliter op de andere onderneming of op een andere partij bij de overeenkomst rust;
4° op ongepaste wijze de wettelijke rechten van een partij uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeelde wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de andere onderneming van een van haar contractuele verplichtingen;
5° onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek, de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;
6° de onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar zware fout of voor die van haar aangestelden of, behoudens overmacht, voor het niet-uitvoeren van de essentiële verbintenissen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken;
7° de bewijsmiddelen waarop de andere partij een beroep kan doen te beperken;
8° in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die kennelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 18, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/6

[ [#S1;S#] Elk onrechtmatig beding is verboden en nietig. De overeenkomst blijft bindend voor de partijen indien ze zonder de onrechtmatige bedingen kan blijven voortbestaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 19, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/7

[ [#S1;S#] Teneinde het evenwicht van de rechten en de plichten tussen partijen te verzekeren bij de verkoop van producten of teneinde de eerlijkheid bij transacties tussen ondernemingen te verzekeren, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op de gemeenschappelijke voordracht van de ministers bevoegd voor Economie en Middenstand, voor de sectoren van de professionele activiteit of voor de categorieën van producten die hij aanwijst, de artikelen VI.91/4 en VI.91/5 aanvullen.

   Alvorens een besluit ter uitvoering van het eerste lid voor te stellen, raadplegen de ministers de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. en de bijzondere raadgevende commissie "Onrechtmatige bedingen", bedoeld in artikel VI.86, en bepalen de redelijke termijn waarbinnen het advies moet worden gegeven. Eenmaal deze termijn is verstreken, is het advies niet meer vereist.

   De Ministers die Economie en Middenstand tot hun bevoegdheid hebben stellen om de vier jaar een verslag over de toepassing van het eerste lid voor aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 20, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/8

[ [#S1;S#] § 1. In voorkomend geval kan op de bijzondere raadgevende commissie "Onrechtmatige bedingen" een beroep worden gedaan door de minister of de minister bevoegd voor Middenstand, wanneer deze het bestaan van een onevenwicht tussen de rechten en plichten van de partijen in de contractvoorwaarden van sommige beroepsactiviteitsectoren vaststellen.

   De interprofessionele en bedrijfsgroeperingen kunnen de bijzondere raadgevende commissie "Onrechtmatige bedingen" om advies verzoeken over modelovereenkomsten gesloten in hun beroepsactiviteitsectoren.

   In de gevallen bedoeld in de vorige leden, zal de bijzondere raadgevende commissie "Onrechtmatige bedingen" kennis nemen van de bedingen en voorwaarden die gebruikt worden in modelovereenkomsten van bepaalde beroepsactiviteitsectoren.

§ 2. De bijzondere raadgevende commissie "Onrechtmatige bedingen" maakt geen vertrouwelijke of bedrijfsgevoelige bedingen of voorwaarden bekend in hun beroepsactiviteitsectoren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 21, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/9

[ [#S1;S#] § 1. De bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen doet de volgende aanbevelingen :
1° de wijziging van de artikelen VI.91/4 en VI.91/5;
2° de formulering of interpretatie van bedingen of voorwaarden die gebruikt worden in modelovereenkomsten van bepaalde beroepsactiviteitsectoren.

§ 2. In het raam van haar bevoegdheden kan de bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen aan de ministers wijzigingen in de reglementaire besluiten voorstellen die haar wenselijk lijken.

§ 3. De bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen stelt jaarlijks een verslag op over haar werkzaamheden en maakt dit verslag bekend. Dat verslag omvat onder meer de volledige tekst van de aanbevelingen en voorstellen die zij in de loop van het jaar gedaan heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 22, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. VI.91/10

[ [#S1;S#] Om de vier jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken bepalingen evalueert de FOD Economie de toepassing van de bepalingen van artikelen VI.91/2 tot VI.91/6, en in voorkomend geval de besluiten genomen in uitvoering van de artikelen VI.91/1 en VI.91/7.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 23, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
TITEL 4. - [ [#S1;S#] Verboden praktijken] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. VI.92

[ [#S1;S#] [ [#S2;S#] Dit hoofdstuk] [#S2;S#] is van toepassing op oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten vóór, gedurende en na de tekoopaanbieding en de verkoop van producten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 6, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Oneerlijke handelspraktijken] [#S1;S#]
Art. VI.93

[ [#S1;S#] Een handelspraktijk is oneerlijk wanneer zij :
a) in strijd is met de vereisten van professionele toewijding

   en
b) het economische gedrag van de gemiddelde consument die zij bereikt of op wie zij gericht is of, indien zij op een bepaalde groep consumenten gericht is, het economische gedrag van het gemiddelde lid van deze groep, met betrekking tot het onderliggende product wezenlijk verstoort of kan verstoren.

   Een handelspraktijk die op voor de onderneming redelijkerwijs voorzienbare wijze het economische gedrag van slechts een duidelijk herkenbare groep consumenten wezenlijk verstoort of kan verstoren, namelijk van consumenten die wegens een mentale of lichamelijke handicap, hun leeftijd of goedgelovigheid bijzonder vatbaar zijn voor die handelspraktijk of voor de onderliggende producten, wordt beoordeeld vanuit het gezichtspunt van het gemiddelde lid van die groep. Dit laat onverlet de gangbare, legitieme reclamepraktijk waarbij overdreven uitspraken worden gedaan of uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.94

[ [#S1;S#] Zijn oneerlijk, de handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten die :
1° misleidend zijn in de zin van de artikelen VI.97 tot en met VI.100, of
2° agressief zijn in de zin van de artikelen VI.101 tot en met VI.103.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.95

[ [#S1;S#] Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten zijn verboden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.96

[ [#S1;S#] Is eveneens verboden elke handeling of omissie die strijdig is met de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, - namelijk met de verordeningen vermeld in de Bijlage van [ [#S2;S#] Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 of bepalingen die uitvoering geven aan deze verordeningen] [#S2;S#], of met de eveneens in voornoemde Bijlage vermelde richtlijnen zoals omgezet - en die schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten die woonachtig zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie dan de lidstaat waar de handeling of omissie haar oorsprong vond of plaatshad, waar de verantwoordelijke onderneming of dienstverlener gevestigd is of waar bewijsmateriaal of vermogensbestanddelen met betrekking tot de handeling of omissie gevonden kunnen worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2020-09-29/05, art. 3, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Misleidende handelspraktijken] [#S1;S#]
Art. VI.97

[ [#S1;S#] Als misleidend wordt beschouwd een handelspraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie en derhalve op onwaarheden berust of, zelfs als de informatie feitelijk correct is, de gemiddelde consument op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, bedriegt of kan bedriegen ten aanzien van een of meer van de volgende elementen, en de gemiddelde consument er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen :
1° het bestaan of de aard van het product;
2° de voornaamste kenmerken van het product, zoals beschikbaarheid, voordelen, risico's, uitvoering, samenstelling, accessoires, klantenservice en klachtenbehandeling, procédé en datum van fabricage of verrichting, levering, geschiktheid voor het gebruik, gebruiksmogelijkheden, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong, van het gebruik te verwachten resultaten, of de resultaten en wezenlijke kenmerken van op het product verrichte tests of controles;
3° de reikwijdte van de verplichtingen van de onderneming, de motieven voor de handelspraktijk en de aard van het verkoopproces, elke verklaring of symbool dat doet geloven dat de onderneming of het product sponsoring of directe of indirecte steun krijgt;
4° de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend, of het bestaan van een specifiek prijsvoordeel;
5° de noodzaak van een dienst, onderdeel, vervanging of reparatie;
6° de hoedanigheid, kenmerken en rechten van de onderneming of haar tussenpersoon, zoals haar identiteit, vermogen, kwalificaties, status, erkenning, affiliatie, connecties, industriële, commerciële of intellectuele eigendomsrechten of haar bekroningen en onderscheidingen;
7° de rechten van de consument, met inbegrip van het recht op vervanging of terugbetaling met toepassing van de bepalingen van de wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, of de risico's die hij eventueel loopt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.98

[ [#S1;S#] Als misleidend wordt eveneens beschouwd een handelspraktijk die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, de gemiddelde consument ertoe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, en die het volgende behelst :
1° marketing van een product, onder andere door vergelijkende reclame, op zodanige wijze dat verwarring wordt geschapen met producten, handelsmerken, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent;
2° niet-nakoming door de onderneming van verplichtingen die opgenomen zijn in een gedragscode waaraan zij zich heeft gebonden, voor zover :
a) het niet gaat om een intentieverklaring maar om een verplichting die verifieerbaar is, en
b) de onderneming in de context van een handelspraktijk aangeeft dat zij door de gedragscode gebonden is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.99

[ [#S1;S#] § 1. Als misleidende omissie wordt beschouwd een handelspraktijk die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden en de beperkingen van het communicatiemedium in aanmerking genomen, essentiële informatie welke de gemiddelde consument, naargelang de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, weglaat en die de gemiddelde consument er toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

§ 2. Als misleidende omissie wordt voorts beschouwd een handelspraktijk die essentiële informatie als bedoeld in paragraaf 1, rekening houdend met de in die paragraaf geschetste details, verborgen houdt, op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laattijdig verstrekt, of het commerciële oogmerk, indien dit niet reeds duidelijk uit de context blijkt, niet laat blijken, en de gemiddelde consument er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

§ 3. Indien het voor de handelspraktijk gebruikte medium beperkingen qua ruimte of tijd meebrengt, wordt bij de beoordeling of er informatie werd weggelaten met deze beperkingen rekening gehouden, alsook met maatregelen die de onderneming genomen heeft om de informatie langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen.

§ 4. In het geval van een uitnodiging tot aankoop wordt de volgende informatie als essentieel beschouwd, indien deze niet reeds uit de context blijkt :
1° de voornaamste kenmerken van het product, in de mate waarin zulks gezien het gebruikte medium en het betrokken product passend is;
2° het geografische adres en de identiteit van de onderneming en, desgevallend, het geografische adres en de identiteit van de onderneming namens wie zij optreedt;
3° de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, desgevallend, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat deze kosten ten laste van de consument kunnen worden gelegd;
4° de wijze van betaling, levering, uitvoering en het beleid inzake klachtenbehandeling, indien deze afwijken van de vereisten van professionele toewijding;
5° desgevallend, het bestaan van een herroepings- of annuleringsrecht.

§ 5. Wordt eveneens als essentieel beschouwd de informatie met betrekking tot commerciële communicatie, inclusief reclame en marketing, opgenomen in het Europees recht, onder meer de artikelen van de richtlijnen bedoeld in bijlage II van de Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.100

[ [#S1;S#] Worden onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd, de volgende misleidende handelspraktijken :
1° beweren een gedragscode te hebben ondertekend wanneer dit niet het geval is;
2° een vertrouwens-, kwaliteits- of ander soortgelijk label aanbrengen zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben gekregen;
3° beweren dat een gedragscode door een publieke of andere instantie is erkend wanneer dit niet het geval is;
4° beweren dat een onderneming, met inbegrip van haar handelspraktijken, of een product door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend, goedgekeurd of toegelaten terwijl zulks niet het geval is, of iets dergelijks beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning, goedkeuring of toelating wordt voldaan;
5° producten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden zonder dat de onderneming aangeeft dat er een gegrond vermoeden bestaat dat zij deze producten of gelijkwaardige producten niet tegen die prijs kan leveren of door een andere onderneming kan doen leveren gedurende een periode en in hoeveelheden die, rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs, redelijk zijn;
6° producten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden en vervolgens, met de bedoeling een ander product aan te prijzen :
a) weigeren het aangeboden product aan de consument te tonen; of
b) weigeren een bestelling op te nemen of het product binnen een redelijke termijn te leveren; of

   &p;c) een exemplaar van het product met gebreken tonen;
7° bedrieglijk beweren dat het product slechts gedurende een zeer beperkte tijd beschikbaar zal zijn of dat het slechts onder speciale voorwaarden gedurende een zeer beperkte tijd beschikbaar zal zijn, om de consument onmiddellijk te doen beslissen en hem geen kans of onvoldoende tijd te geven een geïnformeerd besluit te nemen;
8° beloven aan de consumenten, met wie de onderneming vóór de transactie heeft gecommuniceerd in een taal die geen nationale taal is, een naverkoopdienst te verschaffen en deze dienst vervolgens enkel beschikbaar stellen in een andere taal zonder dit duidelijk aan de consument te laten weten alvorens deze zich tot de transactie verbindt;
9° beweren of anderszins de indruk wekken dat een product legaal kan worden verkocht wanneer dit niet het geval is;
10° wettelijke en reglementaire rechten van consumenten voorstellen als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de onderneming;
11° redactionele inhoud in de media, waarvoor de onderneming heeft betaald, gebruiken om reclame te maken voor een product, zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of uit duidelijk door de consument identificeerbare beelden of geluiden blijkt;
12° feitelijk onjuiste beweringen doen betreffende de aard en de omvang van het gevaar dat de persoonlijke veiligheid van de consument of zijn gezin zou bedreigen indien de consument het product niet koopt;
13° een product dat lijkt op een door een bepaalde fabrikant vervaardigd product op een zodanige wijze promoten dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat het product inderdaad door die fabrikant is vervaardigd, terwijl zulks niet het geval is;
14° een piramidesysteem opzetten, beheren of promoten waarbij de consument tegen betaling kans maakt op een vergoeding die eerder voortkomt uit het aanbrengen van nieuwe consumenten in het systeem dan uit de verkoop of het verbruik van producten;
15° beweren dat de onderneming op het punt staat haar zaak stop te zetten of te verhuizen, indien zulks niet het geval is, onverminderd de artikelen VI.22 en volgende;
16° beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken;
17° bedrieglijk beweren dat een product ziekten, gebreken of misvormingen kan genezen;
18° feitelijk onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product te bemachtigen met de bedoeling de consument het product te doen aanschaffen tegen voorwaarden die minder gunstig zijn dan de normale marktvoorwaarden;
19° in de context van een handelspraktijk beweren dat er een wedstrijd wordt georganiseerd of prijzen worden uitgeloofd zonder de aangekondigde prijzen of een redelijk alternatief daadwerkelijk toe te kennen;
20° een product als "gratis", "voor niets", "kosteloos" en dergelijke omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen;
21° marketingmateriaal voorzien van een factuur of een soortgelijk document waarin om betaling wordt gevraagd, waardoor bij de consument de indruk wordt gewekt dat hij het aangeprezen product al heeft besteld, terwijl dat niet het geval is;
22° op bedrieglijke wijze beweren of de indruk wekken dat de onderneming niet optreedt ten behoeve van haar beroepsactiviteit, of zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument;
23° op bedrieglijke wijze de indruk wekken dat voor een bepaald product de dienst na verkoop beschikbaar is in een andere lidstaat van de Europese Unie dan die waar het product wordt verkocht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Agressieve handelspraktijken] [#S1;S#]
Art. VI.101

[ [#S1;S#] Als agressief wordt beschouwd een handelspraktijk jegens consumenten die, in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt of kan beperken, waardoor hij ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht over een transactie een besluit te nemen dat hij anders niet had genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.102

[ [#S1;S#] Om te bepalen of er bij een handelspraktijk gebruik wordt gemaakt van intimidatie, dwang, inclusief lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, wordt rekening gehouden met :
1° het tijdstip, de plaats, de aard en de persistentie van de handelspraktijk;
2° het gebruik van dreigende of grove taal of gedragingen;
3° het bewust uitbuiten door de onderneming van bepaalde tegenslagen of omstandigheden die zo ernstig zijn dat zij het beoordelingsvermogen van de consument kunnen beperken, met het oogmerk het besluit van de consument met betrekking tot het product te beïnvloeden;
4° door de onderneming opgelegde, kosten meebrengende of bovenmatige niet-contractuele belemmeringen ten aanzien van rechten die de consument uit hoofde van het contract wil uitoefenen, waaronder het recht om het contract te beëindigen of een ander product of een andere onderneming te kiezen;
5° het dreigen met maatregelen die wettelijk niet kunnen worden genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.103

[ [#S1;S#] Worden onder alle omstandigheden, als oneerlijke handelspraktijken beschouwd, de volgende agressieve handelspraktijken :
1° de indruk geven dat de consument het pand niet mag verlaten alvorens er een overeenkomst is opgesteld;
2° de consument thuis opzoeken en zijn verzoek om weg te gaan of niet meer terug te komen negeren, behalve indien, en voor zover gerechtvaardigd volgens de wettelijke of reglementaire bepalingen, wordt beoogd een contractuele verplichting te doen naleven;
3° hardnekkig en ongewenst aandringen per telefoon, fax, e-mail of andere afstandsmedia, onverminderd :
a) de wettelijke of reglementaire bepalingen die dit toelaten om de uitvoering van een contractuele verplichting te verzekeren;
b) artikel VI.110; en
c) artikel XII. 13;
4° een consument die op grond van een verzekeringspolis een vordering indient, om documenten vragen die redelijkerwijs niet relevant kunnen worden geacht om de geldigheid van de vordering te beoordelen, dan wel systematisch weigeren antwoord te geven op daaromtrent gevoerde correspondentie, met de bedoeling de consument ervan te weerhouden zijn contractuele rechten uit te oefenen;
5° kinderen er in reclame rechtstreeks toe aanzetten om geadverteerde producten te kopen of om hun ouders of andere volwassenen ertoe over te halen die producten voor hen te kopen;
6° vragen om onmiddellijke dan wel uitgestelde betaling of om terugzending of bewaring van producten die de onderneming heeft geleverd, maar waar de consument niet om heeft gevraagd;
7° de consument uitdrukkelijk meedelen dat, als hij het product niet koopt, de baan van de betrokkene of de bestaansmiddelen van de onderneming in het gedrang komen;
8° de bedrieglijke indruk wekken dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen dan wel door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen,
- als er in feite geen sprake is van een prijs of een ander soortgelijk voordeel; of
- als het ondernemen van stappen om in aanmerking te kunnen komen voor de prijs of voor een ander soortgelijk voordeel afhankelijk is van de betaling van een bedrag door de consument of indien daaraan voor hem kosten zijn verbonden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] Oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen] [#S1;S#]
Art. VI.103/1

[ [#S1;S#] Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient onder "besluit over een transactie" begrepen te worden : elk besluit van een onderneming over de vraag of, en desgevallend onder welke voorwaarden zij een overeenkomst sluit, verderzet of ervan afziet, geheel of gedeeltelijk betaalt, of een contractueel recht uitoefent in verband met een product, ongeacht of deze al dan niet tot handelen overgaat.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 25, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Oneerlijke marktpraktijken] [#S1;S#]
Art. VI.104

[ [#S1;S#] Verboden is elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.104/1

[ [#S1;S#] Zijn in het bijzonder oneerlijk in de zin van artikel VI.104, de marktpraktijken van ondernemingen jegens andere ondernemingen die :
1° misleidend zijn in de zin van artikelen VI.105 tot VI.109;
2° agressief zijn in de zin van de artikelen VI.109/1 tot VI.109/3;
3° een daad in de hand werkt die als een overtreding van dit boek of als een inbreuk met toepassing van de artikelen XV.83 tot 86 en XV.126 moet worden beschouwd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 27, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] Misleidende marktpraktijken] [#S1;S#]
Art. VI.105

[ [#S1;S#] Als misleidend wordt beschouwd een marktpraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie en derhalve op onwaarheden berust of, zelfs als de informatie feitelijk correct is, een onderneming op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, bedriegt of kan bedriegen ten aanzien van een of meer van de volgende elementen, en haar er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat zij anders niet had genomen :
1° het bestaan of de aard van het product;
2° de voornaamste kenmerken van het product, zoals beschikbaarheid, voordelen, risico's, uitvoering, samenstelling, accessoires, klantenservice en klachtenbehandeling, procédé en datum van fabricage of verrichting, levering, geschiktheid voor het gebruik, gebruiksmogelijkheden, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong, van het gebruik te verwachten resultaten, of de resultaten en wezenlijke kenmerken van op het product verrichte tests of controles;
3° de reikwijdte van de verplichtingen van de onderneming, de motieven voor de marktpraktijk en de aard van het verkoopproces, elke verklaring of symbool dat doet geloven dat de onderneming of het product sponsoring of directe of indirecte steun krijgt;
4° de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend, of het bestaan van een specifiek prijsvoordeel;
5° de noodzaak van een dienst, onderdeel, vervanging of reparatie;
6° de hoedanigheid, kenmerken en rechten van de onderneming of haar tussenpersoon, zoals haar identiteit, vermogen, kwalificaties, status, erkenning, affiliatie, connecties, industriële, commerciële of intellectuele eigendomsrechten of haar bekroningen en onderscheidingen;
7° de rechten van de andere onderneming, of de risico's die zij eventueel loopt;
8° marketing van een product, onder andere door vergelijkende reclame, op zodanige wijze dat verwarring wordt geschapen met andere producten, handelsmerken, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent;
9° de niet-nakoming door de onderneming van verplichtingen die opgenomen zijn in een sectorale gedragscode waaraan zij zich heeft gebonden, voor zover het niet gaat om een intentieverklaring maar om een verplichting die verifieerbaar is;
10° het mededelen van afbrekende gegevens over een andere onderneming, haar goederen, diensten of activiteit.] [#S1;S#]

( 1)<W 2019-04-04/53, art. 29, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. VI.105/1

[ [#S1;S#] Als misleidende omissie wordt beschouwd een marktpraktijk die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden en de beperkingen van het communicatiemedium in aanmerking genomen, essentiële informatie welke de andere onderneming, naargelang de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, weglaat en haar er toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat zij anders niet had genomen.

   Als misleidende omissie wordt voorts beschouwd een marktpraktijk waarbij een onderneming essentiële informatie als bedoeld in het eerste lid, rekening houdend met de in die paragraaf geschetste details, verborgen houdt, op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laattijdig verstrekt, of het oogmerk, indien dit niet reeds duidelijk uit de context blijkt, niet laat blijken, en de andere onderneming er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat zij anders niet had genomen.

   Indien het voor de marktpraktijk gebruikte medium beperkingen qua ruimte of tijd meebrengt, wordt bij de beoordeling of er informatie werd weggelaten met deze beperkingen rekening gehouden, alsook met maatregelen die de onderneming genomen heeft om de informatie langs andere wegen ter beschikking te stellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 30, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. VI.106

[ [#S1;S#] Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen is verboden elke reclame van een onderneming die :
1° een factuur of gelijkaardig document waarbij om betaling wordt gevraagd, bevat, die of dat de indruk wekt dat het goed of de dienst reeds werd besteld, terwijl dat niet het geval is;
2° essentiële informatie over de gevolgen van het door de bestemmeling gegeven antwoord verborgen houdt of op weinig duidelijke wijze weergeeft, of die de eigenlijke commerciële bedoeling, wanneer die niet duidelijk blijkt uit de context, verborgen houdt of op weinig duidelijke wijze weergeeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.107

[ [#S1;S#] Het is verboden voor een onderneming ofwel rechtstreeks, ofwel via een betalingsformulier, een bestelformulier, een factuur, een aanbod, algemene voorwaarden, een voorstel tot verbetering of elk ander soortgelijk document, adverteerders te werven om hen in gidsen, adressenbestanden, telefoonboeken of soortgelijke lijsten of bestanden op te nemen, zonder ondubbelzinnig aan te geven dat deze werving een aanbod van overeenkomst tegen betaling uitmaakt en zonder in het vet en in het grootste lettertype dat in het document wordt gebruikt de duur van de overeenkomst en de hieraan verbonden prijs te vermelden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.108

   (Hernummerd in artikel VI.109/3 bij W 2019-04-04/53, art. 31, 2°, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019)

Art. VI.109

[ [#S1;S#] Het is verboden een piramidesysteem op te zetten, te beheren of te promoten waarbij een onderneming tegen betaling kans maakt op een vergoeding die eerder [ [#S2;S#] voortkomt] [#S2;S#] uit het aanbrengen van nieuwe ondernemingen in het systeem dan uit de verkoop of het verbruik van producten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 9, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] Agressieve marktpraktijken] [#S1;S#]
Art. VI.109/1

[ [#S1;S#] Als agressief wordt beschouwd een marktpraktijk die, in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de onderneming met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt of kan beperken, waardoor zij ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht over een transactie een besluit te nemen dat zij anders niet had genomen.

   Voor de toepassing van deze afdeling dient onder ongepaste beïnvloeding te worden verstaan : het uitbuiten door een onderneming van een machtspositie ten aanzien van de andere onderneming om, zelfs zonder gebruik van of dreiging met fysiek geweld, druk uit te oefenen op een wijze die haar vermogen om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 33, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. VI.109/2

[ [#S1;S#] Om te bepalen of er bij een marktpraktijk gebruik wordt gemaakt van intimidatie, dwang, inclusief lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, wordt rekening gehouden met :
1° het tijdstip, de plaats, de aard en de persistentie van de marktpraktijk;
2° het gebruik van dreigende of grove taal of gedragingen;
3° het bewust uitbuiten door de onderneming van bepaalde tegenslagen of omstandigheden die zo ernstig zijn dat zij het beoordelingsvermogen van de onderneming kunnen beperken, met het oogmerk haar besluit met betrekking tot het product te beïnvloeden;
4° door de onderneming opgelegde, kosten meebrengende of bovenmatige niet-contractuele belemmeringen ten aanzien van rechten die de andere onderneming uit hoofde van het contract wil uitoefenen, waaronder het recht om het contract te beëindigen of een ander product of een andere onderneming te kiezen;
5° het dreigen met maatregelen die wettelijk niet kunnen worden genomen;
6° de contractuele positie van een onderneming ten aanzien van de andere onderneming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-04-04/53, art. 34, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. VI.109/3

[ [#S2;S#] Oud Artikel VI.108] [#S2;S#] [ [#S1;S#] Het is verboden voor een onderneming om aan een andere persoon, zonder dat deze hierom eerst heeft verzocht, enig goed toe te zenden, met het verzoek dit tegen betaling van zijn prijs te verwerven, het te bewaren of het, zelfs kosteloos, aan de afzender terug te zenden.

   Het is eveneens verboden voor een onderneming om aan een andere persoon, zonder dat deze hierom eerst heeft verzocht, enige dienst te verlenen met het verzoek die dienst, tegen betaling van zijn prijs, te aanvaarden.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

   In geen geval is de geadresseerde verplicht de verleende dienst of het toegezonden goed te betalen noch het terug te zenden. Het feit dat de geadresseerde niet reageert op de prestatie van de dienst of de levering van het goed betekent niet dat hij er mee instemt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2019-04-04/53, art. 31, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Ongewenste communicaties] [#S1;S#]
Art. VI.110

[ [#S1;S#] § 1. Het gebruik van geautomatiseerde oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst en het gebruik van faxen met het oog op direct marketing, zijn verboden zonder de voorafgaande, vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de geadresseerde van de boodschap.

  &p; De persoon die zijn toestemming heeft gegeven kan deze te allen tijde terugtrekken, zonder daarvoor een reden op te geven en zonder dat hem daarvoor enige kosten kunnen worden ten laste gelegd.

   De bewijslast dat om de overgebrachte communicatie werd verzocht via een techniek vermeld in of vastgesteld met toepassing van deze paragraaf, berust op de afzender.

   Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan de Koning het verbod bedoeld in het eerste lid uitbreiden tot andere dan de aldaar vermelde communicatietechnieken, rekening houdend met de evolutie ervan.

§ 2. [ [#S2;S#] Onverminderd artikel XII.13 is het gebruik van andere dan de in paragraaf 1 bedoelde technieken voor het overbrengen van ongevraagde communicatie met het oog op direct marketing toegestaan, voor zover de geadresseerde, natuurlijke of rechtspersoon, zich hiertegen niet kennelijk heeft verzet of, voor wat betreft direct marketing naar abonnees, mits inachtneming van de bepalingen voorzien in de artikelen VI.111 tot VI.115.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 3. Geen enkele kost mag worden aangerekend aan de geadresseerde omwille van de uitoefening van zijn recht op verzet.

§ 4. Bij de verzending van reclame door middel van een communicatietechniek als bedoeld in paragraaf 2, is het verboden de identiteit van de onderneming, uit naam waarvan de communicatie plaatsvindt, te verbergen.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 12, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VI.111

[ [#S1;S#] § 1. De operator biedt aan zijn abonnee de mogelijkheid om op elk ogenblik mede te delen dat hij zich verzet tegen het gebruik van het telefoonnummer of de telefoonnummers die hem zijn toegekend voor redenen van direct marketing.

   De abonnee oefent dit recht van verzet gratis uit en kan dit minstens telefonisch, per brief of per e-mail mededelen.

   Bij het aangaan van de overeenkomst vestigt de operator de aandacht van de abonnee op een uitdrukkelijke en opvallende wijze op dit recht.

§ 2. De operator registreert elk verzet van een abonnee zoals bedoeld in paragraaf 1, binnen vijf werkdagen in een daartoe bestemd gegevensbestand en deelt de datum van registratie mee aan de abonnee.

   De operator stelt het gegevensbestand dat de telefoonnummers bevat waarop de abonnees geen oproepen voor redenen van direct marketing wil ontvangen ter beschikking van personen die aan direct marketing via telefoon willen doen.

   Een operator kan de uitvoering van de verplichtingen zoals bedoeld in paragraaf 1 delegeren aan een instelling zonder winstgevend doel met dewelke hij hieromtrent een overeenkomst afsluit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.112

[ [#S1;S#] § 1. Elke telefonisch oproep voor redenen van direct marketing naar een telefoonnummer dat is opgenomen in het gegevensbestand bedoeld in artikel VI.111, § 2, is verboden.

   Voor elke telefoonoproep om redenen van direct marketing gaat de oproeper voorafgaandelijk na of het desbetreffende nummer niet is opgenomen in dit gegevensbestand.

§ 2. Het verbod bedoeld in paragraaf 1 geldt niet voor oproepen naar telefoonnummers van abonnees die aan de persoon die telefoonoproepen om redenen van direct marketing doet of namens wie dergelijke oproepen worden gedaan, zijn uitdrukkelijke toelating hebben verleend om zijn persoonsgegevens voor dergelijke doeleinden te gebruiken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.113

[ [#S1;S#] De operatoren en de personen die aan direct marketing doen of voor wiens rekening dit gebeurt, dragen de bewijslast van de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.114

[ [#S1;S#] § 1. De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maatregelen nemen om :
1° de inhoud, de vorm en de werking van het gegevensbestand bedoeld in artikel VI.111, § 2, te bepalen;
2° de toegangsvoorwaarden en -wijzen tot deze gegevensbestanden te bepalen voor personen die telefoonoproepen om redenen van direct marketing willen doen, met inbegrip van de identificatie van deze personen;
3° de mededelingsvormen door de abonnee bedoeld in artikel VI.111, § 1, zo eenvoudig mogelijk te houden.

§ 2. De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, eveneens een vereniging of organisatie erkennen die de verplichtingen van alle operatoren bedoeld in artikel VI.111 op zich neemt.

   Deze vereniging of organisatie kan enkel worden erkend op basis van de erkenningscriteria die de Koning bepaalt en die minstens de volgende waarborgen bieden :
1° het gebruiksgemak voor de abonnee;
2° het uitsluitende gebruik van de gegevens uit het gegevensbestand met het oog op het naleven van de rechten van de abonnee overeenkomstig artikel VI.111, § 1;
3° de afwezigheid van elk winstgevend doel van de vereniging of de organisatie;
4° de continue en eenvoudige toegang tot de gegevens, tegen een beperkte prijs, voor de personen die telefoonoproepen om redenen van direct marketing willen doen;
5° de naleving van de regels die krachtens paragraaf 1 worden opgelegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.115

[ [#S1;S#] Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder "operator" en "abonnee", een operator en een abonnee zoals gedefinieerd in artikel 2, 11° en 15° van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Verkoop met verlies] [#S1;S#]
Art. VI.116

[ [#S1;S#] § 1. Teneinde eerlijke marktpraktijken te verzekeren tussen ondernemingen, [is het elke onderneming] verboden goederen met verlies te koop aan te bieden of te verkopen. <erratum, b.st. 18-03-2014,p. 22131>

   Als een verkoop met verlies wordt beschouwd, elke verkoop tegen een prijs die niet ten minste gelijk is aan de prijs waartegen de onderneming het goed heeft gekocht of die de onderneming zou moeten betalen bij herbevoorrading, na aftrek van eventueel toegekende en definitief verworven kortingen, alsook van niet definitief verworven volumekortingen berekend op basis van 80 % van de volumekorting die de onderneming in het voorbije jaar voor hetzelfde goed heeft verworven. Om uit te maken of er verkoop met verlies is, wordt geen rekening gehouden met kortingen die, al dan niet uitsluitend, toegekend worden in ruil voor verbintenissen van de onderneming andere dan de aankoop van goederen.

§ 2. In geval van gezamenlijk aanbod van verscheidene, al dan niet identieke goederen, geldt het verbod bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, slechts wanneer het aanbod in zijn geheel een verkoop met verlies uitmaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.117

[ [#S1;S#] § 1. Het in artikel VI.116, § 1, eerste lid, bedoelde verbod geldt evenwel niet :
1° voor goederen die uitverkocht worden of in het kader van een opruiming verkocht worden;
2° voor goederen die niet langer bewaard kunnen worden;
3° voor goederen die de onderneming, ten gevolge van externe omstandigheden, redelijkerwijze niet meer kan verkopen tegen een prijs gelijk aan of hoger dan de aankoopprijs ervan;
4° voor goederen waarvan de verkoopprijs, om dwingende redenen van mededinging, wordt afgestemd op de prijs die door de concurrentie voor hetzelfde of een concurrerend goed gevraagd wordt.

§ 2. De contractuele bedingen waarbij verkoop met verlies aan de consument wordt verboden, kunnen niet ingeroepen worden tegen degene die het goed verkoopt in de gevallen bedoeld onder paragraaf 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
TITEL 5. - [ [#S1;S#] Collectieve consumentenovereenkomsten] [#S1;S#]
Art. VI.118

[ [#S1;S#] § 1. De collectieve consumentenovereenkomsten kunnen betrekking hebben op de algemene contractuele voorwaarden die aan de consumenten zullen worden voorgesteld, de voorlichting die hen zal worden gegeven, de wijzen van handelspromotie, de elementen betreffende kwaliteit, conformiteit en veiligheid van goederen en diensten en de wijzen van regeling van consumentengeschillen.

§ 2. De collectieve consumentenovereenkomst bepaalt het toepassingsgebied, de datum van inwerkingtreding en de duur ervan.

   De collectieve consumentenovereenkomst is niet van toepassing op de lopende overeenkomsten, behoudens andersluidende bepaling en voor zover zij gunstiger is voor de consument.

   De collectieve consumentenovereenkomst bepaalt de wijze waarop informatie betreffende de overeenkomst wordt verstrekt zowel aan de ondernemingen als aan de consumenten.

§ 3. Desgevallend bepaalt de collectieve consumentenovereenkomst de wijze waarop ze wordt herzien en verlengd.

   Zij bepaalt tevens de voorwaarden voor de opzegging ervan door het geheel of een gedeelte van de ondertekenaars of toetreders, alsmede de duur van de opzegging die niet minder dan zes maanden mag bedragen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.119

[ [#S1;S#] Het onderhandelen over en het ondertekenen van collectieve consumentenovereenkomsten gebeurt binnen de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#].

   De vraag om over een collectieve consumentenovereenkomst te onderhandelen gaat uit van een lid van de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] of van een lid van de regering.

   Indien de vraag op een sector slaat die niet vertegenwoordigd is binnen de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#], worden de ondernemingen van de sector of hun vertegenwoordigers uitgenodigd.

   De collectieve consumentenovereenkomst kan niet worden afgesloten zonder hun goedkeuring.

   Er moet binnen de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] een unaniem standpunt bestaan over de collectieve consumentenovereenkomst, zowel om de onderhandelingen aan te vatten als om een overeenkomst te sluiten.

   Een specifieke cel wordt opgericht binnen het secretariaat van de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] om het secretariaat van de collectieve consumentenovereenkomsten waar te nemen en om een register ervan bij te houden.

   Een huishoudelijk reglement legt de te volgen procedure vast, alsook het aanwezigheidsquorum binnen elke groep van de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] om unanieme beslissingen te nemen. Het reglement moet worden goedgekeurd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. VI.120

[ [#S1;S#] De algemene contractuele voorwaarden die in de collectieve consumentenovereenkomsten zijn vastgesteld, moeten vooraf voor advies worden voorgelegd aan de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen] [#S2;S#], die binnen de drie maanden haar advies uitbrengt. Eenmaal deze termijn is verstreken, kan de collectieve consumentenovereenkomst worden afgesloten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<KB 2017-12-13/13, art. 9, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. VI.121

[ [#S1;S#] De collectieve consumentenovereenkomst wordt door de minister overgemaakt aan de regering.

   Behoudens bezwaar door een lid van de regering binnen een termijn van 15 dagen wordt zij bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   Ingeval van bezwaar van een lid wordt zij geagendeerd op de eerstvolgende ministerraad.

   Bij gebrek aan bekrachtiging door de ministerraad, vervalt de collectieve consumentenovereenkomst.

   Elke wijziging, verlenging of opzegging van een collectieve consumentenovereenkomst wordt voorgelegd aan de ministerraad, waarna deze wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.122

[ [#S1;S#] De ondertekenaars van en toetreders tot een collectieve consumentenovereenkomst waken over de correcte toepassing ervan.

   De collectieve consumentenovereenkomst voorziet in de wijze waarop de klachten van de consumenten worden behandeld.

   Het niet naleven van een collectieve consumentenovereenkomst door een onderneming kan worden beschouwd als een oneerlijke handelspraktijk jegens consumenten in de zin van titel IV, hoofdstuk 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.123

[ [#S1;S#] De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, op eenparig advies van de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] aan een ganse sector de toepassing opleggen van een collectieve consumentenovereenkomst waarvan het toepassingsgebied nationaal is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
TITEL 6. - [ [#S1;S#] Bijzondere regels inzake geregistreerde benamingen] [#S1;S#]
Art. VI.124

[ [#S1;S#] § 1. Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen :
a) elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, voor zover deze producten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde producten, of voor zover het gebruik van de benaming tot gevolg heeft dat van de reputatie van deze beschermde benaming wordt geprofiteerd;
b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven, of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals "soort", "type", "methode", "op de wijze van", "imitatie" en dergelijke;
c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product vermeld op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken product, alsmede het gebruik van een recipiënt als die tot misverstanden over de oorsprong van het product aanleiding kan geven;
d) elke andere praktijk die de consument ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.

   Indien een geregistreerde benaming de naam omvat van een product dat als soortnaam wordt beschouwd, wordt het gebruik van die soortnaam op dat product niet beschouwd als strijdig met het eerste lid, a) of b).

§ 2. Geregistreerde benamingen mogen geen soortnamen worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.125

[ [#S1;S#] Wanneer de rechter een inbreuk op de regels inzake geregistreerde benamingen vaststelt, beveelt hij tegenover elke inbreukmaker de staking ervan.

   De rechter kan eveneens een bevel tot staking uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op de regels inzake geregistreerde benamingen te plegen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.126

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de aan de benadeelde wegens de inbreuk verschuldigde schadevergoeding en zonder schadeloosstelling van welke aard ook, kan de rechter, op vordering van de partij die een vordering inzake namaak kan instellen, de terugroeping uit het handelsverkeer, de definitieve verwijdering uit het handelsverkeer of de vernietiging gelasten van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt.

   Deze maatregelen worden uitgevoerd op kosten van de inbreukmaker, tenzij bijzondere redenen dit beletten.

   Bij de beoordeling van een vordering als bedoeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gelaste maatregelen, alsmede met de belangen van derden.

§ 2. Wanneer de rechter in de loop van een procedure een inbreuk vaststelt, kan hij, op verzoek van de partij die een vordering inzake namaak kan instellen, de inbreukmaker bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en de distributiekanalen van de inbreukmakende goederen of diensten aan de partij die de vordering instelt mee te delen en haar alle daarop betrekking hebbende gegevens te verstrekken, voor zover die maatregel gerechtvaardigd en redelijk voorkomt.

   Eenzelfde bevel kan worden opgelegd aan de persoon die de inbreukmakende goederen op commerciële schaal in zijn bezit heeft, de diensten waardoor een inbreuk wordt gemaakt op commerciële schaal heeft gebruikt, of op commerciële schaal diensten die bij inbreukmakende handelingen worden gebruikt, heeft verleend.

§ 3. De rechter kan bevelen dat zijn beslissing genomen in het kader van dit artikel en/of in het kader van artikel VI.125, of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de inbreukmaker en dat zijn beslissing of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de inbreukmaker.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. VI.127

[ [#S1;S#] § 1. De benadeelde heeft recht op de vergoeding van elke schade die hij door een inbreuk op artikel VI.124 lijdt.

§ 2. Wanneer de omvang van de schade op geen andere wijze kan bepaald worden, kan de rechter de schadevergoeding in redelijkheid en billijkheid vaststellen op een forfaitair bedrag.

   De rechter kan bij wijze van schadevergoeding de afgifte bevelen aan de eiser van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt, en die nog in het bezit van de verweerder zijn. Indien de waarde van die goederen, materialen en werktuigen de omvang van de werkelijke schade overschrijdt, bepaalt de rechter de door de eiser te betalen opleg.

   In geval van kwade trouw kan de rechter bij wijze van schadevergoeding de afdracht bevelen van het geheel of een deel van de ten gevolge van de inbreuk genoten winst, alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording dienaangaande. Bij het bepalen van de af te dragen winst worden enkel de kosten in mindering gebracht die rechtstreeks verbonden zijn aan de betrokken inbreukactiviteiten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
TITEL 7. - [ [#S1;S#] Slotbepalingen] [#S1;S#]
Art. VI.128

[ [#S1;S#] De Koning oefent de bevoegdheden, Hem toegekend door de bepalingen van boek VI, titels 1, 2, 3, 4, hoofdstukken 1 en 3, en van titel 5, uit op de gezamenlijke voordracht van de ministers bevoegd voor Economie, Middenstand en Consumentenzaken.

   De Koning oefent de bevoegdheden, Hem toegekend door de bepalingen van boek VI, titel 4, hoofdstukken 2 en 4, uit op de gezamenlijke voordracht van de ministers bevoegd voor Economie en Middenstand.

   Wanneer maatregelen, te nemen ter uitvoering van boek VI betrekking hebben op de goederen of diensten waarvoor binnen het toepassingsgebied van de titels 1 tot 5 een regeling is getroffen of kan worden getroffen op initiatief van andere ministers dan degenen die bevoegd zijn voor Economie, Middenstand en Consumentenzaken overeenkomstig het eerste en het tweede lid, moet in de aanhef van het besluit worden verwezen naar de instemming van de betrokken ministers. Die maatregelen worden desgevallend gezamenlijk door de betrokken ministers voorgesteld en door hen in onderlinge overeenstemming, ieder wat hem betreft, uitgevoerd.

   Zulks geldt eveneens wanneer, op het gebied van de titels 1 tot 5, maatregelen die moeten worden genomen op initiatief van andere ministers dan degenen die bevoegd zijn voor Economie, Middenstand en Consumentenzaken, betrekking hebben op goederen of diensten waarvoor een regeling is getroffen of kan worden getroffen ter uitvoering van dit boek. ] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] Wanneer maatregelen, te nemen ter uitvoering van boek VI betrekking hebben op intellectuele prestaties kenmerkend voor beoefenaars van een vrij beroep, worden die maatregelen, overeenkomstig het derde en vierde lid, desgevallend gezamenlijk door ministers bevoegd voor Justitie, Economie, KMO en Middenstand, en volksgezondheid voorgesteld en door hen in onderlinge overeenstemming, ieder wat hem betreft, uitgevoerd.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> &p; ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 96, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
BOEK VII. - [ [#S1;S#] BETALINGS- EN KREDIETDIENSTEN.] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Algemene principes.] [#S1;S#]
Art. VII.1

[ [#S1;S#] Dit boek beoogt voornamelijk de regeling van de betalingsdiensten en de kredietovereenkomsten [ [#S6;S#] , evenals die van de handelspapieren en van de cheque] [#S6;S#].

   Het zet de bepalingen om van :
1° [ [#S5;S#] richtlijn 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van richtlijn 2007/64/EG;] [#S5;S#]
2° Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad;
3° Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 2560/2001;
4° Richtlijn 2011/90/EU van de Commissie van 14 november 2011 tot wijziging van deel II van bijlage I bij Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanvullende hypothesen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage;
5° Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009.] [#S1;S#]
[ [#S3;S#] 6° Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010;] [#S3;S#]
[ [#S2;S#] 7° Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties;] [#S2;S#]
[ [#S4;S#] 8° : Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties.] [#S4;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : onbepaald> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 9, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 3)<W 2016-04-22/01, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 4)<W 2017-12-22/14, art. 3, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018> ( 5)<W 2018-07-19/09, art. 3, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> ( 6)<W 2018-04-15/14, art. 97, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
TITEL 2. [ [#S1;S#] Toepassingsgebied.] [#S1;S#]
Art. VII.2

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S5;S#] [ [#S6;S#] Titels 3, 5, 6 en 7 van dit boek] [#S6;S#] zijn van toepassing op betalingstransacties in de valuta van een lidstaat waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde allebei in een lidstaat zijn gevestigd, of waarbij de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder zich in een lidstaat bevindt.

   Hoofdstuk 2. van titel 3 van dit boek, met uitzondering van de artikelen VII.15, § 1, 2°, VII.22, 2°, e), en VII.26, 1°, en de hoofdstukken 3 tot 6 van titel 3, met uitzondering van de artikelen VII.51 tot VII.55, zijn, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen een lidstaat worden uitgevoerd, van toepassing op betalingstransacties in valuta's van niet-lidstaten waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde allebei in een lidstaat zijn gevestigd, of waarbij de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder zich in een lidstaat bevindt.

   Hoofdstuk 2. van titel 3 van dit boek, met uitzondering van de artikelen VII.15, § 1, 2° ), VII.22, 2°, e), VII.22, 5°, g), en VII.26, 1°, en het hoofdstuk 3 van titel 3 van dit boek, met uitzondering van de artikelen VII.30, §§ 2 en 4, VII.46, VII.47, VII.51, VII.53, § 1, VII.55/2, VII.55/3 en VII.55/8, zijn van toepassing op betalingstransacties in alle valuta waarbij slechts een van de betalingsdienstaanbieders zich in een lidstaat bevindt, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen een lidstaat worden uitgevoerd.

   De hoofdstukken 2 tot 6 van titel 3 van dit boek, met uitzondering van de artikelen VII.8, VII.15, VII.18, VII.22, VII.36, VII.38 en VII.55/10, zijn niet van toepassing op de aanbieders van rekeninginformatiediensten.

   Hoofdstuk 9/1. van titel 3 van dit boek, is, met uitzondering van artikel VII.62/3, van toepassing indien de overdragende en de ontvangende betalingsdienstaanbieder in België gevestigd zijn. Het artikel VII.62/3 is alleen van toepassing wanneer de overdragende betalingsdienstaanbieder in België is gevestigd.

   Behoudens andersluidende bepalingen is dit boek van toepassing op de betalingsdiensten, als vermeld in § 1, uitgevoerd in euro of in de valuta van een lidstaat buiten de eurozone. De artikelen VII.4/1 tot VII.4/4, VII.43, VII.44 en VII.62/1 tot VII.62/7 van dit boek zijn evenwel van toepassing op de betalingsdiensten ongeacht de gehanteerde valuta.

   De hoofdstukken 1/1 en 9/1 van titel 3 van dit boek zijn van toepassing op:
1° betaalrekeningen waarmee consumenten ten minste geldmiddelen op een betaalrekening kunnen plaatsen, contanten van een betaalrekening kunnen opnemen, en betalingstransacties, met inbegrip van overschrijvingen van en naar derden, kunnen ontvangen en uitvoeren;
2° vooraf betaalde kaarten.

   De Koning kan, rekening houdende met de aard en beschikbaarheid van de aangeboden betalingsdiensten, vooraf betaalde instrumenten uitsluiten van alle of sommige bepalingen van de hoofdstukken 1/1 en 9/1 van titel 3.

   Dit boek is ook van toepassing op de uitgifte en terugbetaalbaarheid van elektronisch geld door uitgevers van elektronisch geld.

   De bepalingen van boek VII, titel 3, hoofdstuk 11, regelen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 1 van verordening (EU) nr. 2015/751.] [#S5;S#]

§ 2. [ [#S6;S#] Titels 4 tot 6 en 7 van dit boek] [#S6;S#] zijn van toepassing op de kredietovereenkomsten gesloten met een consument die in België zijn gewone verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat
1° de kredietgever zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in België, of
2° dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op België of op verscheidene landen, met inbegrip van België, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.

   Hoofdstuk 1 van titel 4 is enkel van toepassing op het consumentenkrediet.

   Hoofdstuk 2 van titel 4 is enkel van toepassing op het hypothecair krediet.

   Hoofdstuk 2 van titel 5 is enkel van toepassing op het consumentenkrediet.

   Hoofdstuk 3 van titel 5 is enkel van toepassing op het hypothecair krediet.

§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van §§ 1 en 2 kunnen partijen, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), het recht kiezen dat van toepassing is op een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1 van deze Verordening. Deze keuze mag er evenwel niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken volgens de toepasselijke Belgische regelgeving bij gebreke van rechtskeuze.

§ 4. Onverminderd de bepalingen van de [ [#S5;S#] artikelen VII.5, VII.29] [#S5;S#] en VII. 194 tot VII. 208, is elk met de bepalingen van dit boek en van zijn uitvoeringsbesluiten strijdig beding verboden en nietig van rechtswege voor zover het ertoe strekt de rechten van de consument of van de betalingsdienstgebruiker in te perken of zijn verplichtingen te verzwaren.

   Onverminderd de bepalingen [ [#S5;S#] van artikel VII.29] [#S5;S#] zijn elk van de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden verboden en nietig van rechtswege voor zover die ertoe strekken de bewijslast voor de naleving van alle of een deel van de in dit boek bedoelde verplichtingen die rusten op de betalingsdienstaanbieder, de kredietgever of de kredietbemiddelaar, op de betalingsdienstgebruiker of de consument te leggen. Het komt aan de kredietgever toe het bewijs te leveren dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen inzake kredietwaardigheidsbeoordeling, bedoeld in [ [#S3;S#] de artikelen VII.69, VII.75, VII.77, VII.126, VII.127, § 1, VII.131 en VII.133] [#S3;S#], van de consument en desgevallend van de steller van een persoonlijke zekerheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 10, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 3)<W 2017-04-18/03, art. 7, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 4)<W 2017-12-22/14, art. 4, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018> ( 5)<W 2018-07-19/09, art. 4, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> ( 6)<W 2018-04-15/14, art. 98, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.3

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S7;S#] Titels 1 tot 7 van dit boek zijn niet van toepassing op :] [#S7;S#]
1° betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst;
2° betalingstransacties die door de betaler aan de begunstigde worden uitgevoerd via een handelsagent [ [#S5;S#] middels een overeenkomst] [#S5;S#] die gemachtigd is om voor rekening van [ [#S5;S#] alleen] [#S5;S#] de betaler of [ [#S5;S#] alleen] [#S5;S#] de begunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of te sluiten;
3° beroepsmatig fysiek transport van bankbiljetten en muntstukken, inclusief ophaling, verwerking en levering;
4° betalingstransacties die bestaan in de niet-beroepsmatige ophaling en levering van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;
5° diensten waarbij contanten door de begunstigde aan de betaler worden verstrekt [ [#S5;S#] in het kader van] [#S5;S#] een betalingstransactie op uitdrukkelijk verzoek van de betalingsdienstgebruiker vlak voor de uitvoering van een betalingstransactie in de vorm van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten;
6° [ [#S5;S#] contante valutawisseltransacties] [#S5;S#] waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;
7° betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde :
a) [ [#S7;S#] onverminderd artikelen VII.88, VII.90, VII.147/1, VII.147/3, VII.205 en VII.214/5 een papieren cheque zoals bedoeld in titel 6/1 of een soortgelijke papieren cheque zoals de postcheque, een circulaire cheque of een cheque die valt onder het recht van een Staat die geen partij is bij het verdrag van Genève van 19 maart 1931 houdende een eenvormige wet op de cheques of elke andere cheque;] [#S7;S#]
b) [ [#S7;S#] onverminderd artikelen VII.147/1, VII.205 en VII.214/5, een wisselbrief of een orderbriefje op papier zoals bedoeld in titel 6/1, of een met die documenten vergelijkbare wissel op papier die valt onder het recht van een Staat die geen partij is bij het verdrag van Genève van 7 juni 1930 houdende een eenvormige wet op de wisselbrieven en orderbriefjes;] [#S7;S#]
c) een papieren tegoedbon waaronder een papieren dienstencheque zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, en papieren maaltijdcheques;
d) een papieren reischeque;
e) een papieren postwissel uitgegeven en/of betaald in speciën aan een loket van een postkantoor of in een ander postaal servicepunt;
8° betalingstransacties die worden uitgevoerd binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem of tussen afwikkelingsagenten, centrale tegenpartijen, verrekenkamers en/of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd het bepaalde [ [#S5;S#] bij artikel 154 van de wet van 11 maart 2018] [#S5;S#];
9° betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld onder 8° of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen aan welke bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan;
10° door technische dienstverleners verrichte diensten die de aanbieding van betalingsdiensten ondersteunen zonder dat de betrokken dienstverleners op enig moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authentificatie van gegevens en entiteiten, aanbieding van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken, alsook aanbieding en onderhoud van voor betalingsdiensten gebruikte automaten en instrumenten [ [#S5;S#] met uitzondering van betalingsinitiatiediensten en rekeninginformatiediensten] [#S5;S#];
11° [ [#S5;S#] op specifieke betaalinstrumenten gebaseerde diensten met beperkte gebruiksmogelijkheden, die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
a) instrumenten waarmee de houder alleen in de bedrijfsgebouwen van de uitgever ervan of binnen een beperkt netwerk van dienstaanbieders die een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen;
b) instrumenten waarmee alleen goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma kunnen worden aangeschaft;
c) uitsluitend in België geldende instrumenten aangeboden op verzoek van een onderneming of een publiekrechtelijke entiteit, waarvoor een nationale of regionale overheidsinstantie in België specifieke regels met sociale of fiscale doeleinden heeft vastgesteld, en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben;] [#S5;S#]
12° [ [#S5;S#] betalingstransacties door een aanbieder van elektronische communicatienetwerken of -diensten die voor een abonnee van dat netwerk of die dienst ter aanvulling op elektronische communicatiediensten worden verricht en op voorwaarde dat:
1° de waarde van iedere afzonderlijke betalingstransactie niet meer bedraagt dan 50 euro en de totale waarde van betalingstransacties voor eenzelfde abonnee niet meer bedraagt dan 300 euro per maand, ongeacht of de abonnee zijn rekening bij de aanbieder van elektronische communicatienetwerken of -diensten heeft voorgefinancierd of niet; en
2° het bedrag van de betalingstransacties wordt in rekening gebracht via de factuur voor elektronische communicatiediensten en de betalingstransacties worden verricht:
a) voor de aankoop van digitale inhoud en spraakgestuurde diensten en dat, ongeacht de gebruikte apparatuur, voor de aankoop of consumptie van de digitale inhoud;
b) voor de financiering van liefdadigheidsactiviteiten die door de Staat zijn erkend als recht gevend op aftrekbaarheid van de giften, en dit via een elektronisch apparaat. De Koning kan bij koninklijk besluit de lijst vaststellen van de in dit punt bedoelde liefdadigheidsactiviteiten; of nog
c) voor de aankoop van elektronische tickets, en dit via een elektronisch apparaat.] [#S5;S#]
13° betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening;
14° betalingstransacties [ [#S5;S#] en aanverwante diensten] [#S5;S#] tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochternemingen van dezelfde moederonderneming, [ [#S5;S#] zonder tussenkomst van een] [#S5;S#] andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming [ [#S5;S#] ...] [#S5;S#]t;
15° [ [#S5;S#] geldopnamediensten die via geldautomaten worden aangeboden door namens een of meer kaartuitgevers handelende dienstaanbieders die geen partij zijn bij het raamcontract met de cliënt die geld van een betaalrekening opneemt, mits die dienstaanbieders geen andere betalingsdiensten als bedoeld in bijlage I verrichten. Niettemin wordt aan de cliënt de in de artikelen VII.10, VII.15, VII.18 en VII.19 bedoelde informatie over eventuele kosten voor geldopname verstrekt, zowel vóór de geldopname als na ontvangst van de contanten aan het einde van de transactie na de geldopname.] [#S5;S#]

§ 2. Dit boek is niet van toepassing op :
1° de verzekeringsovereenkomsten alsook de overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen, waarbij de consument, zolang de diensten of goederen worden geleverd, de kosten daarvan in termijnen betaalt;
2° de huurovereenkomsten waarbij noch in het contract zelf noch bij afzonderlijke overeenkomst een verplichting is voorzien om het goed te kopen. Dergelijke verplichting wordt geacht te bestaan indien de verhuurder hiertoe eenzijdig beslist;
3° de consumentenkredietovereenkomsten zonder interest waarbij het opgenomen krediet binnen een termijn van twee maanden wordt terugbetaald en de kredietgever kosten vraagt die lager zijn dan 4,17 euro op maandbasis. Die kosten omvatten de kosten bedoeld in artikel I. 9, 41°, zo nodig berekend op basis van de elementen bedoeld in artikel I. 9, 42°.

   Het drempelbedrag wordt geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de volgende formule : 4,17 euro vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de aanvangsindex. De nieuwe index is de index van de consumptieprijzen van de maand december van het vorige jaar en de aanvangsindex is de index van de consumptieprijzen van de maand december 2010. Het geïndexeerde bedrag wordt afgerond overeenkomstig de regelen die gelden voor de afronding van de debetrentevoet op grond van artikel I.9, 44°. De Koning kan het bedrag van deze drempel wijzigen;
4° de consumentenkredietovereenkomsten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie;
5° de overeenkomsten van huwelijksbemiddeling die onder de toepassing vallen van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren;
6° de consumentenkredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van een bestaande schuld;
[ [#S8;S#] 6° bis. de tijdelijke contracten middels dewelke de kredietgevers inzake consumentenkrediet gemachtigd zijn, tijdens de periode tussen 1 mei en 31 juli 2020, tijdelijk uitstel van terugbetaling van een lening of verkoop op afbetaling, alsmede verlenging van de nulstellingstermijn in geval van kredietopeningen toe te staan voor een maximale termijn van 3 maanden, met uitzondering van artikel VII.107, en de artikels VII.148 tot VII.154, evenals hun uitvoeringsbesluiten.

   Het maximaal uitstel van 3 maanden bedoeld in het voorgaande lid kan eenmalig worden verlengd met een nieuwe termijn van maximaal 3 maanden indien de voorwaarden onder punt 1° nog steeds vervuld zijn op het ogenblik dat de eerste termijn van drie maanden verstreken is.
1° Om te genieten van dit tijdelijk regime van schorsing van de verplichtingen van terugbetaling of de verlenging van een nulstellingstermijn, dient te worden voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- De kredietnemer vraagt zelf een uitstel van terugbetaling of de verlenging van de nulstellingstermijn van zijn krediet;
- Er is geen betalingsachterstand van het betrokken krediet van meer dan één maand op 1 april 2020;
- De kredietnemer lijdt een inkomensverlies ten gevolge de Coronacrisis. Indien er meerdere personen officieel op hetzelfde adres wonen, is het voldoende dat één van deze personen een inkomensverlies lijdt ten gevolge van de Coronacrisis om aan deze voorwaarde te voldoen, ook wanneer het krediet niet op zijn of haar naam, maar op de naam van één van de andere personen werd aangegaan.
- De maandelijkse terugbetaling van het kapitaal en interesten van het betrokken krediet bedraagt minstens 50 euro per maand.
2° Wanneer de cumulatieve voorwaarden van het tweede lid, 1°, zijn vervuld, dient de betrokken kredietgever:
- Uitstel van terugbetaling van kapitaal en interesten toe te kennen voor een lening of verkoop op afbetaling van het betrokken krediet. De kredietgever kan de uitgestelde intresten voor de overbrugde periode nadien verrekenen hetzij via een spreiding over de nog resterende terugbetalingstermijnen, hetzij in één keer samen met de laatste terugbetalingstermijn.

   Indien de uitgestelde intresten gespreid worden over de nog resterende termijnen zal, bij toekenning van het uitstel, een aangepaste aflossingstabel worden opgemaakt voor de nog resterende terugbetalingstermijnen van het krediet na het uitstel.

   Worden de interesten in één keer terugbetaald samen met de laatste terugbetalingstermijn dan wordt, bij toekenning van het uitstel, het in één keer te betalen bedrag samen met de laatste terugbetalingstermijn aan de klant meegedeeld.
- Voor een kredietopening dient de nulstellingstermijn door de kredietgever te worden uitgesteld met maximaal drie maanden indien de nulstellingstermijn van die kredietopening wordt bereikt in de periode tussen 1 mei en 31 juli 2020. Tijdens de periode van dit uitstel blijven de op de kredietopening contractueel van toepassing zijnde interesten verschuldigd.
3° Indien op het moment van de aanvraag tot betalingsuitstel het totaal roerend vermogen op zicht- en spaarrekeningen en in een beleggingsportefeuille bij de eigen of een andere bank cumulatief groter is dan 25 000 euro, is de kredietgever niet meer verplicht om het uitstel toe te staan. Pensioensparen wordt hier niet in meegerekend. Het bewijs hiervoor kan geleverd worden mits een verklaring op eer door de kredietnemer.
4° Deze tijdelijke opschorting van de terugbetalingsverplichtingen of verlenging van de nulstellingstermijn wordt niet beschouwd als een nieuwe kredietovereenkomst noch als een wanbetaling die overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 23 maart 2017 moet worden gemeld in het negatieve luik van de Centrale Krediet aan Particulieren, maar als een toegelaten wijziging van de kredietovereenkomst en kan leiden tot een overschrijding van de bij Koninklijk Besluit van 14 september 2016 bepaalde maximale terugbetalingstermijn en nulstellingstermijn.

   De wijzigingen van de kredietovereenkomst, met inbegrip van de nieuwe einddatum van het krediet dienen geregistreerd te worden in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.
5° De wijziging van de kredietovereenkomst die bestaat uit het uitstel van terugbetaling of de verlenging van de nulstellingstermijn hoeft niet in de kredietovereenkomst zelf te worden geformaliseerd, maar kan worden vastgesteld via een bijvoegsel op een duurzame drager dat het bewijs levert van de instemming van de partijen met de inhoud.
6° Er worden geen dossierkosten, noch nalatigheidsinteresten noch enige andere kosten aangerekend voor het uitstel van betalingen in het kader van de toepassing van dit artikel, met uitzondering van het contractueel bedongen jaarlijks kostenpercentage (JKP) berekend op de periode van het uitstel.
7° De kredietgever zal de mogelijkheid tot betalingsuitstel onder de voornoemde voorwaarden kenbaar maken via zijn website.
8° De bepalingen van artikel VII.133 zijn niet overeenkomstig van toepassing.] [#S8;S#]
7° de kredietovereenkomsten toegestaan door de bergen van barmhartigheid bedoeld door de wet van 30 april 1848 op de herinrichting der bergen van barmhartigheid;
8° de kredietovereenkomsten zonder interesten en zonder kosten die onder de toepassing vallen van artikel 18 van de wet van 28 augustus 2011 betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling;
[ [#S6;S#] 9° de consumentenkredietovereenkomsten die, met een doelstelling van algemeen belang, aan een beperkt publiek worden toegekend tegen een lagere dan op de markt gebruikelijke rentevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaarden die voor de consument gunstiger zijn dan de op de markt gebruikelijke voorwaarden en tegen rentetarieven die niet hoger zijn dan de op de markt gebruikelijke, en die de vorm aannemen van een studiefinanciering en worden toegekend door een onderwijsinstelling als dusdanig erkend door de bevoegde Gemeenschap.] [#S6;S#]

§ 3. Dit boek is evenmin van toepassing op :
1° de kredietovereenkomsten die betrekking hebben op bedragen van minder dan 200 euro, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII. 1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII.64 tot VII. 66, VII. 67 tot VII.74, VII. 75, eerste lid,VII.79, derde lid, VII. 80, VII. 85 tot VII. 90, VII. 94, VII. 98, VII. 99, VII. 105 tot VII. 115, VII. 158 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208,VII. 215 tot VII. 219;
2° de geoorloofde debetstanden op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in de artikelen VII. 1, VII.2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 68, VII. 71, § 3, VII. 72 en VII. 73, VII. 77, VII. 85 tot VII. 87, VII. 88 en VII. 89, [ [#S3;S#] VII.94,] [#S3;S#] VII. 99, § 1, VII. 100 en VII. 101, VII. 105 en VII. 106, VII. 107, VII. 112, VII 114 tot VII. 122, VII. 158 tot VII. 188, VII. 196, VII. 199, VII.200, VII. 201, 1° en 2°, VII. 204, VII. 205, VII. 215 tot VII. 219;
3° de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII. 1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 64, § 1, eerste lid, 1° tot 3°, en § 2, VII. 65 en VII. 66, VII. 67 tot VII. 69, VII. 71 tot VII. 77, VII. 78, §§ 1 en 2, 1° tot 13°, § 4, 1° en 2°, VII. 79, VII. 84 tot VII. 95, VII. 96, § 1, VII. 97, § 2, VII. 98, VII.99, § 1, VII. 100 tot VII. 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208, VII. 215 tot VII. 219;
4° de overschrijdingen, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII. 1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 64, § 2, VII. 65 en VII. 66, VII. 68, VII. 85, VII. 86, §§ 1 tot 3, 5 tot 6, VII. 87 tot VII. 89, VII. VII. 94, VII. 97, § 1, VII. 97, § 2, VII. 101, VII. 105 tot VII. 107, VII. 112 tot 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 196, VII. 199 en VII. 200, VII. 205, VII. 215 tot VII. 219;
5° de kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming bedoeld [ [#S4;S#] in de wet van 25 oktober 2016 of met een kredietinstelling bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen waarbij een belegger transacties kan verrichten op één of meer van de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002] [#S4;S#] en waarbij de beleggingsonderneming of de kredietinstelling die het krediet verleent, bij deze transactie betrokken is, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII. 1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 64 tot VII. 78, VII. 86 tot VII. 89, VII. 94, VII. 96 tot VII. 108, VII. 112 tot VII. 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208, VII. 215 tot VII. 219. In die gevallen zorgt de kredietinstelling of de beleggingsonderneming ook, met betrekking tot het gebruik van het krediet, voor de naleving van de regels bedoeld in artikel 27 van de wet van 2 augustus 2002;
6° consumentenkredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen voor uitstel of aflossing treffen als de consument zijn verplichtingen op grond van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen, en :
a) met deze regelingen een rechtsvordering tot ingebrekestelling zou kunnen worden vermeden, en
b) de voorwaarden voor de consument daardoor niet ongunstiger worden dan de voorwaarden van de oorspronkelijke kredietovereenkomst, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in de artikelen VII. 1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII.64 tot VII. 66, VII. 67 tot VII.69, VII. 71 tot VII. 77, VII. 78, §§ 1, 2, 1° tot 8°, 3, 2°, 3° en 4°, VII. 79, VII. 84, VII. 91, VII. 93, VII. 94 tot VII. 108, VII. 112 tot VII. 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208, VII. 215 tot VII. 219. Valt de kredietovereenkomst onder 3°, dan zijn uitsluitend de bepalingen van dat lid van toepassing. De uitzondering bedoeld in dit lid kan slechts eenmalig worden toegepast.

§ 4. [ [#S6;S#] Onverminderd de bepalingen van §§ 1, 2 en 3, kan de Koning bepalen] [#S6;S#] dat sommige artikelen van dit boek, die hij aanwijst, niet van toepassing zijn :
1° op kredietovereenkomsten waarbij het krediet als nevenactiviteit door een werkgever rentevrij of tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt, aan zijn werknemers wordt toegekend, en die niet aan het publiek in het algemeen worden aangeboden;
2° op kredietovereenkomsten die door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend worden toegestaan, met een doelstelling van algemeen belang, aan een beperkt publiek worden toegekend tegen een lagere dan op de markt gebruikelijke rentevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaarden die voor de consument gunstiger zijn dan de op de marktgebruikelijke voorwaarden en tegen rentetarieven die niet hoger zijn dan de op de markt gebruikelijke.] [#S1;S#]

[ [#S7;S#] § 5. Dit boek is niet van toepassing op postcheques, die aan de geldende wetgeving onderworpen blijven.] [#S7;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2016-06-29/01, art. 11, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 4)<W 2016-10-25/04, art. 173, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016> ( 5)<W 2018-07-19/09, art. 5, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> ( 6)<W 2018-07-30/47, art. 10, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 7)<W 2018-04-15/14, art. 99, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> ( 8)<W 2020-05-27/02, art. 2, 084; Inwerkingtreding : 01-05-2020; Opheffing : 31-01-2021>
TITEL 3. [ [#S1;S#] Betalingsdiensten.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Inleidende bepaling.] [#S1;S#]
Art. VII.4

[ [#S1;S#] De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen opgenomen in titel 4 van dit boek waarbij bijkomende vereisten inzake voorafgaande informatie of bijzondere voorwaarden, rechten en plichten worden opgelegd inzake kredietverlening aan consumenten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
HOOFDSTUK 1/1. [ [#S1;S#] - Vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen] [#S1;S#]
Art. VII.4/1

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing [ [#S2;S#] van de artikelen VII.22, 3°,] [#S2;S#] VII.70 en VII.71, verstrekt de betalingsdienstaanbieder ruimschoots voordat met een consument een contract voor een betaalrekening wordt aangegaan, de consument op een duurzame drager een informatiedocument betreffende de vergoedingen.

   Het in het eerste lid bedoelde informatiedocument betreffende de vergoedingen bevat een lijst van ten minste tien en ten hoogste twintig meest representatieve aan een betaalrekening verbonden diensten, alsmede, indien deze diensten door een betalingsdienstaanbieder worden aangeboden, voor elke dienst de overeenkomstige vergoedingen, met name alle eventuele kosten en boeten die door de consument aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn voor of in verband met aan een betaalrekening verbonden diensten. Dit document bevat de gestandaardiseerde termen en bijhorende definities van deze diensten.

   De Koning bepaalt, rekening houdende met de diensten met betrekking tot de betaalrekening die door de consument het vaakst gebruikt worden, en die voor de consument de hoogste kosten veroorzaken, zowel in totaal als per eenheid, welke de meest representatieve diensten zijn. Hij bepaalt eveneens de gestandaardiseerde termen en definities, het presentatieformaat en het gemeenschappelijk symbool van het desbetreffende informatiedocument, alsmede een verklarende woordenlijst. Hij kan deze wijzigen en aanvullen.

§ 2. Het informatiedocument betreffende de vergoedingen:
1° is een kort en zelfstandig document;
2° is op zodanige wijze vormgegeven dat het duidelijk en gemakkelijk leesbaar is, met gebruikmaking van tekens van leesbare grootte;
3° is, indien het oorspronkelijk in kleur is, niet minder begrijpelijk als het in zwart-wit wordt afgedrukt of gefotokopieerd;
4° is gesteld in de officiële taal van de plaats waar de betaalrekening wordt aangeboden, of in een andere taal indien aldus tussen de consument en de betalingsdienstaanbieder is overeengekomen;
5° is nauwkeurig, ten allen tijde geactualiseerd behoudens voor de referentiewisselkoers, niet misleidend en uitgedrukt in de munteenheid van de betaalrekening, of in een andere munteenheid indien aldus tussen de consument en de betalingsdienstaanbieder is overeengekomen;
6° bevat de titel "informatiedocument betreffende de vergoedingen" bovenaan op de eerste bladzijde, naast een gemeenschappelijk symbool om het document van andere documentatie te onderscheiden;
7° omvat een verklaring dat het document de voor de meest representatieve diensten in verband met de betaalrekening aangerekende vergoedingen bevat en dat volledige precontractuele en contractuele informatie over alle diensten wordt verstrekt in andere documenten.

   Onverminderd de toepassing van het eerste lid, wordt het informatiedocument betreffende de vergoedingen bedoeld in paragraaf 1 samen met de uit hoofde van andere wettelijke bepalingen inzake betaalrekeningen en aanverwante diensten voorgeschreven informatie verstrekt.

§ 3. Indien een of meer diensten worden aangeboden als onderdeel van een pakket aan een betaalrekening gekoppelde diensten vermeldt het informatiedocument betreffende de vergoedingen de vergoeding voor het gehele pakket, de in het pakket opgenomen diensten en hun aantal, alsmede de bijkomende vergoeding voor elke dienst boven het aantal dat door de vergoeding voor het pakket wordt gedekt.

§ 4. De betalingsdienstaanbieder dient voor de consument een verklarende woordenlijst beschikbaar te stellen van ten minste de gestandaardiseerde termen in de lijst en de bijbehorende definities, zoals bedoeld in paragraaf 1.

   De overeenkomstig het eerste lid beschikbaar gestelde verklarende woordenlijst is opgesteld in duidelijke, ondubbelzinnige en niet-technische bewoordingen en is niet misleidend.

§ 5. Het informatiedocument betreffende de vergoedingen en de verklarende woordenlijst worden door de betalingsdienstaanbieder te allen tijde voor de consument beschikbaar gesteld.

   Bij een verkoop in de kantoren van de betalingsdienstaanbieder zijn ze vlot toegankelijk, ook voor niet-klanten. De consument dient ze onmiddellijk en doorlopend te kunnen raadplegen op een voor hem duidelijke en goed zichtbare plaats in de kantoren van de betalingsdienstaanbieder die voor de consument toegankelijk zijn. Zij kunnen door hem gratis worden meegenomen zonder bijzondere formaliteit of bijzonder verzoek van de consument. Een vermelding, die op een duidelijke en ondubbelzinnige manier op een van buiten in voor de consument toegankelijke kantoren van de onderneming goed zichtbare plaats is aangebracht, licht de consument over deze mogelijkheid in.

   De verkoop op salons, beurzen en tentoonstellingen wordt gelijkgesteld met een verkoop in de kantoren van de betalingsdienstaanbieder.

   Indien de betalingsdienst elektronisch beschikbaar is via een website, wordt het informatiedocument betreffende de vergoedingen en de verklarende woordenlijst samen met de uit hoofde van andere wetgeving inzake betaalrekeningen en aanverwante diensten voorgeschreven informatie op een voor de consument duidelijke wijze en goed zichtbare plaats op deze website geplaatst, met vermelding in de onmiddellijke nabijheid van de hyperlink naar de in artikel VII.4/4 bedoelde vergelijkingswebsite. Op eenvoudig verzoek van een consument worden deze tevens kosteloos op een duurzame drager verstrekt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 6, 057; Inwerkingtreding : 01-03-2019> ( 2)<W 2018-07-19/09, art. 6, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.4/2

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing [ [#S2;S#] van de artikelen VII.27, VII.28] [#S2;S#] en VII.99 verstrekt de betalingsdienstaanbieder de consument ten minste jaarlijks, uiterlijk op de laatste dag van de maand februari, kosteloos een staat van alle vergoedingen evenals, indien toepasselijk, informatie over de in paragraaf 2, 3° en 4°, bedoelde rentevoeten, voor aan een betaalrekening verbonden diensten. Indien toepasselijk gebruikt de betalingsdienstaanbieder de gestandaardiseerde termen in de lijst van de meest representatieve aan een betaalrekening gekoppelde diensten.

   De vergoedingenstaat wordt verstrekt op een duurzame drager. Met de consument wordt het communicatiekanaal overeengekomen. Bovendien wordt de vergoedingenstaat kosteloos op verzoek van de consument op papier ter beschikking gesteld, in voorkomend geval door een rekeninguittreksel.

§ 2. De vergoedingenstaat omvat ten minste de volgende informatie:
1° de voor elke dienst per verrichting in rekening gebrachte vergoeding en het aantal keren dat de dienst tijdens de periode in kwestie is gebruikt en, wanneer die diensten in een pakket zijn gecombineerd, de voor het hele pakket in rekening gebrachte vergoeding, het aantal keren dat de pakketvergoeding tijdens de periode in kwestie in rekening is gebracht en de bijkomende vergoeding die is in rekening is gebracht voor elke dienst boven het aantal diensten dat door de pakketvergoeding wordt gedekt;
2° het totale bedrag aan vergoedingen dat tijdens de periode in kwestie werd aangerekend voor elke dienst, voor elk aangeboden dienstenpakket en voor de diensten boven het aantal diensten dat door de pakketvergoeding wordt gedekt;
3° indien toepasselijk, de debetrentevoet die op de betaalrekening is toegepast en het totaalbedrag aan rente dat in verband met de debetstand in de periode in kwestie in rekening is gebracht;
4° indien toepasselijk, de creditrentevoet die op de betaalrekening is toegepast en het totale bedrag aan rente dat in de periode in kwestie is verworven;
5° het totale bedrag aan vergoedingen dat tijdens de periode in kwestie voor alle aangeboden diensten werd aangerekend.

§ 3. De vergoedingenstaat:
1° is op zodanige wijze vormgegeven dat deze duidelijk en gemakkelijk leesbaar is, met gebruikmaking van tekens van leesbare grootte;
2° is nauwkeurig, niet misleidend en uitgedrukt in de munteenheid van de betaalrekening, of in een andere munteenheid indien aldus tussen de consument en de betalingsdienstaanbieder is overeengekomen;
3° bevat de titel "vergoedingenstaat" bovenaan op de eerste bladzijde van de staat, naast een gemeenschappelijk symbool om het document van andere documentatie te onderscheiden, en
4° is gesteld in de officiële taal van de plaats waar de betaalrekening wordt aangeboden, of in een andere taal indien aldus tussen de consument en de betalingsdienstaanbieder is overeengekomen.

   Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het eerste lid, wordt deze vergoedingenstaat samen verstrekt met de hyperlink naar de in artikel VII.4/4 bedoelde vergelijkingswebsite, en indien van toepassing, samen met de uit hoofde van andere wetgeving inzake betaalrekeningen en aanverwante diensten voorgeschreven informatie.

§ 4. De Koning kan een gestandaardiseerd presentatieformaat van de vergoedingenstaat en het desbetreffende gemeenschappelijke symbool vastleggen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 7, 057; Inwerkingtreding : 01-03-2019> ( 2)<W 2018-07-19/09, art. 7, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.4/3

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstaanbieder maakt in zijn contractuele, commerciële en marketinginformatie bestemd voor de consument gebruik, indien toepasselijk, van de gestandaardiseerde termen in de lijst van de meest representatieve aan een betaalrekening verbonden diensten.

   De betalingsdienstaanbieder kan in het informatiedocument betreffende de vergoedingen en in de vergoedingenstaat gebruikmaken van merknamen, maar alleen indien die merknamen worden genoemd naast de gestandaardiseerde termen in de lijst, als secundaire aanduiding van die diensten. Deze documenten mogen geen reclamevermelding bevatten.

§ 2. De betalingsdienstaanbieder kan gebruikmaken van merknamen om in zijn contractuele, commerciële en marketinginformatie bestemd voor consumenten, zijn diensten aan te duiden, op voorwaarde dat hij, indien toepasselijk, duidelijk de overeenkomstige gestandaardiseerde termen van de lijst vermeldt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 8, 057; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
Art. VII.4/4

[ [#S1;S#] § 1. Opdat zij een onafhankelijke beoordeling zouden kunnen maken van de vergoedingen, hebben de consumenten op nationaal niveau kosteloos toegang tot een website waarop de vergoedingen worden vergeleken die worden aangerekend voor, ten minste, de diensten die zijn opgenomen in het informatiedocument als bedoeld in artikel VII.4/1. De Koning kan, op advies van de FSMA, de lijst uitbreiden van de diensten die moeten voorkomen op de vergelijkingswebsite.

§ 2. De met toepassing van paragraaf 1 ingestelde vergelijkingswebsite:
1° is operationeel onafhankelijk doordat hij ervoor zorgt dat betalingsdienstaanbieders in de zoekresultaten op gelijke wijze worden behandeld;
2° vermeldt duidelijk wie de eigenaars zijn;
3° vermeldt de duidelijke, objectieve criteria waarop de vergelijking wordt gebaseerd;
4° maakt gebruik van duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen en, indien toepasselijk, van de gestandaardiseerde termen als opgenomen in het informatiedocument als bedoeld in artikel VII.4/1;
5° geeft nauwkeurige en geactualiseerde informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;
6° belicht een breed scala aan betaalrekeningaanbiedingen dat een significant deel van de markt bestrijkt en vermeldt in voorkomend geval duidelijk dat de weergegeven informatie geen volledig overzicht van de markt biedt, voordat de zoekresultaten worden getoond, en
7° biedt een doeltreffende procedure om onjuiste informatie over gepubliceerde vergoedingen te melden.

   De Koning kan, op advies van de FSMA, nauwkeurigere of bijkomende vergelijkingsparameters opleggen met betrekking tot het niveau van de door de betalingsdienstaanbieder verleende diensten.

§ 3. De FSMA wordt belast met het ontwikkelen en beheren van de vergelijkingswebsite als bedoeld in paragraaf 1.

   De betalingsdienstaanbieders verlenen de FSMA de nodige medewerking voor het vervullen van haar opdracht, met inbegrip van het aanleveren van juiste en volledige informatie.

   De FSMA bepaalt de modaliteiten van deze samenwerking in een reglement dat wordt aangenomen overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

   Voor het vervullen van haar opdracht beschikt de FSMA over de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 34, § 1, 1°, 35, §§ 1 en 2, 36 en 36bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Artikel 37 van dezelfde wet is van overeenkomstige toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 9, § 1 en 2, 057; Inwerkingtreding : 25-06-2019; § 3, Inwerkingtreding : 01-03-2019>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] Informatie en voorwaarden die de betalingstransacties en raamcontracten beheersen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene regels] [#S1;S#]
Art. VII.5

[ [#S1;S#] Behoudens wanneer de betalingsdienstgebruiker een consument is, kunnen partijen overeenkomen dat de bepalingen van dit hoofdstuk geheel of ten dele niet van toepassing zijn.

   Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties, op raamovereenkomsten en op de daaronder vallende transacties.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.6

[ [#S1;S#] Indien een contract betreffende betalingsdiensten op afstand wordt gesloten, vervangt de informatie bedoeld in de artikelen VII.14, VII.15, VII.21 en VII.22 de informatie bedoeld in artikel VI.55, § 1, van het Wetboek van economisch recht, met uitzondering van 2°, c) tot g), 3°, a), d) en e), en 4°, b).] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.7

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstaanbieder rekent de betalingsdienstgebruiker geen kosten aan voor krachtens dit hoofdstuk verstrekte informatie.

§ 2. De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat kosten worden aangerekend voor bijkomende, veelvuldiger of met andere communicatiemiddelen verstrekte informatie dan in het raamcontract is bepaald, en verstrekt op verzoek van de betalingsdienstgebruiker.

   Kosten die de betalingsdienstaanbieder krachtens het vorige lid mag aanrekenen dienen redelijk te zijn en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder daadwerkelijk heeft gedragen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.8

[ [#S1;S#] De bewijslast inzake het naleven van de informatieverplichtingen bedoeld in dit hoofdstuk komt aan de betalingsdienstaanbieder toe.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.9

[ [#S1;S#] § 1. In geval van betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract ofwel uitsluitend worden gebruikt voor betalingstransacties van maximaal 30 euro ofwel een uitgavenlimiet van 150 euro hebben of waarop maximaal een bedrag van 150 euro kan worden opgeslagen, is dit hoofdstuk van toepassing in de mate hierna bepaald:
1° in afwijking van de artikelen VII.21, VII.22 en VII.26 verstrekt de betalingsdienstaanbieder de betaler uitsluitend informatie over de voornaamste kenmerken van de betalingsdienst, met inbegrip van de wijze waarop van het betaalinstrument gebruik kan worden gemaakt, de aansprakelijkheid, alle in rekening gebrachte kosten en andere concrete informatie die nodig zijn om een weloverwogen besluit te nemen, en geeft hij tevens aan waar andere in artikel VII.22 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar zijn gesteld;
2° er kan overeengekomen worden dat, in afwijking van artikel VII.24 de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is een wijziging in de voorwaarden van het raamcontract voor te stellen op de wijze als bepaald in artikel VII.21, § 1;
3° er kan overeengekomen worden dat, in afwijking van de artikelen VII.27 en VII.28, na uitvoering van een betalingstransactie:
a) de betalingsdienstaanbieder uitsluitend een referentie verstrekt of beschikbaar stelt waarmee de gebruiker van de betalingsdienst de betalingstransactie, het daarmee gemoeide bedrag en de kosten ervan kan identificeren en/of, in het geval van meerdere gelijkaardige betalingstransacties aan dezelfde begunstigde, uitsluitend informatie over het totale bedrag en de kosten van die betalingstransacties;
b) de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de onder a) bedoelde informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of als de verstrekking hiervan bovendien voor de betalingsdienstaanbieder uit technisch oogpunt onmogelijk is. De betalingsdienstaanbieder biedt de betaler echter een mogelijkheid de opgeslagen bedragen te verifiëren.

§ 2. Voor binnenlandse betalingstransacties kan de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 1, eerste lid, genoemde bedragen verlagen of verdubbelen, en voor voorafbetaalde betaalinstrumenten verhogen tot 500 euro.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.10

[ [#S1;S#] § 1. De betalingen vinden plaats in de valuta die tussen de partijen zijn overeengekomen.

§ 2. Wanneer vóór het initiëren van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden door een derde ten aanzien van het raamcontract en wanneer die valutawisseldienst bij een geldautomaat, op het verkooppunt of door de begunstigde wordt aangeboden, stelt de partij die de valutawisseldienst aan de betaler aanbiedt, de betaler in kennis van alle aan te rekenen kosten, alsook van de wisselkoers die bij de omrekening van de betalingstransactie zal worden gehanteerd.

   De betaler stemt met de op deze basis aangeboden valutawisseldienst in.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.11

[ [#S1;S#] Wanneer de begunstigde een vergoeding verlangt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een gegeven betaalinstrument, wordt de betaler daarover door de begunstigde ingelicht voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

   Wanneer de betalingsdienstaanbieder of een derde die bij de transactie is betrokken, een vergoeding verlangt voor het gebruik van een gegeven betaalinstrument, licht hij de betalingsdienstgebruiker daarover in voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

   De betaler is alleen verplicht de in het eerste en tweede lid bedoelde vergoedingen te betalen, indien het volledige bedrag ervan bekend is gemaakt voordat de betalingstransactie is geïnitieerd.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Eenmalige betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. VII.12

[ [#S1;S#] Deze afdeling is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamcontract vallen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Voorafgaande informatie en voorwaarden] [#S1;S#]
Art. VII.13

[ [#S1;S#] Wanneer een betalingsopdracht voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een raamcontract vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit hoofde van een raamcontract met een andere betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt of volgens het raamcontract aan hem zal worden verstrekt.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.14

[ [#S1;S#] § 1. Voordat de betalingsdienstgebruiker gebonden is door een contract of een aanbod betreffende een eenmalige betalingstransactie dient de betalingsdienstaanbieder hem op een gemakkelijk toegankelijke wijze de in artikel VII.15 bedoelde informatie en voorwaarden met betrekking tot zijn eigen diensten ter beschikking te stellen.

   Deze informatie en voorwaarden worden door de betalingsdienstaanbieder, op verzoek van de betalingsdienstgebruiker, verstrekt op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#]. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm meegedeeld in de taal of de talen van het taalgebied waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die tussen de partijen is overeengekomen.

§ 2. Indien het contract betreffende een eenmalige betalingstransactie op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan paragraaf 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit genoemde paragraaf.

§ 3. De verplichtingen voortvloeiend uit paragraaf 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpcontract betreffende een eenmalige betalingstransactie of de ontwerpbetalingsopdracht waarin de in artikel VII.15 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.15

[ [#S1;S#] § 1. De aan de betalingsdienstgebruiker te verstrekken of ter beschikking te stellen informatie en voorwaarden door de betalingsdienstaanbieder bevatten minstens:
1° gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt, opdat een betalingsopdracht correct kan worden geïnitieerd of uitgevoerd;
2° de maximale uitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdienst;
3° alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, desgevallend, de uitsplitsing van die kosten;
4° desgevallend, de bij de betalingstransactie toe te passen werkelijke wisselkoers of referentiewisselkoers.

§ 2. Voorafgaand aan de initiëring verstrekt of stelt de betalingsinitiatiedienstaanbieder de volgende duidelijke en begrijpelijke informatie ter beschikking aan de betaler:
1° de identiteit van de betalingsdienstinitiatieaanbieder, desgevallend met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent of bijkantoor in België waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en alle andere contactgegevens, met inbegrip van het e-mailadres, dat relevant is voor de communicatie met de betalingsdienstinitiatieaanbieder, en
2° de gegevens betreffende de bevoegde toezichthoudende prudentiële autoriteit en het relevante register bij deze autoriteit waarin de betalingsdienstaanbieder met het oog op zijn vergunning is ingeschreven en het registratienummer of gelijkaardig middel waarmee de registerinschrijvingen gecontroleerd kunnen worden.

§ 3. Voor zover van toepassing worden de overige in artikel VII.22 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze ter beschikking gesteld van de betalingsdienstgebruiker.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Informatie na initiëring of ontvangst van een betalingsopdracht en na uitvoering van de transactie] [#S1;S#]
Art. VII.16

[ [#S1;S#] Wanneer een betalingsopdracht via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, worden door de betalingsinitiatiedienstaanbieder, naast de in artikel VII.15 vermelde informatie en voorwaarden, onmiddellijk na de initiëring ten behoeve van de betaler en, indien van toepassing, de begunstigde, alle volgende gegevens verstrekt of ter beschikking gesteld:
1° een bevestiging dat de betalingsopdracht met succes bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler is geïnitieerd;
2° een referentie aan de hand waarvan de betaler en de begunstigde kunnen uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, in voorkomend geval, de begunstigde kan uitmaken om welke betaler het gaat, alsmede alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;
3° het bedrag van de betalingstransactie;
4° in voorkomend geval, het bedrag van de voor de transactie aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.17

[ [#S1;S#] Wanneer een betalingsopdracht via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, stelt hij de referentie van de betalingstransactie ter beschikking van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.18

[ [#S1;S#] Onmiddellijk na de ontvangst van de betalingsopdracht worden door de betalingsdienstaanbieder van de betaler alle hierna genoemde gegevens met betrekking tot zijn eigen diensten, op dezelfde wijze als in artikel VII.14, § 1, aan de betaler verstrekt of ter beschikking gesteld:
1° een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, desgevallend, de informatie betreffende de begunstigde;
2° het bedrag van de betalingstransactie in de betalingsopdracht gebruikte valuta;
3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten;
4° desgevallend, de wisselkoers gehanteerd door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie of een desbetreffende referentie, indien deze verschilt van de overeenkomstig artikel VII.15, § 1, 4°, aangeboden wisselkoers en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;
5° de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.19

[ [#S1;S#] Onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie worden door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde alle navolgende gegevens met betrekking tot zijn eigen diensten, op dezelfde wijze als in artikel VII.14, § 1, is bepaald, aan de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld:
1° een referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, desgevallend, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie overgedragen informatie;
2° het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de begunstigde worden gesteld;
3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten;
4° desgevallend, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;
5° de valutadatum van de creditering.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Raamcontract en de daaronder vallende afzonderlijke betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. VII.20

[ [#S1;S#] Deze afdeling is van toepassing op een raamcontract en op de betalingstransacties die onder een raamcontract vallen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Voorafgaande informatie en voorwaarden] [#S1;S#]
Art. VII.21

[ [#S1;S#] § 1. Ruim voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of aanbod gebonden is, verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem op een duurzame drager de in artikel VII.22 bedoelde informatie en voorwaarden.

   Deze informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in de taal van het taalgebied waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die tussen de partijen is overeengekomen.

§ 2. Wanneer het raamcontract op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan paragraaf 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na het sluiten van het raamcontract aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit genoemde paragraaf.

§ 3. De verplichtingen voortvloeiend uit paragraaf 1 kunnen ook worden vervuld door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpraamcontract waarin de in artikel VII.22 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.

   Wanneer het raamcontract betrekking heeft op de opening van een betaalrekening en de mogelijkheid bestaat dat de consument een overschrijding wordt toegestaan, dan vermeldt het raamcontract de informatie omtrent de debetrentevoet bedoeld in artikel VII. 71, § 2, tweede lid, 5°. De betalingsdienstaanbieder verstrekt in elk geval, op een duurzame drager, die informatie regelmatig, ongeacht of er een daadwerkelijke overschrijding plaatsvindt of niet.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.22

[ [#S1;S#] De aan de betalingsdienstgebruiker te verstrekken informatie en voorwaarden bevatten minstens de volgende elementen betreffende:
1° de betalingsdienstaanbieder:
a) de identiteit van de betalingsdienstaanbieder, desgevallend zijn ondernemingsnummer, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent of bijkantoor in België waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en alle andere contactgegevens, met inbegrip van het e-mailadres, dat relevant is voor de communicatie met de betalingsdienstaanbieder, en
b) de gegevens over de bevoegde toezichthoudende prudentiële autoriteit en het relevante register bij deze autoriteit waarin de betalingsdienstaanbieder met het oog op zijn vergunning is ingeschreven, alsook zijn registratienummer of een gelijkaardig middel waarmee de registerinschrijvingen gecontroleerd kunnen worden;
2° het gebruik van een betalingsdienst:
a) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de aan te bieden betalingsdienst, en, desgevallend, de gebruiksmogelijkheden van het betaalinstrument en in het bijzonder het feit of de mogelijkheid bestaat uitgavenlimieten voor het gebruik van het betaalinstrument, overeenkomstig artikel VII.37, § 1, overeen te komen,
b) de gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt, opdat een betalingsopdracht correct kan worden geïnitieerd of uitgevoerd,
c) de vorm waarin en de procedure volgens dewelke de instemming met het initiëren van een betalingsopdracht of het uitvoeren van een betalingstransactie wordt gegeven en respectievelijk wordt ingetrokken, overeenkomstig de artikelen VII.32 en VII.50,
d) een referentie aan het in artikel VII.48 omschreven tijdstip van ontvangst van de betalingsopdracht en aan het eventueel door de betalingsdienstaanbieder bepaalde uiterste tijdstip,
e) de maximale uitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdienst,
f) bij betaalinstrumenten op basis van een kaart met co-badging, de rechten van de betalingsdienstgebruiker uit hoofde van artikel 8 van de verordening (EU) 2015/751;
3° de kosten, rentevoeten en wisselkoersen:
a) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn, waaronder de kosten die gerelateerd zijn aan de wijze waarop en de frequentie waarmee uit hoofde van dit boek gegevens worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld, en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten,
b) desgevallend, de toe te passen rentevoeten op jaarbasis en wisselkoersen, of, indien referentie-rentevoeten en -wisselkoersen te hanteren zijn, de wijze van berekening van de feitelijke interest en de relevante datum en de index of basis voor de vaststelling van die referentierentevoet of -wisselkoers, en
c) indien zo overeengekomen, de onmiddellijke toepassing van wijzigingen in de referentierentevoeten of wisselkoersen en de informatievereisten met betrekking tot die wijzigingen, overeenkomstig artikel VII.24, § 2;
4° de communicatie:
a) desgevallend, de communicatiemiddelen, met inbegrip van de technische vereisten van de apparatuur en software van de betalingsdienstgebruiker, zoals tussen de partijen voor de overdracht van informatie of kennisgevingen overeenkomstig deze wet is overeengekomen;
b) de wijze waarop en de frequentie waarmee informatie krachtens deze wet wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld;
c) de taal of talen waarin het raamcontract wordt gesloten en waarin de communicatie gedurende de looptijd van de contractuele betrekking plaatsvindt, en
d) het recht van de betalingsdienstgebruiker om de contractuele voorwaarden van het raamcontract en de informatie en voorwaarden overeenkomstig artikel VII.23 te ontvangen;
5° de beschermende en corrigerende maatregelen
a) desgevallend, een beschrijving van de voorzorgsmaatregelen die de betalingsdienstgebruiker neemt om de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen, alsook de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis wordt gesteld voor de toepassing van artikel VII.38, § 1, 2°,
b) de beveiligde procedure volgens dewelke de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker in kennis stelt van een vermoede of daadwerkelijke fraude of van beveiligingsdreigingen,
c) indien zo overeengekomen, de voorwaarden waaronder de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt het gebruik van een betaalinstrument te blokkeren, overeenkomstig artikel VII.37,
d) de aansprakelijkheid van de betaler overeenkomstig artikel VII.44, met inbegrip van de gegevens over het betrokken bedrag,
e) de wijze waarop en de termijn waarbinnen de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder in kennis stelt van een niet-toegestane of onjuist geïnitieerde of foutief uitgevoerde betalingstransactie overeenkomstig artikel VII.41, alsook de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties, overeenkomstig artikel VII.43,
f) de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de initiëring of uitvoering van betalingstransacties, overeenkomstig de artikelen VII.55/3 tot en met VII.55/6,
g) de voorwaarden voor terugbetaling overeenkomstig de artikelen VII.46 en VII.47;
6° de wijziging en de opzegging van het raamcontract:
a) indien zo overeengekomen, het feit dat de betalingsdienstgebruiker geacht wordt overeenkomstig artikel VII.24 wijzigingen in de voorwaarden te hebben aanvaard, tenzij de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat de wijzigingen niet worden aanvaard,
b) de looptijd van het raamcontract,
c) het recht van de betalingsdienstgebruiker om een raamcontract op te zeggen en alle afspraken met betrekking tot die opzegging, overeenkomstig de artikelen VII.24, § 1, en VII.25;
7° de rechtsmiddelen:
a) elke contractuele bepaling inzake het op het raamcontract toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter,
b) de klachten- en buitengerechtelijke geschillenregelingen die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig boek XVI openstaan, met inbegrip van het geografische adres van de instelling waartoe de betalingsdienstgebruiker zijn klachten kan richten, waaronder de contactgegevens van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.23

[ [#S1;S#] Gedurende de contractuele looptijd heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht de contractuele voorwaarden van het raamcontract, alsmede de in artikel VII.22 vermelde informatie en voorwaarden op een duurzame drager te vragen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Wijziging van de voorwaarden en opzegging van het raamcontract] [#S1;S#]
Art. VII.24

[ [#S1;S#] § 1. Elke wijziging van het raamcontract en van de in artikel VII.22 vermelde informatie en voorwaarden wordt uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan door de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel VII.21, § 1, is bepaald. De betalingsdienstgebruiker kan de wijzigingen vóór de beoogde datum van inwerkingtreding aanvaarden of verwerpen.

   In het geval dat artikel VII.22, 6°, a), van toepassing is, deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker mee dat hij wordt geacht de wijzigingen te hebben aanvaard, indien hij de betalingsdienstaanbieder niet vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt.

   De betalingsdienstaanbieder stelt de betalingsdienstgebruiker er ook van in kennis dat wanneer de betalingsdienstgebruiker de wijzigingen verwerpt, de betalingsdienstgebruiker het recht heeft het raamcontract kosteloos en met onmiddellijke ingang te beëindigen tot de datum waarop de wijziging van toepassing zou worden.

§ 2. Wijzigingen in de rentevoeten of de wisselkoersen kunnen met onmiddellijke ingang en zonder kennisgeving worden toegepast, mits het recht daartoe in het raamcontract is overeengekomen en de wijzigingen gebaseerd zijn op het overeenkomstige artikel VII.22, 3°, b) en c), overeengekomen referentierentevoeten of wisselkoersen.

   De betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke wijziging in de rentevoet in kennis gesteld, op dezelfde wijze als in artikel VII.21, § 1, is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld. Wijzigingen in de rentevoeten of de wisselkoersen die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen echter zonder kennisgeving worden toegepast.

§ 3. Wijzigingen in de bij betalingstransacties gebruikte rentevoeten of wisselkoersen worden uitgevoerd en berekend op een neutrale wijze die betalingsdienstgebruikers niet discrimineert.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.25

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstgebruiker kan het raamcontract te allen tijde en met onmiddellijke ingang kosteloos opzeggen, tenzij een opzegtermijn van maximaal één maand werd overeengekomen.

   Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder een voor onbepaalde duur gesloten raamcontract opzeggen, op de wijze als bepaald in artikel VII.21, § 1, mits inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden.

§ 2. Op gezette tijden aangerekende kosten voor betalingsdiensten zijn slechts naar evenredigheid verschuldigd door de betalingsdienstgebruiker tot aan het einde van het contract. Indien die kosten vooraf zijn betaald, worden zij naar evenredigheid onverwijld terugbetaald vanaf de maand volgend op de datum van de beëindiging.

   De betalingsdienstverlener betaalt aan de betalingsdienstgebruiker, zonder bijkomende kosten, het positieve saldo van de betaalrekening uit, met inbegrip van alle intresten waarop hij of zij ingevolge de wettelijke en reglementaire bepalingen en de algemene voorwaarden recht heeft of schrijft het op een door de betalingsdienstgebruiker aangegeven betaalrekening van een betalingsdienstverlener over.

   Na het afsluiten van een betaalrekening is de betalingsdienstverlener ertoe gehouden de door de betalingsdienstgebruiker op jaarbasis betaalde beheerskosten voor de betaalrekening terug te betalen en dat naar evenredigheid van het aantal volledige kalendermaanden vanaf de maand volgend op de datum van het afsluiten van de rekening tot het einde van de periode waarvoor de beheerskosten werden betaald.

§ 3. Dit artikel is eveneens van toepassing op de spaarrekeningen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Afzonderlijke betalingstransacties] [#S1;S#]
Art. VII.26

[ [#S1;S#] In geval van een door de betaler geïnitieerde afzonderlijke betalingstransactie uit hoofde van een raamcontract, verstrekt een betalingsdienstaanbieder, op verzoek van de betaler en voorafgaand aan deze betalingstransactie, duidelijke informatie over:
1° haar maximum uitvoeringstermijn;
2° de door de betaler verschuldigde kosten en;
3° desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.27

[ [#S1;S#] § 1. Nadat het bedrag van een afzonderlijke betalingstransactie van de rekening van de betaler is gedebiteerd of, indien de betaler geen betaalrekening gebruikt, na de ontvangst van de betalingsopdracht, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler, op de wijze als bedoeld in artikel VII.21, § 1, de betaler onverwijld de volgende informatie:
1° een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, desgevallend, de informatie betreffende de begunstigde;
2° het bedrag van de betalingstransactie in de valuta waarin de betaalrekening van de betaler wordt gedebiteerd of in de voor de betalingsopdracht gebruikte valuta;
3° het bedrag van alle voor de betalingstransactie verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten, ofwel de door de betaler verschuldigde interest;
4° desgevallend, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;
5° de valutadatum van de debitering of de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.

§ 2. Een raamcontract omvat een voorwaarde volgens dewelke de betaler kan vragen dat de in paragraaf 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand kosteloos wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op de overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt informatie op te slaan en ze ongewijzigd te reproduceren, teneinde hem toe te laten zijn uitgaven op een redelijke manier bij te houden.

§ 3. De Koning kan, in afwijking van paragraaf 2 en volgens de nadere regels die Hij bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de betalingsdienstaanbieder verplichten om, op vraag van de betaler de in paragraaf 1 bedoelde informatie eenmaal per maand kosteloos op een duurzame drager te verstrekken.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.28

[ [#S1;S#] § 1. Na de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde op de wijze als bepaald in artikel VII.21, § 1, de begunstigde onverwijld de volgende informatie:
1° een referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en betaler het gaat en alle bij de betalingstransactie overgemaakte informatie;
2° het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de betaalrekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;
3° het bedrag van alle voor de betalingstransactie verschuldigde kosten, en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten, ofwel de aan de begunstigde aan te rekenen interesten;
4° voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers en het bedrag van de betalingstransactie voor die valutawissel;
5° de valutadatum van de creditering.

§ 2. Het raamcontract kan een voorwaarde omvatten volgens dewelke de in paragraaf 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op een overeengekomen wijze die de begunstigde de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en ze ongewijzigd te reproduceren, teneinde hem toe te laten zijn uitgaven op een redelijke manier bij te houden.

§ 3. De Koning kan, in afwijking van paragraaf 2 en volgens de nadere regels die Hij bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de betalingsdienstaanbieder verplichten om de in paragraaf 1 bedoelde informatie eenmaal per maand kosteloos op een duurzame drager op vraag van de begunstigde te verstrekken.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Rechten en plichten met betrekking tot het aanbieden en het gebruik van betalingsdiensten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene regels] [#S1;S#]
Art. VII.29

[ [#S1;S#] Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, kunnen partijen overeenkomen dat de artikelen VII.30, § 1, VII.32, § 3, VII.33, VII.42, VII.44, VII.46 en VII.47, VII.50, VII.55/3 tot VII.55/7, in het geheel of ten dele niet van toepassing zijn. Partijen kunnen ook een andere termijn overeenkomen dan die welke is bepaald in artikel VII.41.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.30

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstaanbieder mag uit hoofde van de artikelen VII.32 tot VII.55/9 en VII.55/13 tot VII.56 en behoudens andersluidende bepaling, de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het vervullen van zijn verplichtingen.

   In afwijking van het voorgaande lid, kan de betalingsdienstaanbieder kosten aanrekenen in de gevallen bedoeld in de artikelen VII.49, § 1, VII.50, vijfde lid, of VII.55/2, § 4, voor zover dit in het raamcontract werd overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder en in de mate dat de aan te rekenen kosten passend zijn en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder feitelijk gedragen heeft.

§ 2. Voor betalingstransacties die binnen de Europese Unie worden verricht, waarbij de betalingsdienstaanbieders van zowel de betaler als de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich binnen de Unie bevinden, betalen de begunstigde en de betaler elk voor zich de kosten die hun respectieve betalingsdienstaanbieder in rekening brengt.

§ 3. Het is de begunstigde verboden om aan de betaler een vergoeding te vragen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument en voor betalingsdiensten waarop verordening (EU) 260/2012 van toepassing is.

§ 4. De Koning kan ook, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, maxima bepalen voor de vergoedingen, ongeacht de benaming of de vorm, die door de betalingsdienstaanbieder aan de begunstigde worden aangerekend voor de terbeschikkingstelling van uitrusting die het verstrekken van betalingsdiensten verbonden met een betaalinstrument vergemakkelijken.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.31

[ [#S1;S#] § 1. Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 euro ofwel een uitgavenlimiet van 150 euro hebben of waarop maximaal een bedrag van 150 euro tegelijk kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun betalingsdienstgebruikers overeenkomen dat:
1° de artikelen VII.38, § 1, 2°, VII.39, 3° en 4°, en VII.44, § 3, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan niet kan worden voorkomen;
2° de artikelen VII.42, VII.43, en VII.44, § 1, eerste en vierde lid, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de betalingsdienstaanbieder om andere redenen inherent aan het betaalinstrument niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie is toegestaan;
3° in afwijking van artikel VII.49, § 1, de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de betalingsdienstgebruiker in kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd;
4° in afwijking van artikel VII.50 de betaler de betalingsopdracht niet kan herroepen, nadat hij de betalingsopdracht heeft overgemaakt of de begunstigde heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingstransactie;
5° in afwijking van de artikelen VII.53 en VII.54, andere uitvoeringstermijnen worden toegepast.

§ 2. Voor binnenlandse betalingstransacties kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in paragraaf 1, eerste lid, genoemde bedragen verlagen of verdubbelen, en voor voorafbetaalde betaalinstrumenten verhogen tot 500 euro.

§ 3. De artikelen VII.43 en VII.44 zijn ook van toepassing op elektronisch geld, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet de mogelijkheid heeft de betaalrekening waarop het elektronisch geld is opgeslagen te blokkeren of het betaalinstrument te blokkeren, en de rekening waarop het elektronisch geld opgeslagen is of het instrument voldoet aan de gebruiksvoorwaarden zoals bedoeld in de inleidende bepaling van paragraaf 1.

§ 4. De Koning kan de afwijking van de toepassing van de artikelen VII. 43 en VII. 44 beperken tot betaalrekeningen waarop het elektronisch geld is opgeslagen, of tot betaalinstrumenten met een bepaalde waarde.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Toestaan van betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Instemming met de uitvoering van betalingsopdrachten en bevestiging betreffende de beschikbaarheid van geldmiddelen] [#S1;S#]
Art. VII.32

[ [#S1;S#] § 1. Een betalingstransactie wordt pas als toegestaan aangemerkt indien de betaler heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingsopdracht.

   Een betalingstransactie kan voorafgaand aan de uitvoering of, indien overeengekomen door de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder, na de uitvoering door de betaler worden toegestaan.

§ 2. De instemming om een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties te doen uitvoeren wordt verleend in de tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen vorm en volgens de overeengekomen procedure.

   De instemming met de uitvoering van een betalingstransactie kan ook worden verleend via de begunstigde of de betalingsinitiatiedienstaanbieder.

   Zonder instemming wordt een betalingstransactie als niet-toegestaan aangemerkt.

§ 3. De instemming kan te allen tijde door de betaler worden ingetrokken, doch uiterlijk op het tijdstip van het onherroepelijk worden, bedoeld in artikel VII.50.

   Hetzelfde geldt voor een instemming met de uitvoering van een reeks betalingstransacties, die kan worden ingetrokken met als gevolg dat iedere toekomstige betalingstransactie als niet-toegestaan wordt aangemerkt.

§ 4. De procedure voor het verlenen van de instemming wordt overeengekomen tussen de betaler en de betrokken betalingsdienstaanbieder(s).] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.33

[ [#S1;S#] § 1. De totstandkoming van de domiciliëring vereist het verlenen van een lastgeving door de betaler aan, naargelang, één of meerdere van de hierna volgende personen:
1° de begunstigde;
2° de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde;
3° de betalingsdienstaanbieder van de betaler.

   Een exemplaar op duurzame drager dient overhandigd te worden aan de betaler.

§ 2. Ongeacht of de lastgeving bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, al dan niet is opgenomen in hetzelfde instrumentum van de hoofdverbintenis waarvan zij uitvoering waarborgt, beantwoordt de lastgeving minstens aan de volgende voorwaarden:
1° een uitdrukkelijke instemming en ondertekening van de betaler;
2° de te geven volmacht moet uitdrukkelijk verwijzen naar de onderliggende overeenkomst die op haar beurt de draagwijdte van de gedomicilieerde schuldvorderingen bepaalt met betrekking tot de aard, de vervaltermijn en zo mogelijk het juiste bedrag.

   De domiciliëring kan slechts rechtsgeldig tot stand komen indien de betaler voorafgaand in kennis werd gesteld van de onderliggende overeenkomst.

§ 3. Onverminderd de toepassing van artikel VII.46, § 3, indien het juiste bedrag of de datum van debitering niet bepaald is bij het sluiten van de domiciliëring, geeft de begunstigde hiervan kennis aan de betaler op de overeengekomen datum binnen een redelijke termijn voorafgaand aan het initiëren van iedere betalingstransactie.

§ 4. Een domiciliëring en de hiermee verbonden lastgeving kunnen door elke partij te allen tijde rechtsgeldig worden opgezegd, door kennisgeving aan de medecontractant.

   De opzegging van de domiciliëring door de betaler is rechtsgeldig en tegenstelbaar aan al zijn lasthebbers, wanneer de betaler hiervan kennis geeft, hetzij aan zijn schuldeiser, hetzij aan zijn betalingsdienstaanbieder indien deze laatste mogelijkheid uitdrukkelijk werd overeengekomen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.34

[ [#S1;S#] § 1. De betaler kan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder verzoeken om hem de identificatie van de betalingsdienstaanbieder mee te delen die de bevestiging van de beschikbaarheid van de fondsen in overeenstemming met artikel 58, § 1, van de wet van 11 maart 2018, heeft gevraagd en het antwoord dat deze ontving.

§ 2. Dit artikel is niet van toepassing op betalingstransacties die zijn geïnitieerd met op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten waarop elektronisch geld is opgeslagen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Regels voor de toegang tot betaalrekeningen en voor de toegang tot en het gebruik van informatie over betaalrekeningen] [#S1;S#]
Art. VII.35

[ [#S1;S#] § 1. De betaler heeft het recht om gebruik te maken van een betalingsinitiatiedienstaanbieder teneinde toegang te krijgen tot betalingsinitiatiediensten, tenzij de betaalrekening niet online toegankelijk is.

§ 2. Wanneer de betaler uitdrukkelijk instemming verleent voor een overeenkomstig artikel VII.32 uit te voeren betaling, voert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de in paragraaf 3 van dit artikel vermelde handelingen uit teneinde het recht van de betaler om van de betalingsinitiatiedienst gebruik te maken, te waarborgen.

§ 3. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, naast de voorwaarden bepaald in artikel 48 van de wet van 11 maart 2018 voor de betalingsinitiatiedienstaanbieder:
a) verstrekt onmiddellijk na ontvangst van de betalingsopdracht van een betalingsinitiatiedienstaanbieder alle informatie over de initiëring van de betalingstransactie, alsmede alle informatie die toegankelijk is voor de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder met betrekking tot de uitvoering van de betalingstransactie, aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder, of stelt deze informatie ter beschikking;
b) behandelt de door de diensten van een betalingsinitiatiedienstaanbieder verzonden betalingsopdrachten niet anders, met name wat betreft termijn, voorrang of kosten, dan door de betaler rechtstreeks verzonden betalingsopdrachten, tenzij om objectieve redenen.

§ 4. Het aanbieden van betalingsinitiatiediensten mag niet afhangen van het bestaan van een contractuele relatie tussen de betalingsinitiatiedienstaanbieder en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder voor dat doeleinde.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.36

[ [#S1;S#] § 1. Naast de voorwaarden bepaald in artikel 57, § 2, van de wet 11 maart 2018, in verband met betaalrekeningen, behandelt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de door de diensten van een rekeninginformatiedienstaanbieder verzonden verzoeken om gegevens zonder enige discriminatie, tenzij dit is gebaseerd op objectieve redenen.

§ 2. Het aanbieden van rekeninginformatiediensten mag niet afhangen van het bestaan van contractuele relaties tussen de rekeninginformatiedienstaanbieder en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder voor dat doeleinde.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Restricties op het gebruik van betaalinstrumenten en op de toegang tot betaalrekeningen door betalingsdienstaanbieders] [#S1;S#]
Art. VII.37

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer voor de mededeling van de instemming gebruik wordt gemaakt van een specifiek betaalinstrument, kunnen de betaler en de betalingsdienstaanbieder uitgavenlimieten overeenkomen voor betalingstransacties die met dat betaalinstrument zijn uitgevoerd.

§ 2. Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehouden het betaalinstrument te blokkeren om objectief gerechtvaardigde redenen die verband houden met de veiligheid van het betaalinstrument, een vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het betaalinstrument of, in geval van een betaalinstrument met een kredietlijn, een aanzienlijk toegenomen risico dat de betaler niet in staat is zijn betalingsplicht na te komen.

   In dergelijke gevallen informeert de betalingsdienstaanbieder de betaler op de overeengekomen wijze en onverminderd de toepassing van artikel VII.98, § 2, van de blokkering van het betaalinstrument en van de redenen daarvoor, indien mogelijk voordat het betaalinstrument wordt geblokkeerd, en ten laatste onmiddellijk daarna.

   De informatieverstrekking, bedoeld in het voorgaande lid, is niet vereist wanneer dit objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of verboden is krachtens een andere wetgeving.

   De betalingsdienstaanbieder deblokkeert het betaalinstrument of vervangt dit door een nieuw betaalinstrument zodra de redenen voor de blokkering niet langer bestaan.

   Wanneer de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de toegang ontzegt tot een betaalrekening aan een rekeninginformatiedienstaanbieder of aan een betalingsdienstaanbieder in uitvoering van de voorwaarden bepaald in artikel 57, § 3, van de wet van 11 maart 2018, informeert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de betaler in de overeengekomen vorm over de ontzegging van toegang tot de betaalrekening en over de redenen daarvoor.

   Indien mogelijk wordt deze informatie aan de betaler meegedeeld, voordat de toegang wordt ontzegd en ten laatste onmiddellijk daarna, tenzij het verstrekken van die informatie objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of krachtens de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten of ander wetgeving verboden is.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Plichten met betrekking tot betaalinstrumenten en persoonlijke beveiligingsgegevens] [#S1;S#]
Art. VII.38

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstgebruiker die gemachtigd is een betaalinstrument te gebruiken, voldoet aan de volgende verplichtingen:
1° hij gebruikt het betaalinstrument overeenkomstig de voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn; deze voorwaarden moeten objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn;
2° wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal, het onrechtmatig gebruik of het niet-toegestane gebruik van het betaalinstrument, stelt hij de betalingsdienstaanbieder of de door laatstgenoemde aangeduide entiteit daarvan onverwijld in kennis.

§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1, 1°, neemt de betalingsdienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument ontvangt, in het bijzonder alle redelijke maatregelen om de veiligheid van het betaalinstrument en de persoonlijke beveiligingsgegevens ervan te waarborgen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.39

[ [#S1;S#] De betalingsdienstaanbieder die het betaalinstrument uitgeeft, voldoet aan de volgende verplichtingen:
1° hij zorgt ervoor dat de persoonlijke beveiligingsgegevens van ieder betaalinstrument niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de betalingsdienstgebruiker die gerechtigd is het betaalinstrument te gebruiken, onverminderd de verplichtingen van de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig artikel VII.38;
2° hij zendt geen ongevraagd betaalinstrument toe, tenzij een betaalinstrument dat reeds aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, moet worden vervangen;
3° hij zorgt ervoor dat te allen tijde passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker in staat in te stellen een kennisgeving krachtens artikel VII.38, § 1, 2°, te doen of om deblokkering van het betaalinstrument te verzoeken op grond van artikel VII.37, § 2, laatste lid; de betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker desgevraagd de middelen waarmee laatstgenoemde kan bewijzen, tot achttien maanden na de kennisgeving, dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan;
4° hij biedt de betalingsdienstgebruiker de mogelijkheid de in artikel VII.38, § 1, 2°, bedoelde kennisgeving kosteloos te doen en brengt eventueel, voor zover er al kosten zijn, alleen de rechtstreeks aan dat betaalinstrument gerelateerde vervangingskosten in rekening;
5° belet dat het betaalinstrument nog kan worden gebruikt, nadat de kennisgeving krachtens artikel VII.38, § 1, 2°, is gedaan;
6° hij draagt het risico van het zenden van een betaalinstrument aan de betaaldienstgebruiker of het zenden van elk middel dat het gebruik ervan toelaat, in het bijzonder de gepersonaliseerde beveiligingsgegevens.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.40

[ [#S1;S#] De betalingsdienstaanbieder dient een intern register bij te houden van de betalingstransacties, gedurende een periode van ten minste tien jaar te rekenen vanaf de uitvoering van de transacties.

   Deze bepaling doet geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen inzake het leveren van bewijsstukken.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Kennisgeving en rectificatie van niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties] [#S1;S#]
Art. VII.41

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstgebruiker die zich rekenschap geeft van een niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransactie welke aanleiding geeft tot een vordering, met inbegrip van een vordering bedoeld in de artikelen VII.55/3 tot VII.55/7, verkrijgt van de betalingsdienstaanbieder alleen rechtzetting van zulke transactie indien de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder onverwijld en uiterlijk dertien maanden na de valutadatum van de debitering of creditering kennis geeft van de bewuste transactie, tenzij de betalingsdienstgebruiker, desgevallend, de informatie betreffende die betalingstransactie niet overeenkomstig de artikelen VII. 4 tot VII. 26 van dit boek heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld.

§ 2. Wanneer een betalingsinitiatiedienstaanbieder bij de transactie betrokken is, verkrijgt de betalingsdienstgebruiker rectificatie van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder krachtens § 1, onverminderd artikel VII.43, § 2, en artikel VII.55/6.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.42

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan of aanvoert dat de betalingstransactie niet correct is uitgevoerd, is de betalingsdienstaanbieder gehouden het bewijs te leveren dat de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd, is geboekt en niet door een technische storing of enig ander falen van de door de betalingsdienstaanbieder aangeboden diensten is beïnvloed.

   Indien de betalingstransactie geïnitieerd wordt via een betalingsinitiatiedienstaanbieder, levert de betalingsinitiatiedienstaanbieder het bewijs dat, binnen zijn bevoegdheid, de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betalingsdienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

§ 2. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan, vormt het gebruik van een betaalinstrument, dat door de betalingsdienstaanbieder is geregistreerd, met inbegrip van in voorkomend geval de betalingsinitiatiedienstaanbieder, op zichzelf niet noodzakelijkerwijze afdoende bewijs dat de betalingstransactie door de betaler is toegestaan of dat de betaler frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van de verplichtingen uit hoofde van artikel VII.38 niet is nagekomen.

   De betalingsdienstaanbieder, met inbegrip van in voorkomend geval de betalingsinitiatiedienstaanbieder, verstrekt ondersteunend bewijs om fraude of grove nalatigheid van de zijde van de betaler te bewijzen.

§ 3. De Koning kan de regels opleggen waaraan het bewijs inzake de authentificatie, de registratie en het boeken van de betwiste betalingstransactie, moet voldoen. Hij kan een onderscheid maken in functie van de aard van de betalingstransactie en het betaalinstrument dat werd gebruikt voor het initiëren van een betalingsopdracht. De Koning kan eveneens de sancties bepalen die van toepassing zijn bij niet-naleving van de aldus opgelegde regels.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties] [#S1;S#]
Art. VII.43

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing van artikel VII.41 dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug te betalen en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, nadat hij zich rekenschap heeft gegeven van de transactie of daarvan in kennis is gesteld, uitgezonderd indien de betalingsdienstaanbieder van de betaler redelijke gronden heeft om fraude te vermoeden en deze gronden schriftelijk aan de FOD Economie meedeelt.

   In voorkomend geval herstelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betaalrekening die met dat bedrag is gedebiteerd in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

   In dit verband wordt er ook voor gezorgd dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler uiterlijk de datum is waarop het bedrag werd gedebiteerd.

§ 2. Indien de betalingstransactie via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, betaalt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

   Ingeval de betalingsinitiatiedienstaanbieder aansprakelijk is voor de niet-toegestane betalingstransactie, vergoedt hij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder op diens verzoek onmiddellijk voor de geleden verliezen of voor de bedragen die zijn betaald wegens het terugbetalen van de betaler, waaronder het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie.

   Overeenkomstig artikel VII.42, § 1, is de betalingsinitiatiedienstaanbieder gehouden te bewijzen dat, binnen zijn bevoegdheid, de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betalingsdienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

§ 3. Bovendien dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler of, indien van toepassing, de betalingsinitiatiedienstaanbieder, de eventueel verdere financiële gevolgen, in het bijzonder het bedrag van de door de betalingsdienstgebruiker gedragen kosten ter bepaling van de te vergoeden schade, te vergoeden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.44

[ [#S1;S#] § 1. In afwijking van artikel VII.43 draagt de betaler tot aan de kennisgeving verricht overeenkomstig artikel VII.38, § 1, 2°, het verlies tot een bedrag van ten hoogste 50 euro met betrekking tot alle niet-toegestane betalingstransacties die voortvloeien uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument of uit het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument.

   In afwijking van het eerste lid, draagt de betaler geen enkel verlies indien:
1° het verlies, de diefstal of het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument niet kon worden vastgesteld door de betaler voordat een betaling plaatsvond, tenzij de betaler zelf frauduleus heeft gehandeld, of
2° het verlies is veroorzaakt door het handelen of nalaten van een werknemer, agent of bijkantoor van een betalingsdienstaanbieder of van een entiteit waaraan diens activiteiten werden uitbesteed.

   De Koning kan andere gevallen voorzien waarvoor lid 1 niet van toepassing is rekening houdend met de toekomstige technologische evolutie wat betreft het gebruik van betalingsinstrumenten, en voor zover de betaler niet frauduleus heeft gehandeld, noch opzettelijk zijn verplichtingen uit hoofde van artikel VII. 38 heeft verzaakt.

   De betaler draagt alle verliezen in verband met niet-toegestane betalingstransacties indien de betaler deze heeft geleden doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of door grove nalatigheid één of meer van de in artikel VII. 38 genoemde verplichtingen niet is nagekomen. In die gevallen is het in de eerste alinea bedoelde maximumbedrag niet van toepassing.

§ 2. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler geen sterke cliëntauthenticatie verlangt, draagt de betaler geen eventuele financiële verliezen, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld.

   Ingeval sterke cliëntauthenticatie door de begunstigde of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet wordt aanvaard, wordt de door de betalingsdienst-aanbieder van de betaler geleden financiële schade door hem vergoed.

§ 3. Na de kennisgeving overeenkomstig artikel VII.38, § 1, 2°, heeft het gebruik van het verloren, gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument geen financiële gevolgen voor de betaler, tenzij de betalingsdienstaanbieder bewijst dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld.

§ 4. De bewijslast inzake bedrog, opzet of grove nalatigheid komt aan de betalingsdienstaanbieder toe.

   Onverminderd de toepassing van het derde lid, worden onder andere beschouwd als grove nalatigheid zoals bedoeld in § 1, het feit, voor de betaler, zijn gepersonaliseerde veiligheidsgegevens, zoals zijn identificatienummer of enige andere code in een gemakkelijk herkenbare vorm te noteren, en met name op het betaalinstrument of op een voorwerp of een document dat de betaler bij het instrument bewaart of met dat instrument bij zich draagt, alsook het feit van de betalingsdienstaanbieder, of de door laatstgenoemde aangeduide entiteit, niet onverwijld in kennis te hebben gesteld van het verlies of de diefstal overeenkomstig artikel VII.38, § 1, 2°.

   Wat de beoordeling van de nalatigheid betreft, houdt de rechter rekening met het geheel van de feitelijke omstandigheden. Het produceren door de betalingsdienstaanbieder van de registraties bedoeld in artikel VII.42 en het gebruik van het betaalmiddel met de code die enkel door de betalingsdienstgebruiker is gekend, vormen geen voldoende vermoeden van nalatigheid vanwege deze laatste.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.45

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een betalingstransactie door of via de begunstigde in het kader van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie wordt geïnitieerd en het exacte bedrag niet gekend is op het moment dat de betaler instemming verleent om de betalingstransactie uit te voeren, kan de betalingsdienstaanbieder van de betaler slechts geldmiddelen op de betaalrekening van de betaler blokkeren indien de betaler instemming heeft verleend voor het exacte bedrag aan te blokkeren geldmiddelen.

   Indien de begunstigde dergelijke blokkering wenst uit te oefenen voor een op een kaart gebaseerde betalingstransactie, wordt de betaler daarover door de begunstigde voorafgaand ingelicht.

§ 2. De betalingsdienstaanbieder van de betaler geeft de overeenkomstig paragraaf 1 op de betaalrekening van de betaler geblokkeerde geldmiddelen na ontvangst van de informatie over het exacte bedrag van de betalingstransactie onverwijld vrij en ten laatste onmiddellijk na ontvangst van de betalingsopdracht.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 7. - [ [#S1;S#] Terugbetalingen van betalingstransacties die door of via de begunstigde zijn geïnitieerd] [#S1;S#]
Art. VII.46

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstaanbieder van de betaler dient een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde, betalingstransactie die reeds werd uitgevoerd, terug te betalen aan de betaler, indien de twee volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° bij het toestaan van de betalingstransactie, is het precieze bedrag van de betalingstransactie niet gespecificeerd;
2° het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan het bedrag dat de betaler redelijkerwijs, op grond van zijn eerdere uitgavenpatroon, de voorwaarden van zijn raamcontract en relevante aspecten van de zaak, kan verwachten.

   Op verzoek van de betalingsdienstaanbieder toont de betaler aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

   De terugbetaling komt overeen met het volledige bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie.

   De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler valt niet later dan de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

   Onverminderd paragraaf 3, en naast het in het eerste lid bedoelde recht, heeft de betaler voor afschrijvingen als bedoeld in artikel 1 van verordening (EU) nr. 260/2012, het onvoorwaardelijke recht op terugbetaling binnen de in artikel VII.47 vastgestelde termijnen.

§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 2°, voert de betaler evenwel geen met een valutawissel verband houdende redenen aan indien de referentiewisselkoers is toegepast die hij overeenkomstig artikelen VII.15, § 1, 4°, en VII.22, 3°, b), met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen.

§ 3. In het raamcontract tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder kan worden overeengekomen dat de betaler geen recht heeft op de terugbetaling op voorwaarde dat:
1° hij zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie rechtstreeks aan de betalingsdienstaanbieder heeft gericht, en
2° er door de betalingsdienstaanbieder of door de begunstigde ten minste vier weken vóór de vervaldag op de overeengekomen wijze informatie betreffende de toekomstige betalingstransactie aan de betaler werd verstrekt of ter beschikking werd gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.47

[ [#S1;S#] § 1. De betaler kan gedurende een periode van acht weken, vanaf de datum waarop de geldmiddelen werden gedebiteerd, de in artikel VII.46 bedoelde terugbetaling van een toegestane betalingstransactie verzoeken die door of via een begunstigde werd geïnitieerd.

§ 2. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van het verzoek om terugbetaling betaalt de betalingsdienstaanbieder het volledige bedrag van de betalingstransactie terug, of motiveert hij waarom hij weigert tot terugbetaling over te gaan, met opgave van de instanties waarbij de betaler de zaak overeenkomstig de bepalingen van boek XV en artikel VII. 216 aanhangig kan maken, indien de betaler de aangevoerde motivering niet aanvaardt.

   Het in het eerste lid bedoelde recht van de betalingsdienstaanbieder om de terugbetaling te weigeren, is niet van toepassing in het geval bedoeld in artikel VII.46, § 1, laatste lid.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Uitvoering van betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen] [#S1;S#]
Art. VII.48

[ [#S1;S#] § 1. Het tijdstip van ontvangst van de betalingsopdracht is het tijdstip waarop de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betalingsopdracht ontvangt.

   De rekening van de betaler wordt slechts na ontvangst van de betalingsopdracht gedebiteerd.

   Indien het tijdstip van ontvangst voor de betalingsdienstaanbieder niet op een werkdag valt, wordt de betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

   De betalingsdienstaanbieder kan een uiterst tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk tijdstip ieder ontvangen betalingsopdracht wordt geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

§ 2. Indien de betalingsdienstgebruiker die de betalingsopdracht initieert en de betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat de uitvoering van de betalingsopdracht aanvangt op hetzij een specifieke dag, hetzij aan het einde van een bepaalde periode, hetzij op de dag waarop de betaler geldmiddelen ter beschikking van de betalingsdienstaanbieder heeft gesteld, wordt het tijdstip van ontvangst van de opdracht voor de toepassing van artikel VII.53 geacht op de overeengekomen dag te vallen.

   Indien de overeengekomen dag geen werkdag is voor de betalingsdienstaanbieder, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.49

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de betalingsdienstaanbieder weigert een betalingsopdracht uit te voeren of een betalingstransactie te initiëren, wordt de betalingsdienstgebruiker in kennis gesteld van deze weigering en, indien mogelijk, van de redenen daarvoor en van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die tot de weigering hebben geleid, onverminderd de toepassing van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten of andere relevante wetgeving die dit verbiedt.

   De kennisgeving wordt door de betalingsdienstaanbieder zo spoedig mogelijk op de overeengekomen wijze verstrekt of ter beschikking gesteld, en in elk geval binnen de overeenkomstig artikel VII.53 vermelde termijnen.

   In het raamcontract kan de voorwaarde worden gesteld dat de betalingsdienstaanbieder voor die kennisgeving redelijke kosten mag aanrekenen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is.

§ 2. Indien alle in het raamcontract van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, kan de betalingsdienstaanbieder van de betaler geen toegestane betalingsopdracht weigeren uit te voeren, ongeacht of de betalingsopdracht door een betaler, onder meer door een betalingsinitiatiedienstaanbieder, dan wel door of via een begunstigde is geïnitieerd, onverminderd de toepassing van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten of andere relevante wetgeving die dit verbiedt.

§ 3. Voor de toepassing van de artikelen VII.53, VII.55/3 en VII.55/4 wordt een betalingsopdracht waarvan de uitvoering is geweigerd, geacht niet ontvangen te zijn.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.50

[ [#S1;S#] De betalingsdienstgebruiker herroept een betalingsopdracht niet meer zodra de betalingsdienstaanbieder van de betaler die heeft ontvangen, tenzij anders is bepaald in dit artikel.

   Ingeval de betalingstransactie door een betalingsinitiatiedienstaanbieder dan wel door of via een begunstigde wordt geïnitieerd, kan de betaler de betalingsopdracht niet herroepen nadat hij aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder instemming heeft verleend om de betalingstransactie te initiëren, dan wel aan de begunstigde instemming heeft verleend om de betalingstransactie uit te voeren.

   In het geval van een domiciliëring en onverminderd de rechten inzake terugbetaling kan de betaler de betalingsopdracht evenwel herroepen, ten laatste aan het einde van de werkdag die voorafgaat aan de dag waarop de betaalrekening volgens afspraak wordt gedebiteerd.

   In het in artikel VII.48, § 2, bedoelde geval kan de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht herroepen tot uiterlijk het einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag voorafgaat.

   Na het verstrijken van de in het eerste tot vierde lid bedoelde termijnen kan de betalingsopdracht alleen worden herroepen indien zulks tussen de betalingsdienstgebruiker en de betrokken betalingsdienstaanbieders is overeengekomen.

   In de in tweede en derde lid bedoelde gevallen is ook het akkoord van de begunstigde vereist.

   Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de betrokken betalingsdienstaanbieder voor de uitoefening van dit bijkomend herroepingsrecht kosten aanrekenen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.51

[ [#S1;S#] De betalingsdienstaanbieder(s) van de betaler, de betalingsdienstaanbieder(s) van de begunstigde en eventuele tussenpersonen van de betalingsdienstaanbieders maken het volledige bedrag van de betalingstransactie over en houden op het overgemaakte bedrag geen kosten in.

   De begunstigde en de betalingsdienstaanbieder kunnen evenwel overeenkomen dat de betrokken betalingsdienstaanbieder zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt, voordat hij de begunstigde daarmee crediteert. In dat geval worden het volledige bedrag van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk vermeld in de informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt.

   Indien andere kosten dan die bedoeld in het tweede lid op het overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige bedrag van de door de betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt.

   Wanneer de betalingstransactie door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ervoor dat het volledige bedrag van de betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Uitvoeringstermijn en valutadatum] [#S1;S#]
Art. VII.52

[ [#S1;S#] § 1. Deze onderafdeling is van toepassing op:
1° betalingstransacties in euro;
2° betalingstransacties met slechts één valutawissel tussen de euro en de officiële valuta van een lidstaat die de euro niet als munt heeft, mits de vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken lidstaat waar de euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt.

§ 2. Deze onderafdeling is van toepassing op niet in paragraaf 1 vermelde betalingstransacties, tenzij tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder anders is overeengekomen, met uitzondering van artikel VII.55/1, waarvan partijen niet kunnen afwijken.

   Indien de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder een periode overeenkomen die langer is dan in artikel VII.53 is bepaald, mag die periode voor intra-uniale betalingstransacties niet langer zijn dan 4 werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip van ontvangst zoals bepaald in artikel VII.48.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.53

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgt ervoor dat de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig artikel VII.48 voor het bedrag van de betalingstransactie wordt gecrediteerd. Deze termijn kan voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd, met een bijkomende werkdag worden verlengd.

   Voor de uitvoering van elektronisch geïnitieerde nationale betalingstransacties tussen twee betaalrekeningen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en van de begunstigde dezelfde persoon is, wordt de termijn bedoeld in het vorige lid, herleid tot het einde van dezelfde werkdag van het ogenblik van de ontvangst zoals bepaald in artikel VII.48.

   Voor de uitvoering van elektronisch geïnitieerde nationale betalingstransacties tussen twee betaalrekeningen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en van de begunstigde niet dezelfde persoon is, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de termijn bedoeld in het eerste lid, herleiden tot het einde van dezelfde werkdag van het moment van de ontvangst zoals bepaald in artikel VII.48.

§ 2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde kent een valutadatum aan de betalingstransactie toe en stelt het bedrag beschikbaar op de betaalrekening van de begunstigde, zodra de betalingsdienstaanbieder het geld ontvangen heeft overeenkomstig artikel VII.55/1.

§ 3. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde maakt een door of via begunstigde geïnitieerde betalingsopdracht over aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen de tussen de begunstigde en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat de afwikkeling van de domiciliëring op de overeengekomen vervaldatum kan plaatsvinden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.54

[ [#S1;S#] Wanneer de begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, worden de geldmiddelen door de betalingsdienstaanbieder die de geldmiddelen ten behoeve van de begunstigde ontvangt, aan de begunstigde ter beschikking gesteld binnen de in artikel VII.53 bepaalde termijn.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55

[ [#S1;S#] Wanneer een consument contanten op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder deponeert in de valuta van die betaalrekening, zorgt de betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag onmiddellijk na het tijdstip van ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en wordt gevaluteerd.

   Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld en gevaluteerd.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/1

[ [#S1;S#] § 1. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde valt uiterlijk op de werkdag waarop het bedrag van de betalingstransactie op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt gecrediteerd.

§ 2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde komt zodra dat bedrag op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is gecrediteerd, wanneer er, van de zijde van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde:
1° geen valutawissel is, of
2° een valutawissel is tussen de euro en de valuta van een lidstaat of tussen de valuta's van twee lidstaten.

   De in het eerste lid vervatte verplichting is ook van toepassing voor betalingstransacties binnen één en dezelfde betalingsdienstaanbieder.

§ 3. De valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler valt niet vroeger dan het tijdstip waarop het bedrag van de betalingstransactie van die rekening is gedebiteerd.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Aansprakelijkheid in geval van onjuiste unieke identificatoren, niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties] [#S1;S#]
Art. VII.55/2

[ [#S1;S#] § 1. Een betalingsopdracht uitgevoerd in overeenstemming met de unieke identificator, wordt geacht correct te zijn uitgevoerd wat betreft de in de unieke identificator gespecificeerde begunstigde.

   De betalingsdienstaanbieder gaat niettemin na, voor zover zulks technisch en zonder manuele tussenkomst mogelijk is, of de unieke identificator coherent is. Indien niet, weigert hij de betalingsopdracht uit te voeren en licht hij de betalingsdienstgebruiker die de identificator heeft verstrekt hierover in.

§ 2. Indien de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, onjuist is, is de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van de artikelen VII.55/3 en VII.55/4 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie, voor zover hij de controle bedoeld in § 1 heeft uitgevoerd.

§ 3. De betalingsdienstaanbieder van de betaler levert evenwel redelijke inspanningen om de met de betalingstransactie gemoeide geldmiddelen terug te verkrijgen.

   De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde werkt aan die inspanningen mee, mede door alle relevante informatie voor de te innen geldmiddelen aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler mee te delen.

   Indien het innen van geldmiddelen uit hoofde van het eerste lid niet mogelijk is, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler aan de betaler, op schriftelijk verzoek, alle voor de betalingsdienstaanbieder van de betaler beschikbare informatie die relevant is voor de betaler om een rechtsvordering in te stellen met als doel de geldmiddelen terug te krijgen.

§ 4. Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker invorderingskosten aanrekenen.

§ 5. Indien de betalingsdienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt naast de informatie die krachtens artikelen VII.81, § 1, 1°, of VII.22, 2°, b), vereist is, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de uitvoering van een betalingstransactie overeenkomstig de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/3

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een betalingsopdracht door de betaler rechtstreeks wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler, onverminderd artikel VII.41, artikel VII.55/2, §§ 2 en 3, en artikel VII.55/9, jegens de betaler aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie, tenzij hij tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde kan aantonen dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen overeenkomstig artikel VII.53, § 1.

   In dat geval is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde jegens de begunstigde aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie.

§ 2. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde van paragraaf 1, betaalt hij de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij, zo nodig, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

   De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag werd gedebiteerd.

   Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van § 1, stelt hij onmiddellijk het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde en crediteert hij, zo nodig, de betaalrekening van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag.

   De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde is uiterlijk de datum waarop het bedrag bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd, overeenkomstig artikel VII.55/1.

§ 3. Bij een niet-tijdige uitvoering van een betalingstransactie zorgt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ervoor dat, op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de betaler die voor rekening van de betaler optreedt, de valutadatum voor de creditering van de betaalrekening van de begunstigde uiterlijk de datum is waarop het bedrag bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

§ 4. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door de betaler was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de betaler, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel, op vraag van de betaler, onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de betaler op de hoogte van de resultaten daarvan. De betaler worden daarvoor geen kosten aangerekend.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/4

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een betalingsopdracht door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, onverminderd de artikelen VII.41, VII.55/2, §§ 2 tot 5, en VII.55/9, aansprakelijk jegens de begunstigde voor de juiste verzending van de betalingsopdracht aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler, overeenkomstig artikel VII.53, § 3.

   Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, geeft hij de betrokken betalingsopdracht onmiddellijk door aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler.

   Ingeval een betalingsopdracht niet tijdig wordt verzonden, wordt het bedrag op de betaalrekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

§ 2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is, onverminderd de toepassing van de artikelen VII.41, VII.55/2, §§ 2 tot 5, en VII.55/9, aansprakelijk jegens de begunstigde voor het behandelen van de geldtransactie overeenkomstig zijn verplichtingen krachtens artikel VII.55/1.

   Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van paragraaf 1, eerste en tweede lid, zorgt hij ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld zodra de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde met het bedrag is gecrediteerd.

   Het bedrag wordt op de rekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

§ 3. Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie waarvoor de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet aansprakelijk is uit hoofde van paragraaf 1, eerste en tweede lid, en van paragraaf 2 van dit artikel, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk jegens de betaler.

   Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, betaalt hij, zo nodig, de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij onverwijld de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

   De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag werd gedebiteerd.

   De verplichting uit hoofde van het eerste en tweede lid geldt niet voor de betalingsdienstaanbieder van de betaler wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler bewijst dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen, zelfs indien de uitvoering van de betalingstransactie louter wordt vertraagd.

   In dat geval valuteert de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag op de rekening van de begunstigde uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

§ 4. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door of via de begunstigde is geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de begunstigde op de hoogte van de resultaten daarvan. De begunstigde worden daarvoor geen kosten aangerekend.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/5

[ [#S1;S#] Betalingsdienstaanbieders zijn aansprakelijk jegens hun respectieve betalingsdienstgebruikers voor de kosten waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de interesten die de betalingsdienstgebruikers worden aangerekend wegens de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering, alsook de niet-tijdige uitvoering van de betalingstransactie.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/6

[ [#S1;S#] . § 1. Wanneer een betalingsopdracht door de betaler via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, betaalt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de betaler, onverminderd artikelen VII.41 en VII.55/2, paragrafen 2 en 3, het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkige betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

   § 2. Het bewijs dat de betalingsopdracht door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler werd ontvangen overeenkomstig artikel VII.48, en dat de betalingstransactie binnen de bevoegdheid van de betalingsinitiatiedienstaanbieder werd geauthenticeerd, correct werd geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de niet-uitvoering of de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de transactie werd beïnvloed, wordt geleverd door de betalingsinitiatiedienstaanbieder.

§ 3. Indien de betalingsinitiatiedienstaanbieder aansprakelijk is voor de niet-uitvoering, de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de betalingstransactie, vergoedt hij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder op diens verzoek onmiddellijk voor de geleden verliezen of de bedragen die zijn betaald wegens het terugbetalen van de betaler.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/7

[ [#S1;S#] De betalingsdienstgebruiker heeft ook recht op aanvullende vergoedingen voor eventuele andere financiële gevolgen dan die waarin deze afdeling voorziet.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/8

[ [#S1;S#] Wanneer de aansprakelijkheid van een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van de artikelen VII.43 en VII.55/3 tot en met VII.55/6 kan worden toegerekend aan een andere betalingsdienstaanbieder of een tussenpersoon, vergoedt die betalingsdienstaanbieder of die tussenpersoon eerstgenoemde betalingsdienstaanbieder voor alle verliezen die zijn opgelopen of alle bedragen die zijn betaald uit hoofde van de artikelen VII.43 en VII.55/3 tot en met VII. 55/6.

   Daartoe behoort een compensatie wanneer een van de betalingsdienstaanbieders geen sterke cliëntauthenticatie toepast.

   Aanvullende financiële compensatie kan worden vastgesteld conform de bestaande overeenkomsten tussen de betalingsdienstaanbieders en/of tussenpersonen en het recht dat van toepassing is op de tussen hen gesloten overeenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/9

[ [#S1;S#] De aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen VII.32 tot VII.55/8, geldt niet in het geval van overmacht, noch wanneer de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van nationaal of EU-recht andere wettelijke verplichtingen heeft.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Melding van incidenten] [#S1;S#]
Art. VII.55/10

[ [#S1;S#] Na de melding van incidenten zoals bepaald in artikel 53, paragraaf 2, en 57, paragraaf 3, laatste lid van de wet van 11 maart 2018, en na de incidenten te hebben geëvalueerd, informeert de Bank zo nodig de FOD Economie, opdat deze laatste, indien noodzakelijk en in overleg met de Bank, passende maatregelen kan nemen ter vrijwaring van de rechten van de betalingsdienstgebruikers.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Geschillenbeslechting en procedures betreffende buitengerechtelijke regeling in het kader van de wet van 11 maart 2018] [#S1;S#]
Art. VII.55/11

[ [#S1;S#] De betalingsdienstgebruiker geniet van de toepassing van artikelen VII.55/13 tot VII.56 en VII.216 voor alle geschillen in het kader van de artikelen 48, 58 en 98 van de wet van 11 maart 2018.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Toegang tot rekeningen bij een kredietinstelling] [#S1;S#]
Art. VII.55/12

[ [#S1;S#] De betalingsinstelling heeft op objectieve, niet-discriminerende en evenredige basis toegang tot betaalrekeningdiensten van kredietinstellingen. Dergelijke toegang is uitgebreid genoeg om de betalingsinstelling in staat te stellen op onbelemmerde en efficiënte wijze betalingsdiensten aan te bieden.

   Elke afwijzing wordt door de kredietinstelling tegenover de FOD Economie met redenen omkleed.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
HOOFDSTUK 7. - [ [#S1;S#] Geschillenbeslechting] [#S1;S#]
Art. VII.55/13

[ [#S1;S#] De betalingsdienstaanbieder die betalingsdiensten in België aanbiedt zet adequate en effectieve klachtenprocedures op en past die toe voor de afhandeling van klachten van betalingsdienstgebruikers met betrekking tot de uit deze titel 3 voortvloeiende rechten en plichten.

   Deze geschillenbehandelingprocedures worden aangeboden in de officiële taal van de plaats waarin de betalingsdienst wordt aangeboden of, indien de consument en de betalingsdienstaanbieder zulks in onderlinge overeenstemming beslissen, in een andere taal.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.55/14

[ [#S1;S#] De betalingsdienstaanbieder levert alle mogelijke inspanningen om schriftelijk of, indien overeengekomen tussen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker, op een andere duurzame drager, te reageren op de klachten van de betalingsdienstgebruikers.

   In die reactie wordt op alle naar voren gebrachte punten ingegaan, binnen een passende termijn, uiterlijk binnen 15 werkdagen na ontvangst van de klacht.

   In uitzonderlijke situaties, waarin het om redenen waarop de betalingsdienstaanbieder geen controle heeft, niet mogelijk is om binnen de 15 werkdagen antwoord te geven, stuurt de betalingsdienstaanbieder een bericht waarin om verlenging van de antwoordtermijn wordt verzocht, de redenen van de vertraging in de beantwoording van de klacht duidelijk worden vermeld en de termijn wordt genoemd waarbinnen de betalingsdienstgebruiker een definitieve reactie zal ontvangen.

   De termijn voor het ontvangen van een definitieve reactie mag in geen geval meer dan 35 extra werkdagen bedragen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.56

[ [#S1;S#] De betalingsdienstaanbieder stelt de betalingsdienstgebruiker op de hoogte van ten minste één ADR-entiteit (= Alternative Dispute Resolution) die bevoegd is voor de behandeling van geschillen met betrekking tot de uit titel 3 voortvloeiende rechten en plichten en waaraan zij gehouden zijn zich aan te sluiten overeenkomstig artikel VII.216.

   De informatie bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt met inachtneming van de bepalingen in artikel XVI.4.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
HOOFDSTUK 8. [ [#S1;S#] - Toegang tot betaalrekeningen en basisbankdienst] [#S1;S#]
Art. VII.56/1

[ [#S1;S#] De consument wordt, bij het aanvragen van, of toegang verkrijgen tot, of bij het aanhouden van een betaalrekening bij een kredietinstelling niet gediscrimineerd op grond van nationaliteit, woonplaats of op enige andere grond bedoeld in de wet 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 12, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.57

[ [#S1;S#] § 1. De basisbankdienst is een betalingsdienst [ [#S2;S#] beschikbaar binnen de Europese Unie] [#S2;S#] die bestaat uit de diensten bedoeld in artikel I. 9, 1°, a) tot c), met uitzondering van iedere uitgestelde betalingsverrichting aan de hand van een betaalinstrument, en de boeking van cheques.

   [ [#S2;S#] De diensten waarbij contanten op een rekening kunnen worden geplaatst of opgenomen, zijn mogelijk aan het loket of bij geldautomaten tijdens of buiten de openingstijden van de kredietinstelling. Het uitvoeren van betalingstransacties is mogelijk via een betaalkaart, daaronder begrepen elektronische betalingen. Overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten, zijn mogelijk aan automaten en loketten, indien beschikbaar, alsook via het internetplatform van de kredietinstelling.

   De basisbankdienst wordt minstens in euro aangeboden

   Het tweede en derde lid zijn van toepassing voor zover de kredietinstelling deze mogelijkheden reeds aanbiedt aan de consument die andere betaalrekeningen aanhoudt dan een betaalrekening in het kader van een basisbankdienst.

   De Koning kan de basisbankdienst uitbreiden tot diensten die op basis van gebruikelijke praktijk voor de consument als essentieel worden beschouwd.] [#S2;S#]

§ 2. Iedere kredietinstelling moet de basisbankdienst aanbieden. Elke consument [ [#S2;S#] die legaal in een lidstaat verblijft] [#S2;S#] heeft recht op de basisbankdienst.

   [ [#S2;S#] De voorwaarden die van toepassing zijn op het aanhouden van een basisbankdienst mogen in generlei opzicht discriminerend zijn.] [#S2;S#]

   De toegang tot een basisbankdienst mag niet afhankelijk worden gesteld van het sluiten van een overeenkomst betreffende een nevendienst.

§ 3. De maximale prijs voor de basisbankdienst mag het bedrag van 12 euro per jaar niet overschrijden.

   &bsp;[ [#S2;S#] De Koning kan het tarief aanpassen minstens rekening houdende met het nationale inkomensniveau en met de gemiddelde vergoedingen die worden aangerekend voor diensten verband houdende met betaalrekeningen.

   De vergoedingen die wegens niet-naleving van de verbintenissen van de consument op grond van het raamcontract aan de consument in rekening worden gebracht, zijn redelijk.

   De Koning kan bepalen wat redelijke vergoedingen zijn.] [#S2;S#]

§ 4. [ [#S2;S#] De basisbankdienst biedt de consument de mogelijkheid tot het uitvoeren van een onbeperkt aantal verrichtingen met betrekking tot de diensten bedoeld in § 1.

   De Koning kan echter bepalen dat een minimumaantal verrichtingen met betrekking tot de diensten bedoeld in artikel VII.57, § 1, gratis zijn en dat een minimumaantal papieren overschrijvingen tegen een redelijke prijs verkrijgbaar zijn, waarbij het minimumaantal verrichtingen voldoende is om het persoonlijk gebruik door de consument te dekken, waarbij rekening wordt gehouden met het bestaande consumentengedrag en de gebruikelijke commerciële praktijk. De vergoedingen die worden aangerekend voor verrichtingen boven het minimumaantal verrichtingen zijn in geen geval hoger dan die welke worden aangerekend in het kader van het gebruikelijke tariferingsbeleid van de kredietinstelling.] [#S2;S#]

§ 5. De kredietinstelling mag noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend een kredietopening aanbieden of toestaan verbonden met een basisbankdienst .

   Een betalingstransactie uitgevoerd in het raam van een basisbankdienst kan niet worden uitgevoerd wanneer deze leidt tot een debetstand.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2017-12-22/14, art. 13, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.58

[ [#S1;S#] De aanvraag tot opening van een basisbankdienst gebeurt door het overmaken aan de kredietinstelling van een formulier dat op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] ter beschikking wordt gesteld door de kredietinstelling.

   Het aanvraagformulier bevat een bevestiging van de consument dat hij niet reeds beschikt over een basisbankdienst of een betaalrekening bij een in België gevestigde kredietinstelling heeft waarmee hij gebruik kan maken van de in artikel VII.57, § 1, bedoelde diensten, of dat hij ervan in kennis werd gesteld dat deze rekeningen zullen worden opgeheven.

   De Koning kan de vermeldingen bepalen die op het aanvraagformulier moeten voorkomen.

   &p; De kredietinstelling opent de basisbankdienst of weigert die te openen, onverwijld en uiterlijk binnen tien werkdagen na ontvangst van een volledig aanvraagformulier.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-12-22/14, art. 14, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.59

[ [#S1;S#] § 1. De kredietinstelling weigert de aanvraag indien de aanvraag van de basisbankdienst zou resulteren in een schending van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.

   De kredietinstelling kan de aanvraag weigeren indien de consument in België een andere betaalrekening heeft waarmee hij gebruik kan maken van de in artikel VII.57, § 1, vermelde betalingsdiensten, of een rekening waarvan het jaarlijks gemiddelde gecumuleerde creditsaldo hoger is dan 6 000 euro.

   Als de consument verklaart ervan in kennis te zijn gesteld dat een rekening zal worden opgeheven, wordt met deze geen rekening gehouden.

   Voor de bepaling van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, worden de waarborgen bedoeld bij artikel 10, boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek niet in rekening gebracht.

   De Koning kan het bedrag bedoeld in het tweede lid wijzigen.

   De kredietinstelling kan in zulke gevallen, alvorens een basisbankdienst te openen, nagaan of de consument al dan niet een betaalrekening aanhoudt bij een andere in België gevestigde kredietinstelling die hem de mogelijkheid biedt gebruik te maken van de in artikel VII.57, § 1, bedoelde diensten. De kredietinstelling kan zich verlaten op een te dien einde door de consument ondertekende verklaring op erewoord.

   In de gevallen waar de kredietinstelling weigert, brengt ze de consument hiervan onmiddellijk na haar beslissing tot weigering op de hoogte.

§ 2. De kredietinstelling kan de basisbankdienst opzeggen indien ten minste een van de volgende voorwaarden is vervuld:
1° de consument is veroordeeld voor oplichting, misbruik van vertrouwen, bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte, of heeft de betaalrekening in het kader van de basisbankdienst opzettelijk misbruikt voor illegale doeleinden;
2° er heeft gedurende meer dan vierentwintig opeenvolgende maanden op de desbetreffende betaalrekening in het kader van de basisbankdienst geen betalingstransactie plaatsgevonden;
3° de consument heeft onjuiste informatie verstrekt om de basisbankdienst te verkrijgen, met dien verstande dat als hij wel juiste informatie zou hebben verstrekt, hij geen recht op een dergelijke basisbankdienst zou hebben gehad;
4° de consument verblijft niet langer legaal in een lidstaat;
5° de consument heeft in België een andere betaalrekening geopend waarmee hij gebruik kan maken van de in artikel VII.57, § 1, vermelde betalingsdiensten, of een rekening waarvan het jaarlijks gemiddelde gecumuleerde creditsaldo hoger is dan 6.000 euro.

   Als de consument verklaart ervan in kennis te zijn gesteld dat een rekening zal worden opgeheven, wordt met deze geen rekening gehouden.

   Voor de bepaling van het in het eerste lid bepaalde bedrag worden de waarborgen bedoeld in artikel 10 van het Burgerlijk Wetboek, boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, niet in rekening gebracht.

   De Koning kan het bedrag bedoeld in het eerste lid wijzigen.

   Indien de kredietinstelling het raamcontract beëindigt, neemt ze een opzegtermijn van ten minste twee maanden in acht, tenzij in geval van beëindiging overeenkomstig de bepaling onder 1° of 3°, in welk geval de beëindiging onmiddellijk ingaat.

§ 3. De beschikking van toelaatbaarheid van een verzoek tot collectieve schuldenregeling, of het feit dat de consument een kredietovereenkomst heeft gesloten, kan geen reden zijn om een basisbankdienst te weigeren of op te zeggen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-12-22/14, art. 15, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.59/1

[ [#S1;S#] De beslissing tot weigering of opzegging gebeurt schriftelijk en kosteloos.

   Deze wordt aangebracht op het aanvraagformulier en omvat uitdrukkelijk de specifieke gronden en de rechtvaardiging van de beslissing, tenzij dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van nationale veiligheid of openbare orde, of de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.

   Daarnaast worden uitdrukkelijk de klachten- en buitengerechtelijke beroepsprocedures vermeld die voor de consument open staan ter betwisting van de beslissing, en in het bijzonder de volledige naam, het adres, het telefoonnummer en het elektronisch adres van het bevoegde orgaan, bedoeld in artikel VII.216 en van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 16, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.59/2

[ [#S1;S#] § 1. Tenzij dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van nationale veiligheid of openbare orde, of met de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, brengt de kredietinstelling haar beslissing van weigering of opzegging onverwijld, schriftelijk en gratis ter kennis aan het orgaan bedoeld in artikel VII.216 dat bevoegd is om een klachten- en buitengerechtelijke beroepsprocedure te behandelen en, desgevallend, de schuldbemiddelaar.

   Dit orgaan kan de beslissing van de kredietinstelling vernietigen of de tenlasteneming van de basis-bankdienstverlening door een andere kredietinstelling opleggen, volgens de voorwaarden die het bepaalt. De beslissing is bindend voor de kredietinstelling.

§ 2. De kredietinstelling zendt elk jaar aan het bevoegde orgaan alsmede aan het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie informatie over het aantal geopende rekeningen, het aantal weigeringen en opzeggingen alsook over de motivering ervan. De informatie over het afgelopen kalenderjaar wordt ten laatste op de laatste dag van de maand februari van het daaropvolgend jaar overgezonden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 17, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.59/3

[ [#S1;S#] De kredietinstelling stelt voor de consumenten gratis op een duidelijke wijze en zichtbare plaats, de informatie over de basisbankdienst minstens op papier beschikbaar in de kantoren toegankelijk voor het publiek. Indien de kredietinstelling beschikbaar is via een website, wordt deze informatie bovendien op een voor de consument duidelijke wijze en goed zichtbare plaats op deze website geplaatst. Daarnaast stelt de kredietinstelling voor de consumenten gratis toegankelijke bijstand beschikbaar.

   De informatie en bijstand heeft betrekking op de specifieke kenmerken van de aangeboden basisbankdienst, de daarmee samenhangende vergoedingen en de aan het gebruik daarvan verbonden voorwaarden, de te volgen procedures om het recht uit te oefenen om toegang te verkrijgen tot de basisbankdienst en de manieren om toegang te verkrijgen tot alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures. Uit de informatie dient duidelijk te blijken dat de toegang tot een basisbankdienst niet afhankelijk is van de aankoop van bijkomende diensten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 18, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
HOOFDSTUK 9. - [ [#S1;S#] Uitgifte en terugbetaalbaarheid van elektronisch geld en verbod op rente.] [#S1;S#]
Art. VII.60

[ [#S1;S#] Uitgevers van elektronisch geld geven elektronisch geld uit tegen de nominale waarde, in ruil voor ontvangen geld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
Art. VII.61

[ [#S1;S#] § 1. Uitgevers van elektronisch geld betalen de nominale monetaire waarde van het aangehouden elektronisch geld op elk ogenblik terug [ [#S2;S#] in wettig betaalmiddel begrepen in de zin van de Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro] [#S2;S#] wanneer de houder van het elektronisch geld daarom verzoekt.

§ 2. De terugbetalingsvoorwaarden, met inbegrip van de eventuele vergoeding die hiermee samenhangt, worden duidelijk en opvallend vermeld in de overeenkomst tussen de uitgever van elektronisch geld en de houder van elektronisch geld, en de houder van het elektronisch geld wordt in kennis gesteld van deze voorwaarden voordat hij wordt gebonden door een overeenkomst of een aanbod.

§ 3. Voor terugbetaling kan er enkel een vergoeding in rekening worden gebracht indien dit in de overeenkomst is vermeld overeenkomstig § 2, en enkel in een van de volgende gevallen :
1° indien er om terugbetaling wordt gevraagd vóór de overeenkomst is beëindigd;
2° indien de overeenkomst voorziet in een beëindigingsdatum en de houder van het elektronisch geld de overeenkomst vóór deze datum beëindigt, of
3° indien er meer dan een jaar na de beëindiging van de overeenkomst om terugbetaling wordt gevraagd.

   Dergelijke vergoeding staat in verhouding tot de werkelijke kosten die de uitgever van elektronisch geld heeft gemaakt.

   De Koning kan de criteria vastleggen die toelaten de werkelijke kosten te bepalen die de uitgever van elektronisch geld in aanmerking kan nemen.

§ 4. Indien er om terugbetaling wordt gevraagd vóór de beëindiging van de overeenkomst, kan de houder van elektronisch geld verzoeken om de gedeeltelijke of volledige terugbetaling van het elektronisch geld.

§ 5. Wanneer de houder van het elektronisch geld om terugbetaling vraagt op de datum van beëindiging van de overeenkomst of binnen een termijn van een jaar na die datum :
1° wordt de volledige monetaire waarde van het aangehouden elektronisch geld terugbetaald, of
2° worden alle middelen terugbetaald waarom de houder van het elektronisch geld verzoekt, indien de instelling voor elektronisch geld een of meer activiteiten uitoefent conform artikel 77, § 1, van de wet van 21 december 2009 en het op voorhand niet geweten is welk deel van de middelen zal worden gebruikt als elektronisch geld.

§ 6. [ [#S2;S#] Personen die elektronisch geld aanvaarden hebben op elk ogenblik recht op terugbetaling van de nominale monetaire waarde van het ontvangen elektronisch geld in wettig betaalmiddel begrepen in de zin van de Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro. Van de bepalingen in de paragrafen 3 tot 5 mag enkel afgeweken worden in het nadeel van de persoon die elektronisch geld aanvaardt voor zover hij geen consument is.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 11, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. VII.62

[ [#S1;S#] Uitgevers van elektronisch geld mogen geen rente of andere voordelen toekennen die samenhangen met de lengte van de periode gedurende dewelke een houder van elektronisch geld het elektronisch geld aanhoudt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
HOOFDSTUK 9/1. [ [#S1;S#] - Overstapdienst betaalrekeningen] [#S1;S#]
Art. VII.62/1

[ [#S1;S#] Elke betalingsdienstaanbieder biedt een overstapdienst aan tussen betaalrekeningen in dezelfde munteenheid aan elke consument die een betaalrekening opent of aanhoudt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 20, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.62/2

[ [#S1;S#] § 1. De overstapdienst wordt door de ontvangende betalingsdienstaanbieder geïnitieerd op verzoek van de consument.

   De aanvraag gebeurt schriftelijk, door middel van een aanvraagformulier dat in alle mogelijkheden van paragraaf 2 voorziet, en dat op papier of op elektronische wijze ter beschikking wordt gesteld door de ontvangende betalingsdienstaanbieder.

   De aanvraag wordt ondertekend door elke houder van de desbetreffende betaalrekening, en de ontvangende betalingsdienstaanbieder verstrekt een kopie van de toestemming aan elk van hen.

   De toestemming wordt opgesteld in een officiële taal van de plaats waar de overstapdienst geïnitieerd wordt of in een andere door de partijen overeengekomen taal.

   De Koning kan het aanvraagformulier standaardiseren, rekening houdend met de specifieke mogelijkheden, de benodigde informatie, en de specifieke toestemmingen voorzien in dit artikel.

§ 2. De ontvangende betalingsdienstaanbieder verricht de overstapdienst bij ontvangst van de door de consument verleende toestemming. Bij twee of meer rekeninghouders wordt de toestemming door elk van de rekeninghouders verleend.

   De toestemming biedt de consument de mogelijkheid de overdragende betalingsdienstaanbieder specifiek toestemming te verlenen om elk van de in paragraaf 3 vermelde taken te verrichten, en de ontvangende betalingsdienstaanbieder specifiek toestemming te verlenen om elk van de in paragraaf 5 vermelde taken te verrichten.

   De toestemming vermeldt dat de door de consument geblokkeerde inningen in uitvoering van artikel 5, lid 3, d), van Verordening (EU) nr. 260/2012 niet worden overgedragen.

   De toestemming biedt de consument tevens de mogelijkheid te vermelden vanaf welke datum de doorlopende betalingsopdrachten, overschrijvingen met memodatum, domiciliëringen moeten worden uitgevoerd vanaf de bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder geopende of aangehouden betaalrekening.

   Deze datum ligt ten minste vijf werkdagen na de datum waarop de ontvangende betalingsdienstaanbieder de documenten ontvangt die de overdragende betalingsdienstaanbieder overeenkomstig paragraaf 4 heeft meegedeeld.

§ 3. Binnen twee werkdagen na de ontvangst van de in paragraaf 2 bedoelde toestemming verzoekt de ontvangende betalingsdienstaanbieder aan de overdragende betalingsdienstaanbieder, indien de door de consument verleende toestemming daarin voorziet, de volgende taken uit te voeren:
1° aan de ontvangende betalingsdienstaanbieder en aan de consument een lijst toezenden van de bestaande doorlopende betalingsopdrachten, overschrijvingen met memodatum, alsmede de beschikbare informatie over mandaten voor domiciliëringen die worden overgedragen, en indien de consument hiervan gebruik heeft gemaakt, de door hem uitgeoefende rechten zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, d), van Verordening (EU) nr. 260/2012;
2° aan de ontvangende betalingsdienstaanbieder en aan de consument de beschikbare informatie toezenden over terugkerende inkomende overschrijvingen en door de begunstigde schuldeiser aangestuurde domiciliëringen die dertien maanden voorafgaand aan de toestemming van de consument zoals bedoeld in paragraaf 2, op de betaalrekening van de consument zijn uitgevoerd;
3° indien de overdragende betalingsdienstaanbieder geen systeem aanbiedt voor het automatisch doorzenden van inkomende overschrijvingen en domiciliëringen naar de betaalrekening die de consument bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder aanhoudt, vanaf de in de toestemming bepaalde datum ophouden domiciliëringen en inkomende overschrijvingen te aanvaarden;
4° vanaf de in de toestemming bepaalde datum doorlopende betalingsopdrachten en overschrijvingen met memodatum annuleren;
5° op de door de consument bepaalde datum enig overblijvend positief saldo naar de bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder geopende of aangehouden betaalrekening overbrengen;
6° op de door de consument bepaalde datum de bij de overdragende betalingsdienstaanbieder aangehouden betaalrekening opheffen, en
7° op de door de consument bepaalde datum de betaalinstrumenten die verbonden zijn met de bij de overdragende betalingsdienstaanbieder aangehouden betaalrekening annuleren.

§ 4. Bij ontvangst van een verzoek van de ontvangende betalingsdienstaanbieder voert de overdragende betalingsdienstaanbieder de volgende taken uit indien de toestemming van de consument daarin voorziet:
1° binnen drie werkdagen aan de ontvangende betalingsdienstaanbieder de in paragraaf 3, 1° en 2°, bedoelde informatie toezenden;
2° indien de overdragende betalingsdienstaanbieder geen systeem aanbiedt voor het automatisch doorzenden van de inkomende overschrijvingen en domiciliëringen naar de betaalrekening die de consument bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder heeft geopend of aanhoudt, vanaf de in de toestemming bepaalde datum ophouden inkomende overschrijvingen en domiciliëringen te aanvaarden.

   De overdragende betalingsdienstaanbieder stelt de betaler of de begunstigde in kennis van de redenen voor niet-aanvaarding van de uitvoering van de betalingstransactie minstens gedurende dertien maanden vanaf de datum waarop de betalingsdienst niet meer wordt uitgevoerd;
3° vanaf de in de toestemming bepaalde datum doorlopende overschrijvingsopdrachten en overschrijvingen met memodatum annuleren;
4° op de in de toestemming bepaalde datum enig overblijvend positief saldo van de betaalrekening overdragen naar de bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder geopende of aangehouden betaalrekening;
5° de betaalrekening op de in de toestemming bepaalde datum opheffen indien de consument met betrekking tot deze betaalrekening geen openstaande verplichtingen meer heeft, mits de onder 1°, 2° en 4° bedoelde verrichtingen zijn voltooid. Indien er van dergelijke openstaande verplichtingen sprake is, stelt de betalingsdienstaanbieder de consument er onverwijld van in kennis dat de betaalrekening van de consument niet kan worden opgeheven.

§ 5. Binnen één werkdag na ontvangst van de in paragraaf 3 bedoelde informatie waarom de overdragende betalingsdienstaanbieder is verzocht, voert de ontvangende betalingsdienstaanbieder de volgende taken uit voor zover en zoals vermeld in de toestemming en voor zover de door de overdragende betalingsdienstaanbieder of door de consument verstrekte informatie de ontvangende betalingsdienstaanbieder daartoe in staat stelt:
1° de doorlopende overschrijvingsopdrachten en overschrijvingen met memodatum waarom door de consument is verzocht, instellen en vanaf de in de toestemming bepaalde datum uitvoeren;
2° alle nodige voorbereidingen treffen om domiciliëringen te aanvaarden, en deze aanvaarden vanaf de in de toestemming bepaalde datum;
3° desgevallend de consument in kennis stellen van zijn uitgeoefende rechten bij de overdragende betalingsdienstaanbieder overeenkomstig artikel 5, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 260/2012;
4° de in de toestemming vermelde betalers die terugkerende inkomende overschrijvingen naar een betaalrekening van een consument verrichten, in kennis stellen van de gegevens betreffende de betaalrekening van de consument bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder, en de betalers een kopie van de door de consument verleende toestemming toezenden. Als de ontvangende betalingsdienstaanbieder niet over alle informatie beschikt die hij nodig heeft om de betaler te informeren, verzoekt hij de consument of de overdragende betalingsdienstaanbieder de ontbrekende informatie te verstrekken;
5° de in de toestemming vermelde begunstigden die gebruikmaken van domiciliëringen vanaf de betaalrekening van de consument om geldmiddelen te innen, met uitzondering van de inningen geblokkeerd in uitvoering van artikel 5, lid 3, d), van Verordening (EU) nr. 260/2012, op de hoogte brengen van de gegevens betreffende de betaalrekening van de consument bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder, en van de datum vanaf welke domiciliëringen vanaf die betaalrekening zullen worden uitgevoerd, en de begunstigden een kopie van de door de consument verleende toestemming toezenden. Als de ontvangende betalingsdienstaanbieder niet over alle informatie beschikt die hij nodig heeft om de begunstigde te informeren, verzoekt hij de consument of de overdragende betalingsdienstaanbieder de ontbrekende informatie te verstrekken.

   Wat betreft het toezenden van de kopie van de door de consument verleende toestemming, bedoeld onder 4° en 5°, eerste lid, dient de betalingsdienstaanbieder gepaste maatregelen te nemen op het gebied van beveiliging en risicobeperking, teneinde de betalingsdienstgebruiker afdoende te beschermen tegen bedrog en misbruik van gevoelige betalingsgegevens.

   Indien de consument besluit persoonlijk de onder 4° en 5°, eerste lid, bedoelde informatie te verstrekken aan de betalers of begunstigden in plaats van overeenkomstig paragraaf 2 daartoe aan de ontvangende betalingsdienstaanbieder specifieke toestemming te verlenen, verstrekt de ontvangende betalingsdienstaanbieder aan de consument standaardbrieven met de gegevens van de betaalrekening en de in de toestemming vermelde aanvangsdatum, waarbij de in het eerste lid bedoelde termijn in acht wordt genomen.

§ 6. Onverminderd de toepassing van [ [#S2;S#] artikel VII.37, § 2] [#S2;S#], blokkeert de overdragende betalingsdienstaanbieder vóór de in de door de consument verleende toestemming vermelde datum geen betaalinstrumenten, zodat de verlening van betalingsdiensten aan de consument niet wordt onderbroken gedurende het overstapproces.

   Wanneer de betaalrekening bij de overdragende betalingsdienstaanbieder gekoppeld is aan betaalinstrumenten waarbij de betalingstransacties afgerekend worden met betalingsuitstel, zal die betaalrekening uiterlijk drie maanden na overdracht van het batig saldo op de nieuwe betaalrekening worden afgesloten. Voor die periode, waarin de oude betaalrekening open blijft, zullen geen kosten voor het beheer van deze betaalrekening worden aangerekend.

§ 7. De Koning kan de termijnen bepaald in dit artikel wijzigen, zonder het maximum van het globaal tijdsbestek als bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 6, te overschrijden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 21, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018> ( 2)<W 2018-07-19/09, art. 8, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
Art. VII.62/3

[ [#S1;S#] § 1. Indien een consument de betalingsdienstaanbieder bij welke hij een betaalrekening aanhoudt, in kennis stelt van zijn voornemen een betaalrekening te openen bij een in een ander land gevestigde betalingsdienstaanbieder, biedt eerstgenoemde betalingsdienstaanbieder, na ontvangst van het desbetreffende verzoek, de consument de volgende bijstand aan:
1° het kosteloos verstrekken van een lijst van alle bestaande doorlopende betalingsopdrachten, van alle voor en door de betaler-schuldenaar aangestuurde mandaten voor domiciliëringen, indien beschikbaar, en van de beschikbare informatie over terugkerende inkomende overschrijvingen, de overschrijvingen met memodatum en door de begunstigde schuldeiser geïnitieerde domiciliëringen die minstens gedurende de voorafgaande dertien maanden voorafgaand aan de datum van de toestemming op de betaalrekening van de consument zijn uitgevoerd. Deze lijst houdt voor de nieuwe betalingsdienstaanbieder geenszins de verplichting in diensten te gaan aanbieden die hij niet verricht;
2° de overdracht van enig overblijvend positief saldo van de aangehouden betaalrekening naar de bij de nieuwe betalingsdienstaanbieder geopende of aangehouden betaalrekening, mits het verzoek alle gegevens bevat die nodig zijn om de nieuwe betalingsdienstaanbieder en de nieuwe betaalrekening te kunnen identificeren;
3° de beëindiging van de aangehouden betaalrekening;
4° de opheffing van de aan de betaalrekening verbonden betaalinstrumenten.

§ 2. De betalingsdienstaanbieder bij welke de consument een betaalrekening aanhoudt, voltooit, mits de consument ten opzichte van deze betaalrekening geen openstaande verplichtingen meer heeft, de in paragraaf 1 bedoelde stappen op de door de consument bepaalde datum, welke ten minste zes werkdagen na de ontvangst van het verzoek van de consument aan de betalingsdienstaanbieder valt. Indien er van openstaande verplichtingen sprake is, stelt de betalingsdienstaanbieder de consument er onverwijld van in kennis dat zijn rekening niet kan worden beëindigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 22, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.62/4

[ [#S1;S#] § 1. De overdragende of ontvangende betalingsdienstaanbieder zorgt ervoor dat de consument in staat is kosteloos toegang te verkrijgen tot zijn persoonlijke informatie betreffende bestaande doorlopende betalingsopdrachten, overschrijvingen met memodatum, domiciliëringen, en de betaalinstrumenten gekoppeld aan een betaalrekening die in hun bezit zijn.

§ 2. De overdragende betalingsdienstaanbieder die de door de ontvangende betalingsdienstaanbieder overeenkomstig artikel VII.62/2, § 4, 1°, gevraagde informatie verstrekt, brengt hiervoor geen kosten in rekening voor de consument of de ontvangende betalingsdienstaanbieder.

   Er mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor het beëindigen van de rekening en voor de overstapdienst, met uitzondering van eventuele portokosten in het kader van andere krachtens artikel VII.62/2 verleende diensten dan deze bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 3 van die bepaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 23, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.62/5

[ [#S1;S#] De door de consument geleden financiële verliezen, met inbegrip van in rekening gebrachte kosten en interesten, die rechtstreeks voortvloeien uit het feit dat een bij het overstapproces betrokken betalingsdienstaanbieder zijn verplichtingen uit hoofde van artikel VII.62/2 niet is nagekomen, worden door die betalingsdienstaanbieder onverwijld en van rechtswege vergoed.

   De aansprakelijkheid bedoeld in het eerste lid geldt niet in geval van overmacht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 24, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.62/6

[ [#S1;S#] § 1. De betalingsdienstaanbieder stelt de volgende informatie over de overstapdienst beschikbaar voor consumenten:
1° de taken van de overdragende en de ontvangende betalingsdienstaanbieder voor elke stap van het overstapproces, bedoeld in artikel VII.62/2;
2° het tijdpad voor de voltooiing van de respectieve stappen;
3° de eventuele vergoedingen die voor het overstapproces in rekening worden gebracht;
4° alle informatie die de consument gevraagd zal worden te verstrekken;
5° de in artikel VII.216 bedoelde buitengerechtelijke geschillenbeslechtingprocedures;
6° indien toepasselijk, het geldende depositogarantiestelsel van de betalingsdienstaanbieder;
7° indien toepasselijk, de rechten bedoeld in artikel 5, lid 3, d), van Verordening (EU) nr. 260/2012;

   &p; 8° de rechten overeengekomen op grond [ [#S2;S#] van de artikelen VII.46 en VII.47] [#S2;S#].

§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde informatie wordt in alle kantoren van de betalingsdienstaanbieder die toegankelijk zijn voor consumenten, kosteloos op een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#] beschikbaar gesteld, is te allen tijde in elektronische vorm beschikbaar op zijn website, en wordt op eenvoudig verzoek kosteloos aan consumenten verstrekt.

   Deze informatie is onmiddellijk en doorlopend te raadplegen op een voor de consument duidelijke en goed zichtbare plaats.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 25, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018> ( 2)<W 2018-07-19/09, art. 9, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.62/7

[ [#S1;S#] Van zodra de betalers van terugkerende inkomende overschrijvingen en begunstigden van terugkerende domiciliëringen, die geen consument zijn, de informatie hebben ontvangen zoals bedoeld in artikel VII.62/2, § 5, 4° en 5°, dienen zij onverwijld, en uiterlijk op de door de consument aangeduide datum zoals bedoeld in artikel VII.62/2, hieraan gevolg te geven en de betalingen uit te voeren op de betaalrekening bij de ontvangende betalingsdienstaanbieder.

   Bij gebreke hiervan mogen deze begunstigde schuldeisers van terugkerende domiciliëringen geen kosten of interesten aanrekenen, en dienen deze betalers van terugkerende inkomende overschrijvingen aan de schuldeisers van rechtswege en onverwijld een vergoeding te betalen gelijk aan de wettelijke interestvoet voor de nalatigheidsperiode. Desgevallend dienen deze begunstigden en betalers de kosten te dragen die rechtstreeks voortvloeien uit de niet naleving van het vorige lid.

   Deze aansprakelijkheid geldt niet in geval van overmacht.

   De Koning kan de termijn van uitvoering in het eerste lid nader bepalen, alsmede de minimumtermijn bedoeld in artikel 62/2 wijzigen voor wat betreft de uitvoering van terugkerende domiciliëringen en inkomende overschrijvingen, rekening houdende met een efficiënte dienstverlening.] [#S1;S#]

&bsp;( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-22/14, art. 26, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
HOOFDSTUK 10. [ [#S1;S#] Gegevensbescherming.] [#S1;S#]
Art. VII.63

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is de verwerking van persoonsgegevens door betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders toegelaten wanneer dit noodzakelijk en relevant is voor de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van betalingsbedrog.

   [ [#S2;S#] De verstrekking van informatie aan natuurlijke personen over de verwerking van persoonsgegevens en de verwerking van dergelijke gegevens en enige andere verwerking van persoonsgegevens voor de bij het onderhavige boek beoogde doeleinden geschiedt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

   De betalingsdienstaanbieders krijgen alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de betalingsdienstgebruiker toegang tot persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van hun betalingsdiensten, en deze te verwerken en te bewaren.] [#S2;S#]

   De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de verwerkingsmodaliteiten voor de in dit boek omschreven en gerechtvaardigde doeleinden nader bepalen. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2018-07-19/09, art. 11, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
HOOFDSTUK 11. [ [#S1;S#] - Afwikkelingsvergoedingen] [#S1;S#]
Art. VII.63/1

[ [#S1;S#] De Koning kan voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten in de zin van Verordening (EU) nr. 2015/751 een maximumpercentage en/of een maximaalbedrag van afwikkelingsvergoedingen vaststellen, overeenkomstig artikel 3, paragrafen 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 2015/751.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-06-29/01, art. 13, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. VII.63/2

[ [#S1;S#] De Koning kan voor binnenlandse kredietkaarttransacties van consumenten in de zin van Verordening (EU) nr. 2015/751 een maximumpercentage en/of een maximaalbedrag van afwikkelingsvergoedingen vaststellen, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 2015/751.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-06-29/01, art. 14, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. VII.63/3

[ [#S1;S#] § 1. Er wordt een buitengerechtelijke klachtenregeling ingesteld met als doel adequate en doeltreffende buitengerechtelijke klachten- en verhaalprocedures te waarborgen en te bevorderen voor de beslechting van de geschillen die tussen begunstigden en hun betalingsdienstaanbieders ontstaan en die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EU) nr. 2015/751 en de bepalingen van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel VII.63/1 en van artikel VII.63/2.

   De begunstigden en de betalingsdienstaanbieders moeten respectievelijk worden begrepen in de zin van artikel 2, 13), en artikel 2, 24), van Verordening (EU) nr. 2015/751.

§ 2. De ombudsdienst aangeduid om de taak omschreven in paragraaf 1 uit te voeren, is de ombudsdienst voor financiële diensten ingesteld krachtens artikel VII.216.

§ 3. De buitengerechtelijke regeling van geschillen tussen consumenten en betalingsdienstaanbieders in het raam van de Verordening (EU) nr. 2015/751 wordt geregeld in de statuten en reglementen van de ombudsdienst voor financiële diensten ingesteld krachtens artikel VII.216.

§ 4. De betalingsdienstaanbieders treden toe tot een buitengerechtelijke regeling van geschillen die in de lijn ligt van de Verordening (EU) nr. 2015/751, zoals bedoeld in dit artikel, dragen bij tot de financiering ervan en gaan in op elk verzoek om informatie dat zij in het raam van deze geschillenregeling ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-01/12, art. 3, 040; Inwerkingtreding : 25-12-2016>
TITEL 4. [ [#S1;S#] Kredietovereenkomsten.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] Consumentenkrediet.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Kredietpromotie.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Reclame.] [#S1;S#]
Art. VII.64

[ [#S1;S#] § 1. Alle reclame waarin een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument worden vermeld, bevat op een duidelijke, beknopte, opvallende en desgevallend hoorbare wijze [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] de volgende standaardinformatie :
1° de debetrentevoet, vast en/of veranderlijk, alsook nadere informatie over eventuele kosten die in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen;
2° het kredietbedrag;
3° het jaarlijkse kostenpercentage;
4° de duur van de kredietovereenkomst;
5° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst, de contante prijs en het bedrag van eventuele voorschotten, en
6° in voorkomend geval, het totale door de consument te betalen bedrag [ [#S2;S#] en de termijnbedragen] [#S2;S#].

   [ [#S2;S#] De Koning bepaalt voor iedere reclame, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens" vervangen door de woorden "De Koning kan voor iedere reclame, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens bepalen.] [#S2;S#]

   Het kredietbedrag is gebaseerd op het gemiddelde kredietbedrag dat, naargelang het soort van kredietovereenkomst waarvoor reclame wordt gemaakt, representatief is voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven.

   [ [#S2;S#] De in het eerste lid bedoelde informatie wordt verduidelijkt aan de hand van een representatief voorbeeld en dat voorbeeld wordt steeds gevolgd. De Koning stelt criteria vast voor het bepalen van dat voorbeeld.] [#S2;S#]

§ 2. Elke reclame met betrekking tot consumentenkrediet vermeldt de volgende boodschap :

   "Let op, geld lenen kost ook geld.".

   De Koning bepaalt desgevallend, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens van deze boodschap.

§ 3. Indien in verband met de kredietovereenkomst het sluiten van een contract voor een nevendienst, onder meer een verzekering, verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen, en de kosten van die dienst niet vooraf bepaald kunnen worden, moet de verplichting tot het sluiten van die overeenkomst ook op een duidelijke, beknopte, opvallende en hoorbare wijze, tezamen met het jaarlijkse kostenpercentage worden vermeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.65

[ [#S1;S#] § 1. Verboden is elke reclame voor een kredietovereenkomst die specifiek gericht is op :
1° het aanzetten van de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, tot het opnemen van krediet;
2° het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen;
3° het aansporen tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten of die tot uiting brengt dat lopende kredietovereenkomsten bij de beoordeling van een kredietaanvraag geen of een ondergeschikte rol spelen.

§ 2. Is eveneens verboden elke reclame voor een kredietovereenkomst die :
1° verwijst naar een vergunning, een registratie of een inschrijving als kredietgever of kredietbemiddelaar;
2° door verwijzing naar het maximale jaarlijkse kostenpercentage of naar de wettelijkheid van de toegepaste kostenpercentages de indruk wekt dat deze de enige zijn die kunnen worden toegepast.

   Iedere verwijzing naar het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage en naar de wettelijk toegestane maximale debetrentevoet moet ondubbelzinnig, leesbaar en goed zichtbaar of, in voorkomend geval, hoorbaar worden voorgesteld en moet het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage nauwkeurig aanduiden;
3° aanduidt dat een kredietovereenkomst kan worden gesloten zonder informatie die zou toelaten de financiële toestand van de consument na te gaan;
4° een andere identiteit, adres of hoedanigheid vermeldt dan door de adverteerder opgegeven in het raam van zijn vergunning, registratie of inschrijving als kredietgever of kredietbemiddelaar;
5° om een kredietsoort aan te duiden enkel een benaming hanteert die verschilt van degene die door dit boek worden aangewend;
6° voordeeltarieven vermeldt zonder opgave van de bijzondere of beperkende voorwaarden waaraan de toekenning van deze tarieven is onderworpen;
7° aanduidt met bewoordingen, tekenen of symbolen dat het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld in baar geld of contant;
8° de vermelding "gratis krediet "of een gelijkaardige vermelding, anders dan de verwijzing naar het jaarlijkse kostenpercentage, bevat;
9° een daad in de hand werkt die beschouwd moet worden als een niet-naleving van of een inbreuk op dit boek of zijn besluiten] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.66

   <Opgeheven bij W 2016-04-22/01, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>

Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Leuren] [#S1;S#]
Art. VII.67

[ [#S1;S#] Het leuren voor kredietovereenkomsten is verboden. Wordt als leuren beschouwd :
1° het bezoek van de kredietgever of de kredietbemiddelaar, aan de woonplaats, de verblijfplaats of de werkplaats van de consument, alsook aan de woonplaats of de verblijfplaats van een andere consument, ter gelegenheid waarvan een kredietaanbod wordt geformuleerd of een kredietaanvraagformulier of een kredietovereenkomst ter ondertekening aan de consument wordt voorgelegd, behalve wanneer de kredietgever of de kredietbemiddelaar zich aldaar heeft begeven op uitdrukkelijk en voorafgaandelijk verzoek van de consument. Het bewijs van dat verzoek kan alleen geleverd worden door een van het kredietaanbod, het kredietaanvraagformulier of de kredietovereenkomst onderscheiden [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], opgesteld voor het bezoek;
2° het benaderen van de consument door de kredietgever of de kredietbemiddelaar om hem een bezoek voor te stellen;
3° het versturen naar de consument, aan de hand van om het even welk communicatiemiddel, van een kredietaanbod, een kredietmiddel of een betaalinstrument, behalve indien de kredietgever dit heeft overgemaakt op uitdrukkelijk en voorafgaandelijk verzoek van de consument tenzij dit versturen gebeurde om te voldoen aan zijn verplichtingen krachtens de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 2 van titel 3 van boek VI. Het bewijs van dit verzoek kan alleen geleverd worden door een van het kredietaanbod of de kredietovereenkomst onderscheiden [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], opgesteld voor het versturen van het betaalinstrument, het kredietmiddel of het kredietaanbod;
4° het organiseren van verkooppunten of het benaderen van de consument met het oog op het hem aanbieden van een krediet op de plaatsen bedoeld in artikel 4, § 1, eerste en tweede lid, van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten;
5° het benaderen van een consument ter gelegenheid van een uitstap georganiseerd door of voor rekening van een verkoper of een dienstverlener, of van een kredietgever of een kredietbemiddelaar, met als doel de consument aan te zetten goederen of diensten te verwerven, tenzij dit doel duidelijk en vooraf werd kenbaar gemaakt aan de consument als zijnde het hoofddoel van de beoogde uitstap. Het bewijs van deze kennisgeving rust op de persoon die de uitstap organiseert.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Promotieaanbiedingen] [#S1;S#]
Art. VII.68

[ [#S1;S#] Het is de verkoper van goederen of diensten verboden om prijsverminderingen te koppelen aan het opnemen van krediet, het gebruik van een kredietopening of van een hiermee verbonden kaart of betaalinstrument.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Totstandkoming van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Inlichtingen te vragen door de kredietgever en de kredietbemiddelaar.] [#S1;S#]
Art. VII.69

[ [#S1;S#] § 1. In het raam van het beoordelen van de kredietwaardigheid vragen de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, aan de steller van een persoonlijke zekerheid, de juiste en volledige informatie die de kredietgever noodzakelijk acht om hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden te beoordelen. De consument en de steller van een zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden.

   In geen enkel geval mag de gevraagde informatie betrekking hebben op het ras, de etnische afstamming, het seksueel gedrag, de gezondheid, de overtuigingen of activiteiten op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied of het lidmaatschap van een vakbond of van een ziekenfonds.

§ 2. De kredietgever of desgevallend de kredietbemiddelaar legt respectievelijk aan de consument en aan de persoonlijke zekerheidssteller een kredietaanvraagformulier of, desgevallend, een informatieaanvraagformulier voor onder de vorm van een vragenlijst met een beschrijving van alle informatie gevraagd door de kredietgever en/of de kredietbemiddelaar overeenkomstig § 1, eerste lid. Met het oog op de bewijslevering van de verbintenissen die voortvloeien uit dit artikel is de kredietgever gehouden dit formulier te bewaren zolang het opgenomen krediet niet werd terugbetaald. De informatie verstrekt door de consument of door de persoonlijke zekerheidssteller mag slechts worden meegedeeld aan en uitsluitend verwerkt worden door de personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, en, desgevallend, door de kredietbemiddelaar.

   De vragenlijst heeft minstens betrekking op het doel van het krediet, het inkomen, de personen ten laste, de lopende financiële verbintenissen waaronder het openstaand bedrag en het aantal kredieten in omloop. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, deze lijst aanvullen ingeval het kredietbedrag 3.000 euro overschrijdt.

   De vragenlijst vermeldt de bestanden die, overeenkomstig artikel VII. 79, zullen worden geraadpleegd.

   Onverminderd § 1, is het eerste lid niet van toepassing in geval het kredietbedrag 500 euro niet overschrijdt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Precontractuele informatie] [#S1;S#]
Art. VII.70

[ [#S1;S#] § 1. Te gelegener tijd, voordat de consument door een kredietovereenkomst of een kredietaanbod wordt gebonden, verstrekt de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar op basis van de door de kredietgever aangeboden kredietvoorwaarden en de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de gepersonaliseerde informatie noodzakelijk om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie wordt, op een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#] verstrekt met behulp van het formulier "Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet (SECCI)" in bijlage 1 bij dit boek. De kredietgever en, desgevallend, de kredietbemiddelaar worden inzake consumentenkrediet geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van deze paragraaf en van artikel VI. 55, § 1, van het Wetboek van economisch recht, wanneer zij de SECCI hebben verstrekt.

   Deze informatie heeft betrekking op :
1° het soort krediet;
2° de identiteit, met inbegrip van het ondernemingsnummer, van de kredietgever en desgevallend van de betrokken kredietbemiddelaar evenals hun geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument;
3° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;
4° de duur van de kredietovereenkomst;
5° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst en gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;
6° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet en de termijnen, de voorwaarden en de procedure voor wijziging daarvan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke debetrentevoeten verstrekt;
7° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen. Indien de consument de kredietgever in kennis heeft gesteld van één of meer elementen van het krediet waarnaar zijn voorkeur uitgaat, zoals de duur van de kredietovereenkomst en het kredietbedrag, houdt de kredietgever met deze elementen rekening. Indien een kredietovereenkomst verschillende mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt en de kredietgever gebruikmaakt van een veronderstelling te bepalen door de Koning die dit geval weerspiegelt, geeft hij aan dat andere kredietopnemingsmechanismen voor dat soort kredietovereenkomst hogere jaarlijkse kostenpercentages tot gevolg kunnen hebben;
8° [ [#S2;S#] de termijnbedragen, de betalingstermijnen en het aantal van de door de consument te verrichten betalingen] [#S2;S#] en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;
9° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen indien dat vereist is voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van de rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalinstrument voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII. 86;
10° in voorkomend geval, het bestaan van kosten die door de consument bij het sluiten van de kredietovereenkomst aan een notaris moeten worden betaald;
11° de eventuele verplichting tot het sluiten van een overeenkomst voor nevendiensten in verband met de kredietovereenkomst, onder meer een verzekering, indien het sluiten van dergelijke overeenkomst voor deze dienst verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen;
12° de geldende rentevoet ingeval van betalingsachterstand alsmede de wijzigingsmodaliteiten ervan en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming van de kredietovereenkomst;
13° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;
14° in voorkomend geval, de gevraagde zekerheden;
15° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht;
16° het recht van vervroegde terugbetaling en, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze wordt vastgesteld overeenkomstig artikel VII. 97;
17° het recht van de consument om, overeenkomstig artikel VII. 79, onverwijld en kosteloos geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid;
18° het recht van de consument om op verzoek een kosteloos exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst te ontvangen.

   Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de overeenkomst met de consument aan te gaan;
19° in voorkomend geval, de periode gedurende welke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is.

   Alle aanvullende informatie die de kredietgever aan de consument geeft, wordt verstrekt in een afzonderlijk document, dat aan de SECCI, kan worden gehecht.

   [ [#S2;S#] De kredietgever en de kredietbemiddelaar treden bij het opstellen van kredietproducten of bij het toekennen van, bij het bemiddelen bij of bij het verlenen van adviesdiensten inzake krediet en, in voorkomend geval, bij nevendiensten aan consumenten, of bij het uitvoeren van een kredietovereenkomst, op een eerlijke, billijke, transparante en professionele wijze op, rekening houdend met de rechten en belangen van de consument. De activiteiten met betrekking tot de toekenning, bemiddeling of verlening van adviesdiensten aangaande kredietverstrekking of, in voorkomend geval, nevendiensten, worden gebaseerd op informatie over de omstandigheden van de consument en elke specifieke eis die de consument heeft medegedeeld, en op redelijke veronderstellingen aangaande de risico's gerelateerd aan de situatie van de consument gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst.] [#S2;S#]

§ 2. Bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel VI. 56, van het Wetboek van economisch recht, omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst bedoeld in artikel VI. 56, tweede lid, b) voor wat betreft het consumentenkrediet ten minste de informatie bedoeld in § 1, tweede lid, 3° tot 6° en 8°, evenals het jaarlijkse kostenpercentage weergegeven aan de hand van een representatief voorbeeld en het totale door de consument te betalen bedrag.

§ 3. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is met gebruikmaking van een middel voor communicatie op afstand dat informatieverstrekking overeenkomstig § 1 niet mogelijk maakt, onder meer in het in § 2 bedoelde geval, verstrekt de kredietgever de volledige precontractuele informatie door middel van het SECCI-formulier na het sluiten van de kredietovereenkomst.

§ 4. Aan de consument wordt, op verzoek en kosteloos, behalve de SECCI, een exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de kredietovereenkomst met de consument aan te gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 6, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.71

[ [#S1;S#] § 1. Dit artikel is van toepassing op :
1° de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden;
2° de geoorloofde debetstanden op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost voor wat betreft § 3;
3° de kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming bedoeld in artikel VII. 3, § 3, 5° ;
4° de kredietovereenkomsten die een regeling voor uitstel voorzien bedoeld in artikel VII. 3 § 3, 6°.

§ 2. In afwijking van artikel VII. 70, § 1, ter gelegener tijd en voordat de consument door een kredietovereenkomst of een aanbod wordt gebonden, verstrekt de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaarop basis van de door de kredietgever aangeboden kredietvoorwaarden en de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de nodige informatie om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie wordt op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] verstrekt overeenkomstig het SECCI-formulier in bijlage 2 bij dit boek. De kredietgever wordt geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van deze paragraaf en van artikel VI. 55 wanneer hij de "Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet" heeft verstrekt.

   Deze informatie heeft betrekking op :
1° het soort krediet;
2° de identiteit, met inbegrip van het ondernemingsnummer, van de kredietgever en desgevallend van de betrokken kredietbemiddelaar evenals hun geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument;
3° het kredietbedrag;
4° de duur van de kredietovereenkomst;
5° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen, en indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten, alsmede in voorkomend geval de voorwaarden waaronder deze gewijzigd kunnen worden;
6° het jaarlijkse kostenpercentage, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen;
7° de voorwaarden en de procedure voor beëindiging van de kredietovereenkomst;
8° in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen;
9° de geldende rentevoet ingeval van laattijdige betaling alsmede de wijzigingsmodaliteiten ervan en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming van de kredietovereenkomst;
10° het recht van de consument om overeenkomstig artikel VII. 79, onverwijld en gratis geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid;
11° de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII. 86;
12° in voorkomend geval, de periode gedurende welke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is.

§ 3. In afwijking van artikel VII. 70, § 2, bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel VI. 56 en indien de consument verzoekt de geoorloofde debetstand op de rekening met onmiddellijke ingang beschikbaar te stellen, omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst, bedoeld in artikel VI. 56, tweede lid, b), ten minste de informatie bedoeld in § 2, tweede lid, 3°, 5°, 6° en 8°.

§ 4. Op verzoek wordt aan de consument, behalve de SECCI, een kosteloos exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de kredietovereenkomst met de consument aan te gaan.

§ 5. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is met gebruikmaking van een middel voor communicatie op afstand dat informatieverstrekking overeenkomstig § 2 niet mogelijk maakt, met inbegrip van de in § 4 bedoelde gevallen, komt de kredietgever onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst zijn verplichtingen uit hoofde van § 2 na door de contractuele informatie overeenkomstig artikel VII. 78 te verstrekken, voor zover dat artikel van toepassing is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.72

[ [#S1;S#] De artikelen VII.70, VII.71, VII.74 en VII.75, zijn niet van toepassing op leveranciers van goederen of aanbieders van diensten die als agent in een nevenfunctie optreden. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de verplichting van de kredietgever ervoor te zorgen dat de consument de in die artikelen bedoelde precontractuele informatie daadwerkelijk ontvangt.

   Het eerste lid is niet van toepassing op de agent in een nevenfunctie die tegelijkertijd een kredietovereenkomst en een betaalinstrument aanbiedt dat kan aangewend worden buiten zijn vestiging of een kredietovereenkomst aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestemd is voor de aankoop van goederen of diensten die niet door hem worden aangeboden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2015-10-26/06, art. 16, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Plicht tot bijzondere informatieverstrekking van de kredietbemiddelaar] [#S1;S#]
Art. VII.73

[ [#S1;S#] Elke kredietbemiddelaar moet de consument op de hoogte brengen van zijn hoedanigheid van kredietbemiddelaar, alsook van de aard en de draagwijdte van zijn bevoegdheden, zowel in zijn reclame als in de documenten bestemd voor het cliënteel. Deze informatie heeft onder meer betrekking op de hoedanigheid van kredietmakelaar of verbonden agent.

   De verbonden agent geeft in alle documenten bestemd voor het cliënteel de elementen ter identificatie van de kredietgever aan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Passende toelichtingen] [#S1;S#]
Art. VII.74

[ [#S1;S#] De kredietgevers en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaars verstrekken de consument een passende toelichting om hem in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt, zo nodig door de ingevolge artikel VII.70, § 1 te verstrekken precontractuele informatie, de voornaamste kenmerken van de voorgestelde producten en de specifieke gevolgen hiervan voor de consument toe te lichten, met inbegrip van de gevolgen indien de consument niet betaalt.

   Indien een kredietopening wordt aangeboden op een verkooppunt buiten de vestiging van de kredietgever of op afstand wordt een passende toelichting verstrekt door de kredietgever of desgevallend door de kredietbemiddelaar met betrekking tot de voor- en nadelen tussen deze kredietsoort en de verkoop of lening op afbetaling aangegaan voor hetzelfde kredietbedrag, indien deze kredietsoorten worden aangeboden door de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Deze toelichting heeft onder meer betrekking op de aflossing van het kapitaal, de aanrekening van interesten, de maximale jaarlijkse kostenpercentages, de nulstellingstermijn en de eisbaarheid van het verschuldigd saldo in geval van eenzijdige opzegging bedoeld in artikel VII. 98, § 1, tweede lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Raadgevingsverbintenissen] [#S1;S#]
Art. VII.75

[ [#S1;S#] De kredietgever en de kredietbemiddelaar zijn gehouden om voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Onderzoeksplicht] [#S1;S#]
Art. VII.76

[ [#S1;S#] De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst of een zekerheidsovereenkomst sluiten na onderzoek van de identiteitsgegevens op basis van, al naargelang het geval :
- de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
- de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de hierboven vermelde wet van 19 juli 1991;
- de identiteitskaart, het paspoort of de vervangende reisvergunning, uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.77

[ [#S1;S#] § 1. Vooraleer de kredietovereenkomst te sluiten gaat de kredietgever over tot de [ [#S2;S#] grondige] [#S2;S#] beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument en gaat na of hij in staat zal zijn om zijn betalingsverplichtingen na te komen. Hij gaat eveneens over tot de [ [#S2;S#] grondige] [#S2;S#] beoordeling van de kredietwaardigheid van de persoonlijke zekerheidsstellers.

   Hiertoe is de kredietgever bovendien gehouden tot het raadplegen van de Centrale, behoudens in het geval van een overschrijding. De Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging.

   De Koning bepaalt op welke wijze de kredietgever het bewijs levert van de raadpleging van de Centrale evenals de termijn gedurende welke dit bewijs dient bewaard te worden. [ [#S2;S#] De voorwaarden inzake toegang tot de Centrale of elke ander bestand dat aangewend wordt om de kredietwaardigheid van de consument of een persoonlijke zekerheidssteller te beoordelen, of om na te gaan of deze kredietwaardigheid wordt gehandhaafd, mogen niet discriminerend zijn.] [#S2;S#]

   [ [#S2;S#] De kredietgever zorgt er voor dat passende procedures en informatie waarop de kredietwaardigheidsbeoordeling is gebaseerd, wordt vastgelegd, gedocumenteerd en bijgehouden. Hij legt hiertoe in hoofde van iedere consument en, desgevallend, van de steller van een persoonlijke zekerheid, een kredietdossier aan waarin de informatie waarop de kredietwaardigheid is gebaseerd wordt vastgelegd, gedocumenteerd en bijgehouden.] [#S2;S#]

   Voor de toepassing van het eerste tot het derde lid houdt iedere wijziging van het kredietbedrag het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst in.

   Bovendien is de kredietgever, voor de kredietovereenkomsten van onbepaalde duur, gehouden om elk jaar uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de jaardag van het sluiten van de kredietovereenkomst de kredietwaardigheid van de consument te herbeoordelen op basis van een nieuwe raadpleging van de Centrale overeenkomstig de bepalingen van het eerste tot derde lid. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer voor deze kredietovereenkomsten een nulstellingstermijn van minder dan of gelijk aan 1 jaar van toepassing is.

§ 2 De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst sluiten wanneer hij, gelet op de gegevens waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, redelijkerwijze moet aannemen dat de consument in staat zal zijn [ [#S2;S#] de verbintenissen] [#S2;S#] voortvloeiend uit de overeenkomst, na te komen.

   Wanneer er in hoofde van een consument een wanbetaling(en) geregistreerd staat in de Centrale voor een totaal achterstallig bedrag van meer dan 1.000 euro in het kader van een consumentenkrediet [ [#S3;S#] en/of een hypothecair krediet met een roerende bestemming] [#S3;S#] die niet werd afgelost dan kan een kredietgever geen nieuwe kredietovereenkomst sluiten. In de andere gevallen van een niet-afgeloste wanbetaling kan een kredietgever slechts een nieuwe kredietovereenkomst sluiten mits een bijzondere motivering in het kredietdossier.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 7, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<W 2017-04-18/03, art. 8, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Onderafdeling 7. - [ [#S1;S#] Sluiten van de kredietovereenkomst] [#S1;S#]
Art. VII.78

[ [#S1;S#] § 1. De kredietovereenkomst wordt gesloten door de handmatige handtekening of de elektronische ondertekening, [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] van alle contracterende partijen en wordt opgesteld op een [ [#S6;S#] duurzame gegevensdrager] [#S6;S#] die het geheel van alle contractuele voorwaarden en vermeldingen bedoeld in dit artikel bevat. Elke overeenkomstsluitende partij die een onderscheiden belang heeft evenals de kredietbemiddelaar krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst.

   Behalve voor de kredietopening is geen enkele kredietovereenkomst van bepaalde duur met aflossing van kapitaal voltrokken zolang er geen aflossingstabel, bedoeld in § 3, 4° van dit artikel, werd overhandigd aan iedere overeenkomstsluitende partij met een onderscheiden belang.

   Bij een kredietopening laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het kredietbedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet.". Bij alle overige kredietovereenkomsten laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen.". In beide gevallen vermeldt de consument de datum en het juiste adres van de ondertekening van het contract.

   [ [#S2;S#] De elektronische ondertekening bedoeld in het eerste lid gebeurt :
-door een [ [#S3;S#] gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12. en 3.27. van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.] [#S3;S#],
[ [#S5;S#] - of door een andere elektronische handtekening die de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de kredietovereenkomst en het behoud van de integriteit van deze overeenkomst verzekert. De Koning kan hiertoe criteria bepalen. In geval van betwisting is het aan de kredietgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.] [#S5;S#]] [#S2;S#]

§ 2. De kredietovereenkomst vermeldt op beknopte en duidelijke wijze :
1° het soort krediet;
2° de naam, voornaam, geboorteplaats e. datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de personen die een zekerheid stellen;
3° de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
4° desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
5° de duur van de kredietovereenkomst;
6° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;
7° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt;
8° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld;
9° de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst;
10° de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII. 148 van het Wetboek van economisch recht";
11° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
12° de naam van de Centrale;
13° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste.

§ 3. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermeldt de kredietovereenkomst, met uitzondering van de kredietovereenkomsten bedoeld in § 4, op beknopte en duidelijke wijze :
1° indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde;
2° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;
3° [ [#S4;S#] de termijnbedragen, de betalingstermijnen en het aantal van de door de consument te verrichten betalingen] [#S4;S#], met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;
4° in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met bepaalde duur, het recht van de consument om gratis en op verzoek op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen. Deze geeft aan :
a) de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en voorwaarden;
b) elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten;
c) indien krachtens de kredietovereenkomst de debetrentevoet niet vast is, een duidelijke en beknopte vermelding dat de gegevens van de tabel alleen gelden tot de wijziging van de debetrentevoet of van de bijkomende kosten overeenkomstig de kredietovereenkomst;
5° indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingstermijnen e. voorwaarden voor de betaling van de rente en terugkerende en niet-terugkerende kosten;
6° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII. 86;
7° de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming;
8° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;
9° desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht;
10° desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen;
11° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel VII. 83, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag;
12° informatie over de uit artikel VII. 92 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;
13° het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald;
14° de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de consument overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de consument zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie;
15° in voorkomend geval, de overige bedingen en contractvoorwaarden.

§ 4. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermelden de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden, op een duidelijke en beknopte wijze :
1° in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen;
2° de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst verschuldigde kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen gewijzigd worden overeenkomstig artikel VII. 86.

§ 5. In afwijking van hetgeen voorzien is in paragraaf 1, indien de kredietovereenkomst gesloten wordt met gebruikmaking van een middel voor communicatie via spraaktelephonie op verzoek van de consument, wordt onverwijld een door de kredietgever getekend exemplaar van de kredietovereenkomst overgemaakt aan de consument.

§ 6. De oorzaken van vervroegde eisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst worden hernomen in de kredietovereenkomst door een afzonderlijk beding..] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 17, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2016-07-21/40, art. 29, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)> ( 4)<W 2016-04-22/01, art. 8, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 5)<W 2017-04-18/03, art. 9, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 6)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 8. - [ [#S1;S#] Kredietweigering] [#S1;S#]
Art. VII.79

[ [#S1;S#] In geval van kredietweigering deelt de kredietgever aan de consument onverwijld en kosteloos het resultaat van de raadpleging mee evenals de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking van de bestanden die hij heeft geraadpleegd met inbegrip van, in voorkomend geval, de identiteit en het adres van de geraadpleegde kredietverzekeraar, en tot wie de consument zich kan wenden overeenkomstig [ [#S2;S#] in artikel VII.122] [#S2;S#]. [ [#S3;S#] In voorkomend geval, geeft hij ook aan dat de weigering op een geautomatiseerde gegevensverwerking is gebaseerd.] [#S3;S#]

   De mededeling bedoeld in het eerste lid is niet vereist wanneer [ [#S4;S#] artikel 19, § 2, tweede lid, en boek II, titel 3, hoofdstuk 2, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten] [#S4;S#] of andere toepasselijke wetgeving die de openbare orde of de openbare veiligheid raakt dit verbiedt.

   Indien het krediet wordt geweigerd mag geen vergoeding van welke aard ook van de consument worden geëist, met uitzondering van de kosten inzake raadpleging van de Centrale door de kredietgever betaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 18, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2016-04-22/01, art. 9, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 4)<W 2017-09-18/06, art. 181, 051; Inwerkingtreding : 16-10-2017>
Onderafdeling 9. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen inzake financieringshuur] [#S1;S#]
Art. VII.80

[ [#S1;S#] De financieringshuur heeft een welbepaalde duur. Met de eigendomsoverdracht of de lichting van de koopoptie komt er een einde aan de kredietverrichting.

   De kredietgever verwittigt de consument [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#] dat hij de mogelijkheid heeft de koopoptie te lichten een maand voor de laatste hiertoe overeengekomen datum. Wanneer de koopoptie niet wordt gelicht of de eigendomsoverdracht niet plaats vindt kan de financieringshuur slechts omgezet worden in huur middels het sluiten van een huurcontract.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 10, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.81

[ [#S1;S#] § 1. Inzake financieringshuur is het kredietbedrag, de contante prijs van het lichamelijk roerend goed, verminderd met het btw-bedrag, dat in financieringshuur wordt aangeboden. De prijs van bijkomende dienstverrichtingen is, wanneer die ter financiering worden aangeboden, verminderd met het btw-bedrag en onverminderd de toepassing van artikel VII. 87, eveneens begrepen in het kredietbedrag. In dat geval vermeldt het contract ook de prijs van de samenstellende delen van het kredietbedrag.

§ 2. Indien een financieringshuur een of meerdere tijdstippen voorziet waarop een koopoptie kan gelicht worden, moet de kredietovereenkomst ook telkens de overeenstemmende residuele waarden vermelden.

   Indien deze residuele waarden niet kunnen bepaald worden bij het sluiten van de kredietovereenkomst dan moet het contract parameters vermelden die de consument moeten toelaten bij het lichten van de koopoptie deze residuele waarden te bepalen.

   De Koning kan deze parameters en hun gebruik bepalen.

§ 3. Onverminderd de bepalingen van artikel VII. 78, vermeldt de overeenkomst van financieringshuur :
1° indien de koopoptie op verschillende tijdstippen kan worden gelicht, het totale door de consument te betalen bedrag op het ogenblik dat de optie de eerste en de laatste maal wordt gelicht. Indien bij het sluiten van de kredietovereenkomst de residuele waarde slechts kan worden bepaald met behulp van parameters, moet de kredietovereenkomst, enerzijds, het totale bedrag van de betalingen vermelden en, anderzijds, de minimale en maximale residuele waarde berekend op basis van deze parameters die de consument moet betalen bij het lichten van de koopoptie;
2° in voorkomend geval, het bedrag van de zekerheid en de verplichting vanwege de kredietgever om de financiële opbrengst van het tot zekerheid gestelde deposito ter beschikking van de consument te stellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.82

[ [#S1;S#] Indien de verhuurder vanwege de consument een zakelijke zekerheid vraagt, kan deze niet worden gesteld dan bij wege van een deposito tot zekerheid in de vorm van een termijnrekening, daartoe op naam van de consument geopend bij een kredietinstelling.

   De interest opgebracht door het aldus in deposito gegeven bedrag wordt gekapitaliseerd.

   De verhuurder heeft een bijzonder voorrecht op het saldo van de in het eerste lid bedoelde rekening, voor elke schuldvordering wegens niet-nakoming van de financieringshuurovereenkomst.

   Over het saldo kan niet worden beschikt dan op grond van een beslissing van de rechter of van een schriftelijk akkoord gesloten na wanprestatie of na uitvoering van de overeenkomst. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hoger beroep en zonder borgtocht noch kantonnement.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] Herroepingsrecht.] [#S1;S#]
Art. VII.83

[ [#S1;S#] § 1. De consument heeft het recht om, zonder opgave van redenen, de kredietovereenkomst te herroepen binnen een termijn van veertien dagen. De termijn van dit herroepingsrecht gaat in :
1° op de dag van het sluiten van de kredietovereenkomst, of
2° op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie bedoeld in artikel VII. 78 ontvangt, als die dag later valt dan de onder het 1° van dit lid bedoelde datum.

§ 2. Wanneer de consument van zijn herroepingsrecht gebruik maakt :
1° stelt hij de kredietgever, [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#] of op een andere door de kredietgever overeenkomstig artikel VII. 78, § 3, 11°, aanvaarde drager hiervan in kennis. De termijn wordt geacht te zijn nageleefd indien die kennisgeving vóór het verstrijken ervan is verzonden, en
2° geeft hij in geval van kredietovereenkomsten waarbij krachtens deze overeenkomst lichamelijke roerende goederen ter beschikking worden gesteld van de consument, na het versturen van de kennisgeving onmiddellijk de ontvangen goederen terug en betaalt hij aan de kredietgever de voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente;
3° betaalt hij voor de overige kredietovereenkomsten onverwijld en uiterlijk binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving van de herroeping aan de kredietgever heeft gestuurd, het kapitaal, terug aan de kredietgever en de op dit kapitaal lopende rente vanaf de datum waarop het krediet is opgenomen tot de datum waarop het kapitaal wordt terugbetaald.

   De verschuldigde rente wordt berekend aan de hand van de overeengekomen debetrentevoet. De kredietgever heeft geen recht op een andere vergoeding van de consument, met uitzondering van de vergoeding voor niet voor terugbetaling in aanmerking komende kosten die de kredietgever aan een overheidsinstelling heeft betaald. De betalingen die werden verricht na het sluiten van de kredietovereenkomst worden teruggestort aan de consument binnen de dertig dagen volgend op de herroeping.

§ 3. De herroeping van de kredietovereenkomst brengt van rechtswege de ontbinding van de nevendienstovereenkomstenmet zich mee.

§ 4. Indien de consument het herroepingsrecht inroept bedoeld in dit artikel zijn de artikelen VI. 58, VI. 59, en VI. 67 niet van toepassing.

§ 5. Dit artikel is niet van toepassing op kredietovereenkomsten die volgens dit boek door tussenkomst van een notaris moeten worden gesloten, mits de notaris verklaart dat de consument de rechten bedoeld in de artikelen VII.70, VII.74 en VII.78 geniet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 11, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige bedingen.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige betalingen.] [#S1;S#]
Art. VII.84

[ [#S1;S#] Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend.

   Nietig is elk beding waarbij de consument zich verbindt, indien het krediet geweigerd wordt, de overeengekomen prijs contant te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.85

[ [#S1;S#] Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in de kredietovereenkomst dat de kredietgever toelaat om een vergoeding te vragen aan de consument wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Berekening van de debetintresten en veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten] [#S1;S#]
Art. VII.86

[ [#S1;S#] § 1. De debetrentevoet is vast of veranderlijk. Indien één of meer vaste debetrentevoeten bedongen zijn, gelden deze voor de duur bedongen in de kredietovereenkomst.

§ 2. Behoudens de uitzonderingen bedoeld in dit artikel met betrekking tot de veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten van opnemen van contanten via een geldautomaat en, onverminderd de toepassing van artikel VII. 3, § 3, 6°, wordt elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven gehouden.

§ 3. De kredietovereenkomst kan bepalen dat de debetrentevoet wordt gewijzigd binnen de perken van de artikelen VII. 78, § 2, 7°, en VII. 94. [ [#S3;S#] Onverminderd artikel VII.94, §§ 1 en 3, kunnen de kredietovereenkomsten, met uitzondering van de kredietopening, slechts de veranderlijkheid van de debetrentevoet voorzien in de gevallen en volgens de regelen bepaald in de artikelen VII.143 en VII.144.] [#S3;S#]. [ [#S4;S#] ...] [#S4;S#]

   De kredietopening kan bepalen dat de kosten verbonden aan diensten bestaande uit het opnemen van contanten via een geldautomaat, wanneer zij niet worden opgenomen in het jaarlijkse kostenpercentage, eenzijdig worden gewijzigd. In geval van wijziging van deze kosten heeft de consument het recht om de kredietopening kosteloos op te zeggen binnen een termijn van twee maand vanaf de kennisgeving van de wijziging. De bepalingen van artikel VII. 15, § 1, zijn overeenkomstig van toepassing. Deze wijziging kan gedurende de looptijd van de kredietopening slechts eenmaal geschieden en de initieel voorziene kosten kunnen maximaal met 25 pct. worden verhoogd. De Koning kan voor deze kosten een berekeningsmethode en een maximum bepalen.

§ 4. In voorkomend geval wordt de consument op een [ [#S5;S#] duurzame gegevensdrager] [#S5;S#] in kennis gesteld van een wijziging van de debetrentevoet voordat de wijziging van kracht wordt. Daarbij wordt ook, desgevallend, het bedrag van de na de inwerkingtreding van de nieuwe debetrentevoet te verrichten betalingen vermeld evenals bijzonderheden betreffende een eventuele verandering in het aantal of de frequentie van de betalingen.

   De partijen kunnen echter in de kredietovereenkomst overeenkomen dat de in het vorige lid bedoelde informatie periodiek aan de consument wordt verstrekt indien de wijziging van de debetrentevoet het gevolg is van een wijziging van een referentierentevoet en het publiek via passende middelen kennis kan nemen van de nieuwe referentierentevoet en de informatie over de nieuwe referentierentevoet ook beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever.

§ 5. Wanneer bij een kredietopening zonder hypotheekstelling, de wijziging van de debetrentevoet meer dan 25 pct. bedraagt van de aanvankelijk of voorheen overeengekomen rentevoet en in het geval van overeenkomsten gesloten voor een termijn van meer dan één jaar, dan heeft de consument de mogelijkheid de kredietovereenkomst eenzijdig en kosteloos opzeggen, binnen de perken van artikel VII. 98. Elk hiermee strijdig beding in de overeenkomst is nietig.

§ 6. Indien niet alle debetrentevoeten in de kredietovereenkomst worden gespecificeerd, wordt de debetrentevoet alleen geacht vast te zijn voor die deeltermijnen waarvoor de debetrentevoeten, bij het sluiten van de kredietovereenkomst overeengekomen, uitsluitend aan de hand van een vast specifiek percentage zijn vastgesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 19, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2016-04-22/01, art. 12, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 4)<W 2018-07-30/47, art. 12, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 5)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Nevendiensten] [#S1;S#]
Art. VII.87

[ [#S1;S#] § 1. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar verboden om de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde.

   De bewijslast dat de consument de vrije keuze heeft gehad met betrekking tot het sluiten van iedere nevendienstcontract, die bijkomend met de kredietovereenkomst wordt gesloten, komt toe aan de kredietgever en de kredietbemiddelaar..

§ 2. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om bij het sluiten van een kredietovereenkomst, van de consument te bedingen om het ontleende kapitaal, geheel of gedeeltelijk, in pand te geven, of om het, geheel of gedeeltelijk, te bestemmen als deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten.

§ 3. Het stelsel van wedersamenstelling van het kapitaal, is verboden.

§ 4. Elk beding strijdig met dit artikel wordt voor niet geschreven gehouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde waarborgen] [#S1;S#]
Art. VII.88

[ [#S1;S#] In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.89

[ [#S1;S#] § 1. Elke afstand van rechten betreffende de bedragen bepaald in artikel 1410, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gedaan in het raam van een kredietovereenkomst beheerst door dit boek, is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 27 tot 35 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en kan slechts uitgevoerd en aangewend worden tot beloop van de op de dag van de kennisgeving van de overdracht krachtens de kredietovereenkomst opeisbare bedragen.

§ 2. De inkomsten of het loon van de minderjarigen, ontvoogd of niet, zijn niet vatbaar voor overdracht en beslag uit hoofde van kredietovereenkomsten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Uitvoering van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Terbeschikkingstelling van het kredietbedrag.] [#S1;S#]
Art. VII.90

[ [#S1;S#] § 1. Zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend, mag geen betaling worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever.

   Behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst stelt de kredietgever het kredietbedrag met een overschrijving onmiddellijk ter beschikking op de rekening van de consument of op de rekening van een door de consument aangewezen derde of met een cheque.

   De terbeschikkingstelling van het kredietbedrag in baar geld of contant kan slechts geschieden in de gevallen aangeduid door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, rekeninghoudend met het kredietbedrag, het soort krediet, het oogmerk en het tijdstip van het sluiten de kredietovereenkomst.

§ 2. Voor de gelden die de kredietgever aan de kredietbemiddelaar heeft overgemaakt ter uitvoering van de kredietovereenkomst, blijft hij instaan tot deze volledig zijn ter beschikking gesteld van de consument of aan een door de consument aangewezen derde.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Financiering van goederen en diensten] [#S1;S#]
Art. VII.91

[ [#S1;S#] Wanneer het gefinancierde goed of de gefinancierde dienstverlening in de kredietovereenkomst wordt vermeld, of wanneer het bedrag van de kredietovereenkomst rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper of de dienstverlener wordt gestort, krijgen de verplichtingen van de consument slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst, ingeval van een verkoop of dienstverlening met opeenvolgende uitvoeringen, krijgen de verplichtingen uitwerking vanaf de aanvang van de leveringen van het goed of de verlening van de dienst en houden ze op te werken wanneer deze onderbroken worden, tenzij de consument zelf het kredietbedrag ontvangt en de identiteit van de verkoper of de dienstverlener niet gekend is door de kredietgever.

   Het kredietbedrag mag pas aan de verkoper of de dienstverlener overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst.

   De kennisgeving bedoeld in het tweede lid gebeurt op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], onder meer een leveringsbewijs, dat door de consument gedagtekend en ondertekend moet zijn.

   De krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.92

[ [#S1;S#] Indien de consument een contract voor de levering van een goed of de verrichting van een dienst heeft herroepen, is hij niet langer gebonden aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst.

   Indien de onder de gelieerde kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet of slechts gedeeltelijk geleverd, respectievelijk verricht worden of niet met de voorwaarden van het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst in overeenstemming zijn, heeft de consument het recht om verhaal uit te oefenen bij de kredietgever, indien hij niet de genoegdoening heeft gekregen waarop hij overeenkomstig de wet of het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst recht heeft, na zijn rechten te hebben doen gelden jegens de leverancier, respectievelijk de dienstverrichter.

   Elk verweermiddel kan ten opzichte van de kredietgever slechts worden ingeroepen op voorwaarde dat :
1° [ [#S2;S#] de consument bij een aangetekende zending, de verkoper van het goed of de dienstverlener met het oog op de uitvoering van de overeenkomst in gebreke heeft gesteld, zonder dat hij genoegdoening heeft verkregen binnen een termijn van een maand vanaf de datum van verzending;] [#S2;S#]
2° de consument de kredietgever op de hoogte heeft gesteld dat wanneer hij van de verkoper van het goed of van de dienstverlener geen genoegdoening heeft bekomen overeenkomstig het punt 1°, hij de nog verschuldigde betalingen op een geblokkeerde rekening zal storten. De Koning kan de regels voor de opening en de werking van de rekening vastleggen.

   De intrest opgebracht door het in deposito gegeven bedrag wordt gekapitaliseerd.

   Door het enkele feit van het deposito verkrijgt de kredietgever voor elke schuldvordering wegens de gehele of gedeeltelijke niet-nakoming van de verplichtingen door de consument een voorrecht op het tegoed van de rekening.

   Over het in deposito gegeven bedrag kan niet worden beschikt dan ten bate van de ene of de andere partij, mits ofwel een schriftelijke overeenkomst, gesloten nadat het bedrag op de voorvermelde rekening werd geblokkeerd, ofwel een voor eensluidend verklaard afschrift van de uitgifte van een rechterlijke beslissing wordt voorgelegd. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad niettengestaande verzet of hoger beroep en zonder borgtocht, noch kantonnement.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 13, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.93

[ [#S1;S#] Wanneer de kredietovereenkomst op afstand het gefinancierde goed, verkocht op afstand, vermeldt of wanneer het kredietbedrag of het opgenomen bedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper op afstand wordt gestort, kan de levering van het goed, in afwijking van de artikelen VII. 90 en VII. 84, eerste lid, plaats vinden voor het sluiten van de kredietovereenkomst in zoverre deze laatste te gelegener tijd voor de levering, beschikt over de contractvoorwaarden en de informatie bedoeld in artikel VI. 57, § 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Maximale kosten en terugbetalingstermijnen] [#S1;S#]
Art. VII.94

[ [#S1;S#] § 1. De Koning bepaalt de methode tot vaststelling en, in voorkomend geval, tot aanpassing van de maximale jaarlijkse kostenpercentages en bepaalt, het maximale jaarlijkse kostenpercentage in functie van de soort, het bedrag en eventueel, de duur van het krediet.

§ 2. Wanneer de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage het gebruik van veronderstellingen noodzaakt, kan de Koning eveneens, overeenkomstig de regels bedoeld in § 1, de maximale kredietkosten bepalen zoals onder meer de maximale debetrentevoet en, in voorkomend geval, de maximale terugkerende kosten en de maximale niet-terugkerende kosten bij een kredietopening.

§ 3. De krachtens dit artikel vastgestelde kostenpercentages en rentevoeten blijven hoe dan ook van toepassing tot aan hun herziening.

   Iedere verlaging van het maximale jaarlijkse kostenpercentage en, in voorkomend geval, van de maximale kredietkosten is onmiddellijk van toepassing op de lopende kredietovereenkomsten die, binnen de perken van deze wet, de veranderlijkheid van het jaarlijkse kostenpercentage of de debetrentevoet voorzien.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.95

[ [#S1;S#] § 1. De Koning kan de maximale termijn voor de terugbetaling van het krediet bepalen, rekening houdend met het geleende bedrag en de kredietsoort.

§ 2. De kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar moeten een termijn van nulstelling voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag dient betaald te worden. De Koning kan een maximale nulstellingstermijn bepalen.

§ 3. Indien een kredietovereenkomst, terugbetaalbaar in vaste termijnbedragen, de veranderlijkheid van de debetrentevoet toelaat, bepaalt de kredietovereenkomst dat bij aanpassing de consument het behoud van het termijnbedrag mag eisen, en eveneens de verlenging of de vermindering van de overeengekomen terugbetalingstermijn. De uitoefening van dit recht mag leiden tot overschrijding van de maximale terugbetalingstermijn bedoeld in § 1.

   De kredietgever licht de consument uitdrukkelijk en voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst over dit recht in.

§ 4. Uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de nulstellingstermijn verwittigt de kredietgever de consument hiervan door middel van ieder nuttig communicatiemiddel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Vervroegde terugbetalingsmodaliteiten en beëindiging] [#S1;S#]
Art. VII.96

[ [#S1;S#] De consument heeft te allen tijde het recht om geheel of gedeeltelijk het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen. In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet voor de consument die overeenstemmen met de interesten en de kosten verschuldigd voor de resterende duur van de overeenkomst.

   De consument die wenst, geheel of gedeeltelijk, vervroegd zijn krediet terug te betalen, brengt de kredietgever ten minste tien dagen voor de terugbetaling [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#] van zijn voornemen op de hoogte.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 14, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.97

[ [#S1;S#] § 1. De kredietgever kan een billijke en objectief gegronde vergoeding bedingen in geval van volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling.

   De kredietgever deelt aan de consument op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] het gevraagde bedrag mee binnen de tien dagen na de ontvangst van de brief bedoeld in artikel VII. 96, tweede lid of na de ontvangst op zijn rekening van de door de consument terugbetaalde sommen. Deze mededeling herneemt onder meer de berekening van de vergoeding.

   Indien de termijn tussen de vervroegde aflossing en het overeengekomen einde van de overeenkomst meer dan één jaar bedraagt, mag dergelijke vergoeding niet hoger zijn dan 1 pct. van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost.

   Indien de termijn niet meer dan één jaar bedraagt, mag de vergoeding ten hoogste 0,5 pct. bedragen van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost.

§ 2. De kredietgever mag geen enkele vergoeding vragen :
1° indien, door toepassing van de artikelen VII. 194 tot VII. 196, VII. 200 of VII. 201, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag;
2° in geval van terugbetaling in uitvoering van een verzekeringsovereenkomst die contractueel de terugbetaling van het krediet waarborgt;
3° in geval van een kredietopening;
4° indien de aflossing valt in een termijn waarvoor geen vaste debetrentevoet geldt.

§ 3. Een vergoeding mag niet hoger zijn dan het rentebedrag dat de consument zou hebben betaald gedurende de termijn tussen de vervroegde aflossing en de overeengekomen datum waarop de kredietovereenkomst eindigt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 23, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.98

[ [#S1;S#] § 1. De consument kan een kredietovereenkomst van onbepaalde duur te allen tijde kosteloos beëindigen, tenzij de partijen een opzeggingstermijn zijn overeengekomen. Deze termijn mag niet langer zijn dan één maand. Wanneer de consument zijn recht uitoefent, stelt hij de kredietgever hiervan in kennis [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#] of op een andere door de kredietgever aanvaarde drager.

   Indien zulks in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever een kredietovereenkomst van onbepaalde duur beëindigen door de consument op een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#] een opzegging met ten minste twee maanden te doen toekomen. Wanneer de kredietgever zijn recht uitoefent, stelt hij de consument hiervan in kennis, [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#] of op een andere door de consument aanvaarde drager.

§ 2. Indien dit in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever op objectieve gronden, onder meer wanneer de kredietgever over inlichtingen beschikt waaruit hij kan afleiden dat de consument niet langer in staat zal zijn zijn verbintenissen na te komen, het recht van de consument om krediet op te nemen op grond van een kredietovereenkomst op te schorten. De kredietgever stelt de consument, op een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#], indien mogelijk van tevoren en uiterlijk onmiddellijk na de opschorting, van die opschorting in kennis, alsook van de gronden hiervoor, tenzij het verstrekken van dergelijke informatie op grond van andere wetgeving is verboden of indruist tegen doelstellingen van openbare orde of openbare veiligheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 15, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Rekeningafschrift] [#S1;S#]
Art. VII.99

[ [#S1;S#] § 1. Bij iedere kredietopening wordt de consument regelmatig op de hoogte gebracht met een rekeningafschrift op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] van de volgende informatie :
1° de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking heeft;
2° de opgenomen bedragen en de datum van opneming;
3° het totaal verschuldigd blijvend bedrag en de datum van het vorige afschrift;
4° het nieuwe totaal verschuldigd blijvend bedrag;
5° de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen;
6° de toegepaste debetrentevoet(en);
7° de afzonderlijke bedragen van de eventueel toegepaste kosten;
8° in voorkomend geval, het te betalen minimumbedrag en intresten.

§ 2. Bij de kredietopeningen, behoudens de geoorloofde debetstanden op een rekening, wordt bijkomend de volgende informatie verstrekt :
1° in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht;
2° in voorkomend geval, de onderscheiden data van de verschuldigde kosten;
3° de datum en het bedrag van de verschuldigde interesten per toegepaste debetrentevoet evenals een aanduiding van de wijze waarop deze interesten worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo aan de hand van de debetrentevoet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde debetstand en overschrijding] [#S1;S#]
Art. VII.100

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een debetstand zich voordoet in het raam van een kredietopening [ [#S2;S#] of een betaalrekening] [#S2;S#] terwijl de kredietgever iedere debetstand die het toegestane kredietbedrag te boven gaat uitdrukkelijk verboden heeft, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en eist de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand.

   In dat geval kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door dit Boek geoorloofde verwijlinteresten en kosten worden gevraagd. De verwijlinteresten worden berekend op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.

   De kredietgever brengt onverwijld de consument, op een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#], op de hoogte van :
1° de niet geoorloofde debetstand;
2° het bedrag van de niet geoorloofde debetstand;
3° de eventuele boetes, kosten of verwijlinteresten toepasselijk op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.

§ 2. In geval de consument de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige paragraaf niet nakomt, stelt de kredietgever een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII. 105, eerste lid, 3°, of sluit bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van dit boek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 20, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> &p; ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.101

[ [#S1;S#] Wanneer een overschrijding minstens 1.250 euro bedraagt en langer dan een maand aanhoudt, brengt de kredietgever onverwijld de consument, op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], op de hoogte van :
1° de overschrijding;
2° het overschreden bedrag;
3° van de debetrentevoet, de eventuele toepasselijke boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag.

   De Koning kan dit bedrag wijzigen. Tot zolang de informatie bedoeld in het voorgaande lid niet wordt verstrekt, kan de kredietgever op het overschreden bedrag slechts de laatst toegepaste debetrentevoet toepassen, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlinterest.

   Indien de overschrijding bij het verstrijken van een termijn van drie maand vanaf haar ontstaan niet is aangezuiverd, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en stelt hij een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII. 105, eerste lid, 3°, of sluit hij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingenvan dit boek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Overdracht van de kredietovereenkomst en van de vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst.] [#S1;S#]
Art. VII.102

[ [#S1;S#] De overeenkomst of de schuldvordering uit de kredietovereenkomst kan slechts worden overgedragen aan, of, na indeplaatsstelling slechts worden verworven door een op grond van dit boek vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever, dan wel overgedragen worden aan of verworven worden door de Bank, het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de kredietverzekeraars, de [ [#S3;S#] mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector] [#S3;S#] of andere daartoe door de Koning aangewezen personen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 21, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 13, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. VII.103

[ [#S1;S#] Onverminderd het bepaalde in artikel VII. 102 kan de overdracht of de indeplaatsstelling aan de consument niet worden tegengeworpen dan nadat hem hiervan [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#] kennis is gegeven, behalve wanneer de onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling uitdrukkelijk is bepaald in het contract, en wanneer de identiteit van de overnemer of van de indeplaatsgestelde in de kredietovereenkomst is vermeld. Deze kennisgeving is niet verplicht wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvordering, tegenover de consument het krediet verder beheert.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 16, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.104

[ [#S1;S#] Bij overdracht van of indeplaatsstelling voor de vordering uit de kredietovereenkomst, behoudt de consument tegenover de overnemer of de indeplaatsgestelde schuldeiser, de verweermiddelen, het beroep op de schuldvergelijking inbegrepen, die hij de overdrager of de indeplaatssteller kan tegenwerpen. Elk hiermee strijdig beding wordt voor niet geschreven gehouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Niet-uitvoering van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#]
Art. VII.105

[ [#S1;S#] Elk beding dat voorziet in het verval van de termijnbepaling of in een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde, is verboden en wordt als niet geschreven beschouwd, tenzij :
1° ingeval de consument ten minste [ [#S2;S#] twee termijnbedragen] [#S2;S#] of een bedrag gelijk aan 20 pct. van het totale door de consument terug te betalen bedrag niet heeft betaald en hij één maand [ [#S2;S#] na het versturen van een aangetekende zending met ingebrekestelling] [#S2;S#] zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever bij de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling;
2° ingeval de consument het goed vervreemdt vóór het betalen van de prijs, of het gebruikt in strijd met de bedongen voorwaarden van de overeenkomst, terwijl de kredietgever zich de eigendom ervan had voorbehouden of er, overeenkomstig de regelen inzake financieringshuur, nog geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden;
3° ingeval de consument het kredietbedrag bedoeld in de artikelen VII. 100 en VII. 101 overschrijdt, en hij, een maand [ [#S2;S#] na het versturen van een aangetekende zending met ingebrekestelling] [#S2;S#], zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever aan de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling.

   Onverminderd de toepassing van artikel VII. 98 is elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen verboden en wordt dit als niet geschreven beschouwd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 17, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.106

[ [#S1;S#] § 1. Bij ontbinding van de kredietovereenkomst of bij verval van de termijnbepaling wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het verschuldigd blijvende saldo;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het verschuldigd blijvende saldo;
- de overeengekomen straffen of schadevergoedingen voor zover ze worden berekend op het verschuldigd blijvende saldo en beperkt worden tot de volgende maximumbedragen :
- ten hoogste 10 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo tot 7.500 euro;
- ten hoogste 5 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo boven 7.500 euro.

§ 2. Bij eenvoudige betalingsachterstand die geen ontbinding van de overeenkomst noch een verval van de termijnbepaling met zich brengt, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 7,50 euro, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dat forfaitair bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

   Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd, overeenkomstig artikel VII. 98, § 1, of een einde heeft genomen en de consument zijn verplichtingen niet is nagekomen drie maanden [ [#S2;S#] na het versturen van een aangetekende zending met ingebrekestelling] [#S2;S#], mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- de overeengekomen straffen of schadevergoedingen binnen de grenzen en maximumbedragen bedoeld bij § 1.

§ 3. De overeengekomen nalatigheidsinterestvoet mag niet meer bedragen dan de debetrentevoet laatst toegepast op het betreffende bedrag of de betreffende deeltermijn, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10 pct.

§ 4. Elke betaling gevraagd overeenkomstig de §§ 1 en 2 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een document dat gratis aan de consument overhandigd wordt.

   Een nieuw document dat de bedragen verschuldigd bij toepassing van §§ 1 en 2 omstandig omschrijft en verklaart, moet ten hoogste drie keer per jaar gratis worden ter beschikking gesteld aan de consument die hierom vraagt.

   De Koning kan bepalen welke vermeldingen dat document moet bevatten en kan een afrekeningsmodel opleggen.

§ 5. Bij ontbinding van de overeenkomst of bij verval van de termijnbepaling mag, in afwijking van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, iedere betaling gedaan door de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, eerst toegerekend worden op het bedrag van de nalatigheidsinteresten of andere straffen en schadevergoedingen nadat het verschuldigd blijvende saldo en de totale kosten van het krediet voor de consument zijn betaald.

§ 6. Verboden is en als niet geschreven wordt beschouwd elk beding dat, ingeval de consument zijn verbintenissen niet uitvoert, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin dit boek niet voorziet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 18, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.107

[ [#S1;S#] § 1. De vrederechter kan de betalingsfaciliteiten, die hij bepaalt, toestaan aan de consument wiens financiële toestand is verslechterd.

   Wanneer het toestaan van betalingsfaciliteiten de kosten van de kredietovereenkomst verhoogt, bepaalt de vrederechter het deel dat door de consument moet worden gedragen.

   De bevoegde rechter kan aan de consument uitstel of herschikking van betaling van de schulden bedoeld in artikel VII. 106, §§ 1 en 2, toekennen, zelfs wanneer de kredietgever een clausule als bedoeld in artikel VII. 105 toepast of de toepassing ervan eist.

§ 2. In afwijking van de artikelen 2032, 4°, en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, moeten de borg, en, desgevallend, elke steller van een zekerheid, zich houden aan het door de vrederechter aan de consument toegestane betalingsfaciliteitenplan.

§ 3. Wanneer de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid, door de schuldeiser in betaling worden aangesproken, kunnen zij de vrederechter om het toestaan van betalingsfaciliteiten verzoeken, volgens dezelfde voorwaarden en modaliteiten als bepaald door de artikelen 1337bis tot 1337octies van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het toestaan van betalingsfaciliteiten aan de consument inzake consumentenkrediet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.108

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing van § 2, wanneer de consument reeds sommen gelijk aan ten minste 40 % heeft betaald van de prijs bij contante betaling van een goed dat het voorwerp is, hetzij van een beding van eigendomsvoorbehoud, hetzij van een pandbelofte met onherroepelijke volmacht, kan dit goed niet worden teruggenomen dan op grond van een gerechtelijke beslissing, of van een schriftelijke overeenkomst, gesloten na een ingebrekestelling [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#].

   De kredietgever moet binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verkoopsdatum van het gefinancierde goed de verkregen prijs ter kennis brengen van de consument en hem het teveel gestorte terugstorten.

§ 2. Wanneer een consument, in het raam van een financieringshuur, 40 pct. of meer van de prijs bij contante betaling van een lichamelijk roerend goed betaald heeft, kan hij slechts eisen het bezit van het goed te bewaren op grond van een uitdrukkelijk akkoord tussen de partijen, gesloten na de totstandkoming van de kredietovereenkomst of bij beschikking van de rechter.

§ 3. In geen geval mag een lastgeving of een akkoord gesloten met het oog op de terugname van een goed gefinancierd door een kredietovereenkomst leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 19, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 8. [ [#S1;S#] Zekerheden.] [#S1;S#]
Art. VII.109

[ [#S1;S#] § 1. De borgtocht en, desgevallend, elke andere vorm van zekerheid voor de verbintenissen die voortvloeien uit een kredietovereenkomst geven nauwkeurig het bedrag weer dat gewaarborgd is. De gevraagde zekerheden gelden enkel voor deze bedragen, eventueel verhoogd met de nalatigheidsintresten, met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering. De kredietgever dient hiertoe voorafgaandelijk en gratis aan de borg en, desgevallend, aan de steller van een zekerheid een exemplaar van het kredietcontract te overhandigen.

§ 2. Elke overeenkomst tot zekerheidsstelling, waarvan de zekerheidssteller wordt geregistreerd overeenkomstig artikel VII. 148. § 2, 1°, vermeldt :
1° de clausule : "De kredietovereenkomst, waarvoor u deze zekerheid hebt gesteld maakt het voorwerp uit van een registratie bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren waarbij u overeenkomstig artikel VII. 148, § 2, 1°, wordt geregistreerd als zekerheidssteller";
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° de naam van de Centrale;
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste.

§ 3. De kredietgever stelt iedere steller van een zekerheid in kennis van de totstandkoming van de kredietovereenkomst en, voorafgaandelijk, van elke wijziging van deze overeenkomst.

   Voor de kredietovereenkomsten gesloten voor een onbepaalde duur kan door de kredietgever slechts een borgtocht of een persoonlijke zekerheid worden gevraagd voor een periode van vijf jaar. Deze periode kan slechts hernieuwd worden bij afloop en met het uitdrukkelijk goedvinden van de borg of de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.110

[ [#S1;S#] De kredietgever verwittigt de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid, wanneer de consument [ [#S2;S#] twee termijnbedragen] [#S2;S#] of minstens een vijfde van de totale te betalen som achterstaat. Hij geeft hem kennis van de toegekende betalingsfaciliteiten en deelt hem vooraf elke wijziging van de oorspronkelijke kredietovereenkomst mee.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 20, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.111

[ [#S1;S#] In afwijking van artikel 2021 van het Burgerlijk Wetboek kan de kredietgever de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid dan eerst aanspreken wanneer de consument ten minste twee termijnbedragen of een bedrag gelijk aan 20 pct. van de totale terug te betalen som of het laatste termijnbedrag niet heeft betaald en, nadat de kredietgever de consument bij een aangetekende zending in gebreke heeft gesteld, de consument een maand na de aangetekende zending zijn verplichtingen niet is nagekomen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 21, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Kredietbemiddelaars.] [#S1;S#]
Art. VII.112

[ [#S1;S#] § 1. De kredietbemiddelaar mag enkel bemiddelen voor kredietovereenkomsten met vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers.

§ 2. De kredietmakelaar mag zijn activiteit slechts onder zijn eigen naam uitoefenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.113

[ [#S1;S#] § 1. De kredietbemiddelaar kan geen kredietaanvraag indienen voor een consument waarvoor hij, gelet op de inlichtingen waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de inlichtingen bedoeld in artikel VII. 69, van oordeel is dat de consument duidelijk niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de kredietovereenkomst, na te komen.

§ 2. De kredietbemiddelaar mag de kredietaanvragen niet opsplitsen. Hij moet aan de kredietgever de noodzakelijke inlichtingen bedoeld in artikel VII. 69 mededelen.

§ 3. Eenieder die optreedt als kredietbemiddelaar moet alle aangezochte kredietgevers in kennis stellen van het bedrag van de andere kredietovereenkomsten welke hij heeft aangevraagd of ontvangen ten behoeve van dezelfde consument gedurende twee maanden voorafgaand aan het indienen van iedere nieuwe kredietaanvraag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.114

[ [#S1;S#] § 1. De kredietbemiddelaar mag van de consument die om zijn bemiddeling heeft verzocht, geen enkele vergoeding in welke vorm ook, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen.

§ 2. De kredietbemiddelaar heeft slechts recht op een commissie voor de kredietovereenkomsten die met zijn bemiddeling geldig en volgens de vormregels zijn tot stand gekomen.

§ 3. Volgens de regels door de Koning bepaald moet de betaling van de commissie ten minste voor de helft worden gespreid naargelang van de aard van het krediet en van de duur ervan. [ [#S2;S#] De wijze waarop de kredietgevers hun personeelsleden en kredietbemiddelaars belonen en de wijze waarop kredietbemiddelaars hun personeelsleden en hun subagenten belonen, mag hun verplichting niet in de weg staan om op te treden op een eerlijke, billijke, transparante en professionele wijze, rekening houdend met de rechten en belangen van de consument.] [#S2;S#]

§ 4. Wanneer een kredietovereenkomst wordt gesloten met het oog op de volledige, vervroegde terugbetaling van een vroegere kredietovereenkomst, is geen commissie verschuldigd zo dezelfde kredietbemiddelaar voor beide overeenkomsten heeft bemiddeld.

   Deze bepaling is niet van toepassing bij een betekenisvolle vermindering van het jaarlijkse kostenpercentage van de nieuwe overeenkomst ten aanzien van de vroegere kredietovereenkomst.] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 5. Wanneer de kredietgevers het beloningsbeleid voor het voor de beoordeling van kredietwaardigheid verantwoordelijke personeel vaststellen en toepassen, leven zij de volgende beginselen na op een wijze en voor zover die passend is voor hun omvang, hun interne organisatie en de aard, de reikwijdte en de complexiteit van hun activiteiten :
1° het beloningsbeleid is in overeenstemming met en draagt bij tot een degelijke en doeltreffende risicobeheersing en moedigt niet aan tot het nemen van meer risico's dan voor de kredietgever aanvaardbaar is;
2° het beloningsbeleid is in overeenstemming met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, waarden en langetermijnbelangen van de kredietgever, en omvat maatregelen ter voorkoming van belangenconflicten, door met name te bepalen dat de beloning niet afhankelijk is van het aantal of het percentage aanvaarde aanvragen.] [#S2;S#]

[ [#S2;S#] § 6. Wanneer de kredietgevers of kredietbemiddelaars adviesdiensten verstrekken kan de beloningsstructuur voor de betrokken personeelsleden geen afbreuk doen aan hun vermogen om in het beste belang van de consument te handelen en met name niet afhankelijk te zijn van verkoopdoelstellingen.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 22, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 10. [ [#S1;S#] Schuldbemiddeling.] [#S1;S#]
Art. VII.115

[ [#S1;S#] De schuldbemiddeling is verboden, behalve :
1° wanneer zij wordt verricht door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of zijn ambt;
2° wanneer zij wordt verricht door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Afdeling 11. - [ [#S1;S#] Verwerking van persoonsgegevens.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Overmaking van persoonsgegevens.] [#S1;S#]
Art. VII.116

[ [#S1;S#] Behalve in geval van overdracht of indeplaatsstelling zoals die heeft plaats gevonden overeenkomstig de artikelen VII. 102 en VII. 103, kunnen de persoonsgegevens van een consument of een zekerheidssteller die door de kredietgever verwerkt werden in het raam van het sluiten of het uitvoeren van een kredietovereenkomst enkel aan een derde worden overgemaakt onder de voorwaarden [ [#S2;S#] opgesomd in deze onderafdeling] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 10, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. VII.117

[ [#S1;S#] § 1. Persoonsgegevens kunnen enkel het voorwerp uitmaken van een verwerking in het raam van de volgende dubbele finaliteit :
1° de beoordeling van de financiële toestand en de kredietwaardigheid van de consument of van de zekerheidssteller;
2° in het raam van het verstrekken of het beheer van de kredieten of betalingsdiensten bedoeld in dit boek die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen van deze persoon kan voortgezet worden.

   In geen geval mogen deze inlichtingen worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden.

§ 2. De ingezamelde gegevens moeten in het licht van de doeleinden opgesomd in de vorige paragraaf relevant, aangepast en niet overdreven zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.118

[ [#S1;S#] § 1. Met uitsluiting van alle andere, mogen slechts worden verwerkt de gegevens betreffende de identiteit van de consument of van de zekerheidssteller, het bedrag en de duur van de kredieten, de periodiciteit van de betalingen, de gebeurlijk toegestane betalingsfaciliteiten, de betalingsachterstanden, alsook de identiteit van de kredietgever. Dit laatste gegeven mag uitsluitend aan de verantwoordelijke voor de verwerking en aan de consument worden medegedeeld tenzij het betalingsachterstanden betreft.

   De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inhoud van de gegevens bedoeld in het voorgaande lid bepalen.

§ 2. In afwijking van de bepalingen van het eerste lid kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit :
1° bepalen welke categorieën van strafrechtelijke veroordelingen, die tegen de consument of de zekerheidssteller zijn uitgesproken, mogen worden verwerkt voor zover zij daarvan voorafgaandelijk en schriftelijk zijn kennis gegeven;
2° de natuurlijke personen en privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen aanwijzen welke de verwerking van de gegevens, zoals bedoeld in het 1°, mogen uitvoeren;
3° de bijzondere voorwaarden en modaliteiten vaststellen welke voor deze verwerking moeten worden in acht genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.119

[ [#S1;S#] § 1. De persoonsgegevens mogen slechts aan de volgende personen worden medegedeeld :
1° de vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers;
2° de personen die [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] zijn toegelaten om kredietverzekeringsverrichtingen uit te voeren [ [#S2;S#] met toepassing van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;] [#S2;S#]
3° de FMSA en de Bank in het raam van hun opdrachten;
4° de betalingsdienstaanbieders, in de mate dat deze personen hun gegevens inzake betalingsdiensten op basis van regelen inzake wederkerigheid meedelen;
5° de verenigingen van personen of instellingen bedoeld in 1°, 2°, en 4°, van dit lid die hiertoe erkend werden door de minister of zijn gemachtigde onder de volgende voorwaarden :
a) de rechtspersoonlijkheid bezitten;
b) gesticht zijn met een oogmerk dat ieder winstgevend doel uitsluit en enkel opgericht zijn met het oog op het beschermen van de professionele belangen van zijn leden;
c) samengesteld zijn uit leden die geen administratieve of strafrechtelijke sanctie hebben opgelopen.

   De minister of zijn gemachtigde beslist over de aanvraag tot erkenning binnen twee maanden na de dag waarop alle vereiste documenten en gegevens zijn ontvangen.

   Indien de aanvraag niet is vergezeld van alle voornoemde documenten en gegevens wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis van een mededeling in die zin binnen deze termijn wordt de aanvraag geacht volledig en regelmatig te zijn.

   De weigering tot erkenning is met redenen omkleed en [ [#S3;S#] wordt aan de aanvrager meegedeeld bij een aangetekende zending] [#S3;S#].

   De minister kan de erkenning opschorten of intrekken van personen die niet meer aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen of die de verbintenissen die zij bij de erkenningsaanvraag hebben aangegaan niet naleven;
6° een advokaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris, in de uitoefening van zijn mandaat of ambt, en in het raam van de uitvoering van een kredietovereenkomst;
7° de schuldbemiddelaar bij de uitvoering van zijn opdracht in het kader van een collectieve schuldenregeling, zoals bedoeld in de artikelen 1675/2 tot 1675/19 van het Gerechtelijk Wetboek;
8° de ambtenaren van de FOD Economie bevoegd om op te treden in het raam van boek XV;
9° de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zijn ingeschreven bij de FOD Economie;
10° de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer binnen de uitvoering van haar opdracht.
[ [#S3;S#] 11° de mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector.] [#S3;S#]

§ 2. Zodra de persoonsgegevens verkregen zijn, mogen zij enkel worden meegedeeld aan de personen bedoeld in paragraaf 1.

§ 3. De aanvragen om inlichtingen gericht aan de verantwoordelijke voor de verwerking en uitgaande van de personen bedoeld in dit artikel, met uitzondering van de FSMA, de Bank, de ambtenaren bedoeld in het eerste lid, 8°, en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, moeten de consumenten over wie de aanvraag gaat individualiseren, aan de hand van hun naam, voornaam en geboortedatum; die aanvragen mogen worden gegroepeerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-03-13/07, art. 750, 033; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook art. 756> ( 3)<W 2016-04-22/01, art. 23, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Verwerking van gegevens] [#S1;S#]
Art. VII.120

[ [#S1;S#] § 1. De gegevens moeten worden uitgewist wanneer het behoud ervan in het bestand niet meer verantwoord is. De Koning kan een termijn bepalen voor de bewaring van de gegevens of van categorieën van gegevens.

   De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens in het raam van het sluiten of het beheer van een kredietovereenkomst, mogen daarover slechts beschikken gedurende de tijd nodig voor het sluiten en het uitvoeren van kredietovereenkomsten, inzonderheid rekening houdend met de door de Koning, krachtens deze paragraaf, bepaalde termijnen voor de bewaring van gegevens.

§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking is verplicht alle maatregelen te treffen om de perfecte bewaring van de persoonsgegevens te verzekeren.

   De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens zijn ertoe gehouden maatregelen te nemen om het vertrouwelijk karakter van deze gegevens te verzekeren en om ervoor te zorgen dat ze uitsluitend worden aangewend voor de doeleinden door of krachtens dit boek voorzien of voor het vervullen van hun wettelijke verplichtingen.

§ 3. De verantwoordelijke voor de verwerking wordt in het bijzonder belast met het toezicht op de geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling van persoonsgegevens en moet inzonderheid erop toezien dat de programma's voor geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling uitsluitend worden ontwikkeld en aangewend overeenkomstig dit boek en zijn uitvoeringsbesluiten.

   De Koning kan de regels bepalen volgens welke de verantwoordelijke voor de verwerking zijn opdracht moet uitvoeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.121

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een consument of een zekerheidssteller voor de eerste maal in een bestand wordt geregistreerd wegens wanbetaling met betrekking tot kredietovereenkomsten in de zin van dit boek, moet hem daarvan onverwijld door de verantwoordelijke voor de verwerking, rechtstreeks of onrechtstreeks, kennis worden gegeven.

§ 2. In die kennisgeving wordt vermeld :
1° de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking. Wanneer deze geen vaste vestiging op het grondgebied van de Europese Unie heeft, moet hij een op het Belgische grondgebied gevestigde vertegenwoordiger aanwijzen, onverminderd rechtsvorderingen die tegen de verantwoordelijke voor de verwerking zelf kunnen worden ingesteld;
2° het adres van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer;
3° de identiteit en het adres van de persoon die het gegeven heeft medegedeeld;
4° het recht op toegang tot het bestand, op verbetering van foute gegevens en op uitwissing van gegevens, de modaliteiten voor de uitoefening van genoemde rechten, alsook de bewaringstermijn van de gegevens, zo er een bestaat;
5° de doeleinden van de verwerking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.122

[ [#S1;S#] § 1. Elke consument of zekerheidssteller heeft met betrekking tot de in de bestanden geregistreerde gegevens die zijn persoon of zijn patrimonium betreffen, de in de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, bedoelde rechten.

§ 2. De consument en de zekerheidssteller kunnen verkeerde gegevens vrij en kosteloos laten rechtzetten volgens de voorwaarden door de Koning bepaald. In dat geval is de verantwoordelijke voor de verwerking ertoe gehouden deze verbetering mede te delen aan de personen die inlichtingen van hem hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt.

§ 3. Wanneer in het bestand wanbetalingen verwerkt worden, kan de consument eisen dat de reden van de wanbetaling die hij mededeelt samen met de wanbetaling, wordt vermeld.

§ 4. De Koning kan de nadere regelen voor de uitoefening van de in dit artikel bedoelde rechten vaststellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Hypothecair krediet] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Reclame] [#S1;S#]
Art. VII.123

[ [#S1;S#] § 1. Elke reclame- en marketingcommunicatie zoals bedoeld in artikel I.8, 23°, betreffende kredietovereenkomsten moet eerlijk, duidelijk en niet misleidend zijn.

   Elke reclame- en marketingcommunicatie vermeldt de identiteit en desgevallend het geografisch adres van de kredietgever en de kredietbemiddelaar die relevant zijn voor de betrekkingen met de consument.

§ 2. Verboden is elke reclame- en marketingcommunicatie voor een kredietovereenkomst die specifiek gericht is op :
1° het aanzetten van de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, tot het opnemen van krediet;
2° het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen;
3° het aansporen tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten of die tot uiting brengt dat lopende kredietovereenkomsten bij de beoordeling van een kredietaanvraag geen of een ondergeschikte rol spelen.

   Is eveneens verboden elke reclame- en marketingcomunicatie voor een kredietovereenkomst die :
1° verwijst naar een vergunning, een registratie of een inschrijving als kredietgever of kredietbemiddelaar;
2° door verwijzing naar maximale jaarlijkse kostenpercentages of naar de wettelijkheid van de toegepaste kostenpercentages de indruk wekt dat deze de enige zijn die kunnen worden toegepast.

   Iedere verwijzing naar het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage en naar de wettelijk toegestane maximale debetrentevoet moet ondubbelzinnig, leesbaar en goed zichtbaar of, in voorkomend geval, hoorbaar worden voorgesteld en moet het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage nauwkeurig aanduiden;
3° aanduidt dat een kredietovereenkomst kan worden gesloten zonder informatie die zou toelaten de financiële toestand van de consument na te gaan;
4° een andere identiteit, adres of hoedanigheid vermeldt dan door de adverteerder opgegeven in het raam van zijn erkenning, registratie of inschrijving;
5° om een kredietsoort aan te duiden enkel een benaming hanteert die verschilt van degene die door dit boek worden aangewend;
6° voordeeltarieven vermeldt zonder opgave van de bijzondere of beperkende voorwaarden waaraan de toekenning van deze tarieven is onderworpen;
7° aanduidt met bewoordingen, tekenen of symbolen dat het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld in baar geld of contant;
8° de vermelding "gratis krediet" of een gelijkaardige vermelding, anders dan de verwijzing naar het jaarlijkse kostenpercentage, bevat;
9° waarin bewoordingen worden gebruikt die bij de consument valse verwachtingen kunnen scheppen betreffende de beschikbaarheid of de kosten van een krediet;
10° een daad in de hand werkt die beschouwd moet worden als een niet-naleving van of een inbreuk op dit boek of zijn besluiten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.124

[ [#S1;S#] § 1. Alle reclame waarin een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument worden vermeld bevat, op een duidelijke, beknopte en opvallende wijze de volgende standaardinformatie :
1° de identiteit van de kredietgever of, desgevallend, de kredietbemiddelaar;
2° in voorkomend geval, het feit dat de reclame een hypothecair krediet betreft dat gewaarborgd wordt door een van de zekerheden bedoeld in artikel I. 9, 53° ;
3° de debetrentevoet, met de vermelding of deze vast of veranderlijk is, alsook nadere informatie over eventuele kosten die in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn begrepen;
4° het kredietbedrag;
5° het jaarlijkse kostenpercentage, dat in de reclame ten minste even duidelijk moet worden vermeld als elke rentevoet;
6° de duur van de kredietovereenkomst;
7° in voorkomend geval, de termijnbedragen;
8° in voorkomend geval, het totale door de consument te betalen bedrag;
9° in voorkomend geval, het aantal betalingstermijnen;
10° in voorkomend geval, een waarschuwing betreffende het feit dat mogelijke schommelingen van de wisselkoers het totale door de consument te betalen bedrag kan beïnvloeden.

   Indien een contract voor een nevendienst, onder meer een verzekering, moet worden gesloten om het krediet, in voorkomend geval onder de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen, en de kosten van die dienst niet vooraf kunnen worden bepaald, moet de verplichting tot het sluiten van dat contract op een duidelijke, beknopte en opvallende wijze tezamen met het jaarlijkse kostenpercentage worden vermeld.

   De in deze paragraaf bedoelde informatie is naargelang van de voor de reclame gebruikte drager goed leesbaar of duidelijk hoorbaar.

§ 2. De in paragraaf 1, eerste lid, 3° tot 9°, bedoelde informatie wordt verduidelijkt aan de hand van een representatief voorbeeld en dat voorbeeld wordt steeds gevolgd. De Koning stelt criteria vast voor het bepalen van dat voorbeeld.

   Het kredietbedrag en de duur zijn gebaseerd op het kredietbedrag en de duur die, naargelang het soort van kredietovereenkomst waarvoor reclame wordt gemaakt, representatief zijn voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar of, desgevallend, voor financiering van de producten of diensten aangeboden door de verkoper. Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven.

§ 3. De Koning kan voor iedere reclame bepalen, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens inzake informatie met betrekking tot de aard van de verrichting, haar duur, de vaste of veranderlijke aard van de debetrentevoet, het bedrag van de aflossingen, het jaarlijkse kostenpercentage, en, indien het om een promotiepercentage gaat, de periode gedurende de welke dit percentage wordt toegepast.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Prospectus] [#S1;S#]
Art. VII.125

[ [#S1;S#] De kredietgever en, desgevallend de kredietbemiddelaar, zorgen er te allen tijde voor om algemene, duidelijke en begrijpelijke informatie over kredietovereenkomsten, onder de vorm van een prospectus, kosteloos beschikbaar te stellen op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] of in een elektronische vorm.

   Deze algemene informatie omvat ten minste het volgende :
1° de identiteit en het geografisch adres van de informatieverstrekker;
2° de doeleinden waarvoor het krediet mag worden gebruikt;
3° de vormen van zekerheid alsmede, desgevallend, de vermelding dat de zekerheid zich ook in een andere lidstaat mag bevinden;
4° de mogelijke duur van de kredietovereenkomsten;
5° de beschikbare soorten debetrentevoeten, met een aanduiding of ze vast, veranderlijk of beide zijn, met een korte beschrijving van de kenmerken van een vaste en veranderlijke rentevoet, met inbegrip van de gevolgen voor de consument. Deze rentevoeten alsook de eventuele kosten en vergoedingen mogen afzonderlijk bij de prospectus worden gevoegd op voorwaarde dat die bijvoeging gedagtekend is en vermeld wordt in de prospectus zelf en er een nieuw representatief voorbeeld wordt vermeld;
6° indien kredietovereenkomsten in vreemde valuta's beschikbaar zijn, de aanduiding van de vreemde valuta of valuta's, met een toelichting bij de gevolgen voor de consument wanneer het krediet wordt uitgedrukt in een vreemde valuta;
7° een representatief voorbeeld van het kredietbedrag, de totale kosten van het krediet voor de consument, het totale door de consument te betalen bedrag en het jaarlijkse kostenpercentage. De Koning stelt criteria vast voor het bepalen van dat voorbeeld.

   Het kredietbedrag en de duur zijn gebaseerd op het kredietbedrag en de duur die, naargelang het soort van kredietovereenkomst dat in de prospectus wordt opgenomen, representatief zijn voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar of, desgevallend, voor de producten of diensten van de verkoper. Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven;
8° een aanduiding van mogelijke bijkomende kosten die niet in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen te betalen in samenhang met de kredietovereenkomst;
9° de verschillende beschikbare opties om het krediet aan de kredietgever terug te betalen, met inbegrip van het termijnbedrag en de betalingstermijnen;
10° desgevallend een duidelijke en beknopte verklaring dat de naleving van de bepalingen en de voorwaarden van de kredietovereenkomsten geen garantie vormt voor de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag;
11° een beschrijving van de rechtstreeks aan een vervroegde terugbetaling verbonden voorwaarden;
12° de eventuele noodzaak om het onroerend goed te laten schatten en, desgevallend, wie verantwoordelijk is dat deze schatting wordt uitgevoerd, en of daaraan voor de consument kosten zijn verbonden;
13° een aanduiding van de nevendiensten die de consument verplicht is te onderschrijven om het krediet te bekomen en, desgevallend, de precisering dat deze diensten kunnen verworven worden bij een andere leverancier dan de kredietgever;
14° een algemene waarschuwing betreffende de mogelijke gevolgen bij niet eerbiediging van de verbintenissen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.

   Daarnaast omvat de algemene informatie ook :
1° een beschrijving van de soorten kredieten die de kredietgever toestaat of waarvoor de kredietbemiddelaar bemiddelt;
2° het tarief van de gevraagde kosten en vergoedingen;
3° de aard van de overeenkomsten waarvan de kredietgever of, desgevallend, de kredietbemiddelaar, de aanhechting eist;
4° de datum vanaf wanneer de prospectus van toepassing is;
5° een aanduiding van het tarief van de rentevoeten, waaronder :
a) een aanduiding van de periodieke rentevoeten;
b) de overeenstemmende debetrentevoeten;
c) alle eventuele verminderingen en vermeerderingen die de kredietgever op een algemene en gebruikelijke wijze toekent of oplegt;
d) de toekenningsvoorwaarden van de hierboven vermelde verminderingen en vermeerderingen;
e) de met toepassing van artikel VII.143 gebruikte referte-indexen;
6° de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbestanden die zullen geraadpleegd worden.

   De partijen kunnen van de prospectus afwijkende verminderingen of vermeerderingen overeenkomen indien deze voordeliger zijn voor de consument of op zijn initiatief onderhandeld werden.

   De Koning kan de lijst inzake informatie te verstrekken in het raam van de prospectus uitbreiden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Totstandkoming van de kredietovereenkomst] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Inlichtingen te vragen door de kredietgever en de kredietbemiddelaar] [#S1;S#]
Art. VII.126

[ [#S1;S#] § 1. In het raam van het beoordelen van de kredietwaardigheid vragen de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, aan de steller van een persoonlijke zekerheid, de juiste en volledige informatie die de kredietgever noodzakelijk acht om hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden te beoordelen. De consument en de steller van een persoonlijke zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden.

   Dit informatieverzoek is evenredig en beperkt zich tot hetgeen voor het verrichten van een deugdelijke kredietwaardigheidsbeoordeling noodzakelijk is. Kredietgevers mogen opheldering vragen omtrent de in reactie op dit verzoek verkregen informatie indien dit nodig is om de kredietwaardigheid te kunnen beoordelen.

   De kredietgever of de kredietbemiddelaar waarschuwt de consument dat, indien de kredietgever geen kredietwaardigheids-beoordeling kan uitvoeren omdat de consument ervoor kiest de voor een kredietwaardigheidsbeoordeling vereiste informatie of controlegegevens niet te verstrekken, het krediet niet kan worden toegekend. Deze waarschuwing kan in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

   In geen enkel geval mag de gevraagde informatie betrekking hebben op het ras, de etnische afstamming, het seksueel gedrag, de gezondheid, de overtuigingen of activiteiten op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied of het lidmaatschap van een vakbond of van een ziekenfonds.

§ 2. De kredietgever of desgevallend de kredietbemiddelaar legt respectievelijk aan de consument en aan de persoonlijke zekerheidssteller een kredietaanvraagformulier of, desgevallend, een informatieaanvraagformulier voor onder de vorm van een vragenlijst met een beschrijving van alle informatie gevraagd door de kredietgever en/of de kredietbemiddelaar overeenkomstig § 1, eerste lid. Met het oog op de bewijslevering van de verbintenissen die voortvloeien uit dit artikel is de kredietgever gehouden dit formulier te bewaren zolang het opgenomen krediet niet werd terugbetaald. De informatie verstrekt door de consument of door de persoonlijke zekerheidssteller mag slechts worden meegedeeld aan en uitsluitend verwerkt worden door de personen bedoeld in artikel VII.119, § 1, en, desgevallend, door de kredietbemiddelaar.

   De kredietgever en, desgevallend de kredietbemiddelaar, specifieert in de precontractuele fase op een duidelijke en begrijpelijke wijze welke noodzakelijke informatie en onafhankelijk verifieerbare bewijsstukken de consument moet verstrekken en binnen welke termijn de consument die informatie moet verstrekken.

   De vragenlijst heeft minstens betrekking op het doel van het krediet, het inkomen, de personen ten laste, de lopende financiële verbintenissen waaronder het openstaand bedrag en het aantal kredieten in omloop. De Koning kan deze lijst aanvullen ingeval het kredietbedrag 3 000 euro overschrijdt.

   De vragenlijst vermeldt de bestanden die, overeenkomstig artikel VII.137, zullen worden geraadpleegd.

§ 3. De aanvraagformulieren bedoeld in paragraaf 2, eerste lid moet minstens de volgende gegevens bevatten :
1° het tarief van de door [ [#S2;S#] de kredietgever] [#S2;S#] gevraagde kosten;
2° een verwijzing naar de van toepassing zijnde prospectus en de aanduiding van de plaats waar die beschikbaar is;
3° indien de rentetarieven afzonderlijk bij de prospectus gevoegd worden, de dagtekening van deze tarieven.

§ 4. De ontvangen informatie wordt naar behoren geverifieerd, inclusief door middel van raadpleging van onafhankelijk verifieerbare stukken, indien nodig.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 14, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Precontractuele informatie] [#S1;S#]
Art. VII.127

[ [#S1;S#] § 1. De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar verstrekt gratis aan de consument de op diens persoon toegesneden informatie die hij nodig heeft om de op de markt beschikbare kredietproducten te kunnen vergelijken, de respectieve gevolgen ervan te kunnen beoordelen en zo een geïnformeerd besluit over het al dan niet sluiten van een kredietovereenkomst te kunnen nemen.

   Deze gepersonaliseerde informatieverstrekking gebeurt onverwijld nadat de consument in overeenstemming met artikel VII.126 de nodige informatie over zijn behoeften, financiële situatie en voorkeuren heeft verstrekt, en ruimschoots voordat de consument door een kredietovereenkomst gebonden is.

   De gepersonaliseerde informatie als bedoeld in het eerste lid, wordt op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] verstrekt door middel van het formulier "Europees gestandaardiseerd informatieblad (ESIS)" opgenomen in bijlage 3 bij dit boek.

§ 2. Het ESIS wordt verstrekt voorafgaandelijk aan of tegelijk met het uitreiken door de kredietgever van een kredietaanbod op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#]. Indien de kenmerken van het kredietaanbod afwijken van de informatie die eerder was opgenomen in het ESIS dan zal dit aanbod vergezeld worden van een nieuwe ESIS.

   De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar die het ESIS aan de consument heeft verstrekt, worden geacht te hebben voldaan aan de voorschriften inzake informatieverstrekking aan de consument vóór het sluiten van een overeenkomst op afstand overeenkomstig artikel VI.55, en worden alleen geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van artikel VI.57 indien zij ten minste vóór het sluiten van de kredietovereenkomst het ESIS hebben verstrekt.

§ 3. De voorlegging van een kredietaanbod is verplicht voor een hypothecair krediet met een onroerende bestemming en voor het hypothecaire krediet met een roerende bestemming dat gepaard gaat met het vestigen van een hypothecaire zekerheid. Het kan slechts voorgelegd worden indien alle kosten die door de kredietgever kunnen gekend zijn ook daadwerkelijk worden vermeld en opgenomen in het jaarlijkse kostenpercentage. Dit aanbod vermeldt de geldigheidsduur van het aanbod en alle contractvoorwaarden met inbegrip van een aflossingsplan hetzij van het kapitaal en van de vervallen intrestbedragen, hetzij, bij wedersamenstelling van het kapitaal, de vermelding van het bedrag van de eenmalige terugbetaling van het kapitaal op de eindvervaldag van het krediet. Het kredietaanbod bindt de kredietgever voor minstens veertien dagen, en kan door de consument op elk ogenblik aanvaard worden.

§ 4. Indien het krediet niet bestemd is voor het financieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten, wordt voor de toepassing van dit artikel het ESIS vervangen door de SECCI bedoeld in de bijlagen 1 en desgevallend 2 bij dit boek.

§ 5. Bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel VI.56, omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst bedoeld in artikel VI.56, tweede lid, b), ten minste de punten 2 tot 6 van deel A in bijlage 3 van dit boek.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Informatievoorschriften voor bemiddelaars inzake hypothecair krediet] [#S1;S#]
Art. VII.128

[ [#S1;S#] § 1. Ruimschoots vooraleer te bemiddelen verstrekt de kredietbemiddelaar aan de consument op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] de volgende informatie :
1° de identiteit en het geografische adres van de kredietbemiddelaar;
2° het register waarin hij is ingeschreven, in voorkomend geval het registratienummer, en op welke wijze deze registratie kan worden geverifieerd;
3° of de kredietbemiddelaar verbonden is of uitsluitend met een of meer kredietgevers werkt. Indien een kredietbemiddelaar verbonden is of uitsluitend met een of meer kredietgevers werkt, verstrekt hij de naam van de kredietgever(s) voor wie hij optreedt;
4° volgens welke procedures consumenten of andere belanghebbende partijen klachten over kredietbemiddelaars kunnen indienen en behandelen overeenkomstig de bepalingen van boek XVI van dit Wetboek;
5° in voorkomend geval, of de kredietgever of derde partijen commissielonen of andere aanmoedigingspremies aan de kredietbemiddelaar voor zijn diensten met betrekking tot de kredietovereenkomst verschuldigd is en indien bekend, het bedrag ervan. Indien het bedrag op het tijdstip van openbaarmaking niet bekend is, stelt de kredietbemiddelaar de consument ervan in kennis dat het werkelijke bedrag in een latere fase in het ESIS zal worden bekendgemaakt.

§ 2. Kredietmakelaars die commissielonen van een of meer kredietgevers ontvangen, verstrekken op verzoek van de consument informatie over de variatie in de hoogte van de commissielonen die worden betaald door de verschillende kredietgevers die de aan de consument aangeboden kredietovereenkomsten verstrekken. De consument wordt ervan in kennis gesteld dat hij het recht heeft om deze informatie op te vragen.

§ 3. De kredietbemiddelaar zorgt ervoor dat zijn subagent, wanneer hij contact opneemt of vooraleer hij zaken doet, naast de krachtens dit artikel te vertrekken informatie, aan de consument kenbaar maakt in welke hoedanigheid hij optreedt en welke kredietbemiddelaar hij vertegenwoordigt.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Passende toelichtingen] [#S1;S#]
Art. VII.129

[ [#S1;S#] De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar verstrekt de consument passende toelichtingen over de voorgestelde kredietovereenkomst(en) en eventuele nevendienst(en) zodat de consument in staat is te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomsten en nevendiensten zijn aangepast aan zijn behoeften en financiële situatie.

   De toelichtingen omvatten, indien van toepassing, ten minste :
1° de precontractuele informatie die moet worden verstrekt overeenkomstig de artikelen VII.127 en VII.128;
2° de essentiële kenmerken van de voorgestelde producten;
3° de specifieke effecten die de voorgestelde producten kunnen hebben voor de consument, met inbegrip van de gevolgen van wanbetaling door de consument; en
4° indien er nevendiensten gebundeld zijn met een kredietovereenkomst, het antwoord op de vraag of elk onderdeel van de bundel afzonderlijk kan worden beëindigd en welke implicaties dat heeft voor de consument.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Algemene gedragsregels] [#S1;S#]
Art. VII.130

[ [#S1;S#] De kredietgever en de kredietbemiddelaar treden bij het opstellen van kredietproducten of bij het toekennen van, bij het bemiddelen bij of bij het verlenen van adviesdiensten inzake krediet en, in voorkomend geval, bij nevendiensten aan consumenten, of bij het uitvoeren van een kredietovereenkomst, op een eerlijke, billijke, transparante en professionele wijze op, rekening houdend met de rechten en belangen van de consument. De activiteiten met betrekking tot de toekenning, bemiddeling of verlening van adviesdiensten aangaande kredietverstrekking of, in voorkomend geval, nevendiensten, worden gebaseerd op informatie over de omstandigheden van de consument en elke specifieke eis die de consument heeft medegedeeld, en op redelijke veronderstellingen aangaande de risico's gerelateerd aan de situatie van de consument gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Raadgevingsplicht en -diensten] [#S1;S#]
Art. VII.131

[ [#S1;S#] § 1. De kredietgever en de kredietbemiddelaar zijn gehouden om voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.

   De kredietgever en de kredietbemiddelaar, en uitsluitend zij, verstrekken adviesdiensten aan de consument. Naast de voorwaarden en vereisten bepaald in dit artikel leven de kredietgever en de kredietbemiddelaar de artikelen VII.147/30, §§ 5 en 6, VII.164, § 1, tweede lid, VII.165, § 1, tweede lid, VII.180, § 2, 3° en VII.181, § 1, 1° en 2° na.

§ 2. De kredietgever en de kredietbemiddelaar stellen bij een gegeven transactie de consument uitdrukkelijk ervan in kennis dat zij gehouden zijn om hem adviesdiensten te verstrekken.

§ 3. De kredietgever en de kredietbemiddelaar informeren de consument op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] vóór de adviesverlening of, in voorkomend geval, vóór het sluiten van een overeenkomst betreffende adviesverlening of bij de aanbeveling uitsluitend zal worden uitgegaan van hun eigen productassortiment overeenkomstig paragraaf 4, tweede lid, dan wel van een breed scala van alle op de markt beschikbare producten overeenkomstig paragraaf 4, derde lid, zodat de consument zich er rekenschap van kan geven op welke basis de aanbeveling wordt gedaan.

   De informatie bedoeld in het eerste lid kan in de vorm van aanvullende precontractuele informatie aan de consument worden verstrekt.

§ 4. De kredietgever en de kredietbemiddelaar zorgen er voor dat zij de nodige informatie betreffende de persoonlijke en financiële situatie, de voorkeuren en doelstellingen van de consument ontvangen om geschikte kredietovereenkomsten te kunnen aanbevelen. Bij de aanbeveling wordt uitgegaan van actuele informatie en wordt rekening gehouden met redelijke veronderstellingen betreffende de risico's die gedurende de looptijd van de voorgestelde kredietovereenkomst zijn verbonden aan de situatie van de consument.

   De kredietgever, de verbonden agent en zijn aangestelde subagent zorgen voor een voldoende groot aantal kredietovereenkomsten in hun productassortiment en bevelen hieruit een of meer met het oog op de behoeften, de financiële situatie en de persoonlijke omstandigheden van de consument geschikte kredietovereenkomsten aan.

   De kredietmakelaar en zijn subagent zorgen voor voldoende op de markt beschikbare kredietovereenkomsten in hun productenassortiment en bevelen met het oog op de behoeften, de financiële situatie en de persoonlijke omstandigheden van de consument een of meer op de markt beschikbare kredietovereenkomsten aan.

§ 5. De kredietgever en de kredietbemiddelaar handelen geheel in het belang van de consument door :
1° zich op de hoogte te stellen van de behoeften en de omstandigheden van de consument, en
2° overeenkomstig paragraaf 4, geschikte kredietovereenkomsten aan te bevelen.

   De kredietgever en de kredietbemiddelaar geven de consument een op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] vastgelegd afschrift van het door hen verstrekte advies.

   De kredietgever en de kredietbemiddelaar waarschuwen de consument wanneer, gelet op diens financiële situatie, een kredietovereenkomst bepaalde risico's voor de consument kan inhouden.

§ 6. Wanneer adviesdiensten worden verstrekt aan consumenten door een kredietgever of een kredietbemiddelaar is het gebruik van de termen "advies" en "adviseur" of van vergelijkbare termen verboden.

§ 7. Het is iedere natuurlijk of rechtspersoon, die de hoedanigheid van kredietgever of kredietbemiddelaar bezit, verboden om aan de consument om het even welke vergoeding, rechtstreeks of onrechtstreeks te vragen voor deze adviesdiensten, zelfs indien hij handelt buiten iedere bemiddeling of kredietverstrekking om.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 7. - [ [#S1;S#] Onderzoeksplicht] [#S1;S#]
Art. VII.132

[ [#S1;S#] De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst of een zekerheidsovereenkomst sluiten na onderzoek van de identiteitsgegevens op basis van, al naargelang het geval :
- de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
- de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de voormelde wet van 19 juli 1991;
- de identiteitskaart, het paspoort of de vervangende reisvergunning, uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.133

[ [#S1;S#] § 1. Vooraleer de kredietovereenkomst te sluiten, gaat de kredietgever over tot de grondige beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument en gaat na of hij in staat zal zijn om zijn betalingsverplichtingen na te komen. Hij gaat eveneens over tot de beoordeling van de kredietwaardigheid van de persoonlijke zekerheidsstellers.

   De kredietwaardigheidsbeoordeling wordt uitgevoerd op basis van noodzakelijke, voldoende en evenredige informatie inzake het inkomen en de uitgaven van de consument en andere financiële en economische omstandigheden. De informatie wordt door de kredietgever verkregen uit relevante interne en externe bronnen, waaronder de consument, en met inbegrip van aan de kredietbemiddelaar tijdens het kredietaanvraagproces verstrekte informatie.

   Hiertoe is de kredietgever bovendien gehouden tot het raadplegen van de Centrale, behoudens in het geval van een overschrijding. De Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging. De voorwaarden inzake toegang tot de Centrale of elk ander bestand dat aangewend wordt om de kredietwaardigheid van de consument of een persoonlijke zekerheidssteller te beoordelen, of om na te gaan of deze kredietwaardigheid wordt gehandhaafd, mogen niet discriminerend zijn.

   De kredietgever zorgt er voor dat passende procedures en informatie waarop de kredietwaardigheidsbeoordeling is gebaseerd, worden vastgelegd, gedocumenteerd en bijgehouden. Hij legt hiertoe in hoofde van iedere consument en, desgevallend, van de steller van een persoonlijke zekerheid, een kredietdossier aan waarin de informatie waarop de kredietwaardigheid is gebaseerd, wordt vastgelegd, gedocumenteerd en bijgehouden. De Koning bepaalt op welke wijze de kredietgever op basis van dit kredietdossier het bewijs levert van de raadpleging van de Centrale evenals de termijn gedurende welke dit bewijs dient bewaard te worden.

   Voor de toepassing van het eerste tot het derde lid houdt iedere verhoging van het kredietbedrag het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst in.

   Bovendien is de kredietgever, voor de hypothecaire kredietovereenkomsten met een roerende bestemming van onbepaalde duur, gehouden om elk jaar uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de jaardag van het sluiten van de kredietovereenkomst de kredietwaardigheid van de consument te herbeoordelen op basis van een nieuwe raadpleging van de Centrale overeenkomstig de bepalingen van het eerste tot derde lid.

§ 2. De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst sluiten wanneer hij, gelet op de gegevens waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, redelijkerwijze moet aannemen dat de consument in staat zal zijn de verbintenissen voortvloeiend uit de overeenkomst, na te komen.

   De kredietwaardigheidsbeoordeling mag niet hoofdzakelijk gebaseerd zijn op het feit dat de waarde van het voor bewoning bestemde onroerende goed hoger is dan het kredietbedrag, of dat het voor bewoning bestemde onroerende goed in waarde zal stijgen.

   Een kredietovereenkomst kan niet worden opgezegd of gewijzigd op grond van een onjuist uitgevoerde beoordeling van de kredietwaardigheid, tenzij bewezen wordt dat de consument bewust informatie in de zin van artikel VII.126 heeft achtergehouden of onjuist heeft weergegeven.

   [ [#S3;S#] Wanneer er in hoofde van een consument een wanbetaling(en) geregistreerd staat in de Centrale voor een totaal achterstallig bedrag van meer dan 1 000 euro in het kader van een consumentenkrediet en/of een hypothecair krediet met een roerende bestemming die niet werd afgelost dan kan een kredietgever geen nieuwe hypothecaire kredietovereenkomst met roerende bestemming sluiten.

   In de andere gevallen van een niet-afgeloste wanbetaling kan een kredietgever slechts een nieuwe kredietovereenkomst sluiten mits een bijzondere motivering in het kredietdossier.] [#S3;S#]

§ 3. Om de waarde van het voor bewoning bestemde onroerende goed te beoordelen kan de kredietgever, in die gevallen waar hij een schatting eist, slechts beroep doen op interne en externe schatters die vakbekwaam en voldoende onafhankelijk van het kredietaanvaardingsproces zijn, opdat zij een onpartijdige en objectieve waardebepaling kunnen opstellen. Deze schatters beantwoorden in voorkomend geval aan de wettelijke voorwaarden inzake toegang tot het beroep. De kredietgever bewaart een exemplaar van het schattingsverslag op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#].

   De Koning kan de beroepen bepalen die bevoegd zijn om de in het eerste lid genoemde schattingen te verrichten. Hij kan bovendien criteria vastleggen waaraan de schatters moeten voldoen.

   De kredietgever draagt er zorg voor dat de wettelijke normen voor de waardebepaling van voor bewoning bestemde onroerende goederen, verstrekt als hypothecaire zekerheid, worden toegepast bij de schatting indien hij beroep doet op een interne schatter of dat hij redelijke maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat die normen worden toegepast wanneer een derde partij de schatting verricht.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018> ( 3)<W 2019-05-02/28, art. 8, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Onderafdeling 8. - [ [#S1;S#] Sluiten van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#]
Art. VII.134

[ [#S1;S#] § 1. De kredietovereenkomst wordt gesloten door de handmatige handtekening of de elektronische ondertekening, van alle contracterende partijen en wordt opgesteld op een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#] die het geheel van alle contractuele voorwaarden en vermeldingen bedoeld in dit artikel bevat. Elke overeenkomstsluitende partij die een onderscheiden belang heeft, krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst. De kredietbemiddelaar ontvangt een afschrift van het kredietaanbod of, desgevallend, van de kredietovereenkomst.

   De elektronische ondertekening bedoeld in het eerste lid gebeurt :
[ [#S2;S#] - door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12. en 3.27. van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG;
- of door een andere elektronische handtekening, die de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de kredietovereenkomst en het behoud van de integriteit van deze overeenkomst verzekert. De Koning kan hiertoe criteria bepalen. In geval van betwisting is het aan de kredietgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.] [#S2;S#]

   Het aflossingsplan bedoeld in § 3, 4°, van dit artikel, maakt integraal deel uit van de kredietovereenkomst.

   Bij een kredietopening met een roerende bestemming en onderworpen aan het herroepingsrecht, laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het kredietbedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet.". Bij alle overige kredietovereenkomsten met een roerende bestemming en onderworpen aan het herroepingsrecht laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen.". In beide gevallen vermeldt de consument de datum en het juiste adres van de ondertekening van het contract.

§ 2. De kredietovereenkomst of, desgevallend, het kredietaanbod, vermeldt op beknopte en duidelijke wijze :
1° het soort krediet;
2° de naam, voornaam, geboorteplaats en -datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de personen die een zekerheid stellen;
3° de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
4° desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;
5° de duur van de kredietovereenkomst;
6° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;
7° de periodieke rentevoet, de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoeten regelen en, bij veranderlijke rentevoeten de oorspronkelijke waarde van de referte-index of debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt;
8° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld. De vermelding in het door het consument aanvaarde kredietaanbod van het jaarlijkse kostenpercentage met alle veronderstellingen volstaat en dient niet hernieuwd te worden in de authentieke akte die de totstandkoming van de kredietovereenkomst bevestigt;
9° de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst;
10° de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII.148 van boek VII van het Wetboek van economisch recht";
11° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
12° de naam van de Centrale;
13° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste;
14° desgevallend, de dossierkosten.

§ 3. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermeldt de kredietovereenkomst of, desgevallend het kredietaanbod, op beknopte en duidelijke wijze :
1° indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde;
2° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;
3° de termijnbedragen, de betalingstermijnen en het aantal van de door de consument te verrichten betalingen, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;
4° in geval van aflossing van kapitaal, de termijnbedragen bestaande uit de aflossingsstorting en de intresten evenals de tijdstippen waarop en de voorwaarden waaronder deze bedragen moeten worden betaald. Het bijgevoegde aflossingsplan geeft de samenstelling van ieder termijnbedrag aan, alsook het verschuldigd blijvend saldo na iedere betaling.

   Wanneer een vermindering van de periodieke rentevoet wordt toegestaan, geeft het aflossingsplan de te betalen termijnbedragen evenals de verschuldigde saldi aan, rekening houdend met die vermindering. Wijzigt de vermindering, dan wordt een nieuw aflossingsplan medegedeeld, dat met de wijzigingen rekening houdt;
5° bij wedersamenstelling van het kapitaal, de tijdstippen waarop en de voorwaarden waaronder de intresten dienen betaald en de wedersamenstellende betalingen dienen uitgevoerd te worden en de verbintenis dat het kapitaal van het toegevoegd contract zal aangewend worden voor de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag.

   Indien voor eenzelfde kapitaal meerdere wijzen van aflossing of wedersamenstelling worden gebruikt, duidt de kredietovereenkomst aan op welk gedeelte van het kapitaal elke wijze betrekking heeft.

   Wanneer noch aflossing noch wedersamenstelling van het kapitaal is bedongen, vermeldt de kredietovereenkomst de tijdstippen en de voorwaarden van betaling van de intresten en terugkerende en niet terugkerende kosten;
6° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII.145;
7° de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming;
8° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;
9° desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht;
10° desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen;
11° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel VII.138, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag;
12° informatie over de uit artikel VII.147/6 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;
13° het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald met inbegrip van de modaliteiten bedoeld in artikel VII.147/11, § 3, in geval van wedersamenstelling van het kapitaal;
14° de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de consument overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de consument zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie;
15° in voorkomend geval, de overige bedingen en contractvoorwaarden.

   De bepalingen onder 1° tot 3° en 6° tot 7° gelden enkel voor het hypothecair krediet met een roerende bestemming.

§ 4. De oorzaken van vervroegde eisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst worden hernomen in de kredietovereenkomst door een afzonderlijk beding.

§ 5. Wanneer een kredietovereenkomst in vreemde valuta is uitgedrukt zorgt de kredietgever ervoor dat :
1° de consument het recht heeft de overeenkomst om te zetten in een andere valuta, of
2° een beroep kan worden gedaan op andere regelingen op grond waarvan het wisselkoersrisico waaraan de consument in het kader van de overeenkomst blootstaat, wordt beperkt.

   De onder het eerste lid, 1°, bedoelde andere valuta zijn :
1° de valuta waarin de consument hoofdzakelijk zijn inkomen ontvangt of de activa aanhoudt waaruit het krediet moet worden afgelost, zoals aangegeven op het tijdstip waarop ten behoeve van de kredietovereenkomst de recentste kredietwaardigheidsbeoordeling werd opgemaakt; of
2° de valuta van de lidstaat waar de consument op het tijdstip van sluiting van de kredietovereenkomst zijn verblijfplaats had of waar hij thans zijn verblijfplaats heeft.

   Wanneer de consument het recht heeft de overeenkomst in een alternatieve valuta om te zetten, zal de omrekening geschieden tegen de wisselkoers van de markt die van toepassing is op de dag waarop de omzetting wordt aangevraagd, tenzij anders in de kredietovereenkomst is bepaald.

   De kredietgever waarschuwt regelmatig de consument die een kredietovereenkomst in vreemde valuta is aangegaan, middels een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#] en minstens wanneer de waarde van het totale uitstaande, nog door de consument te betalen bedrag of de waarde van de afbetalingstermijnen meer dan 20 % afwijkt van de waarde die zou gelden indien de wisselkoers van de valuta van de kredietovereenkomst en de euro zou worden toegepast, die gold op het tijdstip waarop de overeenkomst werd gesloten. De waarschuwing licht de consument in over de stijging van het totale, door de consument te betalen bedrag, zet in voorkomend geval uiteen dat hij het recht heeft om de overeenkomst in een alternatieve valuta om te zetten en de daartoe geldende voorwaarden, en geeft uitleg over elk ander toepasselijk mechanisme ter beperking van het wisselkoersrisico waaraan hij is blootgesteld.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 11, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 9. - [ [#S1;S#] Wedersamenstelling van kapitaal] [#S1;S#]
Art. VII.135

[ [#S1;S#] § 1. De wedersamenstelling van kapitaal gebeurt door middel van een aan de kredietovereenkomst toegevoegd contract. Een toegevoegd contract is geen nevendienst.

   Dit toegevoegd contract mag enkel bestaan uit een levensverzekeringscontract, uit een kapitalisatiecontract of uit een andere vorm van sparen.

   Het wedersamengestelde kapitaal is op eender welk ogenblik de afkoopwaarde of gevormd kapitaal in geval van een levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst of het reeds gespaarde kapitaal in de andere gevallen van spaarovereenkomsten.

   Wanneer de wedersamenstelling bij de kredietgever gebeurt, wordt, ingeval van wettelijke of gerechtelijke ontbinding of van faillissement van deze laatste, het wedersamengestelde kapitaal bij schuldvergelijking aangewend voor de vermindering van de schuldvordering van de kredietgever zonder dat enige vergoeding verschuldigd is.

   Wanneer de wedersamenstelling niet bij de kredietgever gebeurt, wordt de wedersamenstellende derde, op het ogenblik waarop het krediet opeisbaar of terugbetaalbaar wordt, de enige schuldenaar van de kredietgever voor het wedersamengesteld kapitaal. In dat geval oefent de kredietgever de rechten uit van de consument tegenover de wedersamenstellende derde.

§ 2. De wedersamenstellling mag niet slaan op een bedrag dat groter is dan het kapitaal of, na een gedeeltelijke terugbetaling, het nog terug te betalen kapitaal.

§ 3. Wanneer de duur bepaald voor de wedersamenstelling langer is dan de looptijd van de kredietovereenkomst, heeft de consument het recht te eisen dat de kredietgever het krediet verder zet, tot op het ogenblik dat het kapitaal wedersamengesteld is, zonder enige vergoeding of renteverhoging.

   In voorkomend geval wordt de nieuwe kredietovereenkomst verleden op kosten van de consument.

§ 4. De Koning kan bijkomende regels bepalen waaraan de wedersamenstelling moet voldoen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.136

[ [#S1;S#] Het wedersamengesteld kapitaal wordt eisbaar op het ogenblik dat :
1° het krediet de vervaldag bereikt;
2° de consument gebruik maakt van zijn wettelijk of bedongen recht het kapitaal terug te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 10. - [ [#S1;S#] Kredietweigering] [#S1;S#]
Art. VII.137

[ [#S1;S#] In geval van kredietweigering deelt de kredietgever aan de consument onverwijld en kosteloos het resultaat van de raadpleging mee evenals de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking van de bestanden die hij heeft geraadpleegd met inbegrip van, in voorkomend geval, de identiteit en het adres van de geraadpleegde kredietverzekeraar, en tot wie de consument zich kan wenden overeenkomstig artikel VII.147/37. In voorkomend geval, geeft hij ook aan dat de weigering op een geautomatiseerde gegevensverwerking is gebaseerd.

   De mededeling bedoeld in het eerste lid is niet vereist wanneer [ [#S2;S#] artikel 19, § 2, tweede lid, en boek II, titel 3, hoofdstuk 2, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten] [#S2;S#] of andere toepasselijke wetgeving die de openbare orde of de openbare veiligheid raakt, dit verbiedt.

   Indien het krediet wordt geweigerd mag geen vergoeding van welke aard ook van de consument worden geëist, met uitzondering van de kosten inzake raadpleging van de Centrale door de kredietgever betaald en van de schattingskosten bedoeld in artikel VII.141.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2017-09-18/06, art. 182, 051; Inwerkingtreding : 16-10-2017>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Herroepingsrecht] [#S1;S#]
Art. VII.138

[ [#S1;S#] § 1. De consument heeft het recht om een hypothecair krediet met een roerende bestemming, die niet gepaard gaat met het vestigen van een hypothecaire zekerheid, zonder opgave van redenen, te herroepen binnen een termijn van veertien dagen. De termijn van dit herroepingsrecht gaat in :
1° op de dag van het sluiten van de kredietovereenkomst, of
2° op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie bedoeld in artikel VII.134 ontvangt, als die dag later valt dan de onder het 1° van dit lid bedoelde datum.

§ 2. Wanneer de consument van zijn herroepingsrecht gebruik maakt :
1° stelt hij de kredietgever, bij een aangetekende zending of op een andere door de kredietgever overeenkomstig artikel VII.134, § 3, 11°, aanvaarde drager hiervan in kennis. De termijn wordt geacht te zijn nageleefd indien die kennisgeving vóór het verstrijken ervan is verzonden, en
2° geeft hij in geval van kredietovereenkomsten waarbij krachtens deze overeenkomst lichamelijke roerende goederen ter beschikking worden gesteld van de consument, na het versturen van de kennisgeving onmiddellijk de ontvangen goederen terug en betaalt hij aan de kredietgever de voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente;
3° betaalt hij voor de overige kredietovereenkomsten onverwijld en uiterlijk binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving van de herroeping aan de kredietgever heeft gestuurd, het kapitaal terug aan de kredietgever en de op dit kapitaal lopende rente vanaf de datum waarop het krediet is opgenomen tot de datum waarop het kapitaal wordt terugbetaald.

   De verschuldigde rente wordt berekend aan de hand van de overeengekomen debetrentevoet. De kredietgever heeft geen recht op een andere vergoeding van de consument, met uitzondering van de vergoeding voor niet voor terugbetaling in aanmerking komende kosten die de kredietgever aan een overheidsinstelling heeft betaald. De betalingen die werden verricht na het sluiten van de kredietovereenkomst worden teruggestort aan de consument binnen de dertig dagen volgend op de herroeping.

§ 3. De herroeping van de kredietovereenkomst brengt van rechtswege de ontbinding van de nevendienstovereenkomsten met zich mee.

§ 4. Indien de consument het herroepingsrecht inroept bedoeld in dit artikel zijn de artikelen VI. 58, VI.59, en VI. 67 niet van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige bedingen] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige betalingen] [#S1;S#]
Art. VII.139

[ [#S1;S#] Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend.

   Nietig is elk beding waarbij de consument zich verbindt, indien het krediet geweigerd wordt, de overeengekomen prijs contant te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.140

[ [#S1;S#] Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in een hypothecair krediet met een roerende bestemming dat de kredietgever toelaat om een vergoeding te vragen aan de consument voor de terbeschikkingstelling van het kapitaal wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen.

   Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in een hypothecair krediet met een onroerende bestemming dat de kredietgever toelaat om gedurende een periode langer dan twee jaar een vergoeding te vragen aan de consument voor de terbeschikkingstelling van het kapitaal wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen. De Koning kan de hoogte en de berekeningsmodaliteiten van deze vergoeding vastleggen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.141

[ [#S1;S#] § 1. Behoudens de wettelijke kosten behorend bij de hypotheek en wat krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen kan verschuldigd zijn, mogen slechts kosten voor de schatting der in waarborg aangeboden goederen ten laste van de consument gelegd worden.

   De schatting kan slechts geschieden met toestemming van de consument. De schatting wordt uitgevoerd door een interne of externe schatter erkend door de kredietgever.

   Geen kosten voor schatting zijn verschuldigd dan nadat de schatting is geschied. Voorschotten dienen in het tegenovergestelde geval terug betaald te worden.

   Indien de schattingskosten ten laste van de consument worden gelegd, worden zij hem vooraf medegedeeld. Hij ontvangt onverwijld een kopie van het schattingsverslag.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, kan de kredietgever bij de hypothecaire kredieten met een onroerende bestemming dossierkosten vragen. Deze kosten zijn slechts verschuldigd nadat de consument het kredietaanbod heeft aanvaard.

   De Koning kan een methode bepalen tot vaststelling van maximale schattings- en dossierkosten en, in voorkomend geval, tot aanpassing van deze maxima.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Berekening van de debetrente, veranderlijkheid van de periodieke rentevoet, de debetrentevoet, de kosten en van de contractvoorwaarden] [#S1;S#]
Art. VII.142

[ [#S1;S#] Voor de berekening van het bedrag van de debetrente wordt gerekend met de periodieke rentevoet.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.143

[ [#S1;S#] § 1. De periodieke rentevoet en de debetrentevoet zijn vast of veranderlijk. Indien één of meer vaste rentevoeten bedongen zijn, gelden deze voor de duur bedongen in de kredietovereenkomst.

§ 2. Behoudens de uitzonderingen bedoeld in dit artikel met betrekking tot de veranderlijkheid van de debetrentevoet en/of de periodieke rentevoet, en onverminderd het bepaalde in artikel VII.145 wordt elk beding dat er toe strekt de rentevoeten of de kosten te wijzigen, voor niet geschreven gehouden.

§ 3. Indien de veranderlijkheid van de periodieke rentevoet overeengekomen werd, mag er slechts één rentevoet zijn per kredietovereenkomst. Op deze periodieke rentevoet zijn de volgende regels van toepassing :
1° de periodieke rentevoet moet zowel in meer als in min schommelen;
2° de periodieke rentevoet mag slechts veranderen bij het verstrijken van bepaalde periodes die niet minder dan één jaar mogen bedragen;
3° de verandering van de periodieke rentevoet moet gebonden zijn aan de schommelingen van een referte-index, genomen uit een reeks referte-indexen in functie van de duur van de perioden van verandering van de rentevoet.

   De lijst en de berekeningswijze van de referte-indexen worden bepaald door de Koning, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, genomen op advies van de Bank [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
4° de oorspronkelijke periodieke rentevoet is de rentevoet waartegen de rente wordt berekend die de consument verschuldigd is op het tijdstip van de eerste rentebetaling;
5° de oorspronkelijke waarde van de referte-index is de waarde van de referte-index die voorkomt op de tarieflijst van rentevoeten voor het desbetreffende soort krediet en betreft de waarde van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van dat tarief;
6° bij het verstrijken van de periodes bepaald in de kredietovereenkomst is de periodieke rentevoet voor de nieuwe periode gelijk aan de oorspronkelijke rentevoet vermeerderd met het verschil tussen de waarde van de referte-index verschenen in de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van de verandering, en de oorspronkelijke waarde van die index.

   Indien de oorspronkelijke periodieke rentevoet het resultaat is van een voorwaardelijke vermindering, mag de kredietgever voor het bepalen van de nieuwe rentevoet uitgaan van een hogere debetrentevoet indien de consument de gestelde voorwaarde of voorwaarden niet langer nakomt. De verhoging mag niet meer bedragen dan de vermindering toegekend in het begin van het krediet uitgedrukt in percent per periode;
7° onverminderd hetgeen bepaald is in 8° hierna, moet de kredietovereenkomst bepalen dat de verandering van de periodieke rentevoet beperkt wordt zowel in meer als in min, tot een bepaald verschil ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet, zonder dat dit verschil in geval van stijging van de periodieke rentevoet meer mag bedragen dan het verschil in geval van daling.

   Indien de oorspronkelijke periodieke rentevoet het resultaat is van een voorwaardelijke vermindering, mag de kredietovereenkomst bepalen dat bij de in het eerste lid beoogde verandering rekening wordt gehouden met een hogere rentevoet, indien de gestelde voorwaarde of voorwaarden voor de vermindering niet langer worden nagekomen. De toegepaste verhoging mag niet meer bedragen dan de vermindering toegekend in het begin van het krediet uitgedrukt in percent per periode.

   De kredietovereenkomst mag verder bepalen dat er geen wijziging van de periodieke rentevoet is dan wanneer de wijziging in meer of in min, ten aanzien van de rentevoet van de vorige periode, een bepaald minimumverschil bereikt;
8° indien de eerste periode een kortere duur heeft dan drie jaren, kan een verhoging van de periodieke rentevoet niet tot gevolg hebben dat de rentevoet die van toepassing is gedurende het tweede jaar verhoogd wordt met meer dan wat overeenstemt met één procentpunt `s jaars ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet, noch dat de periodieke rentevoet die van toepassing is gedurende het derde jaar verhoogd wordt met meer dan wat overeenstemt met twee procentpunten `s jaars ten opzichte van die oorspronkelijke rentevoet.

§ 4. In geval van verandering van de periodieke rentevoet en wanneer er aflossing is van het kapitaal, worden de bedragen der periodieke lasten berekend aan de nieuwe rentevoet volgens de bepalingen van de kredietovereenkomst. Bij gebrek aan zulke bepalingen worden de periodieke lasten berekend in functie van het verschuldigd blijvend saldo en van de overblijvende looptijd, volgens de technische methode die oorspronkelijk gebruikt werd.

   In geval van verandering van de periodieke rentevoet en wanneer er geen aflossing is van het kapitaal, worden de intresten berekend aan de nieuwe debetrentevoet volgens de technische methode die oorspronkelijk gebruikt werd.

§ 5. De tijdstippen, voorwaarden en modaliteiten van de verandering van de periodieke rentevoet evenals de oorspronkelijke waarde van de referte-index moeten voorkomen in de kredietovereenkomst.

   Er kan slechts een enkele referte-index, genomen uit de lijst vastgelegd door de Koning overeenkomstig paragraaf 7, aangewend worden bij de berekening van de periodieke rentevoet.

   De kredietgever houdt het historische archief van die indexen bij.

§ 6. In voorkomend geval wordt de consument op een [ [#S3;S#] duurzame gegevensdrager] [#S3;S#] in kennis gesteld van een wijziging van de debetrentevoet door middel van een wijziging van de periodieke rentevoet voordat de wijziging van kracht wordt. Daarbij wordt ook, desgevallend, het bedrag van de na de inwerkingtreding van de nieuwe periodieke rentevoet en debetrentevoet te verrichten betalingen vermeld evenals bijzonderheden betreffende een eventuele verandering in het aantal of de frequentie van de betalingen. In voorkomend geval moet bij die mededeling kosteloos een nieuw aflossingsplan worden gevoegd waarin de gegevens bedoeld in artikel VII.134, § 3, 4°, zijn opgenomen voor de overblijvende looptijd.

   De partijen kunnen echter in de kredietovereenkomst overeenkomen dat de in het vorige lid bedoelde informatie periodiek aan de consument wordt verstrekt indien de wijziging van de periodieke rentevoet en de debetrentevoet het gevolg is van een wijziging van een referte-index en het publiek via passende middelen kennis kan nemen van de nieuwe referte-index en de informatie over de nieuwe referte-index ook beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever.

§ 7. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de Koning de nadere regels welke voor de toepassing van dit artikel nodig zijn.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 12, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.144

[ [#S1;S#] De debetrente wordt berekend :
1° in geval van aflossing, op het verschuldigd blijvend saldo;
2° in geval van wedersamenstelling, op het kapitaal of, na een gedeeltelijke terugbetaling, op het nog terug te betalen kapitaal;
3° in geval van een eenmalige terugbetaling van het kapitaal bij het verstrijken van de kredietovereenkomst op het verschuldigd blijvend saldo.

   In het geval van een kredietopening wordt de debetrente berekend op het gedeelte van het kapitaal dat opgenomen is.

   Is verboden, het eisen of het doen betalen :
1° van intresten vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij berekend zijn;
2° van intresten in gedeelten van de perioden waarvoor zij berekend zijn.

   Indien de debetrente krachtens de kredietovereenkomst aan een derde wordt betaald, is deze betaling bevrijdend voor de consument tegenover de kredietgever.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.145

[ [#S1;S#] Bij een hypothecair krediet met een onroerende bestemming kan de consument de kredietgever verzoeken wijzigingen aan te brengen aan de voorwaarden en/of zekerheden van de lopende kredietovereenkomst. De kredietgever is vrij om al dan niet in te gaan op dit verzoek.

   Deze wijzigingen kunnen slechts betrekking hebben op :
1° een nieuwe periodieke rentevoet, de inkorting of de verlenging van de looptijd, de vervanging van een wijze van terugbetaling door een andere, de tijdelijke opschorting van betaling van kapitaalaflossingen of wedersamenstellende premies en, onverminderd de toepassing van artikel VII.143 en de daarin opgenomen beperkingen, de veranderlijkheid van de periodieke rentevoet;
2° de gehele of gedeeltelijke doorhaling van de inschrijving op de in hypotheek verleende onroerende goederen, de vervanging van een zekerheid door een andere, de vestiging van een bijkomende zekerheid, de hernieuwing van een zekerheid, de bevrijding van een consument van zijn kredietverbintenissen of de toevoeging van een nieuwe consument.

   De wijzigingen opgesomd in het tweede lid kunnen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad aangevuld worden.

   Zo de kredietgever op dit verzoek ingaat, verstrekt hij aan de consument een kredietaanbod waarvan de inhoud beperkt is tot de wijzigingen tegenover de lopende kredietovereenkomst.

   Artikel VII.133 is overeenkomstig van toepassing.

   Voor de wijzigingen aan lopende kredietovereenkomsten of indien de consument verzoekt om duplicata van reeds afgeleverde documenten, mag de kredietgever dossierkosten aanrekenen krachtens het tarief in voege op het ogenblik van het verzoek van de consument nadat de consument het kredietaanbod heeft aanvaard. De kredietgever verwijst in zijn kredietaanbod naar het in voege zijnde tarief. De Koning kan een methode bepalen tot vaststelling van maximale dossierkosten en, in voorkomend geval, tot aanpassing van deze maxima.

   De kredietgever kan dossierkosten aanrekenen indien de consument contractueel voorziene opties uitoefent op voorwaarde dat in de kredietovereenkomst in de aanrekening van deze kosten voorzien is. De Koning kan een methode bepalen tot vaststelling van maximale kosten en, in voorkomend geval, tot aanpassing van deze maxima.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.145/1

[ [#S1;S#] § 1. Bij een hypothecair krediet met een onroerende bestemming kan de kredietnemer de kredietgever verzoeken tot de verlenging van de looptijd of de tijdelijke opschorting van betaling van kapitaalaflossingen en interest.

   De bepalingen van artikel VII.133 zijn niet van toepassing op het tijdelijke uitstel van betaling of verlenging van de looptijd.

§ 2. Om wijzigingen aan het contract van hypothecair krediet met onroerende bestemming te verzoeken zoals bedoeld in § 1, is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden :
1° De kredietnemer lijdt een inkomensverlies door de economische gevolgen van het coronavirus;
2° De kredietnemer vraagt om die reden aan zijn of haar kredietgever een tijdelijk uitstel van betaling of verlenging van de looptijd van zijn lopende hypothecaire kredietovereenkomst;
3° Het krediet dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot tijdelijk uitstel van betaling of verlenging van de looptijd vertoonde geen betalingsachterstand op 1 september 2020. Tevens mag het betrokken krediet op de datum van de aanvraag van het betalingsuitstel niet in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank van België zijn geregistreerd met een niet-geregulariseerde betalingsachterstand.

§ 3. De wijziging van de kredietovereenkomst die bestaat uit het uitstel van terugbetaling of verlenging van de looptijd hoeft niet in de kredietovereenkomst zelf te worden geformaliseerd, maar kan worden vastgesteld via een bijvoegsel op een duurzame drager dat het bewijs levert van de instemming van de partijen met de inhoud.

   De kredietgever zal in dit geval geen dossierkosten aanrekenen.

§ 4. Indien de kredietnemer zelf verzoekt om een of meerdere wijzigingen van zijn hypothecaire kredietvoorwaarden met een onroerende bestemming, kan worden afgeweken van de bepalingen van artikel VII.134, § 1, voor zover er een bewijs is tot instemming.

   Deze wijziging kan onder meer de tijdelijke opschorting van betaling inhouden of de verlenging van de looptijd van zijn contract.

   De kredietgever zal in beide voorafgaande gevallen geen dossierkosten aanrekenen.

   De kredietgever zal in deze omstandigheid niet moeten voldoen aan de bepalingen zoals opgenomen in artikel VII.134, § 1.] [#S1;S#]

( 1)<W 2020-12-20/10, art. 60, 094; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. VII.145/2

[ [#S1;S#] Voor de hypothecaire kredieten met roerende bestemming, zijn de kredietgevers gemachtigd om, tijdens de periode tussen 1 mei en 31 juli 2020, tijdelijk uitstel te verlenen van terugbetaling van een lening of verkoop op afbetaling, alsmede van de verlenging van de nulstellingstermijn in geval van kredietopeningen.

   Het maximaal uitstel van 3 maanden van kapitaal en interest kan eenmalig worden verlengd met een nieuwe termijn van maximaal 3 maanden indien de voorwaarden onder 1° nog steeds vervuld zijn op het ogenblik dat de eerste termijn van drie maanden verstreken is.
1° Om te genieten van dit tijdelijk regime van schorsing van de verplichtingen van terugbetaling of de verlenging van een nulstellingstermijn, dient te worden voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

- De kredietnemer vraagt zelf uitstel van terugbetaling of de verlenging van de nulstellingstermijn van zijn krediet;
- Er is geen betalingsachterstand van het betrokken krediet van meer dan één maand op 1 april 2020;
- De kredietnemer lijdt een inkomensverlies ten gevolge de Coronacrisis. Indien er meerdere personen officieel op hetzelfde adres wonen, is het voldoende dat één van deze personen een inkomensverlies lijdt ten gevolge van de Coronacrisis om aan deze voorwaarde te voldoen, ook wanneer het krediet niet op zijn of haar naam, maar op de naam van één van de andere personen werd aangegaan.

- De maandelijkse terugbetaling van het kapitaal en interesten van de betrokken lening of verkoop op afbetaling bedraagt minstens 50 euro per maand.

2° Wanneer de cumulatieve voorwaarden van het tweede lid, 1°, zijn vervuld, dient de betrokken kredietgever:

- uitstel van terugbetaling van kapitaal en interesten toe te kennen voor een lening of verkoop op afbetaling van het betrokken krediet. De kredietgever kan de uitgestelde intresten voor de overbrugde periode nadien verrekenen hetzij via een spreiding over de nog resterende terugbetalingstermijnen, hetzij in één keer na afloop van de laatste terugbetalingstermijn.

   Indien de uitgestelde intresten gespreid worden over de nog resterende termijnen zal, bij toekenning van het uitstel, een aangepaste aflossingstabel worden opgemaakt voor de nog resterende terugbetalingstermijnen van het krediet na het uitstel.

   Worden de interesten in één keer terugbetaald na afloop van de laatste terugbetalingstermijn dan wordt, bij toekenning van het uitstel, het in één keer te betalen bedrag samen met de laatste terugbetalingstermijn aan de klant meegedeeld.

- Voor een kredietopening dient de nulstellingstermijn door de kredietgever te worden uitgesteld met maximaal drie maanden indien de nulstellingstermijn van die kredietopening wordt bereikt in de periode tussen 1 mei en 31 juli 2020. Tijdens de periode van dit uitstel blijven de op de kredietopening contractueel van toepassing zijnde interesten verschuldigd.

3° Indien op het moment van de aanvraag tot betalingsuitstel het totaal roerend vermogen op zicht- en spaarrekeningen en in een beleggingsportefeuille bij de eigen of een andere bank cumulatief groter is dan 25 000 euro, is de kredietgever niet meer verplicht om het uitstel toe te staan. Pensioensparen wordt hier niet in meegerekend. Het bewijs hiervoor kan geleverd worden mits een verklaring op eer door de kredietnemer.
4° Deze tijdelijke opschorting van de terugbetalingsverplichtingen of verlenging van de nulstellingstermijn wordt niet beschouwd als een nieuwe kredietovereenkomst noch als een wanbetaling die overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 23 maart 2017 moet worden gemeld in het negatieve luik van de Centrale Krediet aan Particulieren, maar als een toegelaten wijziging van de kredietovereenkomst en kan leiden tot een overschrijding van de bij Koninklijk Besluit van 14 september 2016 bepaalde maximale terugbetalingstermijn en nulstellingstermijn.

   Deze tijdelijke opschorting en de wijzigingen van de kredietovereenkomst, met inbegrip van de nieuwe einddatum van het krediet, dienen te worden geregistreerd in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.
5° De wijziging van de kredietovereenkomst die bestaat uit het uitstel van terugbetaling of de verlenging van de nulstellingstermijn hoeft niet in de kredietovereenkomst zelf te worden geformaliseerd, maar kan worden vastgesteld via een bijvoegsel op een duurzame drager dat het bewijs levert van de instemming van de partijen met de inhoud.
6° Er worden geen dossierkosten, noch nalatigheidsinteresten noch enige andere kosten aangerekend voor het uitstel van betalingen in het kader van de toepassing van dit artikel, met uitzondering van de contractueel bedongen jaarlijks kostenpercentage berekend op de periode van het uitstel.
7° De kredietgever zal de mogelijkheid tot betalings-uitstel onder de voornoemde voorwaarden kenbaar maken via zijn website.
8° De bepalingen van artikel VII.133 zijn niet overeenkomstig van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-05-27/02, art. 3, 084; Inwerkingtreding : 01-05-2020; Opheffing : 31-01-2021>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Nevendiensten] [#S1;S#]
Art. VII.146

[ [#S1;S#] § 1. Er bestaat, in de zin van dit hoofdstuk en met het oog op haar toepassing, een aangehecht contract wanneer de consument, in uitvoering van een voorwaarde van de kredietovereenkomst, bestemd voor het financieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten, waarvan het niet-naleven de opeisbaarheid van het opgenomen kredietbedrag kan veroorzaken, een verzekeringsovereenkomst onderschrijft of handhaaft.

   Dat aangehecht contract mag niets anders zijn dan :
1° een schuldsaldoverzekering bij aflossing van het kapitaal of een tijdelijke overlijdensverzekering met constant kapitaal wanneer er geen aflossing is van het kapitaal die het overlijdensrisico dekt teneinde contractueel de terugbetaling van het krediet te waarborgen;
2° een verzekering die het risico dekt van de beschadiging van het onroerend goed dat in waarborg aangeboden werd;
3° een borgtochtverzekering.

§ 2. Het is de kredietgever verboden zich in de kredietovereenkomst het recht voor te behouden in de loop van het contract een verhoging van de dekking op te leggen.

   Het is de kredietgever verboden, om onverminderd het bepaalde onder artikel VII.147, § 1, eerste lid, de consument rechtstreeks of zijdelings te verplichten het aangehecht contract te sluiten bij een door de kredietgever aangewezen verzekeraar.

§ 3. Wanneer er een aangehecht contract van schuldsaldoverzekering bij aflossing van het kapitaal is, of wanneer er een tijdelijke overlijdensverzekering is met constant kapitaal wanneer er geen aflossing is van het kapitaal is, wordt, op het ogenblik van het overlijden van de verzekerde, het verzekerd kapitaal gebruikt om het verschuldigd blijvend saldo terug te betalen en om, in voorkomend geval, de lopende en niet-vervallen intresten te betalen.

   Wanneer het kapitaal van zulke verzekering hoger is dan het verschuldigd blijvend saldo, mag de consument op elk ogenblik dat kapitaal doen verminderen tot het passend bedrag.

   Wanneer de verzekering slechts op een gedeelte van het kapitaal van het krediet betrekking heeft, worden dezelfde regels proportioneel toegepast.

§ 4. In geval van een aangehecht contract worden de volgende gegevens vastgelegd in een document ondertekend door de kredietgever en de consument :
1° het krediet waarop het aangehecht contract betrekking heeft;
2° de aanvaarding door de kredietgever van de verzekeringsovereenkomst als aangehecht contract;
3° de verplichtingen die de consument draagt krachtens het aangehechte contract.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147

[ [#S1;S#] § 1. Koppelverkoop is verboden. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst, een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde, tenzij het een gebundelde verkoop betreft. Indien de kredietgever, of desgevallend de kredietbemiddelaar, het sluiten van een nevendienst of een aangehecht contract bedingt is hij gehouden de dienstverlener van de consument, die verschillend is van de voorkeurdienstverlener van kredietgever of, desgevallend van de kredietbemiddelaar, te aanvaarden wanneer deze een evenwaardige nevendienst of, desgevallend, een evenwaardig aangehecht contract zou aanbieden tegen een gelijke of verminderde prijs.

   Indien de voorkeurdienstverlener van de kredietgever of, desgevallend van de kredietbemiddelaar, wordt voorgesteld in het raam van een gebundelde verkoop, zijn zij niet gehouden om de verminderde prijs op de gebundelde financiële producten of diensten te behouden, indien de consument gebruik maakt van zijn recht om beroep te doen op de dienstverlener naar zijn keuze.

   De bewijslast dat de consument de vrije keuze heeft gehad met betrekking tot het sluiten van ieder nevendienstovereenkomst, die bijkomend met de kredietovereenkomst wordt gesloten, komt toe aan de kredietgever en de kredietbemiddelaar.

§ 2. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om bij het sluiten van een kredietovereenkomst, van de consument te bedingen om het ontleende kapitaal, geheel of gedeeltelijk, in pand te geven, of om het, geheel of gedeeltelijk, te bestemmen als deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde waarborgen] [#S1;S#]
Art. VII.147/1

[ [#S1;S#] In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/2

[ [#S1;S#] § 1. Elke afstand van rechten betreffende de bedragen bepaald [ [#S2;S#] in de artikelen 1409, 1409bis en 1410, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek] [#S2;S#], gedaan in het raam van een kredietovereenkomst beheerst door dit boek, is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 27 tot 35, met uitzondering van artikel 34, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en kan slechts uitgevoerd en aangewend worden tot beloop van de op de dag van de kennisgeving van de overdracht krachtens de kredietovereenkomst opeisbare bedragen.

§ 2. De inkomsten of het loon van de minderjarigen, ontvoogd of niet, zijn niet vatbaar voor overdracht en beslag uit hoofde van kredietovereenkomsten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 15, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Uitvoering van de kredietovereenkomst] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Terbeschikkingstelling van het kredietbedrag] [#S1;S#]
Art. VII.147/3

[ [#S1;S#] § 1. Zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend, mag geen betaling worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever, tenzij het schattingskosten betreft.

   Behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst stelt de kredietgever het kredietbedrag met een overschrijving onmiddellijk ter beschikking op de rekening van de consument of op de rekening van een door de consument aangewezen derde of met een cheque.

   Het kredietbedrag noch het kapitaal mag aan een index gekoppeld worden.

   De terbeschikkingstelling van het kredietbedrag in baar geld of contant kan slechts geschieden in de gevallen aangeduid door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, rekening houdend met het kredietbedrag, het soort krediet, het oogmerk en het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst.

§ 2. Voor de gelden die de kredietgever aan de kredietbemiddelaar heeft overgemaakt ter uitvoering van de kredietovereenkomst, blijft hij instaan tot deze volledig zijn ter beschikking gesteld van de consument of aan een door de consument aangewezen derde.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Financiering van goederen en diensten] [#S1;S#]
Art. VII.147/4

[ [#S1;S#] De bepalingen van deze onderafdeling hebben betrekking op de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/5

[ [#S1;S#] Wanneer het gefinancierde goed of de gefinancierde dienstverlening in de kredietovereenkomst wordt vermeld, of wanneer het bedrag van de kredietovereenkomst rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper of de dienstverlener wordt gestort, krijgen de verplichtingen van de consument slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst, ingeval van een verkoop of dienstverlening met opeenvolgende uitvoeringen, krijgen de verplichtingen uitwerking vanaf de aanvang van de leveringen van het goed of de verlening van de dienst en houden ze op te werken wanneer deze onderbroken worden, tenzij de consument zelf het kredietbedrag ontvangt en de identiteit van de verkoper of de dienstverlener niet gekend is door de kredietgever.

   Het kredietbedrag mag pas aan de verkoper of de dienstverlener overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst.

   De kennisgeving bedoeld in het tweede lid gebeurt op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], onder meer een leveringsbewijs, dat door de consument gedagtekend en ondertekend moet zijn.

   De krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.147/6

[ [#S1;S#] Indien de consument een contract voor de levering van een goed of de verrichting van een dienst heeft herroepen, is hij niet langer gebonden aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst.

   Indien de onder de gelieerde kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet of slechts gedeeltelijk geleverd, respectievelijk verricht worden of niet met de voorwaarden van het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst in overeenstemming zijn, heeft de consument het recht om verhaal uit te oefenen bij de kredietgever, indien hij niet de genoegdoening heeft gekregen waarop hij overeenkomstig de wet of het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst recht heeft, na zijn rechten te hebben doen gelden jegens de leverancier, respectievelijk de dienstverrichter.

   Elk verweermiddel kan ten opzichte van de kredietgever slechts worden ingeroepen op voorwaarde dat :
1° de consument bij een aangetekende zending, de verkoper van het goed of de dienstverlener met het oog op de uitvoering van de overeenkomst in gebreke heeft gesteld, zonder dat hij genoegdoening heeft verkregen binnen een termijn van een maand vanaf de datum van verzending;
2° de consument de kredietgever op de hoogte heeft gesteld dat wanneer hij van de verkoper van het goed of van de dienstverlener geen genoegdoening heeft bekomen overeenkomstig de bepaling onder 1°, hij de nog verschuldigde betalingen op een geblokkeerde rekening zal storten. De Koning kan de regels voor de opening en de werking van de rekening vastleggen.

   De intrest opgebracht door het in deposito gegeven bedrag wordt gekapitaliseerd.

   Door het enkele feit van het deposito verkrijgt de kredietgever voor elke schuldvordering wegens de gehele of gedeeltelijke niet-nakoming van de verplichtingen door de consument een voorrecht op het tegoed van de rekening.

   Over het in deposito gegeven bedrag kan niet worden beschikt dan ten bate van de ene of de andere partij, mits ofwel een schriftelijke overeenkomst, gesloten nadat het bedrag op de voorvermelde rekening werd geblokkeerd, ofwel een voor eensluidend verklaard afschrift van de uitgifte van een rechterlijke beslissing wordt voorgelegd. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande verzet of hoger beroep en zonder borgtocht, noch kantonnement.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/7

[ [#S1;S#] Wanneer de kredietovereenkomst op afstand het gefinancierde goed, verkocht op afstand, vermeldt of wanneer het kredietbedrag of het opgenomen bedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper op afstand wordt gestort, kan de levering van het goed, in afwijking van de artikelen VII.139, eerste lid, en VII.147/3, plaats vinden voor het sluiten van de kredietovereenkomst in zoverre [ [#S2;S#] de consument] [#S2;S#] te gelegener tijd voor de levering, beschikt over de contractvoorwaarden en de informatie bedoeld in artikel VI. 57, § 1.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 16, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Maximale kosten en terugbetalingstermijnen] [#S1;S#]
Art. VII.147/8

[ [#S1;S#] De bepalingen van deze onderafdeling hebben enkel betrekking op de hypothecaire kredieten met een roerende bestemming.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/9

[ [#S1;S#] § 1. De Koning bepaalt de methode tot vaststelling en, in voorkomend geval, tot aanpassing van de maximale jaarlijkse kostenpercentages. Hij bepaalt het maximale jaarlijkse kostenpercentage in functie van de soort, het bedrag en eventueel, de duur van het krediet.

§ 2. Wanneer de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage het gebruik van veronderstellingen noodzaakt, kan de Koning eveneens, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in § 1, de maximale kredietkosten bepalen zoals onder meer de maximale debetrentevoet en, in voorkomend geval, de maximale terugkerende kosten en de maximale niet-terugkerende kosten bij een kredietopening.

§ 3. De krachtens dit artikel vastgestelde kostenpercentages en rentevoeten blijven hoe dan ook van toepassing tot aan hun herziening.

   Iedere verlaging van het maximale jaarlijkse kostenpercentage en, in voorkomend geval, van de maximale kredietkosten is onmiddellijk van toepassing op de lopende kredietovereenkomsten die, binnen de perken van dit boek, de veranderlijkheid van het jaarlijkse kostenpercentage of de debetrentevoet voorzien.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/10

[ [#S1;S#] § 1. De Koning kan de maximale termijn voor de terugbetaling van het krediet bepalen, rekening houdend met het geleende bedrag en de kredietsoort.

§ 2. De kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar moeten een termijn van nulstelling voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag dient betaald te worden. De Koning kan een maximale nulstellingstermijn bepalen.

§ 3. Indien een kredietovereenkomst, terugbetaalbaar in vaste termijnbedragen, de veranderlijkheid van de debetrentevoet toelaat, bepaalt de kredietovereenkomst dat bij aanpassing de consument het behoud van het termijnbedrag mag eisen, en eveneens de verlenging of de vermindering van de overeengekomen terugbetalingstermijn. De uitoefening van dit recht mag leiden tot de overschrijding van de maximale terugbetalingstermijn bedoeld in § 1.

   De kredietgever licht de consument uitdrukkelijk en voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst over dit recht in.

§ 4. Uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de nulstellingstermijn verwittigt de kredietgever de consument hiervan door middel van ieder nuttig communicatiemiddel.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Vervroegde terugbetalingsmodaliteiten en beëindiging van de kredietovereenkomst] [#S1;S#]
Art. VII.147/11

[ [#S1;S#] § 1. De consument heeft te allen tijde het recht om het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen. In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet voor de consument die overeenstemmen met de intresten en de kosten verschuldigd voor de resterende duur van de kredietovereenkomst.

   Behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst, heeft de consument te allen tijde het recht het kapitaal gedeeltelijk terug te betalen. In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet voor de consument die overeenstemmen met de intresten en de kosten verschuldigd voor de periode waarop de vervroegde terugbetaling betrekking heeft. Het andersluidend beding mag niet uitsluiten dat er eenmaal per kalenderjaar een gedeeltelijke terugbetaling is, noch dat er terugbetaling is van een bedrag gelijk aan minstens 10 % van het kapitaal.

   De consument die wenst, geheel of gedeeltelijk, vervroegd zijn krediet terug te betalen, brengt de kredietgever ten minste tien dagen voor de terugbetaling bij aangetekende zending van zijn voornemen op de hoogte.

§ 2. Indien een consument vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen wenst te voldoen, deelt de kredietgever hem onmiddellijk na ontvangst van diens verzoek, op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], de informatie mee die hij nodig heeft om die mogelijkheid te kunnen overwegen. Die informatie bevat ten minste een berekening van de consequenties voor de consument die vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst aan zijn verplichtingen voldoet, en een duidelijke vermelding van de daarbij aangewende hypothesen. Elke aangewende hypothese moet redelijk en verdedigbaar zijn.

§ 3. In geval van wedersamenstelling heeft de consument bij de terugbetaling de keuze.
1° wanneer het gaat om een gehele terugbetaling, het wedersamengestelde kapitaal er geheel of gedeeltelijk toe aan te wenden of het niet aan te wenden;
2° wanneer het gaat om een terugbetaling van een fractie van de gehele terugbetaling, dezelfde fractie van het wedersamengestelde kapitaal er geheel of gedeeltelijk toe aan te wenden of niet aan te wenden.

   Bovendien heeft de consument het recht het niet meer toegevoegd gedeelte van zijn contract te doen in aanmerking nemen om de premies van het contract te verminderen tot hetgeen nodig is om het toegevoegd gedeelte in stand te houden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.147/12

[ [#S1;S#] § 1. De kredietgever mag een vergoeding bedingen voor het geval van een gehele of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling.

   Deze vergoeding dient berekend te worden, aan de periodieke rentevoet van het krediet, op het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo.

   Voor deze berekening dient dat bedrag, wanneer er een toegevoegd contract is waarvan de afkoopwaarde niet aangewend wordt voor de terugbetaling, verminderd te worden met die afkoopwaarde.

   Bij gedeeltelijke terugbetaling worden deze regels proportioneel toegepast.

   Deze vergoeding mag niet méér bedragen dan drie maanden intrest.

§ 2. De kredietgever mag geen enkele vergoeding vragen :
1° indien, door toepassing van de artikelen VII.209 en VII.210, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag;
2° in geval van terugbetaling na overlijden, in uitvoering van een aangehecht of toegevoegd contract;
3° in geval van een kredietopening die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt.

§ 3. De kredietgever mag de afkoop van een toegevoegd contract niet te zijnen gunste bedingen dan voor het geval de opbrengst van de verkoop van het in waarborg gegeven onroerend goed hem niet toelaat de terugbetaling van zijn krediet te bekomen.

§ 4. Zijn bevrijdend tegenover de kredietgever, de stortingen in kapitaal en vergoeding gedaan krachtens de kredietovereenkomst aan een derde, met het oog op een vervroegde terugbetaling.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/13

[ [#S1;S#] § 1. De consument kan een hypothecair krediet met een roerende bestemming van onbepaalde duur te allen tijde kosteloos beëindigen, tenzij de partijen een opzeggingstermijn zijn overeengekomen. Deze termijn mag niet langer zijn dan één maand. Wanneer de consument zijn recht uitoefent, stelt hij de kredietgever hiervan in kennis bij een aangetekende zending of op een andere door de kredietgever aanvaarde drager.

   Indien zulks in de kredietovereenkomst bedoeld in het eerste lid is overeengekomen, kan de kredietgever deze overeenkomst beëindigen door de consument op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] een opzegging van ten minste twee maanden te doen toekomen. Wanneer de kredietgever zijn recht uitoefent, stelt hij de consument hiervan in kennis, bij een aangetekende zending of op een andere door de consument aanvaarde drager.

§ 2. Indien dit in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever op objectieve gronden, onder meer wanneer de kredietgever over inlichtingen beschikt waaruit hij kan afleiden dat de consument niet langer in staat zal zijn zijn verbintenissen na te komen, het recht van de consument om krediet op te nemen op grond van een kredietovereenkomst opschorten. De kredietgever stelt de consument, op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], indien mogelijk van tevoren en uiterlijk onmiddellijk na de opschorting, van die opschorting in kennis, alsook van de gronden hiervoor, tenzij het verstrekken van dergelijke informatie op grond van andere wetgeving verboden is of indruist tegen de doelstellingen van de openbare orde of de openbare veiligheid.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Rekeningafschrift] [#S1;S#]
Art. VII.147/14

[ [#S1;S#] § 1. Bij iedere kredietopening die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt, wordt de consument regelmatig op de hoogte gebracht met een rekeningafschrift op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] van de volgende informatie :
1° de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking heeft;
2° de opgenomen bedragen en de datum van opneming;
3° het totaal verschuldigd blijvend bedrag en de datum van het vorige afschrift;
4° het nieuwe totaal verschuldigd blijvend bedrag;
5° de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen;
6° de toegepaste debetrentevoet(en);
7° de afzonderlijke bedragen van de eventueel toegepaste kosten;
8° in voorkomend geval, het te betalen minimumbedrag en intresten.

§ 2. Bij de kredietopeningen, behoudens de geoorloofde debetstanden op een rekening, wordt bijkomend de volgende informatie verstrekt :
1° in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht;
2° in voorkomend geval, de onderscheiden data van de verschuldigde kosten;
3° de datum en het bedrag van de verschuldigde intresten per toegepaste debetrentevoet evenals een aanduiding van de wijze waarop deze intresten worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo aan de hand van de debetrentevoet.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde debetstand en overschrijding] [#S1;S#]
Art. VII.147/15

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een debetstand zich voordoet in het raam van een kredietopening of een betaalrekening, die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt, terwijl de kredietgever iedere debetstand die het toegestane kredietbedrag te boven gaat uitdrukkelijk verboden heeft, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en eist de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand.

   In dat geval kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door dit boek geoorloofde verwijlintresten en kosten worden gevraagd. De verwijlintresten worden berekend op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.

   De kredietgever brengt onverwijld de consument, op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], op de hoogte van :
1° de niet geoorloofde debetstand;
2° het bedrag van de niet geoorloofde debetstand;
3° de eventuele boetes, kosten of verwijlintresten toepasselijk op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.

§ 2. In geval de consument de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige paragraaf niet nakomt, stelt de kredietgever een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII.147/20, § 1, 3°, of sluit bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van dit boek.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.147/16

[ [#S1;S#] Wanneer een overschrijding, die een hypothecair krediet met een roerende bestemming uitmaakt, minstens 1 250 euro bedraagt en langer dan een maand aanhoudt, brengt de kredietgever onverwijld de consument, op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#], op de hoogte van :
1° de overschrijding;
2° het overschreden bedrag;
3° van de debetrentevoet, de eventuele toepasselijke boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag.

   De Koning kan dit bedrag wijzigen. Tot zolang de informatie bedoeld in het voorgaande lid niet wordt verstrekt, kan de kredietgever op het overschreden bedrag slechts de laatst toegepaste debetrentevoet toepassen, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlintrest.

   Indien de overschrijding bij het verstrijken van een termijn van drie maand vanaf haar ontstaan niet is aangezuiverd, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en stelt hij een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII.147/20, § 1, 3°, of sluit hij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van dit boek.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Overdracht van de kredietovereenkomst en van de vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst] [#S1;S#]
Art. VII.147/17

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van de artikelen 1250 en 1251 van het Burgerlijk Wetboek kan een hypothecair krediet met een roerende bestemming of de schuldvordering uit deze kredietovereenkomst slechts worden overgedragen aan, of, na indeplaatsstelling slechts worden verworven door een op grond van dit boek vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever, dan wel overgedragen worden aan of verworven worden door de Bank, het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de kredietverzekeraars, de mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector of andere daartoe door de Koning aangewezen personen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/18

[ [#S1;S#] Onverminderd het bepaalde in artikel VII.147/17 kan, bij een hypothecair krediet met een roerende bestemming, de overdracht of de indeplaatsstelling aan de consument niet worden tegengeworpen dan nadat hem hiervan bij een aangetekende zending kennis is gegeven, behalve wanneer de onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling uitdrukkelijk is bepaald in het contract, en wanneer de identiteit van de overnemer of van de indeplaatsgestelde in de kredietovereenkomst is vermeld. Deze kennisgeving is niet verplicht wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvordering, tegenover de consument het krediet verder beheert.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/19

[ [#S1;S#] Bij overdracht van of indeplaatsstelling voor de vordering uit een hypothecair krediet met een roerende bestemming behoudt de consument tegenover de overnemer of de indeplaatsgestelde schuldeiser de verweermiddelen, het beroep op de schuldvergelijking inbegrepen, die hij de overdrager of de indeplaatssteller kan tegenwerpen. Elk hiermee strijdig beding wordt voor niet geschreven gehouden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] Niet-uitvoering van de kredietovereenkomst] [#S1;S#]
Art. VII.147/20

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing van artikel VII.147/13, § 1, is elk beding dat voorziet in het verval van de termijnbepaling of in een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde, verboden en wordt als niet geschreven beschouwd, tenzij :
1° ingeval de consument ten minste twee termijnbedragen, een bedrag gelijk aan 20 pct. van het totale door de consument terug te betalen bedrag of de overeenkomstige bedragen voor de wedersamenstelling van het kapitaal niet heeft betaald en hij één maand na het versturen per aangetekende zending van een brief tot ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever bij de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling;
2° ingeval van een hypothecair krediet met een roerende bestemming, indien de consument het gefinancierde roerend goed vervreemdt vóór het betalen van de prijs, of het gebruikt in strijd met de bedongen voorwaarden van de overeenkomst, terwijl de kredietgever zich de eigendom ervan had voorbehouden;
3° ingeval van een hypothecair krediet met een roerende bestemming, indien de consument het kredietbedrag bedoeld in de artikelen VII.147/15 en VII.147/16 overschrijdt, en hij, een maand na het versturen per aangetekende zending van een brief houdende ingebrekestelling, zijn verplichtingen niet is nagekomen;
4° ingeval de consument failliet wordt verklaard;
5° wanneer de consument de hypothecaire zekerheid die hij bij de kredietovereenkomst had gesteld, door zijn toedoen heeft verminderd in de volgende gevallen :
a) indien het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van de hypothecaire zekerheid, geheel of gedeeltelijk wordt vervreemd, verkocht, geruild, of geschonken onder de levenden;
b) indien het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van een hypothecaire volmacht of hypotheekbelofte wordt bezwaard met een hypotheek.

§ 2. De rechter kan, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties en de toepassing van artikel VII.134, § 4, de ontbinding ten laste van de consument bevelen in de volgende gevallen :
1° indien het onroerende goed dat met een hypothecaire zekerheid bezwaard is het voorwerp uitmaakt van een beslag door een andere schuldeiser;
2° indien de hypothecaire inschrijving de met de consument overeengekomen rang niet inneemt;
3° ingeval van vermindering van de hypothecaire zekerheid door een substantiële waardevermindering van het onroerend goed toerekenbaar aan de consument : door een wijziging van de aard of de bestemming, door een ernstige beschadiging, door een ernstige verontreiniging, door het verhuren onder de normale huurprijs of verhuren voor meer dan negen jaar tenzij het akkoord van de kredietgever werd verkregen;
4° ingeval van mede-eigendom : wijziging van de basisakte waarmee de consument heeft ingestemd, met waardevermindering als gevolg;
5° ingeval van niet aanhechting, binnen een termijn van drie maanden na het verlijden van de authentieke kredietakte en gedurende de verdere looptijd van de kredietovereenkomst, van de overeengekomen brandverzekering, schuldsaldoverzekering of tijdelijke overlijdensverzekering met constant kapitaal;
6° indien de consument bewust informatie in de zin van artikel VII.126 heeft achtergehouden of onjuist heeft weergegeven waardoor zijn kredietwaardigheid onjuist werd beoordeeld;
7° indien een aannemer, architect, metser of enige andere werkman het proces-verbaal doet opmaken bedoeld in artikel 27, 5°, van de hypotheekwet van 16 december 1851;
8° indien het door het krediet gefinancierde onroerend goed niet volledig afgewerkt is en voor verhuring geschikt binnen 24 maanden na de ondertekening van de authentieke kredietakte of de werken niet uitgevoerd worden overeenkomstig de plannen en lastenboeken of de afgeleverde vergunningen;
9° indien het krediet wordt aangewend voor een ander doel dan het door de consument opgegeven doel.

§ 3. De regels van dit artikel worden door de kredietgever aan de consument in herinnering gebracht bij de ingebrekestelling.

   Onverminderd de toepassing van artikel VII.147/13, § 1, is elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen verboden en wordt dit als niet geschreven beschouwd. De oorzaken van de vervroegde opeisbaarheid of ontbinding mogen niet voortvloeien uit een toedoen van de kredietgever.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/21

[ [#S1;S#] Bij wanbetaling van een verschuldigd bedrag verzendt de kredietgever, binnen drie maanden na de vervaldag, aan de consument bij een aangetekende zending een verwittiging die de gevolgen van de wanbetaling vermeldt.

   Bij niet-naleving van deze verplichting mag de contractuele verhoging van de rentevoeten wegens vertraging in de betaling bedoeld in de artikelen VII.147/22 en VII.147/23 voor deze vervaldag niet worden toegepast; bovendien moet voor deze vervaldag een betalingsuitstel van zes maanden te rekenen vanaf de achterstallige vervaldag zonder bijkomende kosten of intresten worden toegekend.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/22

[ [#S1;S#] § 1. Bij ontbinding van een hypothecair krediet met roerende bestemming of bij verval van de termijnbepaling opgenomen in deze kredietovereenkomst wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het verschuldigd blijvende saldo;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het verschuldigd blijvende saldo;
- de overeengekomen straffen of schadevergoedingen voor zover ze worden berekend op het verschuldigd blijvende saldo en beperkt worden tot de volgende maximumbedragen :
- ten hoogste 10 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo tot 7 500 euro;
- ten hoogste 5 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo boven 7 500 euro.

§ 2. Bij eenvoudige betalingsachterstand van een hypothecair krediet met roerende bestemming die geen ontbinding van de overeenkomst noch een verval van de termijnbepaling met zich brengt, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 7,50 EUR, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dat forfaitair bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

   Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd, overeenkomstig artikel VII.147/13, § 1, of een einde heeft genomen en de consument zijn verplichtingen niet is nagekomen drie maanden na het versturen per aangetekende zending van een brief tot ingebrekestelling, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument;
- het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
- de overeengekomen straffen of schadevergoedingen binnen de grenzen en maximumbedragen bedoeld bij § 1.

§ 3. De overeengekomen nalatigheidsintrestvoet bij een hypothecair krediet met een roerende bestemming mag niet meer bedragen dan de debetrentevoet laatst toegepast op het betreffende bedrag of de betreffende deeltermijn, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10 pct.

§ 4. Elke betaling gevraagd overeenkomstig de §§ 1 en 2 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een document dat gratis aan de consument overhandigd wordt.

   Een nieuw document dat de bedragen verschuldigd bij toepassing van §§ 1 en 2 omstandig omschrijft en verklaart, moet ten hoogste drie keer per jaar gratis worden ter beschikking gesteld aan de consument die hierom vraagt.

   De Koning kan bepalen welke vermeldingen dat document moet bevatten en kan een afrekeningsmodel opleggen.

§ 5. Bij ontbinding of bij verval van de termijnbepaling van de kredietovereenkomst bedoeld in artikel VII.138, § 1, wordt, in afwijking van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, iedere betaling gedaan door de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, eerst toegerekend op het bedrag van de nalatigheidsintresten of andere straffen en schadevergoedingen nadat het verschuldigd blijvende saldo en de totale kosten van het krediet voor de consument zijn betaald.

§ 6. Verboden is en als niet geschreven wordt beschouwd elk beding dat, ingeval de consument zijn verbintenissen niet uitvoert, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin dit boek niet voorziet.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/23

[ [#S1;S#] § 1. Bij ontbinding van een hypothecair krediet met onroerende bestemming of bij verval van de termijnbepaling opgenomen in deze kredietovereenkomst wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
- het verschuldigd blijvende saldo;
- de nalatigheidsintresten die eisbaar zijn geworden overeenkomstig § 2;
- de vervallen en niet betaalde intresten en kosten die eisbaar zijn geworden overeenkomstig § 2;
- een schadevergoeding ten hoogste gelijk aan de wederbeleggingsvergoeding, bedoeld in artikel VII 147/12, § 1, berekend op het verschuldigd blijvend saldo.

§ 2. Bij eenvoudige betalingsachterstand van een hypothecair krediet met een onroerende bestemming die geen ontbinding van de overeenkomst noch een verval van de termijnbepaling met zich brengt, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :
1° het vervallen en niet-betaalde kapitaal;
2° de vervallen en niet betaalde intresten en kosten;
3° nalatigheidsintresten ten belope van 0,5 % op jaarbasis en berekend als volgt :
a) bij niet betaling van de intresten op de vervaldag : het verschuldigd blijvend saldo op het tijdstip van de wanbetaling vermenigvuldigd met de periodieke rentevoet die overeenstemt met een debetrentevoet van 0,5 %;
b) op het onbetaalde kapitaal kan een nalatigheidsintrest pro rata temporis worden aangerekend berekend aan de periodieke rentevoet van het krediet, vermeerderd met een periodieke rentevoet die overeenstemt met een debetrentevoet van 0,5 %. Deze verwijlintresten lopen dan vanaf de datum van wanbetaling, tot de effectieve terugbetaling;
4° de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 7,50 euro, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dat forfaitair bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 3. Elke betaling gevraagd overeenkomstig de §§ 1 en 2 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een document dat gratis aan de consument overhandigd wordt.

   Een nieuw document dat de bedragen verschuldigd bij toepassing van §§ 1 en 2 omstandig omschrijft en verklaart, moet ten hoogste drie keer per jaar gratis worden ter beschikking gesteld aan de consument die hierom vraagt.

   De Koning kan bepalen welke vermeldingen dat document moet bevatten en kan een afrekeningsmodel opleggen.

§ 4. Verboden is en als niet geschreven wordt beschouwd elk beding dat, ingeval de consument zijn verbintenissen niet uitvoert, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin dit boek niet voorziet.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 9. - [ [#S1;S#] Betalingsfaciliteiten] [#S1;S#]
Art. VII.147/24

[ [#S1;S#] Elke tenuitvoerlegging of beslag dat plaats heeft krachtens een vonnis of een andere authentieke akte, wordt in het kader van dit hoofdstuk, op straffe van nietigheid, voorafgegaan door een poging tot minnelijke schikking, die op het zittingsblad wordt aangetekend, voor de beslagrechter.

   Elke aanvraag tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten door de consument, de borg en in voorkomend geval, de steller van een persoonlijke zekerheid, wordt gericht aan de beslagrechter, tenzij deze aanvraag betrekking heeft op een kredietovereenkomst bedoeld in artikel VII.138, § 1, in welk geval artikel VII.107 wordt toegepast.

   De artikelen 732 en 733 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.

   In afwijking van de artikelen 2032, 4°, en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, moet de borg en, in voorkomend geval, elke steller van een persoonlijke zekerheid, zich houden aan het door de beslagrechter aan de consument toegestane betalingsfaciliteitenplan.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/25

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de consument reeds sommen gelijk aan ten minste 40 % heeft betaald van de prijs bij contante betaling van een goed dat het voorwerp is, hetzij van een beding van eigendomsvoorbehoud, hetzij van een pandbelofte met onherroepelijke volmacht, kan dit goed niet worden teruggenomen dan op grond van een gerechtelijke beslissing, of van een schriftelijke overeenkomst, gesloten na een ingebrekestelling bij een aangetekende zending.

   De kredietgever moet binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verkoopsdatum van het gefinancierde goed de verkregen prijs ter kennis brengen van de consument en hem het teveel gestorte terugstorten.

§ 2. In geen geval mag een lastgeving of een akkoord gesloten met het oog op de terugname van een goed gefinancierd door een kredietovereenkomst leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 10. - [ [#S1;S#] Zekerheden] [#S1;S#]
Art. VII.147/26

[ [#S1;S#] § 1. De borgtocht en, desgevallend, elke andere vorm van zekerheid toegestaan door derden-consumenten voor de verbintenissen die voortvloeien uit een kredietovereenkomst geven nauwkeurig het bedrag weer dat gewaarborgd is. De gevraagde zekerheden gelden enkel voor deze bedragen, eventueel verhoogd met de nalatigheidsintresten, met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering. De kredietgever dient hiertoe voorafgaandelijk en gratis aan de borg en, desgevallend, aan de steller van een zekerheid een exemplaar van het kredietcontract te overhandigen.

§ 2. Elke overeenkomst tot zekerheidsstelling, waarvan de zekerheidssteller wordt geregistreerd overeenkomstig artikel VII.148. § 2, 1°, vermeldt :
1° de clausule : "De kredietovereenkomst, waarvoor u deze zekerheid hebt gesteld maakt het voorwerp uit van een registratie bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren waarbij u overeenkomstig artikel VII.148, § 2, 1°, wordt geregistreerd als zekerheidssteller";
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° de naam van de Centrale;
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste.

§ 3. De kredietgever stelt iedere steller van een zekerheid in kennis van de totstandkoming van de kredietovereenkomst en, voorafgaandelijk, van elke wijziging van deze overeenkomst.

   Voor de kredietovereenkomsten gesloten voor een onbepaalde duur kan door de kredietgever slechts een borgtocht of een persoonlijke zekerheid worden gevraagd voor een periode van vijf jaar. Deze periode kan slechts hernieuwd worden bij afloop en met het uitdrukkelijk goedvinden van de borg of de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/27

[ [#S1;S#] De kredietgever verwittigt de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid, wanneer de consument twee betalingen of minstens een vijfde van de totale te betalen som achterstaat. Hij [ [#S2;S#] geeft hen kennis] [#S2;S#] van de toegekende betalingsfaciliteiten en [ [#S2;S#] deelt hen] [#S2;S#] vooraf elke wijziging van de oorspronkelijke kredietovereenkomst mee.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 18, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. VII.147/28

[ [#S1;S#] In afwijking van artikel 2021 van het Burgerlijk Wetboek kan de kredietgever de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid dan eerst aanspreken wanneer de consument ten minste twee termijnen of een bedrag gelijk aan 20 pct. van de totale terug te betalen som of de laatste termijn niet betaald heeft en, nadat de kredietgever de consument bij aangetekende zending in gebreke heeft gesteld, de consument een maand na de aangetekende zending zijn verplichtingen niet is nagekomen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 11. - [ [#S1;S#] Gedragsregels voor het verstrekken van krediet aan consumenten via kredietbemiddelaars en het betalen van commissielonen en vergoedingen aan kredietbemiddelaars en personeelsleden] [#S1;S#]
Art. VII.147/29

[ [#S1;S#] § 1. De kredietbemiddelaar kan geen kredietaanvraag indienen voor een consument waarvoor hij, gelet op de inlichtingen waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de inlichtingen bedoeld in artikel VII.126, van oordeel is dat de consument duidelijk niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de kredietovereenkomst, na te komen.

§ 2. De kredietbemiddelaar mag de kredietaanvragen niet opsplitsen. Hij moet aan de kredietgever de noodzakelijke inlichtingen bedoeld in artikel VII.69 mededelen.

§ 3. Eenieder die optreedt als kredietbemiddelaar moet alle aangezochte kredietgevers in kennis stellen van het bedrag van de andere kredietovereenkomsten welke hij heeft aangevraagd of ontvangen ten behoeve van dezelfde consument gedurende twee maanden voorafgaand aan het indienen van iedere nieuwe kredietaanvraag.

§ 4. De kredietbemiddelaar mag enkel bemiddelen voor kredietovereenkomsten met vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers.

   De kredietmakelaar mag zijn activiteit slechts onder zijn eigen naam uitoefenen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/30

[ [#S1;S#] § 1. De kredietbemiddelaar mag van de consument die om zijn bemiddeling heeft verzocht, geen enkele vergoeding in welke vorm ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, ontvangen.

§ 2. De kredietbemiddelaar heeft slechts recht op een commissie voor de kredietovereenkomsten die met zijn bemiddeling geldig en volgens de vormregels zijn tot stand gekomen.

§ 3. Volgens de regels door de Koning bepaald, wordt de betaling van de commissie aan kredietbemiddelaars en personeelsleden ten minste voor de helft gespreid naargelang van de aard van het krediet en van de duur ervan. De wijze waarop de kredietgevers hun personeelsleden en kredietbemiddelaars belonen en de wijze waarop kredietbemiddelaars hun personeelsleden en hun subagenten belonen, staan de in artikel VII.130, eerste lid, bedoelde verplichting niet in de weg.

§ 4. Wanneer een kredietovereenkomst wordt gesloten met het oog op de volledige, vervroegde terugbetaling van een vroegere kredietovereenkomst, is geen commissie verschuldigd zo dezelfde kredietbemiddelaar voor beide overeenkomsten heeft bemiddeld.

   Deze bepaling is niet van toepassing bij een betekenisvolle vermindering van het jaarlijkse kostenpercentage van de nieuwe overeenkomst ten aanzien van de vroegere kredietovereenkomst.

§ 5. Wanneer de kredietgevers het beloningsbeleid voor het voor de beoordeling van kredietwaardigheid verantwoordelijke personeel vaststellen en toepassen, leven zij de volgende beginselen na op een wijze en voor zover die passend is voor hun omvang, hun interne organisatie en de aard, de reikwijdte en de complexiteit van hun activiteiten :
1° het beloningsbeleid is in overeenstemming met en draagt bij tot een degelijke en doeltreffende risicobeheersing en moedigt niet aan tot het nemen van meer risico's dan voor de kredietgever aanvaardbaar is;
2° het beloningsbeleid is in overeenstemming met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, waarden en langetermijnbelangen van de kredietgever, en omvat maatregelen ter voorkoming van belangenconflicten, door met name te bepalen dat de beloning niet afhankelijk is van het aantal of het percentage aanvaarde aanvragen.

§ 6. Wanneer de kredietgevers of kredietbemiddelaars adviesdiensten verstrekken kan de beloningsstructuur voor de betrokken personeelsleden geen afbreuk doen aan hun vermogen om in het beste belang van de consument te handelen en met name niet afhankelijk te zijn van verkoopdoelstellingen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 12. - [ [#S1;S#] Schuldbemiddeling] [#S1;S#]
Art. VII.147/31

[ [#S1;S#] De schuldbemiddeling is verboden, behalve :
1° wanneer zij wordt verricht door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of zijn ambt;
2° wanneer zij wordt verricht door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Afdeling 13. - [ [#S1;S#] Verwerking van persoonsgegevens] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Overmaking van persoonsgegevens] [#S1;S#]
Art. VII.147/32

[ [#S1;S#] Behalve in geval van overdracht of indeplaatsstelling zoals die heeft plaats gevonden overeenkomstig de artikelen VII.147/17 en VII.147/18, kunnen de persoonsgegevens van een consument of een zekerheidssteller die door de kredietgever verwerkt werden in het raam van het sluiten of het uitvoeren van een kredietovereenkomst enkel aan een derde worden overgemaakt onder de voorwaarden [ [#S2;S#] opgesomd in deze onderafdeling] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 13, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. VII.147/33

[ [#S1;S#] § 1. Persoonsgegevens kunnen enkel het voorwerp uitmaken van een verwerking in het raam van de volgende dubbele finaliteit :
1° de beoordeling van de financiële toestand en de kredietwaardigheid van de consument of van de zekerheidssteller;
2° in het raam van het verstrekken of het beheer van de kredieten of betalingsdiensten bedoeld in dit boek die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen van deze persoon kan voortgezet worden.

   In geen geval mogen deze inlichtingen worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden.

§ 2. De ingezamelde gegevens moeten in het licht van de doeleinden opgesomd in de vorige paragraaf relevant, aangepast en niet overdreven zijn.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/34

[ [#S1;S#] § 1. Met uitsluiting van alle andere, mogen slechts worden verwerkt de gegevens betreffende de identiteit van de consument of van de zekerheidssteller, het bedrag en de duur van de kredieten, de periodiciteit van de betalingen, de gebeurlijk toegestane betalingsfaciliteiten, de betalingsachterstanden, alsook de identiteit van de kredietgever. Dit laatste gegeven mag uitsluitend aan de verantwoordelijke voor de verwerking en aan de consument worden medegedeeld tenzij het betalingsachterstanden betreft.

   De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inhoud van de gegevens bedoeld in het voorgaande lid bepalen.

§ 2. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 1, eerste lid kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
1° bepalen welke categorieën van strafrechtelijke veroordelingen, die tegen de consument of de zekerheidssteller zijn uitgesproken, mogen worden verwerkt, voor de consument of de zekerheidssteller daarvan voorafgaandelijk en schriftelijk in kennis werd gesteld;
2° de natuurlijke personen en privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen aanwijzen welke de verwerking van de gegevens, zoals bedoeld in het 1°, mogen uitvoeren;
3° de bijzondere voorwaarden en modaliteiten vaststellen welke voor deze verwerking moeten worden in acht genomen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/35

[ [#S1;S#] § 1. De persoonsgegevens mogen slechts aan de volgende personen worden medegedeeld :
1° de vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers;
2° de personen die door de Koning zijn toegelaten om kredietverzekeringsverrichtingen uit te voeren met toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
3° de FMSA en de Bank in het raam van hun opdrachten;
4° de betalingsdienstaanbieders, in de mate dat deze personen hun gegevens inzake betalingsdiensten op basis van regelen inzake wederkerigheid meedelen;
5° de verenigingen van personen of instellingen bedoeld in 1°, 2°, en 4°, van dit lid die hiertoe erkend werden door de minister of zijn gemachtigde onder de volgende voorwaarden :
a) de rechtspersoonlijkheid bezitten;
b) gesticht zijn met een oogmerk dat ieder winstgevend doel uitsluit en enkel opgericht zijn met het oog op het beschermen van de professionele belangen van zijn leden;
c) samengesteld zijn uit leden die geen administratieve of strafrechtelijke sanctie hebben opgelopen.

   De minister of zijn gemachtigde beslist over de aanvraag tot erkenning binnen twee maanden na de dag waarop alle vereiste documenten en gegevens zijn ontvangen.

   Indien de aanvraag niet is vergezeld van alle voornoemde documenten en gegevens wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis van een mededeling in die zin binnen deze termijn wordt de aanvraag geacht volledig en regelmatig te zijn.

   De weigering tot erkenning is met redenen omkleed en wordt aan de aanvrager meegedeeld bij aangetekende zending.

   De minister kan de erkenning opschorten of intrekken van personen die niet meer aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen of die de verbintenissen die zij bij de erkenningsaanvraag hebben aangegaan niet naleven;
6° een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris, in de uitoefening van zijn mandaat of ambt, en in het raam van de uitvoering van een kredietovereenkomst;
7° de schuldbemiddelaar bij de uitvoering van zijn opdracht in het kader van een collectieve schuldenregeling, zoals bedoeld in de artikelen 1675/2 tot 1675/19 van het Gerechtelijk Wetboek;
8° de ambtenaren van de FOD Economie bevoegd om op te treden in het raam van boek XV;
9° de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zijn ingeschreven bij de FOD Economie;
10° de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer binnen de uitvoering van haar opdracht;
11° de mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector.

§ 2. Zodra de persoonsgegevens verkregen zijn, mogen zij enkel worden meegedeeld aan de personen bedoeld in paragraaf 1.

§ 3. De aanvragen om inlichtingen gericht aan de verantwoordelijke voor de verwerking en uitgaande van de personen bedoeld in dit artikel, met uitzondering van de FSMA, de Bank, de ambtenaren bedoeld in het eerste lid, 8°, en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, moeten de consumenten over wie de aanvraag gaat individualiseren, aan de hand van hun naam, voornaam en geboortedatum; die aanvragen mogen worden gegroepeerd.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Verwerking van gegevens] [#S1;S#]
Art. VII.147/36

[ [#S1;S#] § 1. De gegevens worden uitgewist wanneer het behoud ervan in het bestand niet meer verantwoord is. De Koning kan een termijn bepalen voor de bewaring van de gegevens of van categorieën van gegevens.

   De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens in het raam van het sluiten of het beheer van een kredietovereenkomst, mogen daarover slechts beschikken gedurende de tijd nodig voor het sluiten en het uitvoeren van kredietovereenkomsten, inzonderheid rekening houdend met de door de Koning, krachtens deze paragraaf, bepaalde termijnen voor de bewaring van gegevens.

§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking is verplicht alle maatregelen te treffen om de perfecte bewaring van de persoonsgegevens te verzekeren.

   De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens zijn ertoe gehouden maatregelen te nemen om het vertrouwelijk karakter van deze gegevens te verzekeren en om ervoor te zorgen dat ze uitsluitend worden aangewend voor de doeleinden door of krachtens dit boek voorzien of voor het vervullen van hun wettelijke verplichtingen.

§ 3. De verantwoordelijke voor de verwerking wordt in het bijzonder belast met het toezicht op de geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling van persoonsgegevens en moet inzonderheid erop toezien dat de programma's voor geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling uitsluitend worden ontwikkeld en aangewend overeenkomstig dit boek en zijn uitvoeringsbesluiten.

   De Koning kan de regels bepalen volgens welke de verantwoordelijke voor de verwerking zijn opdracht moet uitvoeren.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/37

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een consument of een zekerheidssteller voor de eerste maal in een bestand wordt geregistreerd wegens wanbetaling met betrekking tot kredietovereenkomsten in de zin van dit boek, moet hem daarvan onverwijld door de verantwoordelijke voor de verwerking, rechtstreeks of onrechtstreeks, kennis worden gegeven.

§ 2. In die kennisgeving wordt vermeld :
1° de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking. Wanneer deze geen vaste vestiging op het grondgebied van de Europese Unie heeft, moet hij een op het Belgische grondgebied gevestigde vertegenwoordiger aanwijzen, onverminderd rechtsvorderingen die tegen de verantwoordelijke voor de verwerking zelf kunnen worden ingesteld;
2° het adres van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer;
3° de identiteit en het adres van de persoon die het gegeven heeft medegedeeld;
4° het recht op toegang tot het bestand, op verbetering van foute gegevens en op uitwissing van gegevens, de modaliteiten voor de uitoefening van genoemde rechten, alsook de bewaringstermijn van de gegevens, zo er een bestaat;
5° de doeleinden van de verwerking.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.147/38

[ [#S1;S#] § 1. Elke consument of zekerheidssteller heeft met betrekking tot de in de bestanden geregistreerde gegevens die zijn persoon of zijn patrimonium betreffen, de in de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, bedoelde rechten.

§ 2. De consument en de zekerheidssteller kunnen verkeerde gegevens vrij en kosteloos laten rechtzetten volgens de voorwaarden door de Koning bepaald. In dat geval is de verantwoordelijke voor de verwerking ertoe gehouden deze verbetering mede te delen aan de personen die inlichtingen van hem hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt.

§ 3. Wanneer in het bestand wanbetalingen verwerkt worden, kan de consument eisen dat de reden van de wanbetaling die hij mededeelt samen met de wanbetaling, wordt vermeld.

§ 4. De Koning kan de nadere regelen voor de uitoefening van de in dit artikel bedoelde rechten vaststellen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Centrale voor Kredieten aan Particulieren.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Registratie.] [#S1;S#]
Art. VII.148

[ [#S1;S#] § 1. De Bank is belast met de registratie, in de Centrale, van :
1° de kredietovereenkomsten die vallen onder het toepassingsgebied van dit boek (positieve luik) en
2° de wanbetalingen die hieruit voortvloeien (negatieve luik) die beantwoorden aan de door de Koning vastgestelde criteria.

   Het voorgaande lid is niet van toepassing op de kredietovereenkomsten bedoeld in artikel VII.3, § 3, 1° en 2°, wat betreft het positieve en negatieve luik, en op de overschrijdingen, wat betreft het positieve luik.

§ 2. De gegevens die in de Centrale worden geregistreerd betreffen :
1° de identiteit van de consument, de kredietgever en, in voorkomend geval, de cessionaris en de zekerheidssteller;
2° de referenties van de kredietovereenkomst;
3° het soort krediet;
4° de kenmerken van de kredietovereenkomst die het mogelijk maken om de debetstand van de overeenkomst en zijn evolutie te bepalen;
5° in voorkomend geval, de reden van de wanbetaling medegedeeld door de consument;
6° in voorkomend geval, de betalingsfaciliteiten toegestaan aan de consument;
[ [#S2;S#] 7° [ [#S4;S#] de toekenning van een tijdelijk uitstel van betaling bedoeld in artikel VII.145/1 en de datum van die toekenning;] [#S4;S#]] [#S2;S#]
[ [#S3;S#] 8° de tijdelijke opschorting van de terugbetalingsverplichting of de verlenging van de nulstellingstermijn bedoeld in artikel VII.3, § 2, 6° bis en artikel VII.145/2, en de datum van toekenning.] [#S3;S#]

   De Koning bepaalt de precieze inhoud, de voorwaarden en de nadere regels voor de bijwerking evenals de bewaartermijnen van deze gegevens. Hij kan deze lijst aanvullen met gegevens die nuttig zijn voor de uitoefening van de taken van de Bank als prudentiële toezichthouder.

   De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, eveneens de bijkomende inlichtingen vaststellen die de Bank, met het oog op het opstellen van statistieken met betrekking tot de schuldenlast van gezinnen, kan vragen aan de personen bedoeld in artikel VII. 149.

§ 3. De Bank stelt de administratieve en technische richtlijnen vast die moeten worden nageleefd door de personen die gehouden zijn gegevens aan de Centrale mede te delen of haar te raadplegen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<KB 2020-04-22/01, art. 2, 081; Inwerkingtreding : 01-04-2020> ( 3)<W 2020-05-27/02, art. 4, 084; Inwerkingtreding : 01-05-2020; Opheffing : 31-01-2021> ( 4)<W 2020-12-20/10, art. 61, 094; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Mededeling en raadpleging van gegevens.] [#S1;S#]
Art. VII.149

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] Teneinde informatie te verkrijgen over de financiële toestand en de solvabiliteit van zowel de consument als van de persoonlijke zekerheidssteller, raadplegen de kredietgevers, behoudens in het geval van een overschrijding, de Centrale vooraleer zij een kredietovereenkomst sluiten of het kredietaanbod, bedoeld in de artikelen VII.127, § 3, en VII.133, overhandigen.] [#S2;S#] De Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging.

§ 2. De kredietgevers die beschikken over een vergunning of geregistreerd zijn om kredietovereenkomsten te sluiten en de door de Koning aangewezen personen delen aan de Centrale de gegevens mee betreffende elke kredietovereenkomst en elke wanbetaling, bedoeld in artikel VII. 148, § 1.

   De Koning bepaalt de termijnen voor de mededeling van die gegevens aan de Centrale.

   Indien de bevoegde ambtenaren van de FOD Economie vaststellen dat een kredietgever kredietovereenkomsten sluit zonder hiertoe over de nodige vergunning of registratie te beschikken dan kunnen zij de kredietgever verplichten om de overeenkomsten en wanbetalingen toch te laten registreren door de Centrale. Zij brengen de Centrale en het begeleidingscomité hiervan op de hoogte. De registratiekosten zijn ten laste van de kredietgever. De Koning kan betalingsmodaliteiten voorzien en de hoogte van deze kosten bepalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 25, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.150

[ [#S1;S#] Voor de toepassing van dit boek en met het oog op de identificatie van de consumenten en de zekerheidsstellers, gebruiken de kredietgevers het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

   Bij de aanvraag van een kredietovereenkomst deelt de consument het voornoemde identificatienummer mee.

   De Bank is gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken in haar relaties met de consumenten en de personen bedoeld in de [ [#S2;S#] artikelen VII.149, § 2, eerste lid] [#S2;S#] en VII. 153, § 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 22, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VII.151

[ [#S1;S#] Bij de eerste registratie in het negatieve luik, wordt de consument daarvan onverwijld in kennis gesteld door de Bank. Deze kennisgeving moet vermelden :
1° de referentie van de betrokken overeenkomst;
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° de naam en het adres van de persoon die de gegevens heeft medegedeeld;
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste;
5° de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie en van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.152

[ [#S1;S#] Volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels heeft elke consument en elke zekerheidssteller kosteloos toegang tot de op zijn naam geregistreerde gegevens en kan hij, vrij en kosteloos, de rechtzetting vragen van verkeerde gegevens.

   In geval van een vraag tot rechtzetting is de Bank ertoe gehouden deze aanvraag over te maken aan de persoon bedoeld in artikel VII. 149, eerste en derde lid, die de gegevens heeft meegedeeld en instaat voor de juiste inhoud ervan. Desgevallend vraagt deze persoon aan de Centrale de verbetering van de geregistreerde gegevens.

   In geval van rechtzetting is de Bank ertoe gehouden deze rechtzetting mede te delen aan de personen die inlichtingen van de Centrale hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.153

[ [#S1;S#] § 1. Volgens de regels die de Koning bepaalt, mag de Bank de inlichtingen slechts meedelen aan :
1° de personen bedoeld [ [#S2;S#] in de artikelen VII. 119, § 1, 1° tot 3°, 6° tot 8°, 10° en 11° en VII.147/35, 1° tot 3°, 6° tot 8°, 10° en 11°] [#S2;S#] ;
2° de personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, eerste lid, 4°, in de mate dat deze personen ook beschikken over een vergunning als kredietgever;
3° de personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, eerste lid, 9°, maar enkel met betrekking tot de gegevens van de kredietovereenkomsten die zij op grond van hun activiteit van minnelijke invordering van schulden daadwerkelijk hebben overgenomen;
4° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken.

   De buitenlandse kredietcentrales kunnen eveneens mededeling krijgen van de inlichtingen opgenomen in de Centrale, op voorwaarde dat hun doeleinden, de geregistreerde gegevens en de bescherming die zij waarborgen op het vlak van de persoonlijke levenssfeer, gelijkwaardig zijn met die van de Centrale en dat zij hun gegevens, op basis van wederkerigheid, aan de Centrale verstrekken.

   De Koning kan, in voorkomend geval, per categorie van personen die mededeling van de in de Centrale opgenomen inlichtingen kunnen krijgen, de mededeling van deze inlichtingen beperken tot bepaalde gegevens of/ de mededeling van bepaalde inlichtingen uitsluiten.

§ 2. De inlichtingen die door de Bank worden medegedeeld mogen enkel gebruikt worden in het raam van het verstrekken van of het beheer van kredieten of betalingsdiensten, die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen kan voortgezet worden.

   Deze inlichtingen mogen niet worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden.

   De personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, eerste lid,1° en 2° zijn, in voorkomend geval en onder hun verantwoordelijkheid, gemachtigd de kredietbemiddelaar over het geglobaliseerde antwoord van de raadpleging in te lichten, in zoverre de raadpleging heeft plaatsgevonden op basis van een concrete kredietaanvraag waarvoor deze kredietbemiddelaar daden van kredietbemiddeling stelt. [ [#S2;S#] Dit geglobaliseerde resultaat kan enkel betrekking hebben op het aantal kredietovereenkomsten, de som van de geregistreerde kredietbedragen en, in geval van een kredietweigering op grond van artikel VII.77, § 2, tweede lid, de vermelding dat de weigering gesteund is op de toepassing van deze bepaling.] [#S2;S#] De kredietbemiddelaar kan deze gegevens slechts gebruiken met het oog op het nakomen van zijn verplichtingen bedoeld in de artikelen VII. 69 tot VII. 71, VII. 74 en VII. 75. Eens het kredietdossier is afgesloten door de kredietgever is het geglobaliseerde antwoord niet langer beschikbaar.

   De kredietbemiddelaar mag aan de consument of, desgevallend, aan de zekerheidssteller niet vragen om zijn toegangsrecht tot de Centrale uit te oefenen met het oog op het hem overhandigen van het bekomen antwoord.

§ 3. De personen die inlichtingen van de Centrale hebben verkregen moeten de nodige maatregelen treffen om het vertrouwelijk karakter van die inlichtingen te waarborgen.

§ 4. Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is de Bank gemachtigd de in de Centrale geregistreerde gegevens te gebruiken voor wetenschappelijke of statistische doeleinden of in het raam van haar activiteiten uitgevoerd overeenkomstig de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 26, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.154

[ [#S1;S#] Ter aanvulling van de informatie verkregen bij de raadpleging [ [#S2;S#] bedoeld in artikel VII.149, § 1] [#S2;S#] :
1° wordt de Bank gemachtigd om voor rekening van de kredietgevers ondervragingen te verrichten van het bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, bedoeld in artikel 1389bis/1 van het Gerechtelijk Wetboek. De Koning bepaalt de gegevens die kunnen worden geraadpleegd;
2° kan de Koning, onder de voorwaarden die Hij zelf bepaalt, de Bank machtigen voor rekening van de kredietgevers andere bestanden te raadplegen met daarin een overzicht van onbetaalde schulden van consumenten. In dit geval bepaalt de Koning de gegevens die mogen worden geraadpleegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 24, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Diverse bepalingen.] [#S1;S#]
Art. VII.155

[ [#S1;S#] De Bank is gemachtigd, aan de personen aan wie de inlichtingen van de Centrale mogen worden verstrekt, de terugbetaling te vragen van de kosten gemaakt voor het inzamelen, het registreren, het beheer, de controle en het ter beschikking stellen van de gegevens van de Centrale.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.156

[ [#S1;S#] § 1. Er wordt bij de Bank een Begeleidingscomité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de kredietgevers, de consumenten, de Bank, de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de minister. De Koning bepaalt de wijze waarop die vertegenwoordigers worden aangewezen alsmede de nadere regels voor de werking van het comité.

§ 2. Het Begeleidingscomité is belast met het uitbrengen van adviezen over :
1° elk ontwerp van besluit opgesteld in uitvoering van dit hoofdstuk, met uitzondering van het besluit bedoeld in § 1;
2° de organisatie van de Centrale en de invloed van de uitbatingprocedures op haar kosten;
3° het ontwerp van jaarlijks budget van de Centrale;
4° het ontwerp van verslag bedoeld in artikel VII. 157.

§ 3. Het Begeleidingscomité is eveneens belast met :
1° het goedkeuren van de jaarrekeningen van de Centrale en het bestemmen van het eventuele exploitatieoverschot;
2° het vaststellen van de structuur en de regels inzake de verdeling van de terugbetaling van de kosten bedoeld in VII. 155;
3° het goedkeuren van de administratieve en technische richtlijnen, bedoeld in artikel VII. 148, § 3;
4° het goedkeuren van de akkoorden betreffende de uitwisseling van inlichtingen met de buitenlandse kredietcentrales volgens de voorwaarden bedoeld in artikel VII. 153, § 1, tweede lid.

§ 4. Het Begeleidingscomité kan aan het College van revisoren van de Bank vragen om de rekeningen van de Centrale te certificeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.157

[ [#S1;S#] Tenminste éénmaal per jaar brengt de Bank verslag uit over de werking van de Centrale bij de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren.

   Dit verslag bevat onder meer :
1° een overzicht van het aantal en de aard van de geregistreerde gegevens;
2° een overzicht van het aantal raadplegingen van de Centrale;
3° een omstandige weergave van de kosten voortvloeiend uit de werking van de Centrale met aanduiding van de eventuele praktische of technische moeilijkheden;
4° een analyse van de evolutie van de wanbetalingen.

   Dit verslag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Toegang tot de activiteit van de kredietgevers en de kredietbemiddelaars.] [#S1;S#]
Art. VII.158

[ [#S1;S#] Dit hoofdstuk is van toepassing op elke persoon die in België een activiteit van kredietgever of kredietbemiddelaar uitoefent.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Kredietgevers.] [#S1;S#]
Art. VII.159

[ [#S1;S#] § 1. Niemand mag in België de activiteit van kredietgever uitoefenen als hij niet op voorhand van de FSMA een vergunning heeft verkregen of door haar is geregistreerd.

   Niemand mag de titel van kredietgever voeren om aan te geven dat hij de in dit boek bedoelde activiteit van kredietgever uitoefent, als hij niet op voorhand van de FSMA een vergunning heeft verkregen of door haar is geregistreerd.

§ 2. Onder "kredietgever inzake hypothecair krediet" wordt een kredietgever verstaan die actief is op het vlak van het hypothecair krediet.

   Onder "kredietgever inzake consumentenkrediet" wordt een kredietgever verstaan die actief is op het vlak van het consumentenkrediet.

&bsp; [ [#S4;S#] § 2/1. De Koning kan voor de kredietgevers die geen kredieten meer toestaan maar enkel bestaande kredieten beheren en afwikkelen, afwijkingen op de vergunnings- en bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden vaststellen.] [#S4;S#]

§ 3. [ [#S3;S#] In geval van overdracht van schuldvorderingen uit een hypothecair krediet met een onroerende bestemming onderworpen aan dit boek, is de overnemer eveneens onderworpen aan de bepalingen van dit hoofdstuk en van de artikelen VII.123 tot VII.125 en VII.147/21.] [#S3;S#]] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] Als de overnemer een mobiliseringsinstelling is in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector, is artikel VII. 162 niet op hem van toepassing. De Koning kan bijkomende afwijkingen vaststellen van het eerste lid voor die instellingen of voor andere publieke of financiële rechtspersonen in de zin van artikel 3 van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, met name naargelang het soort uitgevoerde overdracht, het statuut of de organisatorische kenmerken van de overnemer.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 25, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2016-04-22/01, art. 27, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 4)<W 2017-04-18/03, art. 14, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Kredietgevers naar Belgisch recht.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Vergunningsvoorwaarden.] [#S1;S#]
Art. VII.160

[ [#S1;S#] § 1. Elke vergunningsaanvraag wordt aan de FSMA gericht overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden.

§ 2. Er kan een vergunning worden aangevraagd :
1° hetzij als kredietgever inzake hypothecair krediet;
2° hetzij als kredietgever inzake consumentenkrediet.

   De aanvrager verduidelijkt in zijn aanvraag welk soort vergunning hij wenst te verkrijgen.

   Beide vergunningen kunnen door dezelfde rechtspersoon worden gecumuleerd.

§ 3. Wanneer de aanvraag een vergunning als kredietgever inzake consumentenkrediet betreft, verduidelijkt de aanvrager :
1° of hij voornemens is verkopen of leningen op afbetaling of financieringshuurovereenkomsten aan te bieden, alsook of hij voornemens is als onmiddellijke overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten op te treden;
2° of hij voornemens is om eveneens kredietopeningen of kredietovereenkomsten aan te bieden waarvoor door of krachtens dit boek in geen enkele bijzondere regel is voorzien, alsook of hij voornemens is als onmiddellijk overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten op te treden.

§ 4. Bij de vergunningsaanvraag wordt een dossier gevoegd dat beantwoordt aan de door de FSMA gestelde voorwaarden en waarin met name de aard en de omvang van de voorgenomen verrichtingen, alsook de organisatiestructuur van de instelling en haar nauwe banden met andere personen worden vermeld. De aanvrager verstrekt de FSMA alle voor de beoordeling van zijn aanvraag vereiste inlichtingen.

   Elke wijziging van de in het vergunningsdossier vermelde gegevens wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld, onverminderd het recht van de FSMA om bij de betrokkene informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen.

   Het vergunningsdossier bevat ook het bewijs dat de modelkredietovereenkomsten, met inbegrip van de aflossingstabellen, die de kredietgever voornemens is te gebruiken, door de FOD Economie voorafgaandelijk zijn goedgekeurd.

   [ [#S3;S#] De FOD Economie doet uitspraak over de voorgelegde modelkredietovereenkomsten binnen een termijn van vier maanden na de dag waarop alle documenten en gegevens zijn ontvangen [ [#S4;S#] , en uiterlijk binnen zes maanden na de ontvangst van de goedkeuringsaanvraag] [#S4;S#].

   Voor de kredietgevers bedoeld in artikel 54, §§ 4 en 5, van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, volstaat het bewijs dat de modelkredietovereenkomsten, met inbegrip van de aflossingstabellen, ter goedkeuring werden voorgelegd aan de FOD Economie, onverminderd de toepassing van paragraaf 5, tweede lid.] [#S3;S#]

§ 5. De FOD Economie onderzoekt of de modelcontracten beantwoorden aan alle bepalingen van dit boek en van boek VI en hun uitvoeringsbesluiten. De modellen worden voorafgaandelijk ingevuld teneinde onder meer het nazicht van de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage mogelijk te maken.

   [ [#S3;S#] Wanneer de FOD Economie aan de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat de modelcontracten van een kredietgever bedoeld in paragraaf 4, vijfde lid, werden afgekeurd, is artikel XV.67/1, § 5, overeenkomstig van toepassing.] [#S3;S#]

   Elke wijziging van de modelcontracten wordt ter voorafgaandelijke goedkeuring voorgelegd aan de FOD Economie. [ [#S4;S#] De FOD Economie spreekt zich over de voorgelegde wijzigingen uit binnen een termijn van vier maanden na de dag van ontvangst van alle documenten en gegevens, en uiterlijk binnen zes maanden na de ontvangst van de goedkeuringsaanvraag.] [#S4;S#]

§ 6. De FSMA verleent een vergunning aan de kredietgevers die voldoen aan de in deze onderafdeling vastgestelde voorwaarden. Uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig dossier en uiterlijk binnen zes maanden na de indiening van de aanvraag doet zij uitspraak.

   De beslissingen over de vergunning worden [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending] [#S2;S#] meegedeeld aan de aanvrager.

   De FSMA kan haar beslissing tot vergunning of tot weigering van een vergunning, alsook haar beslissing tot ingebrekestelling, tot verbod, tot schorsing en tot intrekking van de vergunning rechtsgeldig ter kennis brengen van de aanvrager aan de hand van voorgedrukte formulieren voorzien van een door middel van een mecanografisch procedé gereproduceerde handtekening.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 28, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<W 2017-04-18/03, art. 15, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 4)<W 2019-05-02/28, art. 9, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. VII.161

[ [#S1;S#] De kredietgevers zijn opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht door één enkele persoon, of als rechtspersoon voor de economische samenwerkingsverbanden die geen vennootschappen zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. VII.162

[ [#S1;S#] Om een vergunning te kunnen verkrijgen, is een minimumkapitaal vereist dat aan de hand van de volgende regels wordt vastgesteld :
1° minimaal 250.000 euro per categorie van kredietovereenkomst voor de kredietgevers die verkopen of leningen op afbetaling of financieringshuurovereenkomsten aanbieden, alsook voor de kredietgevers die als onmiddellijk overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten optreden;
2° minimaal 2.500.000 euro als de kredietgever kredietopeningen of consumentenkredietovereenkomsten aanbiedt waarvoor door of krachtens de wet in geen enkele specifieke regel is voorzien, alsook voor de kredietgevers die als onmiddellijk overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten optreden;
3° minimaal 2.500.000 euro voor de kredietgevers die hypothecaire kredietovereenkomsten aanbieden, alsook voor de kredietgevers die als onmiddellijke overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor dergelijke kredietovereenkomsten optreden.

   Het kapitaal is volgestort ten belope van het in het eerste lid bepaalde minimumbedrag.

   Indien de vennootschap reeds bestond voor de aanvraag, worden de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat met kapitaal gelijkgesteld. Op zich moet het kapitaal echter minimaal 175.000 euro in het geval bedoeld in het eerste lid, 1°, en minimaal 2.000.000 euro in het geval bedoeld in [ [#S2;S#] het eerste lid, 2° en 3°] [#S2;S#], bedragen en voor die bedragen zijn volgestort.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 19, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. VII.163

[ [#S1;S#] § 1. De FSMA verleent pas een vergunning nadat zij in kennis is gesteld van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, alleen of in onderling overleg, rechtstreeks of onrechtstreeks, een al dan niet stemrechtverlenende deelneming van ten minste 20 % in het kapitaal van de kredietgever bezitten, of die de kredietgever controleren. De kennisgeving vermeldt welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten.

   De vergunning wordt geweigerd wanneer de FSMA, gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever te waarborgen, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen.

§ 2. Wanneer de vergunning wordt aangevraagd door een kredietgever die hetzij de dochteronderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beursvennootschap of een betalingsinstelling, met vergunning in België, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beursvennootschap of een betalingsinstelling, met vergunning in België, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beursvennootschap of een betalingsinstelling, met vergunning in België, raadpleegt de FSMA, vooraleer een beslissing te nemen, de Bank.

   Wanneer de vergunning wordt aangevraagd door een kredietgever die hetzij de dochteronderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een betalingsinstelling, met vergunning in een andere lidstaat, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een betalingsinstelling, met vergunning in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een betalingsinstelling, met vergunning in een andere lidstaat, raadpleegt de FSMA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de herverzekeringsondernemingen, de beleggingsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of de betalingsinstellingen, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning hebben verleend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. VII.164

[ [#S1;S#] § 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de kredietgevers en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité, zijn uitsluitend natuurlijke personen.

   De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken, met name rekening houdend met het verstrekken van kredietovereenkomsten als bedoeld in artikel VII. 160, § 3.

§ 2. De effectieve leiding van de kredietgevers moet aan ten minste twee natuurlijke personen worden toevertrouwd.

§ 3. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de kredietgevers en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité, mogen zich niet in één van de in [ [#S2;S#] artikel 20 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] bedoelde gevallen bevinden.

   Wanneer de FSMA zich dient uit te spreken over de professionele betrouwbaarheid en de passende deskundigheid van een persoon die voor het eerst voor een in deze paragraaf bedoelde functie wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die, overeenkomstig artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002, onder het toezicht staat van de FSMA, raadpleegt de FSMA eerst de Bank. De Bank deelt haar advies aan de FSMA mee binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 26, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
Art. VII.165

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] De kredietgevers beschikken over een organisatie die hen in staat stelt te allen tijde de wettelijke en reglementaire verplichtingen na te komen die voor hen gelden krachtens dit boek [ [#S3;S#] en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen] [#S3;S#].] [#S2;S#]

   Zij voeren met name een organisatie in die hen in staat stelt na te gaan of hun verbonden agenten, alsook de werknemers en de subagenten van die verbonden agenten de wettelijke en reglementaire verplichtingen nakomen die krachtens dit Boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen voor hen gelden, inzonderheid de geldende bepalingen inzake beroepskennis.

   Zij voeren een boekhouding op grond waarvan de door de reglementeringen inzake statistiek vereiste inlichtingen kunnen worden verstrekt.

   De kredietgevers inzake hypothecair krediet registreren op passende wijze welke soorten onroerende goederen als zekerheid worden aanvaard en welk acceptatiebeleid inzake aanvragen tot hypothecaire kredietverstrekking wordt gehanteerd.

§ 2. Het hoofdbestuur van de kredietgevers moet in België zijn gevestigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 20, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 3)<W 2019-05-02/25, art. 187, 074; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden] [#S1;S#]
Art. VII.166

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] Onder voorbehoud van de hierna volgende bepalingen, worden de bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden] [#S2;S#] permanent vervuld tijdens de uitoefening van het bedrijf.

§ 2. De kredietgevers mogen geen beroep doen op een kredietbemiddelaar die niet overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk is ingeschreven.

   Als zij toch een beroep doen op een niet-ingeschreven kredietbemiddelaar, zijn zij burgerrechtelijk aansprakelijk voor de handelingen die deze kredietbemiddelaar in het kader van zijn kredietbemiddelingsbedrijf verricht.

§ 3. Als de kredietgevers kennis hebben van elementen die twijfel kunnen doen rijzen over de naleving van de in dit hoofdstuk vermelde inschrijvingsvoorwaarden door een kredietbemiddelaar op wie zij een beroep doen of gedaan hebben, delen zij die elementen onverwijld mee aan de FSMA.

   Zij stellen de FSMA ook in kennis van het feit dat iemand zich als kredietbemiddelaar voordoet zonder in het in dit boek vermelde register te zijn ingeschreven.

§ 4. De kredietgevers treden toe tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen, zoals bedoeld in artikel VII.216, dragen bij tot de financiering van die geschillenregeling en gaan in op elk verzoek om informatie dat zij in het raam van die geschillenregeling ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 27, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
Art. VII.167

[ [#S1;S#] Het eigen vermogen van de kredietgevers mag niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel VII.162 vastgestelde minimumkapitaal.

   In coöperatieve vennootschappen mogen geen aandelen worden terugbetaald als dit voor de kredietgever tot gevolg zou hebben dat hij de bepalingen van het vorige lid niet meer zou naleven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. VII.168

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, geeft iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die besloten heeft om, rechtstreeks of onrechtstreeks, een deelneming in het kapitaal van een kredietgever te verwerven of te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal de drempel van 20 %, 30 % of 50 % zou bereiken of overschrijden, dan wel de kredietgever zijn dochteronderneming zou worden, daarvan vooraf schriftelijk kennis aan de FSMA.

   De FSMA mag aan die persoon alle inlichtingen vragen die nuttig zijn om te kunnen beoordelen of hij, gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever te waarborgen, over de nodige kwaliteiten beschikt.

   In voorkomend geval, verricht de FSMA de in artikel VII. 163, § 2, vermelde raadplegingen.

§ 2. Binnen twee maanden na ontvangst van een volledig dossier kan de FSMA zich tegen de voorgenomen verwerving verzetten, indien zij om gegronde redenen niet overtuigd is van de geschiktheid van de kandidaat-verwerver gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever te waarborgen.

§ 3. Indien de FSMA grond heeft om aan te nemen dat de invloed van een natuurlijke of rechtspersoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een deelneming van minstens 20 % in het kapitaal van een kredietgever bezit, of die de kredietgever controleert, een gezond en voorzichtig beleid van deze kredietgever kan belemmeren, kan zij, onverminderd de andere bij dit hoofdstuk bepaalde maatregelen :
1° de uitoefening schorsen van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen in het bezit van de betrokken aandeelhouder of vennoot; zij kan, op verzoek van elke belanghebbende, toestaan dat de door haar bevolen maatregelen worden opgeheven; haar beslissing wordt op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de betrokken aandeelhouder of vennoot; haar beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht; de FSMA kan haar beslissing openbaar maken;
2° de betrokken aandeelhouder of vennoot aanmanen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de aandeelhoudersrechten in zijn bezit over te dragen.

   Als zij niet binnen de vastgestelde termijn worden overgedragen, kan de FSMA bevelen de aandeelhoudersrechten te sekwestreren bij de instelling of de persoon die zij bepaalt. Het sekwester brengt dit ter kennis van de kredietgever die het register van de aandelen op naam dienovereenkomstig wijzigt en de uitoefening van de hieraan verbonden rechten enkel aanvaardt vanwege het sekwester. Het sekwester handelt in het belang van een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever en in het belang van de houder van de gesekwestreerde aandeelhoudersrechten. Het oefent alle rechten uit die aan de aandelen zijn verbonden. De bedragen die het sekwester als dividend of anderszins int, worden slechts aan de voornoemde houder overgemaakt indien hij gevolg heeft gegeven aan de in het eerste lid, 2°, bedoelde aanmaning. Om in te schrijven op kapitaalverhogingen of andere al dan niet stemrechtverlenende effecten, om te kiezen voor dividenduitkering in aandelen van de vennootschap, om in te gaan op openbare overname- of ruilaanbiedingen en om nog niet volgestorte aandelen vol te storten, is de instemming van de voornoemde houder vereist. De in het kader van dergelijke verrichtingen verworven aandeelhoudersrechten worden van rechtswege toegevoegd aan het voornoemde sekwester. De vergoeding van het sekwester wordt vastgesteld door de FSMA en betaald door de voornoemde houder. Het sekwester kan deze vergoeding aftrekken van de bedragen die hem worden gestort in zijn hoedanigheid van sekwester dan wel door de voornoemde houder in het vooruitzicht of na uitvoering van de hierboven bedoelde verrichtingen.

   Indien, na afloop van de overeenkomstig het eerste lid, 2°, eerste zin, vastgestelde termijn, stemrechten werden uitgeoefend door de oorspronkelijke houder of door een andere persoon, buiten het sekwester, die optreedt voor rekening van deze houder, niettegenstaande een schorsing van hun uitoefening overeenkomstig het eerste lid, 1°, kan de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, op verzoek van de FSMA, alle of een deel van de beslissingen van de algemene vergadering nietig verklaren wanneer het voor de genoemde beslissingen vereiste aanwezigheids- of meerderheidsquorum, buiten de onwettig uitgeoefende stemrechten, niet zou zijn bereikt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.169

[ [#S1;S#] De kredietgevers brengen de FSMA voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de leden van het directiecomité of, wanneer er geen directiecomité is, van de personen belast met de effectieve leiding.

   In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking, delen de kredietgevers de FSMA de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of de personen van wie de benoeming wordt voorgesteld, over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken overeenkomstig artikel VII. 164, § 1, tweede lid.

   Het eerste lid is ook van toepassing op de voordracht tot hernieuwing van de benoeming van de aldaar bedoelde personen, en op de niet-hernieuwing van hun benoeming en op hun ontslag.

   Voor de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen is de voorafgaande goedkeuring van de FSMA vereist.

   Wanneer het de voordracht tot benoeming betreft van een persoon die voor het eerst wordt voorgedragen voor een in het eerste lid bedoelde functie bij een financiële onderneming die, met toepassing van artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002, onder het toezicht staat van de FSMA, raadpleegt de FSMA eerst de Bank. De Bank deelt haar advies aan de FSMA mee binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.

   De kredietgevers informeren de FSMA over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling.

   Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het vorige lid, geven aanleiding tot de toepassing van leden 1 tot 4.] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] Onverminderd artikel VII. 160, § 4, tweede lid brengen de kredietgevers en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

   Overeenkomstig de artikelen VII. 164, § 1, tweede lid, VII. 166, § 1 en XV. 18/1, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het achtste lid is verkregen, de naleving van de in artikel VII. 164, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2017-12-05/04, art. 20, 052; Inwerkingtreding : 28-12-2017>
Art. VII.170

[ [#S1;S#] Voor de opening, door de kredietgever, van bijkantoren en dochterondernemingen in het buitenland die een activiteit van kredietgever uitoefenen, is de voorafgaande toestemming van de FSMA vereist.

   De FSMA kan zich enkel tegen de uitvoering van het project verzetten als zij van oordeel is dat het project nadelige gevolgen zal hebben voor de organisatie van of het toezicht op de kredietgever.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. VII.171

[ [#S1;S#] Elke kredietgever moet de FSMA een vergoeding betalen voor de dekking van de [ [#S2;S#] werkingskosten] [#S2;S#]. Het bedrag van die vergoeding, de gevallen waarin zij verschuldigd is, en de termijnen waarbinnen zij moet worden betaald, worden door de Koning bepaald met toepassing van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 21, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. VII.172

[ [#S1;S#] De FSMA publiceert op haar website een regelmatig geactualiseerde lijst van de kredietgevers, alsook de historiek van de wijzigingen die tijdens de laatste twaalf maanden in die lijst zijn aangebracht. Die lijst is onderverdeeld als volgt :

   Lijst van de kredietgevers inzake hypothecair krediet
1° Kredietgevers inzake hypothecair krediet naar Belgisch recht met een vergunning :

   a. Kredietinstellingen;

   b. Verzekeringsondernemingen;

   c. Instellingen voor elektronisch geld;

   d. Betalingsinstellingen;

   e. "Sociale" kredietgevers (artikel VII.3, § 4, 2° );

   f. [ [#S4;S#] Kredietgevers die geen kredieten meer toestaan maar enkel bestaande kredieten beheren en afwikkelen (artikel VII.159, § 2/1);] [#S4;S#]

   [ [#S4;S#] g. Overnemers van schuldvorderingen uit een hypothecair krediet met een onroerende bestemming (artikel VII.159, § 3, tweede lid);

   h. Andere kredietgevers.] [#S4;S#]
2° Kredietgevers inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht met een vergunning :

   a. Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte;

   b. Verzekeringsgondernemingen;

   c. Instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;

   d. Betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;

   e. Instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte en waaraan als dusdanig een vergunning is verleend in België;

   f. [ [#S4;S#] Kredietgevers die geen kredieten meer toestaan maar enkel bestaande kredieten beheren en afwikkelen (artikel VII.159, § 2/1);] [#S4;S#]

   [ [#S4;S#] g. Overnemers van schuldvorderingen uit een hypothecair krediet met een onroerende bestemming (artikel VII.159, § 3, tweede lid);

   h. Andere kredietgevers inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht.] [#S4;S#]
3° Geregistreerde kredietgevers inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht :

   a. Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;

   b. Financiële instellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en die dochterondernemingen zijn van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte [ [#S2;S#] artikel 332 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#].

   Lijst van de kredietgevers inzake consumentenkrediet
[ [#S2;S#] 1° Kredietgevers inzake consumentenkrediet naar Belgisch recht met een vergunning :

   a. Kredietinstellingen;

   b. Beleggingsondernemingen;

   c. Instellingen voor elektronisch geld;

   d. Betalingsinstellingen;

   e. "Sociale" kredietgevers (artikel VII.3, § 4, 2° );

   f. [ [#S4;S#] Kredietgevers die geen kredieten meer toestaan maar enkel bestaande kredieten beheren en afwikkelen (artikel VII.159, § 2/1);] [#S4;S#]

   [ [#S4;S#] g. Andere kredietgevers.] [#S4;S#]
2° Kredietgevers inzake consumentenkrediet naar buitenlands recht met een vergunning (artikel VII.176) :

   a. Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte;

   b. [ [#S4;S#] Kredietgevers die geen kredieten meer toestaan maar enkel bestaande kredieten beheren en afwikkelen (artikel VII.159, § 2/1);] [#S4;S#]

   [ [#S4;S#] c. Andere kredietgevers inzake consumentenkrediet naar buitenlands recht.] [#S4;S#]
3° Geregistreerde kredietgevers inzake consumentenkrediet naar buitenlands recht (artikel VII.174) :

   a. Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;

   b. Financiële instellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en een dochteronderneming zijn van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte (artikel 332 van de wet van 25 april 2014);

   c. Beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;

   d. Instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;

   e. Betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte.] [#S2;S#]

   [ [#S3;S#] De door de FSMA bekendgemaakte lijst vermeldt:
- desgevallend de groep waartoe de kredietgever behoort;
- voor elke kredietgever inzake consumentenkrediet, met verwijzing naar artikel VII.160, § 3, het soort verstrekte kredieten;] [#S3;S#]] [#S1;S#]
[ [#S4;S#] - alle andere informatie die de FSMA nuttig acht voor een correcte informatieverstrekking aan het publiek.] [#S4;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 28, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2015-12-18/31, art. 39, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> ( 4)<W 2017-04-18/03, art. 16, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. VII.173

[ [#S1;S#] De artikelen VII. 161 tot VII. 164, en VII. 167 tot VII. 169 zijn niet van toepassing op de kredietgevers die hetzij als kredietinstellingen op de in [ [#S2;S#] artikel 14 van de wet van 25 april 2014, hetzij als beleggingsonderneming op de in [ [#S4;S#] artikel 7 van de wet van 25 oktober 2016] [#S4;S#] bedoelde lijst] [#S2;S#] bedoelde lijst, [ [#S3;S#] hetzij als verzekeringsondernemingen op de lijst als bedoeld in artikel 31 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen] [#S3;S#], hetzij als instellingen voor elektronisch geld op de in artikel 64 van de wet van 21 december 2009 bedoelde lijst, hetzij als betalingsinstellingen op de in artikel 9 van deze wet bedoelde lijst zijn ingeschreven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 29, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2016-03-13/07, art. 751, 033; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook art.756> ( 4)<W 2016-10-25/04, art. 174, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Kredietgevers naar buitenlands recht.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Bepaalde gereglementeerde financiële ondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat.] [#S1;S#]
Art. VII.174

[ [#S1;S#] § 1. De kredietinstellingen, de financiële instellingen als bedoeld in [ [#S2;S#] artikel 332 van de wet van 25 april 2014, de beleggingsondernemingen,] [#S2;S#], de instellingen voor elektronisch geld, en de betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, die op grond van hun nationaal recht consumentenkredietovereenkomsten mogen verlenen in hun lidstaat van herkomst, mogen, via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten, in België het bedrijf van kredietgever inzake consumentenkrediet uitoefenen zonder voorafgaande vergunning door de FSMA.

   De kredietinstellingen en de financiële instellingen als bedoeld in [ [#S2;S#] artikel 332 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] die op grond van hun nationaal recht hypothecaire kredietovereenkomsten mogen verlenen in hun lidstaat van herkomst, mogen, via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten, in België het bedrijf van kredietgever inzake hypothecair krediet uitoefenen zonder voorafgaande vergunning door de FSMA.

§ 2. Zodra de Bank er, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen, door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de instelling van in kennis wordt gesteld dat zij kredietovereenkomsten wil sluiten in België, deelt zij dit aan de FSMA mee, samen met de relevante gegevens die haar door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zijn toegezonden.

§ 3. De FSMA deelt aan de betrokken instelling de Belgische wettelijke en reglementaire bepalingen mee die, naar haar weten en in samenspraak met de FOD Economie, van algemeen belang zijn, en stelt haar in kennis van de verplichting om de modellen van hypothecaire kredietovereenkomst of consumentenkredietovereenkomst die zij in België wenst te gebruiken, vooraf aan de FOD Economie voor te leggen. De in dit lid bedoelde bepalingen van algemeen belang worden op de website van de FSMA bekendgemaakt.

   Daartoe legt de betrokken instelling de modelkredietovereenkomsten die zij wenst te gebruiken, ter goedkeuring voor aan de FOD Economie. De FOD Economie onderzoekt of de modelcontracten beantwoorden aan de bepalingen van algemeen belang van dit boek en van boek VI en hun uitvoeringsbesluiten. De modellen worden ingevuld teneinde onder meer het nazicht van de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage mogelijk te maken. De FOD Economie bezorgt de FSMA een kopie van zijn antwoord aan de aanvrager.

   Dezelfde procedure is ook van toepassing op elke wijziging van de modelovereenkomsten.

§ 4. [ [#S4;S#] [ [#S5;S#] De FOD Economie spreekt zich over de voorgelegde modelkredietovereenkomsten en de wijzigingen daarin uit binnen een termijn van vier maanden na de dag van ontvangst van alle documenten en gegevens, en uiterlijk binnen zes maanden na de ontvangst van de goedkeuringsaanvraag.] [#S5;S#]

   Als de modelovereenkomsten door de FOD Economie worden goedgekeurd, registreert de FSMA de betrokken instelling als kredietgever en stelt zij die instelling daarvan in kennis, waarbij zij een kopie van deze kennisgeving aan de Bank richt.

   Voor de reeds geregistreerde kredietgevers bedoeld in artikel 54, § 6, van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen volstaat het dat de modelkredietovereenkomsten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de FOD Economie, onverminderd de toepassing van paragraaf 6.] [#S4;S#]

§ 5. Bij gebrek aan een kennisgeving binnen twee maanden vanaf de datum van de in § 3, eerste lid, bedoelde mededeling mag de instelling de voorgenomen activiteiten aanvatten, na de FSMA en de FOD Economie hiervan op de hoogte te hebben gebracht.

§ 6. Als de FOD Economie de modelovereenkomsten niet goedkeurt, geeft de FSMA de instelling hiervan kennis.

   Als de instelling geen rekening houdt met deze kennisgeving, kan de FSMA haar verbieden om in België het bedrijf van kredietgever en, in voorkomend geval, van kredietbemiddelaar uit te oefenen. Deze beslissing wordt [ [#S3;S#] bij een aangetekende zending] [#S3;S#] ter kennis gebracht van de instelling, met een kopie aan de Bank en de FOD Economie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 30, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2016-04-22/01, art. 29, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 4)<W 2017-04-18/03, art. 17, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 5)<W 2019-05-02/28, art. 10, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. VII.175

[ [#S1;S#] De artikelen VII. 165, § 1, en VII. 166, §§ 2 tot 4, zijn van toepassing op in deze onderafdeling bedoelde instellingen.

   De in deze onderafdeling bedoelde instellingen die in België een bijkantoor hebben, zijn onderworpen aan de artikelen VII. 180, § 2, en VII. 184, § 1, tweede lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Andere kredietgevers naar buitenlands recht] [#S1;S#]
Art. VII.176

[ [#S1;S#] § 1. Deze onderafdeling beoogt de andere vennootschappen naar buitenlands recht dan bedoeld in onderafdeling 1.

   De door deze onderafdeling beoogde vennootschappen die ressorteren onder het recht van een derde staat, mogen de activiteit van kredietgever niet uitoefenen in België, tenzij ze er zijn gevestigd.

§ 2. Afdelingen 1 en 2 en de artikelen VII. 180, § 2, en VII. 184, § 1, tweede lid, zijn van toepassing op de in deze onderafdeling bedoelde kredietgevers, met uitzondering van artikel 165, § 2, die niet van toepassing is op de kredietgevers die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en die in België hun bedrijf van kredietgever uitoefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten.

   De artikelen VII. 164 en VII. 169 zijn van toepassing op hun effectieve leiding in België, artikel VII. 165, § 1, geldt voor hun Belgische vestiging, en artikel VII. 165, § 2, betreft de verrichtingen die zij op Belgisch grondgebied uitvoeren.

   Artikel VII.170 is niet van toepassing op de bijkantoren van vennootschappen naar buitenlands recht.

§ 3. [ [#S2;S#] De artikelen VII. 161 tot VII. 164, en VII. 167 tot VII. 169 zijn niet van toepassing op de volgende kredietgevers als bedoeld in deze onderafdeling :
1° de bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een derde Staat en zijn ingeschreven op de in artikel 14 van de wet van 25 april 2014 bedoelde lijst;
2° de bijkantoren van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde Staat en zijn ingeschreven op de in [ [#S3;S#] artikel 13, § 3, van de wet van 25 oktober 2016] [#S3;S#] bedoelde lijst;
3° de verzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, actief zijn in België via een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten en zijn ingeschreven op de in artikel 66 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen bedoelde lijst;
4° de bijkantoren van verzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde Staat en zijn ingeschreven op de in artikel 4 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen bedoelde lijst;
5° de instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, actief zijn in België via een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten en zijn ingeschreven op de in artikel 91 van de wet van 21 december 2009 bedoelde lijst;
6° de bijkantoren van instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van een derde Staat en zijn ingeschreven op de in artikel 64 van de wet van 21 december 2009 bedoelde lijst;
7° de betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, actief zijn in België via een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten en zijn ingeschreven op de in artikel 39 van de wet van 21 december 2009 bedoelde lijst.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

  (NOTA : De wijziging aangebracht bij W 2016-03-13/07, art. 752, 033; Inwerkingtreding : 23-03-2016, kan niet worden uitgevoerd, aangezien de wetgever geen rekening heeft gehouden met de wijziging aangebracht bij W 2015-10-26/06, art. 31, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015)

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 31, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2016-10-25/04, art. 175, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Kredietbemiddelaars.] [#S1;S#]
Art. VII.177

[ [#S1;S#] De kredietbemiddelaars worden onderverdeeld in twee categorieën :
1° de bemiddelaars inzake hypothecair krediet;
2° de bemiddelaars inzake consumentenkrediet.

   Onder "bemiddelaar inzake hypothecair krediet" wordt een kredietbemiddelaar verstaan die actief is op het vlak van het hypothecair krediet.

   Onder "bemiddelaar inzake consumentenkrediet" wordt een kredietbemiddelaar verstaan die actief is op het vlak van het consumentenkrediet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. VII.178

[ [#S1;S#] Iedere kredietbemiddelaar die is opgericht in de vorm van een rechtspersoon naar Belgisch recht, moet zijn hoofdbestuur in België hebben.

   Iedere natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die een activiteit van kredietbemiddelaar uitoefent, moet zijn hoofdbestuur in België hebben.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. VII.179

[ [#S1;S#] Elke kredietbemiddelaar moet de FSMA een vergoeding betalen voor de dekking van de [ [#S2;S#] werkingskosten] [#S2;S#]. Het bedrag van die vergoeding, de gevallen waarin zij verschuldigd is, en de termijnen waarbinnen zij moet worden betaald, worden door de Koning bepaald met toepassing van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 22, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Bemiddelaars inzake hypothecair krediet.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen.] [#S1;S#]
Art. VII.180

[ [#S1;S#] § 1. Geen enkele bemiddelaar inzake hypothecair krediet waarvan België de lidstaat van herkomst is, mag de [ [#S2;S#] activiteit van hypothecaire kredietbemiddeling] [#S2;S#] uitoefenen als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven.

   Geen enkele bemiddelaar inzake hypothecair krediet met een ander land dan België als lidstaat van herkomst mag in België de activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen als hij niet op voorhand door de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst als bemiddelaar inzake hypothecair krediet is ingeschreven.

   Geen enkele bemiddelaar inzake hypothecair krediet met woonplaats of maatschappelijke zetel in een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mag in België de activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen als hij niet op voorhand in het door de FSMA bijgehouden register van bemiddelaars inzake hypothecair krediet is ingeschreven.

§ 2. Niettemin is het de kredietgevers inzake hypothecair krediet die, overenkomstig dit hoofdstuk, op rechtsgeldige wijze een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd, toegestaan [ [#S2;S#] de activiteit van hypothecaire kredietbemiddeling] [#S2;S#] uit te oefenen zonder in het register te zijn ingeschreven, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° zij wijzen één of meer verantwoordelijken voor de distributie aan volgens de in § 5 van dit artikel vastgestelde regels;
2° die verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verantwoordelijken voor de distributie van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet;
3° de andere, door de kredietgever tewerkgestelde personen die, op welke wijze ook, in contact staan met het publiek in de zin van artikel I.9, 79°, van het Wetboek van Economisch Recht, voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis als de door de bemiddelaars inzake hypothecair krediet tewerkgestelde personen die in contact staan met het publiek;
4° zij hebben een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering gesloten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt. De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van die verzekering.

   De betrokken kredietgevers geven over het bepaalde bij punten 1° en 2° van het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. [ [#S2;S#] Zij staan in voor de geschiktheid en de professionele betrouwbaarheid van de personen als bedoeld in 2° van het eerste lid en voor de beroepskennis van de personen als bedoeld in de bepalingen onder 2° en 3°, van hetzelfde lid. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat die personen over de vereiste geschiktheid, professionele betrouwbaarheid en beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikking van de FSMA.] [#S2;S#]

§ 3. Niemand mag de titel van bemiddelaar inzake hypothecair krediet of een van de onderverdelingen daarvan voeren om aan te geven dat hij de in deze afdeling bedoelde activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefent, als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven.

§ 4. De bemiddelaars inzake hypothecair krediet worden onderverdeeld als volgt :
1° kredietmakelaars;
2° verbonden agenten;
3° subagenten.

§ 5. De bemiddelaars inzake hypothecair krediet wijzen één of meer natuurlijke personen als verantwoordelijken voor de distributie aan. Het aantal verantwoordelijken voor de distributie is aangepast aan de organisatie en de activiteiten van de bemiddelaar. De Koning kan dit aantal vaststellen.

   De bemiddelaars inzake hypothecair krediet geven over het bepaalde bij het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, over de vereiste beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikkking van de FSMA.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 23, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsvoorwaarden] [#S1;S#]
Art. VII.181

[ [#S1;S#] § 1. Om in het register van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet te kunnen worden ingeschreven, en om die inschrijving te kunnen behouden, dient de aanvrager van een inschrijving aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° de bemiddelaar, de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, bezitten de vereiste beroepskennis als bepaald door de Koning;
2° de bemiddelaar en de verantwoordelijken voor de distributie beschikken over voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken. Zij mogen zich niet in één van de in [ [#S2;S#] artikel 20 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] bedoelde gevallen bevinden, [ [#S4;S#] noch failliet zijn verklaard minder dan 10 jaar geleden] [#S4;S#], tenzij eerherstel werd verkregen [ [#S4;S#] ...] [#S4;S#];
3° [ [#S5;S#] de activiteit van hypothecaire kredietbemiddeling is gedekt door een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte bestrijkt.] [#S5;S#] De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van die verzekering [ [#S5;S#] ...] [#S5;S#];
4° wat hun activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet in België betreft, slechts handelen met ondernemingen of personen die, met toepassing van dit hoofdstuk, een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd voor de uitoefening van die activiteit in België;
5° tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen zoals bedoeld in artikel VII.216 toetreden, bijdragen tot de financiering van die geschillenregeling en ingaan op elk verzoek om informatie dat hij in het raam van die geschillenregeling ontvangt;
6° de aan de FSMA verschuldigde vergoedingen voor de uitoefening van het toezicht betalen;
7° een professioneel e-mailadres meedelen aan de FSMA waarnaar deze op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van dit hoofdstuk [ [#S7;S#] of enige andere wettelijke of reglementaire bepaling waarop zij toeziet] [#S7;S#], verricht.

   De bemiddelaars inzake hypothecair krediet [ [#S6;S#] ...] [#S6;S#] leveren het bewijs aan de FSMA, volgens de door haar bij reglement vastgestelde regels, inclusief inzake frequentie, dat de in het eerste lid bedoelde bepalingen worden nageleefd.

§ 2. Als een rechtspersoon zijn inschrijving als bemiddelaar vraagt, gelden bovendien de volgende bepalingen :
1° de leden van het wettelijk bestuursorgaan [ [#S2;S#] en de personen belast met de effectieve leiding] [#S2;S#] van deze rechtspersoon beschikken over de door de Koning vereiste beroepskennis, alsook over voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken. Zij mogen zich niet in één van de in [ [#S2;S#] artikel 20 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] bedoelde gevallen bevinden, [ [#S4;S#] noch failliet zijn verklaard minder dan 10 jaar geleden] [#S4;S#], tenzij eerherstel werd verkregen [ [#S4;S#] ...] [#S4;S#];
2° de rechtspersoon stelt de FSMA in kennis van de identiteit van de aandeelhouders die de vennootschap controleren; die aandeelhouders moeten, naar het oordeel van de FSMA, geschikt zijn gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid. Elke wijziging in de identiteitsgegevens van de aandeelhouders die de vennootschap controleren, wordt aan de FSMA meegedeeld.

§ 3. De aanvrager van een inschrijving als makelaar inzake hypothecair krediet voegt bij zijn inschrijvingsaanvraag een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat hij zijn beroepsactiviteiten uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen [ [#S2;S#] bij een of meerdere kredietgevers] [#S2;S#].

   Elke wijziging in de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde verklaring op erewoord betrekking heeft, wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld.

§ 4. [ [#S2;S#] Wat hun activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet betreft, handelen de subagenten onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van de bemiddelaar inzake hypothecair krediet voor wiens rekening zij handelen, [ [#S3;S#] of van een of meerdere kredietgevers inzake hypothecair krediet] [#S3;S#] als zij voor rekening van een verbonden agent handelen. De aanvrager van een inschrijving als subagent toont dit aan in zijn inschrijvingsdossier.

   De kredietbemiddelaar [ [#S3;S#] of de kredietgever(s) oefenen] [#S3;S#] toezicht uit op de naleving door de subagent van de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.] [#S2;S#].

§ 5. [ [#S6;S#] ...] [#S6;S#]

§ 6. Wat zijn activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet betreft, handelt de verbonden agent onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid [ [#S3;S#] van de kredietgever of kredietgevers inzake hypothecair krediet voor wiens of wier rekening hij handelt] [#S3;S#]. [ [#S2;S#] De aanvrager van een inschrijving als verbonden agent toont dit aan in zijn inschrijvingsdossier.] [#S2;S#].

   [ [#S3;S#] De kredietgever of kredietgevers oefenen] [#S3;S#] toezicht uit op de naleving door de verbonden agent van de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

§ 7.[ [#S2;S#] ...] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 32, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2015-12-18/31, art. 40, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> ( 4)<W 2017-04-18/03, art. 18, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 5)<W 2018-07-30/47, art. 24, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 6)<W 2019-05-02/25, art. 188, 074; Inwerkingtreding : 31-05-2019> ( 7)<W 2020-07-20/12, art. 146, 086; Inwerkingtreding : 15-08-2020>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsprocedure] [#S1;S#]
Art. VII.182

[ [#S1;S#] § 1. Elke inschrijvingsaanvraag wordt aan de FSMA gericht overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden.

§ 2. Elke wijziging van de in het inschrijvingsdossier vermelde gegevens wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld, onverminderd het recht van de FSMA om bij de betrokkene informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen.

   [ [#S4;S#] De kredietgevers inzake hypothecair krediet, de bemiddelaars inzake hypothecair krediet en de in artikelen VII. 180, § 2, eerste lid, 2°, en VII. 181, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1°, bedoelde personen brengen de FSMA inzonderheid onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de aanvraag om inschrijving verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste geschiktheid of professionele betrouwbaarheid.

   Overeenkomstig de artikelen VII. 181, § 1, eerste lid en XV. 18/1, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het tweede lid is verkregen, de naleving van de in artikelen VII. 180, § 2, eerste lid, 2°, en 181, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1° bedoelde vereisten herbeoordelen.] [#S4;S#]

§ 3. De FSMA schrijft de bemiddelaars inzake hypothecair krediet in die voldoen aan de in onderafdeling 2 vastgestelde voorwaarden. Uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig dossier en uiterlijk binnen vier maanden na de indiening van de aanvraag doet zij uitspraak.

§ 4. Het directiecomité van de FSMA kan een door hem aangeduid personeelslid van de FSMA belasten met de kennisgeving van beslissingen tot inschrijving of weigering van inschrijving in het register van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet, alsook van beslissingen tot wijziging, aanmaning, verbod, schorsing en schrapping van de inschrijving.

   De FSMA kan de in het vorige lid bedoelde beslissingen op rechtsgeldig wijze ter kennis brengen aan de hand van een voorgedrukt formulier voorzien van een door middel van een mecanografisch procedé gereproduceerde handtekening.

§ 5. De FSMA publiceert op haar website het geactualiseerde register van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet, alsook de historiek van de wijzigingen die tijdens de laatste twaalf maanden in dat register zijn aangebracht.

   Dat register is onderverdeeld als volgt :

   A. Bemiddelaars naar Belgisch recht

   Kredietmakelaars

   Verbonden agenten

   Subagenten

   B. Bemiddelaars naar het recht van een andere lidstaat die in België gevestigd zijn als bijkantoor

   C. Bemiddelaars naar het recht van een andere lidstaat die in België actief zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten

   D. Andere bemiddelaars naar buitenlands recht

   Het register vermeldt voor elke bemiddelaar inzake hypothecair krediet :
1° de gegevens die noodzakelijk zijn voor zijn identificatie;
2° de datum waarop hij is ingeschreven;
3° de categorie waarin hij is ingeschreven;
4° de namen van de verantwoordelijken voor de distributie;
5° [ [#S3;S#] voor de verbonden agenten: de naam van de kredietgever of kredietgevers inzake hypothecair krediet waarmee zij verbonden zijn en desgevallend de groep waartoe deze kredietgevers behoren;] [#S3;S#]
6° [ [#S2;S#] voor de subagenten : de naam van de bemiddelaar inzake hypothecair krediet onder wiens verantwoordelijkheid zij hun activiteiten verrichten;] [#S2;S#]
7° desgevallend de datum waarop hij is geschrapt;
8° alle andere informatie die de FSMA nuttig acht voor een correcte informatieverstrekking aan het publiek.

   De FSMA bepaalt de voorwaarden waaronder de vermelding van de schrapping van een bemiddelaar van de website wordt weggelaten.

§ 6. Bij de indiening van zijn inschrijvingsaanvraag vermeldt de aanvrager in welke categorie van het register hij wenst te worden ingeschreven. Een bemiddelaar kan slechts in een enkele categorie van het register worden ingeschreven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 33, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2015-12-18/31, art. 41, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> ( 4)<W 2017-12-05/04, art. 21, 052; Inwerkingtreding : 28-12-2017>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting] [#S1;S#]
Art. VII.183

[ [#S1;S#] § 1. Elke in België ingeschreven bemiddelaar inzake hypothecair krediet die voornemens is om voor het eerst in een andere lidstaat activiteiten te verrichten in het kader van de vrijheid van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten, stelt de FSMA hiervan op voorhand in kennis. Het register vermeldt in welke lidstaten de bemiddelaar actief is in het kader van de vrijheid van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten.

   Binnen een maand na de kennisgeving stelt de FSMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van dit voornemen in kennis, en brengt zij de betrokken bemiddelaar van deze kennisgeving op de hoogte.

   De FSMA stelt de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidsta(a)t(en) ook in kennis van de kredietgever(s) met wie de bemiddelaar inzake hypothecair krediet verbonden is, en vermeldt of de kredietgever de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid voor de activiteiten van die bemiddelaar draagt.

   [ [#S2;S#] De FSMA is bevoegd om de beroepskennis na te gaan van de verantwoordelijken voor de distributie en personen die in contact staan met het publiek, bij de in deze paragraaf bedoelde bemiddelaars inzake hypothecair krediet, die bedrijvig zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte dan België.] [#S2;S#]

   Wanneer een in deze paragraaf bedoelde bemiddelaar uit het register wordt geschrapt door de FSMA, brengt deze de autoriteiten van de betrokken lidstaten van ontvangst daarvan binnen veertien dagen op de hoogte.

§ 2. De bemiddelaar inzake hypothecair krediet aan wie als dusdanig een toelating is verleend in een andere lidstaat dan België, kan zijn werkzaamheden in België aanvangen, hetzij in het kader van de vrijheid van vestiging, hetzij in het kader van het vrij verrichten van diensten, na de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, en nadat die autoriteit de FSMA daarvan op de hoogte heeft gebracht overeenkomstig de desbetreffende Europeesrechtelijke bepaling. De FSMA publiceert de lijst van die bemiddelaars op haar website en ziet erop toe dat die lijst regelmatig wordt geactualiseerd op basis van de gegevens waarover zij beschikt.

§ 3. De FSMA stelt de betrokken bemiddelaar in kennis van de Belgische wettelijke en reglementaire bepalingen die, voor zover haar bekend en in samenspraak met de FOD Economie, van algemeen belang zijn. De in dit lid bedoelde bepalingen van algemeen belang worden gepubliceerd op de website van de FSMA.

§ 4. Een maand nadat de betrokken bemiddelaar van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst heeft vernomen dat de in § 2 bedoelde kennisgeving werd verricht, kan hij zijn werkzaamheden aanvangen.

§ 5. [ [#S3;S#] Onverminderd paragraaf 3, dienen de in paragraaf 2 bedoelde bemiddelaars die in België zijn gevestigd in het kader van de vrijheid van vestiging] [#S3;S#] de volgende voorwaarden na te leven :
1° zij wijzen één of meer verantwoordelijken voor de distributie aan volgens de in artikel VII. 180, § 5, vastgestelde regels;
2° die verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verantwoordelijken voor de distributie van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar Belgisch recht;
3° de andere, door de kredietbemiddelaar tewerkgestelde personen die, op welke wijze ook, in contact staan met het publiek [ [#S2;S#] in de zin van artikel I.9, 79°] [#S2;S#], voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis als de door de bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar Belgisch recht tewerkgestelde personen die in contact staan met het publiek;
[ [#S3;S#] 4° de in België verrichte diensten voldoen aan de vereisten van de artikelen I.9, 42°, VII.123, § 1, VII.124, §§ 1 en 2, VII.125, eerste en tweede lid, VII.126, § 1, tweede en derde lid, § 2, tweede lid, en § 4, VII.127, §§ 1, 2, 3 en 5, VII.128, VII.129, VII.131, VII.133, § 1, eerste en tweede lid, VII.134, § 1, VII.138, VII.147/22, § 4, eerste en tweede lid, VII.147/23, § 3, eerste en tweede lid, VII.147/29, §§ 2 en 3, en VII.181, § 1, eerste lid, 5°, en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan.] [#S3;S#]

[ [#S2;S#] § 5bis. [ [#S4;S#] Onverminderd paragraaf 3, dienen de in paragraaf 2 bedoelde bemiddelaars die in België werkzaam zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten] [#S4;S#] de volgende voorwaarden na te leven :
1° zij wijzen één of meer verantwoordelijken voor de distributie aan volgens de in artikel VII. 180, § 5, vastgestelde regels;
2° de Koning bepaalt de vereisten inzake beroepskennis waaraan moet worden voldaan door die verantwoordelijken voor de distributie, alsook door de andere personen die tewerkgesteld zijn door de bemiddelaar en op welke wijze ook in contact staan met het publiek in de zin van artikel I.9, 79°.] [#S2;S#]

§ 6. De buitenlandse autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de bemiddelaars inzake hypothecair krediet die in België een bijkantoor hebben gevestigd, kunnen, na voorafgaande kennisgeving aan de FSMA, ter plaatse inspecties verrichten bij dat bijkantoor.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 34, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 25, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 4)<W 2018-07-30/47, art. 26, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Bemiddelaars inzake consumentenkrediet.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen.] [#S1;S#]
Art. VII.184

[ [#S1;S#] § 1. Niemand mag in België de [ [#S2;S#] activiteit van consumentenkredietbemiddeling] [#S2;S#] uitoefenen als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven.

   Niettemin is het de kredietgevers inzake consumentenkrediet, die op rechtsgeldige wijze een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd, toegestaan [ [#S2;S#] de activiteit van consumentenkredietbemiddeling] [#S2;S#] uit te oefenen zonder te zijn ingeschreven, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° zij wijzen één of meer verantwoordelijken voor de distributie aan volgens de in artikel VII. 185, § 2, vastgestelde regels;
2° de verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verantwoordelijken voor de distributie van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet;
3° de andere, door de kredietgever tewerkgestelde personen die, op welke wijze ook, in contact staan met het publiek in de zin van artikel I.9, 79°, voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis als de door de bemiddelaars inzake consumentenkrediet tewerkgestelde personen die in contact staan met het publiek;
4° zij hebben een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering gesloten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt. De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van die verzekering.

   De betrokken kredietgevers geven over het bepaalde bij punten 1° en 2° van het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. [ [#S2;S#] Zij staan in voor de geschiktheid en de professionele betrouwbaarheid van de personen als bedoeld in 2° van het tweede lid en voor de beroepskennis van de personen als bedoeld in 2° en 3°, van hetzelfde lid. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat die personen over de vereiste geschiktheid, professionele betrouwbaarheid en beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikking van de FSMA.] [#S2;S#]

§ 2. Niemand mag de titel van kredietbemiddelaar of een van de onderverdelingen daarvan voeren om aan te geven dat hij de in dit hoofdstuk bedoelde activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uitoefent, als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 27, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. VII.185

[ [#S1;S#] § 1. De bemiddelaars inzake consumentenkrediet worden onderverdeeld in :
1° kredietmakelaars;
2° verbonden agenten;
3° agenten in een nevenfunctie.

§ 2. De bemiddelaars inzake consumentenkrediet wijzen één of meer natuurlijke personen als verantwoordelijken voor de distributie aan. Het aantal verantwoordelijken voor de distributie is aangepast aan de organisatie en de activiteiten van de bemiddelaar. De Koning kan dit aantal vaststellen.

   De bemiddelaars inzake consumentenkrediet geven over het bepaalde bij het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, over de vereiste beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikkking van de FSMA.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsvoorwaarden] [#S1;S#]
Art. VII.186

[ [#S1;S#] § 1. Om in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet te kunnen worden ingeschreven, en om die inschrijving te kunnen behouden, dient de aanvrager van een inschrijving als kredietmakelaar of als verbonden agent aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° de bemiddelaar, de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, bezitten de vereiste beroepskennis als bepaald door de Koning;
2° de bemiddelaar en de verantwoordelijken voor de distributie beschikken over voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken. Zij mogen zich niet in één van de in [ [#S2;S#] artikel 20 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] bedoelde gevallen bevinden;
3° [ [#S4;S#] de activiteit van consumentenkredietbemiddeling is gedekt door een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte bestrijkt.] [#S4;S#] De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van de verzekering [ [#S4;S#] ...] [#S4;S#];
4° wat hun activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet in België betreft, slechts handelen met ondernemingen of personen die, met toepassing van dit hoofdstuk, een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd voor de uitoefening van die activiteit in België;
5° tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen zoals bedoeld in artikel VII.216 toetreden, bijdragen tot de financiering van die geschillenregeling en ingaan op elk verzoek om informatie dat hij in het raam van die geschillenregeling ontvangt;
6° de aan de FSMA verschuldigde vergoedingen voor de uitoefening van het toezicht betalen;
7° een professioneel e-mailadres meedelen aan de FSMA waarnaar deze op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van dit hoofdstuk, verricht.

   De in dit artikel bedoelde bemiddelaars [ [#S5;S#] ...] [#S5;S#] leveren het bewijs aan de FSMA, volgens de door haar bij reglement vastgestelde regels, inclusief inzake frequentie, dat de in het eerste lid bedoelde bepalingen worden nageleefd.

§ 2. Als een rechtspersoon zijn inschrijving als bemiddelaar vraagt, gelden bovendien de volgende bepalingen :
1° de personen die met de effectieve leiding van deze rechtspersoon zijn belast, bezitten de door de Koning vereiste beroepskennis, alsook over de voor de uitoefening van hun taken een voor de uitoefening van hun taken voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid. Zij mogen zich niet in één van de in [ [#S2;S#] artikel 20 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] bedoelde gevallen bevinden;
2° de rechtspersoon stelt de FSMA in kennis van de identiteit van de aandeelhouders die de vennootschap controleren; die aandeelhouders moeten, naar het oordeel van de FSMA, geschikt zijn gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid. Elke wijziging in de identiteitsgegevens van de aandeelhouders die de vennootschap controleren, wordt aan de FSMA meegedeeld.

§ 3. De aanvrager van een inschrijving als makelaar inzake consumentenkrediet voegt bij zijn inschrijvingsaanvraag een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat hij zijn beroepsactiviteiten uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen [ [#S2;S#] bij een of meerdere kredietgevers] [#S2;S#].

   Elke wijziging in de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde verklaring op erewoord betrekking heeft, wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld.

§ 4. [ [#S5;S#] ...] [#S5;S#]

§ 5. [ [#S2;S#] Wat zijn activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet betreft, handelt de verbonden agent onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid [ [#S3;S#] van de kredietgever of kredietgevers inzake consumentenkrediet voor wiens of wier rekening hij handelt] [#S3;S#]. De aanvrager van een inschrijving als verbonden agent toont dit aan in zijn inschrijvingsdossier.

   [ [#S3;S#] De kredietgever of kredietgevers oefenen] [#S3;S#] toezicht uit op de naleving door de verbonden agent van de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 36, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2015-12-18/31, art. 42, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> ( 4)<W 2018-07-30/47, art. 28, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 5)<W 2019-05-02/25, art. 189, 074; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art. VII.187

[ [#S1;S#] § 1. Om in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet te kunnen worden ingeschreven, en om die inschrijving te kunnen behouden, dient de aanvrager van een inschrijving als agent in een nevenfunctie aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, bezitten de vereiste beroepskennis als bepaald door de Koning;
2° de verantwoordelijken voor de distributie beschikken over de voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken. Ze mogen zich niet in één van de in [ [#S2;S#] artikel 20 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] bedoelde gevallen bevinden;
3° zij hebben een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering gesloten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt. De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van de verzekering;
4° wat hun activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet in België betreft, slechts handelen met ondernemingen of personen die, met toepassing van dit hoofdstuk, een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd voor de uitoefening van die activiteit in België;
5° tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen zoals bedoeld in artikel VII.216 toetreden, bijdragen tot de financiering van die geschillenregeling en ingaan op elk verzoek om informatie dat hij in het raam van die geschillenregeling ontvangt;
6° de aan de FSMA verschuldigde vergoedingen voor de uitoefening van het toezicht betalen;
7° een professioneel e-mailadres meedelen aan de FSMA waarnaar deze op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van dit hoofdstuk, verricht.

§ 2. De in dit artikel bedoelde bemiddelaars leveren het bewijs aan de FSMA, volgens de door haar bij reglement vastgestelde regels, inclusief inzake frequentie, dat de in het eerste lid bedoelde bepalingen worden nageleefd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 37, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsprocedure] [#S1;S#]
Art. VII.188

[ [#S1;S#] § 1. Elke inschrijvingsaanvraag wordt aan de FSMA gericht overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden.

§ 2. Elke wijziging van de in het inschrijvingsdossier vermelde gegevens wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld, onverminderd het recht van de FSMA om bij de betrokkene informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen.

   [ [#S4;S#] De kredietgevers inzake consumentenkrediet, de bemiddelaars inzake consumentenkrediet en de in artikelen VII. 184, § 1, tweede lid, 2°, en VII. 186, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1°, bedoelde personen brengen de FSMA inzonderheid onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de inschrijvingsaanvraag verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste geschiktheid of professionele betrouwbaarheid.

   Overeenkomstig de artikelen VII. 186, § 1, eerste lid en XV. 18/1, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het tweede lid is verkregen, de naleving van de in artikelen VII. 184, § 1, tweede lid, 2°, en VII. 186, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1° bedoelde vereisten herbeoordelen.] [#S4;S#]

§ 3. De FSMA schrijft de bemiddelaars inzake consumentenkrediet in die voldoen aan de in onderafdeling 2 vastgestelde voorwaarden. Zij doet uitspraak uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig dossier en uiterlijk binnen vier maanden na de indiening van de aanvraag.

§ 4. Het directiecomité van de FSMA kan een door hem aangeduid personeelslid van de FSMA belasten met de kennisgeving van beslissingen tot inschrijving of weigering van inschrijving in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet, alsook van beslissingen tot wijziging, aanmaning, verbod, schorsing en schrapping van de inschrijving.

   De FSMA kan de in het vorige lid bedoelde beslissingen op rechtsgeldig wijze ter kennis brengen aan de hand van een voorgedrukt formulier voorzien van een door middel van een mecanografisch procedé gereproduceerde handtekening.

§ 5. De FSMA publiceert op haar website het geactualiseerde register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet, alsook de historiek van de wijzigingen die tijdens de laatste twaalf maanden in dat register zijn aangebracht.

   Dat register is onderverdeeld als volgt :
1° kredietmakelaars
2° verbonden agenten
3° agenten in een nevenfunctie

   [ [#S2;S#] Het register vermeldt voor elke bemiddelaar inzake consumentenkrediet :
1° de gegevens die noodzakelijk zijn voor zijn identificatie;
2° de datum waarop hij is ingeschreven;
3° de categorie waarin hij is ingeschreven;
4° desgevallend de datum waarop hij is geschrapt;
5° de naam van de verantwoordelijken voor de distributie;
6° [ [#S3;S#] voor de verbonden agenten: de naam van de kredietgever of kredietgevers inzake consumentenkrediet waarmee zij verbonden zijn en desgevallend de groep waartoe deze kredietgevers behoren] [#S3;S#];
7° alle andere informatie die de FSMA nuttig acht voor een correcte informatieverstrekking aan het publiek.] [#S2;S#]

   [ [#S2;S#] De FSMA bepaalt de voorwaarden waaronder de vermelding van de schrapping van een bemiddelaar van de website wordt weggelaten.] [#S2;S#]

§ 6. Bij de indiening van zijn inschrijvingsaanvraag vermeldt de aanvrager in welke categorie van het register hij wenst te worden ingeschreven. Een bemiddelaar kan slechts in een enkele categorie van het register worden ingeschreven. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 38, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2015-12-18/31, art. 43, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> ( 4)<W 2017-12-05/04, art. 22, 052; Inwerkingtreding : 28-12-2017>
TITEL 5. - [ [#S1;S#] Burgerlijke sancties.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] Betalingsdiensten.] [#S1;S#]
Art. VII.189

[ [#S1;S#] Tenzij de betalingsdienstaanbieder bewijst dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld, blijft de betalingsdienstaanbieder aansprakelijk jegens de betaler voor alle gevolgen van het gebruik van een betalingsinstrument door een niet gerechtigde derde in geval van niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen die hij heeft op grond van de artikelen VII. 13, 5°, a) en c) en VII. 31, 1° en 3°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
Art. VII.190

[ [#S1;S#] Bij niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen voortvloeiend uit artikel VII. 55, § 1, en onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, wordt de betalingsdienstgebruiker van rechtswege ontslagen van het betalen van de gevraagde kosten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
Art. VII.191

[ [#S1;S#] Bij niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen VII. 12, VII. 13, 2° tot 6°, VII. 14 en VII. 15, VII. 20, VII. 22, tweede lid, VII. 24, VII. 28, VII. 31, VII. 35, eerste lid, VII. 37, VII. 38, § 2,VII. 39 enVII. 40, VII. 42, VII. 44 tot VII.47, VII. 49 tot VII. 51, VII. 55 en VII. 56 kan de betalingsdienstgebruiker, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de raamovereenkomst [ [#S2;S#] met een bij aangetekende zending gemotiveerd schrijven] [#S2;S#] zonder kosten of boete onmiddellijk opzeggen vanaf het ogenblik dat hij kennis had of hoorde te hebben van de niet-nageleefde verplichtingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 30, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.192

[ [#S1;S#] Bij niet-naleving door de uitgever van elektronisch geld van de verplichtingen voortvloeiend uit artikel VII. 61, en onverminderd de gemeenrechtelijke sancties :
1° wordt de houder van elektronisch geld van rechtswege ontslagen van de eventuele vergoeding die samenhangt met de terugbetaling;
2° kan de houder van elektronisch geld, de overeenkomst elektronisch geld, en in voorkomend geval de raamovereenkomst inzake betalingsdiensten, [ [#S2;S#] met een bij aangetekende zending gemotiveerd schrijven] [#S2;S#] zonder kosten of boete onmiddellijk opzeggen vanaf het ogenblik dat hij kennis had of hoorde te hebben van de niet-nageleefde verplichtingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 31, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.193

[ [#S1;S#] Wanneer de betalingsdienstaanbieder de informatievereisten bedoeld in artikel 5 (2) en (3). van de Verordening (EU) nr. 260/2012, die nodig zijn voor de correcte uitvoering van een betalingstransactie, niet naleeft of, desgevallend, niet waarborgt dat deze worden nageleefd, kan de betalingsdienstgebruiker, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de toepassing vragen van vergoedende maatregelen voor de schade te wijten aan de niet naleving van de verplichtingen.

   De betalingsdienstaanbieder is aansprakelijk jegens de betaler voor de gevolgen van de uitvoering van een betalingstransactie die in strijd is met de door de betaler gegegeven opdracht overeenkomstig artikel 5 (3) d), van de Verordening (EU) nr. 260/2012. Hij dient de gedebiteerde betaalrekening onverwijld te herstellen zoals die zou zijn geweest mocht de voormelde opdracht wel zijn nageleefd. De betaler heeft ook recht op aanvullende vergoedingen voor eventueel verdere financiële gevolgen.

   Wanneer de begunstigde die geen consument is, de informatievereisten bedoeld in artikel 5 (4) van Verordening (EU) nr. 260/2012, die nodig zijn voor de correcte uitvoering van een betalingstransactie, niet naleeft of, desgevallend, niet waarborgt dat deze worden nageleefd, kan de betalingsdienstgebruiker, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de toepassing vragen van vergoedende maatregelen voor de schade te wijten aan de niet naleving van de verplichtingen. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] Consumentenkrediet.] [#S1;S#]
Art. VII.194

[ [#S1;S#] Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, verklaart de rechter de overeenkomst nietig of vermindert de verplichtingen van de consument en dit hoogstens tot de prijs van het goed of de dienst bij contante betaling of tot het ontleende bedrag en dit met behoud van het voordeel van de betaling in termijnen wanneer de kredietovereenkomst werd gesloten naar aanleiding van een in artikel VII. 67 bedoelde onwettige verkoopmethode.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.195

[ [#S1;S#] Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, verklaart de rechter de overeenkomst nietig of vermindert de verplichtingen van de consument en dit hoogstens tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag,wanneer de kredietgever de in artikel VII. 78, § 1, tweede lid, § 2, 5° tot 9°, § 3, 1° tot 7°, 11°, 13° en 14° bedoelde vermeldingen niet naleeft.

   De rechter kan een gelijkaardige maatregel nemen wanneer de kredietgever :
1° de in artikel VII. 78, § 2, 1° tot 4°, § 3, 8° tot 10°, 12° en 15°, bedoelde vermeldingen niet naleeft;
2° de verplichtingen bedoeld in artikel VII. 77, § 1, tweede lid, niet naleeft.

   De rechter vermindert de verplichtingen van de steller van een zekerheid en dit hoogstens tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag, wanneer de kredietgever de [ [#S2;S#] in artikel VII.110] [#S2;S#] opgenomen bepalingen niet naleeft.

   In geval van vermindering van de verplichtingen van de consument behoudt deze het voordeel van de betaling in termijnen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 39, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VII.196

[ [#S1;S#] De verplichtingen van de consument zijn van rechtswege beperkt tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag wanneer :
1° de kredietgever een kredietovereenkomst toegezegd heeft tegen een percentage dat hoger ligt dan het percentage dat de Koning met toepassing van artikel VII. 94 heeft vastgesteld;
2° de kredietgever de bepalingen bedoeld in artikel VII. 95 niet heeft nageleefd of miskend;
3° de overdracht van de overeenkomst ofwel de overdracht of de indeplaatsstelling in de rechten voortvloeiend uit een kredietovereenkomst, gebeurd is zonder inachtneming van de in artikel VII. 102 gestelde voorwaarden;
4° een kredietovereenkomst is gesloten :
a) door een niet-vergunde of niet-geregistreerde kredietgever conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen op het moment van de kredietverlening;
b) door een kredietgever die voorheen afstand had gedaan van die registratie of vergunning;
c) door bemiddeling van een niet-ingeschreven kredietbemiddelaar conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen op het moment van de kredietverlening;
d) door een kredietgever wiens vergunning of registratie wasgeschrapt, herroepen of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.67/3;
e) door bemiddeling van een kredietbemiddelaar wiens inschrijving voorheen was geschrapt of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.68;
5° de kredietgever de bepalingen bedoeld in de artikelen VII. 87 niet heeft nageleefd of heeft miskend.

   Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de betrokken kredietgever een kredietinstelling, een instelling voor elektronisch geld, een betalingsinstelling die ressorteert onder het recht van een andere EER-lidstaat, of een financiële instelling als bedoeld in [ [#S2;S#] artikel 332 van de wet van 25 april 2014] [#S2;S#] is, die krachtens haar nationaal recht gemachtigd is om consumentenkredietovereenkomsten te verlenen in haar lidstaat van herkomst en die haar activiteit in België uitoefent via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten zonder dat de ter zake door de toepasselijke Europese richtlijnen opgelegde formaliteiten zijn vervuld.

   In deze gevallen behoudt de consument het voordeel van de betaling in termijnen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 40, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VII.197

[ [#S1;S#] De consument kan de terugbetaling eisen van de door hem gestorte bedragen, verhoogd met de som van de wettelijke intresten, wanneer een betaling gebeurd is ondanks het in de artikelen VII. 79, VII. 90 en VII. 114, § 1, bedoelde verbod, of wanneer zij is gebeurd in het raam van een in artikel VII. 115 verboden schuldbemiddeling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.198

[ [#S1;S#] Wanneer, ondanks het in artikel VII. 90, § 1, eerste lid, bedoelde verbod, de kredietgever of de kredietbemiddelaar een bedrag stort of een levering van een goed of een dienst verricht, is de consument niet gehouden dat bedrag terug te betalen, de geleverde dienst of het geleverde goed te betalen noch dit laatste terug te zenden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.199

[ [#S1;S#] Wanneer van de consument of de steller van een zekerheid straffen of schadevergoedingen worden gevraagd waarin dit boek niet voorziet, worden zij van rechtswege daarvan volledig ontslagen.

   Indien de rechter bovendien oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, bij niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, kan hij deze ambtshalve verminderen of de consument er geheel van ontslaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.200

[ [#S1;S#] In geval van niet naleving van de bepalingen bedoeld in de artikelen VII. 106, § 4, VII. 86, §§ 2 tot 4 en VII. 99, wordt de consument van rechtswege ontslagen van de interesten en de kosten voor de periode waarop de inbreuk betrekking heeft.

   Indien de consument, in weerwil van het verbod van artikel VII. 87, § 3, tot wedersamenstelling van het kapitaal van het krediet is overgegaan, kan hij de onmiddellijke terugbetaling van het wedersamengestelde kapitaal eisen, inclusief de verworven intresten, dan wel de terugbetaling van het krediet, tot beloop van het wedersamengestelde kapitaal inclusief de verworven intresten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.201

[ [#S1;S#] Onverminderd de andere gemeenrechtelijke sancties, kan de rechter de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsintresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag wanneer :
1° de kredietgever de verplichtingen bedoeld in de artikelen VII. 69, VII. 70, VII. 72, VII. 74, VII. 75 et VII. 77 niet heeft nageleefd;
2° de kredietbemiddelaar de verplichtingen in de artikelen VII. 69, § 1, eerste lid, VII. 70, VII. 71, VII. 74, VII. 75 [ [#S2;S#] VII.112 en VII.113, § 1°] [#S2;S#] niet heeft nageleefd;
3° de vormvereisten als bepaald in artikel VII. 76 betreffende het sluiten van de kredietovereenkomst niet in acht werden genomen.

   In die gevallen behoudt de consument het voordeel van de betaling in termijnen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 41, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. VII.202

[ [#S1;S#] De consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening, verricht in strijd met de bepalingen van artikel VII. 91, eerste en vierde lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.203

[ [#S1;S#] De niet-naleving van de bepalingen van artikel VII. 84, eerste lid, verleent de consument het recht de nietigverklaring van de koop- of dienstverleningsovereenkomst te vorderen en van de verkoper of dienstverlener, de terugbetaling te vorderen van de door hem reeds verrichte betalingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.204

[ [#S1;S#] Wanneer de consument heeft nagelaten de inlichtingen bedoeld in artikel VII. 69 te verstrekken of wanneer hij onjuiste gegevens heeft verstrekt, kan de rechter, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de ontbinding van de overeenkomst ten laste van de consument bevelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.205

[ [#S1;S#] Hij die, in strijd met artikel VII. 88, een wissel of een orderbriefje doet ondertekenen of een cheque in ontvangst neemt ter betaling of als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag, is ertoe gehouden aan de consument de totale kosten van het krediet voor de consument terug te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.206

[ [#S1;S#] De steller van een zekerheid wordt vrijgesteld van elke verplichting indien hij niet overeenkomstig artikel VII. 109, § 1, voorafgaandelijk een exemplaar van het kredietcontract heeft ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.207

[ [#S1;S#] Indien het lichamelijk roerend goed in strijd met de bepalingen van artikel VII. 108 wordt teruggenomen, is de kredietovereenkomst ontbonden. De kredietgever is ertoe gehouden de gestorte bedragen binnen de dertig dagen volledig terug te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.208

[ [#S1;S#] Geen enkele commissie is verschuldigd wanneer de kredietovereenkomst ontbonden of verbroken wordt of het voorwerp uitmaakt van een termijnverval en de kredietbemiddelaar de bepalingen [ [#S2;S#] van artikel VII.113] [#S2;S#] niet heeft nageleefd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 42, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Hypothecair krediet.] [#S1;S#]
Art. VII.209

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de kredietgever de in de artikelen VII.126, VII.127, VII.129, VII.130, VII.133 of VII.147 bedoelde verplichtingen of verbodsbepalingen, de vormvereisten bedoeld in artikel VII.132 of de in artikel VII.134 bedoelde vermeldingen niet naleeft dan kan de rechter :
1° bij een hypothecair krediet met een roerende bestemming, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de overeenkomst nietig verklaren of de verplichtingen van de consument verminderen tot het opgenomen kredietbedrag en hem ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsintresten. In dat laatste geval behoudt de consument het voordeel van de betaling in termijnen;
2° bij een hypothecair krediet met een onroerende bestemming de kredietgever veroordelen tot de betaling aan de consument van een eenmalige schadevergoeding van hoogstens 40 pct. van alle intresten van het krediet wanneer het opgenomen kredietbedrag lager of gelijk is aan 20 000 euro en van hoogstens 30 pct. van alle interesten van het krediet wanneer het opgenomen kredietbedrag hoger is dan 20 000 euro.

§ 2. Wanneer de kredietbemiddelaar de in de artikelen VII.126, § 1, eerste lid, VII.127, VII.129, VII.130 of VII.147/29, § 4, bedoelde verplichtingen niet naleeft dan kan de rechter een gelijkaardige sanctie uitspreken als bedoeld in paragraaf 1.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.210

[ [#S1;S#] De verplichtingen van de consument zijn van rechtswege beperkt tot het opgenomen kredietbedrag wanneer :
1° de kredietgever een kredietovereenkomst toegezegd heeft tegen een percentage dat hoger ligt dan het percentage dat de Koning met toepassing van artikel VII.147/9 heeft vastgesteld;
2° de kredietgever de bepalingen bedoeld in artikel VII.147/29, §§ 1 tot 3 niet heeft nageleefd of miskend;
3° de overdracht van de overeenkomst ofwel de overdracht of de indeplaatsstelling in de rechten voortvloeiend uit een kredietovereenkomst, gebeurd is zonder inachtneming van de in artikel VII.147/17 gestelde voorwaarden;
4° een kredietovereenkomst is gesloten :
a) door een niet-vergunde of niet-geregistreerde kredietgever conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen op het moment van de kredietverlening;
b) door een kredietgever die voorheen afstand had gedaan van die registratie of vergunning;
c) door bemiddeling van een niet-ingeschreven kredietbemiddelaar conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen op het moment van de kredietverlening;
d) door een kredietgever wiens vergunning of registratie was geschrapt, herroepen of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.67/3;
e) door bemiddeling van een kredietbemiddelaar wiens inschrijving voorheen was geschrapt of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.68.

   In deze gevallen behoudt de consument het voordeel van de betaling in termijnen.

   De bepaling onder 4° van het eerste lid is niet van toepassing wanneer :
1° de betrokken kredietgever een kredietinstelling, een instelling voor elektronisch geld, een betalingsinstelling die ressorteert onder het recht van een andere EER-lidstaat, of een financiële instelling als bedoeld in artikel 332 van de wet van 25 april 2014 is, die krachtens haar nationaal recht gemachtigd is om hypothecaire kredietovereenkomsten te verlenen in haar lidstaat van herkomst en die haar activiteit in België uitoefent via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten zonder dat de ter zake door de toepasselijke Europese richtlijnen opgelegde formaliteiten zijn vervuld;
2° wanneer de betrokken kredietbemiddelaar een bemiddelaar inzake hypothecair krediet is als bedoeld in artikel VII.183, § 2, en de ter zake door de toepasselijke Europese richtlijnen opgelegde formaliteiten niet zijn vervuld.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.211

[ [#S1;S#] De consument kan de terugbetaling eisen van de door hem gestorte bedragen, verhoogd met de som van de wettelijke intresten, wanneer een betaling gebeurd is ondanks het in de artikelen VII.137, VII.140 en VII.141, VII.147/3 en VII.147/30, § 1, bedoelde verbod, of wanneer zij is gebeurd in het raam van een in artikel VII. 147/31 verboden schuldbemiddeling.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.212

[ [#S1;S#] Wanneer, ondanks het in artikel VII.147/3, § 1, eerste lid, bedoelde verbod, de kredietgever of de kredietbemiddelaar een bedrag stort, is de consument niet gehouden dat bedrag terug te betalen, de geleverde dienst of het geleverde goed te betalen noch dit laatste terug te zenden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.213

[ [#S1;S#] Wanneer van de consument of de steller van een zekerheid straffen of schadevergoedingen worden gevraagd waarin dit boek niet voorziet, worden zij van rechtswege daarvan volledig ontslagen.

   Indien de rechter bovendien oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, bij niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, kan hij deze ambtshalve verminderen of de consument er geheel van ontslaan.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214

[ [#S1;S#] In geval van niet naleving van de bepalingen bedoeld in de artikelen VII.143, §§ 2 tot 4, VII.147/14 en VII. 147/22, § 4, wordt de consument van rechtswege ontslagen van de intresten en de kosten voor de periode waarop de inbreuk betrekking heeft.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/1

[ [#S1;S#] Wanneer, wegens het niet-naleven van artikel VII.134, § 3, 5° :
1° het niet mogelijk is de bedragen der aflossing of wedersamenstelling te bepalen, is de consument niet verplicht dergelijke stortingen te doen;
2° het niet mogelijk is de tijdstippen te bepalen waarop en de voorwaarden waaronder de periodieke lasten, de intresten of de wedersamenstellingsstortingen verschuldigd zijn, is de consument maar verplicht ze te betalen op de verjaardata van het krediet.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/2

[ [#S1;S#] De consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening, verricht in strijd met de bepalingen van artikel VII.147/5, eerste en vierde lid.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/3

[ [#S1;S#] De niet-naleving van de bepalingen van artikel VII.139, eerste lid, verleent de consument het recht de nietigverklaring van de koop- of dienstverleningsovereenkomst te vorderen en van de verkoper of dienstverlener, de terugbetaling te vorderen van de door hem reeds verrichte betalingen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/4

[ [#S1;S#] Wanneer de consument heeft nagelaten de inlichtingen bedoeld in artikel VII.126 te verstrekken of wanneer hij onjuiste gegevens heeft verstrekt, kan de rechter, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de ontbinding van de overeenkomst ten laste van de consument bevelen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/5

[ [#S1;S#] Hij die, in strijd met artikel VII.147/1, een wissel of een orderbriefje doet ondertekenen of een cheque in ontvangst neemt ter betaling of als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag, is ertoe gehouden aan de consument de totale kosten van het krediet voor de consument terug te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/6

[ [#S1;S#] De steller van een zekerheid wordt vrijgesteld van elke verplichting indien hij niet overeenkomstig artikel VII.147/26 voorafgaandelijk een exemplaar van het kredietcontract heeft ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/7

[ [#S1;S#] Indien het lichamelijk roerend goed in strijd met de bepalingen van artikel VII. 147/25 wordt teruggenomen, is de kredietovereenkomst ontbonden. De kredietgever is ertoe gehouden de gestorte bedragen binnen de dertig dagen volledig terug te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/8

[ [#S1;S#] Geen enkele commissie is verschuldigd wanneer de kredietovereenkomst ontbonden of verbroken wordt of het voorwerp uitmaakt van een termijnverval en de kredietbemiddelaar de bepalingen van artikel VII.147/30 niet heeft nageleefd.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/9

[ [#S1;S#] Zijn van rechtswege nietig :
1° de toevoeging of aanhechting van een ander contract dan bedoeld in artikel VII.146;
2° elk beding in strijd met de artikelen VII.147 en VII.147/1.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.214/10

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing van de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk, indien de kredietgever of de kredietbemiddelaar de verplichtingen of verbodsbepalingen, vervat in titel 4, hoofdstuk 2, of in de in uitvoering ervan genomen besluiten schendt, mag de consument op ieder ogenblik en zonder enige vergoeding het krediet terug betalen. Indien de consument van dit recht gebruik maakt en de debetrentevoet of de periodieke rentevoet niet kan worden bepaald doordat de kredietovereenkomst niet de nodige elementen bevat, worden de gelopen intresten berekend aan de wettelijke rentevoet.

§ 2. Het in paragraaf 1 bedoelde rechtsmiddel doet geen afbreuk aan alle overige rechten of middelen van verhaal die de consument kan doen gelden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-04-22/01, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen.] [#S1;S#]
Art. VII.215

[ [#S1;S#] Na het verstrijken van een termijn van tien dagen te rekenen van de uitspraak, is de griffier van de rechtbank of van het hof ertoe gehouden de minister op de hoogte te brengen van elk vonnis of arrest dat toepassing maakt van één of meerdere burgerlijke of strafrechtelijke sancties.

   De griffier is er eveneens toe gehouden de minister elk beroep tegen dergelijke beslissing onverwijld mee te delen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
TITEL 6. - [ [#S1;S#] Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen.] [#S1;S#]
Art. VII.216

[ [#S1;S#] Er wordt een buitengerechtelijke klachtenregeling inzake financiële diensten [ [#S3;S#] bedoeld in dit boek] [#S3;S#] ingesteld met als doel geschillen tussen een betalingsdienstaanbieder, kredietgever of kredietbemiddelaar aan de ene kant, en een consument, aan de andere kant, te helpen oplossen door hierover advies te verstrekken of op te treden als bemiddelaar.

   Deze ombudsdienst voor financiële diensten is een onafhankelijk orgaan dat voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel XVI.25 van het Wetboek van economisch recht.] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] De betalingsdienstaanbieders zijn gehouden zich aan te sluiten bij deze ombudsdienst.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 44, 028; Inwerkingtreding : 30-10-2015> ( 3)<W 2017-12-22/14, art. 27, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
TITEL 6/1. [ [#S1;S#] - Waardepapieren.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepaling.] [#S1;S#]
Art. VII.216/1

[ [#S1;S#] In deze titel dekt het woord "bankier" de in België gevestigde kredietinstellingen die onder de wet vallen van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 102, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - De wisselbrief.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Uitgifte en vorm van de wisselbrief] [#S1;S#]
Art. VII.216/2

[ [#S1;S#] De wisselbrief behelst :
1° de benaming "wisselbrief", opgenomen in de tekst zelf en uitgedrukt in de taal waarin de titel is gesteld;
2° de onvoorwaardelijke opdracht tot betaling van een bepaalde som;
3° de naam van degene die betalen moet (betrokkene);
4° de aanwijzing van de vervaldag;
5° die van de plaats waar de betaling moet geschieden;
6° de naam van degene aan wie of aan wiens order de betaling moet worden gedaan;
7° de vermelding van de dagtekening, alsmede van de plaats waar de wisselbrief is getrokken;
8° de handtekening van degene die de wisselbrief uitgeeft (trekker).] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/3

[ [#S1;S#] De titel waarin een der vermeldingen, in artikel VIII.216/2 aangegeven, ontbreekt, geldt niet als wisselbrief, behoudens in de hieronder in dit artikel genoemde gevallen :

   De wisselbrief waarvan de vervaldag niet is aangewezen, wordt beschouwd als betaalbaar op zicht.

   Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats, aangegeven naast de naam van de betrokkene, geacht te zijn de plaats van betaling en tevens die van de woonplaats van de betrokkene.

   De wisselbrief welke niet de plaats vermeldt waar hij is getrokken, wordt geacht te zijn ondertekend in de plaats aangegeven naast de naam van de trekker.

   De handtekening, waarvan sprake in artikel VII.216/2, 8°, kan vervangen worden door een notariële akte in brevet, die op de wisselbrief gesteld wordt en waaruit de wil blijkt van degene die zou hebben moeten ondertekenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/4

[ [#S1;S#] De wisselbrief kan aan de order van de trekker zelf luiden.

   Hij kan worden getrokken op de trekker zelf.

   Hij kan worden getrokken voor rekening van een derde.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/5

[ [#S1;S#] Een wisselbrief kan betaalbaar zijn aan de woonplaats van een derde, hetzij in de plaats waar de betrokkene zijn woonplaats heeft, hetzij in een andere plaats.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/6

[ [#S1;S#] In een wisselbrief, betaalbaar op zicht of een zekere tijd na zicht, kan de trekker bepalen dat de som rente draagt. In elke andere wisselbrief wordt deze clausule voor niet geschreven gehouden.

   De rentevoet moet in de wisselbrief worden aangegeven; bij gebreke hiervan wordt de renteclausule voor niet geschreven gehouden.

   De rente loopt te rekenen van de dagtekening van de wisselbrief, tenzij een andere dag is aangegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/7

[ [#S1;S#] De wisselbrief waarvan het bedrag voluit in letters en tevens in cijfers is geschreven, geldt, in geval van verschil, ten belope van de som voluit in letters geschreven.

   De wisselbrief waarvan het bedrag meermalen is geschreven, hetzij voluit in letters, hetzij in cijfers, geldt, in geval van verschil slechts ten belope van de kleinste som.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/8

[ [#S1;S#] Indien de wisselbrief handtekeningen bevat van personen die onbekwaam zijn zich door middel van een wisselbrief te verbinden, valse handtekeningen of handtekeningen van verdichte personen, of handtekeningen welke, onverschillig om welke andere reden, de personen die deze handtekeningen op de wisselbrief hebben geplaatst of in wier naam zulks is geschied, niet kunnen verbinden, zijn de verbintenissen van de andere personen wier handtekening op de wisselbrief voorkomt, niettemin geldig.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/9

[ [#S1;S#] Ieder die zijn handtekening op een wisselbrief plaatst als vertegenwoordiger van een persoon voor wie hij niet de bevoegdheid had te handelen, is zelf krachtens de wisselbrief verbonden en heeft, indien hij betaalt, dezelfde rechten als de beweerde vertegenwoordigde zou hebben gehad. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vertegenwoordiger die zijn bevoegdheid heeft overschreden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/10

[ [#S1;S#] De trekker staat in voor de acceptatie en voor de betaling.

   Hij kan zijn verplichting, voor de acceptatie in te staan, uitsluiten; elke clausule waarbij hij de verplichting, voor de betaling in te staan, uitsluit, wordt voor niet geschreven gehouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/11

[ [#S1;S#] Indien een wisselbrief, onvolledig ten tijde van de uitgifte, is volledig gemaakt in strijd met de aangegane overeenkomsten, kan de niet-naleving van die overeenkomsten niet worden tegengeworpen aan de houder, tenzij deze de wisselbrief te kwader trouw heeft verkregen of hem grove schuld bij de verkrijging te wijten is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 105, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Endossement] [#S1;S#]
Art. VII.216/12

[ [#S1;S#] Elke wisselbrief, ook die welke niet uitdrukkelijk aan order luidt, kan door middel van endossement worden overgedragen.

   Indien de trekker in de wisselbrief de woorden "niet aan order" of een daarmee gelijkstaande uitdrukking heeft opgenomen, kan het stuk slechts worden overgedragen in de vorm en met de gevolgen van een gewone overdracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/13

[ [#S1;S#] Het endossement kan worden gesteld zelfs ten voordele van de betrokkene, al of niet acceptant, van de trekker of van elke andere wisselschuldenaar. Deze personen kunnen de wisselbrief opnieuw endosseren.

   Het endossement moet onvoorwaardelijk zijn. Elke voorwaarde waaraan het is onderworpen, wordt voor niet geschreven gehouden.

   Het gedeeltelijk endossement is nietig.

   Het endossement aan toonder geldt als endossement in blanco.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/14

[ [#S1;S#] Het endossement moet gesteld worden op de wisselbrief of op een daaraan vastgehecht blad (verlengstuk). Het moet worden ondertekend door de endossant.

   Het endossement kan de geëndosseerde onvermeld laten of bestaan uit de enkele handtekening van de endossant (endossement in blanco). In het laatste geval moet het endossement, om geldig te zijn, op de rugzijde van de wisselbrief op het verlengstuk worden gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/15

[ [#S1;S#] Door het endossement worden alle uit de wisselbrief voortvloeiende rechten overgedragen.

   Indien het endossement in blanco is, kan de houder :
1° het blanco invullen, hetzij met zijn eigen naam, hetzij met de naam van een andere persoon;
2° de wisselbrief wederom in blanco of aan een andere persoon endosseren;
3° de wisselbrief aan een derde overgeven, zonder het blanco in te vullen en zonder hem te endosseren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/16

[ [#S1;S#] De endossant staat in voor de acceptatie en voor de betaling, tenzij het tegendeel bedongen is.

   Hij kan een endossement verbieden; in dat geval staat hij tegenover de personen aan wie de wisselbrief later is geëndosseerd, niet in voor de acceptatie en voor de betaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/17

[ [#S1;S#] Hij die een wisselbrief onder zich heeft, wordt beschouwd als de rechtmatige houder, indien hij van zijn recht doet blijken door een ononderbroken reeks van endossementen, ook al is het laatste endossement in blanco gesteld. De doorgehaalde endossementen worden te dien aanzien voor niet geschreven gehouden. Wanneer een endossement in blanco door een ander endossement is gevolgd, wordt de ondertekenaar van dit laatste geacht de wisselbrief door het endossement in blanco verkregen te hebben.

   Indien iemand, op welke wijze dan ook, het bezit van de wisselbrief heeft verloren, is de houder, die van zijn recht doet blijken op de wijze, bij het eerste lid aangegeven, niet verplicht de wisselbrief af te geven, tenzij hij deze te kwader trouw heeft verkregen of hem grove schuld bij de verkrijging te wijten is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/18

[ [#S1;S#] Zij die uit hoofde van de wisselbrief worden aangesproken, kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhoudingen tot de trekker of tot vroegere houders, niet aan de houder tegenwerpen, tenzij deze bij de verkrijging van de wisselbrief desbewust ten nadele van de schuldenaar heeft gehandeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/19

[ [#S1;S#] Wanneer het endossement e vermelding bevat "waarde ter incassering", "ter incasso", "in lastgeving" of enige andere vermelding die niets meer dan een opdracht tot inning in zich sluit, kan de houder alle uit de wisselbrief voortvloeiende rechten uitoefenen, maar hij kan hem niet anders endosseren dan als lastgeving.

   De wisselschuldenaars kunnen in dat geval aan de houder slechts de verweermiddelen tegenwerpen welke aan de endossant zouden kunnen worden tegengeworpen.

   De opdracht, vervat in een incasso-endossement, eindigt niet door de dood of door de latere onbekwaamheid van de lastgever.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/20

[ [#S1;S#] Wanneer een endossement de vermelding bevat "waarde tot zekerheid", "waarde tot pand" of enige andere vermelding die inpandgeving in zich sluit, kan de houder alle uit de wisselbrief voortvloeiende rechten uitoefenen, maar een door hem gesteld endossement geldt slechts als een endossement als lastgeving

   De wisselschuldenaars kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhoudingen tot de endossant, niet aan de houder tegenwerpen, tenzij deze bij de ontvangst van de wisselbrief desbewust ten nadele van de schuldenaar heeft gehandeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/21

[ [#S1;S#] Een endossement, gesteld na de vervaldag, heeft dezelfde gevolgen als een endossement, gesteld vóór de vervaldag. Echter heeft het endossement, gesteld na het protest van niet-betaling of na het verstrijken van de termijn voor het opmaken van het protest bepaald, slechts de gevolgen van een gewone overdracht.

   Behoudens tegenbewijs, wordt het endossement zonder dagtekening geacht te zijn gesteld vóór het verstrijken van de termijn, voor het opmaken van het protest bepaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 107, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Acceptatie] [#S1;S#]
Art. VII.216/22

[ [#S1;S#] De wisselbrief kan tot de vervaldag door de houder of door iemand die hem enkel onder zich heeft, aan de betrokkene te zijner woonplaats ter acceptatie worden aangeboden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/23

[ [#S1;S#] In elke wisselbrief kan de trekker, al dan niet met vaststelling van een termijn, bepalen dat deze ter acceptatie moet worden aangeboden.

   Hij kan in de wisselbrief de aanbieding ter acceptatie verbieden, behoudens in wisselbrieven, betaalbaar bij een derde of betaalbaar in een andere plaats dan die van de woonplaats van de betrokkene of betaalbaar een zekere tijd na zicht.

   Hij kan ook bepalen dat de aanbieding ter acceptatie niet kan plaatshebben vóór een bepaalde dag.

   Tenzij de trekker heeft verklaard dat de wisselbrief niet vatbaar is voor acceptatie, kan elke endossant, al dan niet met vaststelling van een termijn, bepalen dat hij ter acceptatie moet worden aangeboden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/24

[ [#S1;S#] Wisselbrieven, betaalbaar een zekere tijd na zicht, moeten ter acceptatie worden aangeboden binnen een jaar na hun dagtekening.

   De trekker kan een kortere of een langere termijn bepalen.

   De endossanten kunnen deze termijnen verkorten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/25

[ [#S1;S#] De betrokkene kan verzoeken dat hem een tweede aanbieding wordt gedaan de dag, volgende op de eerste. Belanghebbenden zullen zich er niet op mogen beroepen dat aan dit verzoek geen gevolg is gegeven, tenzij het verzoek in het protest is vermeld.

   De houder is niet verplicht de ter acceptatie aangeboden wisselbrief aan de betrokkene af te geven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/26

[ [#S1;S#] De acceptatie wordt op de wisselbrief gesteld. Zij wordt uitgedrukt door het woord "geaccepteerd" of door een daarmee gelijkstaand woord; zij wordt door de betrokkene ondertekend. De enkele handtekening van de betrokkene, op de voorzijde van de wisselbrief gesteld, geldt als acceptatie.

   Wanneer de wisselbrief betaalbaar is een zekere tijd na zicht, of wanneer hij krachtens een uitdrukkelijk beding ter acceptatie moet worden aangeboden binnen een bepaalde termijn, moet de acceptatie als dagtekening inhouden de dag waarop zij is geschied, tenzij de houder die van de aanbieding eist. Bij gebreke van dagtekening moet de houder dit verzuim door een tijdig protest doen vaststellen, op straffe van verlies van zijn recht van regres op de endossanten en op de trekker.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/27

[ [#S1;S#] De acceptatie is onvoorwaardelijk, maar de betrokkene kan haar beperken tot een gedeelte van de som.

   Elke andere wijziging, door de acceptant met betrekking tot het in de wisselbrief vermelde aangebracht, geldt als weigering van acceptatie. De acceptant is echter gehouden overeenkomstig de inhoud van zijn acceptatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/28

[ [#S1;S#] Wanneer de trekker de wisselbrief op een andere plaats dan die van de woonplaats van de betrokkene heeft betaalbaar gesteld, zonder een derde aan te wijzen, bij wie de betaling moet worden gedaan, kan de betrokkene deze bij de acceptatie aanwijzen. Bij gebreke van zodanige aanwijzing wordt de acceptant geacht zich verbonden te hebben zelf te betalen op de plaats van betaling.

   Indien de wisselbrief betaalbaar is aan de woonplaats van de betrokkene, kan deze, in de acceptatie, een adres aanwijzen, in dezelfde plaats waar de betaling moet worden gedaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/29

[ [#S1;S#] Door de acceptatie verbindt de betrokkene zich de wisselbrief op de vervaldag te betalen.

   Bij gebreke van betaling heeft de houder, al ware hij de trekker, tegen de acceptant een rechtstreekse vordering, uit de wisselbrief voortspruitend, voor al hetgeen kan worden gevorderd krachtens de artikelen VII.216/49 en VII.216/50.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/30

[ [#S1;S#] Indien de betrokkene zijn op de wisselbrief gestelde acceptatie heeft doorgehaald vóór de teruggave van de wisselbrief, wordt de acceptatie geacht te zijn geweigerd. Behoudens tegenbewijs wordt de doorhaling geacht te zijn geschied vóór de teruggave van de wisselbrief.

   Indien echter de betrokkene zijn acceptatie schriftelijk kenbaar heeft gemaakt aan de houder of aan iemand wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt, is hij tegenover dezen gehouden overeenkomstig de inhoud van zijn acceptatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 109, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Aval] [#S1;S#]
Art. VII.216/31

[ [#S1;S#] De betaling van de wisselbrief kan zowel voor zijn geheel bedrag als voor een gedeelte daarvan door een borgtocht (aval) worden verzekerd.

   Deze borgtocht kan door een derde, of zelfs door iemand wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt, worden gegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 111, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/32

[ [#S1;S#] Het aval wordt op de wisselbrief of op een verlengstuk gesteld of wordt gegeven bij een afzonderlijke akte, die de plaats vermeldt waar het is gegeven.

   Het wordt uitgedrukt door de woorden "goed voor aval" of door enige andere daarmee gelijkstaande uitdrukking; het wordt door de avalgever ondertekend.

   De enkele handtekening van de avalgever, gesteld op de voorzijde van de wisselbrief, geldt als aval, behalve wanneer de handtekening die is van de betrokkene of van de trekker.

   In het aval moet worden vermeld voor wie het is gegeven. Bij gebreke hiervan wordt het geacht voor de trekker te zijn gegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 111, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/33

[ [#S1;S#] De avalgever is op dezelfde wijze verbonden als degene voor wie het aval is gegeven.

   Zijn verbintenis is geldig, zelfs indien wegens een andere oorzaak dan een vormgebrek de door hem gewaarborgde verbintenis nietig is.

   Door te betalen verkrijgt de avalgever de rechten welke krachtens de wisselbrief kunnen worden uitgeoefend tegen degene voor wie het aval is gegeven en tegen degenen die tegenover deze laatste krachtens de wisselbrief verbonden zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 111, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Vervaldag] [#S1;S#]
Art. VII.216/34

[ [#S1;S#] Een wisselbrief kan worden getrokken :
1° op zicht;
2° op een zekere tijd na zicht;
3° op een zekere tijd na dagtekening;
4° op een bepaalde dag.

   Wisselbrieven met anders bepaalde vervaldagen of in termijnen betaalbaar zijn nietig.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 113, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/35

[ [#S1;S#] De wisselbrief, getrokken op zicht, is betaalbaar bij de aanbieding. Hij moet ter betaling worden aangeboden binnen een jaar na zijn dagtekening. De trekker kan een kortere of een langere termijn bepalen. De endossanten kunnen deze termijnen verkorten.

   De trekker kan voorschrijven dat een wisselbrief getrokken op zicht niet ter betaling mag worden aangeboden vóór een bepaalde dag. In dat geval loopt de termijn van aanbieding van die dag af.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 113, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/36

[ [#S1;S#] De vervaldag van een wisselbrief, getrokken op een zekere tijd na zicht, wordt bepaald, hetzij door de dagtekening van de acceptatie, hetzij door die van het protest.

   Bij gebreke van protest wordt de niet gedagtekende acceptatie ten aanzien van de acceptanten geacht te zijn gedaan op de laatste dag van de termijn, voor de aanbieding ter acceptatie voorgeschreven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 113, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/37

[ [#S1;S#] De wisselbrief, getrokken op een of meer maanden na dagtekening of na zicht, vervalt op de overeenkomstige dag van de maand waarin de betaling moet worden gedaan. Bij gebreke van een overeenkomstige dag vervalt een zodanige wisselbrief op de laatste dag van die maand.

   Bij een wisselbrief, getrokken op een of meer maanden en een halve maand na dagtekening of na zicht, worden eerst de gehele maanden gerekend.

   Is de vervaldag bepaald op het begin, op het midden (half januari, half februari, enz.) of op het einde van een maand, dan wordt onder die uitdrukkingen verstaan: de eerste, de vijftiende, de laatste van die maand.

   Onder de uitdrukkingen "acht dagen" of "vijftien dagen" ("quinze jours") moet worden verstaan niet één of twee weken, maar een termijn van acht of van vijftien werkelijke dagen.

   De uitdrukking "halve maand" duidt een termijn van vijftien dagen aan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 113, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/38

[ [#S1;S#] De vervaldag van een wisselbrief, betaalbaar op een bepaalde dag, in een plaats waar de tijdrekening een andere is dan die van de plaats van uitgifte, wordt geacht te zijn vastgesteld volgens de tijdrekening van de plaats van betaling.

   De dag van uitgifte van een wisselbrief, getrokken tussen twee plaatsen met verschillende tijdrekening en betaalbaar een zekere tijd na dagtekening, wordt herleid tot de overeenkomstige dag van de tijdrekening van de plaats van betaling en de vervaldag wordt dienovereenkomstig vastgesteld.

   De termijnen van aanbieding der wisselbrieven worden berekend overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid.

   Dit artikel is niet van toepassing, indien uit een in de wisselbrief opgenomen clausule of gewoon uit de bewoordingen van de titel een afwijkende bedoeling kan worden afgeleid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 113, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 6. [ [#S1;S#] - Betaling] [#S1;S#]
Art. VII.216/39

[ [#S1;S#] De houder van een wisselbrief, betaalbaar op een bepaalde dag of een zekere tijd na dagtekening of na zicht, moet deze ter betaling aanbieden de dag waarop hij betaalbaar is. Niet inachtneming van dit voorschrift kan slechts aanleiding geven tot schadeloosstelling.

   De aanbieding van een wisselbrief aan een door de regering aangewezen verrekeningskamer of aan een instelling door haar daartoe bevoegd gemaakt, geldt als aanbieding ter betaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 115, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/40

[ [#S1;S#] De betrokkene die de wisselbrief betaalt, kan vorderen dat deze hem wordt uitgeleverd, voorzien van de kwijting van de houder.

   De houder mag niet weigeren een gedeeltelijke betaling aan te nemen.

   In geval van gedeeltelijke betaling kan de betrokkene vorderen dat van die betaling op de wisselbrief melding wordt gemaakt en dat hem daarvoor kwijting wordt gegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 115, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/41

[ [#S1;S#] De houder van een wisselbrief kan niet genoodzaakt worden vóór de vervaldag betaling te ontvangen.

   De betrokkene die vóór de vervaldag betaalt, doet zulks op eigen verantwoordelijkheid.

   Hij die op de vervaldag betaalt, is wettig bevrijd, tenzij hem bedrog of grove schuld te wijten is. Hij is gehouden de regelmatigheid van de reeks van endossementen, maar niet de handtekening der endossanten te onderzoeken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 115, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/42

[ [#S1;S#] Wanneer de betaling van een wisselbrief is bedongen in ander geld dan dat van de plaats van betaling, kan het bedrag van de wisselbrief worden betaald in het geld van het land volgens zijn waarde op de vervaldag. Indien de schuldenaar in gebreke is, kan de houder te zijner keuze vorderen dat het bedrag van de wisselbrief voldaan wordt in het geld van het land volgens de koers, hetzij van de vervaldag, hetzij van de dag van betaling.

   De waarde van het vreemde geld wordt bepaald volgens de gebruiken van de plaats van betaling. De trekker kan echter bedingen dat het te betalen bedrag moet worden berekend volgens een in de wisselbrief bepaalde koers.

   Het bovenstaande is niet van toepassing, indien de trekker heeft bedongen dat de betaling moet geschieden in een bepaald aangeduid geld (clausule van werkelijke betaling in vreemd geld).

   Indien het bedrag van de wisselbrief is aangegeven in geld dat dezelfde benaming maar een verschillende waarde heeft in het land van uitgifte en in dat van betaling, wordt vermoed dat men het geld van de plaats van betaling heeft bedoeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 115, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/43

[ [#S1;S#] Bij gebreke van aanbieding ter betaling van de wisselbrief binnen de termijn, bij artikel VII.216/39 vastgesteld, heeft elke schuldenaar de bevoegdheid het bedrag ervan ter bewaring af te geven aan de bevoegde overheid aangewezen door de regering, op kosten en onder verantwoordelijkheid van de houder.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 115, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 7. [ [#S1;S#] - Recht van regres in geval van niet-acceptatie of niet-betaling] [#S1;S#]
Art. VII.216/44

[ [#S1;S#] De houder kan zijn recht van regres op de endossanten, de trekker en de andere wisselschuldenaars uitoefenen :
1° op de vervaldag :

   indien de betaling niet heeft plaatsgehad;
2° zelfs vóór de vervaldag :
a) indien de acceptatie geheel of gedeeltelijk is geweigerd;
b) wanneer de betrokkene, al dan niet acceptant, of de trekker van een niet voor acceptatie vatbare wisselbrief in een toestand verkeert van staking van betaling of van kennelijk onvermogen.

   Het onder b) hiervoren bepaalde ontneemt aan de garanten van de wisselbrief niet de bevoegdheid om door borgstelling uitsteltermijnen te bekomen, die in geen geval de vervaldag van de wisselbrief mogen overschrijden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/45

[ [#S1;S#] De weigering van acceptatie of van betaling moet worden vastgesteld bij authentieke akte (protest van niet-acceptatie of van niet-betaling).

   Het protest van niet-acceptatie moet worden opgemaakt binnen de termijnen voor de aanbieding ter acceptatie vastgesteld. Indien in het geval bij artikel VII.216/25, eerste lid, voorzien, de eerste aanbieding heeft plaatsgehad op de laatste dag van de termijn, kan het protest nog op de volgende dag worden gedaan.

   Het protest van niet-betaling van een wisselbrief, betaalbaar op een bepaalde dag of zekere tijd na dagtekening of na zicht, moet worden gedaan op een der twee werkdagen, volgende op de dag waarop de wisselbrief betaalbaar is. Indien het een wisselbrief, betaalbaar op zicht, betreft, moet het protest worden gedaan overeenkomstig de bepalingen bij het tweede lid vastgesteld voor het opmaken van het protest van niet-acceptatie.

   Het protest van niet-acceptatie maakt de aanbieding ter betaling en het protest van niet-betaling overbodig.

   In geval van kennelijk onvermogen van de betrokkene, al dan niet acceptant, kan de houder zijn recht van regres niet uitoefenen dan nadat de wisselbrief ter betaling aan de betrokkene is aangeboden en protest is opgemaakt.

   In geval van bij rechterlijke beslissing vastgestelde staking van de betalingen van de betrokkene, al dan niet acceptant, alsmede in geval van bij rechterlijke beslissing verklaarde staking van de betalingen van de trekker van een wisselbrief die niet vatbaar is voor acceptatie, kan de houder voor de uitoefening van zijn recht van regres volstaan met overlegging van het vonnis waarbij de toestand van staking van betaling wordt vastgesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/46

[ [#S1;S#] De houder moet van de niet-acceptatie of van de niet-betaling kennis geven aan zijn endossant en aan de trekker binnen de vier werkdagen, volgende op de dag van het protest of, indien de wisselbrief getrokken is met de clausule "zonder kosten", volgende op die der aanbieding. Elke endossant moet binnen de twee werkdagen, volgende op de dag van ontvangst der kennisgeving, de door hem ontvangen kennisgeving aan zijn endossant meedelen, met aanwijzing van de namen en adressen van degenen die de voorafgaande kennisgevingen hebben gedaan, en zo vervolgens, teruggaande tot de trekker. Deze termijnen lopen vanaf de ontvangst der voorafgaande kennisgeving.

   Indien overeenkomstig het eerste lid een kennisgeving is gedaan aan iemand wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt, moet gelijke kennisgeving binnen dezelfde termijn aan diens avalgever worden gedaan.

   Indien een endossant zijn adres niet of op onleesbare wijze heeft aangeduid, kan worden volstaan met kennisgeving aan de voorafgaande endossant.

   Hij die een kennisgeving heeft te doen, kan zulks doen in iedere vorm, zelfs door enkele terugzending van de wisselbrief.

   Hij moet bewijzen dat hij de kennisgeving binnen de voorgeschreven termijn heeft gedaan. Deze termijn wordt gehouden te zijn in acht genomen, wanneer een brief die de kennisgeving behelst, binnen de genoemde termijn ter post is bezorgd.

   Wie de kennisgeving niet binnen de bovenvermelde termijn doet, treft geen verval van zijn recht; hij is, bij voorkomend geval, verantwoordelijk voor de door zijn nalatigheid veroorzaakte schade, zonder dat de schadevergoeding het bedrag van de wisselbrief kan te boven gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/47

[ [#S1;S#] De trekker, een endossant of een avalgever kan door de clausule "zonder kosten", "zonder protest", of een andere daarmee gelijkstaande op de wisselbrief gestelde en ondertekende clausule, de houder voor de uitoefening van zijn recht van regres ontslaan van het opmaken van een protest van niet-acceptatie of niet-betaling.

   Deze clausule ontslaat de houder niet van de aanbieding van de wisselbrief binnen de voorgeschreven termijnen, noch van het doen van de kennisgevingen. Het bewijs van de niet-inachtneming van de termijnen moet worden geleverd door degene die zich daarop tegenover de houder beroept.

   Is de clausule door de trekker gesteld, dan heeft zij gevolgen ten aanzien van allen wier handtekening op de wisselbrief voorkomt; is zij door een endossant of door een avalgever gesteld, dan heeft zij gevolgen alleen ten aanzien van deze endossant of avalgever. Indien de houder, ondanks de door de trekker gestelde clausule, toch het protest doet opmaken, zijn de kosten daarvan voor zijn rekening. Indien de clausule van een endossant of een avalgever afkomstig is, kunnen de kosten van het protest, indien er een is opgemaakt, op allen wier handtekening op de wisselbrief voorkomt, worden verhaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/48

[ [#S1;S#] Allen die een wisselbrief hebben getrokken, geaccepteerd, geëndosseerd, of voor aval getekend, zijn hoofdelijk tegenover de houder verbonden.

   De houder kan deze personen zowel ieder afzonderlijk als gezamenlijk aanspreken, zonder verplicht te zijn de volgorde waarin zij zich hebben verbonden, in acht te nemen.

   Hetzelfde recht komt toe aan ieder wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt en die deze heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht.

   De vordering, ingesteld tegen één der wisselschuldenaars, belet niet de anderen aan te spreken, al hadden dezen zich later verbonden dan de eerst aangesprokene.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/49

[ [#S1;S#] De houder kan van degene tegen wie hij zijn recht van regres uitoefent, vorderen :
1° het bedrag van de niet geaccepteerde of niet betaalde wisselbrief met de interest, indien interest bedongen is;
2° een interest berekend tegen de wettelijke rentevoet, te rekenen van de vervaldag;
3° de kosten van protest, die van de gedane kennisgevingen, alsmede de andere kosten.

   Zo de uitoefening van het recht van regres vóór de vervaldag plaats heeft, wordt op de wisselsom een korting toegepast. Deze korting wordt berekend volgens het officiële disconto (bankdisconto), geldende ter woonplaats van de houder, op de dag van de uitoefening van het recht van regres.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/50

[ [#S1;S#] Hij die de wisselbrief heeft betaald tot voldoening van zijn regresplicht kan van degenen die tegenover hem verbonden zijn, vorderen :
1° de gehele som die hij betaald heeft;
2° een interest berekend tegen de wettelijke rentevoet op die som, te rekenen van de dag waarop hij deze betaald heeft;
3° de door hem gemaakte kosten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/51

[ [#S1;S#] Elke wisselschuldenaar tegen wie het recht van regres wordt of kan worden uitgeoefend, kan, tegen betaling tot voldoening aan zijn regresplicht, de afgifte vorderen van de wisselbrief met het protest, alsmede een voor voldaan getekende rekening.

   Elke endossant die de wisselbrief heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht, kan zijn endossement en dat van de volgende endossanten doorhalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/52

[ [#S1;S#] In geval van uitoefening van het recht van regres na gedeeltelijke acceptatie, kan degene die tot voldoening aan zijn regresplicht het niet geaccepteerde gedeelte van de wisselsom heeft betaald, vorderen dat die betaling op de wisselbrief wordt vermeld en dat hem daarvan kwijting wordt gegeven. De houder moet hem daarenboven uitleveren een voor eensluidend getekend afschrift van de wisselbrief, alsmede het protest, om hem de uitoefening van zijn verdere regresrechten mogelijk te maken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/53

[ [#S1;S#] Ieder die een recht van regres kan uitoefenen, kan, tenzij het tegendeel bedongen is, zich de vergoeding bezorgen door middel van een wisselbrief (herwissel), getrokken op zicht op een van degenen die tegenover hem regresplichtig zijn, en betaalbaar te diens woonplaats.

   De herwissel omvat, behalve de bedragen in de artikelen VII.216/49 en VII.216/50 aangegeven, een makelaarsloon en in voorkomend geval taksen.

   Indien de herwissel door de houder is getrokken, wordt het bedrag bepaald volgens de koers van een zichtwissel, getrokken van de plaats waar de oorspronkelijke wisselbrief betaalbaar was, op de woonplaats van de regresplichtige. Indien de herwissel is getrokken door een endossant, wordt het bedrag bepaald volgend de koers van een zichtwissel, getrokken van de woonplaats van de trekker van de herwissel op de woonplaats van de regresplichtige] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/54

[ [#S1;S#] Na afloop van de termijnen vastgesteld :
1° voor de aanbieding van een wisselbrief getrokken op zicht of op zekere tijd na zicht;
2° voor het opmaken van het protest van niet-acceptatie of van niet-betaling;
3° voor de aanbieding ter betaling in geval van clausule "zonder kosten";

   Vervalt het recht van de houder tegen de endossanten, tegen de trekker, en tegen de andere wisselschuldenaars, met uitzondering van de acceptant.

   Bij gebreke van aanbieding ter acceptatie binnen de door de trekker voorgeschreven termijn, vervalt het recht van regres van de houder, zowel wegens niet-betaling als wegens niet-acceptatie, tenzij uit de bewoordingen van de wisselbrief blijkt dat de trekker zich slechts heeft willen bevrijden van zijn verplichting, voor de acceptatie in te staan.

   Indien de bepaling van een termijn voor de aanbieding in een endossement is vervat, kan alleen de endossant daarop een beroep doen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/55

[ [#S1;S#] Wanneer de aanbieding van de wisselbrief of het opmaken van het protest binnen de voorgeschreven termijnen wordt verhinderd door een onoverkomelijk beletsel (wettelijk voorschrift van enige staat of ander geval van overmacht), worden deze termijnen verlengd.

   De houder is verplicht van de overmacht aan zijn endossant onverwijld kennis te geven, en deze kennisgeving, gedagtekend en door hem ondertekend, op de wisselbrief of op een verlengstuk te vermelden; voor het overige is artikel VII.216/46 toepasselijk. Na het ophouden van de overmacht moet de houder de wisselbrief onverwijld ter acceptatie of ter betaling aanbieden, en, indien nodig, protest doen opmaken.

   Indien de overmacht meer dan dertig dagen aanhoudt, te rekenen van de vervaldag, kan het recht van regres worden uitgeoefend, zonder dat de aanbieding of het opmaken van protest nodig zijn.

   Voor wisselbrieven, getrokken op zicht of op zekere tijd na zicht, loopt de termijn van dertig dagen van de dag waarop de houder, al ware het vóór het einde van de aanbiedingstermijn, van de overmacht aan zijn endossant heeft kennis gegeven; voor wisselbrieven, getrokken op zekere tijd na zicht, wordt de termijn van dertig dagen verlengd met de zichttermijn, in de wisselbrief aangegeven.

   Als gevallen van overmacht worden niet beschouwd feiten welke van zuiver persoonlijke aard zijn voor de houder of voor degene die hij met de aanbieding van de wisselbrief of met het opmaken van het protest heeft belast.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 117, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 8. [ [#S1;S#] - Tussenkomst] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. VII.216/56

[ [#S1;S#] De trekker, een endossant, of een avalgever, kan iemand aanwijzen om, in geval van nood, te accepteren of te betalen.

   Onder de hierna vastgestelde voorwaarden kan de wisselbrief worden geaccepteerd of betaald door iemand die tussenkomst voor een schuldenaar op wie recht van regres kan worden uitgeoefend.

   De interveniënt kan een derde zijn, zelfs de betrokkene, of een reeds krachtens de wisselbrief verbonden persoon, behalve de acceptant.

   De interveniënt is gehouden, binnen de termijn van twee werkdagen van zijn tussenkomst kennis te geven aan degene voor wie hij tussenkwam. In geval van niet-inachtneming van die termijn is hij, indien daartoe aanleiding bestaat verantwoordelijk voor de schade, door zijn nalatigheid veroorzaakt, zonder dat de schadevergoeding het bedrag van de wisselbrief kan te boven gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 120, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Acceptatie bij tussenkomst] [#S1;S#]
Art. VII.216/57

[ [#S1;S#] De acceptatie bij tussenkomst kan plaats hebben in alle gevallen waarin de houder van een voor acceptatie vatbare wisselbrief vóór de vervaldag recht van regres kan uitoefenen.

   Wanneer op de wisselbrief iemand is aangewezen om deze, in geval van nood, ter plaatse van betaling te accepteren of te betalen, kan de houder zijn recht tegen degene die de aanwijzing heeft gedaan, en tegen hen die daarna hun handtekeningen op de wisselbrief hebben geplaatst, niet vóór de vervaldag uitoefenen, tenzij hij de wisselbrief aan de aangewezen persoon heeft aangeboden, en van diens weigering tot acceptatie protest is opgemaakt.

   In de andere gevallen van tussenkomst kan de houder de acceptatie bij tussenkomst weigeren. Indien hij ze echter aanneemt, verliest hij zijn recht van regres, hetwelk hem vóór de vervaldag toekomt tegen degene voor wie de acceptatie is gedaan, en tegen hen die daarna hun handtekeningen op de wisselbrief hebben geplaatst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 122, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/58

[ [#S1;S#] De acceptatie bij tussenkomst wordt op de wisselbrief vermeld; zij wordt door de interveniënt ondertekend. Zij wijst aan voor wie zij is geschied; bij gebreke van die aanwijzing wordt zij geacht voor de trekker te zijn geschied.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 122, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/59

[ [#S1;S#] De acceptant bij tussenkomst is tegenover de houder en tegenover de endossanten die de wisselbrief hebben geëndosseerd na degene voor wie de tussenkomst is geschied, op dezelfde wijze als deze laatste verbonden.

   Niettegenstaande de acceptatie bij tussenkomst kunnen degene voor wie zij werd gedaan, en degenen die tegenover hem regresplichtig zijn, van de houder, tegen terugbetaling van de bij artikel VII.216/49 aangewezen som, de afgifte van de wisselbrief, van het protest en van een voor voldaan getekende rekening vorderen, indien daartoe aanleiding bestaat.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 122, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Betaling bij tussenkomst] [#S1;S#]
Art. VII.216/60

[ [#S1;S#] De betaling bij tussenkomst kan plaatshebben in alle gevallen waarin, hetzij op de vervaldag, hetzij vóór de vervaldag, de houder recht van regres heeft.

   De betaling moet de gehele som belopen, welke degene voor wie zij heeft plaatsgehad, moest voldoen. Zij moet plaatshebben uiterlijk op de dag volgende op de laatste dag waarop het protest van niet-betaling kan worden opgemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 124, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/61

[ [#S1;S#] Indien de wisselbrief is geaccepteerd door interveniënten wier woonplaats ter plaatse van betaling is gevestigd, of indien personen wier woonplaats in dezelfde plaats is gevestigd, zijn aangewezen om in geval van nood te betalen, moet de houder de wisselbrief aan al die personen aanbieden, en, indien daartoe aanleiding bestaat, protest van niet-betaling doen opmaken uiterlijk op de dag volgende op de laatste dag waarop dit kan geschieden.

   Bij gebreke van protest binnen die termijn zijn degene die het noodadres heeft gesteld of voor wie de wisselbrief is geaccepteerd, en de latere endossanten van hun verbintenis bevrijd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 124, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/62

[ [#S1;S#] De houder die weigert de betaling bij tussenkomst aan te nemen, verliest zijn recht van regres op hen die daardoor zouden zijn bevrijd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 124, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/63

[ [#S1;S#] De betaling bij tussenkomst moet worden vastgesteld door een kwijting, geplaatst op de wisselbrief met aanwijzing van degene voor wie zij is gedaan. Bij gebreke van die aanwijzing wordt de betaling geacht voor de trekker te zijn gedaan.

   De wisselbrief en het protest, indien dit is opgemaakt, moeten worden uitgeleverd aan hem die bij tussenkomst betaalt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 124, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/64

[ [#S1;S#] Hij die bij tussenkomst betaalt, verkrijgt de rechten, uit de wisselbrief voortvloeiende, tegen degene voor wie hij heeft betaald, en tegen degenen die tegenover deze laatste krachtens de wisselbrief verbonden zijn. Hij mag echter de wisselbrief niet opnieuw endosseren.

   De endossanten, volgende op degene voor wie de betaling heeft plaatsgehad, zijn bevrijd.

   Indien zich meer personen tot de betaling bij tussenkomst aanbieden, heeft die betaling de voorkeur welke het grootste aantal bevrijdingen teweegbrengt. De interveniënt die desbewust in strijd hiermede handelt, verliest zijn recht van regres tegen hen die anders zouden zijn bevrijd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 124, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 9. [ [#S1;S#] - Wisselbrief in verscheidene exemplaren en wisselafschriften] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Wisselbrief in verscheidene exemplaren] [#S1;S#]
Art. VII.216/65

[ [#S1;S#] De wisselbrief kan in verscheidene gelijkluidende exemplaren worden getrokken.

   Die exemplaren moeten in de tekst zelf van de titel worden genummerd, bij gebreke waarvan elk exemplaar wordt beschouwd als een afzonderlijke wisselbrief.

   Iedere houder van een wisselbrief waarin niet is vermeld dat deze in een enkel exemplaar getrokken is, kan op zijn kosten de levering van meer exemplaren vorderen. Te dien einde moet hij zich tot zijn onmiddellijke endossant wenden, die verplicht is zijn medewerking te verlenen om zijn eigen endossant aan te spreken, en zo vervolgens, teruggaande tot de trekker. De endossanten zijn verplicht de endossementen ook op dee exemplaren aan te brengen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 127, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/66

[ [#S1;S#] De betaling op één der exemplaren gedaan bevrijdt, ook al is niet bedongen dat die betaling de kracht der andere exemplaren teniet doet. Echter blijft de betrokkene verbonden door elk geaccepteerd exemplaar dat hem niet is terugbezorgd.

   De endossant die de exemplaren aan verschillende personen heeft overgedragen, alsook de latere endossanten, zijn verbonden door alle exemplaren die hun handtekening dragen en die niet zijn terugbezorgd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 127, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/67

[ [#S1;S#] Hij die één der exemplaren ter acceptatie heeft gezonden, moet op de andere exemplaren de naam van de persoon aanwijzen, in wiens handen dat exemplaar zich bevindt. Deze is verplicht, dit aan de rechtmatige houder van een ander exemplaar uit te leveren.

   Weigert hij dit, dan kan de houder zijn recht van regres niet uitoefenen dan nadat hij door een protest heeft doen vaststellen :
1° dat het ter acceptatie gezonden exemplaar hem desgevraagd niet is uitgeleverd;
2° dat hij de acceptatie of de betaling op een ander exemplaar niet heeft kunnen verkrijgen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 127, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Wisselafschriften] [#S1;S#]
Art. VII.216/68

[ [#S1;S#] Elke houder van een wisselbrief heeft het recht daarvan afschriften te vervaardigen.

   Het afschrift moet het oorspronkelijke nauwkeurig weergeven met de endossementen en alle andere vermeldingen die erop voorkomen. Het moet aangeven, waar het afschrift ophoudt.

   Het kan worden geëndosseerd en voor aval getekend op dezelfde wijze en met dezelfde gevolgen als het oorspronkelijke.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 129, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/69

[ [#S1;S#] Het afschrift moet degene in wiens handen het oorspronkelijke stuk zich bevindt, vermelden. Deze is verplicht het oorspronkelijke stuk aan de rechtmatige houder van het afschrift uit te leveren.

   Weigert hij dit, dan kan de houder zijn recht van regres tegen hen, die het afschrift hebben geëndosseerd of voor aval getekend, niet uitoefenen dan nadat hij door een protest heeft doen vaststellen, dat het oorspronkelijke stuk hem desgevraagd niet is uitgeleverd.

   Indien na het laatste daarop geplaatste endossement, alvorens het afschrift is vervaardigd, het oorspronkelijke stuk de clausule draagt: "van hier af geldt het endossement slechts op de kopie", of enige andere daarmede gelijkstaande clausule, is een nadien op het oorspronkelijke stuk geplaatst endossement nietig.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 129, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 10. [ [#S1;S#] - Tekstveranderingen] [#S1;S#]
Art. VII.216/70

[ [#S1;S#] In geval van verandering van de tekst van een wisselbrief zijn zij die daarna hun handtekening op de wisselbrief hebben geplaatst, volgens de veranderde tekst verbonden; zij die daarvoor hun handtekening op de wisselbrief hebben geplaatst, zijn verbonden volgens de oorspronkelijke tekst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 131, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 11. [ [#S1;S#] - Verjaring] [#S1;S#]
Art. VII.216/71

[ [#S1;S#] Alle rechtsvorderingen welke uit de wisselbrief tegen de acceptant voortvloeien, verjaren door verloop van drie jaren, te rekenen van de vervaldag.

   De rechtsvorderingen van de houder tegen de endossanten en tegen de trekker verjaren door verloop van een jaar, te rekenen van de dagtekening van het tijdig opgemaakte protest of, in geval van de clausule "zonder kosten", van de vervaldag.

   De rechtsvorderingen van de endossanten tegen elkander en tegen de trekker verjaren door verloop van zes maanden, te rekenen van de dag waarop de endossant de wisselbrief heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht, of van de dag waarop hijzelf in rechte is aangesproken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 133, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/72

[ [#S1;S#] In geval van verjaring blijft, ten bate van hem die de wisselbrief vóór de vervaldag heeft verkregen, een rechtsvordering bestaan :
1° tegen de trekker die geen fonds bezorgd heeft;
2° tegen de trekker, de acceptant of de endossant die zich onrechtmatig verrijkt heeft.

   Deze rechtsvordering verjaart door verloop van dezelfde termijnen als in artikel VII.216/71 bepaald, te rekenen van de dag waarop de bij dat artikel bepaalde verjaring verkregen was.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 133, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/73

[ [#S1;S#] De stuiting der verjaring heeft slechts gevolgen tegen degene ten aanzien van wie de daad van stuiting heeft plaatsgehad.

   De verjaring van de vorderingen die voortvloeien uit een wisselbrief, wordt gestuit door rechtsvervolging; zij wordt geschorst door feiten van overmacht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 133, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 12. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. VII.216/74

[ [#S1;S#] De betaling van een wisselbrief waarvan de vervaldag een wettelijke feestdag is, kan eerst worden gevorderd op de eerstvolgende werkdag. Evenzo kunnen alle andere handelingen met betrekking tot wisselbrieven, met name de aanbieding ter acceptatie en het protest, niet plaatshebben dan op een werkdag.

   Wanneer een van die handelingen moet worden verricht binnen een zekere termijn waarvan de laatste dag een wettelijke feestdag is, wordt die termijn verlengd tot de eerste werkdag volgende op het einde ervan. De tussenliggende feestdagen zijn begrepen in de berekening van de termijn.

   Voor de toepassing van dit artikel is de zaterdag gelijkgesteld met een wettelijke feestdag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 135, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/75

[ [#S1;S#] In de wettelijke of bij overeenkomst vastgestelde termijnen, wordt de dag waarop zij aanvangen, niet medegerekend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 135, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/76

[ [#S1;S#] Geen enkele dag uitstel, behalve de in dit hoofdstuk bepaalde, wordt door de wet of door de rechter toegestaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 135, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Het orderbriefje.] [#S1;S#]
Art. VII

[ [#S1;S#] Het orderbriefje behelst :
1° de benaming "orderbriefje", opgenomen in de tekst zelf en uitgedrukt in de taal waarin de titel is gesteld;
2° de onvoorwaardelijke belofte tot betaling van een bepaalde som;
3° de aanwijzing van de vervaldag;
4° die van de plaats waar de betaling moet geschieden;
5° de naam van degene aan wie of aan wiens order de betaling moet worden gedaan;
6° de vermelding van de dagtekening, alsmede van de plaats waar het orderbriefje is ondertekend;
7° de handtekening van degene die de titel uitgeeft (ondertekenaar).] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 137, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/78

[ [#S1;S#] De titel waarin een der vermeldingen, in artikel VII.216/77 aangegeven, ontbreekt, geldt niet als orderbriefje, behoudens in de hieronder in dit artikel genoemde gevallen.

   Het orderbriefje waarvan de vervaldag niet is aangewezen, wordt beschouwd als betaalbaar op zicht.

   Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats van de ondertekening van de titel geacht te zijn de plaats van betaling en tevens die van de woonplaats van de ondertekenaar.

   Het orderbriefje dat niet de plaats vermeldt waar het is ondertekend, wordt geacht te zijn ondertekend in de plaats aangegeven naast de naam van de ondertekenaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 137, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/79

[ [#S1;S#] Voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de aard van het orderbriefje, zijn daarop toepasselijk de bepalingen over wisselbrieven betreffende :
1° het endossement (artikelen VII.216/12 tot VII. 216/21);
2° de vervaldag (artikelen VII.216/34 tot VII.216/38);
3° de betaling (artikelen VII.216/39 tot VII.216/43);
4° het recht van regres in geval van niet-betaling (artikelen VII.216/44 tot VII.216/51, VII.216/53 tot VII.216/55);
5° de betaling bij tussenkomst (artikelen VII.216/56, VII.216/60 tot VII.216/64);
6° de wisselafschriften (artikelen VII.216/68 en VII.216/69);
7° de tekstveranderingen (artikel VII.216/70);
8° de verjaring (artikelen VII.216/71, VII.216/72 en VII.216/73);
9° de feestdagen, de berekening der termijnen en het verbod van uitsteldagen (artikelen VII.216/74, VII.216/75 en VII.216/76);
10° de betaling van een vermiste wisselbrief (artikelen VII.216/88 tot VII.216/93);
11° het conservatoir beslag (artikel VII.216/96).

   Eveneens zijn op het orderbriefje toepasselijk de bepalingen betreffende de wisselbrief, betaalbaar bij een derde of in een andere plaats dan die van de woonplaats van de betrokkene (artikelen VII.216/5 en VII.216/28), de renteclausule (artikel VII.216/6), de verschillen in de vermelding met betrekking tot de som die moet worden betaald (artikel VII.216/7), de gevolgen van het plaatsen van een handtekening onder de omstandigheden bedoeld in artikel VII.216/8, die van de handtekening van een persoon die handelt zonder bevoegdheid of die zijn bevoegdheid overschrijdt (artikel VII.216/9), en de wisselbrief in blanco (artikel VII.216/11).

   Eveneens zijn op het orderbriefje toepasselijk de bepalingen betreffende het aval (artikelen VII.216/31 tot VII.216/33); indien in het geval bepaald bij artikel VII.216/32, vierde lid, het aval niet vermeldt voor wie het is gegeven, wordt het geacht voor rekening van de ondertekenaar van het orderbriefje te zijn gegeven.

   Het vijfde lid van artikel VII.216/3 en de artikelen VII.216/72 en VII.216/95 van dit Wetboek zijn eveneens op het orderbriefje van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 137, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/80

[ [#S1;S#] De ondertekenaar van een orderbriefje is op dezelfde wijze verbonden als de acceptant van een wisselbrief.

   De orderbriefjes, betaalbaar een zekere tijd na zicht, moeten ter tekening voor "gezien" aan de ondertekenaar worden aangeboden binnen de bij artikel VII.216/24 vastgestelde termijnen. De zichttermijn loopt van de dagtekening van het visum, door de ondertekenaar op het orderbriefje geplaatst. Zijn weigering om het gedagtekend visum te plaatsen, wordt vastgesteld door een protest (artikel VII.216/26) en de zichttermijn begint te lopen van de dagtekening van het protest.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 137, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Aanvullende bepalingen.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Fondsbezorging] [#S1;S#]
Art. VII.216/81

[ [#S1;S#] Fonds moet worden bezorgd door de trekker, of indien de wisselbrief voor andermans rekening is getrokken, door de lastgever of ordergever.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 140, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/82

[ [#S1;S#] Fonds is bezorgd wanneer de betrokkene op de vervaldag in het bezit is van een waarde of van een waarborg die toereikend is om hem volledig te dekken en die door de trekker of de ordergever bestemd is om de betaling van de wisselbrief te verzekeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 140, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/83

[ [#S1;S#] De houder heeft tegenover de schuldeisers van de trekker een bevoorrechte schuldvordering op het fonds dat in handen van de betrokkenen is bij de opeisbaarheid van de wisselbrief, onverminderd de toepassing van artikel XX.111.

   Indien verscheidene wisselbrieven door een zelfde trekker op een zelfde persoon zijn getrokken, en het fonds dat de betrokkene in handen heeft, ontoereikend is om ze alle te kwijten, worden zij op de volgende wijze betaald.

   Indien het fonds een zekere en bepaalde zaak is, worden de wisselbrieven tot de betaling waarvan het fonds in het bijzonder was bestemd, vóór alle andere betaald, onverminderd evenwel de rechten die aan de betrokkene door vroegere acceptaties mochten zijn toegekend.

   Bij gebreke van een bijzondere bestemming, worden de geaccepteerde wisselbrieven betaald bij voorrang boven de niet geaccepteerde.

   Indien het fonds is bezorgd in vervangbare zaken, hebben de geaccepteerde wisselbrieven voorrang boven de niet geaccepteerde.

   Komen verscheidene geaccepteerde of verscheidene niet-geaccepteerde wisselbrieven gelijktijdig in aanmerking, dan worden zij ponds- pondsgewijs betaald.

   Alles met dien verstande dat de betrokkene die niet in staat van faillissement verkeert, in geval van acceptatie zijn persoonlijke verbintenissen moet nakomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 140, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/84

[ [#S1;S#] Het bij artikel VII.216/54 uitgesproken verval heeft niet plaats wanneer de trekker in gebreke blijft aan te tonen dat er fonds bezorgd is op de vervaldag, of wanneer hij, na verstrijking van de in artikel VII.216/54 bepaalde termijnen, op om het even welke wijze de voor betaling van de wisselbrief bestemde gelden heeft ontvangen.

   Hetzelfde geldt wanneer de endossant zich onrechtmatig heeft verrijkt.

   In de gevallen van dit artikel, verjaart de overblijvende rechtsvordering door verloop van één jaar met ingang van de in artikel VII.216/54 bepaalde datum van verval.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 140, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/85

[ [#S1;S#] De houder of de trekker van een wisselbrief heeft tegen de betrokkene die niet heeft geaccepteerd, maar fonds in handen heeft, een rechtstreekse vordering tot betaling van de wisselbrief ten belope van het fonds.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 140, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/86

[ [#S1;S#] De betrokkene kan het fonds niet meer uit handen geven indien de houder hem zulks verbiedt. Dit verbod kan gedaan worden door middel van een gewone brief, die echter moet gevolgd worden door een dagvaarding binnen vijftien dagen na de vervaldag. Het protest van niet-betaling geldt als verbod.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 140, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/87

[ [#S1;S#] In het geval van een rechtsvordering als bedoeld in artikel VII.216/29 tweede lid, is de trekker niet verplicht het bestaan van het fonds te bewijzen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 140, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Betaling van vermiste wisselbrieven] [#S1;S#]
Art. VII.216/88

[ [#S1;S#] In geval van onvrijwillige en toevallige buitenbezitstelling van een niet geaccepteerde wisselbrief, kan degene aan wie hij toebehoort de betaling ervan vervolgen op een tweede, derde, vierde exemplaar, enz.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 142, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/89

[ [#S1;S#] Indien de vermiste wisselbrief van acceptatie voorzien is, kan de betaling ervan niet gevorderd worden op een tweede, derde, vierde exemplaar, enz. dan krachtens een beschikking van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank en tegen borgstelling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 142, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/90

[ [#S1;S#] Indien hij die onvrijwillig en toevallig buiten bezit van een al dan niet geaccepteerde wisselbrief gesteld is, het tweede, derde, vierde exemplaar, enz., niet kan vertonen, kan hij de betaling van de vermiste wisselbrief vragen en ze verkrijgen krachtens een beschikking van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, mits hij van zijn eigendom doet blijken en tegen borgstelling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 142, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/91

[ [#S1;S#] Wordt de betaling geweigerd, dan bewaart de eigenaar van de vermiste wisselbrief al zijn rechten door een akte van protestatie.

   Deze akte moet opgemaakt worden uiterlijk de tweede dag na de vervaldag van de vermiste wisselbrief.

   Zij moet aan de trekkers en aan de endossanten bij deurwaardersexploot worden betekend binnen vijftien dagen te rekenen van haar dagtekening. Om geldig te zijn moet zij niet noodzakelijk door een rechterlijke beslissing of door een borgstelling zijn voorafgegaan] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 142, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/92

[ [#S1;S#] De eigenaar van de vermiste wisselbrief moet, om zich het tweede exemplaar ervan aan te schaffen, zich tot zijn onmiddellijke endossant wenden, die verplicht is hem zijn naam en zijn medewerking te verlenen om zijn eigen endossant aan te spreken, en zo vervolgens van endossant tot endossant tot aan de trekker van de wisselbrief.

   Nadat de trekker het tweede exemplaar heeft uitgeleverd, is elke endossant verplicht daarop zijn endossement opnieuw aan te brengen.

   De eigenaar van de vermiste wisselbrief draagt de kosten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 142, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/93

[ [#S1;S#] De in de artikelen VII.216/89 en VII.216/90 vermelde verbintenis van de borg eindigt na drie jaren, indien er gedurende die tijd noch rechtsvordering noch rechtsvervolging is geweest.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 142, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Bijzondere bepalingen] [#S1;S#]
Art. VII.216/94

[ [#S1;S#] Verbintenissen die een Belg in het buitenland ter zake van wisselbrieven en orderbriefjes heeft aangegaan, worden in België slechts dan als geldig erkend, indien hij volgens de Belgische wet de vereiste bekwaamheid bezat om die verbintenissen aan te gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 144, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/95

[ [#S1;S#] Het endossement van een wisselbrief of van een orderbriefje draagt de persoonlijke en zakelijke zekerheden, met name de voorrechten en de hypotheek die de betaling ervan waarborgen, op de geëndosseerde over.

   Behoudens andersluidend beding van het contract van kredietopening, genieten de houders van de wisselbrieven en orderbriefjes welke overeenkomstig de bepalingen van dat contract zijn getrokken of geëndosseerd, de zekerheden die de kredietopening waarborgen, ten belope van het bedrag dat krachtens de kredietopening zal verschuldigd blijven.

   Zijn de zekerheden niet toereikend om de crediteur en de derden, houders van de wisselbrieven en van de orderbriefjes, te dekken, dan worden die derden betaald bij voorrang boven de crediteur en zo nodig pondspondsgewijs.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 144, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/96

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van de formaliteiten, voorgeschreven voor de uitoefening van de rechten van regres, kan de houder van een wegens niet-betaling geprotesteerde wisselbrief, met verlof van de beslagrechter, conservatoir beslag leggen op de roerende goederen van de trekkers, acceptanten en endossanten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 144, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Protesten] [#S1;S#]
Art. VII.216/97

[ [#S1;S#] § 1. De protesten wegens niet-acceptatie of wegens niet-betaling worden door de gerechtsdeurwaarders opgemaakt.

§ 2. De protesten worden opgemaakt :
1° aan de woonplaats of zetel aangewezen op het handelspapier, en bij ontbreken van aanwijzing, aan de laatste bekende woonplaats of zetel van de debiteur;
2° aan de woonplaats of zetel van de personen die op het handelspapier, hetzij door de trekker, hetzij door de endossant zijn aangewezen om zo nodig het handelspapier te betalen;
3° aan de woonplaats of zetel van de derde die bij tussenkomst heeft geaccepteerd.

   In geval van een valse of onjuiste aanwijzing van de woonplaats of zetel stelt de gerechtsdeurwaarder in de akte vast dat de debiteur niet is gevonden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 146, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/98

[ [#S1;S#] De protestakte bevat de volgende vermeldingen, in zoverre ze relevant zijn met het soort handelspapier waarop het protest betrekking heeft :
1° de plaats, datum en aard van het protest;
2° het soort handelspapier waarop het protest betrekking heeft;
3° de naam en voornamen, rechtsvorm of bijzondere benaming van de begunstigde van het orderbriefje of van de trekker van de wisselbrief, alsook zijn woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, zijn maatschappelijke zetel en zijn ondernemingsnummer;
4° de naam en voornamen, rechtsvorm of bijzondere benaming van de ondertekenaar van het orderbriefje of van de betrokkene van de wisselbrief, alsook de vermelding of hij de wisselbrief al dan niet geaccepteerd heeft, zijn woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, zijn maatschappelijke zetel en zijn ondernemingsnummer;
5° de vervaldag;
6° het bedrag van het handelspapier en, indien dat zou verschillen, het bedrag waarvoor het protest werd opgemaakt;
7° de reden van de weigering die aanleiding geeft tot het protest;
8° de gedetailleerde kosten van de akte;
9° de naam en voornamen van de persoon die de protestakte heeft opgemaakt;
10° de naam van de verzoeker;
11° de aan- of afwezigheid van degene die moet betalen;
12° de naam van de persoon aan wie het in artikel VII.216/99 bedoelde bericht is overhandigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 146, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/99

[ [#S1;S#] Hij die het protest heeft opgemaakt, laat op de in artikel VII.216/97, § 2, bedoelde woonplaats of zetel een bericht na, met volgende vermeldingen :
1° de naam en het adres van de houder die om het protest verzocht heeft;
2° de naam van degene die het protest heeft opgemaakt;
3° het bedrag van het geprotesteerde handelspapier.

   Indien niemand wordt aangetroffen aan de bedoelde woonplaats of zetel, vermeldt de protestakte dit feit en wordt geen bericht nagelaten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 146, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/100

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt de vorm van de in artikel VII.216/98 bedoelde protestakten en van het in artikel VII.216/99 bedoelde bericht] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 146, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - De cheque.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Uitgifte en vorm van de cheque] [#S1;S#]
Art. VII.216/101

[ [#S1;S#] De cheque behelst :
1° De benaming "cheque", opgenomen in de tekst zelf en uitgedrukt in de taal waarin de titel is gesteld;
2° De onvoorwaardelijke opdracht tot betaling van een bepaalde som;
3° De naam van degene die betalen moet (betrokkene);
4° De aanwijzing van de plaats waar de betaling moet geschieden;
5° De vermelding van de dagtekening, alsmede van de plaats waar de cheque is getrokken;
6° De handtekening van degene die de cheque uitgeeft (trekker). De handtekening, waarvan sprake, kan vervangen worden door een notariële akte in brevet, die op de cheque gesteld wordt en waaruit de wil blijkt van degene die zou hebben moeten ondertekenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/102

[ [#S1;S#] De titel waarin een der vermeldingen, in het voorgaande artikel aangegeven, ontbreekt, geldt niet als cheque, behoudens in de gevallen bepaald in de leden 2 tot 5.

   Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats, aangegeven naast de naam van de betrokkene, geacht te zijn de plaats van betaling.

   Indien meer dan een plaats is aangegeven naast de naam van de betrokkene, is de cheque betaalbaar in de eerst-aangegeven plaats.

   Bij gebreke van die aanwijzingen of van iedere andere aanwijzing, is de cheque betaalbaar in de plaats waar het hoofdkantoor van de betrokkene is gevestigd.

   De cheque welke niet de plaats vermeldt waar hij is getrokken, wordt geacht te zijn ondertekend in de plaats aangegeven naast de naam van de trekker.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/103

[ [#S1;S#] De cheque wordt getrokken op een bankier die gedurende de gehele aanbiedingstermijn fonds onder zich heeft ter beschikking van de trekker, en krachtens een uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst, volgens welke de trekker het recht heeft bij cheque over dat fonds te beschikken.

   In geval van niet-inachtneming van die voorschriften, met uitzondering van het voorschrift volgens hetwelk op een bankier moet worden getrokken, blijft de titel niettemin als cheque geldig.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/104

[ [#S1;S#] De cheque kan niet worden geaccepteerd. Een vermelding van acceptatie, op de cheque gesteld, wordt voor niet geschreven gehouden.

   Het staat de trekker evenwel vrij de cheque door de betrokkene te laten certificeren of viseren.

   Het visum heeft geen ander gevolg dan vast te stellen dat op het ogenblik van het visum het fonds aanwezig is.

   De certificering heeft tot gevolg dat het fonds, op de verantwoordelijkheid van de betrokkene, tot het einde van de aanbiedingstermijn ten behoeve van de houder geblokkeerd blijft.

   Het visum of de certificering worden geweigerd wanneer het fonds ontoereikend is, rekening houdend met de vroeger gegeven visa en certificaties.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/105

[ [#S1;S#] De cheque kan betaalbaar worden gesteld :
1° Aan een met name genoemde persoon, met of zonder uitdrukkelijke clausule "aan order";
2° Aan een met name genoemde persoon, met de clausule "niet aan order", of een daarmee gelijkstaande clausule;
3° Aan toonder.

   De cheque, betaalbaar gesteld aan een met name genoemde persoon met de vermelding "of aan toonder", of een daarmee gelijkstaande uitdrukking, geldt als cheque aan toonder.

   De cheque zonder vermelding van de nemer geldt als cheque aan toonder.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/106

[ [#S1;S#] De cheque kan aan de order van de trekker zelf luiden.

   De cheque kan worden getrokken voor rekening van een derde.

   De cheque, met uitzondering van de cheque aan toonder, kan worden getrokken op de trekker zelf.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/107

[ [#S1;S#] Elke in de cheque opgenomen renteclausule wordt als niet geschreven beschouwd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/108

[ [#S1;S#] De cheque kan betaalbaar zijn aan de woonplaats van een derde, hetzij in de plaats waar de betrokkene zijn woonplaats heeft, hetzij in een andere plaats, mits echter de derde een bankier is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/109

[ [#S1;S#] De cheque waarvan het bedrag voluit in letters en tevens in cijfers is geschreven, geldt, in geval van verschil, ten belope van de som voluit in letters geschreven.

   De cheque waarvan het bedrag meermalen is geschreven, hetzij voluit in letters, hetzij in cijfers, geldt, in geval van verschil, slechts ten belope van de kleinste som.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/110

[ [#S1;S#] Indien de cheque handtekeningen bevat van personen die onbekwaam zijn zich door middel van een cheque te verbinden, valse handtekeningen of handtekeningen van verdichte personen bevat, of handtekeningen welke, onverschillig om welke andere reden, de personen die deze handtekeningen op de cheque hebben geplaatst of in wier naam zulks is geschied, niet kunnen verbinden, zijn de verbintenissen van de andere personen wier handtekening op de cheque voorkomt, niettemin geldig.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/111

[ [#S1;S#] Ieder die zijn handtekening op een cheque plaatst als vertegenwoordiger van een persoon voor wie hij niet de bevoegdheid had te handelen, is zelf krachtens de cheque verbonden, en heeft, indien hij betaalt, dezelfde rechten als de beweerde vertegenwoordigde zou hebben gehad. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vertegenwoordiger die zijn bevoegdheid heeft overschreden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/112

[ [#S1;S#] De trekker staat in voor de betaling.

   Elke clausule waarbij hij deze verplichting uitsluit, wordt als niet geschreven beschouwd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/113

[ [#S1;S#] Indien een cheque, onvolledig ten tijde van de uitgifte, volledig is gemaakt in strijd met de aangegane overeenkomsten, kan de niet-naleving van die overeenkomsten niet worden tegengeworpen aan de houder, tenzij deze de cheque te kwader trouw heeft verkregen of hem grove schuld bij de verkrijging te wijten is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 149, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Overdracht] [#S1;S#]
Art. VII.216/114

[ [#S1;S#] De cheque die betaalbaar is gesteld aan een met name genoemde persoon met of zonder uitdrukkelijke clausule "aan order", kan door middel van endossement worden overgedragen.

   De cheque die betaalbaar is gesteld aan een met name genoemde persoon met de clausule "niet aan order", of een daarmee gelijkstaande clausule, kan slechts worden overgedragen in de vorm en met de gevolgen van een gewone overdracht.

   Het endossement kan worden gesteld zelfs ten voordele van de trekker of van elke andere chequeschuldenaar. Deze personen kunnen de cheque opnieuw endosseren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/115

[ [#S1;S#] Het endossement moet onvoorwaardelijk zijn. Elke voorwaarde waaraan het is onderworpen, wordt als niet geschreven beschouwd.

   Het gedeeltelijke endossement is nietig.

   Het endossement van de betrokkene is eveneens nietig.

   Het endossement aan toonder geldt als endossement in blanco.

   Het endossement aan de betrokkene geldt slechts als kwijting, behoudens wanneer de betrokkene verscheidene kantoren heeft en wanneer het endossement is gesteld ten voordele van een ander kantoor dan dat waarop de cheque is getrokken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/116

[ [#S1;S#] Het endossement moet gesteld worden op de cheque of op een daaraan vastgehecht blad (verlengstuk). Het moet worden ondertekend door de endossant.

   Het endossement kan de geëndosseerde onvermeld laten of bestaan uit de enkele handtekening van de endossant (endossement in blanco). In het laatste geval moet het endossement, om geldig te zijn, op de rugzijde van de cheque of op het verlengstuk worden gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/117

[ [#S1;S#] Door het endossement worden alle uit de cheque voortvloeiende rechten overgedragen.

   Indien het endossement in blanco is, kan de houder :
1° het blanco invullen, hetzij met zijn eigen naam, hetzij met de naam van een andere persoon;
2° de cheque wederom in blanco of aan een andere persoon endosseren;
3° de cheque aan een derde overgeven, zonder het blanco in te vullen en zonder hem te endosseren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/118

[ [#S1;S#] De endossant staat in voor de betaling, tenzij het tegendeel bedongen is.

   Hij kan een endossement verbieden; in dat geval staat hij tegenover de personen aan wie de cheque later is geëndosseerd, niet in voor de betaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/119

[ [#S1;S#] Hij die een door endossement overdraagbare cheque onder zich heeft, wordt beschouwd als de rechtmatige houder, indien hij van zijn recht doet blijken door een ononderbroken reeks van endossementen, ook al is het laatste endossement in blanco gesteld. De doorgehaalde endossementen worden te dien aanzien voor niet geschreven gehouden.

   Wanneer een endossement in blanco door een ander endossement is gevolgd, wordt de ondertekenaar van dit laatste geacht de cheque door het endossement in blanco verkregen te hebben.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/120

[ [#S1;S#] Een op een cheque aan toonder voorkomend endossement maakt de endossant verantwoordelijk overeenkomstig de bepalingen betreffende het recht van regres; het maakt overigens de titel niet tot een cheque aan order.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/121

[ [#S1;S#] Indien een cheque aan toonder of een cheque, die geëndosseerd kan worden, waarop de houder op de wijze bij artikel VII.216/119 bepaald, zijn recht doet gelden, hoe dan ook uit iemands handen is geraakt, is de houder die haar in handen heeft gekregen, niet verplicht de cheque af te staan, tenzij hij deze te kwader trouw heeft verkregen, of, bij dezelver verkrijging, een zware fout heeft begaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/122

[ [#S1;S#] Zij die uit hoofde van de cheque worden aangesproken, kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhouding tot de trekker of tot vroegere houders, niet aan de houder tegenwerpen, tenzij deze bij de verkrijging van de cheque desbewust ten nadele van de schuldenaar heeft gehandeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/123

[ [#S1;S#] Wanneer het endossement de vermelding bevat "waarde ter incassering", "ter incasso", "in lastgeving" of enige andere vermelding die niets meer dan een opdracht tot inning in zich sluit, kan de houder alle uit de cheque voortvloeiende rechten uitoefenen, maar hij kan hem niet anders endosseren dan als lastgeving.

   De chequeschuldenaars kunnen in dat geval aan de houder slechts de verweermiddelen tegenwerpen welke aan de endossant zouden kunnen worden tegengeworpen.

   De opdracht, vervat in een incasso-endossement, eindigt niet door de dood of door de latere onbekwaamheid van de lastgever.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/124

[ [#S1;S#] Het endossement, na het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring of na het einde van de aanbiedingstermijn op de cheque gesteld, heeft slechts de gevolgen van een gewone overdracht.

   Behoudens tegenbewijs, wordt het endossement zonder dagtekening geacht te zijn gesteld vóór het protest of de daarmee gelijkstaande verklaringen of vóór het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 151, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Aval] [#S1;S#]
Art. VII.216/125

[ [#S1;S#] De betaling van de cheque kan zowel voor zijn geheel bedrag als voor een gedeelte daarvan door een borgtocht (aval) worden verzekerd.

   Deze borgtocht kan door een derde, behalve door de betrokkene, of zelfs door iemand wiens handtekening op de cheque voorkomt, worden gegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 153, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/126

[ [#S1;S#] Het aval wordt op de cheque of op een verlengstuk gesteld.

   Het kan eveneens bij afzonderlijke akte worden gegeven op voorwaarde dat de plaats waar het is tot stand gekomen, erop vermeld wordt.

   Het wordt uitgedrukt door de woorden "goed voor aval", of door enige andere daarmee gelijkstaande uitdrukking; het wordt door de avalgever ondertekend.

   De enkele handtekening van de avalgever, gesteld op de voorzijde van de cheque, geldt als aval, behalve wanneer de handtekening die is van de trekker.

   In het aval moet worden vermeld voor wie het is gegeven. Bij gebreke hiervan wordt het geacht voor de trekker te zijn gegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 153, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/127

[ [#S1;S#] De avalgever is op dezelfde wijze verbonden als degene voor wie het aval is gegeven.

   Zijn verbintenis is geldig, zelfs indien wegens een andere oorzaak dan een vormgebrek de door hem gewaarborgde verbintenis nietig is.

   Door te betalen verkrijgt de avalgever de rechten welke krachtens de cheque kunnen worden uitgeoefend tegen degene voor wie het aval is gegeven en tegen degenen die tegenover deze laatste krachtens de cheque verbonden zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 153, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Aanbieding en betaling] [#S1;S#]
Art. VII.216/128

[ [#S1;S#] De cheque is betaalbaar op zicht. Elke daarmee strijdige vermelding wordt voor niet geschreven gehouden.

   De cheque die ter betaling wordt aangeboden vóór de dag vermeld als datum van uitgifte, is betaalbaar op de dag van de aanbieding.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/129

[ [#S1;S#] De cheque die in België uitgegeven en betaalbaar is, moet binnen de termijn van acht dagen ter betaling worden aangeboden.

   De cheque die buiten België is uitgegeven en in het Rijk betaalbaar is, moet worden aangeboden binnen een termijn, hetzij van twintig dagen, hetzij van honderd twintig dagen, naargelang de plaats van uitgifte in Europa of buiten Europa gelegen is.

   Te dien aanzien worden de in een kustland van de Middellandse Zee uitgegeven cheques beschouwd als uitgegeven in Europa.

   De in het tweede lid gestelde termijnen zijn eveneens toepasselijk wanneer uit de bij de uitgifte op de cheque aangebrachte vermeldingen blijkt dat hij, hoewel in België uitgegeven en betaalbaar, nochtans voor de omloop in een ander land bestemd is; de termijnen lopen over twintig of honderd twintig dagen, naargelang de cheque in Europa of buiten Europa in omloop moet zijn.

   De bovengenoemde termijnen beginnen te lopen van de dag die op de cheque als datum van uitgifte is vermeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/130

[ [#S1;S#] De dag van uitgifte van een cheque, getrokken tussen twee plaatsen met verschillende tijdrekening, wordt herleid tot de overeenkomstige dag van de tijdrekening van de plaats van betaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/131

[ [#S1;S#] De aanbieding aan een door de regering aangewezen verrekeningskamer geldt als aanbieding ter betaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/132

[ [#S1;S#] De herroeping van de cheque heeft eerst gevolg na het einde van de aanbiedingstermijn.

   Indien geen herroeping plaatsheeft, kan de betrokkene zelfs na het einde van de termijn betalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/133

[ [#S1;S#] Noch de dood van de trekker, noch zijn na uitgifte opkomende onbekwaamheid zijn van invloed op de gevolgen van de cheque.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/134

[ [#S1;S#] De betrokkene die de cheque betaalt, kan vorderen dat deze hem wordt bezorgd, voorzien van de kwijting van de houder.

   De houder mag niet weigeren een gedeeltelijke betaling aan te nemen.

   In geval van gedeeltelijke betaling kan de betrokkene vorderen dat van die betaling op de cheque melding wordt gemaakt en dat hem daarvoor kwijting wordt gegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/135

[ [#S1;S#] De betrokkene die een door endossement overdraagbare cheque betaalt, is gehouden de regelmatigheid van de reeks van endossementen, maar niet de handtekening der endossanten te onderzoeken.

   De betrokkene is door de betaling van de cheque wettig bevrijd, tenzij hem bedrog of grove schuld te wijten is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/136

[ [#S1;S#] De eigenaar van een chequeboekje is aansprakelijk voor de orders gegeven op de chequeformulieren uit zijn boekje. Hij draagt namelijk alle gevolgen die voortvloeien uit het verlies, de diefstal of het verkeerd gebruik van die formulieren, tenzij hij bewijst, ofwel dat aan betrokkene bedrog of grove schuld te wijten is, ofwel dat de cheque verloren, gestolen of vervalst werd nadat de wettige geadresseerde hem ontvangen had. Indien deze laatste hetzelfde bewijs levert wordt de schade door de volgende geadresseerde gedragen, enz.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/137

[ [#S1;S#] Wanneer de betaling van een cheque is bedongen in andere valuta dan die van de plaats van betaling, kan het bedrag binnen de aanbiedingstermijn van de cheque worden betaald in de valuta van het land volgens haar waarde op de dag van betaling. Indien de betaling niet heeft plaatsgehad bij de aanbieding, kan de houder te zijner keuze vorderen dat het bedrag van de cheque voldaan wordt in de valuta van het land volgens de koers, hetzij van de dag van aanbieding, hetzij van de dag van betaling.

   De waarde van de vreemde valuta wordt bepaald volgens de gebruiken van de plaats van betaling. De trekker kan echter bedingen dat het te betalen bedrag moet worden berekend volgens een in de cheque bepaalde koers.

   Het bovenstaande is niet van toepassing, indien de trekker heeft bedongen dat de betaling moet geschieden in een bepaalde aangegeven valuta (clausule van werkelijke betaling in vreemde valuta).

   Indien het bedrag van de cheque is aangegeven in geld dat dezelfde benaming maar een verschillende waarde heeft in het land van uitgifte en in dat van betaling, wordt vermoed dat het geld van de plaats van betaling wordt bedoeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/138

[ [#S1;S#] Bij ontstentenis van enige vermelding van de munteenheid op een in België uitgegeven en betaalbare cheque, wordt verondersteld dat het bedrag uitgedrukt is in euro.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 155, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Gekruiste cheque en verrekeningscheque] [#S1;S#]
Art. VII.216/139

[ [#S1;S#] De trekker of de houder van een cheque kan deze kruisen met in de in het volgende artikel genoemde gevolgen.

   De kruising geschiedt door het plaatsen van twee evenwijdige lijnen op de voorzijde van de cheque. Zij kan algemeen zijn of bijzonder.

   De kruising is algemeen, wanneer tussen de twee lijnen geen enkele aanwijzing voorkomt, ofwel de vermelding "bankier" ofwel een daarmee gelijkstaand woord; zij is bijzonder, indien de naam van een bankier voorkomt tussen de twee lijnen.

   De algemene kruising kan worden veranderd in een bijzondere, maar de bijzondere kruising kan niet worden veranderd in een algemene.

   De doorhaling van de kruising of van de naam van de aangewezen bankier wordt geacht niet te zijn geschied.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 157, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/140

[ [#S1;S#] Een cheque met algemene kruising kan door de betrokkene slechts worden betaald aan een bankier of aan een cliënt van de betrokkene.

   Een cheque met bijzondere kruising kan door de betrokkene slechts worden betaald aan de aangewezen bankier of, indien deze de betrokkene is, slechts aan een van zijn cliënten. De aangewezen bankier kan echter de cheque door een andere bankier laten innen.

   Een bankier mag een gekruiste cheque slechts verkrijgen van een van zijn cliënten of van een andere bankier. Hij mag hem niet innen voor rekening van andere personen dan deze.

   Een cheque die meer dan één bijzondere kruising draagt, mag door de betrokkene slechts worden betaald, indien er niet meer dan twee kruisingen zijn, waarvan de ene strekt tot inning door een verrekeningskamer.

   De betrokkene of de bankier die de bovenstaande bepalingen niet naleeft, is aansprakelijk voor de schade tot maximaal de waarde van het bedrag van de cheque.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 157, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/141

[ [#S1;S#] De trekker, alsmede de houder van een cheque, kan verbieden dat deze in baar geld betaald wordt door op de voorzijde in schuine richting te schrijven "in rekening te brengen", of een daarmee gelijkstaande uitdrukking.

   In dat geval mag de betrokkene de cheque slechts voldoen door middel van een boeking (creditering in rekening, overschrijving of schuldvergelijking). De boeking geldt als betaling.

   De doorhaling van de vermelding "in rekening te brengen" wordt geacht niet te zijn geschied.

   De betrokkene die de bovenstaande bepalingen niet naleeft, is verantwoordelijk voor de schade tot beloop van het bedrag van de cheque.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 157, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 6. [ [#S1;S#] - Recht van regres in geval van niet-betaling] [#S1;S#]
Art. VII.216/142

[ [#S1;S#] De houder van een cheque heeft tegenover de schuldeisers van de trekker een bevoorrechte schuldvordering op het fonds dat de betrokkene schuldig was ten tijde van de aanbieding van de cheque, onverminderd de toepassing van artikel XX.111.

   Indien verscheidene cheques door eenzelfde trekker op eenzelfde bankier zijn getrokken, en het fonds dat deze laatste schuldig is, ontoereikend is om ze alle te kwijten, worden zij pondspondsgewijs betaald, behoudens in geval van certificering.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/143

[ [#S1;S#] De houder kan zijn recht van regres uitoefenen op de endossanten, de trekker en de andere chequeschuldenaars, indien de cheque, tijdig aangeboden, niet wordt betaald en indien de weigering van betaling wordt vastgesteld :
1°. hetzij door een authentieke akte (protest);
2°. hetzij door een verklaring van de betrokkene, gedagtekend en geschreven op de cheque onder vermelding van de dag van aanbieding;
3°. hetzij door een gedagtekende en op de cheque geschreven verklaring van een verrekeningskamer, waarbij vastgesteld wordt dat de cheque tijdig aangeboden en niet betaald is.

   De houder kan zijn recht van regres nog uitoefenen op de trekker, wanneer de cheque te laat is aangeboden of de weigering van betaling te laat is vastgesteld, behalve indien het beschikbare fonds na het einde van de aanbiedingstermijn mocht zijn verdwenen ten gevolge van een feit waaraan de trekker vreemd is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/144

[ [#S1;S#] Het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring moet worden gedaan vóór het einde van de aanbiedingstermijn.

   Indien de aanbieding plaats heeft op de laatste dag van de termijn, kan het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring op de eerstvolgende werkdag worden gedaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/145

[ [#S1;S#] De houder van de niet-betaling geeft kennis aan zijn endossant en aan de trekker binnen vier werkdagen, volgende op de dag van het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring en, indien de cheque getrokken is met de clausule "zonder kosten", binnen de vier werkdagen, volgende op die der aanbieding. Elke endossant deelt binnen twee werkdagen, volgende op de dag van ontvangst der kennisgeving, de door hem ontvangen kennisgeving aan zijn endossant mee, met aanwijzing van de namen en adressen van degenen die de voorafgaande kennisgevingen hebben gedaan, en zo vervolgens, teruggaande tot de trekker. Deze termijnen lopen vanaf de ontvangst der voorafgaande kennisgeving.

   Indien overeenkomstig het eerste lid een kennisgeving is gedaan aan iemand wiens handtekening op de cheque voorkomt, moet gelijke kennisgeving binnen dezelfde termijn aan diens avalgever worden gedaan.

   Indien een endossant zijn adres niet of op onleesbare wijze heeft aangeduid, kan worden volstaan met kennisgeving aan de voorafgaande endossant.

   Hij die een kennisgeving heeft te doen, kan zulks doen in iedere vorm, zelfs door enkele terugzending van de cheque.

   Hij moet bewijzen dat hij de kennisgeving binnen de voorgeschreven termijn heeft gedaan. Deze termijn wordt verondersteld te zijn in acht genomen, wanneer een brief die de kennisgeving behelst, binnen de genoemde termijn ter post is bezorgd.

   Wie de kennisgeving niet binnen de bovenvermelde termijn doet, treft geen verval van zijn recht; hij is, in voorkomend geval, verantwoordelijk voor de door zijn nalatigheid veroorzaakte schade, zonder dat de schadevergoeding het bedrag van de cheque kan te boven gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/146

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van de formaliteiten, voorgeschreven voor de uitoefening van de rechten van regres, kan de houder van een wegens niet-betaling geprotesteerde cheque, met verlof van de beslagrechter, conservatoir beslag leggen op de roerende goederen van de trekkers en endossanten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/147

[ [#S1;S#] De trekker, een endossant of een avalgever kan door de clausule "zonder kosten", "zonder protest", of een andere daarmee gelijkstaande op de cheque gestelde en ondertekende clausule, de houder voor de uitoefening van zijn recht van regres ontslaan van het opmaken van een protest of een daarmee gelijkstaande verklaring.

   Deze clausule ontslaat de houder niet van de aanbieding van de cheque binnen de voorgeschreven termijn, noch van het doen van de kennisgevingen. Het bewijs van de niet-inachtneming van de termijn moet worden geleverd door degene die zich daarop tegenover de houder beroept.

   Is de clausule door de trekker gesteld, dan heeft zij gevolgen ten aanzien van allen wier handtekening op de cheque voorkomt; is zij door een endossant of door een avalgever gesteld, dan heeft zij gevolgen alleen ten aanzien van deze endossant of avalgever.

   Indien de houder, ondanks de door de trekker gestelde clausule, toch het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring doet opmaken, zijn de kosten daarvan voor zijn rekening. Indien de clausule van een endossant of een avalgever afkomstig is, kunnen de kosten van het protest of van de daarmee gelijkstaande verklaring, indien een akte van die aard is opgesteld, op allen wier handtekening op de cheque voorkomt, worden verhaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/148

[ [#S1;S#] Allen die uit hoofde van een cheque verbonden zijn, zijn hoofdelijk jegens de houder verbonden.

   De houder kan deze personen, zowel ieder afzonderlijk als gezamenlijk aanspreken, zonder verplicht te zijn de volgorde waarin zij zich hebben verbonden, in acht te nemen.

   Hetzelfde recht komt toe aan ieder wiens handtekening op de cheque voorkomt en die deze heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht.

   De vordering, ingesteld tegen één der chequeschuldenaars, belet niet de anderen aan te spreken, al hadden dezen zich later verbonden dan de eerst aangesprokene.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/149

[ [#S1;S#] De houder kan van degene tegen wie hij zijn recht van regres uitoefent, vorderen :
1° het niet betaalde bedrag van de cheque;
2° een interest berekend tegen de wettelijke rentevoet op die som, te rekenen van de dag waarop hij deze betaald heeft;
3° de kosten van protest of van de daarmee gelijkstaande verklaring, die van de gedane kennisgevingen, alsmede de andere kosten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/150

[ [#S1;S#] Hij die de cheque heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht, kan van degenen die tegenover hem verbonden zijn, vorderen :
1° de gehele som die hij betaald heeft;
2° een interest berekend tegen de wettelijke rentevoet op die som, te rekenen van de dag waarop hij deze betaald heeft;
3° de door hem gemaakte kosten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/151

[ [#S1;S#] Elke chequeschuldenaar tegen wie het recht van regres wordt of kan worden uitgeoefend, kan, tegen betaling tot voldoening aan zijn regresplicht, de afgifte vorderen van de cheque met het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring, alsmede een voor voldaan getekende rekening.

   Elke endossant die de cheque heeft betaald tot voldoening van zijn regresplicht, kan zijn endossement en dat van de volgende endossanten doorhalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/152

[ [#S1;S#] Wanneer de aanbieding van de cheque, het opmaken van het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring binnen de voorgeschreven termijnen wordt verhinderd door een onoverkomelijk beletsel (wettelijk voorschrift van enige Staat of ander geval van overmacht), worden deze termijnen verlengd.

   De houder is verplicht van de overmacht aan zijn endossant onverwijld kennis te geven, en deze kennisgeving, gedagtekend en door hem ondertekend, op de cheque of op een verlengstuk te vermelden; voor het overige zijn de bepalingen van artikel VII.216/145 toepasselijk.

   Na het ophouden van de overmacht moet de houder de cheque onverwijld ter betaling aanbieden, en, indien nodig, het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring doen opmaken.

   Indien de overmacht meer dan vijftien dagen aanhoudt, te rekenen van de dag waarop de houder, al was het vóór het einde van de aanbiedingstermijn, van de overmacht aan zijn endossant heeft kennis gegeven, kan het recht van regres worden uitgeoefend, zonder dat de aanbieding, het opmaken van het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring nodig zijn.

   Als gevallen van overmacht worden niet beschouwd feiten welke van zuiver persoonlijke aard zijn voor de houder of voor degene die hij met de aanbieding van de cheque, het opmaken van het protest of de daarmee gelijkstaande verklaring heeft belast.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/153

[ [#S1;S#] Bij verval van recht blijft een rechtsvordering bestaan tegen de trekker die geen fonds bezorgd heeft, of tegen een trekker of een endossant die zich onrechtmatig verrijkt heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 159, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 7. [ [#S1;S#] - Cheque in verscheidene exemplaren] [#S1;S#]
Art. VII.216/154

[ [#S1;S#] Behoudens de cheques aan toonder kan elke cheque, uitgegeven in een land en betaalbaar in een ander land of in een overzees deel van hetzelfde land en omgekeerd, ofwel uitgegeven en betaalbaar in een zelfde overzees deel of in verschillende overzeese delen van hetzelfde land, in verscheidene gelijkluidende exemplaren worden getrokken. Wanneer een cheque in verscheidene exemplaren is getrokken, moeten die exemplaren in de tekst zelf van de titel worden genummerd, bij gebreke waarvan elk exemplaar wordt beschouwd als een afzonderlijke cheque.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 161, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/155

[ [#S1;S#] De betaling, op één der exemplaren gedaan, is bevrijdend, ook al is niet bedongen dat die betaling de kracht der andere exemplaren teniet doet.

   De endossant die de exemplaren aan verschillende personen heeft overgedragen, alsook de latere endossanten, zijn verbonden door alle exemplaren die hun handtekening dragen en die niet zijn terugbezorgd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 161, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 8. [ [#S1;S#] - Tekstveranderingen] [#S1;S#]
Art. VII.216/156

[ [#S1;S#] In geval van verandering van de tekst van een cheque zijn zij die daarna hun handtekening op de cheque hebben geplaatst, volgens de veranderde tekst verbonden; zij die daarvoor hun handtekening op de cheque hebben geplaatst, zijn verbonden volgens de oorspronkelijke tekst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 163, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 9. [ [#S1;S#] - Verjaring] [#S1;S#]
Art. VII.216/157

[ [#S1;S#] - De regresvorderingen van de houder tegen de endossanten, de trekker en de andere chequeschuldenaars, verjaren door verloop van zes maanden, te rekenen van het einde van de aanbiedingstermijn.

   De regresvorderingen van de verschillende tot betaling van een cheque verbonden schuldenaars tegen elkander verjaren door verloop van zes maanden, te rekenen van de dag waarop de chequeschuldenaar de cheque heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht, of van de dag waarop hijzelf in rechte is aangesproken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 165, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/158

[ [#S1;S#] In geval van verjaring blijft een rechtsvordering bestaan tegen de trekker die geen fonds bezorgd heeft, en tegen een trekker of een endossant die zich onrechtmatig mocht hebben verrijkt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 165, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/159

[ [#S1;S#] De verjaring van de vorderingen die voortvloeien uit een cheque, wordt gestuit door rechtsvervolging; zij wordt geschorst door feiten van overmacht.

   De stuiting der verjaring heeft slechts gevolgen tegen degene ten aanzien van wie de daad van stuiting heeft plaatsgehad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 165, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 10. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. VII.216/160

[ [#S1;S#] De aanbieding en het protest van een cheque kunnen niet plaatshebben dan op een werkdag.

   Wanneer de laatste dag van de termijn, door de wet gesteld voor het verrichten van handelingen betreffende de cheque, inzonderheid voor de aanbieding en voor het opmaken van het protest of een daarmee gelijkstaande akte, een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, verstrijkt die termijn op de eerstvolgende werkdag. De tussenliggende zaterdagen, zondagen en feestdagen zijn begrepen in de berekening van de termijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 167, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/161

[ [#S1;S#] In de termijnen, door dit hoofdstuk bepaald, wordt de dag waarop zij aanvangen, niet medegerekend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 167, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/162

[ [#S1;S#] Geen enkele dag uitstel wordt door de wet of door de rechter toegestaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 167, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/163

[ [#S1;S#] Accreditieven, girobons of giromandaten en bankbiljetten aan order zijn onderworpen aan de bepalingen van deze wet, in zover deze bepalingen verenigbaar zijn met de eigen aard van elk van de genoemde waardepapieren. Hun benaming zal worden opgenomen in de tekst zelf en uitgedrukt in de taal waarin zij zijn gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 167, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 11. [ [#S1;S#] - Vermiste cheques] [#S1;S#]
Art. VII.216/164

[ [#S1;S#] Hij die onvrijwillig en toevallig buiten bezit van een cheque gesteld is en geen ander exemplaar kan vertonen, kan de betaling van de vermiste cheque vragen en ze verkrijgen krachtens een beschikking van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, mits hij van zijn eigendom doet blijken en tegen borgstelling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 169, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/165

[ [#S1;S#] Wordt de betaling geweigerd, dan bewaart de eigenaar van de vermiste cheque al zijn rechten door een protestakte.

   Deze akte moet opgemaakt worden uiterlijk de tweede dag na het einde van de aanbiedingstermijn. Zij moet aan de trekker en de endossanten bij deurwaardersexploot worden betekend binnen acht dagen te rekenen van haar dagtekening.

   Om geldig te zijn moet zij niet noodzakelijk van een rechterlijke beslissing of van een borgstelling zijn voorafgegaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 169, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/166

[ [#S1;S#] De in artikel VII.216/165 vermelde verbintenis van de borg eindigt na zes maanden, indien er gedurende die tijd noch rechtsvordering noch rechtsvervolging is geweest.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 169, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 12. [ [#S1;S#] - Wetsconflicten] [#S1;S#]
Art. VII.216/167

[ [#S1;S#] Verbintenissen die een Belg in het buitenland bij cheque heeft aangegaan, worden in België slechts dan als geldig erkend, indien hij volgens de Belgische wet de vereiste bekwaamheid bezat om die verbintenissen aan te gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 171, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/168

[ [#S1;S#] Verbintenissen die een Belg in het buitenland bij cheque heeft aangegaan in de vorm door de Belgische wet voorgeschreven, zijn in België geldig ten opzichte van andere Belgen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 171, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. VII.216/169

[ [#S1;S#] De bepalingen van dit boek, waarbij het protest van niet-betaling wordt geregeld, zijn van toepassing op de cheque, in zover zij verenigbaar zijn met de bepalingen van deze afdeling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 171, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
TITEL 7. [ [#S1;S#] Slotbepalingen.] [#S1;S#]
Art. VII.217

[ [#S1;S#] De koninklijke besluiten welke worden vastgesteld op grond van de artikelen VII. 3, [ [#S4;S#] VII.4/1 tot VII.4/4,] [#S4;S#] VII. 57 tot VII. 59, [ [#S4;S#] VII.62/1 tot VII.62/7,] [#S4;S#] VII. 64, VII. 90, § 1, derde lid, VII. 94, VII. 95, VII. 86, § 3, tweede lid, [ [#S2;S#] VII.101, VII. 114, § 3, VII.124, VII.147/9, VII.147/10 en VII.147/30, § 3, van dit boek] [#S2;S#] worden door de minister voor advies voorgelegd aan de [ [#S3;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S3;S#]. De minister bepaalt de termijn waarbinnen het advies wordt gegeven. Na deze termijn is het advies niet meer vereist.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 33, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 4)<W 2017-12-22/14, art. 28, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. VII.218

[ [#S1;S#] Onverminderd de andere raadplegingsvereisten die door dit boek zijn opgelegd, oefent de Koning de bevoegdheden uit welke Hem zijn toegekend door de artikelen VII.118, [ [#S2;S#] VII.120, VII.122, VII.147/34, VII.147/36 en VII.147/38] [#S2;S#] na raadpleging van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

   De koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de artikelen VII. 148, VII. 149, VII. 153 en VII. 154 worden door de minister voor advies voorgelegd aan de [ [#S3;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S3;S#], de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het Begeleidingscomité. De minister bepaalt de termijn binnen welke het advies wordt gegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 34, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. VII.219

[ [#S1;S#] De Koning oefent de bevoegdheden, Hem toegekend door de bepalingen van de artikelen VII. 3, VII. 64, VII. 86, § 3, tweede lid, VII. 90, § 1er, derde lid, VII. 94, VII. 95, VII. 101, [ [#S2;S#] VII.120, VII.122, VII.124, VII.147/9, VII.147/10, VII.147/36 en VII.147/38] [#S2;S#] uit op de gezamenlijke voordracht van de Ministers bevoegd voor Economie en Financiën, na raadpleging van de Bank. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 35, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
Art. VII.220

[ [#S1;S#] De besluiten tot uitvoering van titel 4, hoofdstuk 4, worden genomen op advies van de FSMA. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie W 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. VII.N3

[ [#S1;S#] Bijlage 3. - Europees gestandaardiseerd informatieblad (ESIS) - Artikel VII.127

   DEEL A.

   De tekst in dit model wordt als dusdanig in het ESIS weergegeven. Tekst die tussen vierkante haken staat, wordt vervangen door de toepasselijke gegevens. De instructies voor de kredietgever of, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar voor het invullen van het ESIS staan in deel B.

   Waar "indien van toepassing" staat, verstrekt de kredietgever de vereiste informatie als die relevant is voor de kredietovereenkomst. Indien de informatie niet relevant is, wist de kredietgever de desbetreffende informatie of de hele rubriek (bijvoorbeeld wanneer de rubriek niet van toepassing is). Indien de hele rubriek wordt gewist, wordt de nummering van de ESIS-rubrieken dienovereenkomstig aangepast.

   De onderstaande informatie wordt in één enkel document meegedeeld. Het gebruikte lettertype moet duidelijk leesbaar zijn. Om gegevens te benadrukken worden vet, schaduw of grotere letters toegepast. Alle toepasselijke risicowaarschuwingen worden geaccentueerd/gemarkeerd.

   ESIS-model

  (Inleidende tekst) Dit document is ten behoeve van [naam van de consument] opgesteld op [datum van de dag]. Dit document is opgesteld op basis van de informatie die u tot dusver hebt verstrekt en de huidige financiële marktvoorwaarden. De onderstaande informatie blijft geldig tot [geldigheidsdatum], (indien van toepassing), afgezien van de rentevoet en andere kosten. Na die datum kan deze veranderen afhankelijk van de marktvoorwaarden. (Indien van toepassing) Dit document schept voor [naam van de kredietgever] geen verplichting om u een krediet te verlenen. 1. Kredietgever [Naam] [Telefoonnummer] [Geografisch adres] (Facultatief) [E-mailadres] (Facultatief) [Faxnummer] (Facultatief) [Internetadres] (Facultatief)[Contactpersoon/contactpunt] (Indien van toepassing,informatie over het eventueel verstrekken van adviesdiensten :) [(Na beoordeling van uw behoeften en omstandigheden bevelen wij u dit krediet aan/Wij bevelen u geen specifiek krediet aan. Wij geven u evenwel, op basis van uw antwoorden op bepaalde vragen, informatie over dit krediet, zodat u zelf uw keuze kunt maken)] 2. (Indien van toepassing) Kredietbemiddelaar [Naam] [Telefoonnummer] [Geografisch adres] (Facultatief) [E-mailadres] (Facultatief) [Faxnummer] (Facultatief) [Internetadres] (Facultatief)[Contactpersoon/contactpunt] ([Indien van toepassing, [informatie over het eventueel verstrekken van adviesdiensten]) [(Na beoordeling van uw behoeften en omstandigheden bevelen wij u dit krediet aan/We bevelen u geen specifiek krediet aan. Wij geven u evenwel, op basis van uw antwoorden op bepaalde vragen, informatie over dit krediet, zodat u zelf uw keuze kunt maken)] [1 vergoeding]1 3. Hoofdkenmerken van het krediet Bedrag en valuta van het te verlenen krediet : [waarde][valuta] (Indien van toepassing) Dit krediet wordt niet in [nationale valuta van de kredietnemer] uitgedrukt. (Indien van toepassing) De waarde van uw krediet in [nationale valuta van de kredietnemer] kan variëren. (Indien van toepassing) Mocht bijvoorbeeld de waarde van [nationale valuta van de kredietnemer] met 20% dalen ten opzichte van [valuta van het krediet], dan zou de waarde van uw krediet stijgen tot [bedrag in de nationale valuta van de kredietnemer invullen]. Het zou echter hoger kunnen uitvallen als de waarde van [nationale valuta van de kredietnemer] met meer dan 20% daalt. (Indien van toepassing) De maximale waarde van uw krediet zal [bedrag in nationale valuta van de kredietnemer invullen] bedragen.] (Indien van toepassing) U ontvangt een waarschuwing als het bedrag van het krediet [bedrag in nationale valuta van de kredietnemer invullen] bereikt. (Indien van toepassing) U krijgt de gelegenheid [het recht om opnieuw te onderhandelen over een in vreemde valuta uitgedrukt krediet dan wel om het krediet om te zetten in [desbetreffende valuta] alsmede de voorwaarden opnemen]. Duur van het krediet : [duur] [Soort krediet] [Soort toepasselijke rentevoet] Totaal af te lossen bedrag : Dit betekent dat u [bedrag] per geleende [eenheid van de valuta] terugbetaalt. (Indien van toepassing) [Dit deel van] houdt enkel de betaling in van rente en kosten. Aan het einde van de looptijd van het krediet bent u nog een hoofdsom van [bedrag van het aflossingsvrije krediet] verschuldigd. (Indien van toepassing) Voor het opstellen van dit informatieblad veronderstelde waarde van het onroerend goed : [bedrag invullen] (Indien van toepassing) Maximaal beschikbaar kredietbedrag in verhouding tot de waarde van het onroerend goed [verhouding invullen] of Minimumwaarde van het onroerend goed dat nodig is om het aangegeven bedrag te lenen [bedrag invullen] (Indien van toepassing) [Zekerheid] 4. Rentevoet en andere kosten Het jaarlijkse kostenpercentage vertegenwoordigt de totale kosten van het krediet, uitgedrukt als jaarlijks percentage. Aan de hand van het jaarlijkse kostenpercentage kunt u verschillende aanbiedingen beter met elkaar vergelijken. Het jaarlijkse kostenpercentage voor uw krediet is [JKP]. Dit omvat : Rentevoet [waarde in percentage] [Andere onderdelen van het jaarlijkse kostenpercentage ] Kosten die eenmalig moeten worden betaald (Indien van toepassing) U dient een vergoeding voor de registratie van de hypotheek te betalen. [Bedrag van de vergoeding, indien bekend, of berekeningsbasis invullen.] Kosten die regelmatig moeten worden betaald (Indien van toepassing) Dit jaarlijkse kostenpercentage wordt berekend aan de hand van rentevoethypotheses. (Indien van toepassing) Omdat [een deel van] uw krediet een variabele rentevoet heeft, kan het werkelijke jaarlijkse kostenpercentage van dit jaarlijkse kostenpercentage verschillen indien de rentevoet voor uw krediet verandert. Zo kan het jaarlijkse kostenpercentage, indien de rentevoet is gestegen tot [scenario beschreven in deel B], oplopen tot [illustratief jaarlijkse kostenpercentage invullen dat overeenstemt met het scenario]. (Indien van toepassing) Houdt u er rekening mee dat dit jaarlijkse kostenpercentage wordt berekend op basis van de hypothese dat de rentevoet tijdens de volledige duur van de overeenkomst op het niveau blijft dat voor de eerste periode is vastgesteld. (Indien van toepassing) De volgende kosten zijn niet bekend bij de kredietverlener en maken derhalve geen deel uit van het jaarlijkse kostenpercentage : [Kosten] (Indien van toepassing) U dient een vergoeding voor de registratie van de hypotheek te betalen. Let erop dat u op de hoogte bent van alle andere belastingen en kosten die aan uw krediet zijn verbonden. 5. Frequentie en aantal betalingen Aflossingsfrequentie : [frequentie] Aantal betalingen : [aantal] 6. Bedrag van iedere afbetalingstermijn [Bedrag] [valuta] Uw inkomen kan veranderen. Let erop dat u zich uw [frequentie] afbetalingstermijnen nog kunt veroorloven als uw inkomen daalt. (Indien van toepassing) Omdat dit krediet/een deel van dit krediet enkel in de periodieke terugbetaling van rente en kosten voorziet, dient u een aparte regeling te treffen voor het terugbetalen van [bedrag van het aflossingsvrije krediet invullen], dat u aan het einde van de looptijd van het krediet nog verschuldigd bent. Denk eraan om alle extra betalingen die u dient te verrichten, op te tellen bij het hier vermelde bedrag van de periodieke afbetaling. (Indien van toepassing) De rentevoet op [een deel van] dit krediet kan variëren. Dit betekent dat het bedrag van uw afbetalingstermijnen kan stijgen of dalen. Bijvoorbeeld kunnen, indien de rentevoet is gestegen tot [scenario beschreven in deel B], uw betalingen oplopen tot [termijnbedrag invullen dat overeenstemt met het scenario]. (Indien van toepassing) De waarde van het bedrag dat u om de [frequentie van de afbetalingstermijn] moet betalen in [nationale valuta van de kredietnemer], kan variëren. (In voorkomend geval) Uw betalingen kunnen om de [periode invullen] oplopen tot [maximumbedrag in nationale valuta van de kredietnemer invullen]. (In voorkomend geval) Mocht bijvoorbeeld de waarde van [nationale valuta van de kredietnemer] met 20% dalen ten opzichte van [valuta van het krediet], dan zou u om de [periode invullen] [bedrag in nationale valuta van de kredietnemer invullen] extra moeten betalen. Uw betalingen kunnen nog hoger uitvallen. (Indien van toepassing) Voor het omzetten van uw in [valuta van het krediet] uitgedrukte aflossing in [nationale valuta van de kredietnemer] zal de door [naam van de instelling die de wisselkoers publiceert] op [datum] gepubliceerde wisselkoers worden gehanteerd of zal de wisselkoers op [datum] worden berekend aan de hand van [benaming van de benchmark of berekeningsmethode invullen]. (Indien van toepassing) [Nadere gegevens omtrent gebonden spaarproducten, leningen met uitgestelde rentebetaling] 7. (Indien van toepassing) Illustratieve aflossingstabel In deze tabel is te zien welk bedrag om de [frequentie] moet worden betaald. De afbetalingstermijnen (kolom [desbetreffend nr.]) bestaan uit de som van de te betalen rente (kolom [desbetreffend nr.]), indien van toepassing, het betaald kapitaal (kolom [desbetreffend nr.]) en, indien van toepassing, andere kosten (kolom [desbetreffend nr.]). (Indien van toepassing) De kosten in de kolom voor andere kosten hebben betrekking op [lijst van kosten]. Het uitstaand kapitaal (kolom [desbetreffend nr.] is het bedrag van het krediet dat na elke afbetalingstermijn nog moet worden afgelost. [Tabel] 8. Aanvullende verplichtingen De kredietnemer moet de volgende verplichtingen nakomen om de in dit document beschreven kredietvoorwaarden te genieten. [Verplichtingen] (Indien van toepassing) Houdt u er rekening mee dat de in dit document beschreven kredietvoorwaarden (waaronder de rentevoet) kunnen veranderen als deze verplichtingen niet worden nagekomen. (Indien van toepassing) Houdt u rekening met de mogelijke gevolgen van het in een later stadium opzeggen van elkeen van de nevendiensten met betrekking tot het krediet : [Gevolgen] 9. Vervroegde terugbetaling U kunt dit krediet vervroegd aflossen, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk. (Indien van toepassing) [Voorwaarden] (Indien van toepassing) Uitstapkosten : [bedrag of, als dat niet mogelijk is, berekeningsmethode invullen] (Indien van toepassing) Indien u besluit dit krediet vervroegd af te lossen, neemt u dan contact met ons op om te weten hoeveel de uitstapkosten op dat ogenblik bedraagt. 10. Flexibele kenmerken (Indien van toepassing) [Informatie over overdraagbaarheid/subrogatie] U heeft de mogelijkheid dit krediet [aan een andere kredietgever] [of] [op een ander onroerend goed] over te dragen. [Voorwaarden invullen] (Indien van toepassing) U kunt dit krediet niet [aan een andere kredietnemer] [of] [op een ander onroerend goed] overdragen. (Indien van toepassing) Aanvullende kenmerken : [toelichting opnemen bij de in deel B vermelde aanvullende kenmerken en, facultatief, bij andere door de kredietgever in het kader van de kredietovereenkomst aangeboden mogelijkheden die niet in de vorige rubrieken zijn vermeld]. 11. Overige rechten van de kredietnemer (Indien van toepassing) U beschikt over [duur van de bedenktijd] na [tijdstip waarop de bedenktijd begint] om na te denken over het aangaan van dit krediet. (In voorkomend geval) Nadat u van de kredietgever de ontwerpkredietovereenkomst ontvangen heeft, kunt u tot het einde van [duur van de bedenktijd] besluiten niet op het aanbod in te gaan. (Indien van toepassing) Gedurende een periode van [duur van de herroepingsperiode] na [tijdstip waarop de herroepingsperiode begint] kan u uw recht op herroeping van de overeenkomst uitoefenen. [Voorwaarden] [Procedure invullen] (Indien van toepassing) U kan uw recht op herroeping van de overeenkomst verliezen indien u in die periode een onroerend goed koopt of verkoopt dat verband houdt met deze kredietovereenkomst. (Indien van toepassing) Mocht u besluiten uw recht op herroeping [van de kredietovereenkomst] uit te oefenen, controleert u dan of u gebonden blijft door uw andere [in rubriek 8 bedoelde] verplichtingen in verband met het krediet [met inbegrip van de nevendiensten met betrekking tot het krediet]. 12. Klachten Als u een klacht hebt, neem dan contact op met [intern contactpunt of bron van informatie over de procedure invullen]. (Indien van toepassing) Maximale tijd waarbinnen de klacht moet worden behandeld [periode] (Indien van toepassing) [Indien wij de klacht niet naar tevredenheid intern hebben opgelost,] kan u ook contact opnemen met : [naam van het bevoegde externe orgaan voor buitengerechtelijke klachten en beroepsmogelijkheden] (Indien van toepassing) of kan u contact opnemen met FIN-NET voor nadere gegevens betreffende het gelijkwaardige orgaan in uw land. 13. Niet-naleving van de aan het krediet verbonden verplichtingen : gevolgen voor de kredietnemer [Soorten niet-naleving] [Financiële of juridische gevolgen] Mocht u moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van uw [frequentie] betalingen, graag dan meteen contact met ons op te nemen om naar mogelijke oplossingen te zoeken. (Indien van toepassing) Als uiterste maatregel kan uw woning in beslag worden genomen als u uw betalingen niet tijdig uitvoert. 14. (Indien van toepassing) Aanvullende informatie (Indien van toepassing) [Vermelding van de wetgeving die op de krediet-overeenkomst van toepassing is]. (Indien de kredietnemer een andere taal dan die van het ESIS wil gebruiken) Informatie en contractvoorwaarden worden verstrekt in het [taal]. Met uw instemming zullen wij voor de duur van de kredietovereenkomst communiceren in het [taal/talen]. [Verklaring opnemen over het recht om een ontwerpkredietovereenkomst verstrekt of aangeboden te krijgen] 15. Toezichthouder Deze kredietgever staat onder toezicht van [naam (namen) en internetadres(sen) van de toezichthoudende autoriteit(en)] (Indien van toepassing) Deze kredietbemiddelaar staat onder toezicht van [naam en internetadres van de toezichthoudende autoriteit]. (1)

  DEEL B.

   Instructies voor het invullen van het ESIS

   Bij het invullen van het ESIS worden ten minste de volgende instructies in acht genomen. De lidstaten kunnen de instructies voor het invullen van het ESIS evenwel uitwerken of nader specificeren.

   Rubriek "Inleidende tekst"

   De geldigheidsdatum wordt duidelijk geaccentueerd/gemarkeerd. In deze rubriek wordt onder de "geldigheidsdatum" verstaan : de periode gedurende welke de in het ESIS opgenomen informatie, bijvoorbeeld de debetrentevoet, ongewijzigd blijft en van toepassing zal zijn indien de kredietgever besluit het krediet binnen die periode toe te kennen.

   Rubriek "1. De kredietgever

   1. Naam, telefoonnummer en geografisch adres van de kredietgever hebben betrekking op de contactinformatie die de consument voor toekomstige correspondentie kan gebruiken.

   2. De informatie over het e-mailadres, het faxnummer, het internetadres en een contactpersoon/contactpunt is facultatief.

   3. Indien de transactie op afstand wordt aangeboden, vermeldt de kredietgever overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2002/65/EG in voorkomend geval de naam en het geografisch adres van zijn vertegenwoordiger in de lidstaat waar de consument zijn verblijfplaats heeft. De vermelding van het telefoonnummer, e-mailadres en internetadres van de vertegenwoordiger van de kredietgever is facultatief.

   4. Indien rubriek 2 niet van toepassing is, laat de kredietgever de consument, met gebruikmaking van de formulering in deel A, weten of er adviesdiensten worden verstrekt en op welke basis.

   (Indien van toepassing)

   Rubriek "2. Kredietbemiddelaar"

   Indien de productinformatie door een kredietbemiddelaar aan de consument wordt verstrekt, neemt die bemiddelaar de volgende informatie op :

   1. Naam, telefoonnummer en geografisch adres van de kredietbemiddelaar hebben betrekking op de contactinformatie die de consument voor toekomstige correspondentie kan gebruiken.

   2. De informatie over het e-mailadres, het faxnummer, het internetadres en een contactpersoon/contactpunt is facultatief.

   3. De kredietgever laat de consument, met gebruikmaking van de formulering van deel A, weten of er adviesdiensten worden verleend en op welke basis.

   4. Uitleg over de wijze waarop de kredietbemiddelaar wordt vergoed. Indien hij een commissieloon van een kredietgever ontvangt, vermeldt hij het bedrag daarvan, alsook de naam van de kredietgever, indien deze verschi

   Rubriek "3. Hoofdkenmerken van het krediet"

   1. In deze rubriek worden op een duidelijk wijze de hoofdkenmerken van het krediet toegelicht, met inbegrip van de waarde en de valuta en de mogelijke, aan de debetrentevoet verbonden risico's, met inbegrip van die als bedoeld in punt 8, en de aflossingsstructuur.

   2. Ingeval de valuta van het krediet verschilt van de nationale valuta van de consument, geeft de kredietgever aan dat de consument een regelmatige waarschuwing zal ontvangen ten minste als de wisselkoers meer dan 20% schommelt, in voorkomend geval aangaande het recht om de valuta van de kredietovereenkomst om te zetten of met betrekking tot de mogelijkheid om opnieuw te onderhandelen over de voorwaarden en elke andere regelingen die de consument ter beschikking staan om diens blootstelling aan wisselkoersrisico te beperken. Indien een voorziening in de kredietovereenkomst is opgenomen om het wisselkoersrisico te beperken, geeft de kredietgever het maximale bedrag aan, welke de consument zou moeten terug te betalen. Indien er geen voorziening in de kredietovereenkomst is opgenomen om het wisselkoersrisico, waaraan de consument is blootgesteld, te beperken tot fluctuaties daarvan binnen een bandbreedte van minder dan 20%, geeft de kredietgever een illustratie van het effect op de waarde van het krediet van een daling met 20% van de waarde van de nationale valuta van de consument ten opzichte van de valuta waarin het krediet is gesteld.

   3. De duur van het krediet wordt naar gelang van de relevantie in jaren of maanden uitgedrukt. Indien de duur van het krediet gedurende de looptijd van het contract kan variëren, licht de kredietgever toe wanneer en onder welke voorwaarden dit kan geschieden. In het geval van een krediet voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld voor een door een zekerheid gedekte kredietkaart, dient de kredietgever dit feit duidelijk te vermelden.

   4. Het soort krediet wordt duidelijk vermeld (bijvoorbeeld hypotheekkrediet, woonkrediet, door een zekerheid gedekte kredietkaart). In de beschrijving van het soort krediet wordt duidelijk vermeld hoe het kapitaal en de rente gedurende de looptijd van het krediet worden afgelost (d.w.z. de aflossingsstructuur), waarbij duidelijk wordt gespecificeerd of de kredietovereenkomst een krediet met aflossing, een aflossingsvrij krediet, dan wel een mix van beide betreft.

   5. Indien het krediet geheel of gedeeltelijk aflossingsvrij is, wordt aan het einde van deze rubriek nadrukkelijk een desbetreffende verklaring opgenomen, met gebruikmaking van de formulering in deel A.

   6. In deze rubriek wordt uitgelegd of de debetrentevoet vast of variabel is en in voorkomend geval tijdens welke perioden deze vast blijft, met welke frequentie veranderingen daarna kunnen plaatsvinden en of er voor de variatie van de debetrentevoet grenzen zoals maximum- of minimumwaarden gelden.

   Toegelicht moet worden welke formule er wordt gebruikt voor de verandering van de debetrentevoet en van de diverse componenten daarvan (bijvoorbeeld de referentierentevoet, het debetrentetoeslag). De kredietgever moet aangeven, bijvoorbeeld op een internetadres, waar nadere informatie is te vinden over de in de formule gebruikte indexen of percentages, bijvoorbeeld Euribor of de referentierentevoet van de centrale bank.

   7. Indien verschillende debetrentevoeten in verschillende omstandigheden van toepassing zijn, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt.

   8. Het "totaal af te lossen bedrag" komt overeen met het totale, door de consument te betalen bedrag. Het moet wordt opgevoerd als de som van het kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument. Indien de debetrentevoet niet vast is voor de duur van het contract, moet duidelijk worden vermeld dat dit bedrag illustratief is en kan variëren, en in het bijzonder naar gelang van de variatie in de debetrentevoet.

   9. Indien het krediet gewaarborgd is door een hypotheek op het onroerend goed of door een andere vergelijkbare zekerheid of door een recht verbonden aan onroerend goed, brengt de kredietgever dit onder de aandacht van de consument. De kredietgever geeft in voorkomend geval de veronderstelde waarde van het onroerend goed dat, of de zekerheid die, voor de opstelling van dit informatiebad wordt gebruikt.

   10. De kredietgever vermeldt indien van toepassing een van de volgende gegevens :
a) het "maximaal beschikbaar kredietbedrag in verhouding tot de waarde van het onroerend goed", dat de ratio van de lening ten opzichte van de waarde weergeeft. Deze ratio gaat vergezeld van een voorbeeld in absolute termen van het maximale kredietbedrag dat voor een bepaalde waarde van een onroerend goed kan worden opgenomen; of
b) de "minimumwaarde van het onroerend goed dat de kredietgever eist om het geïllustreerde bedrag te lenen".

   11. Indien het krediet uit verschillende kredietcomponenten is samengesteld (bijvoorbeeld deels met vaste rentevoet, deels met variabele rentevoet), komt dit tot uiting in de opgave van het soort krediet en wordt de vereiste informatie voor elke component van het krediet verstrekt.

   Rubriek "4. Rentevoet en andere kosten"

   1. Wanneer naar "rentevoet" wordt verwezen, wordt of worden) de debetrentevoet respectievelijk debetrentevoeten bedoeld.

   2. De debetrentevoet wordt als percentage uitgedrukt.

   Indien de debetrentevoet variabel is, omvat de informatie : a) de hypotheses die worden gebruikt voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage; b) in voorkomend geval, de toepasselijke maximum- en minimumwaarden en c) een waarschuwing dat de variatie het feitelijke niveau van het jaarlijkse kostenpercentage kan beïnvloeden. Om de aandacht van de consument te trekken, moet de waarschuwing, in een groter lettertype, nadrukkelijk in het hoofdgedeelte van het ESIS worden opgenomen. De waarschuwing gaat gepaard met een illustratief voorbeeld betreffende het jaarlijkse kostenpercentage. Als er een maximum op de debetrentevoet staat, wordt er in het voorbeeld van uitgegaan dat de debetrentevoet bij de eerste gelegenheid stijgt tot het hoogste niveau waarin in de kredietovereenkomst is voorzien. Als er geen maximum is, illustreert het voorbeeld het jaarlijkse kostenpercentage tegen de hoogste debetrentevoet van ten minste de laatste 20 jaar, of als de onderliggende gegevens voor de berekening van de debetrente beschikbaar zijn voor een periode van minder dan 20 jaar, de langste periode waarvoor die gegevens beschikbaar zijn, gebaseerd op de hoogste waarde van een externe referentierentevoet die in voorkomend geval is gebruikt voor de berekening van de debetrente, of de hoogste waarde van een door een bevoegde autoriteit of de EBA gespecificeerde benchmarkrentevoet ingeval de kredietgever geen externe referentierentevoet gebruikt. Die vereiste geldt niet voor kredietovereenkomsten indien de debetrentevoet voor een materiële initiële periode van verscheidene jaren wordt vastgesteld en vervolgens voor een verdere periode kan worden vastgesteld na onderhandelingen tussen de kredietgever en de consument. Voor kredietovereenkomsten waarbij de debetrentevoet voor een materiële initiële periode van verscheidene jaren wordt vastgesteld en vervolgens voor een verdere periode kan worden vastgesteld na onderhandelingen tussen de kredietgever en de consument, bevat de informatie een waarschuwing dat het jaarlijkse kostenpercentage op basis van de debetrentevoet voor de initiële periode wordt berekend. De waarschuwing gaat vergezeld van een aanvullend, illustratief jaarlijkse kostenpercentage dat is berekend overeenkomstig artikel 17, lid 4, van de richtlijn, zoals omgezet door de Koning op grond van artikel I.9, 42° van het Wetboek van economisch recht. Indien kredieten uit verschillende componenten zijn samengesteld (bv. deels met vaste rentevoet, deels met variabele rentevoet), wordt de informatie voor elke component van het krediet verstrekt.

   3. In de rubriek "andere onderdelen van het jaarlijkse kostenpercentage" moeten alle overige in het jaarlijkse kostenpercentage opgenomen kosten worden vermeld, met inbegrip van eenmalige kosten, zoals administratiekosten, en periodieke kosten, zoals jaarlijkse administratiekosten. De kredietgever specificeert alle kosten per categorie (eenmalig te betalen kosten, regelmatig te betalen kosten die in de afbetalingstermijn zijn opgenomen, regelmatig te betalen kosten die niet in de afbetalingstermijnen zijn opgenomen), met vermelding van het bedrag, aan wie ze moeten worden betaald en wanneer. Kosten die zijn ontstaan door inbreuken op de contractuele verplichtingen hoeven niet te worden vermeld. Indien het bedrag niet bekend is, geeft de kredietgever zo mogelijk een indicatie van het bedrag of vermeldt hij hoe het bedrag zal worden berekend en dat het opgevoerde bedrag slechts indicatief is. Indien bepaalde kosten geen deel uitmaken van het jaarlijkse kostenpercentage, omdat zij de kredietgever onbekend zijn, wordt dit duidelijk vermeld.

   Indien de consument de kredietgever geïnformeerd heeft over één of meer componenten van het door hem verkozen krediet, zoals de duur van de kredietovereenkomst en het totale kredietbedrag, gebruikt de kredietgever waar mogelijk deze componenten; indien een kredietovereenkomst verschillende mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt en de kredietgever gebruikmaakt van de hypotheses vermeld in deel II van bijlage I, moet hij vermelden dat andere kredietopnemingsmechanismen voor dat soort kredietovereenkomst kunnen leiden tot een hoger jaarlijkse kostenpercentage. Indien de kredietopnemingsvoorwaarden worden gebruikt voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage, accentueert de kredietgever de kosten die aan andere kredietopnemingsmechanismen zijn verbonden, welke niet noodzakelijk de mechanismen zijn aan de hand waarvan het jaarlijkse kostenpercentage wordt berekend.

   4. Indien een vergoeding moet worden betaald voor de registratie van de hypotheek of een vergelijkbare zekerheid, wordt die in deze rubriek bekendgemaakt, samen met het bedrag, indien bekend, of als dat niet mogelijk is, de basis voor het bepalen van het bedrag. Indien de vergoedingen bekend zijn en in het jaarlijkse kostenpercentage zijn vervat, worden het bestaan en het bedrag van de vergoeding opgenomen onder "Kosten die eenmalig moeten worden betaald". Indien de vergoedingen de kredietgever niet bekend zijn en bijgevolg niet in het jaarlijkse kostenpercentage vervat zijn, moet het bestaan van de vergoeding duidelijk worden vermeld in de lijst van kosten die de kredietgever niet bekend zijn. Hoe dan ook moet de standaardformulering van deel A worden gebruikt onder de passende rubriek.

   Rubriek "5. Frequentie en aantal betalingen"

   1. Indien betalingen regelmatig moeten worden verricht, wordt de frequentie daarvan aangegeven (bijvoorbeeld maandelijks). Ingeval de frequentie van de betalingen onregelmatig is, wordt dit duidelijk aan de consument uitgelegd.

   2. Het aangegeven aantal betalingen bestrijkt de hele duur van het krediet.

   Rubriek "6. Bedrag van iedere afbetalingstermijn"

   1. De valuta van het krediet en de valuta van de afbetalingstermijnen worden duidelijk aangegeven.

   2. Indien het bedrag van de afbetalingstermijnen gedurende de looptijd van het krediet kan veranderen, specificeert de kredietgever tijdens welke periode het aanvangsbedrag van de afbetalingstermijnen ongewijzigd blijft en wanneer, en met welke frequentie, dit vervolgens kan veranderen.

   3. Indien het krediet geheel of gedeeltelijk aflossingsvrij is, wordt aan het einde van deze rubriek, met gebruikmaking van de formulering in deel A, een duidelijke, daartoe strekkende verklaring opgenomen.

   Indien de consument wordt verplicht om een gekoppeld spaarproduct te kopen als voorwaarde voor het toekennen van een door een hypotheek of vergelijkbare zekerheid gedekt aflossingsvrij krediet, worden het bedrag en de frequentie van elke, voor dit product te verrichten betaling vermeld.

   4. Indien de debetrentevoet variabel is, omvat de informatie een verklaring ter zake, waarbij gebruik wordt gemaakt van de formulering van deel A en welke een illustratie van een maximaal termijnbedrag bevat. Indien er een limiet is, laat de illustratie de termijnbedragen zien als de debetrentevoet tot het niveau van het limiet stijgt. Als er geen limiet is, illustreert het ongunstigste scenario het niveau van de termijnen tegen de hoogste debetrentevoet van de laatste 20 jaar, of als de onderliggende gegevens voor de berekening van de debetrentevoet beschikbaar zijn voor een periode van minder dan 20 jaar, de langste periode waarvoor die gegevens beschikbaar zijn, gebaseerd op de hoogste waarde van alle externe referentierentevoeten die in voorkomend geval zijn gebruikt voor de berekening van de debetrentevoet, of de hoogste waarde van een door een bevoegde autoriteit of de EBA gespecificeerde benchmarkrentevoet ingeval de kredietgever geen externe referentierentevoet gebruikt. De vereiste om een illustratief voorbeeld te geven, geldt niet voor kredietovereenkomsten waarbij de debetrentevoet voor een wezenlijke aanvangsperiode van een aantal jaren vastligt en vervolgens voor een nadere periode kan worden vastgezet na onderhandelingen tussen de kredietgever en de consument. Indien het krediet uit verschillende kredietcomponenten is samengesteld (bijvoorbeeld deels met vaste rentevoet, deels met variabele rentevoet), wordt de informatie voor elke component van het krediet en voor het totaalbedrag verstrekt.

   5. (Indien van toepassing) Indien de valuta van het krediet verschilt van de nationale valuta van de consument of indien het krediet gekoppeld is aan een valuta die verschilt van de nationale valuta van de consument, geeft de kredietgever, met gebruikmaking van de formulering in deel A ook een rekenkundig voorbeeld die duidelijk laat zien hoe veranderingen in de betrokken wisselkoers de termijnbedragen kunnen beïnvloeden. Dat voorbeeld wordt gebaseerd op een vermindering met 20% van de waarde van de nationale valuta van de consument, gecombineerd met een uitdrukkelijke verklaring dat de afbetalingstermijnen kunnen stijgen met meer dan het in dit voorbeeld veronderstelde bedrag. Indien er een limiet is die de stijging begrenst tot een lager bedrag dan 20%, wordt in plaats daarvan de maximale waarde van de betalingen in de valuta van de consument opgegeven en wordt de verklaring over mogelijke verdere stijgingen weggelaten.

   6. Indien het krediet een volledig of gedeeltelijk variabelrentend krediet betreft en punt 3 van toepassing is, wordt de illustratie in punt 3 gegeven aan de hand van het in punt 1 bedoelde termijnbedrag.

   7. Indien de valuta gebruikt voor het betalen van de termijnen, verschilt van de valuta van het krediet of indien het in de nationale valuta van de consument uitgedrukte bedrag van elke termijn afhankelijk is van het dienovereenkomstige bedrag in een andere valuta, wordt in deze rubriek aangegeven op welke datum de toepasselijke wisselkoers is berekend en hetzij de wisselkoers hetzij de basis waarop deze zal worden berekend en de frequentie van de aanpassing daarvan. In voorkomend geval wordt daarbij onder meer de naam vermeld van de instelling die de rentevoet publiceert.

   8. Indien het krediet een krediet met uitgestelde rentebetaling betreft, waarbij de verschuldigde rente niet volledig door middel van de afbetalingstermijnen wordt terugbetaald en wordt toegevoegd aan het totale door de consument te betalen uitstaande kredietbedrag, wordt een toelichting gegeven over : hoe en wanneer de uitgestelde rente als geldbedrag bij de lening wordt geteld; en wat de gevolgen voor de consument zijn met betrekking tot de restschuld.

   Rubriek "7. Illustratieve aflossingstabel"

   1. Deze rubriek wordt opgenomen indien het krediet een krediet met uitgestelde rentebetaling betreft, waarbij de verschuldigde rente niet volledig door middel van afbetalingstermijnen wordt terugbetaald en wordt toegevoegd aan het totale uitstaande kredietbedrag of waarbij de debetrentevoet wordt vastgesteld voor de duur van de kredietovereenkomst. De lidstaten kunnen erin voorzien dat de illustratieve aflossingstabel ook in andere gevallen verplicht wordt gesteld.

   Indien de consument het recht heeft een herziene aflossingstabel te ontvangen, wordt dit samen met de voorwaarden waaronder de kredietnemer dat recht heeft, vermeld.

   2. De lidstaten kunnen eisen dat de kredietgever, indien de debetrentevoet gedurende de looptijd van het krediet kan variëren, aangeeft tijdens welke periode deze aanvankelijke debetrentevoet ongewijzigd blijft.

   3. De in deze rubriek op te nemen tabel bevat de volgende kolommen : "aflossingsschema" (bijvoorbeeld maand 1, maand 2, maand 3), "bedrag van de afbetalingstermijn", "per afbetalingstermijn te betalen rente", "andere in de afbetalingstermijn begrepen kosten (in voorkomend geval)", "afgelost kapitaal per afbetalingstermijn" en "uitstaand kapitaal na elke afbetalingstermijn".

   4. Voor het eerste aflossingsjaar wordt de informatie gegeven voor elke afbetalingstermijn en wordt aan het einde van dat eerste jaar voor elk van de kolommen een subtotaal vermeld. Voor de daaropvolgende jaren kan de precisering op jaarbasis worden gegeven. Aan het einde van de tabel wordt een rij met het algemene totaal toegevoegd, die de totale bedragen voor elke kolom weergeeft. De totale door de consument te betalen kosten van het krediet (dat wil zeggen de totale som van de kolom "bedrag van de afbetalingstermijn") wordt duidelijk als zodanig benadrukt en gepresenteerd.

   5. Indien de debetrentevoet variabel is en het bedrag van de afbetalingstermijn en na elke verandering onbekend is, mag de kredietgever voor de hele duur van het krediet in de aflossingstabel hetzelfde bedrag van de afbetalingstermijn vermelden. In een dergelijk geval attendeert de kredietgever de consument hierop door de bekende bedragen visueel van de hypothetische bedragen te onderscheiden (bv. door middel van een verschillend lettertype, randen of schaduw). Voorts wordt in een duidelijk leesbare tekst uitgelegd tijdens welke perioden de in de tabel vermelde bedragen kunnen variëren en waarom.

   Rubriek "8. Aanvullende verplichtingen"

   1. De kredietgever verwijst in deze rubriek naar verplichtingen zoals de verplichting het onroerend goed te verzekeren, een levensverzekering af te sluiten, een salaris te laten uitbetalen op een rekening bij de kredietgever of een ander product of andere dienst aan te schaffen. Voor elke verplichting specificeert de kredietgever ten aanzien van wie en tegen wanneer de verplichting moet zijn nagekomen.

   2. De kredietgever vermeldt de duur van de verplichting, bijvoorbeeld tot het eind van de kredietovereenkomst. De kredietgever vermeldt voor elke verplichting de door de consument te betalen kosten, die niet in het jaarlijkse kostenpercentage zijn begrepen.

   3. De kredietgever vermeldt of de consument enigerlei nevendiensten nodig heeft om onder de gestelde voorwaarden een krediet te kunnen krijgen en, zo ja, of de consument verplicht is deze bij de voorkeursleverancier van de kredietnemer te betrekken dan wel bij een dienstverstrekker naar keuze van de consument kunnen worden betrokken. Indien aan die mogelijkheid de voorwaarde is verbonden dat de nevendiensten aan bepaalde minimale kenmerken voldoen, worden die kenmerken in deze rubriek beschreven.

   Indien de kredietovereenkomst aan andere producten is gekoppeld, vermeldt de kredietgever de voornaamste kenmerken van die andere producten en geeft hij duidelijk aan of de consument het recht heeft de kredietovereenkomst of de gebundelde producten afzonderlijk op te zeggen, onder welke voorwaarden dat het geval is en welke implicaties daaraan zijn verbonden en, in voorkomend geval, wat de mogelijke gevolgen zijn van het opzeggen van de in samenhang met de kredietovereenkomst vereiste nevendiensten.

   Rubriek "9. Vervroegde terugbetaling"

   1. De kredietgever geeft aan onder welke voorwaarden de consument het krediet geheel of ten dele vervroegd kan aflossen.

   2. In deze rubriek over de uitstapkosten attendeert de kredietgever de consument op alle uitstapkosten of andere kosten die bij vervroegde aflossing ter vergoeding aan de kredietgever moeten worden betaald en vermeldt hij indien mogelijk het bedrag daarvan. Indien het bedrag van de vergoeding van verschillende factoren afhangt, zoals het afgeloste bedrag of de op het ogenblik van de vervroegde aflossing geldende debetrentevoet, geeft de kredietgever aan op welke manier de vergoeding zal worden berekend en vermeldt hij hoeveel de vergoeding ten hoogste kan bedragen, of geeft hij, indien dat niet mogelijk is, een illustratief voorbeeld om de consument duidelijk te maken hoeveel de vergoeding in verschillende mogelijke scenario's zou bedragen.

   Rubriek "10. Flexibele kenmerken"

   1. Indien van toepassing, geeft de kredietgever aan dat de mogelijkheid bestaat het krediet aan een andere kredietgever of op een ander onroerend goed over te dragen en vermeldt hij de ter zake geldende voorwaarden.

   2. (Indien van toepassing) Aanvullende kenmerken : indien het product een of meer van de in punt 5) bedoelde kenmerken omvat, moeten deze kenmerken in deze rubriek worden vermeld en worden voorzien van een korte toelichting omtrent de omstandigheden waarin de consument van het kenmerk gebruik kan maken; eventuele voorwaarden die aan het kenmerk zijn verbonden; de vraag of de consument, indien het kenmerk deel uitmaakt van de door een hypotheek of gelijkwaardige zekerheid gedekte krediet, wettelijke of andere beschermingsvoorzieningen kwijtraakt die doorgaans aan dat kenmerk zijn verbonden; en de onderneming die het kenmerk aanbiedt (indien deze niet dezelfde is als de kredietgever).

   3. Indien het kenmerk een aanvullend krediet omvat, moet in deze rubriek het volgende voor de consument worden toegelicht : het totale kredietbedrag (met inbegrip van het door de hypotheek of vergelijkbare zekerheid gedekte krediet); of het aanvullende krediet al dan niet door een zekerheid is gewaarborgd; de toepasselijke debetrentevoeten; en of het gereglementeerd is. Het bedrag van dat aanvullend krediet wordt opgenomen in de oorspronkelijke kredietwaardigheidsbeoordeling; als dat niet het geval is, wordt in deze rubriek duidelijk gemaakt dat de beschikbaarheid van het aanvullende bedrag afhankelijk is van een verdere beoordeling van het vermogen van de consument om het krediet af te lossen.

   4. Indien het kenmerk een spaarinstrument omvat, moet de toepasselijke rentevoet worden vermeld.

   5. Mogelijke aanvullende kenmerken zijn : "Overbetaling/Onderbetaling" [meer of minder betalen dan de afbetalingstermijn die doorgaans door de aflossingsstructuur wordt vereist]; "Aflossingsvrije perioden" [perioden waarin de consument geen betalingen moet verrichten]; "Teruglenen" [mogelijkheid voor de consument om reeds opgenomen en afgeloste middelen opnieuw te lenen]; "Aanvullende kredietopname waarvoor geen nieuwe toestemming vereist is"; "Aanvullende gewaarborgde of niet-gewaarborgde kredietopname" [overeenkomstig punt 3 hierboven]; "Creditcard"; "Gekoppelde lopende rekening"; en "Gekoppelde spaarrekening".

   6. De kredietgever kan daarvan eventuele andere kenmerken deel laten uitmaken die door de kredietgever als onderdeel van de kredietovereenkomst worden aangeboden maar niet in eerdere rubrieken zijn vermeld.

   Rubriek "11. Overige rechten van de kredietnemer

   1. De kredietgever licht de rechten op bijvoorbeeld herroeping of bedenktijd toe, en ook indien van toepassing andere rechten zoals overdraagbaarheid (inclusief subrogatie) als die voorzien zijn, specificeert de voorwaarden die op dit recht of deze rechten van toepassing zijn, de procedure die de consument moet volgen om dit recht of deze rechten uit te oefenen, alsook gegevens zoals onder meer het adres waarnaar de kennisgeving van herroeping moet worden gestuurd en (indien van toepassing) de daaraan verbonden vergoedingen.

   2. Indien de consumenten beschikken over bedenktijd of een recht op herroeping, wordt dit duidelijk vermeld.

   3. Indien de transactie op afstand wordt aangeboden, wordt de consument overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2002/65/EG ervan in kennis gesteld of hij al dan niet over een recht op herroeping beschikt.

   Rubriek "12. Klachten"

   1. In deze rubriek wordt het interne contactpunt [naam van de desbetreffende afdeling] vermeld, alsook de manier waarop daarmee contact kan worden opgenomen voor het indienen van een klacht [Geografisch adres] of [Telefoonnummer] of Contactpersoon : [contactgegevens] en een verwijzing naar de klachtenprocedure op de desbetreffende pagina van een website of soortgelijke informatiebron.

   2. De naam van het bevoegde externe orgaan wordt voor buitengerechtelijke klachten en beroepsmogelijkheden vermeld, en indien het gebruik van de interne klachtenprocedure een absolute voorwaarde is voor toegang tot dat orgaan, wordt dat aangegeven met gebruikmaking van de formulering in deel A.

   3. In het geval van kredietovereenkomsten met een consument die zijn woonplaats in een andere lidstaat heeft, verwijst de kredietgever naar FIN-NET (http ://ec.europa.eu/internal_market/fin-net/).

   Rubriek "13. Niet-naleving van de aan het krediet verbonden verplichtingen : gevolgen voor de kredietnemer"

   1. Indien de niet-naleving door de consument van aan het krediet verbonden verplichtingen financiële of juridische gevolgen kan hebben voor de consument, beschrijft de kredietgever in deze rubriek de voornaamste verschillende gevallen (bijvoorbeeld laattijdige betalingen/wanbetaling, niet nakomen van de in rubriek 8 "Aanvullende verplichtingen" genoemde verplichtingen) en vermeldt hij waar nadere informatie kan worden verkregen.

   2. Voor elk van deze gevallen specificeert de kredietgever in duidelijke, gemakkelijk te begrijpen bewoordingen de boetes of gevolgen waarin deze kunnen resulteren. Ernstige gevolgen worden benadrukt.

   Rubriek "14. Aanvullende gegevens"

   1. In geval van verkoop op afstand bevat deze rubriek een clausule inzake het op de kredietovereenkomst van toepassing zijnde recht of de bevoegde rechter.

   2. Indien de kredietgever tijdens de looptijd van de overeenkomst in een andere taal met de consument wil communiceren dan de taal van het ESIS, moet dat ook worden aangegeven en moet de communicatietaal worden vermeld. Dit laat artikel 3, lid 1, punt 3, onder g), van Richtlijn 2002/65/EG onverlet.

   3. De kredietgever of kredietbemiddelaar vermeldt het recht van de consument om ten minste zodra een voor de kredietgever bindend aanbod is gedaan, een afschrift van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt of aangeboden te krijgen, naar gelang van het geval.

   Rubriek "15. Toezichthouder"

   Vermeld moet worden welke de betrokken autoriteit of autoriteiten zijn die zijn belast met het toezicht op de precontractuele fase van de kredietverlening.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-04-22/01, art. 37, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
BOEK VIII. - Kwaliteit van producten en diensten
Titel 1. - Normalisatie
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. VIII.1

Normen geven de regels van goed vakmanschap weer die, op het ogenblik dat ze worden aangenomen, gelden voor een bepaald product, een bepaald procedé of een bepaalde dienst.

   De naleving van de normen gebeurt op vrijwillige basis, tenzij de naleving ervan is opgelegd door een wettelijke, reglementaire of contractuele bepaling.

Art. VIII.2

De Staat en alle andere publiekrechtelijke personen kunnen refereren aan de door het Bureau voor Normalisatie gepubliceerde normen door een eenvoudige verwijzing naar de referte van deze normen.

HOOFDSTUK 2. - Het Bureau voor Normalisatie
Art. VIII.3

Een Bureau voor Normalisatie wordt opgericht, hierna " Bureau " genoemd. Het Bureau is een autonome instelling die rechtspersoonlijkheid bezit en die haar zetel heeft in het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad. Het Bureau valt onder de toepassing van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Art. VIII.4

In het kader van het door de minister vastgestelde beleid inzake normalisatie heeft het Bureau als opdrachten :
1° het uitoefenen van een algemene opdracht van inventariseren van zowel de behoeften aan nieuwe normen en technische documenten als het aanbod om deze te realiseren, en evalueren van de nodige financiële middelen;
2° het coördineren van de normalisatiewerkzaamheden en het harmoniseren van de regels waarop de normalisatie moet gebaseerd zijn;
3° het centraliseren, onderzoeken, raadplegen en/of goedkeuren van ontwerpen van normen;
4° het verspreiden van normen en technische documenten;
5° het promoten van de normalisatie en het coördineren van maatregelen bestemd om de toepassing ervan te vergemakkelijken;
6° het beheren van de hem toegewezen middelen die besteed worden aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische competenties in de te normaliseren materies;
7° het opstellen van normen, evenals het opvolgen, ontwikkelen en op punt stellen van technische documenten die als nieuwe producten niet het statuut van norm hebben, maar die aan de behoeften van de markt beantwoorden;
8° het vertegenwoordigen van de Belgische belangen in de Europese en internationale instanties voor normalisatie;
9° het oprichten en ontbinden van de normalisatiecommissies;
10° het erkennen of het intrekken van de erkenning van de sectorale normalisatieoperatoren volgens de nadere regelen door de Koning bepaald in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
11° het uitvoeren van taken in verband met de normalisatie en de certificatie die hem door de Koning toevertrouwd werden in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Art. VIII.5

Het algemeen schema van de normalisatieprogramma's wordt ieder jaar, in overeenstemming met het door de minister vastgelegd beleid, door het Bureau bepaald op basis van de financiële mogelijkheden en van de behoeften die het heeft vastgesteld bij de economische en maatschappelijke partners en bij de normalisatiecommissies. De Koning kan het soort inhoud en de regels voor de voorstelling van het algemeen schema vaststellen.

Art. VIII.6

De uitwerking van ontwerpen van normen wordt opgevolgd of verwezenlijkt, naargelang het geval, door normalisatiecommissies.

Art. VIII.7

Het Bureau stelt alles in het werk opdat de belangrijkste betrokken partijen in de normalisatiecommissies vertegenwoordigd zouden zijn. Het is belast met het verstrekken, aan de normalisatiecommissies en de sectorale operatoren, van de technische en economische inlichtingen waarover het beschikt en die voor hun werkzaamheden noodzakelijk zijn.

Art. VIII.8

De normalisatiecommissies betrekken bij hun technische normalisatiewerkzaamheden de erkende sectorale normalisatieoperatoren die hiervoor in één of meerdere sectoren de nodige bekwaamheid bezitten. Deze laatsten kunnen belast worden met het waarnemen van de voorzitterschappen of de technische secretariaten van hun commissies.

Art. VIII.9

Het Bureau, de normalisatiecommissies en de sectorale normalisatieoperatoren dragen, ieder volgens eigen bevoegdheid, bij tot de uitvoering van de normalisatieprogramma's, zoals bedoeld in artikel VIII.5, overeenkomstig de nadere regelen die door de Koning worden vastgesteld.

Art. VIII.10

§ 1. De volgens artikel VIII.5, door het Bureau vastgestelde programma's worden gefinancierd door technische en/of financiële bijdragen in verhouding tot de belangen van de betrokken partijen.

§ 2. Het Bureau wordt gefinancierd door :
1° een dotatie ten laste van de federale begroting die op de kredieten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt ingeschreven;
2° de door de Koning opgelegde retributies, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, om bepaalde normalisatieprogramma's van algemeen nut te financieren geheven bij de partijen vertegenwoordigd in de normalisatiecommissies, naar rato van de hoeveelheid technische en economische informaties bedoeld in artikel VIII.7, die hen door het Bureau verschaft wordt;
3° de vrijwillige of contractuele bijdragen;
4° de occasionele inkomsten;
5° alle inkomsten die, rechtstreeks of onrechtstreeks, voortvloeien uit de activiteiten van het Bureau.

Art. VIII.11

De boekhouding van het Bureau gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan. Het Bureau streeft een financieel evenwicht na.

Art. VIII.12

De organen van het Bureau zijn het Directiecomité en de Raad van Bestuur. In overleg maken zij een huishoudelijk reglement op dat aan de Koning ter goedkeuring wordt voorgelegd.

Art. VIII.13

Onverminderd het recht van dagvaarding voor de bevoegde rechter, kan de invordering van de verschuldigde bedragen krachtens artikel VIII.10, met uitzondering van deze vermeld in § 2, 1°, plaatsvinden bij dwangbevel volgens het regime van de artikelen 94 en 95 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit.

Art. VIII.14

Het Directiecomité staat in voor het dagelijkse bestuur van het Bureau en stelt alle handelingen die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van zijn opdrachten. Het Directiecomité bestaat uit een voorzitter en een beperkt aantal leden, vastgelegd door de Raad van Bestuur. Ze worden benoemd door de Koning, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor een termijn van zes jaar op voordracht van de minister na raadpleging van de Raad van Bestuur. Hun mandaat is hernieuwbaar en wordt voltijds uitgeoefend. De voorzitter en de leden van het Directiecomité worden gekozen wegens hun competenties in de materies die betrekking hebben op de directies die ze zullen moeten leiden. De Koning bepaalt in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de contractuele voorwaarden en het geldelijk statuut waaraan de voorzitter en de leden van het Directiecomité onderworpen zijn.

Art. VIII.15

Het Directiecomité staat onder toezicht van de Raad van Bestuur die evenwichtig samengesteld is uit vertegenwoordigers [ [#S1;S#] van de federale en regionale overheden] [#S1;S#], van de representatieve ondernemingsorganisaties, van de representatieve werknemersorganisaties, van de niet-gouvernementele organisaties bevoegd inzake milieubehoud en van de niet-gouvernementele organisaties bevoegd inzake de verdediging van de consumentenbelangen. In een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad stelt de Koning het aantal leden en de samenstelling van de Raad van Bestuur vast, benoemt hij de voorzitter en de leden ervan en bepaalt het bedrag van de vergoedingen die hen door het Bureau kunnen toegekend worden. De voorstellen tot aanstelling van de vertegenwoordigers die niet tot de openbare sector behoren worden opgesteld op basis van door de betrokken organisaties voorgelegde lijsten.

( 1)<W 2016-06-29/01, art. 17, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. VIII.16

De Raad van Bestuur heeft als opdrachten :
1° het goedkeuren van het algemeen schema van de in artikel VIII.5, bedoelde normalisatieprogramma's;
2° het oprichten en ontbinden van de normalisatiecommissies;
3° het erkennen van de sectorale normalisatieoperatoren en het intrekken van hun erkenning;
4° het aannemen van de ontwerpen van normen;
5° in voorkomend geval, het aan de Koning ter bekrachtiging voorleggen van de normen vastgesteld ter uitvoering van artikel VIII.9;
6° het evalueren van de wijze waarop het Directiecomité en de normalisatiecommissies hun taken uitvoeren en het formuleren van adviezen en aanbevelingen hieromtrent aan de minister en aan het Directiecomité;
7° het goedkeuren van het jaarlijks verslag vermeld in artikel VIII.17.

Art. VIII.17

Ieder jaar maakt het Bureau tijdens het eerste trimester een verslag op van zijn activiteiten voor het voorgaande jaar. Dit verslag wordt aan de minister en de wetgevende Kamers bezorgd.

Art. VIII.18

Het Bureau kan, voor al zijn personeelsbehoeften voor de hem toegekende opdrachten, personeel bij arbeidsovereenkomst aanwerven.

HOOFDSTUK 3. - De Hoge Raad voor Normalisatie
Art. VIII.19

Bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt een Hoge Raad voor Normalisatie opgericht, hierna " de Hoge Raad " genoemd.

Art. VIII.20

De Hoge Raad heeft als opdracht om, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de minister, adviezen te verstrekken aangaande alle kwesties die betrekking hebben op het beleid en de ontwikkeling van de nationale en internationale normalisatie. In dit verband heeft de Hoge Raad meer bepaald als opdracht om ambtshalve een advies uit te brengen met betrekking tot het jaarlijks verslag vermeld in artikel VIII.17. De adviezen zijn openbaar.

Art. VIII.21

Behoudens een voorzitter is de Hoge Raad samengesteld uit :
1° vier effectieve leden en vier plaatsvervangende leden uit de wetenschappelijke middens;
2° zes effectieve leden en zes plaatsvervangende leden die de representatieve ondernemingsorganisaties vertegenwoordigen, waarvan twee effectieve en twee plaatsvervangende leden de kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen;
3° twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden die de organisaties bevoegd inzake verdediging van de consumentenbelangen vertegenwoordigen;
4° twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen;
5° twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden die de maatschappelijke belangenorganisaties vertegenwoordigen.

Art. VIII.22

De Koning benoemt en ontslaat de voorzitter van de Hoge Raad.

Art. VIII.23

De minister kiest en benoemt, op voordracht van de betrokken instanties, de effectieve en de plaatsvervangende leden volgens dezelfde modaliteiten.

Art. VIII.24

Het mandaat van de voorzitter en van de leden duurt 6 jaar en is hernieuwbaar. Indien het mandaat van een werkend lid vroegtijdig wordt beëindigd zet zijn plaatsvervanger het mandaat verder. Nadien wordt een nieuwe plaatsvervanger benoemd tot het einde van het eerste lopende mandaat.

Art. VIII.25

De Hoge Raad mag op zijn vergaderingen elke persoon uitnodigen wiens advies hem kan nuttig zijn.

Art. VIII.26

Het secretariaat van de Hoge Raad wordt waargenomen door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

Art. VIII.27

De Hoge Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit is aan de goedkeuring van de minister onderworpen.

Art. VIII.28

De Hoge Raad brengt verslag uit over zijn activiteit in het afgelopen jaar. Dit verslag wordt openbaar gemaakt en aan de minister toegezonden.

Art. VIII.29

De noodzakelijke kredieten om de werking van de Hoge Raad te verzekeren worden ieder jaar ingeschreven op de begroting van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoedingen die aan de leden van de Hoge Raad kunnen toegekend worden. Hij bepaalt het bedrag van de verplaatsings- en verblijfsvergoedingen.

Titel 2. - Accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling
Art. VIII.30

§ 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, alle nuttige maatregelen treffen om een accreditatiesysteem op te richten. Hij zal daartoe inzonderheid één nationale accreditatie-instelling en een nationale Raad voor Accreditatie oprichten.

§ 2. De nationale accreditatie-instelling is verantwoordelijk voor het beheer van de accreditatieprocedure, met inbegrip van de toekenning en de intrekking van de accreditaties.

§ 3. De nationale Raad voor Accreditatie heeft als opdracht :
1° het toezicht op de coherente en transparante toepassing van de principes en procedures inzake accreditatie;
2° het beoordelen van het jaarlijks activiteitenverslag van de nationale accreditatie-instelling en een advies overmaken aan de minister;
3° het verzekeren van het verzamelen, verspreiden en publiceren van inlichtingen met betrekking tot de activiteiten op dit gebied;
4° het verzekeren dat alle belanghebbende partijen worden betrokken bij de activiteiten inzake accreditatie;
5° het verstrekken van adviezen handelend over alle aspecten betreffende de accreditatie.

   De nationale Raad voor Accreditatie is meer bepaald samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale overheid en de overheden van de gewesten en de gemeenschappen, van het Bureau voor Normalisatie, van de ondernemingen, van de werknemersorganisaties en van de verbruikers, en van de geaccrediteerde instellingen voor de conformiteitsbeoordeling.

   De Koning bepaalt, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling van de nationale Raad voor Accreditatie.

§ 4. De Koning stelt, na raadpleging van de Nationale Raad voor Accreditatie, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de accreditatiecriteria vast van de instellingen voor de conformiteitsbeoordeling.

§ 5. De certificaten en verslagen van de conformiteitsbeoordeling afgeleverd door instellingen die op grond van deze Titel zijn geaccrediteerd, worden door de Belgische Staat erkend.

Art. VIII.31

De Koning oefent de Hem krachtens de bepalingen van deze Titel toegekende machten uit op voordracht van de minister.

Art. VIII.32

§ 1. De uitgaven met betrekking tot het beheer en de bevordering van het nationaal accreditatiesysteem komen ten laste van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

§ 2. Een Fonds tot dekking van de accreditatie- en certificatiekosten wordt opgericht.

   Onverminderd de toepassing van andere wets- en reglementsbepalingen kan de Koning, ten bate van dit Fonds, retributies opleggen tot dekking van de beoordelings-, accreditatie-, certificatie-, toezichts- en controlekosten.

§ 3. De Koning stelt de wijze van berekening en betaling van de retributies en van de uitgaven vast.

Titel 3. - Meeteenheden, de meetstandaarden en de meetinstrumenten
HOOFDSTUK 1. - Wettelijke eenheden
Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. VIII.33

Het wettelijk meeteenhedenstelsel omvat de eenheden van het internationaal stelsel alsmede andere meeteenheden die, zonder deel uit te maken van dit stelsel, gewoonlijk gebruikt worden.

Afdeling 2. - Meeteenheden van het internationaal stelsel
Art. VIII.34

Het internationaal meeteenhedenstelsel (SI) omvat :
1° de grondeenheden;
2° de afgeleide eenheden;
3° de veelvouden en delen van de grondeenheden.

Art. VIII.35

[ [#S1;S#] § 1. De in artikel VIII.34, 1°, bedoelde grondeenheden, de grootheden waarop zij betrekking hebben en de symbolen waardoor zij worden aangeduid, zijn :

  Grootheid Eenheid Quantité Unité Naam Symbool Nom Symbole Tijd seconde s Temps seconde s Lengte meter m Longueur mètre m Massa kilogram kg Masse kilogramme kg Elektrische stroom ampère A Courant électrique ampère A Thermodynamische temperatuur kelvin K Température thermodynamique kelvin K Hoeveelheid stof mol mol Quantité de matière mole mol Lichtsterkte candela cd Intensité lumineuse candela cd

  Definities van de SI-grondeenheden:
1° Eenheid van tijd

   De seconde (symbool s) is de SI-eenheid van tijd. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de cesiumfrequentie gDv Cs, de ongestoorde hyperfijne overgangsfrequentie van het atoom cesium 133 in grondtoestand, uitgedrukt in de eenheid Hz, welke gelijk is aan s [#Sm-;S#][#S1;S#], 9 192 631 770 bedraagt.
2° Eenheid van lengte

   De meter (symbool m) is de SI-eenheid van lengte. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de snelheid van het licht in vacuüm (c) uitgedrukt in m s [#Sm-;S#][#S1;S#] 299 792 458 bedraagt, waarbij de seconde is gedefinieerd in termen van gDv Cs.
3° Eenheid van massa

   De kilogram (symbool kg) is de SI-eenheid van massa. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de constante van Planck (h) uitgedrukt in de eenheid J s 6,626 070 15 x 10 [#Sm-;S#][#S34;S#] bedraagt, waarbij J s gelijk is aan kg m [#S2;S#] s [#Sm-;S#][#S1;S#] en de meter en de seconde zijn gedefinieerd in termen van c en gDv Cs.
4° Eenheid van elektrische stroom

   De ampère (symbool A) is de SI-eenheid van elektrische stroom. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de elementaire lading (e) uitgedrukt in de eenheid C 1,602 176 634 x 10 [#Sm-;S#][#S19;S#] bedraagt, waarbij C gelijk is aan A s en de seconde is gedefinieerd in termen van gDv Cs.
5° Eenheid van thermodynamische temperatuur

   De kelvin (symbool K) is de SIm-eenheid van thermodynamische temperatuur. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de constante van Boltzmann (k) uitgedrukt in de eenheid J K [#Sm-;S#][#S1;S#] 1,380 649 x 10 [#Sm-;S#][#S23;S#] bedraagt, waarbij J K [#Sm-;S#][#S1;S#] gelijk is aan kg m [#S2;S#] s [#Sm-;S#][#S2;S#] K [#Sm-;S#][#S1;S#] en de kilogram, meter en seconde zijn gedefinieerd in termen van h, c en gDv Cs.
6° Eenheid van hoeveelheid stof

   De mol (symbool mol) is de SI-eenheid van hoeveelheid stof. Eén mol bevat exact 6,022 140 76 x 10 [#S23;S#] elementaire entiteiten. Dit getal is uitgedrukt in de eenheid mol [#Sm-;S#][#S1;S#] de vaste numerieke waarde van de constante van Avogadro N A en wordt het getal van Avogadro genoemd.

   De hoeveelheid stof (symbool n) van een systeem is een maat voor het aantal gespecificeerde elementaire entiteiten. Een elementaire entiteit kan een atoom, een molecuul, een ion, een elektron of elk ander deeltje of elke andere gespecificeerde groep van deeltjes zijn.
7° Eenheid van lichtsterkte

   De candela (symbool cd) is de SI-eenheid van lichtsterkte in een gegeven richting. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van het lichtrendement van de monochromatische straling van de frequentie 540 x 10 [#S12;S#] Hz (K cd) uitgedrukt in de eenheid lm W [#Sm-;S#][#S1;S#] 683 bedraagt, waarbij lm W [#Sm-;S#][#S1;S#] gelijk is aan cd sr W [#Sm-;S#][#S1;S#] of cd sr kg [#Sm-;S#][#S1;S#] m [#Sm-;S#][#S2;S#] s [#S3;S#] en de kilogram, meter en seconde zijn gedefinieerd in termen van h, c en gDv Cs] [#S1;S#]

( 1)<KB 2020-05-06/04, art. 5, 083; Inwerkingtreding : [13-06-2020]> (ERRATUM, zie B.St. 14-05-2020, p. 34101)
Afdeling 3. - Meeteenheden die niet behoren tot het internationaal stelsel
Art. VIII.36

De Koning kan in het wettelijk stelsel eenheden opnemen die, zonder deel uit te maken van het internationaal stelsel, gewoonlijk gebruikt worden. Hij kan het gebruik ervan beperken tot de gevallen die Hij omschrijft.

Afdeling 4. - Tabel van de wettelijke meeteenheden
Art. VIII.37

De Koning stelt de tabel vast die, door hun benaming, hun definitie en hun symbool, de wettelijke eenheden bepaalt alsmede de regels tot vorming van de veelvouden en delen.

Afdeling 5. - Aanpassing van de wetgeving aan het internationaal stelsel
Art. VIII.38

De Koning kan de bepalingen van de artikelen VIII. 34 en VIII.35 wijzigen, om ze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen die de Algemene Conferentie voor Maten en Gewichten zou aanbrengen aan het internationaal meeteenhedenstelsel.

Afdeling 6. -Gebruik van de meeteenheden
Art. VIII.39

§ 1. De wettelijke meeteenheden moeten gebruikt worden in de authentieke akten, in de akten uitgaande van de openbare machten, in de onderhandse akten, alsmede in de geschriften opgemaakt in de uitoefening van een beroep, een bedrijf of een handel.

§ 2. Het is verboden andere dan de wettelijke meeteenheden te gebruiken voor het uitdrukken van de hoeveelheid van goederen of van de hoegrootheid van diensten :
1° bij de handelsverrichtingen of bij het leveren van goederen wanneer deze leveringen gewoonlijk gebeuren;
2° bij de bepaling van de vergoeding of van de prijs van diensten;
3° in facturen, aanplakbiljetten, aankondigingen en reclames;
4° op goederen die te koop worden aangeboden of worden verkocht, op de verpakking van deze goederen of op het recipiënt dat ze bevat.

§ 3. De Koning kan de bepaling van paragraaf 2 uitbreiden tot de uitdrukking van andere specificaties dan die welke de hoeveelheid van enig goed of de hoegrootheid van een dienst bepalen.

§ 4. De bepalingen voorzien door of genomen krachtens paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op geschriften :
1° gebruikt in de betrekkingen met andere landen;
2° betreffende de goederen die zich buiten het Koninkrijk bevinden.

Afdeling 7. - Standaarden en regels
Art. VIII.40

De Koning bepaalt de maatregelen nodig tot de vaststelling, de bewaring en de reproductie van de nationale standaarden van de wettelijke eenheden die kunnen belichaamd worden.

   De nationale standaarden worden vergeleken en, zo nodig, aangepast aan de internationale standaarden die bewaard worden overeenkomstig de bepalingen van de Conventie voor het verzekeren van de internationale eenmaking en vervolmaking van het metriek stelsel getekend te Parijs op 20 mei 1875, goedgekeurd door de wet van 29 december 1875 en gewijzigd door de Conventie getekend te Sèvres op 6 oktober 1921.

Art. VIII.41

De Koning bepaalt de maatregelen nodig tot de vaststelling en de publicatie van de regels die toelaten die eenheden te reproduceren die niet kunnen belichaamd worden.

   De aldus vastgestelde regels moeten eensluidend zijn met deze die zijn aangenomen door de organen van de conventie vermeld in artikel VIII.40.

Art. VIII.42

De nationale standaarden en de toepassing van de regels vastgesteld door de Koning, overeenkomstig artikel VIII.40, worden geacht de wettelijke eenheden juist te reproduceren.

HOOFDSTUK 2. - Meetinstrumenten
Afdeling 1. - Gebruiksregelen
Art. VIII.43

§ 1. Metingen in het economisch verkeer die tot doel hebben de hoeveelheid van enig goed of de hoegrootheid van een dienst te bepalen, worden met geijkte meetinstrumenten verricht.

§ 2. Metingen die worden uitgevoerd ter berekening van heffingen en restituties, worden met geijkte meetinstrumenten verricht.

§ 3. De Koning kan de toepassing van paragraaf 1 verruimen tot andere metingen in het economisch verkeer.

§ 4. De Koning kan het gebruik van geijkte meetinstrumenten opleggen voor metingen buiten het economisch verkeer.

Art. VIII.44

§ 1. Het is eenieder verboden te verhuren, te verkopen, ten toon of te koop te stellen, voorhanden te houden met het doel ze te verkopen of als premie te geven :
1° niet geijkte meetinstrumenten die tot doel hebben metingen uit te voeren zoals omschreven in artikel VIII.43, § 1;
2° geijkte meetinstrumenten die, in toepassing van artikel VIII.51, vrijgesteld zijn van de eerste ijk wanneer deze meetinstrumenten niet voldoen aan de voorschriften voorzien in artikel VIII.46 of genomen krachtens dit artikel.

§ 2. Het in paragraaf 1 bepaalde is niet van toepassing op meetinstrumenten die overeenkomstig hieromtrent vastgestelde voorschriften zijn voorzien van een kenmerk waaruit blijkt dat zij niet bestemd zijn om te worden gebruikt voor metingen in het economisch verkeer zoals in paragraaf 1 bedoeld.

§ 3. Op beurzen, tentoonstellingen en bij demonstraties is het tentoonstellen van niet-geijkte meetinstrumenten toegelaten, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat deze meetinstrumenten niet in overeenstemming zijn met deze Titel en dat ze niet in de handel kunnen worden gebracht of in gebruik kunnen worden genomen.

§ 4. De Koning kan verbieden te verhuren, te verkopen, ten toon of te koop te stellen, voorhanden te houden met het doel ze te verkopen of als premie te geven, niet geijkte meetinstrumenten die tot doel hebben metingen uit te voeren zoals omschreven in artikel VIII.43, §§ 3 en 4.

Art. VIII.45

In de plaatsen waar de metingen zoals omschreven in artikel VIII.43, § 1, of krachtens artikel VIII.43, §§ 3 en 4, gewoonlijk gebeuren, zijn de personen die deze metingen verrichten ter plaatse en in voldoende aantal bestendig voorzien van geijkte meetinstrumenten die de bovenvermelde metingen kunnen verrichten.

Art. VIII.46

§ 1. Meetinstrumenten bestemd voor het verrichten van metingen als omschreven in artikel VIII.43 geven het meetresultaat in wettelijke meeteenheden.

§ 2. De Koning geeft voorschriften omtrent de overige voorwaarden waaraan de in paragraaf 1 bedoelde meetinstrumenten moeten voldoen alsmede omtrent hun samenstelling en meeteigenschappen.

Afdeling 2. - Ijking van de meetinstrumenten
Art. VIII.47

Ijkverrichtingen van meetinstrumenten bestaan uit :
1° het onderzoek van een model met het oog op zijn goedkeuring;
2° de eerste ijk;
3° de herijk.

   Deze verrichtingen blijken uit het aanbrengen van ijkmerken of -tekens of uit het afgeven van attesten.

   De Koning kan andere ijkverrichtingen bepalen.

Art. VIII.48

Om goedgekeurd te worden, moet het model zo zijn samengesteld dat de meetinstrumenten die naar dit model zijn vervaardigd, voldoen aan de voorschriften die overeenkomstig artikel VIII.46 voor die instrumenten zijn bepaald.

   Is het model goedgekeurd, dan wordt aan de aanvrager een goedkeuringsattest afgeleverd. Tevens wordt hem ofwel een modelgoedkeuringsteken toegekend wanneer de overeenkomende meetinstrumenten niet zijn vrijgesteld van de eerste ijk ofwel worden modelgoedkeuringsmerken afgeleverd wanneer deze meetinstrumenten vrijgesteld zijn van de eerste ijk.

   Degene in wiens naam het attest waarvan sprake in het vorige lid werd opgesteld, is met uitsluiting van iedere andere persoon, gemachtigd het toegekend teken of de afgeleverde merken aan te brengen op de meetinstrumenten en dit uitsluitend op die welke zijn vervaardigd naar het model waarop het teken of het merk betrekking heeft.

Art. VIII.49

De eerste ijk bestaat uit een onderzoek naar de conformiteit van een meetinstrument met de wettelijke eisen. In bevestigend geval worden één of meer ijkmerken op het meetinstrument aangebracht of wordt een ijkattest afgegeven.

Art. VIII.50

De herijk bestaat uit een onderzoek of een instrument dat de eerste ijk heeft ondergaan, nog aan de wettelijke eisen voldoet. In bevestigend geval, worden één of meer ijkmerken op het meetinstrument aangebracht of wordt een ijkattest afgegeven.

Art. VIII.51

In de gevallen en onder de voorwaarden welke Hij vaststelt, kan de Koning bepaalde meetinstrumenten vrijstellen ofwel van het onderzoek van een model met het oog op zijn goedkeuring, ofwel van de eerste ijk en van de herijk, ofwel van de herijk.

Art. VIII.52

De Koning kan de meetinstrumenten onderwerpen aan een technische controle om na te gaan of die werktuigen aan de wettelijke eisen voldoen en of zij zich in goede staat bevinden. In bevestigend geval worden één of meer goedkeuringstekens aangebracht of wordt een attest afgegeven.

Art. VIII.53

§ 1. De Koning bepaalt de nadere regels voor de modelgoedkeuring voor de eerste ijk, voor de herijk en voor de technische controle. Hij bepaalt het model van de merken en attesten.

§ 2. Hij bepaalt welke hulpmiddelen en medewerking de belanghebbende moet verschaffen bij de ijkverrichtingen.

§ 3. De Koning kan bepalen dat, onder de door hem vastgestelde voorwaarden, de meetinstrumenten afkomstig uit de lidstaten van de Europese Unie, voor de toepassing van deze Titel kunnen aangezien worden als geijkt, wanneer zij voldoen, hetzij aan de wettelijke bepalingen van de betrokken lidstaat, hetzij aan richtlijnen van de Europese Unie en bovendien voorzien zijn van de geldige merken of tekens, opgelegd door de lidstaat of voorzien in de richtlijnen.

Art. VIII.54

Bij de goedkeuring van een model, de aflevering van goedkeuringsmerken, de eerste ijk en de herijk kan een ijkloon worden geïnd. De Koning bepaalt het bedrag en de wijze van de inning van dat ijkloon.

   De wettelijke beschikkingen betreffende betwistingen, opvorderingen, vervolgingen en voorrechten inzake belastingen ten voordele van de Staat, zijn toepasselijk op het krachtens deze Titel bepaald ijkloon.

HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. VIII.55

§ 1. De Koning duidt de dienst aan die belast is met de uitvoering van de metrologische verrichtingen bedoeld in deze Titel. Deze dienst is bovendien belast met :
1° het op verzoek uitvoeren van technische en wetenschappelijke verrichtingen op metrologisch gebied;
2° het op verzoek uitvoeren van kalibraties, zijnde meetverrichtingen die niet door de ijkwetgeving worden verplicht gesteld en die tot doel hebben de waarden van fouten van meetinstrumenten te bepalen, op basis van de nationale standaarden en de wettelijke meeteenheden;
3° het coördineren van de metrologische activiteiten op Belgisch niveau, het deelnemen aan internationale programma's van vergelijkende metingen opdat de internationale erkenning van de nationale standaarden kan worden gewaarborgd, en het vertegenwoordigen van België bij de organen van de Conventie vermeld in artikel VIII.40 en de internationale metrologische organisaties.

§ 2. De Koning stelt de nadere regels vast met betrekking tot de verrichtingen bedoeld in paragraaf 1, 1°, 2° en 3°. Hij bepaalt de merken, tekens en attesten waaruit blijkt dat die verrichtingen hebben plaatsgevonden.

§ 3. De Koning bepaalt het bedrag van de kosten verbonden aan de verrichtingen, uitgevoerd krachtens paragraaf 1, 1°, 2° en 3°, en regelt hun wijze van inning.

§ 4. De Koning treft alle nuttige maatregelen om te komen tot een aangepast en gecoördineerd gebruik van het metrologische potentieel :
1° in het kader van de ijkingen van de meetinstrumenten op basis van een erkenningsysteem van publieke en private instellingen. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan deze instellingen moeten voldoen opdat zij de in deze Titel bedoelde metrologische verrichtingen mogen uitvoeren;
2° in het kader van de wetenschappelijke metrologie op basis van een netwerk, hierna " het Netwerk " genoemd, van onderzoeksinstituten of publieke of private laboratoria, beantwoordend, met name, aan de criteria bepaald door de organen van de conventie vermeld in artikel VIII.40. De Koning bepaalt de uitwerkings- en werkingsmodaliteiten van het Netwerk, alsook de voorwaarden waaraan die onderzoeksinstituten en laboratoria moeten voldoen om er deel van uit te maken en om er deel van te blijven uitmaken.

Art. VIII.56

De Koning kan bij wijze van algemene bepaling afwijken van het bepaalde in de artikelen VIII.39, §§ 1 en 2, VIII.43, §§ 1 en 2, en VIII.44, § 1.

   Eveneens kan de Koning bijzondere afwijkingen toestaan van voornoemde bepalingen alsmede van de bepalingen vastgesteld krachtens de artikelen VIII.39, § 3, VIII.43, §§ 3 en 4, en VIII.44, § 4. Hij kan de diensten, overheden en openbare instellingen die Hij aanwijst, gelasten afwijkingen toe te staan. Deze afwijkingen kunnen niet dan op aanvraag worden toegestaan.

   De afwijkingen bedoeld in het eerste en in het tweede lid kunnen onder beperking worden toegestaan en aan voorwaarden worden gebonden; zij zijn met redenen omkleed.

   De beslissingen waarbij de Koning de bevoegdheid tot het toestaan van afwijkingen aan overheden of instellingen overdraagt, zijn eveneens met redenen omkleed.

Titel 4. [ [#S1;S#] - Conformiteit] [#S1;S#]
Art. VIII.57

[ [#S1;S#] Met het oog op de omzetting of toepassing van technische communautaire harmonisatiewetgeving zoals bedoeld in Verordening (EG) 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008, kan de Koning :
1° de voorwaarden bepalen waaraan producten moeten voldoen om op de markt te worden aangeboden;
2° de verplichtingen van marktdeelnemers bepalen;
3° de voorwaarden bepalen waaraan aangemelde instanties moeten voldoen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-06-29/01, art. 16, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Boek IX. [ [#S1;S#] Veiligheid van producten en diensten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene veiligheidsverplichting] [#S1;S#]
Art. IX.1

[ [#S1;S#] Dit boek beoogt voornamelijk de bescherming van de veiligheid van de gebruiker en de omzetting van de Richtlijn 2001/95/EG van 3 december 2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de algemene productveiligheid.

   Ten aanzien van producten en diensten waarvoor specifieke reglementering inzake veiligheid geldt, is dit boek alleen van toepassing voor de risico's die niet gereglementeerd worden in die specifieke reglementering.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
Art. IX.2

[ [#S1;S#] De producenten zijn gehouden uitsluitend veilige producten op de markt te brengen en veilige diensten aan te bieden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
Art. IX.3

[ [#S1;S#] § 1. Een product of dienst wordt verondersteld veilig te zijn wanneer het voldoet aan geharmoniseerde normen, wat de risico's en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken normen.

§ 2. Indien er voor een product of dienst, geheel of gedeeltelijk, geen geharmoniseerde normen zijn, wordt de overeenstemming met de algemene veiligheidsvereiste beoordeeld aan de hand van onderstaande factoren, wanneer deze bestaan :
1° de niet-bindende nationale normen tot omzetting van andere dan in artikel I.10.19° bedoelde Europese normen;
2° de nationale Belgische normen;
3° de aanbevelingen van de Commissie van de Europese Unie met richtsnoeren voor de beoordeling van de productveiligheid;
4° de gedragscodes inzake productveiligheid die in de betrokken sector van kracht zijn;
5° de stand van vakkennis en techniek;
6° de veiligheid die de gebruikers redelijkerwijze mogen verwachten;
7° internationale normen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
Art. IX.4

[ [#S1;S#] § 1. Met het oog op de bescherming van de veiligheid of de gezondheid van de gebruiker kan de Koning, op de voordracht van de minister :
1° voor een categorie van producten de vervaardiging, de invoer, de verwerking, de uitvoer, het aanbod, de tentoonstelling, de verkoop, de behandeling, het vervoer, de verdeling, zelfs kosteloos, de verhuring, het ter beschikking stellen, de levering na herstelling, de ingebruikstelling, het bezit, de etikettering, het verpakken, de omloop of de gebruikswijze verbieden of reglementeren alsmede de voorwaarden inzake veiligheid en gezondheid die in acht genomen moeten worden, bepalen;
2° een categorie van diensten verbieden of voor een categorie van diensten de voorwaarden bepalen inzake veiligheid en gezondheid waaronder deze mogen verleend worden.

   De minister of zijn gemachtigde raadpleegt voor elk ontwerp van besluit ter uitvoering van deze paragraaf een vertegenwoordiging van de sector van de betrokken producten of diensten, van de consumentenorganisaties en, in voorkomend geval, de werknemersorganisaties.

   De raadpleging kan gebeuren via een adviesaanvraag aan de [ [#S3;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S3;S#]. De minister of zijn gemachtigde bepaalt de termijn binnen dewelke het advies moet gegeven worden. Deze termijn mag niet minder bedragen dan twee maanden. Na deze termijn is het advies van de Commissie niet meer vereist voor zover een raadpleging plaatsvindt zoals bepaald in het vorige lid.

§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan een product uit de handel nemen of een dienst verbieden, wanneer is vastgesteld dat een of meerdere elementen van het betrokken product niet in overeenstemming zijn met de algemene veiligheidsverplichting of met een besluit genomen ter uitvoering van de paragrafen 1 en 3, of artikel IX.5, §§ 1 en 2. [ [#S2;S#] Tenzij de maatregel de omzetting of het gevolg is van een maatregel die op Europees vlak is genomen, raadpleegt de minister of zijn gemachtigde] [#S2;S#] vooraf de producent van het betrokken product of de betrokken dienstverlener en licht hem in uiterlijk vijftien dagen na het nemen van de maatregelen.

§ 3. In een besluit genomen ter uitvoering van de paragrafen 1 of 2, kunnen tevens de volgende maatregelen worden bevolen :
1° het uit de handel nemen, de terugname met het oog op de wijziging, de gehele of gedeeltelijke terugbetaling dan wel de ruil van de betrokken producten, alsmede de vernietiging ervan indien dat het enige middel is om het risico te weren;
2° de stopzetting of reglementering van de dienst;
3° verplichtingen met betrekking tot de voorlichting van de gebruikers;
4° facultatieve of verplichte procedures, testen en markeringen.

§ 4. [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

§ 5. De minister of zijn gemachtigde licht de [ [#S3;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S3;S#] in over de getroffen maatregelen, uiterlijk vijftien dagen na het van kracht worden van een besluit genomen ter uitvoering van dit artikel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 21, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 3)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. IX.5

[ [#S1;S#] § 1. In geval van ernstig risico kan de minister of zijn gemachtigde voor een periode van ten hoogste één jaar, maximaal eenmaal met een periode van ten hoogste één jaar verlengbaar, een gemotiveerd totaal of gedeeltelijk verbod uitvaardigen of voorwaarden vaststellen voor :
1° de vervaardiging, de invoer, de verwerking, de uitvoer, het aanbod, de tentoonstelling, de verkoop, de behandeling, het vervoer, de verdeling, zelfs kosteloos, de verhuring, het ter beschikking stellen, de levering na herstelling, de ingebruikstelling, het bezit, de etikettering, het verpakken, de omloop of de gebruikswijze van een product of categorie van producten;
2° de dienstverlening met betrekking tot deze producten.

   Deze tijdelijke maatregel kan omgezet worden in een definitieve maatregel overeenkomstig de procedures bedoeld in artikel IX.4.

§ 2. In een besluit of een beslissing genomen ter uitvoering van paragraaf 1 kunnen tevens de volgende maatregelen worden bevolen :
1° het uit de handel nemen, de consignatie, de terugname met het oog op de wijziging, de gehele of gedeeltelijke terugbetaling dan wel de ruil van een product of een categorie van producten, alsmede de vernietiging ervan indien dat het enige middel is om het risico te weren;
2° verplichtingen met betrekking tot de voorlichting van de gebruiker.

§ 3. De minister of zijn gemachtigde raadpleegt, zonder evenwel afbreuk te mogen doen aan het door de omstandigheden vereiste dringende optreden, vooraf de producenten of een vertegenwoordiging uit de sector. Indien wegens de dringendheid van de maatregel geen raadpleging vooraf kan plaatsvinden, worden de betrokken partijen hiervan ingelicht, uiterlijk vijftien dagen na het nemen van de maatregelen.

§ 4. Voor besluiten die de omzetting of het gevolg zijn van maatregelen die zijn genomen op Europees vlak, is deze raadpleging niet vereist.

§ 5. De minister of zijn gemachtigde licht de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] in uiterlijk vijftien dagen na het van kracht worden van het besluit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. IX.6

[ [#S1;S#] Indien een product of een dienst niet voldoet aan de algemene veiligheidsverplichting zoals bedoeld in dit boek, of indien het niet in overeenstemming is met een besluit genomen ter uitvoering van artikel IX.4, §§ 1 tot 3, of artikel IX.5, §§ 1 en 2, dan kunnen de kosten die werden gemaakt ter uitvoering van de bepalingen van de artikelen IX.4 en IX.5 ten laste worden gelegd aan de betrokken producent onder de voorwaarden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
Art. IX.7

[ [#S1;S#] De minister of zijn gemachtigde kan :
1° aan de producenten een waarschuwing richten en hun vragen de producten en diensten die zij aan de gebruiker aanbieden, in overeenstemming te brengen met artikel IX.2 of met de besluiten genomen ter uitvoering van artikel IX.4, §§ 1 tot 3, of artikel IX.5, §§ 1 en 2;
2° de betrokken producenten gelasten de producten of diensten die zij [ [#S2;S#] aan de gebruiker] [#S2;S#] aanbieden, binnen een bepaalde termijn en op hun kosten, te onderwerpen aan de ontleding of aan de controle door een onafhankelijk laboratorium indien er, voor een reeds op de markt zijnde product of dienst, voldoende aanwijzingen bestaan dat ze gevaarlijk zijn of indien de kenmerken van een nieuw product of een nieuwe dienst deze voorzorgsmaatregel rechtvaardigen.

   De Koning bepaalt bij besluit de voorwaarden voor de terugbetaling, in voorkomend geval, van de kosten die de producenten voor deze ontleding of deze controle hebben gemaakt.

   Zolang een product of een dienst niet werd onderworpen aan de met toepassing van dit artikel voorgeschreven ontleding of controle, wordt het geacht niet te beantwoorden aan de vereisten van artikel IX.2, tenzij het bewijs van het tegendeel geleverd wordt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 45, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. IX.8

[ [#S1;S#] § 1. De producenten verstrekken binnen het bestek van hun activiteiten de gebruiker de informatie die hem in staat stelt zich een oordeel te vormen over de aan een product inherente risico's gedurende de normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksduur, indien deze risico's zonder passende waarschuwing niet onmiddellijk herkenbaar zijn, en zich tegen deze risico's te beschermen.

   Een dergelijke waarschuwing ontslaat de betrokkenen evenwel niet van de verplichting de andere bij dit boek gestelde eisen na te komen.

§ 2. De producenten nemen binnen het bestek van hun activiteiten, maatregelen die zijn afgestemd op de kenmerken van de door hen geleverde producten en diensten om :
1° op de hoogte te kunnen blijven van de risico's van deze producten en diensten;
2° de passende acties te kunnen ondernemen om deze risico's te voorkomen, waaronder het uit de handel nemen, het aangepast en doeltreffend waarschuwen van de gebruikers en het terugroepen. Deze acties kunnen door de Koning, respectievelijk de minister of zijn gemachtigde in toepassing van de artikelen IX.4 en IX.5 verplicht worden.

   Tot deze maatregelen behoren onder andere :
1° de vermelding, op het product of op de verpakking ervan, van de identiteit en de contactinformatie van de producent alsmede de referentie van het product of, in voorkomend geval, van de partij waartoe het product behoort, tenzij weglating van die vermelding gerechtvaardigd is;
2° in alle gevallen waarin dat toepasselijk is, het uitvoeren van steekproeven op de in de handel gebrachte producten, het onderzoek van de klachten en, in voorkomend geval, het bijhouden van een klachtenregister en het inlichten van de distributeurs door de producent over de bewaking van de producten.

§ 3. De distributeurs dragen bij tot de naleving van de toepasselijke veiligheidseisen, met name door geen producten te leveren waarvan zij weten, of op grond van de hun ter beschikking staande gegevens beroepshalve hadden moeten concluderen, dat deze niet aan die eisen voldoen. Bovendien nemen zij binnen het bestek van hun activiteiten deel aan de bewaking van de veiligheid van de op de markt gebrachte producten, vooral door informatie over de risico's van de producten door te geven, de nodige documentatie bij te houden en te verstrekken om de oorsprong van producten op te sporen en medewerking te verlenen aan de door de producenten en de bevoegde autoriteiten genomen maatregelen om de risico's te vermijden.

§ 4. De producenten en distributeurs stellen het Centraal Meldpunt voor producten onmiddellijk in kennis wanneer zij weten, of op grond van de hun ter beschikking staande gegevens beroepshalve behoren te weten, dat een product of dienst, door hen op de markt gebracht, voor de gebruiker risico's met zich brengt die onverenigbaar zijn met de algemene veiligheidsverplichting of niet in overeenstemming is met een besluit genomen ter uitvoering van artikel IX.4, §§ 1 en 3, of artikel IX.5, §§ 1 en 2. Zij verstrekken ten minste volgende informatie :
1° gegevens aan de hand waarvan het product of de bewuste partij producten exact kan worden geïdentificeerd;
2° een volledige beschrijving van het aan de betrokken producten verbonden risico;
3° alle beschikbare informatie aan de hand waarvan het product kan worden getraceerd;
4° een beschrijving van de ondernomen stappen om risico's voor de gebruikers te voorkomen.

   De Koning kan de inhoud en de vorm van het aangifteformulier vaststellen.

§ 5. De producenten en distributeurs verlenen de bevoegde autoriteiten desgevraagd, en binnen het bestek van hun activiteiten, samenwerking bij de acties die ondernomen zijn om de risico's, verbonden aan producten die zij leveren of geleverd hebben, te vermijden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
Art. IX.9

[ [#S1;S#] Voor de producten bestemd voor consumenten zijn de etikettering en de informatie die dwingend voorgeschreven zijn bij dit boek en bij zijn uitvoeringsbesluiten, de gebruiksaanwijzingen en de garantiebewijzen minstens gesteld in een voor de gemiddelde consument begrijpelijke taal, gelet op het taalgebied waar de producten of diensten op de markt worden gebracht. Ten aanzien van de andere producten geldt dezelfde verplichting behalve indien de besluiten die ter uitvoering van de artikelen IX.4 en IX.5 genomen worden, in afwijkende voorwaarden voorzien.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
Art. IX.10

[ [#S1;S#] De Koning neemt de nodige maatregelen om de doeltreffende werking te garanderen van een systeem dat gegevens inzamelt over ongevallen waarbij producten of diensten bedoeld in artikel I.10.1° en 5° betrokken kunnen zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
Art. IX.11

[ [#S1;S#] De Koning kan de erkennings- en werkingscriteria bepalen van de tussenkomende organismen, de regels betreffende hun organisatie en hun opdrachten, evenals de modaliteiten van de controle op de naleving ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Informatie- en adviesstructuren] [#S1;S#]
Art. IX.12

[ [#S1;S#] Binnen de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt een " Centraal Meldpunt voor producten ", verder " Centraal Meldpunt " genoemd, ingesteld. De kernopdrachten van het Centraal Meldpunt zijn :
1° optreden als contactpunt voor [ [#S2;S#] gebruikers] [#S2;S#], producenten, distributeurs, werkgevers en overheden voor producten en diensten die niet beantwoorden of niet zouden beantwoorden aan de bepalingen van dit boek of zijn uitvoeringsbesluiten en die de veiligheid of de gezondheid van de gebruikers kunnen of zouden kunnen schaden;
2° optreden als Belgisch contactpunt voor de Europese uitwisselingssystemen in verband met de veiligheid van producten;
3° optreden als het contactpunt waar producenten en distributeurs een ernstig ongeval ten gevolge van het gebruik van het door hen geleverde of ter beschikking gestelde product of geleverde dienst melden en aangeven, indien een door hen geleverd of ter beschikking gesteld product of een door hen geleverde dienst niet meer voldoet aan de algemene veiligheidsverplichting, bedoeld in dit boek, of aan een besluit genomen ter uitvoering van artikel IX.4, §§ 1 en 3, of artikel IX.5, §§ 1 en 2;
4° allerhande gegevens over de gevaren die producten en diensten opleveren, inventariseren en centraliseren en deze ter beschikking houden van de ambtenaren aangesteld overeenkomstig artikel XV.1;
5° de federale informatiecampagnes in verband met de veiligheid en gezondheid van producten en diensten coördineren.

   De Koning kan het Centraal Meldpunt belasten met bijkomende opdrachten inzake de veiligheid en de gezondheid van de consumenten.

   Het Centraal Meldpunt stelt, in overeenstemming met de eisen inzake transparantie, de informatie over de risico's van producten en diensten voor de gezondheid en veiligheid van de gebruiker aan het publiek beschikbaar. In het bijzonder krijgt het publiek toegang tot de informatie over de identificatie van de producten, de aard van het risico en de genomen maatregelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 19, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. IX.13

[ [#S1;S#] Het Centraal Meldpunt heeft een coördinerende opdracht. Het Centraal Meldpunt zendt de specifieke vragen waarop het geen onmiddellijk antwoord kan geven en de klachten van [ [#S2;S#] gebruikers] [#S2;S#], producenten of distributeurs voor uitvoering door aan de betrokken administratie, die het Centraal Meldpunt inlicht over het gegeven gevolg. Het Centraal Meldpunt moet de administraties alle inlichtingen verstrekken waarover het, ter uitvoering van zijn opdrachten, beschikt en die betrekking hebben op de bevoegdheden van de betrokken administratie en kan de betrokken administraties alle documenten en andere gegevens vragen die het nodig heeft voor de uitvoering van zijn opdracht.

   Elk jaar maakt het Centraal Meldpunt een activiteitenverslag over het vorige dienstjaar op. Als bijlage bij dit verslag wordt een statistisch overzicht gevoegd van de gemelde ongevallen waarbij producten betrokken zijn, van de klachten en meldingen in verband met de veiligheid en gezondheid van producten en van de meldingen via de Europese waarschuwingssystemen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 20, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. IX.14

[ [#S1;S#] Ten aanzien van de onderwerpen die onder dit boek en zijn uitvoeringsbesluiten vallen bepaalt de Koning voor een product of een categorie van producten, op de gezamenlijke voordracht van de minister en van de andere ministers die bevoegd zijn voor de veiligheid van dit product of deze categorie van producten :
1° de samenstelling van de vertegenwoordiging van België bij de internationale of supranationale organisaties;
2° de toewijzing van de bevoegdheden en opdrachten bij de voorbereiding van uitvoeringsbesluiten. In dit kader kan de Koning bepalen dat bij de toepassing van de artikelen IX.4 en 5 naast de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] andere adviesorganen, volgens dezelfde procedures, verplicht geraadpleegd worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-04-25/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 4)> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
BOEK X. [ [#S1;S#] - Handelsagentuurovereenkomsten, commerciële samenwerkingsovereenkomsten, verkoopconcessies en vervoersovereenkomsten.] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Handelsagentuurovereenkomsten] [#S1;S#]
Art. X.1

[ [#S1;S#] Deze titel is van toepassing op de handelsagentuurovereenkomst bedoeld in artikel I.11, 1°.

   Deze titel is niet van toepassing op de overeenkomsten gesloten met handelsagenten die hun werkzaamheid van tussenpersoon niet met regelmaat uitoefenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.2

[ [#S1;S#] De handelsagentuurovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd.

   De agentuurovereenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten wanneer ze niet op schrift is gesteld of wanneer, als ze wel op schrift is gesteld, de duur ervan niet is bepaald.

   Een overeenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan en die na afloop van de termijn wordt voortgezet, wordt van bij het afsluiten geacht een overeenkomst voor onbepaalde tijd te zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.3

[ [#S1;S#] Elke partij kan, niettegenstaande enig hiermee strijdig beding, van de andere partij een ondertekend stuk verkrijgen dat de inhoud van de agentuurovereenkomst bevat, met inbegrip van latere wijzigingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.4

[ [#S1;S#] De handelsagent moet de belangen van de principaal behartigen en loyaal en te goeder trouw handelen.

   In het bijzonder moet de handelsagent :
1° zich naar behoren wijden aan de onderhandelingen over en, in voorkomend geval, aan het afsluiten van de zaken waarmee hij belast is;
2° aan de principaal alle nodige inlichtingen verschaffen waarover hij beschikt;
3° de redelijke richtlijnen opvolgen die de principaal hem geeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.5

[ [#S1;S#] Behoudens andersluidend beding kan de handelsagent, voor de uitvoering van zijn taak, een beroep doen op door hem vergoede subagenten die handelen onder zijn verantwoordelijkheid, en van wie hij principaal wordt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.6

[ [#S1;S#] In zijn betrekkingen met de handelsagent moet de principaal zich loyaal en te goeder trouw gedragen.

   In het bijzonder moet de principaal :
1° aan de handelsagent de nodige documentatie ter beschikking stellen die betrekking heeft op de betrokken zaken;
2° aan de handelsagent alle inlichtingen verschaffen die nodig zijn voor de uitvoering van de agentuurovereenkomst, in het bijzonder de handelsagent binnen een redelijke termijn waarschuwen wanneer hij voorziet dat het aantal zaken aanzienlijk geringer zal zijn dan die welke de handelsagent normaliter had kunnen verwachten.

   De principaal moet de handelsagent voorts binnen een redelijke termijn op de hoogte stellen van zijn aanvaarding, weigering, of niet-uitvoering van een zaak die de handelsagent heeft bemiddeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.7

[ [#S1;S#] De vergoeding van de handelsagent bestaat ofwel uit een vast bedrag, ofwel uit commissies, ofwel deels uit een vast bedrag en deels uit commissies.

   Alle elementen van de vergoeding die variëren naar gelang van het aantal zaken of de waarde daarvan worden geacht een commissie te zijn in de zin van deze afdeling.

   Indien de vergoeding van de handelsagent niet geheel of gedeeltelijk uit een commissie bestaat zijn de artikelen X.8 tot X.14 niet van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.8

[ [#S1;S#] Voor een tijdens de duur van de handelsagentuurovereenkomst afgesloten zaak heeft de handelsagent recht op een commissie :
1° indien de zaak is afgesloten dankzij zijn optreden;
2° of, indien de zaak is afgesloten met een derde die vroeger door hem als klant was aangebracht voor gelijkaardige zaken;
3° of, indien is overeengekomen dat de handelsagent alleen zal optreden in een bepaald gebied of bij een bepaalde groep personen en de zaak werd afgesloten met een klant uit dat gebied of uit die groep.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.9

[ [#S1;S#] Voor een na het einde van de handelsagentuurovereenkomst afgesloten zaak heeft de handelsagent recht op een commissie :
1° indien de zaak hoofdzakelijk te danken is aan de door hem tijdens de duur van de handelsagentuurovereenkomst aan de dag gelegde activiteit en de zaak is afgesloten binnen een termijn van zes maanden te rekenen van het einde van deze overeenkomst;
2° of indien, overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel X.8, de bestelling van de derde door de principaal of door de handelsagent is ontvangen voor het einde van de handelsagentuurovereenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.10

[ [#S1;S#] De handelsagent heeft geen recht op de commissie bedoeld in artikel X.8 indien deze krachtens artikel X.9 verschuldigd is aan de vorige handelsagent, tenzij uit de omstandigheden voortvloeit dat het billijk is de commissie tussen de handelsagenten te verdelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.11

[ [#S1;S#] De commissie is opeisbaar zodra en voor zover een van de volgende omstandigheden zich voordoet :
1° de principaal heeft de overeenkomst uitgevoerd of had, krachtens de overeenkomst met de derde, zijn contractuele verplichtingen moeten nakomen;
2° de derde is zijn contractuele verplichtingen nagekomen.

   De commissie is uiterlijk opeisbaar wanneer de derde zijn deel van de overeenkomst heeft uitgevoerd of had moeten uitvoeren, indien de principaal zijn deel had uitgevoerd.

   De commissie wordt uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal waarin zij opeisbaar is geworden, betaald.

   Van het tweede en derde lid mag niet worden afgeweken ten nadeel van de handelsagent.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.12

[ [#S1;S#] Alleen in de volgende gevallen kunnen de partijen overeenkomen dat het recht op een commissie, zoals bepaald in de artikelen X.8 en X.9 vervalt :
1° indien en voor zover vaststaat dat de derde zijn verbintenissen niet nakomt, behalve wanneer de niet-uitvoering terug te voeren is op omstandigheden die aan de principaal te wijten zijn;
2° indien de uitvoering onmogelijk is geworden zonder dat dit te wijten is aan de principaal;
3° indien de uitvoering van de verrichting redelijkerwijze niet kan geëist worden van de principaal, vooral wanneer er door toedoen van de derde gewichtige redenen bestaan die de niet-uitvoering door de principaal rechtvaardigen.

   In alle gevallen bedoeld in dit artikel wordt de commissie die de handelsagent reeds heeft ontvangen, terugbetaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.13

[ [#S1;S#] Bij het sluiten van de handelsagentuurovereenkomst bepalen de partijen vrij het bedrag van de commissies.

   Zij kunnen verschillende bedragen overeenkomen naar gelang van de categorieën van de bezochte klanten, de aard van de verspreide producten of geleverde diensten en de rol die de handelsagent heeft gespeeld bij de verwezenlijking van de zaak.

   Het staat hen eveneens vrij een speciaal bedrag vast te stellen voor bepaalde uitermate belangrijke of delicate zaken.

   Indien de handelsagentuurovereenkomst geen enkele aanwijzing bevat betreffende het bedrag van de commissies en indien geen enkel element, afgeleid uit de band tussen de partijen, het mogelijk maakt hun onuitgesproken wil ter zake te kennen, wordt het bedrag toegepast dat in de economische sector van de plaats waar de handelsagent zijn activiteit uitoefent, gebruikelijk is voor zaken van dezelfde aard. Bij ontstentenis van dergelijke gebruiken heeft de handelsagent recht op een billijk percentage, waarbij rekening wordt gehouden met alle op de transactie betrekking hebbende elementen.

   Tenzij anders is overeengekomen, worden de commissies van de handelsagent berekend op grond van de prijs die aan de klant wordt gefactureerd, zonder aftrek van de bijkomende kosten, zoals de verpakkingskosten, de vrachtprijs, de verzekeringskosten, behalve indien zij afzonderlijk worden gefactureerd, met uitsluiting evenwel van taksen, douanekosten en andere belastingen.

   De getrouwheidskortingen, ristorno's en disconto's die door de principaal eenzijdig aan de klant worden toegestaan, kunnen in geen geval worden uitgesloten van de grondslag waarop de commissie van de handelsagent wordt berekend.

   Iedere eenzijdige wijziging van het oorspronkelijk overeengekomen bedrag of de oorspronkelijk overeengekomen bedragen tijdens de uitvoering van de handelsagentuurovereenkomst is een handeling die gelijkstaat met verbreking van de handelsagentuurovereenkomst. Rekening houdend met de omstandigheden kan de rechter evenwel oordelen dat wanneer de handelsagent gedurende een relatief lange periode zonder enig voorbehoud commissies aanvaardt die zijn berekend op grond van een verlaagd percentage, hij stilzwijgend instemt met de aldus toegepaste wijziging.

   In de sectoren van het verzekeringswezen, van de kredietinstellingen en van de gereglementeerde markten voor effecten kunnen de principaal en zijn agenten, in afwijking van het eerste tot en met het zevende lid, in een paritair overlegorgaan een overeenkomst sluiten die gericht is op de wijziging van het bedrag van de commissies of van de berekeningswijzen ervan. De binnen het paritair overlegorgaan gesloten overeenkomst bindt alle agenten en de principaal maar de wijzigingen die de overeenkomst meebrengt, kunnen niet leiden tot de verbreking van de handelsagentuurovereenkomst.

   Na raadpleging van de vertegenwoordigende organisaties van de betrokken sectoren kan de Koning de wijze van oprichting, organisatie en werking van dit overleg bepalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.14

[ [#S1;S#] De principaal verstrekt aan de handelsagent een opgave van de verschuldigde commissies en wel uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal waarin de commissies opeisbaar zijn geworden.

   Deze opgave omvat alle van belang zijnde gegevens op grond waarvan de commissies zijn berekend.

   De handelsagent kan eisen dat hem alle gegevens worden verstrekt waarover de principaal beschikt, in het bijzonder uittreksels uit de boekhouding, indien de handelsagent die nodig heeft om na te gaan hoeveel commissies hem verschuldigd zijn.

   Van het eerste en het tweede lid mag niet worden afgeweken ten nadele van de handelsagent.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.15

[ [#S1;S#] Wanneer de vergoeding geheel of gedeeltelijk uit een vast bedrag bestaat, wordt deze maandelijks uitbetaald, behoudens andersluidende overeenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.16

[ [#S1;S#] § 1. Is de handelsagentuurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten of voor bepaalde tijd met de mogelijkheid vroegtijdig op te zeggen, dan heeft ieder der partijen het recht om die te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn.

   De opzeggingstermijn bedraagt één maand gedurende het eerste jaar van de overeenkomst. Na het eerste jaar wordt de opzeggingstermijn vermeerderd met een maand voor elk begonnen jaar zonder dat deze termijn zes maanden mag te boven gaan en onverminderd de bepalingen van het derde lid. De partijen mogen geen kortere opzeggingstermijnen overeenkomen.

   Indien de partijen een langere dan in het tweede lid bedoelde termijn overeenkomen, mag de door de principaal in acht te nemen opzeggingstermijn niet korter zijn dan die welke aan de handelsagent is opgelegd.

§ 2. De kennisgeving van de opzegging geschiedt door afgifte aan de andere partij van een geschrift waarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn worden aangegeven, met schriftelijke ontvangstbevestiging van de partij aan wie het gericht is. De kennisgeving kan ook geschieden hetzij bij aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaarderexploot. Behoudens andersluidende bepaling moet het einde van de opzeggingstermijn samenvallen met het einde van een kalendermaand.

§ 3. De partij die de handelsagentuurovereenkomst beëindigt zonder de in paragraaf 1, tweede lid, vastgestelde opzeggingstermijn in acht te nemen of zonder een van de in artikel X.17, eerste lid, vermelde redenen op te geven is gehouden de andere partij een opzeggingsvergoeding te betalen die gelijk is aan de vergoeding die gebruikelijk is en overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterende deel van die termijn.

   Wanneer de vergoeding van de handelsagent geheel of gedeeltelijk uit commissies bestaat, wordt de vergoeding berekend op basis van het maandelijks gemiddelde van de commissies verdiend gedurende de twaalf maanden die aan de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst voorafgaan of, in voorkomend geval, gedurende de maanden die de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst voorafgaan.

§ 4. In afwijking van artikel X.17, eerste lid, kan in een instelling in de sector van het verzekeringswezen, van de kredietinstellingen of van de gereglementeerde markten voor effecten waar een paritair overlegorgaan werd opgericht, de handelsagentuurovereenkomst met een in dat orgaan verkozen handelsagent tijdens de volledige duur van diens mandaat niet eenzijdig worden beëindigd door de principaal. Hetzelfde geldt voor de handelsagentuurovereenkomst gesloten met de rechtspersoon waarvan de zaakvoerder of de afgevaardigde bestuurder verkozen werd als vertegenwoordiger van de handelsagenten.

   In afwijking van het eerste lid kan de handelsagentuurovereenkomst door de principaal worden opgezegd, indien hij aantoont dat de opzegging is gebaseerd op objectieve economische criteria die voor al zijn handelsagenten op dezelfde wijze worden toegepast, onder meer wanneer het in onderling overleg afgesproken businessplan in belangrijke mate niet gerealiseerd wordt en de handelsagent dat niet aan de hand van objectieve feiten kan verantwoorden.

   Indien de overeenkomst door de principaal wordt beëindigd zonder een ernstige tekortkoming van de handelsagent in de zin van artikel X.17, eerste lid, of wordt opgezegd zonder dat het bewijs wordt geleverd dat de opzegging is gebaseerd op de in het tweede lid bedoeld objectieve economische criteria, is de principaal aan de handelsagent een bijzondere vergoeding verschuldigd waarvan het bedrag gelijk is aan achttien maanden vergoeding berekend overeenkomstig paragraaf 3, onverminderd de andere voor de handelsagent uit de wet voortvloeiende rechten naar aanleiding van de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst.

   Deze bepalingen blijven van toepassing tijdens een periode van zes maanden vanaf de beëindiging van het mandaat in het paritair overlegorgaan. Het mandaat eindigt op de datum van de eerste vergadering van het nieuw verkozen paritair overlegorgaan.

§ 5. Bovendien kan de handelsagentuurovereenkomst met een handelsagent die kandidaat is voor het paritair overlegorgaan niet eenzijdig worden beëindigd door de principaal vanaf de kandidaatstelling tot aan de eerste vergadering van het nieuw gekozen overlegorgaan. Hetzelfde geldt voor de handelsagentuurovereenkomst gesloten met de rechtspersoon waarvan de zaakvoerder of de afgevaardigde bestuurder zich kandidaat heeft gesteld als vertegenwoordiger van de handelsagenten.

   In afwijking van het vorige lid kan de handelsagentuurovereenkomst wel door de principaal met onmiddellijke ingang worden beëindigd omwille van een in artikel X.17, eerste lid, bedoelde uitzonderlijke omstandigheid of ernstige tekortkoming van de handelsagent.

   Indien de overeenkomst door de principaal met toepassing van het vorige lid met onmiddellijke ingang werd beëindigd zonder dat er sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid of een ernstige tekortkoming van de handelsagent in de zin van artikel X.17, eerste lid, is er door de principaal aan de handelsagent een bijzondere vergoeding verschuldigd waarvan het bedrag gelijk is aan één jaar vergoeding berekend overeenkomstig paragraaf 3, onverminderd de andere voor de handelsagent uit de wet voortvloeiende rechten naar aanleiding van de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.17

[ [#S1;S#] Elke partij kan, onverminderd alle schadeloosstellingen, de overeenkomst zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn beëindigen, wanneer uitzonderlijke omstandigheden elke professionele samenwerking tussen de principaal en de handelsagent definitief onmogelijk maken of wanneer de andere partij ernstig tekort komt in haar verplichtingen. De overeenkomst kan niet meer worden beëindigd zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn, wanneer het feit ter rechtvaardiging hiervan sedert ten minste zeven werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept.

   Alleen de uitzonderlijke omstandigheden of de ernstige tekortkomingen waarvan kennis is gegeven bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij een ter post aangetekende brief, verzonden binnen zeven werkdagen na de beëindiging, kunnen worden aangevoerd ter rechtvaardiging van de beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn.

   Niettegenstaande enig hiermee strijdig beding kan, vóór het einde van de overeenkomst, van dit artikel niet worden afgeweken ten nadele van de handelsagent.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.18

[ [#S1;S#] Na de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst heeft de handelsagent recht op een uitwinningvergoeding wanneer hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of wanneer hij de zaken met de bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid, voor zover dit de principaal nog aanzienlijke voordelen kan opleveren.

   Indien de handelsagentuurovereenkomst een concurrentiebeding bevat, wordt de principaal geacht, behoudens tegenbewijs, nog aanzienlijke voordelen te krijgen.

   Het bedrag van deze uitwinningvergoeding wordt bepaald rekening houdend zowel met de gerealiseerde uitbreiding van de zaken als met de aanbreng van klanten.

   De uitwinningvergoeding mag niet meer bedragen dan het bedrag van een jaar vergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding in de voorafgaande jaren indien de handelsagentuurovereenkomst minder dan vijf jaar heeft geduurd.

   De uitwinningvergoeding is niet verschuldigd :
1° indien de principaal de handelsagentuurovereenkomst heeft beëindigd vanwege een aan de handelsagent te wijten ernstige tekortkoming zoals bepaald in artikel X.17, eerste lid;
2° indien de handelsagent de handelsagentuurovereenkomst heeft beëindigd, tenzij de beëindiging voortvloeit uit een aan de principaal te wijten reden, zoals bepaald in artikel X.17, eerste lid, of het gevolg is van leeftijd, invaliditeit of ziekte van de handelsagent op grond waarvan redelijkerwijze niet meer van hem kan worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden voortzet;
3° indien de handelsagent of diens erfgenamen, overeenkomstig een afspraak met de principaal, hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de handelsagentuurovereenkomst aan een derde overdragen.

   De handelsagent verliest zijn recht op de uitwinningvergoeding indien hij de principaal niet binnen een jaar na de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst ervan in kennis gesteld heeft dat hij voornemens is zijn rechten te doen gelden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.19

[ [#S1;S#] Voor zover de handelsagent recht heeft op de uitwinningvergoeding bepaald in artikel X.18 en het bedrag van deze vergoeding de werkelijk geleden schade niet volledig vergoedt, kan de handelsagent, mits hij de werkelijke omvang van de beweerde schade bewijst, boven deze vergoeding schadeloosstelling verkrijgen ten belope van het verschil tussen het bedrag van de werkelijk geleden schade en het bedrag van die vergoeding.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.20

[ [#S1;S#] Het recht op de vergoedingen bedoeld in de artikelen X.18 en X.19 ontstaat eveneens wanneer door het overlijden van de handelsagent de overeenkomst wordt beëindigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.21

[ [#S1;S#] Voordat de handelsagentuurovereenkomst is beëindigd, mogen de partijen niet ten nadele van de handelsagent afwijken van de bepalingen van de artikelen X.18, X.19 en X.20.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.22

[ [#S1;S#] § 1. De handelsagentuurovereenkomst kan een concurrentiebeding bevatten.

   Een concurrentiebeding is enkel geldig wanneer :
1° het schriftelijk werd bedongen;
2° het betrekking heeft op het soort zaken waarmee de handelsagent belast was;
3° het beperkt blijft tot het geografisch gebied of de groep personen en het geografisch gebied die aan de handelsagent waren toevertrouwd;
4° het niet verder reikt dan zes maanden na de beëindiging van de overeenkomst.

§ 2. Het concurrentiebeding heeft geen uitwerking wanneer de handelsagentuurovereenkomst wordt beëindigd door de principaal zonder een in artikel X.17, eerste lid, vermelde reden aan te voeren, of door de handelsagent door een in artikel X.17, eerste lid, vermelde reden aan te voeren.

§ 3. Het concurrentiebeding schept ten gunste van de handelsagent een vermoeden dat hij klanten heeft aangebracht; de principaal kan het tegenbewijs leveren.

§ 4. De forfaitaire vergoeding waarin de handelsagentuurovereenkomst voorziet in geval van schending van het concurrentiebeding, mag niet hoger zijn dan een bedrag gelijk aan één jaar vergoeding berekend zoals bepaald in artikel X.18, vierde lid.

   De principaal kan echter, mits hij het bestaan en de omvang van zijn nadeel bewijst, een hogere vergoeding eisen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.23

[ [#S1;S#] De handelsagent kan zich voor verplichtingen die voor derden uit een door hem bemiddelde of afgesloten zaak voortvloeien uitsluitend schriftelijk aansprakelijk stellen.

   Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, is de handelsagent krachtens een beding van delcredere slechts aansprakelijk voor de gegoedheid van de derde, met uitsluiting van iedere andere tekortkoming van deze in zijn contractuele verplichtingen. Het beding van delcredere kan geen zaak betreffen waarin de handelsagent niet persoonlijk is opgetreden. Wanneer de principaal de leverings- of betalingsvoorwaarden zonder instemming van de handelsagent wijzigt, houdt het op van toepassing te zijn.

   De handelsagent kan zich niet aansprakelijk stellen voor een hoger bedrag dan de overeengekomen commissie, tenzij het beding betrekking heeft op een bepaalde zaak of op zaken die hij in naam van de principaal afsluit.

   In de sector van de kredietinstellingen, kan, in afwijking van het derde lid, voor de handelsagent, waarvan de hoofdactiviteit erin bestaat zaken te doen waarvoor hij zichzelf borg stelt, het bedrag waarvoor hij zich aansprakelijk stelt, de commissie overstijgen, zonder evenwel hoger te zijn dan het bedrag dat effectief verschuldigd is door de derde aan de principaal.

   Indien er een kennelijke wanverhouding is tussen het risico dat de handelsagent op zich heeft genomen en de bedongen commissie, kan de rechter het bedrag waarvoor de handelsagent aansprakelijk is verminderen voor zover dit bedrag de commissie te boven gaat. De rechter houdt met alle omstandigheden rekening, in het bijzonder met de wijze waarop de handelsagent de belangen van de principaal heeft behartigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.24

[ [#S1;S#] Rechtsvorderingen die ontstaan uit een overeenkomst bedoeld in art. I.11, 1°, verjaren een jaar na het eindigen van de overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan zonder dat deze termijn langer mag duren dan een jaar na het eindigen van de overeenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.25

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van internationale verdragen die België heeft gesloten en niettegenstaande andersluidende bedingen in de handelsagentuurovereenkomst, is elke activiteit van een handelsagent met hoofdvestiging in België onderworpen aan de Belgische wet en behoort ze tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
TITEL 2. - [ [#S1;S#] Precontractuele informatie in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten] [#S1;S#]
Art. X.26

[ [#S1;S#] De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op commerciële samenwerkingsovereenkomsten als bedoeld in artikel I.11, 2°, niettegenstaande elke strijdige contractuele bepaling.

   Deze titel is niet van toepassing :
- op de verzekeringsagentuur-overeenkomsten onderworpen aan de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen;
- op de bankagentuurovereenkomsten onderworpen aan de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.27

[ [#S1;S#] Onder voorbehoud van de toepassing van artikel X.29, verstrekt de persoon die het recht verleent aan de andere persoon, minstens één maand voor het sluiten van de commerciële samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel I.11, 2°, het ontwerp van overeenkomst evenals een afzonderlijk document dat de gegevens bedoeld in artikel X.28 bevat. [ [#S2;S#] Het ontwerp van overeenkomst en het afzonderlijk document worden door middel van een duurzame gegevensdrager ter beschikking gesteld, toegankelijk voor de persoon die het recht verkrijgt.] [#S2;S#]

   Indien in het ontwerp van overeenkomst of in het afzonderlijke document, na de mededeling ervan, een gegeven, vermeld in artikel X.28, § 1, 1°, wordt gewijzigd, verstrekt degene die het recht verleent minstens een maand vóór het sluiten van de commerciële samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel I.11, 2°, aan de andere persoon het gewijzigde ontwerp van overeenkomst en een vereenvoudigd afzonderlijk document, tenzij deze wijziging schriftelijk wordt aangevraagd door degene die het recht verkrijgt. Dit afzonderlijk document omvat minstens de belangrijke contractuele bepalingen zoals bepaald in art. X.28, § 1, 1°, die ten aanzien van het oorspronkelijke document gewijzigd werden.

   Onder voorbehoud van de toepassing van artikel X.29 en met uitzondering van de verbintenissen aangegaan in het kader van een vertrouwelijkheidsakkoord, mag geen enkele andere verbintenis worden aangegaan en mag geen enkele andere vergoeding, bedrag of waarborg worden gevraagd of betaald vóór het verstrijken van de in dit artikel bedoelde termijn van een maand.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 6, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. X.28

[ [#S1;S#] § 1. Het afzonderlijk document bedoeld in artikel X.27 bevat twee delen die de volgende gegevens bevatten :
1° Belangrijke contractuele bepalingen, voor zover ze zijn voorzien in de commerciële samenwerkingsovereenkomst :
a) de vermelding dat de commerciële samenwerkingsovereenkomst al dan niet specifiek met inachtneming van de persoon wordt gesloten;
b) de verbintenissen;
c) de gevolgen van het niet behalen van de verbintenissen;
d) de rechtstreekse vergoeding die de persoon die het recht verkrijgt moet betalen aan degene die het recht verleent en de berekeningswijze voor de onrechtstreekse vergoeding die de persoon die het recht verleent, ontvangt en, in voorkomend geval, de wijze van herziening in de loop van de overeenkomst en bij de hernieuwing ervan;
e) de concurrentiebedingen, hun duur en hun voorwaarden;
f) de duur van de commerciële samenwerkingsovereenkomst en de voorwaarden voor de hernieuwing;
g) de voorwaarden voor opzeg en beëindiging van de overeenkomst met name wat de lasten en de investeringen betreft;
h) de voorkooprechten of de aankoopoptie ten voordele van de persoon die het recht verleent en de regels voor de waardebepaling van de handelszaak bij de uitoefening van deze rechten of deze optie;
i) de exclusiviteiten die zijn voorbehouden aan de persoon die het recht verleent.
2° Gegevens voor de correcte beoordeling van de commerciële samenwerkings-overeenkomst :
a) naam of benaming en adresgegevens van de persoon die het recht verleent;
b) in geval het recht wordt verleend door een rechtspersoon, de identiteit en hoedanigheid van de natuurlijke persoon die namens hem optreedt;
c) de aard van de activiteiten van de persoon die het recht verleent;
d) de intellectuele eigendomsrechten, waarvan het gebruik wordt toegestaan;
e) in voorkomend geval de jaarrekeningen van de laatste drie boekjaren van de persoon die het recht verleent;
f) de ervaring met commerciële samenwerking en de ervaring binnen de exploitatie van de commerciële formule buiten een commerciële samenwerkingsovereenkomst;
g) de historiek, de staat en de vooruitzichten van de markt waarin de activiteiten worden uitgeoefend, vanuit algemeen en lokaal oogpunt;
h) de historiek, de staat en de vooruitzichten van het marktaandeel van het netwerk vanuit een algemeen en lokaal oogpunt;
i) in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal uitbaters die deel uitmaken van het Belgische en internationale netwerk, alsook de expansievooruitzichten van het netwerk;
j) in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten dat is afgesloten, het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten dat is beëindigd op initiatief van de persoon die het recht verleent en op initiatief van de persoon die het recht verkrijgt, evenals het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten die niet werden hernieuwd op vervaldag;
k) de lasten en investeringen waartoe de persoon die het recht verkrijgt, zich verbindt bij de aanvang en tijdens de looptijd van de commerciële samenwerkingsovereenkomst, met opgave van de bedragen en hun bestemming alsook hun aflossingstermijn, het ogenblik waarop ze aangegaan zullen worden en hun lot bij beëindiging van de overeenkomst.

§ 2. De Koning kan de vorm bepalen van het afzonderlijk document bedoeld in § 1. Hij kan eveneens de lijst van gegevens opgesomd in paragraaf 1, 1° en 2°, aanvullen of verduidelijken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.29

[ [#S1;S#] In geval van hernieuwing van een commerciële samenwerkingsovereenkomst, gesloten voor een periode van bepaalde duur, in geval van het sluiten van een nieuwe commerciële samenwerkingsovereenkomst tussen dezelfde partijen of in geval van wijziging van een commerciële samenwerkingsovereenkomst die in uitvoering is en sinds minstens 2 jaar gesloten is, verstrekt degene die het recht verleent de andere persoon een ontwerp van overeenkomst en een vereenvoudigd document, minstens een maand vóór de hernieuwing of het sluiten van een nieuwe overeenkomst of de wijziging van de lopende commerciële samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel I.11, 2°.

   Dit vereenvoudigd document omvat minstens de volgende gegevens :
1° De belangrijke contractuele bepalingen, zoals bepaald in artikel X.28, § 1, 1°, die werden gewijzigd ten aanzien van het oorspronkelijk document of, bij ontstentenis van een document, ten aanzien van de datum waarop het oorspronkelijk akkoord werd gesloten;
2° De gegevens voor de correcte beoordeling van de commerciële samenwerkingsovereenkomst, zoals bepaald in artikel X.28, § 1, 2°, die werden gewijzigd ten aanzien van het oorspronkelijk document of, bij ontstentenis van een document, ten aanzien van de datum waarop de oorspronkelijke overeenkomst werd gesloten.

   In afwijking van het eerste lid, geldt dat, indien op schriftelijk verzoek van de partij die het recht verkrijgt, een commerciële samenwerkingsovereenkomst die sinds minstens twee jaar is gesloten, wordt gewijzigd tijdens de uitvoering ervan, de partij die het recht verleent geen ontwerp van overeenkomst en geen vereenvoudigd document moet verstrekken.

   Artikel X.27, derde lid, is niet van toepassing op de verplichtingen betreffende overeenkomsten die in uitvoering zijn op het moment waarop over de hernieuwing, de nieuwe overeenkomst of de wijziging van de overeenkomst wordt onderhandeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.30

[ [#S1;S#] In geval van niet naleving van een van de bepalingen van artikel X.27 en van artikel X.29, eerste lid, kan de persoon die het recht verkrijgt, de nietigheid van de commerciële samenwerkingsovereenkomst inroepen binnen twee jaar na het sluiten van de overeenkomst.

   Wanneer het afzonderlijk document de gegevens bedoeld in artikel X.28, § 1, 1°, en in artikel X.29, tweede lid, niet bevat, kan de persoon die het recht verkrijgt, de nietigheid van de desbetreffende bepalingen van de commerciële samenwerkingsovereenkomst inroepen.

   Wanneer één van de in artikel X.28, § 1, 2°, en X.29, tweede lid, 2°, bedoelde gegevens van het afzonderlijk document ontbreekt, onvolledig of onjuist is of wanneer één van de gegevens van het afzonderlijk document, bedoeld in artikel X.28, § 1, 1°, en X.29, tweede lid, 1°, onvolledig of onjuist is, kan de persoon die het recht verkrijgt het gemeen recht inzake wilsgebreken of quasi-delictuele aansprakelijkheid inroepen, en zulks onverminderd de toepassing van de bepalingen van het vorige lid.

   De persoon die het recht verkrijgt, kan pas geldig afstand doen van het recht om de nietigheid van de overeenkomst of van één van de bepalingen ervan te vorderen, na het verstrijken van een termijn van een maand na het sluiten van deze overeenkomst. Deze afstand moet uitdrukkelijk de oorzaken vermelden waarom afstand wordt gedaan van de nietigheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.31

[ [#S1;S#] De personen zijn gehouden tot de geheimhouding met betrekking tot de inlichtingen die zij verkrijgen met het oog op het sluiten van een commerciële samen werkingsovereenkomst en mogen deze inlichtingen slechts rechtstreeks of onrechtstreeks gebruiken binnen de te sluiten commerciële samenwerkingsovereenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.32

[ [#S1;S#] De bedingen in de commerciële samenwerkingsovereenkomst en de gegevens in het afzonderlijk document, bedoeld in artikel X.28, worden duidelijk en begrijpelijk opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding of een gegeven, prevaleert de voor de persoon die het recht verkrijgt, gunstigste interpretatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.33

[ [#S1;S#] De precontractuele fase van de commerciële samenwerkingsovereenkomst valt onder de Belgische wet en onder de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken, wanneer de persoon die het recht verkrijgt, de activiteit waarop de overeenkomst slaat, hoofdzakelijk in België uitoefent.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.34

[ [#S1;S#] De Koning richt een Arbitragecommissie op bestaande uit een gelijke vertegenwoordiging van organisaties die de belangen van elk van beide partijen verdedigen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
TITEL 3. - [ [#S1;S#] Eenzijdige beëindiging van voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop] [#S1;S#]
Art. X.35

[ [#S1;S#] Niettegenstaande ieder strijdig beding zijn aan de bepalingen van deze titel onderworpen :
1° de concessies van alleenverkoop;
2° de verkoopconcessies krachtens welke de concessiehouder nagenoeg alle producten waarop de overeenkomst slaat in het concessiegebied verkoopt;
3° de verkoopconcessies waarbij de concessiegever de concessiehouder belangrijke verplichtingen oplegt, die op strikte en bijzondere wijze aan de verkoopconcessie gekoppeld zijn en waarvan de last zo zwaar is dat de concessiehouder groot nadeel zou lijden in geval van beëindiging van de concessie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.36

[ [#S1;S#] Een voor onbepaalde tijd verleende, aan deze titel onderworpen verkoopconcessie kan, behalve bij grove tekortkoming van een van de partijen aan haar verplichtingen, niet worden beëindigd dan met een redelijke opzeggingstermijn of een billijke vergoeding die door partijen worden bepaald bij de opzegging van het contract.

   Zijn partijen het niet eens, dan doet de rechter uitspraak naar billijkheid, eventueel met inachtneming van de gebruiken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.37

[ [#S1;S#] Ingeval de verkoopconcessie als bedoeld in [ [#S2;S#] artikel X.36] [#S2;S#] door de concessiegever wordt beëindigd op andere gronden dan een grove tekortkoming van de concessiehouder, of ingeval deze laatste het contract beëindigt wegens grove tekortkoming van de concessiegever, kan de concessiehouder aanspraak maken op een billijke bijkomende vergoeding.

   Deze vergoeding wordt, al naar het geval, geraamd in functie van de volgende elementen :
1° De bekende meerwaarde inzake cliënteel die door de concessiehouder is aangebracht en die aan de concessiegever verblijft na de beëindiging van het contract;
2° De kosten die de concessiehouder gedaan heeft met het oog op de exploitatie van de verkoopconcessie en die aan de concessiegever voordelen mochten opleveren na het eindigen van het contract;
3° Het rouwgeld dat de concessiehouder verschuldigd is aan het personeel dat hij verplicht is te ontslaan ten gevolge van de beëindiging van de verkoopconcessie. Zijn partijen het niet eens, dan doet de rechter uitspraak naar billijkheid, eventueel met inachtneming van de gebruiken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 14, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. X.38

[ [#S1;S#] Wanneer een aan deze wet onderworpen verkoopconcessie voor bepaalde tijd wordt verleend, worden de partijen geacht te hebben ingestemd met een vernieuwing van het contract, hetzij voor onbepaalde tijd, hetzij voor de in een eventueel beding van stilzwijgende verlenging vastgestelde tijd, tenzij zij bij een aangetekende brief ten minste drie maanden en ten hoogste zes maanden vóór de overeengekomen termijn opzegging hebben gegeven.

   Wanneer een voor bepaalde tijd verleende verkoopconcessie tweemaal werd vernieuwd, ongeacht of de bedingen van het oorspronkelijk contract al dan niet werden gewijzigd tussen dezelfde partijen, of wanneer zij tweemaal stilzwijgend werd verlengd ten gevolge van een beding van het contract, wordt elke latere verlenging geacht te zijn toegestaan voor onbepaalde tijd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.39

[ [#S1;S#] De benadeelde concessiehouder kan, bij de beëindiging van een verkoopconcessie met uitwerking voor het gehele Belgische grondgebied of een deel ervan, in elk geval de concessiegever in België dagvaarden, hetzij voor de rechter van zijn eigen woonplaats, hetzij voor de rechter van de woonplaats of de zetel van de concessiegever. Ingeval het geschil voor een Belgische rechtbank wordt gebracht, zal deze uitsluitend de Belgische wet toepassen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. X.40

[ [#S1;S#] De in de voorafgaande artikelen bepaalde regelen zijn van toepassing op de door een concessiehouder aan een of verscheidene onderconcessiehouders verleende verkoop-concessies.

   Wanneer het contract van een onderconcessiehouder voor onbepaalde tijd is verleend en het ten gevolge van de verbreking van het contract van de concessiehouder, buiten de wil of de schuld van deze laatste, wordt verbroken, kan de concessiehouder de in de artikelen X.36 en X.37 bepaalde rechten evenwel slechts laten gelden tegenover degene, die de oorspronkelijke verbreking heeft bewerkt.

   Wanneer het contract van een onderconcessiehouder voor bepaalde tijd is verleend en het normaal moet eindigen op dezelfde datum als het hoofdcontract, beschikt de concessiehouder die van de concessiegever een opzegging ontvangt, alleszins over een termijn van veertien volle dagen vanaf de ontvangst van deze opzegging om de onderconcessiehouder kennis te geven van een opzegging. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-02/21, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Titel 4. [ [#S1;S#] - Vervoersovereenkomst] [#S1;S#]
Art. X.41

[ [#S1;S#] De vervoerovereenkomst wordt bewezen door alle middelen rechtens, inzonderheid door de vrachtbrief.

   Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 29, § 1, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg en artikelen 5 en 6 het verdrag van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg opgemaakt te Genève en goedgekeurd bij van de wet van 4 september 1962 bevat de vrachtbrief ten minste volgende gegevens :
1° de plaats en de dag van de verzending;
2° de naam en de woonplaats van de afzender;
3° de naam en de woonplaats van de geadresseerde;
4° de naam en de woonplaats van de vervoerder of van de commissionair door wiens bemiddeling het vervoer geschiedt;
5° de aard, het gewicht of de maat van de te vervoeren goederen, het getal en de bijzondere merken van de colli's;
6° de tijd waarbinnen het vervoer moet geschieden en de prijs van het vervoer of de reglementaire voorwaarden waarnaar partijen verwijzen.

   De vrachtbrief wordt getekend door de afzender of door de commissionair.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 174, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.42

[ [#S1;S#] De commissionair of de vervoerder is gehouden de aard, de hoeveelheid en desgevorderd de waarde van de te vervoeren goederen in zijn dagboek aan te tekenen overeenkomstig de verklaringen van de afzender.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 175, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.43

[ [#S1;S#] Hij staat in voor de aankomst van de goederen en van de personen binnen de overeengekomen tijd, behoudens toeval of overmacht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 176, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.44

[ [#S1;S#] Hij is aansprakelijk voor de beschadiging of het verlies van de zaken alsmede voor de ongevallen waardoor de reizigers worden getroffen, indien hij niet bewijst dat de beschadiging, het verlies of het ongeval het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegeschreven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 177, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.45

[ [#S1;S#] Hij staat borg voor de daden van de commissionair of van de tussenvervoerder aan wie hij de te vervoeren goederen toezendt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 178, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.46

[ [#S1;S#] Zolang de goederen niet ter bestemming zijn afgeleverd en voor zover in de vrachtbrief niet anders is bedongen, is de vervoerder gehouden de aanwijzingen van de afzender te volgen en is alleen deze gerechtigd om over de goederen te beschikken.

   Het recht van de afzender houdt op te bestaan zodra de goederen aan de besteldienst zijn afgegeven of zodra aan de geadresseerde een bericht van aankomst is gezonden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 179, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.47

[ [#S1;S#] De inontvangstneming van de vervoerde goederen doet elke vordering tegen de vervoerder en de commissionair vervallen behalve wanneer een bijzonder voorbehoud is gemaakt of in geval van niet uiterlijk zichtbare beschadiging.

   Het bijzonder voorbehoud of het bezwaar moet op schrift worden gesteld en aan de vervoerder gezonden uiterlijk de tweede dag na de inontvangstneming in geval van uiterlijk zichtbare beschadiging en van verlies, en binnen een termijn van zeven dagen, de dag van inontvangstneming niet inbegrepen, in geval van vertraging.

   Wanneer de vervoerder bij de aflevering heeft gewezen op beschadiging of gedeeltelijk verlies, dient de geadresseerde dadelijk bezichtiging van de vervoerde goederen toe te staan.

   In geval van niet uiterlijk zichtbare beschadiging of van manco binnen de vervoerde goederen, kan het bezwaar van de geadresseerde alsnog worden aangenomen, indien het schriftelijk aan de vervoerder is gericht binnen een termijn van zeven dagen, de dag van inontvangstneming niet inbegrepen, en indien vaststaat dat de beschadiging of het manco er reeds van voor de aflevering was.

   De uitzondering bepaald voor het geval van niet uiterlijk zichtbare beschadiging of manco binnen in de vervoerde goederen, geldt niet wanneer het voorstel om de koopwaar te bezichtigen aan de geadresseerde of aan zijn gemachtigde gedaan is op het ogenblik van de aflevering.

   De vordering blijft slechts bestaan betreffende de punten waarover een bijzonder voorbehoud of bezwaar is gemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 180, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.48

[ [#S1;S#] Wanneer de vervoerde goederen worden geweigerd of aangaande de inontvangstneming daarvan geschil is ontstaan, wordt de staat van de goederen, indien een belanghebbende het vordert, onderzocht door een of drie deskundigen, die worden benoemd bij een beschikking van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, onderaan op een verzoekschrift gesteld.

   De geadresseerde van de vervoerde goederen wordt opgeroepen bij een aangetekende zending, waarin dag en uur van het deskundigenonderzoek worden aangegeven.

   De beschikking kan bevelen dat de goederen in bewaring zullen worden gegeven of onder sekwester gesteld, alsook dat zij naar een openbare of particuliere opslagplaats zullen worden gebracht.

   De beschikking kan de verkoop gelasten ten bate van de vervoerder of de commissionair ten belope van hetgeen hem naar aanleiding van het vervoer verschuldigd is. Deze verkoop geschiedt openbaar in de door de voorzitter aangewezen plaats, en ten minste drie vrije dagen nadat daarvan bericht is gegeven aan de geadresseerde en de afzender.

   Deze termijn wordt verdubbeld wanneer een van de belanghebbenden in het buitenland verblijft.

   In spoedeisende gevallen kan de voorzitter die termijnen verkorten.

   De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Zij is uitvoerbaar op de minuut en voor de registratie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 181, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.49

[ [#S1;S#] Alle rechtsvorderingen, ontstaan uit de overeenkomst van goederenvervoer, met uitzondering van het ziekenvervoer en van die welke volgen uit een strafbaar feit, verjaren door verloop van zes maanden ten aanzien van binnenlands vervoer en door verloop van een jaar ten aanzien van internationaal vervoer.

   De verjaring loopt, in geval van totaal verlies of van vertraging, van de dag waarop het vervoer had moeten plaatshebben, en in geval van gedeeltelijk verlies of van beschadiging, van de dag der afgifte van de goederen. In geval van onregelmatige toepassing van het tarief of van fouten in de berekening van de vervoerkosten en bijkomende kosten, loopt de verjaring van de dag der betaling.

   De rechtsvorderingen ontstaan uit de overeenkomst van personenvervoer, met uitzondering van die welke volgen uit een strafbaar feit, verjaren door verloop van één jaar.

   De verjaring loopt van de dag waarop het feit dat tot de rechtsvordering aanleiding geeft, zich heeft voorgedaan.

   Regresvorderingen moeten, op straffe van verval, worden ingesteld binnen de termijn van een maand, te rekenen van de dagvaarding die tot het regres aanleiding geeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 182, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.50

[ [#S1;S#] De voorafgaande bepalingen van deze titel zijn, behoudens afwijking, van toepassing op de spoorwegondernemingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 183, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.51

[ [#S1;S#] De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen moet in binnenlandse dienst alle vervoer van personen verrichten dat kan geschieden met de normale vervoermiddelen waarmede aan de regelmatige behoeften van het verkeer kan worden voldaan, onder de voorwaarden bepaald in het beheerscontract.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 184, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.52

[ [#S1;S#] De tarieven, die van toepassing zijn op het personenvervoer in binnenlandse dienst, worden door berichten in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 185, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.53

[ [#S1;S#] Een reglement bepaalt onder welke voorwaarden de reizigers tot het vervoer worden toegelaten. Het bepaalt welke reizigers niet in de treinen mogen worden toegelaten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 186, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.54

[ [#S1;S#] Het is aan de spoorwegvervoerder verboden in zijn tarieven of reglementen bepalingen op te nemen, waardoor zijn gemeenrechtelijke aansprakelijkheid gewijzigd wordt voor de ongevallen waardoor de reizigers worden getroffen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 187, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.55

[ [#S1;S#] Een reglement bepaalt onder welke voorwaarden de reiziger het recht heeft zijn bagage te laten vervoeren met de trein waarin hij toegelaten is, en welke bagage hij bij zich mag houden.

   Ten aanzien van de laatstgenoemde bagage draagt de spoorwegvervoerder generlei aansprakelijkheid, behalve wanneer vaststaat dat hij schuld heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 188, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.56

[ [#S1;S#] Tegen overhandiging van de bagage bij de verzending wordt een genummerd en gedagtekend bewijs afgegeven, waarop worden vermeld de plaats van vertrek en van aankomst, het aantal colli's en hun totale gewicht van de colli's, de ontvangen prijs en, in voorkomend geval, de aangifte van het belang bij de aflevering. Het bewijs kan elektronisch worden gegeven in de vorm en volgens de nadere regels bepaald door de Koning.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 189, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.57

[ [#S1;S#] De bagage wordt bij de aankomst van de trein afgegeven tegen overhandiging van het bewijs.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 190, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.58

[ [#S1;S#] De spoorwegvervoerder is gehouden in elk station waar hij een verkooppunt exploiteert een lokaal met afhaalpunt te hebben waarin de bagage en goederen die na de aankomst van de trein niet worden afgehaald, en de bagage en goederen die reizigers verlangen in bewaring te geven, veilig wordt geborgen gedurende de door de reglementen bepaalde maximale termijnen.

   Elke spoorwegvervoerder die geen verkooppunten exploiteert, voorziet in een lokaal met afhaalpunt ten minste één Belgisch station.

   De aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder is beperkt tot de verplichtingen van de bewaarnemer.

   De bewaargever ontvangt een bewijs waarop de aard, hun aantal en indien hij het wenst, het totale gewicht van zijn colli's worden vermeld. Het bewijs kan elektronisch worden gegeven in de vorm en volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.

   De spoorwegvervoerder levert redelijke inspanningen om de rechtmatige eigenaar van die voorwerpen te identificeren en te informeren voor het verstrijken van de bij de reglementen bepaalde termijn.

   Als de bewaargever of degene die bagage en goederen heeft laten vervoeren, verzuimt die voorwerpen binnen de door de reglementen bepaalde maximale termijn terug te vorderen en de spoorwegvervoerder heeft deze personen niet kunnen identificeren en informeren, past de spoorwegvervoerder de procedure toe waarin de wet van 6 april 2010 betreffende de verplichte bewaring door een spoorwegvervoerder van verloren, achtergelaten of niet afgehaalde bagage en goederen voorziet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 191, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.59

[ [#S1;S#] Wanneer de spoorwegvervoerder ernstige redenen heeft om te vermoeden dat een gedane verklaring onjuist is of dat er zich schadelijke of gevaarlijke stoffen, waarvan geen aangifte is gedaan of waarvan het vervoer verboden is, in de colli's of de bagage bevinden, kan hij deze doen openen, ook als ze in bewaring gegeven zijn of als de reizigers ze overeenkomstig de reglementen bij zich houden. De opening geschiedt hetzij in tegenwoordigheid van de afzender of de reiziger, hetzij, in geval van afwezigheid of van weigering, ten overstaan van een officier van gerechtelijke politie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 192, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.60

[ [#S1;S#] Voor het binnenlands vervoer van goederen is de aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder onderworpen aan de bepalingen van titel IV van de uniforme regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (C.I.M.) van appendix B aan het "Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer", goedgekeurd bij de wet van 25 april 1983.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 193, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. X.61

[ [#S1;S#] De Koning kan ten aanzien van de exploitatie van vervoermiddelen voor personen of goederen de maatregelen voorschrijven die Hij noodzakelijk acht voor de handhaving van de orde en de veiligheid van de reizigers.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 194, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Boek XI. - [ [#S1;S#] Intellectuele eigendom] [#S1;S#] [ [#S2;S#] en bedrijfsgeheimen] [#S2;S#]
Titel 1. - [ [#S1;S#] Uitvindingsoctrooien] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemeenheden] [#S1;S#]
Art. XI.1

[ [#S1;S#] Deze titel doet geen afbreuk aan de in België uitvoerbare bepalingen van een verdrag.

   Dit impliceert onder andere de eerbiediging van de volgende internationale teksten : het Verdrag inzake biologische diversiteit opgemaakt te Rio op 5 juni 1992, de Overeenkomst inzake handelsaspecten van de intellectuele eigendom opgemaakt te Marrakech op 15 april 1994, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 4 november 1950, en de Overeenkomst betreffende het eengemaakt octrooigerecht van 19 februari 2013.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.2

[ [#S1;S#] Deze titel, zoals titel 3, voorzien in de omzetting van richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Het uitvindingsoctrooi] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. XI.3

[ [#S1;S#] Onder de voorwaarden en binnen de grenzen van deze titel wordt onder de naam "uitvindingsoctrooi", hierna "octrooi" genoemd, een uitsluitend en tijdelijk recht toegekend om aan derden de exploitatie te verbieden van iedere uitvinding, op alle gebieden van de technologie, die nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid.

   Uitvindingen die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel toepasbaar zijn, kunnen ook octrooieerbaar zijn wanneer zij betrekking hebben op een voortbrengsel dat uit biologisch materiaal bestaat of dit bevat, of op een werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt.

   Biologisch materiaal dat met behulp van een technische werkwijze uit zijn natuurlijke milieu wordt geïsoleerd of wordt verkregen, kan ook dan het voorwerp van een uitvinding zijn, wanneer het in de natuur reeds voorhanden is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.4

[ [#S1;S#] § 1. In de zin van artikel XI.3 worden in het bijzonder niet als uitvindingen beschouwd :
1) ontdekkingen alsmede natuurwetenschappelijke theorieën en wiskundige methoden;
2) esthetische vormgevingen;
3) stelsels, regels en methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid, voor het spelen of voor de bedrijfsvoering, alsmede computerprogramma's;
4) presentatie van gegevens.

§ 2. De bepalingen van paragraaf 1 sluiten de octrooieerbaarheid van de aldaar genoemde onderwerpen of werkzaamheden alleen dan uit voor zover de octrooiaanvraag of het octrooi betrekking heeft op een van die onderwerpen of werkzaamheden als zodanig.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.5

[ [#S1;S#] § 1. Niet octrooieerbaar zijn :
1° planten - en dierenrassen;
2° werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren;
[ [#S2;S#] 3° planten of dieren uitsluitend verkregen door middel van de werkwijzen bedoeld in de bepaling onder 2°, inclusief de onderdelen van deze planten of dieren die propagatiemateriaal vormen.] [#S2;S#]

§ 2. [ [#S2;S#] Onverminderd paragraaf 1, is een uitvinding die betrekking heeft op planten en dieren,] [#S2;S#] octrooieerbaar als de uitvoerbaarheid van die uitvinding zich technisch gezien niet beperkt tot een bepaald planten- of dierenras.

§ 3. Paragraaf 1, 2°, laat de octrooieerbaarheid van de uitvindingen onverlet die betrekking hebben op een microbiologische of andere technische werkwijze of op een met behulp van deze werkwijze verkregen voortbrengsel.

§ 4. Niet octrooieerbaar zijn de uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie strijdig zou zijn met de openbare orde of met de goede zeden, met inbegrip van bescherming van het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten of ter vermijding van ernstige schade voor het milieu, met dien verstande dat niet als strijdig in deze zin zal worden beschouwd het enkele feit dat de toepassing van de uitvinding door een wettelijke of reglementaire bepaling is verboden.

§ 5. Uit hoofde van paragraaf 4, worden met name niet-octrooieerbaar geacht :
1° de werkwijzen voor het klonen van mensen, dit wil zeggen elke werkwijze, met inbegrip van de technieken voor de splitsing van embryo's die ten doel heeft een mens voort te brengen die in de celkernen dezelfde genetische informatie bezit als een ander levend dan wel overleden menselijk wezen;
2° de werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de mens;
3° het gebruik van menselijke embryo's voor industriële of commerciële doeleinden;
4° de werkwijzen tot wijziging van de genetische identiteit van dieren die geëigend zijn deze te doen lijden zonder aanzienlijk medisch nut voor mens of dier op te leveren, alsmede de dieren die uit dergelijke werkwijzen zijn verkregen.

§ 6. Het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling, alsmede de loutere ontdekking van een van de delen ervan, met inbegrip van een sequentie of partiële sequentie van een gen, zijn niet octrooieerbaar.

   Een deel van het menselijk lichaam dat werd geïsoleerd of dat anderszins door een technische werkwijze werd verkregen, met inbegrip van een sequentie of een partiële sequentie van een gen, is vatbaar voor octrooiering, zelfs indien de structuur van dat deel identiek is aan die van een natuurlijk deel.

   De industriële toepassing van een sequentie of een partiële sequentie van een gen die als basis dient voor een uitvinding moet concreet worden vermeld in de octrooiaanvraag.

§ 7. De uitvindingsoctrooien worden niet verleend voor methoden voor de behandeling van het menselijke of dierlijke lichaam door chirurgische of geneeskundige behandeling, en voor diagnosemethoden die worden toegepast op het menselijke of het dierlijke lichaam. Deze bepaling is niet van toepassing op voortbrengselen, met name stoffen of mengsels, voor de toepassing van één van deze methoden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 15, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.6

[ [#S1;S#] § 1. Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek.

§ 2. De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen vóór de datum van indiening van de octrooiaanvraag openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze.

§ 3. Als behorend tot de stand van de techniek wordt tevens in aanmerking genomen, de inhoud van :
1° Belgische octrooiaanvragen;
2° Europese octrooiaanvragen;
3° of internationale octrooiaanvragen, waarbij het Europees Octrooibureau het aangewezen bureau is en waarvoor de aanvrager de voorwaarden voorzien in artikel 153(3) of (4) van het Europees Octrooiverdrag, naargelang het geval, en Regel 159(1) van het Uitvoeringsreglement van het Europees Octrooiverdrag, heeft vervuld binnen de voorgeschreven termijn,

   zoals die zijn ingediend, waarvan de datum van indiening gelegen is vóór de in paragraaf 2 genoemde datum en die eerst op of na die datum zijn gepubliceerd.

§ 4. De bepalingen van paragrafen 2 en 3 sluiten de octrooieerbaarheid niet uit van de tot de stand van de techniek behorende stoffen of mengsels, voor zover zij bestemd zijn voor de toepassing van een van de in artikel XI.5, § 7, bedoelde methoden, mits de toepassing daarvan voor een dergelijke methode niet tot de stand van de techniek behoort.

§ 5. De bepalingen van paragrafen 2 en 3 sluiten voorts de octrooieerbaarheid niet uit van stoffen of mengsels als bedoeld in paragraaf 4 voor een specifieke toepassing in een methode bedoeld in artikel XI.5, § 7, mits die toepassing niet tot de stand van de techniek behoort.

§ 6. Een openbaarmaking van de uitvinding blijft buiten beschouwing voor het vaststellen van de stand van de techniek, indien deze niet eerder is geschied dan zes maanden voor de indiening van de octrooiaanvraag en indien deze direct of indirect het gevolg is van :
a) een kennelijk misbruik ten opzichte van de aanvrager of diens rechtsvoorganger, of
b) het feit dat de aanvrager of diens rechtsvoorganger de uitvinding heeft tentoongesteld op van overheidswege gehouden of erkende tentoonstellingen in de zin van het Verdrag nopens internationale tentoonstellingen, ondertekend te Parijs op 22 november 1928, en op voorwaarde dat de aanvrager bij de indiening van zijn aanvraag verklaart dat de uitvinding inderdaad is tentoongesteld en een bewijsstuk daarvoor overlegt binnen de termijn en overeenkomstig de voorwaarden gesteld door de Koning.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.7

[ [#S1;S#] Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. De documenten als bedoeld in artikel XI.6, § 3, worden bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.8

[ [#S1;S#] Een uitvinding wordt voor toepassing op het gebied van de nijverheid vatbaar geacht, indien het onderwerp daarvan kan worden vervaardigd of toegepast op enig gebied van de nijverheid, de landbouw daaronder begrepen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Het recht om een uitvindingsoctrooi te bekomen] [#S1;S#]
Art. XI.9

[ [#S1;S#] Het recht op een octrooi komt toe aan de uitvinder of aan zijn rechtverkrijgende.

   Indien verscheidene personen de uitvinding onafhankelijk van elkaar hebben gedaan, heeft degene wiens octrooiaanvraag de oudste datum van indiening heeft recht op het octrooi.

   Bij de procedure voor de Dienst wordt de aanvrager geacht gerechtigd te zijn het recht op een octrooi te doen gelden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.10

[ [#S1;S#] § 1. Indien een octrooi is aangevraagd, hetzij voor een uitvinding die aan de uitvinder of zijn rechtverkrijgende afhandig is gemaakt, hetzij met terzijde stelling van een wettelijke of contractuele verplichting, kan de benadeelde persoon eisen dat het octrooi aan hem wordt overgedragen, onverminderd alle andere rechten of rechtsvorderingen.

§ 2. Indien de benadeelde persoon slechts recht heeft op een deel van de octrooiaanvraag of van het verleende octrooi, kan hij overeenkomstig paragraaf 1 eisen dat de aanvraag of het octrooi aan hem als mederechthebbende wordt overgedragen.

§ 3. De in paragrafen 1 en 2 bedoelde rechten moeten ten laatste twee jaar na de verlening van het octrooi in rechte worden uitgeoefend. Deze bepaling is niet van toepassing indien de octrooihouder ten tijde van de verlening of de verkrijging van het octrooi wist dat hij geen recht op het octrooi had.

§ 4. Het instellen van een rechtsvordering wordt ingeschreven in het register. Ook wordt ingeschreven de in kracht van gewijsde gegane beslissing op deze vordering of een andere beëindiging van de procedure. Deze inschrijvingen vinden plaats door bemiddeling van de griffier van de aangezochte rechterlijke instantie, op verzoek van de aanvrager of van elke belanghebbende.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.11

[ [#S1;S#] § 1. Bij een volledige verandering in het houderschap van een octrooiaanvraag of een octrooi ingevolge een rechtsvordering op grond van artikel XI.10, § 4, vervallen licenties en andere rechten door inschrijving van de rechthebbende in het register.

§ 2. Indien vóór de inschrijving van het instellen van deze rechtsvordering,
a) de houder van de octrooiaanvraag of van het octrooi de uitvinding in België heeft toegepast of hiertoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen, of indien
b) een licentiehouder een licentie heeft verkregen en de uitvinding op het Belgisch grondgebied heeft toegepast of hiertoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen,

   kunnen zij de toepassing voortzetten mits zij de nieuwe in het register ingeschreven houder van de octrooiaanvraag of van het octrooi om een niet uitsluitende licentie verzoeken. Dit verzoek dient binnen de door de Koning voorgeschreven termijn te worden gedaan. De licentie moet voor een redelijke periode en tegen redelijke voorwaarden worden verleend.

§ 3. Het bepaalde in de vorige paragraaf is niet van toepassing indien de houder van de octrooiaanvraag of van het octrooi of de licentiehouder te kwader trouw was toen hij met de toepassing van de uitvinding of de voorbereiding hiertoe begon.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.12

[ [#S1;S#] Het bepaalde in artikel XI.10 en XI.11 is van toepassing wanneer het geschil inzake het houderschap van een octrooiaanvraag of van een octrooi voor een scheidsgerecht wordt gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.13

[ [#S1;S#] Behoudens zijn uitdrukkelijk verzoek om het tegendeel, wordt de uitvinder in het octrooi vermeld.

   De Koning stelt de modaliteiten en termijnen vast voor de verzending aan de Dienst van het verzoek bedoeld in het vorige lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De aflevering van het uitvindingsoctrooi] [#S1;S#]
Art. XI.14

[ [#S1;S#] Degene die een uitvindingsoctrooi wenst te bekomen moet een aanvraag indienen. Deze aanvraag moet voldoen aan de voorwaarden en vormen vastgelegd in de huidige titel en door de Koning.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.15

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3 van deze titel, wordt de indiening van de octrooiaanvraag, hetzij in persoon, hetzij per post of op enige andere door de Koning bepaalde wijze, bij de Dienst gedaan.

   Een ontvangstbewijs, kosteloos opgesteld door een daartoe door de minister aangewezen ambtenaar van de Dienst, stelt elke indiening vast met vermelding van de dag van de ontvangst der stukken. Het ontvangstbewijs wordt aan de aanvrager of zijn vertegenwoordiger betekend op de door de Koning bepaalde wijze.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.16

[ [#S1;S#] § 1. De octrooiaanvraag moet bevatten :
1° een tot de minister gericht verzoek tot verlening van een octrooi;
2° een beschrijving van de uitvinding;
3° één of meer conclusies;
4° de tekeningen waarnaar de beschrijving of de conclusies verwijzen;
5° een uittreksel;
6° een vermelding van de geografische oorsprong van het biologisch materiaal van plantaardige of dierlijke oorsprong op basis waarvan de uitvinding ontwikkeld werd, indien deze bekend is. De Koning kan de toepasselijke voorwaarden en uitvoeringsmaatregelen vastleggen;
7° de aanduiding van de uitvinder of het verzoek bedoeld in artikel XI.13, eerste lid.

§ 2. Elke octrooiaanvraag geeft aanleiding tot betaling van de indieningstaks; het bewijs van betaling van deze taks dient uiterlijk één maand na de indiening van de aanvraag aan de Dienst toe te komen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.17

[ [#S1;S#] § 1. Voor zover aan de bepalingen van artikel XI.15 is voldaan en onverminderd het bepaalde in de paragrafen 4 tot en met 9, is de datum van de indiening van de octrooiaanvraag de datum waarop de Dienst alle volgende onderdelen van de aanvrager heeft ontvangen :
1° een expliciete of impliciete aanduiding dat de onderdelen als een octrooiaanvraag zijn bedoeld;
2° gegevens waarmee de identiteit van de aanvrager kan worden vastgesteld en die de Dienst in staat stellen in contact te treden met de aanvrager;
3° een deel dat op het eerste gezicht een beschrijving lijkt te zijn.

§ 2. Ten behoeve van de toekenning van een datum van indiening wordt een tekening aanvaard als onderdeel bedoeld in paragraaf 1, 3°.

§ 3. Indien de in paragraaf 1, 1° en 2°, bedoelde elementen niet worden ingediend in de taal als bedoeld in de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, is paragraaf 5 van toepassing.

   In afwijking op de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, kan het deel bedoeld in paragraaf 1, 3°, ten behoeve van de toekenning van de datum van indiening, in elke taal worden ingediend.

§ 4. Indien de aanvraag niet voldoet aan één of meer van de in paragraaf 1 gehanteerde vereisten, stelt de Dienst de aanvrager zo spoedig mogelijk daarvan in kennis en stelt hem daarbij in de gelegenheid te voldoen aan die vereisten en commentaar te leveren binnen een door de Koning voorgeschreven termijn.

§ 5. Indien aan een of meer van de in paragraaf 1 gehanteerde vereisten niet wordt voldaan in de aanvraag zoals deze aanvankelijk werd ingediend, is de datum van indiening, onverminderd de bepalingen van het tweede lid en paragraaf 7, de datum waarop alsnog aan alle in paragraaf 1 gehanteerde vereisten wordt voldaan.

   Indien aan één of meer van de vereisten bedoeld in het eerste lid niet binnen de door de Koning voorgeschreven termijn wordt voldaan, wordt de aanvraag geacht niet te zijn ingediend. Indien de aanvraag geacht wordt niet te zijn ingediend, geeft de Dienst de aanvrager, met opgaaf van de redenen, daarvan kennis.

§ 6. Indien, bij het vaststellen van de datum van indiening, de Dienst ontdekt dat een deel van de beschrijving blijkt te ontbreken in de aanvraag of dat de aanvraag verwijst naar een tekening die blijkt te ontbreken in de aanvraag, geeft de Dienst de aanvrager daarvan onverwijld kennis.

§ 7. Wanneer een ontbrekend deel van de beschrijving of een ontbrekende tekening wordt ingediend bij de Dienst binnen de door de Koning voorgeschreven termijn, wordt dat deel van de beschrijving of die tekening gevoegd bij de aanvraag, en is de datum van indiening, onverminderd de bepalingen van het tweede en derde lid, de datum waarop de Dienst dat deel van de beschrijving of die tekening heeft ontvangen, of de datum waarop aan alle in paragrafen 1 en 2 vermelde vereisten zijn voldaan, naar gelang van wat het laatst is.

   Wanneer het ontbrekende deel van de beschrijving of de ontbrekende tekening wordt ingediend bij de Dienst overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid om een onvolledige aanvraag te regulariseren die op de datum waarop minstens één van de elementen bedoeld in paragraaf 1 voor het eerst werden ontvangen door de Dienst, een beroep doet op een recht van voorrang op grond van een eerdere aanvraag, is de datum van indiening, op een binnen de door de Koning voorgeschreven termijn ingediend verzoek van de aanvrager en, onverminderd de door de Koning voorgeschreven vereisten, en onder voorbehoud dat de ontbrekende onderdelen die later worden toegevoegd, voorkomen in het voorrangsdocument, de datum waarop aan alle in paragraaf 1 en 2 gestelde vereisten is voldaan.

   Wanneer het ontbrekende deel van de beschrijving of de ontbrekende tekening ingediend volgens de bepalingen van het eerste lid vervolgens wordt ingetrokken binnen een door de Koning vastgestelde termijn, is de datum van indiening de datum waarop aan de door paragrafen 1 en 2 gestelde vereisten is voldaan.

§ 8. Onverminderd de door de Koning vastgestelde vereisten, vervangt een verwijzing naar een eerder ingediende aanvraag, bij de indiening van de aanvraag ten behoeve van de toekenning van de datum van indiening van de aanvraag, de beschrijving en eventuele tekeningen.

   Indien niet wordt voldaan aan de vereisten bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag geacht niet te zijn ingediend. In dit geval, geeft de Dienst de aanvrager daarvan, met opgaaf van de redenen, kennis.

§ 9. Wanneer aan alle in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden wordt voldaan, deelt de Dienst aan de aanvrager de datum van indiening die aan de aanvraag wordt toegekend, mee.

§ 10. Geen enkele bepaling uit dit artikel beperkt het recht van een aanvrager uit hoofde van artikel 4G, 1) of 2), van het Verdrag van Parijs om, als datum van een afgesplitste aanvraag zoals bedoeld in dat artikel, de datum van de oorspronkelijke aanvraag als bedoeld in dat artikel aan te houden en het genot van een eventueel recht van voorrang te behouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.18

[ [#S1;S#] § 1. De uitvinding moet in de octrooiaanvraag zodanig duidelijk en volledig worden beschreven dat zij door een deskundige kan worden toegepast.

   Wanneer een uitvinding ofwel betrekking heeft op biologisch materiaal dat niet openbaar toegankelijk is en in de octrooiaanvraag niet zodanig kan worden omschreven dat de uitvinding door een vakkundige kan worden toegepast, ofwel het gebruik van dergelijk materiaal impliceert, wordt voor de toepassing van het octrooirecht de beschrijving slechts toereikend geacht indien het biologisch materiaal uiterlijk op de dag van de indiening van de octrooiaanvraag bij een erkende depositaris is gedeponeerd en indien voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld door de Koning.

   Wanneer in de octrooiaanvraag sequenties van nucleotiden of aminozuren worden aangeduid, dient de beschrijving een lijst van deze sequenties te bevatten. De Koning kan de vorm bepalen waaronder deze sequenties dienen te worden beschreven.

§ 2. De conclusie(s) beschrijven het onderwerp waarvoor bescherming wordt gevraagd. Zij dienen duidelijk en beknopt te zijn en steun te vinden in de beschrijving.

§ 3. Tekeningen worden toegevoegd indien zij nodig zijn om de uitvinding te begrijpen.

§ 4. Het uittreksel, zo nodig vergezeld van een tekening, is alleen bedoeld als technische informatie; het kan niet in aanmerking komen voor enig ander doel. Het kan worden onderworpen aan de controle van de Dienst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.19

[ [#S1;S#] § 1. De octrooiaanvraag mag slechts op één enkele uitvinding betrekking hebben, of een groep van uitvindingen die zodanig onderling verbonden zijn dat zij op een enkele algemene uitvindingsgedachte berusten.

§ 2. Iedere aanvraag welke niet aan de voorwaarden in paragraaf 1, voldoet, dient binnen de door de Koning voorgeschreven termijn ofwel beperkt te worden tot één enkele uitvinding of tot een enkele algemene uitvindingsgedachte als bedoeld in paragraaf 1, ofwel afgesplitst te worden zodat de oorspronkelijke aanvraag en de afgesplitste aanvraag of aanvragen elk één uitvinding of een enkele algemene uitvindingsgedachte als bedoeld in paragraaf 1, tot voorwerp hebben.

§ 3. Een beperkte of afgesplitste aanvraag kan slechts worden ingediend voor onderwerpen die door de inhoud van de oorspronkelijke aanvraag zoals die is ingediend, worden gedekt. Voor zover aan deze eis is voldaan, wordt de beperkte of afgesplitste aanvraag geacht te zijn ingediend op de datum van indiening van de oorspronkelijke aanvraag en geniet zij desgevallend het recht van voorrang daarvan.

§ 4. De aanvrager kan, op eigen initiatief, zijn aanvraag beperken of een afgesplitste aanvraag indienen binnen de door de Koning voorgeschreven termijn.

   Wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek, zal het verleende octrooi beperkt zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld.

§ 5. Elke niet overeenkomstig de bepalingen van dit artikel beperkte of afgesplitste octrooiaanvraag kan worden afgewezen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.20

[ [#S1;S#] § 1. De octrooiaanvrager die zich wil beroepen op het recht van voorrang van een eerdere indiening voorzien door het Verdrag van Parijs of door de TRIPs-Overeenkomst, moet een verklaring van voorrang alsook een afschrift van de eerdere aanvraag indienen volgens de door de Koning bepaalde voorwaarden, en binnen de door de Koning bepaalde termijnen.

   De octrooiaanvrager kan bij de verklaring van voorrang, in de plaats van een afschrift van de eerdere aanvraag, ook verwijzen naar een door de Koning aangewezen databank.

   Onverminderd de toepassing van de internationale overeenkomsten in deze materie, mag de eerdere indiening met name bestaan uit een eerste regelmatige indiening van een octrooiaanvraag in één van de Staten die partij zijn bij het Verdrag van Parijs of bij de Wereldhandelsorganisatie of van een regionale octrooiaanvraag, of van een internationale octrooiaanvraag.

   Het voorrangsrecht voortvloeiend uit een eerste indiening in een Staat die geen partij is bij het Verdrag van Parijs, mag slechts onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde gevolgen als bepaald in dat Verdrag, worden opgeëist indien deze Staat krachtens een internationaal verdrag, op grond van een eerste indiening van een Belgische octrooiaanvraag, of van een Europese octrooiaanvraag, of van een internationale octrooiaanvraag, een voorrangsrecht erkent onder vergelijkbare voorwaarden en met vergelijkbare rechtsgevolgen als die welke zijn bedoeld in het Verdrag van Parijs.

§ 2. De aanvrager van een Belgisch octrooi heeft eveneens het genot van een voorrang die gelijkwaardig is aan die bedoeld in paragraaf 1 wanneer hij, volgens de voorwaarden en binnen de termijn bepaald door de Koning, een verklaring van voorrang op basis van een eerdere Belgische octrooiaanvraag en een afschrift van de eerdere Belgische octrooiaanvraag, indient.

   De octrooiaanvrager kan bij de verklaring van voorrang, ook verwijzen naar een door de Koning aangewezen databank.

§ 3. Voor een octrooiaanvraag kan op meer dan één recht van voorrang een beroep worden gedaan, zelfs indien de rechten van voorrang uit verschillende Staten afkomstig zijn. Ook kan voor eenzelfde conclusie op meer dan één recht van voorrang een beroep worden gedaan. Indien op meer dan één recht van voorrang een beroep wordt gedaan, worden de termijnen, die beginnen op de voorrangsdatum, berekend vanaf de vroegste voorrangsdatum.

§ 4. Indien voor een octrooiaanvraag op één of meer rechten van voorrang een beroep wordt gedaan, geldt het recht van voorrang alleen voor die elementen van de octrooiaanvraag, die zijn vervat in de aanvraag of aanvragen, waarop het beroep op het recht van voorrang steunt.

§ 5. Indien bepaalde elementen van de uitvinding, waarvoor een beroep op het recht van voorrang is gedaan, niet voorkomen in de conclusies welke staan vermeld in de eerdere aanvraag, kan voorrang worden erkend, indien uit de gezamenlijke stukken van de eerdere aanvraag deze elementen duidelijk blijken.

§ 6. Voor de toepassing van artikel XI.6, §§ 2 en 3 heeft het voorrangsrecht voor gevolg dat de datum van voorrang beschouwd wordt als zijnde de datum van de indiening van de octrooiaanvraag.

§ 7. De Koning kan de opeising van een voorrangsrecht onderwerpen aan een taks welke dient gekweten te worden binnen de termijn en overeenkomstig de door Hem vastgestelde modaliteiten.

   Indien de Koning krachtens het eerste lid de taks vaststelt, brengt het niet betalen van de taks binnen de termijn en volgens de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, van rechtswege het verlies van het voorrangsrecht mede ten aanzien van de beschouwde octrooiaanvraag.

   De Koning houdt bij het al dan niet bepalen van de taks, en desgevallend bij het vaststellen van de hoogte van de taks, minstens rekening met de volgende criteria :
1° de toegankelijkheid tot het Belgische octrooisysteem; en
2° de verhouding tussen de kost voor de Dienst voor het beheer van de in het eerste lid bedoelde taks, en de inkomsten die deze taks genereert.

§ 8. Behoudens in de door de Koning bepaalde gevallen, wordt er een verbetering van een beroep op voorrang of de toevoeging van een dergelijk beroep aan een aanvraag (de "vervolgaanvraag") toegestaan indien :
1° in overeenstemming met de door de Koning voorgeschreven vereisten daartoe een verzoekschrift tot de Dienst is gericht;
2° het verzoekschrift is ingediend binnen de door de Koning voorgeschreven termijn;
3° de datum van indiening van de vervolgaanvraag niet later valt dan de datum van het verstrijken van de termijn van voorrang, gerekend vanaf de datum van indiening van de eerste aanvraag waarvan de voorrang wordt ingeroepen.

   Het verzoekschrift kan niet, geheel of ten dele, worden afgewezen zonder dat de verzoekende partij in de gelegenheid wordt gesteld binnen een door de Koning vastgestelde termijn commentaar te leveren op de voorgenomen weigering.

§ 9. Wanneer een aanvraag (de "vervolgaanvraag") waarin een beroep wordt gedaan, of gedaan zou kunnen worden, op de voorrang van een eerdere aanvraag, een datum van indiening heeft die later valt dan de datum waarop de voorrangstermijn is verstreken, maar binnen de door de Koning voorgeschreven termijn, dan herstelt de Dienst het recht van voorrang indien :
1° in overeenstemming met de door de Koning voorgeschreven vereisten daartoe een verzoekschrift tot de Dienst is gericht;
2° het verzoekschrift is ingediend binnen de door de Koning vastgestelde termijn;
3° in het verzoek de redenen worden vermeld waarom de termijn van voorrang niet in acht is genomen;
4° de Dienst vaststelt dat het verzuim om de vervolgaanvraag binnen de voorrangstermijn in te dienen, is ontstaan ondanks betrachting van de in de omstandigheden vereiste zorgvuldigheid.

   Het verzoekschrift kan niet, geheel of ten dele, worden afgewezen zonder dat de verzoekende partij in de gelegenheid wordt gesteld binnen een door de Koning vastgestelde termijn commentaar te leveren op de voorgenomen weigering.

§ 10. Wanneer een afschrift van een eerdere aanvraag dat ingeroepen wordt als bewijs van voorrang niet binnen een door de Koning bepaalde termijn bij de Dienst is ingediend, herstelt de Dienst het recht van voorrang indien :
1° in overeenstemming met de door de Koning voorgeschreven vereisten daartoe een verzoekschrift tot de Dienst wordt gericht;
2° het verzoekschrift is ingediend binnen de door de Koning voorgeschreven termijn voor het indienen van het afschrift van de eerdere aanvraag;
3° de Dienst vaststelt dat binnen de door de Koning voorgeschreven termijn het verzoek om het te verstrekken afschrift is ingediend bij het bureau waarbij de eerdere aanvraag is ingediend;
4° een afschrift van de eerdere aanvraag binnen de door de Koning voorgeschreven termijn wordt ingediend.

   Het verzoekschrift kan niet, geheel of ten dele, worden afgewezen zonder dat de verzoekende partij in de gelegenheid wordt gesteld binnen een door de Koning vastgestelde termijn commentaar te leveren op de voorgenomen weigering.

§ 11. Het indienen van een verzoekschrift in de zin van paragrafen 8, 9 en 10 geeft aanleiding tot het betalen van de door de Koning vastgestelde taks.

   Het verzoekschrift bedoeld in paragrafen 8, 9 en 10 is van rechtswege zonder gevolg indien de in het eerste lid bedoelde taks niet in de door de Koning bepaalde termijn werd betaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.21

[ [#S1;S#] § 1. Indien de octrooiaanvraag wel beantwoordt aan de in het artikel XI.17 gestelde voorwaarden doch niet aan de andere wettelijke of reglementaire voorwaarden, geeft de Dienst de aanvrager daarvan kennis, en stelt hem daarbij in de gelegenheid zijn aanvraag te regulariseren en commentaar te leveren binnen een door de Koning vastgestelde termijn en mits betaling [ [#S2;S#] van een eenmalige taks voor de gehele regularisatie van de aanvraag] [#S2;S#].

   Bij het verstrijken van die termijn wordt de niet-geregulariseerde aanvraag geacht te zijn ingetrokken.

   Indien binnen de door de Koning vastgestelde termijn niet wordt voldaan aan een vereiste ten aanzien van een beroep op voorrang, dan wordt het beroep op voorrang, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel XI.20, §§ 8 tot en met 11, geacht niet te bestaan.

§ 2. Indien de octrooiaanvraag wel beantwoordt aan de in het artikel XI.17 gestelde voorwaarden doch niet aan de andere wettelijke of reglementaire voorwaarden, dan mag de aanvrager ook zonder daartoe te zijn uitgenodigd door de Dienst overeenkomstig paragraaf 1, overgaan tot het regulariseren van de aanvraag zolang het octrooi niet is verleend [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]. [ [#S2;S#] In dat geval is de eenmalige regularisatietaks niet verschuldigd.] [#S2;S#]

§ 3. Wanneer de ingevolge artikel XI.16, § 2, te betalen taks ten aanzien van de indiening van de aanvraag niet wordt betaald, dan nodigt de Dienst de aanvrager uit tot het betalen van deze taks en van een bijtaks binnen de door de Koning vastgestelde termijn. Bij het verstrijken van die termijn wordt de aanvraag waarvoor de ingevolge artikel XI.16, § 2, te betalen taks onbetaald is gebleven, geacht te zijn ingetrokken.

§ 4. De uit de octrooiaanvraag voortvloeiende rechtsgevolgen worden als nietig en van generlei waarde beschouwd, indien de octrooiaanvraag is ingetrokken of is afgewezen bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bepalingen van het Verdrag van Parijs houdende de verkrijging van het voorrangsrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 16, 077; Inwerkingtreding : 01-10-2019>
Art. XI.22

[ [#S1;S#] De octrooiaanvrager kan op eigen initiatief taalfouten of fouten van overschrijving verbeteren volgens de door de Koning bepaalde voorwaarden en binnen de door de Koning voorgeschreven termijn.

   De Koning kan een taks voor de in het eerste lid bedoelde verbetering vaststellen.

   De Koning houdt bij het al dan niet bepalen van de taks, en desgevallend bij het vaststellen van de hoogte van de taks, minstens rekening met de volgende criteria :
1° de toegankelijkheid tot het Belgische octrooisysteem; en
2° de verhouding tussen de kost voor de Dienst voor het beheer van de in het tweede lid bedoelde taks, en de inkomsten die deze taks genereert; en
3° de responsabilisering van de octrooiaanvrager.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.23

[ [#S1;S#] § 1. De octrooiaanvraag kan worden gewijzigd tijdens de procedure voor de Dienst of voor de rechtbanken in overeenstemming met de wet en de uitvoeringsbesluiten.

§ 2. De octrooiaanvraag wordt gevolgd door het opstellen van een verslag van nieuwheidsonderzoek aangaande de uitvinding.

   Het wordt, bij wijze van voorlichting van de aanvrager, vergezeld van een schriftelijke opinie over de octrooieerbaarheid van de uitvinding aan de hand van de vermelde documenten. Deze opinie is voor derden toegankelijk in het dossier van het verleende octrooi.

§ 3. Het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie worden opgemaakt door een door de Koning aangewezen intergouvernementele instelling.

   Dit verslag en deze schriftelijke opinie worden opgesteld op grond van de conclusies, rekening houdende met de beschrijving en desgevallend met de tekeningen. Ze vermelden de gegevens van de stand der techniek welke kunnen in acht worden genomen bij de beoordeling van de nieuwheid van de uitvinding, en van de uitvinderswerkzaamheid.

§ 4. De aanvrager dient een taks voor opzoeking te kwijten, die de kosten omvat voor de overhandiging van de in paragraaf 2 vermelde schriftelijke opinie, binnen de termijn en op de wijze door de Koning vastgesteld.

   Het verschil tussen de vergoeding die aan de intergouvernementele instelling als bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, moet worden betaald voor het afleveren van de verslagen van nieuwheidsonderzoek en de onderzoekstaks wordt ten laste genomen door de Staat.

   De octrooiaanvraag houdt op uitwerking te hebben indien de onderzoekstaks niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn wordt gekweten.

§ 5. De Dienst verwittigt de aanvrager van het naderende einde van de termijn binnen welke hij zijn opzoekingstaks dient te kwijten en van de gevolgen die zouden voortvloeien uit het niet-betalen van die taks. Een afschrift van deze verwittiging wordt door de Dienst overgemaakt aan de vruchtgebruiker, pandhouder of beslaglegger en aan de licentiehouder die in het register zijn ingeschreven.

   Een afschrift van de verwittiging wordt door de Dienst eveneens overgemaakt aan de persoon wiens vordering tot opeising van de octrooiaanvraag in het register werd ingeschreven.

   In afwijking van het bepaalde in paragraaf 4 van dit artikel, mag de opeiser zijn opzoekingstaks kwijten in de door deze paragraaf aangegeven termijn. Indien de houder van de octrooiaanvraag eveneens deze taks kwijt, betaalt de Dienst aan de opeiser de door hem betaalde taks terug.

   Ingeval van afwijzing of afstand van vordering tot opeising kan de opeiser die de opzoekingstaks heeft betaald de terugbetaling van deze taks niet opeisen bij de Dienst, noch bij de houder van de octrooiaanvraag, wanneer de houder nagelaten heeft de taks te betalen.

   De verwittigingen en de afschriften worden door de Dienst naar het laatstgekende adres van de belanghebbende gezonden. Het niet-verzenden of het niet-ontvangen van deze verwittigingen of afschriften geeft geen vrijstelling van betaling van de opzoekingstaks binnen de voorgeschreven termijn; daarop kan noch in rechte, noch ten opzichte van de Dienst beroep worden gedaan.

§ 6. De Dienst verzendt het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie aan de aanvrager die een nieuwe tekst van de conclusies en van het uittreksel kan indienen. De aanvrager die een nieuwe tekst van de conclusies heeft ingediend, wijzigt de beschrijving om deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe conclusies.

   De aanvrager kan, ter informatie, tevens schriftelijke commentaren indienen betreffende de schriftelijke opinie die hem werd verzonden.

   De octrooiaanvraag kan niet zodanig worden gewijzigd dat haar voorwerp verder reikt dan de inhoud van de octrooiaanvraag zoals zij werd ingediend.

   De Koning stelt de voorwaarden en termijnen vast die dienen in acht genomen te worden voor de wijziging van de conclusies, van de beschrijving en van het uittreksel in het kader van deze paragraaf.

§ 7. De Koning bepaalt de voorwaarden en stelt de termijnen vast binnen welke het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie dienen opgemaakt te worden, de commentaren dienen te worden ingediend en de wijzigingen aan de conclusies, aan de beschrijving en aan het uittreksel dienen te geschieden.

§ 8. Indien de uitvinding, waarvoor een octrooi aangevraagd wordt, onder de toepassing valt van de wet van 10 januari 1955, mag de procedure voorzien in dit artikel slechts aangewend worden vanaf het ogenblik waarop het uitvindingsgeheim opgeheven wordt.

§ 9. Indien een verslag van nieuwheidsonderzoek en de begeleidende schriftelijke opinie, opgemaakt door de intergouvernementele instelling bedoeld in paragraaf 3 die handelen over een uitvinding die identiek is aan deze waarvoor een octrooiaanvraag in België ingediend is, vóór de afloop van de termijn vastgelegd voor de kwijting van de opzoekingstaks bedoeld in paragraaf 4 in de verleningsprocedure van een Belgisch of buitenlands, nationaal of regionaal octrooi, of in de procedure van de internationale octrooiaanvraag aangevraagd werden, mag de Koning beslissen dat dit verslag van nieuwheidsonderzoek en deze schriftelijke opinie, onder de voorwaarden door Hem vastgelegd, zullen kunnen aangewend worden, op verzoek van de aanvrager, bij de verleningsprocedure van het Belgisch octrooi.

§ 10. Op verzoek van de aanvrager, gericht aan de Dienst binnen de termijn bepaald in paragraaf 4, onderwerpt de Dienst de uitvinding, voorwerp der octrooiaanvraag, aan het nieuwheidsonderzoek van het internationale type zoals bedoeld in artikel 15, lid 5, a) van het Samenwerkingsverdrag. Dit onderzoek maakt het nieuwheidsonderzoek uit aangaande de in paragraaf 2 van onderhavig artikel bedoelde uitvinding.

   De Koning kan een taks vaststellen voor de indiening van een in het eerste lid bedoelde verzoek, die dient te worden gekweten binnen de termijn en overeenkomstig de door de Koning vastgestelde modaliteiten.

   Indien de Koning krachtens het tweede lid de taks vaststelt, heeft het niet betalen van de taks binnen de termijn en volgens de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig het tweede lid, tot gevolg dat het verzoekschrift van rechtswege wordt geacht niet te zijn ingediend.

   De Koning houdt bij het al dan niet bepalen van de taks, en desgevallend bij het vaststellen van de hoogte van de taks, minstens rekening met de volgende criteria :
1° de toegankelijkheid tot het Belgische octrooisysteem; en
2° de verhouding tussen de kost voor de Dienst voor het beheer van de in het tweede lid bedoelde taks, en de inkomsten die deze taks genereert.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.24

[ [#S1;S#] § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel XI.47, § 2, wordt de vervulling van de formaliteiten die voorgeschreven zijn voor de verlening van het octrooi bekrachtigd door een ministerieel besluit. Dit besluit maakt het octrooi uit.

§ 2. Het besluit wordt zo vlug mogelijk verleend na het verstrijken van een termijn van achttien maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van de octrooiaanvraag of, indien een recht van voorrang werd ingeroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel XI.20, vanaf de datum van de oudste voorrang aangeduid in de verklaring van voorrang.

   Op verzoek van de aanvrager wordt het besluit verleend vóór het verstrijken van de in het eerste lid bepaalde termijn van zodra de formaliteiten, die voorgeschreven zijn voor de verlening van het octrooi, vervuld zijn.

§ 3. Onverminderd het tweede lid en de bepalingen van de wet van 10 januari 1955, maakt de Dienst de octrooiaanvraag toegankelijk voor het publiek bij het verstrijken van de termijn van achttien maanden bedoeld in paragraaf 2, eerste lid. De Koning legt de modaliteiten vast volgens dewelke de aanvraag voor het publiek toegankelijk wordt gemaakt.

   De aanvrager die niet wenst dat zijn octrooiaanvraag toegankelijk voor het publiek wordt gemaakt, dient bij de Dienst, binnen de [ [#S2;S#] in artikel XI.25, § 2,] [#S2;S#] vastgestelde termijn, een verzoek tot intrekking van zijn aanvraag in. De Koning bepaalt de modaliteiten van dit verzoek.

   [ [#S2;S#] Indien rechten van vruchtgebruik, pand- of licentierechten ingeschreven zijn in het register, kan de aanvraag enkel met instemming van de houders van deze rechten worden ingetrokken. Een octrooiaanvraag die het voorwerp is van een opeising van eigendom of van een beslag kan niet worden ingetrokken. Elke intrekking uitgevoerd in overtreding van dit artikel is van rechtswege nietig.] [#S2;S#]

   Op verzoek gericht aan de Dienst door de aanvrager, of desgevallend door de vruchtgebruiker, wordt de aanvraag voor het publiek toegankelijk gemaakt vóór het verstrijken van de termijn bedoeld in paragraaf 2, eerste lid. De vermelding volgens dewelke de aanvraag voor het publiek toegankelijk is gemaakt, wordt in het register opgenomen.

§ 4. De verlening van de octrooien geschiedt zonder voorafgaand onderzoek van hun octrooieerbaarheid, zonder waarborg voor hun waarde of van de juistheid van de beschrijving der uitvindingen en op eigen risico van de aanvrager.

   De in artikel XI.23, § 2, beoogde schriftelijke opinie bindt de Dienst geenszins en kan niet gelden als onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding.

§ 5. Onverminderd de toepassing van de wetsbepaling van 10 januari 1955, wordt melding gemaakt van de verlening der octrooien in het register.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 17, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.25

[ [#S1;S#] § 1. Zodra het octrooi verleend is wordt, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van de wet van 10 januari 1955, het dossier van het octrooi ten zetel van de Dienst ter inzage gelegd van het publiek. Vanaf dat tijdstip kan hiervan, in de door de Koning vastgestelde voorwaarden en vormen, afschrift worden bekomen.

   Het dossier van het verleende octrooi bevat alle informatie en alle stukken met betrekking tot de verleningsprocedure van het octrooi die nuttig zijn voor de informatie aan het publiek, meer bepaald het ministerieel besluit van octrooiverlening, de beschrijving der uitvinding, de conclusies, de eventuele oorspronkelijke versies van de conclusies, de tekeningen waarnaar de beschrijving verwijst, het verslag van nieuwheidsonderzoek aangaande de uitvinding, de schriftelijke opinie, alsook in voorkomend geval de commentaren, de nieuwe tekst der conclusies, de gewijzigde beschrijving en de stukken welke betrekking hebben op het in het Verdrag van Parijs bedoelde recht van voorrang.

§ 2. De octrooiaanvraag als bedoeld in artikel XI.24, § 3, tweede lid, wordt niet voor het publiek toegankelijk gemaakt wanneer deze aanvraag werd ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken voor het einde van de zeventiende maand te rekenen vanaf de datum van indiening van de octrooiaanvraag of, indien een recht van voorrang wordt ingeroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel XI.20, vanaf de oudste voorrang aangeduid in de verklaring van voorrang, of op een latere datum in zoverre het nog mogelijk is de publicatie van de octrooiaanvraag te verhinderen.

§ 3. De volgende elementen van het dossier zijn niet onderworpen aan de inzage ten behoeve van het publiek :
1° medische attesten; en
2° de vermelding van de uitvinder indien deze hiertoe een verzoekschrift heeft ingediend bij toepassing van artikel XI.13, evenals dit verzoekschrift.

§ 4. De Koning kan andere documenten aanduiden die, in afwijking op de eerste paragraaf, worden uitgesloten van het dossier dat aan de inzage ten behoeve van het publiek is onderworpen.

§ 5. De stukken die worden uitgesloten van inzage ten behoeve van het publiek, worden in het dossier afzonderlijk gehouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.26

[ [#S1;S#] Het in artikel XI.3 bedoeld uitsluitend recht heeft uitwerking vanaf de dag waarop het octrooi ter inzage van het publiek is gelegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.27

[ [#S1;S#] § 1. De minister bepaalt de wijze waarop het register wordt bijgehouden. In de Verzameling wordt melding gemaakt van de inschrijvingen in het register. Het register kan door het publiek worden ingezien ten zetel van de Dienst.

§ 2. De Dienst publiceert integraal de verleende octrooien en de met toepassing van de artikelen XI.55, XI.56 en XI.57 gewijzigde octrooien. De bibliografische gegevens van deze octrooien, worden gepubliceerd in de Verzameling, alsook beschikbaar gesteld op de zetel van de Dienst en op de website van de Dienst.

   De Koning bepaalt de abonnementsvoorwaarden op de Verzameling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Rechten en verplichtingen verbonden aan het uitvindingsoctrooi en aan de aanvraag ervan] [#S1;S#]
Art. XI.28

[ [#S1;S#] De beschermingsomvang van het octrooi wordt bepaald door de conclusies. Niettemin dienen de beschrijving en de tekeningen tot uitleg van de conclusies.

   Teneinde de beschermingsomvang die voortvloeit uit een octrooi te bepalen, dient voldoende rekening te worden gehouden met elk element dat gelijkwaardig is aan een in de conclusies omschreven element.

   Indien het octrooi is verleend voor een werkwijze strekken de aan dat octrooi verbonden rechten zich uit tot de voortbrengselen die rechtstreeks verkregen zijn door die werkwijze.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.29

[ [#S1;S#] § 1. Het octrooi geeft de octrooihouder het recht iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen te verbieden :
a) een voortbrengsel waarop het octrooi betrekking heeft, te vervaardigen, aan te bieden, in het verkeer te brengen, te gebruiken, dan wel daartoe in te voeren of in voorraad te hebben;
b) een werkwijze waarop het octrooi betrekking heeft, toe te passen of, indien de derde weet, dan wel het gezien de omstandigheden duidelijk is dat toepassing van de werkwijze verboden is zonder toestemming van de octrooihouder, voor toepassing op Belgisch grondgebied aan te bieden;
c) een voortbrengsel dat rechtstreeks volgens de werkwijze waarop het octrooi betrekking heeft is verkregen, aan te bieden, in het verkeer te brengen, te gebruiken, dan wel daartoe in te voeren of in voorraad te hebben.

§ 2. Het octrooi geeft de octrooihouder ook het recht iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen te verbieden op Belgisch grondgebied aan een ander dan degenen die gerechtigd zijn de uitvinding toe te passen, middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding aan te bieden of te leveren voor de toepassing van de geoctrooieerde uitvinding op het grondgebied, indien de derde weet dan wel het gezien de omstandigheden duidelijk is, dat deze middelen voor die toepassing geschikt en bestemd zijn.

   De bepalingen van het vorige lid gelden niet indien de daarin bedoelde middelen algemeen in de handel verkrijgbare producten zijn, tenzij de derde degene aan wie hij levert aanzet tot het verrichten van de krachtens paragraaf 1 verboden handelingen.

   Worden niet geacht, in de zin van het eerste lid van deze paragraaf, gerechtigd te zijn tot toepassing van de uitvinding zij die de in artikel XI.34, § 1, sub a) tot en met sub c), bedoelde handelingen verrichten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.30

[ [#S1;S#] § 1. De bescherming die wordt geboden door een octrooi voor biologisch materiaal dat door de uitvinding bepaalde eigenschappen heeft verkregen, strekt zich uit tot ieder biologisch materiaal dat hieruit door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm wordt gewonnen en diezelfde eigenschappen heeft.

§ 2. De bescherming die wordt geboden door een octrooi voor een werkwijze voor de voortbrenging van biologisch materiaal dat door de uitvinding bepaalde eigenschappen heeft gekregen, strekt zich uit tot het biologisch materiaal dat rechtstreeks door deze werkwijze wordt gewonnen en tot ieder ander biologisch materiaal dat door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm uit het rechtstreeks gewonnen biologisch materiaal wordt gewonnen en diezelfde eigenschappen heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.31

[ [#S1;S#] De bescherming die wordt geboden door een octrooi voor een voortbrengsel dat uit genetische informatie bestaat of dat zulke informatie bevat, strekt zich behoudens artikel XI.5, § 6, eerste lid, uit tot ieder materiaal waarin dit voortbrengsel wordt verwerkt en waarin de genetische informatie wordt opgenomen en haar functie uitoefent.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.32

[ [#S1;S#] De in de artikelen XI.30 en XI.31 bedoelde bescherming strekt zich niet uit tot biologisch materiaal dat wordt gewonnen door propagatie of door vermeerdering van biologisch materiaal dat op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie door de octrooihouder of met diens toestemming op de markt is gebracht, indien de propagatie of de vermeerdering noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het gebruik, waarvoor het biologisch materiaal op de markt is gebracht, mits het afgeleide materiaal vervolgens niet voor andere propagaties of vermeerderingen wordt gebruikt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.33

[ [#S1;S#] § 1. In afwijking van de artikelen XI.30 en XI.31 houdt de verkoop of een andere vorm van op de markt brengen, door de octrooihouder of met diens toestemming, van plantaardig propagatiemateriaal aan een landbouwer voor agrarische exploitatiedoeleinden voor deze laatste het recht in om de voortbrengselen van zijn oogst voor verdere propagatie of vermeerdering door hemzelf op zijn eigen bedrijf te gebruiken, waarbij de reikwijdte en de nadere regeling van deze afwijking beperkt blijven tot die van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht.

§ 2. In afwijking van de artikelen XI.30 en XI.31 houdt de verkoop of een andere vorm van verhandelen, door de octrooihouder of met diens toestemming, van fokvee of dierlijk propagatiemateriaal aan een landbouwer voor deze laatste het recht in om het vee dat onder octrooibescherming valt, voor agrarische doeleinden te gebruiken, waaronder het beschikbaar stellen van het dier of ander dierlijk propagatiemateriaal voor zijn eigen gebruik in de landbouw, maar niet de verkoop in het kader van of met het oog op de commerciële fokkerij. De reikwijdte en de nadere regeling van deze afwijking stemmen overeen met die voorzien in de reglementering betreffende de voortbrenging van dierenrassen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.34

[ [#S1;S#] § 1. De uit een octrooi voortvloeiende rechten strekken zich niet uit tot :
a) handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;
b) handelingen die op en/of met het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding worden verricht, voor wetenschappelijke doeleinden;
c) de bereiding voor direct gebruik ten behoeve van individuele gevallen op medisch voorschrift van geneesmiddelen in apotheken noch tot handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen;
d) het gebruik, aan boord van schepen van de landen, andere dan België, behorende tot de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, van datgene wat het voorwerp van het octrooi uitmaakt in het schip zelf, de machines, het scheepswant, de tuigage en andere bijbehorende zaken, wanneer die schepen tijdelijk of bij toeval de wateren van België binnen komen, mits bedoeld gebruik uitsluitend ten behoeve van het schip plaatsvindt;
e) het gebruik van datgene wat het voorwerp van het octrooi uitmaakt in de constructie of werking van voor de voortbeweging in de lucht of te land dienende machines van de landen, andere dan België, behorende tot de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, of van het toebehoren van deze machines, wanneer zij tijdelijk of bij toeval op Belgisch grondgebied komen;
f) de handelingen vermeld in artikel 27 van het Verdrag van 7 december 1944 inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, wanneer deze handelingen betrekking hebben op een luchtvaartuig van een andere Staat dan België, waarvoor genoemd artikel van toepassing is.

§ 2. De uit een octrooi voortvloeiende rechten strekken zich niet uit tot handelingen die een door dit octrooi beschermd voortbrengsel betreffen en op Belgisch grondgebied worden verricht, nadat dit voortbrengsel door de octrooihouder of met zijn uitdrukkelijke toestemming in België in het verkeer is gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.35

[ [#S1;S#] § 1. Een gezien de omstandigheden redelijke vergoeding kan door de octrooiaanvrager worden geëist van iedere derde die, tussen de datum hetzij waarop de octrooiaanvraag toegankelijk voor het publiek is gemaakt ingevolge artikel XI.24, § 3, hetzij een afschrift ervan aan de betrokken derde werd bezorgd, en de datum van verlening van het octrooi, de uitvinding heeft toegepast op een wijze die na deze periode verboden zou zijn geweest krachtens dit octrooi. De draagwijdte van de aldus aan de octrooiaanvraag verleende bescherming wordt bepaald door de conclusies die het voorwerp uitmaken van een publicatie als bedoeld in artikel XI.24, § 3, of, in voorkomend geval, door de op de zetel van de Dienst laatst neergelegde conclusies en voorkomen in het afschrift dat aan de derde is bezorgd.

§ 2. Het afschrift bedoeld in paragraaf 1 dat aan de betrokken derde wordt bezorgd, dient eensluidend te zijn verklaard door de Dienst.

§ 3. Bij gebreke aan overeenstemming tussen de partijen wordt de vergoeding door de rechtbank vastgesteld, welke bovendien de naar haar oordeel noodzakelijke maatregelen kan opleggen ter vrijwaring van de belangen in hoofde van de octrooiaanvrager en van de derde.

§ 4. Na de octrooiverlening kan de derde de betaalde vergoeding terugvorderen in de mate waarin de eindredactie der conclusies de draagwijdte beperkt van de conclusies die als basis hebben gediend voor het bepalen van de vergoeding.

§ 5. De vordering tot vergoeding en de vordering tot terugbetaling verjaren na vijf jaar te rekenen vanaf de staking van de exploitatie van de uitvinding, respectievelijk de datum van de verlening van het octrooi.

§ 6. De vruchtgebruiker van de octrooiaanvraag kan zich op de in dit artikel gestelde bepalingen beroepen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.36

[ [#S1;S#] § 1. Wie te goeder trouw vóór de datum van indiening van de octrooiaanvraag of van voorrang van een octrooi, de uitvinding, voorwerp van het octrooi, op Belgisch grondgebied in gebruik had of er in het bezit van gekomen was, heeft het recht de uitvinding ten persoonlijke titel te exploiteren ongeacht het bestaande octrooi.

§ 2. De uit het octrooi voortvloeiende rechten strekken zich niet uit tot handelingen die een door het octrooi beschermd voortbrengsel betreffen en op Belgisch grondgebied worden verricht, nadat het voortbrengsel in het verkeer in België is gebracht door de persoon die geniet van het recht bedoeld in paragraaf 1.

§ 3. De door dit artikel erkende rechten kunnen maar overgedragen worden samen met de onderneming waarmede zij verbonden zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.37

[ [#S1;S#] § 1. De minister kan overeenkomstig artikel XI.40 tot en met XI.42 een licentie tot exploitatie van een uitvinding beschermd door een octrooi verlenen :
1° wanneer een termijn van vier jaar is verstreken te rekenen vanaf de indiening van de octrooiaanvraag of van drie jaar te rekenen vanaf de octrooiverlening, waarbij de termijn die het laatst afloopt wordt toegepast, zonder dat het octrooi door (invoer of) een wezenlijke en doorlopende fabricage in België werd geëxploiteerd en zonder dat de octrooihouder dit door geldige redenen kan rechtvaardigen.

   Wanneer een octrooi betrekking heeft op een machine kan de wezenlijke en doorlopende fabricage in België door de houder van het octrooi van producten verkregen door het gebruik van deze machine als exploitatie van het octrooi in België aanzien worden wanneer deze vervaardiging voor de economie van het land belangrijker is dan de vervaardiging van de machine zelf.

   Een gedwongen licentie wegens niet of onvoldoende exploitatie wordt slechts verleend op voorwaarde dat de licentie hoofdzakelijk verleend wordt voor de voorziening van de binnenlandse markt.
2° wanneer een uitvinding, beschermd door een octrooi toebehorend aan de aanvrager van de licentie, niet kan geëxploiteerd worden zonder dat inbreuk wordt gepleegd op de rechten verbonden aan een octrooi, verleend ingevolge een oudere aanvraag en voor zover het afhankelijk octrooi een belangrijke technische vooruitgang betreft, van aanmerkelijke economische betekenis vergeleken met de in het heersend octrooi beschreven uitvinding en op voorwaarde dat de licentie voornamelijk wordt verleend voor de voorziening van de binnenlandse markt;
3° wanneer een kweker een kwekersrecht niet kan verkrijgen noch exploiteren zonder op een octrooi van eerdere datum inbreuk te maken, voor zover deze licentie voor de exploitatie van het te beschermen plantenras noodzakelijk is, voor zover het plantenras een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van de uitvinding die het voorwerp uitmaakt van het octrooi en op voorwaarde dat deze licentie voornamelijk wordt verleend voor de voorziening van de binnenlandse markt;
4° aan de houder van een kwekersrecht wanneer de houder van een octrooi voor een biotechnologische uitvinding, overeenkomstig de bepalingen van de wet tot bescherming van kweekproducten een gedwongen licentie gekregen heeft voor de niet-exclusieve exploitatie van het door dit kwekersrecht beschermde plantenras omdat hij de biotechnologische uitvinding niet kan exploiteren zonder op het kwekersrecht van eerdere datum inbreuk te maken en op voorwaarde dat deze licentie voornamelijk wordt verleend voor de voorziening van de binnenlandse markt.

   In het geval van de halfgeleidertechnologie zoals bepaald in de richtlijn 87/54/EEG van de Raad van 16 december 1986, kunnen de licenties bedoeld in 1° en 2° van deze paragraaf slechts worden toegestaan indien zij bestemd zijn om een gedraging tegen te gaan waarvan, na een gerechtelijke of administratieve procedure, is vastgesteld dat deze concurrentie beperkend is.

§ 2. De licentieaanvrager moet bewijzen :
1) in de gevallen bedoeld in de vorige paragraaf :
a) dat de octrooihouder onder toepassing valt van een van deze bepalingen;
b) dat hij zich tevergeefs tot de octrooihouder gewend heeft om een licentie in der minne te bekomen;
2) indien de licentie is gevraagd bij toepassing van vorige paragraaf, onder 1°, dat hij bovendien beschikt, voor het geval de licentie hem zou toegekend worden, over de middelen die voor een wezenlijke en doorlopende fabricage in België volgens de geoctrooieerde uitvinding noodzakelijk zijn.

§ 3. Iedere vordering wegens inbreuk op een uitvinding, gedekt door een octrooi waarvoor een gedwongen licentie werd aangevraagd, en welke vordering gericht is tegen de aanvrager van een dergelijke licentie schorst de procedure van verlening der licentie tot op het ogenblik dat het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden. Indien de inbreuk is bewezen, wordt de aanvraag voor een gedwongen licentie afgewezen.

§ 4. Voorbehoud wordt gemaakt voor de toepassing van de wetten waarin het verlenen van licenties tot exploitatie van geoctrooieerde uitvindingen voor bijzondere materies is voorzien, met name inzake de landsverdediging en de kernenergie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.38

[ [#S1;S#] § 1. In het belang van de volksgezondheid kan de Koning, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een licentie tot exploitatie en toepassing van een uitvinding beschermd door een octrooi verlenen voor :
a) een geneesmiddel, een medisch hulpmiddel, een medisch hulpmiddel of product voor diagnostiek, een afgeleid of combineerbaar therapeutisch product;
b) de werkwijze of een product noodzakelijk voor de vervaardiging van een of meerdere producten vermeld onder a);
c) een diagnostische methode toegepast buiten het menselijke of het dierlijke lichaam.

§ 2. De aanvrager van de gedwongen licentie moet bewijzen dat hij beschikt, voor het geval de gedwongen licentie hem zou worden toegekend, over de middelen of de bona fide intentie middelen te bekomen die voor een wezenlijke en doorlopende fabricage en/of toepassing in België van de geoctrooieerde uitvinding noodzakelijk zijn.

§ 3. Iedere procedure omtrent een vordering wegens inbreuk op een uitvinding, gedekt door een octrooi waarvoor een gedwongen licentie voor volksgezondheidsredenen werd aangevraagd, en welke vordering gericht is tegen de aanvrager van een dergelijke licentie, wordt geschorst met betrekking tot de inbreukvraag tot op het ogenblik dat door de Koning een besluit is genomen, overeenkomstig paragraaf 1, omtrent de gedwongen licentie.

§ 4. De licenties toegekend bij toepassing van dit artikel zijn niet uitsluitend.

§ 5. De gedwongen licentie kan beperkt worden in de tijd of qua toepassingsgebied.

§ 6. De aanvrager van een gedwongen licentie dient zijn verzoek in bij de minister met kopie aan het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek.

   De minister zendt de aanvraag door naar het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek binnen een termijn van tien dagen. Binnen eenzelfde termijn brengt de minister de houder van het octrooi dat het voorwerp uitmaakt van een verzoek tot dwanglicentie op de hoogte van de aanvraag en nodigt hem uit zijn standpunt omtrent de mogelijke verlening van een dwanglicentie, alsook zijn opmerkingen omtrent een redelijke vergoeding in het geval een dwanglicentie zou worden verleend, kenbaar te maken aan het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, met kopie aan hemzelf, binnen een termijn van één maand.

   Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek verstrekt de minister een met redenen omkleed en niet bindend advies over de gegrondheid van de aanvraag.

   De minister legt binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het advies van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek een gemotiveerd voorstel tot besluit over de gegrondheid van de aanvraag voor overleg aan de Ministerraad voor. De minister legt tevens een voorstel aangaande de vergoeding voor de octrooihouder voor.

   Indien de Koning, overeenkomstig paragraaf 1, besluit de gedwongen licentie te verlenen, bepaalt Hij desgevallend de duur, het toepassingsgebied en de andere exploitatievoorwaarden van deze licentie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De exploitatieregeling omvat ook afspraken omtrent de vergoeding voor het tijdens de verleningsprocedure gemaakte gebruik van de geoctrooieerde uitvinding.

   In geval van een volksgezondheidscrisis en op voorstel van de minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, kan de Koning maatregelen nemen bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, om de in deze paragraaf vernoemde procedure te versnellen. Hij kan in voorkomend geval beslissen het advies van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek niet in te winnen, om een snelle besluitvorming mogelijk te maken.

   De besluiten tot stand gekomen naar aanleiding van de procedures vernoemd in de voorgaande leden worden bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad en vermeld in de Verzameling.

   De dwanglicentie heeft uitwerking vanaf de datum van exploitatie en ten vroegste vanaf de datum van de aanvraag van de dwanglicentie.

§ 7. Voor het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding in de periode tussen de aanvraag van de licentie in het belang van de volksgezondheid en het koninklijk besluit tot verlening van de dwanglicentie, dient de licentieaanvrager een redelijke vergoeding te betalen. In dat geval, bepaalt de Koning de hoogte van deze vergoeding bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

§ 8. Vanaf de toekenning van de gedwongen licentie, worden de betrekkingen tussen de octrooihouder en de licentiehouder, behoudens afwijkingen in wat is besloten krachtens paragraaf 6, gelijkgesteld met deze die bestaan bij contractuele licentiegeving-licentieneming.

§ 9. De verlening van de gedwongen licentie, alsook de beslissingen daaromtrent, worden in het register ingeschreven.

§ 10. In zover nieuwe elementen zich zouden hebben voorgedaan, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op verzoek van de octrooihouder of van de licentiehouder en in overeenstemming met de procedures voorzien in paragraaf 6, overgaan tot de herziening van wat is besloten voor wat hun wederzijdse verplichtingen betreft en desgevallend ook voor wat de exploitatievoorwaarden betreft.

§ 11. Op verzoek van elke belanghebbende en na opnieuw kennis te hebben genomen van het advies van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wegens volksgezondheidsredenen verleende gedwongen licentie intrekken indien, na verloop van de voor de exploitatie vastgestelde termijn, de licentiehouder de geoctrooieerde uitvinding in België niet door een wezenlijke en doorlopende fabricage heeft geëxploiteerd.

   Het intrekkingsbesluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en in de Verzameling vermeld.

§ 12. De artikelen XI.37, XI.40 tot en met XI.46 zijn niet van toepassing op de gedwongen licentie beoogd in dit artikel. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de gedwongen licenties beoogd door de artikelen XI.37, XI.40 tot en met XI.46.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.39

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd paragraaf 2, is de Koning de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2.4. van de Verordening (EG) nr. 816/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen.

   De beslissingen tot de toekenning, herziening, weigering en intrekking van een dwanglicentie worden genomen bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

§ 2. De Koning kan bepalen welke Belgische autoriteiten bevoegd zijn om de artikelen 6.1, 7, 14, 16.1, tweede lid, 16.3 en 16.4 van de Verordening (EG) nr. 816/2006 toe te passen.

§ 3. De Koning kan de louter formele of administratieve voorschriften bepalen die nodig zijn voor de efficiënte behandeling van de aanvragen voor dwanglicenties bedoeld in de Verordening (EG) nr. 816/2006.

§ 4. De artikelen XI.37, XI.38 en XI.40 tot en met XI.46 zijn niet van toepassing op de gedwongen licentie beoogd in dit artikel. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de gedwongen licenties beoogd door de artikelen XI.37, XI.38 en XI.40 tot en met XI.46.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.40

[ [#S1;S#] § 1. De gedwongen licenties toegekend bij toepassing van artikel XI.37 zijn niet uitsluitend.

§ 2. Onverminderd het tweede lid van artikel XI.37, § 1, 1°, geeft de licentie verleend met toepassing van dit 1° van paragraaf 1, aan de licentiehouder alleen het recht de geoctrooieerde uitvinding te exploiteren door een wezenlijke en doorlopende fabricage in België. De minister stelt de termijn vast binnen welke een zodanige fabricage moet verwezenlijkt zijn, met die verstande dat die fabricage de volledige toepassing van het procédé waarop in het octrooi gebeurlijk aanspraak gemaakt wordt, onderstelt.

   De gedwongen licentie kan beperkt worden in de tijd of tot een gedeelte van de uitvinding, wanneer die het mogelijk maakt andere goederen te vervaardigen dan die welke vereist zijn om te voorzien in de behoeften waarvan sprake is in artikel XI.37, § 1.

   Vanaf de toekenning van de gedwongen licentie worden de betrekkingen tussen de octrooihouder en de licentiehouder, behoudens afwijkingen in het toekenningsbesluit, gelijkgesteld met deze die bestaan bij contractuele licentiegeving-licentieneming.

§ 3. De licentie toegekend met toepassing van artikel XI.37, § 1, 2°, is beperkt tot het gedeelte van de uitvinding door het heersend octrooi beschermd waarvan het gebruik onontbeerlijk is voor het exploiteren van het afhankelijk octrooi en laat dit gebruik slechts toe in verband met deze exploitatie.

   Het derde lid van paragraaf 2 is toepasselijk op de gedwongen licentie.

   De octrooihouder aan wie de gedwongen licentie is opgelegd kan zich, indien de twee uitvindingen betrekking hebben op éénzelfde soort industrie, op zijn beurt een licentie doen toekennen op het octrooi waarop de aanvrager van de gedwongen licentie zich beroepen heeft.

§ 4. De licentie toegekend met toepassing van artikel XI.37, § 1, 3° of 4°, is beperkt tot het gedeelte van de uitvinding dat beschermd wordt door het heersend octrooi waarvan het gebruik onontbeerlijk is voor het exploiteren van de geoctrooieerde afhankelijke uitvinding of het door het kwekersrecht beschermde afhankelijke plantenras en laat dit gebruik slechts toe in verband met deze exploitatie.

   Het derde lid van paragraaf 2 is toepasselijk op de gedwongen licentie toegekend met toepassing van artikel XI.37, § 1, 3° of 4°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.41

[ [#S1;S#] § 1. In de gevallen bedoeld in artikel XI.37, § 1, verleent de minister de gedwongen licenties op aanvraag.

§ 2. De aanvraag wordt door de minister overgemaakt aan de Commissie voor de gedwongen licenties om de betrokkenen te horen, ze zo mogelijk te verzoenen en indien dit niet mogelijk is, de minister een met redenen omkleed advies te verstrekken over de gegrondheid van de aanvraag. De Commissie voegt het dossier van de zaak bij haar advies.

   De minister beslist over het gevolg dat aan het verzoek zal gegeven worden en maakt zijn beslissing aan de betrokkenen bekend bij een aangetekende zending.

§ 3. In de gevallen bedoeld in artikel XI.37, § 1, 2° en 3°, wordt de aanvraag voor een gedwongen licentie gegrond verklaard indien de houder van het heersend octrooi noch de afhankelijkheid van het octrooi of van het kwekersrecht van de aanvrager van de licentie betwist, noch zijn geldigheid, noch het feit dat de uitvinding of het plantenras een aanzienlijke technische vooruitgang betreft, van aanmerkelijke economische betekenis vergeleken met de in het heersend octrooi beschreven uitvinding.

§ 4. Het feit dat de houder van het oudere octrooi de afhankelijkheid ontkent van het octrooi of kwekersrecht van de aanvrager van de licentie geeft aan deze laatste van rechtswege de toelating de uitvinding te exploiteren die in zijn eigen octrooi of in zijn kwekersrecht is beschreven evenals de zogenaamde heersende uitvinding zonder daarvoor wegens inbreuk vervolgd te kunnen worden door de houder van het vroegere octrooi.

   De betwisting over de geldigheid van het afhankelijk octrooi of kwekersrecht schorst de administratieve procedure met betrekking tot de erkenning van de gegrondheid van de aanvraag voor een licentie op voorwaarde dat hetzij een vordering tot nietigverklaring van dit octrooi of kwekersrecht reeds ingesteld is voor de bevoegde instantie door de houder van het heersend octrooi, hetzij deze een vordering voor de rechtbank instelt tegen de aanvrager van de licentie binnen twee maanden nadat hem kennis gegeven werd van het indienen van een aanvraag voor een licentie.

   De betwisting over de belangrijke technische vooruitgang van aanmerkelijke economische betekenis van het afhankelijk octrooi of kwekersrecht vergeleken met de uitvinding beschreven in het heersend octrooi schorst de administratieve procedure met betrekking tot de erkenning van de gegrondheid van de aanvraag voor een licentie, op voorwaarde dat de houder van het heersend octrooi, binnen twee maanden nadat hem van het indienen van een aanvraag voor een licentie kennis werd gegeven, een verzoekschrift indient bij de rechtbank zetelend zoals in kortgeding. De gerechtelijke beslissing is niet vatbaar voor hoger beroep of verzet.

   Het niet in acht nemen van de termijn voorzien in de twee voorgaande leden sluit het recht uit van de houder van het heersend octrooi om zijn betwisting te doen gelden voor de rechtbank.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.42

[ [#S1;S#] § 1. Binnen vier maanden na de mededeling van de beslissing wordt door de octrooihouder en de licentiehouder een schriftelijke overeenkomst aangaande de wederzijdse rechten en verplichtingen afgesloten. De minister wordt hiervan in kennis gesteld. Bij ontstentenis van een overeenkomst binnen de voormelde termijn worden de wederzijdse rechten en verplichtingen vastgesteld door de rechtbank, zetelend zoals in kortgeding, op dagvaarding van de meest gerede partij.

   De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van het definitieve vonnis naar de minister.

   De vaststelling van de verplichtingen van de partijen zal in ieder geval een toereikende vergoeding omvatten, rekening houdend met de economische waarde van de licentie.

§ 2. De minister verleent de licentie bij een met redenen omkleed besluit.

   De gedwongen licentie en de desbetreffende beslissingen worden in het register ingeschreven.

   Het besluit wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en in de Verzameling vermeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.43

[ [#S1;S#] § 1. Bij de FOD Economie wordt een Commissie voor de gedwongen licenties ingesteld die belast is met het uitvoeren van de taken die haar krachtens de artikelen XI.41, XI.44 en XI.45 werden toebedeeld.

   De Commissie bestaat uit tien leden benoemd door de minister.

   Acht leden worden aangewezen op voorstel van de representatieve organisaties van de nijverheid, de landbouw, de handel, de kleine en middelgrote nijverheidsondernemingen en de consumenten.

   De in het vorige lid bedoelde organisaties worden door de minister aangewezen.

   Twee leden worden onder de leden van de Raad voor de intellectuele eigendom aangewezen. Zij blijven lid van de Commissie voor de duur van hun mandaat in de Commissie, onafhankelijk van hun hoedanigheid van lid van deze Raad.

   Het mandaat van lid van de Commissie heeft een duur van zes jaar. Het is hernieuwbaar.

   De Commissie wordt voorgezeten door één van zijn leden, door de minister aangewezen voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.

   De adviezen worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan consensus herneemt het advies de verschillende standpunten.

   De Koning bepaalt de modaliteiten van werking en organisatie van de Commissie.

   De Commissie stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het treedt in werking na goedkeuring door de minister.

§ 2. Zodra de minister een verzoek tot verlening van een gedwongen licentie ontvangt, wijst hij bij de Commissie één of meer gekwalificeerde beambten aan, die werden gekozen uit de ambtenaren van de FOD Economie.

   De Commissie bepaalt de opdracht van de beambten bedoeld in het eerste lid en stelt de modaliteiten vast volgens dewelke deze beambten haar rekenschap van hun opdracht zullen afleggen. De Commissie verduidelijkt de voorwaarden van verzending voor de documenten bedoeld in het vierde lid, met het oog op de bescherming van vertrouwelijke gegevens.

   De daartoe door de minister aangestelde beambten zijn bevoegd om alle inlichtingen te verzamelen, om alle schriftelijke of mondelinge deposities of getuigenverklaringen te ontvangen die zij noodzakelijk achten voor het vervullen van hun functie.

   In de uitoefening van hun ambt, mogen deze beambten :
1° mits een voorafgaande verwittiging van minstens vijf werkdagen, of zonder voorafgaande verwittiging indien er redenen zijn om te geloven dat de stukken die nuttig zijn voor het onderzoek van het verzoek tot dwanglicentie, het risico lopen vernietigd te worden, tijdens de gewone openings- of werkuren binnentreden in de bureaus, lokalen, werkplaatsen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten waartoe zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben;
2° alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan een kopie te nemen;
3° monsters nemen op de wijze en onder de voorwaarden door de Koning bepaald;
4° tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op de onder punt 2 opgesomde documenten, noodzakelijk voor de vervulling van hun opdrachten;
5° deskundigen belasten met een door hen bepaalde opdracht, onder de voorwaarden door de Koning bepaald.

   Bij ontstentenis van een bevestiging door de voorzitter van de Commissie binnen de vijftien dagen, is het beslag van rechtswege opgeheven. De persoon bij wie beslag op de goederen wordt gelegd kan als gerechtelijke bewaarder ervan aangesteld worden.

   De voorzitter van de Commissie kan het beslag dat hij heeft bevestigd, opheffen, in voorkomend geval op verzoek van de eigenaar van de in beslag genomen goederen gericht aan de Commissie.

   Mits een voorafgaande verwittiging van minstens vijf werkdagen, of zonder voorafgaande verwittiging indien er redenen zijn om te geloven dat de stukken die nuttig zijn voor het onderzoek van het verzoek tot dwanglicentie, het risico lopen vernietigd te worden, kunnen de aangestelde beambten in bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de voorzitter van de [ [#S2;S#] Ondernemingsrechtbank] [#S2;S#]. De bezoeken in bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee beambten gezamenlijk geschieden.

   In de uitoefening van hun opdracht kunnen zij de bijstand van diensten van de politie opvorderen.

   De aangestelde beambten oefenen de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur.

§ 3. De daartoe aangestelde beambten leggen hun verslag voor aan de Commissie. De Commissie brengt haar advies pas uit nadat ze de octrooihouder en de persoon die een gedwongen licentie eist of heeft verkregen, heeft gehoord. Deze personen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of een persoon die de Commissie voor elke zaak speciaal aanvaardt. De Commissie hoort eveneens de deskundigen en de personen die zij nuttig acht te ondervragen. Zij kan de aangestelde beambten er mee belasten bijkomende informatie op te zoeken en een bijkomend verslag voor te leggen.

   Ten minste één maand voor de datum van haar vergadering, verwittigt de Commissie bij aangetekende zending de personen die tijdens deze vergadering moeten worden gehoord. In dringende gevallen wordt deze termijn gehalveerd.

§ 4. De werkingskosten van de Commissie komen ten laste van de begroting van de FOD Economie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XI.44

[ [#S1;S#] In zover nieuwe elementen zich zouden hebben voorgedaan kan er, op verzoek van de octrooihouder of van de licentiehouder, overgegaan worden tot de herziening van de getroffen beslissing voor wat hun wederzijdse verplichtingen betreft en desgevallend ook voor wat de exploitatievoorwaarden betreft. De bevoegdheid om de beslissing te herzien komt toe aan de autoriteit van wie de beslissing uitging en de te volgen procedure is dezelfde als die welke voorzien is om de beslissing te nemen die het voorwerp is van de herziening.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.45

[ [#S1;S#] § 1. Op verzoek van de octrooihouder trekt de minister de gedwongen licentie in indien uit een in kracht van gewijsde gegaan vonnis blijkt dat de licentiehouder zich ten aanzien van de octrooihouder aan een ongeoordloofde handeling schuldig heeft gemaakt dan wel aan zijn verplichtingen tekort is gekomen.

§ 2. Op verzoek van elke belanghebbende kan de minister de wegens gebrek aan exploitatie verleende gedwongen licentie intrekken indien, na verloop van de door de minister voor de exploitatie vastgestelde termijn, de licentiehouder de geoctrooieerde uitvinding in België niet door een wezenlijke en doorlopende fabricage heeft geëxploiteerd.

§ 3. De beslissingen tot intrekking worden door de minister voor advies aan de Commissie voor gedwongen licenties voorgelegd.

   De intrekking geschiedt bij een met redenen omklede beslissing. In voorkomend geval vermeldt deze de reden waarom van het advies van de Commissie is afgeweken.

   Het intrekkingsbesluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en in de Verzameling vermeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.46

[ [#S1;S#] De houder van een gedwongen licentie kan de aan de licentie verbonden rechten niet overdragen aan derden of in onderlicentie verlenen dan samen met het deel van de onderneming of handelszaak dat voor de exploitatie van de licentie wordt aangewend en onder voorbehoud dat de licenties toegekend met toepassing van artikel XI.37, § 1, 2°, slechts overdraagbaar zijn samen met het afhankelijk octrooi.

   Artikel XI.51 is van overeenkomstige toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.47

[ [#S1;S#] § 1. Het octrooi eindigt na afloop van het twintigste jaar te rekenen van de datum van indiening van de aanvraag onder voorbehoud van de betaling der jaartaksen bedoeld in artikel XI.48.

§ 2. In het geval voorzien in artikel XI.23, § 8, houdt de octrooiaanvraag op uitwerking te hebben, onder voorbehoud van de betaling van de jaartaksen na afloop van de voor de betaling der opzoekingstaks voorgeschreven termijn, indien deze taks niet werd gekweten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.48

[ [#S1;S#] § 1. Met het oog op de instandhouding ervan geeft iedere octrooiaanvraag of ieder octrooi aanleiding tot de betaling van jaartaksen. De Koning kan het jaar vaststellen vanaf hetwelke de jaartaksen voor de eerste maal verschuldigd zijn. De jaartaksen zullen ten vroegste verschuldigd zijn aan het begin van het derde jaar, en ten laatste aan het begin van het vijfde jaar, gerekend vanaf de indieningsdatum van de octrooiaanvraag, en aan het begin van elk van de volgende jaren.

   De Koning houdt bij het vaststellen vanaf welk jaar de jaartaksen voor het eerst verschuldigd zijn, minstens rekening met de volgende criteria :
1° de toegankelijkheid tot het Belgische octrooisysteem; en
2° de verhouding tussen de kost voor de Dienst voor het beheer van de in het eerste lid bedoelde taks, en de inkomsten die deze taks genereert.

   De betaling van de jaartaks vervalt op de laatste dag van de maand die overeenstemt met de maand waarin de datum van indiening van de octrooiaanvraag valt. De jaartaks kan niet geldig worden gekweten meer dan zes maanden vóór de vervaldatum.

   Wanneer de betaling van de jaartaks niet op de vervaldag werd gekweten, kan deze taks alsnog betaald worden, vermeerderd met een toeslag, binnen een respijttermijn van zes maanden te rekenen vanaf de vervaldag van de jaartaks.

   Het bedrag van de jaartaks en van de toeslag wordt door de Koning vastgesteld bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

§ 2. Indien de jaartaks en de toeslag niet betaald worden binnen de respijttermijn van zes maanden voorzien in de vorige paragraaf, is de houder van de octrooiaanvraag of van het octrooi van rechtswege vervallen verklaard van zijn rechten. Het verval heeft uitwerking op de vervaldatum van de niet betaalde jaartaks. Het verval wordt in het register ingeschreven.

§ 3. Wat de personen betreft als bedoeld in artikel XI.78, § 3, wordt het bedrag van de jaartaks en van de toeslag met 50 % verminderd. De Koning bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de aanvraag tot vermindering van de jaartaks en van de toeslag bedoeld in deze paragraaf.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Het octrooi en de octrooiaanvraag als deel van het vermogen] [#S1;S#]
Art. XI.49

[ [#S1;S#] § 1. Bij ontstentenis van een overeenkomst wordt de medeëigendom op een octrooiaanvraag of op een octrooi geregeld door de bepalingen van dit artikel.

§ 2. Elke mede-eigenaar heeft het recht om de uitvinding persoonlijk te exploiteren.

   Geen mede-eigenaar mag de octrooiaanvraag of het octrooi met een recht bezwaren, een exploitatielicentie verlenen of een vordering wegens inbreuk instellen dan met instemming van de andere mede-eigenaar of, bij ontstentenis daarvan, met machtiging van de rechtbank.

   De onverdeelde aandelen worden vermoed gelijk te zijn.

   Wanneer een mede-eigenaar zijn aandeel wenst over te dragen heeft de andere mede-eigenaar een recht van voorkoop gedurende drie maanden nadat hem van het voornemen tot overdracht kennis is gegeven.

   De meest gerede partij kan de voorzitter van de rechtbank vragen om volgens de regelen van het kortgeding een deskundige te benoemen om de voorwaarden van de overdracht vast te stellen. De conclusies van de deskundige zijn bindend tenzij binnen een maand na de mededeling ervan een partij laat weten dat zij van de overdracht afziet, in welk geval de desbetreffende uitgaven ten hare laste vallen.

§ 3. De bepalingen van de afdelingen I en IV van hoofdstuk VI van de eerste titel van boek III van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op de medeëigendom van een octrooiaanvraag of van een octrooi.

§ 4. Een mede-eigenaar van een octrooiaanvraag of van een octrooi kan aan de andere mede-eigenaars zijn beslissing bekend maken om in hun voordeel af te zien van zijn aandeel. Vanaf de inschrijving van deze afstand in het register wordt deze mede-eigenaar ontlast van alle verplichtingen ten opzichte van de andere mede-eigenaars; deze verdelen het afgestane aandeel onder elkaar naar verhouding van hun rechten in de mede-eigendom, tenzij er een andere overeenkomst bestaat.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.50

[ [#S1;S#] § 1. Iedere overdracht of overgang, geheel of gedeeltelijk, van een octrooiaanvraag of van een octrooi moet aan de Dienst medegedeeld worden.

§ 2. De overdracht onder levenden van een octrooiaanvraag of van een octrooi moet op straffe van nietigheid bij schriftelijke akte geschieden.

§ 3. Bij de mededeling in paragraaf 1 moet hetzij een afschrift van de akte van overdracht of van het officieel document waaruit de overgang van rechten blijkt, hetzij een uittreksel van die akte of dat document waaruit de overgang genoegzaam blijkt, hetzij een attest van overdracht ondertekend door de partijen worden gevoegd.

   De Koning bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze mededeling. Hij kan een taks vaststellen die, vóór de inschrijving van het afschrift, het uittreksel of het attest in het register, dient te worden betaald.

   De Koning houdt bij het al dan niet bepalen van de taks, en desgevallend bij het vaststellen van de hoogte van de taks, minstens rekening met de volgende criteria :
1° de toegankelijkheid tot het Belgische octrooi-systeem; en
2° de verhouding tussen de kost voor de Dienst voor het beheer van de in het tweede lid bedoelde taks, en de inkomsten die deze taks genereert;
3° de verspreiding van informatie aan derden over het statuut van het octrooi of van de octrooiaanvraag.

§ 4. De mededelingen worden ingeschreven in het register in chronologische orde van hun ontvangst.

§ 5. Onder voorbehoud van het geval voorzien bij artikel XI.10, laat de overgang de door derden vóór de datum van de overgang verkregen rechten ongewijzigd.

§ 6. Een overdracht of overgang kan eerst na inschrijving in het register uitwerking hebben ten opzichte van de Dienst en tegenstelbaar zijn aan derden in de omvang die blijkt uit de stukken bedoeld in paragraaf 3. De overdracht of overgang kan evenwel vóór de inschrijving worden tegengesteld aan derden die na de datum van overdracht of overgang rechten hebben verkregen, maar bij de verkrijging van deze rechten kennis van de overdracht of overgang droegen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.51

[ [#S1;S#] § 1. Een octrooiaanvraag of een octrooi kan, geheel of gedeeltelijk, het voorwerp uitmaken van contractuele licenties voor het Rijk of voor een deel ervan. De licenties kunnen uitsluitend of niet-uitsluitend zijn. Ze moeten op straffe van nietigheid bij schriftelijke akte geschieden.

§ 2. De uit de octrooiaanvraag of uit het octrooi voortvloeiende rechten kunnen worden ingeroepen tegen een licentiehouder die een van de in paragraaf 1 bedoelde grenzen van zijn licentie overschrijdt.

§ 3. Artikel XI.50, § 5, is van toepassing op het verlenen van een licentie voor een octrooiaanvraag of voor een octrooi.

§ 4. Het verlenen van een licentie voor een octrooiaanvraag of voor een octrooi en elke wijziging aangebracht aan het attest bedoeld in het volgende lid moeten aan de Dienst medegedeeld worden.

   Deze mededeling geschiedt door het indienen van een door de partijen ondertekend attest. De Koning bepaalt de inhoud en de modaliteiten van dit attest. Hij kan een taks vaststellen die, vóór de inschrijving van het attest in het register, dient te worden betaald.

   De Koning houdt bij het al dan niet bepalen van de taks, en desgevallend bij het vaststellen van de hoogte van de taks, minstens rekening met de volgende criteria :
1° de toegankelijkheid tot het Belgische octrooisysteem;
2° de verhouding tussen de kost voor de Dienst voor het beheer van de in het tweede lid bedoelde taks, en de inkomsten die deze taks genereert; en
3° de verspreiding van informatie aan derden over het statuut van het octrooi of van de octrooiaanvraag.

§ 5. Het verlenen van een licentie voor een octrooiaanvraag of voor een octrooi en elke wijziging aangebracht aan het attest voorzien in voorgaande paragraaf kunnen ten opzichte van de Dienst slechts uitwerking hebben en aan derden worden tegengesteld na de inschrijving in het register van het attest of van het wijzigingsattest en wel in de omvang die blijkt uit voormelde attesten. Artikel XI.50, § 6, tweede zin, is van toepassing.

§ 6. De overdracht van een licentie voor een octrooiaanvraag of voor een octrooi moet op straffe van nietigheid schriftelijk gebeuren. Zij moet aan de Dienst medegedeeld worden.

   Artikel XI.50, §§ 3 tot en met 6, is van overeenkomstige toepassing op de overdracht van de licentie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.52

[ [#S1;S#] § 1. Vruchtgebruik op een octrooiaanvraag of op een octrooi alsmede de inpandgeving van een octrooiaanvraag of van een octrooi moeten aan de Dienst medegedeeld worden.

§ 2. Artikel XI.50, §§ 3 tot en met 6, is van overeenkomstige toepassing op de zakelijke rechten bedoeld in de vorige paragraaf.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.53

[ [#S1;S#] Het beslag op een octrooiaanvraag of op een octrooi geschiedt volgens de voorziene procedure inzake roerend beslag.

   Een afschrift van het beslagexploot moet aan de Dienst bezorgd worden door de beslagleggende schuldeiser; het beslag wordt in het register ingeschreven.

   Het beslag brengt mee dat latere wijzigingen door de houder aan de met de octrooiaanvraag of met het octrooi verbonden rechten niet tegenstelbaar zijn aan de beslagleggende schuldeiser.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.54

[ [#S1;S#] De door derden verkregen rechten op een octrooiaanvraag blijven gelden ten aanzien van het octrooi dat op deze aanvraag is verleend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Nietigheid, afstand en herroeping van het uitvindingsoctrooi] [#S1;S#]
Art. XI.55

[ [#S1;S#] § 1. De houder van een octrooi kan er op elk moment geheel of gedeeltelijk afstand van doen door een [ [#S2;S#] schriftelijk en ondertekend verzoek] [#S2;S#] gericht aan de minister. [ [#S2;S#] Het verzoek tot] [#S2;S#] van afstand wordt ingeschreven in het register.

   Het octrooi kan niet zodanig via een afstand worden gewijzigd dat het voorwerp ervan verder reikt dan de inhoud van de aanvraag zoals zij werd ingediend.

   Het octrooi kan niet zodanig via een afstand worden gewijzigd dat de beschermingsomvang wordt uitgebreid ten opzichte van de laatste van kracht zijnde versie van het octrooi.

§ 2. De gehele afstand heeft het verval van het octrooi tot gevolg op de datum van de inschrijving van [ [#S2;S#] het verzoek] [#S2;S#] in het register. Als op die datum de jaartaks echter nog niet werd betaald, treedt het verval van het octrooi in werking bij het einde van de periode gedekt door de laatst betaalde jaartaks.

§ 3. De afstand kan worden beperkt tot één of meerdere conclusies van het octrooi of tot een gedeelte van een conclusie of van meerdere conclusies. De gedeeltelijke afstand heeft het verval van de rechten verbonden aan de conclusie of aan de conclusies of aan gedeelten ervan waarvan afstand wordt gedaan, tot gevolg op de datum van de inschrijving van [ [#S2;S#] het verzoek] [#S2;S#] in het register.

§ 4. [ [#S2;S#] Het verzoek tot] [#S2;S#] afstand van het octrooi moet vergezeld zijn van :
1° de conclusie(s) of het gedeelte ervan waarvan de octrooihouder verklaart afstand te doen;
2° desgevallend van de volledige tekst van de gewijzigde conclusie(s) die de octrooihouder wenst te handhaven alsmede desgevallend van de beschrijving en de tekeningen zoals gewijzigd.

   [ [#S2;S#] Het verzoek tot] [#S2;S#] afstand kan slechts op één octrooi betrekking hebben.

§ 5. In geval van mede-eigendom, moet de gehele of gedeeltelijke afstand worden uitgevoerd door alle mede-eigenaars.

§ 6. Indien rechten van vruchtgebruik, pand- of licentierechten ingeschreven zijn in het register, kan enkel met instemming van de houders van deze rechten geheel of gedeeltelijk afstand van het octrooi worden gedaan.

§ 7. Er kan geen gehele of gedeeltelijke afstand worden gedaan van een octrooi dat voorwerp is van een opeising van eigendom, van een in beslag genomen octrooi of van een octrooi dat voorwerp is geweest van een beslissing tot verlening van een gedwongen licentie.

§ 8. De bepalingen van dit artikel zijn naar analogie toepasselijk op de octrooiaanvraag.

§ 9. Elke afstand uitgevoerd in overtreding van de paragrafen 6 en 7 is van rechtswege nietig.

§ 10. De Koning bepaalt de modaliteiten van de procedure van afstand bij de Dienst en bepaalt het bedrag en de wijze van betaling van de bijdrage die de Dienst kan innen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 18, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.56

[ [#S1;S#] § 1. De houder van een octrooi kan dit elk moment geheel of gedeeltelijk herroepen door een [ [#S2;S#] schriftelijk en ondertekend verzoek] [#S2;S#] gericht aan de minister onverminderd de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de aangever. [ [#S2;S#] Het verzoek tot] [#S2;S#] herroeping is ingeschreven in het register.

   Als de herroeping wordt uitgevoerd in de loop van een gerechtelijke procedure met betrekking tot het octrooi, moet de houder die het octrooi herroept eerst bij de Dienst [ [#S2;S#] het in het eerste lid beoogde verzoek] [#S2;S#] neerleggen. Het aldus gewijzigde octrooi dient als basis voor de gerechtelijke procedure.

   Het octrooi kan niet zodanig via een herroeping worden gewijzigd dat het voorwerp ervan verder reikt dan de inhoud van de octrooiaanvraag zoals zij werd ingediend.

   Het octrooi kan niet zodanig via een herroeping worden gewijzigd dat de beschermingsomvang wordt uitgebreid ten opzichte van de laatste van kracht zijnde versie van het octrooi.

§ 2. De gedeeltelijke herroeping gebeurt via een wijziging van de conclusies en desgevallend van de beschrijving of van de tekeningen. De herroeping kan worden beperkt tot één of meerdere conclusies van het octrooi of tot een gedeelte van een conclusie of van meerdere conclusies. De gedeeltelijke herroeping heeft het verval tot gevolg op de datum van de indiening van de octrooiaanvraag, van de rechten verbonden aan de conclusie of aan de conclusies of aan gedeelten ervan, die worden herroepen.

§ 3. [ [#S2;S#] Het verzoek tot] [#S2;S#] gedeeltelijke herroeping van het octrooi moet vergezeld zijn van :
1° de conclusie(s) of het gedeelte ervan dat de octrooihouder verklaart te herroepen;
2° desgevallend de volledige tekst van de gewijzigde conclusie(s) die de octrooihouder wenst te behouden alsook desgevallend de beschrijving en de tekeningen zoals gewijzigd.

   De herroeping van het octrooi is tegenstelbaar aan derden te rekenen vanaf de datum van inschrijving ervan in het register, onverminderd de aansprakelijkheid van de aangever.

   [ [#S2;S#] Het verzoek tot] [#S2;S#] herroeping mag slechts betrekking hebben op één octrooi.

§ 4. In geval van mede-eigendom, moet de gehele of gedeeltelijke herroeping worden uitgevoerd door alle mede-eigenaars.

§ 5. Indien rechten van vruchtgebruik, pand- of licentierechten werden ingeschreven in het register, kan het octrooi slechts met instemming van de houders van die rechten geheel of gedeeltelijk worden herroepen.

§ 6. Het octrooi waarvan de eigendom wordt opgeëist, welke in beslag wordt genomen of voorwerp is van een beslissing tot toekenning van een gedwongen licentie, kan niet geheel of gedeeltelijk worden herroepen.

§ 7. De bepalingen van dit artikel zijn naar analogie toepasselijk op de octrooiaanvraag.

§ 8. Elke herroeping uitgevoerd in overtreding van de paragrafen 5 en 6 is van rechtswege nietig.

§ 9. De Koning bepaalt de modaliteiten van de procedure van herroeping bij de Dienst en bepaalt het bedrag en de wijze van betaling van de bijdrage die door de Dienst kan worden geïnd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 19, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.57

[ [#S1;S#] § 1. Een octrooi wordt nietig verklaard door de rechtbank :
1° indien het voorwerp van het octrooi onder de toepassing valt van de artikelen XI.4 of XI.5 of niet beantwoordt aan de voorschriften van de artikelen XI.3, XI.6, XI.7 en XI.8;
2° indien het niet een voldoende duidelijke en volledige beschrijving van de uitvinding bevat opdat een deskundige deze uitvinding zou kunnen toepassen;
3° indien het onderwerp van het octrooi niet gedekt wordt door de inhoud van de octrooiaanvraag zoals die is ingediend, of door de inhoud van de oorspronkelijke aanvraag zoals die is ingediend indien het octrooi is verleend op een afgesplitste aanvraag;
4° indien de octrooihouder luidens artikel XI.9 niet gerechtigd was dit octrooi te verkrijgen.

§ 2. Indien de nietigheidsgronden het octrooi slechts gedeeltelijk aantasten, wordt het octrooi beperkt door een dienovereenkomstige wijziging van de conclusies en, in voorkomend geval van de beschrijving en de tekeningen, en gedeeltelijk nietig verklaard. Deze wijziging wordt in het register ingeschreven.

§ 3. Het octrooi kan niet zodanig via een nietigverklaring worden gewijzigd dat het voorwerp verder reikt dan de inhoud van de octrooiaanvraag zoals zij werd ingediend.

   Het octrooi kan niet zodanig via een nietigverklaring worden gewijzigd dat de beschermingsomvang wordt uitgebreid ten opzichte van de laatste van kracht zijnde versie van het octrooi.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.58

[ [#S1;S#] § 1. De gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van een octrooi, evenals de gehele of gedeeltelijke herroeping van een octrooi bij toepassing van het artikel XI.56, hebben terugwerkende kracht tot op de datum van indiening van de octrooiaanvraag.

§ 2. Onverminderd de bepalingen betreffende aanspraken op vergoeding van schade veroorzaakt door de nalatigheid of kwade trouw van de octrooihouder, of betreffende verrijking zonder oorzaak, heeft de terugwerkende kracht van de nietigheid, of van de herroeping van het octrooi geen invloed op :
1° de beslissingen inzake inbreuk die in kracht van gewijsde zijn gegaan en ten uitvoer zijn gelegd vóór de beslissing tot nietigverklaring of vóór de inschrijving in het register van de vrijwillige herroeping van het octrooi;
2° de vóór de beslissing van nietigverklaring van het octrooi of vóór de inschrijving van de herroeping in het register gesloten overeenkomsten, voor zover zij vóór deze beslissing zijn uitgevoerd; uit billijkheidsoverwegingen kan echter terugbetaling worden geëist van op grond van deze overeenkomst betaalde bedragen voor zover dit door de omstandigheden gerechtvaardigd is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.59

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een octrooi geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, door een vonnis of een arrest of door een arbitrale beslissing, heeft deze beslissing tot nietigverklaring tegenover eenieder gezag van gewijsde onder voorbehoud van derdenverzet.

   De beslissingen tot nietigverklaring die in kracht van gewijsde zijn gegaan, worden in het register ingeschreven.

§ 2. Ingeval van nietigverklaring van de octrooien heeft de voorziening in cassatie schorsende werking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Bescherming van de door het uitvindingsoctrooi verleende rechten] [#S1;S#]
Art. XI.60

[ [#S1;S#] § 1. Wordt beschouwd als namaak waarvoor de dader verantwoordelijk geacht wordt, elke schending van de in het artikel XI.29 omschreven rechten van de octrooihouder.

   Indien een octrooi betrekking heeft op een werkwijze tot vervaardiging van een nieuw voortbrengsel, wordt zulk een voortbrengsel dat door een ander dan de octrooihouder is vervaardigd, behoudens tegenbewijs, geacht met toepassing van de geoctrooieerde werkwijze te zijn vervaardigd. Bij het leveren van het tegenbewijs wordt rekening gehouden met het gerechtvaardigd belang dat de verweerder heeft bij de bescherming van zijn fabricage- en bedrijfsgeheimen.

§ 2. De houder of de vruchtgebruiker van een octrooi kan een vordering inzake namaak instellen.

   Nochtans mag de houder van een gedwongen licentie toegekend bij toepassing van artikel XI.37, § 1, 1°, een vordering inzake namaak instellen indien, na ingebreke gesteld te zijn, de houder of de vruchtgebruiker van het octrooi dergelijke vordering niet instelt.

   Behoudens andersluidende bepaling in de licentieovereenkomst, is de bepaling van het voorgaande lid eveneens toepasselijk op de houder van een exclusieve licentie.

   Iedere licentiehouder mag tussenbeide komen in een vordering inzake namaak ingediend door de houder of de vruchtgebruiker van het octrooi teneinde vergoed te worden voor de door hemzelf geleden schade.

§ 3. De vordering inzake namaak kan maar ingesteld worden vanaf de dag dat het octrooi ter inzage gelegd is van het publiek en alleen voor handelingen van inbreuk begaan sedert deze datum.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.61

[ [#S1;S#] De vordering wegens inbreuk verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop de inbreuk werd gepleegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Vertegenwoordiging voor de Dienst] [#S1;S#]
Art. XI.62

[ [#S1;S#] § 1. Onder voorbehoud van de in paragraaf 2, en de in paragraaf 3, eerste lid, voorziene bepalingen is niemand ertoe verplicht zich, inzake uitvindingsoctrooien, voor de Dienst te doen vertegenwoordigen.

§ 2. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die inzake uitvindingsoctrooien voor de Dienst door de tussenkomst van een derde wensen op te treden, moeten een beroep doen op een erkende gemachtigde.

§ 3. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die woonplaats noch werkelijke vestiging in een lidstaat van de Europese Unie hebben, moeten, om voor de Dienst inzake uitvindingsoctrooien op te treden, vertegenwoordigd worden door een erkende gemachtigde en via zijn tussenkomst optreden.

   De natuurlijke en rechtspersonen bedoeld in het eerste lid, mogen zelf optreden voor de Dienst voor de volgende procedures :
1° het indienen van een aanvraag ten behoeve van de toekenning van een datum van indiening;
2° het betalen van een taks;
3° het indienen van een afschrift van een eerdere aanvraag;
4° de afgifte van een bewijs van ontvangst of een kennisgeving door de Dienst ten aanzien van een procedure als bedoeld onder 1°, 2° en 3°.

§ 4. Jaartaksen kunnen door iedereen worden betaald.

§ 5. Elke advocaat die ingeschreven is op de tableau van de Orde of op de lijst van stagiairs, elke advocaat en elke octrooigemachtigde die de nationaliteit heeft van een lidstaat van de Europese Unie en die bevoegd is dit beroep uit te oefenen in een van haar lidstaten, evenals elke advocaat die krachtens een wet of internationale overeenkomst gemachtigd is in België dit beroep uit te oefenen, kan in dezelfde hoedanigheid als een erkend gemachtigde optreden bij de Dienst.

   De Koning neemt de maatregelen die, inzake de vrije dienstverrichting van een gemachtigde voor de Dienst, nodig zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de Europese Unie of uit de bepalingen uitgevaardigd krachtens dit Verdrag.

§ 6. De natuurlijke en rechtspersonen die hun woonplaats of een werkelijke vestiging in een lidstaat van de Europese Unie hebben, kunnen inzake uitvindingsoctrooien, voor de Dienst door tussenkomst van één van hun werknemers optreden; deze moet over een volmacht beschikken, doch behoeft geen erkend gemachtigde te zijn. De Koning kan bepalen of en onder welke voorwaarden de werknemer van een bij deze paragraaf voorziene rechtspersoon ook nog voor andere rechtspersonen kan optreden die in een lidstaat van de Europese Unie een werkelijke vestiging hebben en die economische banden hebben met die bedoelde rechtspersoon.

§ 7. Bijzondere bepalingen betreffende gemeenschappelijke vertegenwoordiging van gezamenlijk optredende partijen kunnen door de Koning vastgesteld worden.

§ 8. Voor de toepassing van dit hoofdstuk, is de proceduretaal en de taal voor de correspondentie aan de Dienst, de taal die door de octrooiaanvrager of de octrooihouder op basis van de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken dient gebruikt te worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.63

[ [#S1;S#] Onverminderd de bepalingen van de wet van 8 juli 1977 houdende goedkeuring van bepaalde internationale akten inzake uitvindingsoctrooien, en onverminderd artikel XI.91, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk ook van toepassing op de depots van de octrooiaanvragen ingediend overeenkomstig deze internationale akten evenals op alle andere handelingen die verband houden met deze aanvragen of met de octrooien die op deze aanvragen zijn verleend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.64

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer aan een of meer door de artikelen XI.62 en XI.63 gestelde vereisten niet wordt voldaan, geeft de Dienst de persoon die de handeling heeft gesteld, hiervan kennis, waarbij hem de gelegenheid wordt geboden binnen de door de Koning vastgestelde termijn alsnog aan dergelijke vereisten te voldoen en commentaar te leveren.

§ 2. Wanneer niet wordt voldaan aan een of meer van de door de artikelen XI.62 en XI.63 gestelde vereisten binnen de door de Koning vastgestelde termijn overeenkomstig paragraaf 1, is de verrichte handeling van rechtswege nietig.

§ 3. De onverschuldigd betaalde taksen worden terugbetaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.65

[ [#S1;S#] Bij de Dienst wordt een register ingesteld waarin de erkende gemachtigden ingeschreven zijn welke, in de materies [ [#S2;S#] bedoeld in de artikelen XI.62 en XI.63] [#S2;S#], de vertegenwoordiging van natuurlijke of rechtspersonen voor de Dienst verzekeren.

   De Koning bepaalt de vermeldingen die in het register voor erkende gemachtigden moeten worden opgenomen alsmede de voorwaarden waarin dit wordt bijgehouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 20, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.66

[ [#S1;S#] § 1. Alleen natuurlijke personen kunnen ingeschreven worden in het register van erkende gemachtigden. Ze moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn en gedomicilieerd zijn in een dergelijke Staat;
2° niet het voorwerp uitmaken van een rechterlijke beschermingsmaatregel, bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek;
3° niet in staat van ontzetting zijn als bedoeld in artikelen 31 tot 34 van het Strafwetboek; geen veroordeling in België of in het buitenland hebben opgelopen voor één van de misdrijven vermeld in het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbanken] [#S2;S#] de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken;
4° in het bezit zijn van een Belgisch universitair diploma of Belgisch diploma van hoger onderwijs van het lange type, uitgereikt na minstens vier studiejaren, met betrekking tot een wetenschappelijke, technische of juridische discipline.

   De in het buitenland na minstens vier studiejaren uitgereikte diploma's in dezelfde disciplines worden aanvaard mits hun gelijkwaardigheid vooraf door de bevoegde Belgische overheden werd erkend;
5° een activiteit in verband met uitvindingsoctrooien hebben uitgeoefend waarvan de Koning de duur en de nadere regelen vaststelt;
6° geslaagd zijn voor een examen over de industriële eigendom en hoofdzakelijk over de uitvindingsoctrooien, af te leggen voor de in artikel XI.67 bedoelde commissie ten laatste twee jaar na de stopzetting van de activiteit bedoeld in 5° van deze paragraaf.

§ 2. Aan de woonplaats- en nationaliteitsvereiste dient niet te worden voldaan door de persoon die daarvan is vrijgesteld, hetzij op grond van een internationaal verdrag, hetzij op grond van een afwijking door de Koning uit hoofde van wederkerigheid toegestaan.

§ 3. De Koning neemt de maatregelen die, inzake toegang tot het beroep van erkende gemachtigde en uitoefening van deze beroepsactiviteit, nodig zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of uit de bepalingen uitgevaardigd krachtens dit Verdrag en die betrekking hebben op de vereisten inzake diploma's, getuigschriften en andere titels.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XI.67

[ [#S1;S#] Bij de FOD Economie wordt een Commissie ingesteld tot erkenning van de gemachtigden die toegelaten worden tot de vertegenwoordiging van natuurlijke en rechtspersonen voor de Dienst in de materies vermeld in artikel XI.62.

   De Commissie heeft tot opdracht :
1° na te gaan of de personen die in het register van erkende gemachtigden wensen te worden ingeschreven voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel XI.66, § 1, 1° tot en met 5° ;
2° het in artikel XI.66, § 1, 6°, bedoelde examen af te nemen;
3° de minister van advies te dienen over de door hem te nemen beslissingen tot inschrijving en doorhaling in het register van erkende gemachtigden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.68

[ [#S1;S#] De Commissie bestaat uit twee afdelingen. De ene behandelt de zaken in de Nederlandse taal, de andere de zaken in de Franse taal.

   De Koning bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de Commissie. Hij bepaalt de voorwaarden voor het bij artikel XI.66, § 1, 6°, bedoelde examen. Een lid van de Franse afdeling moet een voldoende kennis van het Duits bezitten.

   De nodige kredieten worden ingeschreven op de begroting van de FOD Economie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.69

[ [#S1;S#] De aanvraag tot inschrijving in het register van erkende gemachtigden wordt aan de minister gericht. Deze geeft ze voor advies door aan de Commissie. Het advies wordt samen met het dossier aan de minister overhandigd.

   Indien de aanvrager de gestelde voorwaarden vervult, doet de minister hem in het register van erkende gemachtigden inschrijven binnen de maand na de ontvangst van het advies. Indien de aanvrager de voorwaarden niet vervult, verwerpt de minister de aanvraag binnen dezelfde termijn. In beide gevallen wordt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte gesteld.

   De beslissing waarbij de minister van het advies van de Commissie afwijkt en deze waarbij hij de aanvraag verwerpt moeten met redenen worden omkleed.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.70

[ [#S1;S#] De persoon die in het register van erkende gemachtigden werd ingeschreven met toepassing van artikel 64 van de wet van 1984 op de Belgische uitvoeringsoctrooien, behoudt het voordeel van zijn inschrijving.

   De in het eerste lid bedoelde ingeschreven personen kunnen worden doorgehaald met toepassing van de artikelen XI.71 en XI.72.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.71

[ [#S1;S#] Elke in het register van erkende gemachtigden ingeschreven persoon kan de minister verzoeken om zijn naam in dit register door te halen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.72

[ [#S1;S#] In het register van erkende gemachtigden wordt doorgehaald de naam van de persoon :
1° die overleden is of zich in staat van onbekwaamheid bevindt zoals bedoeld bij artikel XI.75;
2° die, ingeschreven in het register van erkende gemachtigden bij toepassing van artikel XI.69, de bij de artikel XI.66, § 1, 1° en 2° vastgestelde voorwaarden niet meer vervult of zich niet meer kan beroepen op bepalingen van het internationaal verdrag of op het bestaan van de wederkerigheid als bedoeld in paragraaf 2 van dit artikel;
3° die, ingeschreven in het register van erkende gemachtigden bij toepassing van artikel XI.70, niet meer woonachtig is in België of in een lidstaat van de Europese Unie of het voorwerp uitmaakt van een rechterlijke beschermingsmaatregel, bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek;
4° die, ingeschreven in het register van erkende gemachtigden bij toepassing van artikel XI.70, ambtshalve werd doorgehaald in de lijst van de erkende gemachtigden bij het Europees Octrooibureau wegens één van de vermelde redenen in regel 154, § 2, letter a) tot en met c), van het uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag of omdat hij het voorwerp is geweest van een tuchtmaatregel welke in uitvoering van artikel 134bis, § 1, letter c) van voornoemd verdrag werd getroffen;
5° die, bij zijn aanvraag tot inschrijving of bij een aanvraag tot wijziging van zijn inschrijving opzettelijk documenten heeft voorgelegd of verklaringen heeft afgelegd waarvan de inhoud niet met de werkelijkheid overeenstemde;
6° die een veroordeling heeft opgelopen of het voorwerp is geweest van een maatregel tot ontzetting, als bedoeld in artikel XI.66, § 1, 3° ;
7° die zich schuldig gemaakt heeft aan een zware tekortkoming in de uitoefening van zijn werkzaamheden van vertegenwoordiging in zaken van uitvindingsoctrooien voor de Dienst.

   De duur van doorhaling bij toepassing van punten 5° tot en met 7° van dit artikel moet minstens één jaar bedragen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.73

[ [#S1;S#] De erkende gemachtigde, wiens inschrijving is doorgehaald, wordt op zijn verzoek opnieuw ingeschreven in het register van de erkende gemachtigden, wanneer de redenen voor de doorhaling niet meer bestaan, wanneer de in artikel XI.72, 4°, bedoelde tuchtmaatregel geen gevolgen meer sorteert of wanneer de termijn van de met toepassing van artikel XI.72, 5° tot en met 7°, genomen maatregel tot doorhaling verstreken is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.74

[ [#S1;S#] In de bij artikel XI.72 bepaalde gevallen, dat van overlijden uitgezonderd, of wanneer op grond van artikel XI.73 om een nieuwe inschrijving wordt verzocht, wint de minister vooraf advies in van de erkenningscommissie.

   Deze stelt de belanghebbende bij een aangetekende zending en, minstens twintig dagen vooraf, in kennis van de vergadering waarop de zaak zal worden behandeld. De belanghebbende kan zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een advocaat of door een erkende gemachtigde.

   Het advies wordt samen met het dossier aan de minister doorgezonden.

   De beslissingen tot doorhaling en tot weigering van een nieuwe inschrijving alsmede die waarbij de minister van het advies van de Commissie afwijkt dienen met redenen te worden omkleed.

   De minister brengt zijn beslissing tot doorhaling, nieuwe inschrijving of weigering van zulke inschrijving onverwijld ter kennis van de betrokkene. Hij gaat over tot de doorhaling of tot de nieuwe inschrijving, naargelang van het geval, binnen de maand na de ontvangst van het advies.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.75

[ [#S1;S#] Wanneer een erkend gemachtigde overlijdt of in de onmogelijkheid verkeert zijn vertegenwoordigingsactiviteit uit te oefenen, kunnen de hem bij de Dienst toevertrouwde opdrachten gedurende zes maanden verder worden uitgevoerd door een ander erkende gemachtigde zonder dat deze zijn mandaat dient te bewijzen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.76

[ [#S1;S#] Het register van de erkende gemachtigden berust bij de Dienst waar elke belanghebbende er inzage van kan nemen. Het register is eveneens beschikbaar op de door de Koning aangewezen website.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Diverse bepalingen] [#S1;S#]
Art. XI.77

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een aanvrager of een houder van een octrooi een termijn voor een handeling in een procedure voor de Dienst niet in acht heeft genomen, en dit verzuim het verlies van rechten ten aanzien van een aanvraag of octrooi tot rechtstreeks gevolg heeft, worden de rechten van de aanvrager of de houder ten aanzien van de desbetreffende aanvraag of het desbetreffende octrooi door de Dienst hersteld indien :
1° een verzoek daartoe bij de Dienst wordt gedaan overeenkomstig de door de Koning gestelde voorwaarden en binnen de door de Koning bepaalde termijn;
2° de niet-gestelde handeling moet worden verricht binnen de in 1° vermelde termijn voor de indiening van het verzoek;
3° in het verzoekschrift de redenen worden vermeld waarom de vastgestelde termijn niet in acht is genomen;
4° de Dienst vaststelt dat het verzuim de termijn in acht te nemen is ontstaan ondanks dat in het onderhavige geval de nodige zorg is betracht.

   Het verzoek tot herstel wordt in het register ingeschreven.

   Een verklaring of andere bewijzen ter ondersteuning van de onder 3° bedoelde redenen worden bij de Dienst ingediend binnen een door de Koning bepaalde termijn.

   Het verzoekschrift zal pas behandeld worden nadat de voorgeschreven taksen met betrekking tot dit verzoek zijn betaald.

§ 2. Een verzoekschrift uit hoofde van paragraaf 1 kan niet geheel of ten dele worden geweigerd zonder dat de verzoekende partij in de gelegenheid wordt gesteld binnen een door de Koning bepaalde termijn commentaar te leveren op de voorgenomen weigering.

   Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek tot herstel, worden de juridische gevolgen van het verzuim de termijn in acht te nemen, geacht zich niet te hebben voorgedaan.

   De beslissing tot herstel of tot weigering wordt in het register ingeschreven.

   Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek tot herstel, onverminderd paragraaf 1, 2°, moet in geval van verval ingevolge het verzuim de termijn bedoeld in artikel XI.48, in acht te nemen, elke jaartaks die, in de loop van de periode beginnend op de datum waarop het verlies van het recht zich voordoet en gaande tot en met de datum waarop de beslissing tot het herstel wordt ingeschreven in het register, zou vervallen zijn, worden gekweten binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf deze laatste datum.

§ 3. Degene die, tussen het moment waarop de rechten, als bepaald in artikel XI.48, § 2, vervallen en dat waarop het herstel van deze rechten uitwerking heeft overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel, in België te goeder trouw gebruik heeft gemaakt van de uitvinding die het voorwerp uitmaakt van het octrooi of daartoe de nodige maatregelen heeft getroffen, mag deze uitvinding blijven gebruiken tot nut van zijn eigen onderneming. Het recht erkend door deze paragraaf mag slechts overgedragen worden met de onderneming waaraan het verbonden is. Voorbehoud wordt gemaakt voor de toepassing van de wet van 10 januari 1955.

   Het voorgaande lid is ook van toepassing wanneer de bescherming voorzien in artikel XI.35, § 1, opnieuw uitwerking heeft ten gevolge van het herstel van de octrooiaanvraag.

§ 4. Een verzoek tot herstel in de rechten als bedoeld in paragraaf 1 is niet ontvankelijk voor :
1° de termijnen bedoeld in paragraaf 1 en in paragraaf 2, vierde lid;
2° de termijnen bedoeld in artikel XI.20, §§ 8 tot 10.

   De Koning bepaalt in voorkomend geval andere termijnen dan deze vermeld in het vorige lid, voor dewelke een verzoek tot herstel niet ontvankelijk is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.78

[ [#S1;S#] § 1. De Koning bepaalt het bedrag, de termijn en de wijze van betaling der taksen, bijkomende taksen en vergoedingen waarin bij of krachtens deze titel is voorzien.

§ 2. Wanneer de Dienst in zaken van octrooien bijzondere prestaties levert, kan de Koning voorzien in een vergoeding waarvan Hij het bedrag, de termijn en de wijze van betaling bepaalt. Het bedrag van de bijkomende vergoeding mag in geen geval 125 euro te boven gaan.

§ 3. De Koning kan de taksen, bijkomende taksen en vergoedingen, die Hij aanwijst, verminderen voor de natuurlijke personen, onderdanen van een lidstaat, hetzij van de Europese Economische Ruimte, hetzij van de Wereldhandelsorganisatie, indien hun inkomsten niet de belastingvrije som bepaald in artikel 131 en volgende van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 overschrijden. In voorkomend geval worden de in vreemde munt uitgedrukte inkomsten omgezet in euro tegen de middenkoers van de betrokken munt.

§ 4. De Koning bepaalt de gevallen waarin onverschuldigd betaalde taksen, bijkomende taksen en vergoedingen geheel of gedeeltelijk terugbetaalbaar zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.79

[ [#S1;S#] De betaling der taksen en vergoedingen, voorzien bij deze titel of tot de inning waartoe deze titel machtiging verleent, wordt als geldig beschouwd indien ze werd verricht met de inachtneming van het op de betalingsdag van kracht zijnde bedrag.

   Behoudens in deze titel of in haar uitvoeringsbesluiten strijdige bepalingen worden de geïnde taksen en vergoedingen niet teruggestort.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.80

[ [#S1;S#] Behalve wanneer anders bepaald, kan de Dienst, wanneer in het kader van artikel XI.50, § 3, eerste lid, of artikel XI.53, tweede lid, een kopie van een origineel document of een uittreksel ervan wordt gevraagd, in geval van gegronde twijfel over de waarachtigheid van de voorgelegde of opgestuurde kopie van het origineel document, of het uittreksel ervan, de uitgever van het origineel document rechtstreeks ondervragen.

   Indien de voormelde bevraging van de uitgever van het origineel document een onevenredig zware last meebrengt voor de Dienst of voor de uitgever van het origineel document, of wanneer een rechtstreeks contact met de uitgever van het origineel document moeilijk blijkt, kan de Dienst de betrokken persoon, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs, om het voorleggen van het origineel document verzoeken. In de aangetekende zending wordt de reden voor het verzoek tot het voorleggen van het origineel document uiteengezet. Zolang het gevraagde originele document niet voorgelegd wordt, is de procedure waarin het voorleggen van het originele document kadert, geschorst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.81

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt de modaliteiten volgens dewelke de burgers en de ondernemingen via elektronische weg met de Dienst kunnen communiceren, en documenten en handelingen in elektronische vorm kunnen doorsturen aan de Dienst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Europese octrooien] [#S1;S#]
Art. XI.82

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] Onverminderd de toepassing van § 2 wordt de octrooiaanvraag, verricht volgens de bepalingen van het Europees Octrooiverdrag, ingediend bij het Europees Octrooibureau.] [#S2;S#]

§ 2. De octrooiaanvraag verricht volgens de bepalingen van het Europees Octrooiverdrag, door personen die de Belgische nationaliteit bezitten of hun woonplaats of hun zetel in België hebben en die de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat kan aanbelangen moet bij de Dienst worden ingediend. De bepalingen van de wet van 10 januari 1955 betreffende de bekendmaking en de toepassing der uitvindingen en fabrieksgeheimen welke de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat aanbelangen zijn hierop van toepassing.

§ 3. De Europese octrooiaanvraag verleent niet de in het artikel 64 van het Europees Octrooiverdrag bedoelde bescherming. Een redelijke vergoeding, vastgesteld volgens de omstandigheden, kan echter geëist worden van elke persoon die de uitvinding waarop de aanvraag betrekking heeft in België heeft geëxploiteerd vanaf de dag waarop de conclusies voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt bij de Dienst of aan deze persoon zijn verstrekt in één van de officiële nationale talen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 21, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
Art. XI.83

[ [#S1;S#] § 1. Het Europees octrooi zonder eenheidswerking, zoals verleend naar aanleiding van een aanvraag waarin België wordt aangewezen, of zoals in stand gehouden in gewijzigde of beperkte vorm door het Europees Octrooibureau, verleent aan de houder ervan, onafhankelijk van de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi wordt verleend, en in voorkomend geval in stand gehouden, dezelfde rechten als die welke een Belgisch octrooi hem zou verlenen, te rekenen vanaf de datum waarop de vermelding van de verlening van het octrooi in het Europees Octrooiblad gepubliceerd wordt, of, in voorkomend geval, van de beslissing aangaande het behoud van het octrooi in de gewijzigde of beperkte vorm.

§ 2. De Dienst voor de Intellectuele Eigendom houdt een register van alle Europese octrooien zonder eenheidswerking bedoeld in paragraaf 1 die gevolgen hebben op het nationaal grondgebied. De Dienst stelt de tekst van het octrooi in de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi werd verleend en, in voorkomend geval, in stand gehouden ter beschikking van het publiek.

§ 3. De Dienst voor de Intellectuele Eigendom ontvangt de nationale taksen voor de instandhouding van het Europees octrooi zonder eenheidswerking voor de jaren die volgen op het jaar waarin de publicatie heeft plaatsgehad van de vermelding van de verlening van het octrooi.

§ 4. De bepalingen van de Overeenkomst betreffende het eengemaakt octrooirecht zijn van toepassing op de Europese octrooien zonder eenheidswerking die op het Belgische grondgebied als een nationaal octrooi van kracht zijn geworden, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 83 (1) tot (3) en (5) van deze Overeenkomst.

§ 5. Wanneer de eenheidswerking van een Europees octrooi is geregistreerd krachtens de Verordening (EU) 1257/2012, wordt dit Europees octrooi geacht niet als een nationaal octrooi van kracht te zijn geworden op de datum van de publicatie van de vermelding van de verlening in het Europees Octrooiblad.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-06-29/01, art. 22, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2017. Overgangsbepalingen : art.94>
Art. XI.83/1

[ [#S1;S#] § 1. Als het verzoek om eenheidswerking van een Europees octrooi als bedoeld in artikel 9, § 1, g), van Verordening 1257/2012 werd verworpen en de betalingstermijn van de eerste jaartaks verschuldigd na de publicatie van de vermelding van de verlening van het Europese octrooi waarin België wordt aangewezen, berekend volgens artikel XI.48, verstreken is, dan beschikt de houder van het octrooi over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de weigering van het verzoek om eenheidswerking, desgevallend door het Europees Octrooibureau of door het Eengemaakt octrooigerecht, om via verzoekschrift de heropening van de betalingstermijn te vragen voor de jaartaksen verschuldigd bij toepassing van artikel XI.48 sinds de publicatie van de vermelding van de verlening van het Europese octrooi in het Europese Octrooiblad.

   In het verzoekschrift wordt aangegeven:
1° dat het verzoek om eenheidswerking bedoeld in het eerste lid werd ingediend binnen de termijn voorzien in regel 6(1) van de uitvoeringsverordening betreffende de Verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming en betreffende de Verordening (EU) nr. 1260/2012 van de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen, en niet werd ingetrokken door de Europese octrooihouder;
2° dat dit verzoek om eenheidswerking werd geweigerd;
3° dat een heropening van de betalingstermijn van de verschuldigde jaartaks(en) wordt gevraagd.

   De Koning kan de verwijzing naar de in 1° bedoelde verordening wijzigen.

   Ter staving van zijn verzoek tot heropening van de betalingstermijn, deelt de houder van het octrooi aan de Dienst een kopie mee van de beslissing van weigering bedoeld in het tweede lid.

   Indien het verzoek tot heropening van de betalingstermijn niet beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in deze paragraaf, geeft de Dienst de verzoeker daarvan kennis, en stelt hem daarbij in de gelegenheid zijn verzoek te regulariseren binnen een maand vanaf de kennisgeving door de Dienst. Bij het verstrijken van die termijn wordt het niet-geregulariseerde verzoek geacht te zijn ingetrokken. De Koning kan de termijn bedoeld in dit lid aanpassen zonder dat deze langer mag zijn dan twee maanden.

   De verzoeker kan zijn verzoek tot heropening van de betalingstermijn intrekken, zolang de Dienst hierover nog geen uitspraak heeft gedaan.

§ 2. Indien de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1 vervuld zijn, kent de Dienst de heropening toe van de betalingstermijn van de jaartaksen die op grond van artikel XI.48 vervallen zouden zijn sinds de publicatie van de vermelding van de verlening van het Europese octrooi in het Europese Octrooiblad, en tot de datum van beslissing van de Dienst, bedoeld in dit lid.

   Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek bedoeld in paragraaf 1, geeft de Dienst aan de verzoeker kennis van de heropening van de betalingstermijn van de jaartaksen bedoeld in het voorgaande lid. De verzoeker beschikt over een maand, te rekenen vanaf de datum van de beslissing van de Dienst, om de verschuldigde jaartaks(en) te betalen.

§ 3. Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek tot heropening van de betalingstermijn en de verschuldigde jaartaksen sinds de publicatie van de vermelding van de verlening van het Europese octrooi in het Europese Octrooiblad betaald worden binnen de in paragraaf 2 bepaalde termijn van een maand, worden de juridische gevolgen van het niet betalen van de eerste in België verschuldigde jaartaks overeenkomstig artikel XI.48, geacht zich niet te hebben voorgedaan.

   De beslissing tot heropening van de betalingstermijnen wordt in het register ingeschreven.

§ 4. Degene die, tussen het moment waarop de rechten vervallen, zoals bepaald in artikel XI.48, § 2, en dat waarop het herstel van deze rechten uitwerking heeft overeenkomstig paragraaf 2, in België te goeder trouw gebruik heeft gemaakt van de uitvinding die het voorwerp uitmaakt van het octrooi of daartoe de nodige maatregelen heeft getroffen, mag deze uitvinding blijven gebruiken tot nut van zijn eigen onderneming. Het recht erkend door deze paragraaf mag slechts overgedragen worden met de onderneming waaraan het verbonden is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-12-19/07, art. 5, 054; Inwerkingtreding : 01-02-2018>
Art. XI.84

[ [#S1;S#] De bepalingen van de artikelen XI.82 en XI.83 doen geen afbreuk aan het recht van de nationale rechtbanken om een volledige vertaling te eisen van de aanvraag of van het verleend octrooi in de taal van de gerechtelijke procedure.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.85

[ [#S1;S#] De Dienst stelt taaltechnologische diensten die de automatische vertaling van octrooi-informatie mogelijk maken, ter beschikking via een door de Koning aangeduide website waar de Europese octrooiaanvragen en de verleende Europese octrooien onder gelijke voorwaarden kunnen worden geraadpleegd in alle nationale talen.

   De Koning kan de nadere regels en de voorwaarden van terbeschikkingstelling van de bedoelde taaltechnologische diensten verder uitwerken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.86

[ [#S1;S#] § 1. Voor zover een Belgisch octrooi betrekking heeft op een uitvinding waarvoor een Europees octrooi is verleend aan dezelfde uitvinder of aan zijn rechtverkrijgende met dezelfde aanvraagdatum of, indien voorrang is ingeroepen, met dezelfde voorrangsdatum, heeft het Belgisch octrooi voor zover het dezelfde uitvinding als het Europees octrooi beschermt geen rechtsgevolgen meer vanaf hetzij de datum waarop de voor het instellen van oppositie tegen het Europees octrooi vastgestelde termijn is verstreken zonder dat oppositie is ingesteld hetzij de datum waarop de oppositieprocedure is afgesloten waarbij het Europees octrooi is in stand gehouden.

   Het beëindigen of de nietigverklaring van het Europees octrooi op een later tijdstip laat de bepalingen van dit artikel onverlet.

§ 2. De [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van Brussel stelt vast dat het Belgisch octrooi opgehouden heeft geheel of gedeeltelijk rechtsgevolgen te hebben in de voorwaarden bepaald in paragraaf 1.

§ 3. Wanneer het arrest of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan dan wordt de vaststelling ingeschreven in het register en ter kennis van het publiek gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XI.87

[ [#S1;S#] De houder van een Europese octrooiaanvraag kan vragen in de gevallen bedoeld in artikel 135, § 1, onder a, van het Europees Octrooiverdrag de nationale verleningsprocedure voor een Belgisch uitvindingsoctrooi te beginnen. Deze aanvraag zal afgewezen worden indien er niet binnen een termijn van drie maanden na ontvangst door de Dienst, van de aanvraag tot omzetting aan de volgende voorwaarden is voldaan :
a) de betaling van de nationale indieningstaks;
b) de indiening van de tekst van de aanvraag in één van de nationale talen indien de Europese octrooiaanvraag niet gesteld is in één van deze talen.

   Het verslag van nieuwheidsonderzoek kan, indien het is opgesteld door het Europees Octrooibureau gebruikt worden in de verleningsprocedure.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.88

[ [#S1;S#] De Koning wijst de nationale autoriteiten aan tot wie het Europees bureau zich kan wenden voor administratieve en gerechtelijke samenwerking in toepassing van artikel 131 van het Europees Octrooiverdrag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.89

[ [#S1;S#] Het verzoek om een technisch advies bedoeld in artikel 25 van het Europees Octrooiverdrag mag rechtstreeks aan het Europees Octrooibureau gestuurd worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.90

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 23, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2017. Overgangsbepalingen : art.94>

HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Internationale aanvragen] [#S1;S#]
Art. XI.91

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] Onverminderd de toepassing van de bepalingen van § 2 treedt het Europees Octrooibureau op als ontvangend bureau in de zin van artikel 2 (xv) van het Verdrag van 19 juni 1970 tot samenwerking inzake octrooien, goedgekeurd bij de wet van 8 juli 1977. De instantie belast met het internationaal nieuwheidsonderzoek en desgevallend, de instantie belast met de internationale voorlopige beoordeling worden door de Koning aangewezen.] [#S2;S#]

§ 2. De internationale aanvraag bedoeld in artikel 2 VII van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien die de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat kan aanbelangen moet bij de Dienst worden ingediend. De bepalingen van de wet van 10 januari 1955 betreffende de bekendmaking en de toepassing der uitvindingen en fabrieksgeheimen welke de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat aanbelangen zijn hierop van toepassing.

§ 3. Iedere aanwijzing of, desgevallend, iedere keuze van België in een internationale aanvraag wordt aanzien als de aanduiding dat de aanvrager een Europees octrooi wenst te verkrijgen overeenkomstig het Europees Octrooiverdrag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 24, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
Titel 2. - [ [#S1;S#] Aanvullende beschermingscertificaten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Verlening en verlenging van de duur van het certificaat] [#S1;S#]
Art. XI.92

[ [#S1;S#] § 1. De aanvraag van een aanvullende beschermingscertificaat, hierna "certificaat" genoemd, en de aanvraag voor verlenging van de duur worden bij de Dienst ingediend.

§ 2. [ [#S2;S#] De aanvraag van een certificaat en de aanvraag voor verlenging van de duur moeten voldoen aan de in de huidige titel en door de Koning vastgestelde voorwaarden en vormen.] [#S2;S#]

§ 3. Iedere aanvraag voor een certificaat en iedere aanvraag voor verlenging van de duur ervan geven aanleiding tot betaling van een indieningstaks. Het bewijs van de betaling van deze taks moet ten laatste een maand na indiening van de aanvraag bij de Dienst toekomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 21, 077; Inwerkingtreding : 01-10-2019>
Art. XI.93

[ [#S1;S#] § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragrafen 2 en 3, is de datum van de indiening van een aanvraag voor een certificaat de datum waarop de Dienst alle volgende documenten van de aanvrager heeft ontvangen :
1° een verklaring dat een certificaat wordt aangevraagd;
2° gegevens waaruit de identiteit van de aanvrager kan worden vastgesteld en die de Dienst in staat stellen met hem in contact te treden;
3° gegevens op grond waarvan het basisoctrooi kan worden bepaald.

§ 2. Wanneer de aanvraag niet voldoet aan één of meer van de in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden, stelt de Dienst de aanvrager daarvan in kennis en biedt hem de gelegenheid aan om aan deze voorwaarden te voldoen en binnen een termijn van drie maanden opmerkingen voor te leggen.

   Wanneer geen kennisgeving is gedaan omdat de gegevens die de Dienst in staat stellen in contact te treden met de aanvrager niet zijn ingediend, bedraagt de in het eerste lid bedoelde termijn drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de Dienst ten minste één van de in paragraaf 1 bedoelde elementen voor het eerst heeft ontvangen.

§ 3. Wanneer aan één of meer van de in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden niet wordt voldaan in de aanvraag zoals deze aanvankelijk werd ingediend, is de datum van indiening, onder voorbehoud van de in tweede lid bepaalde bepalingen, de datum waarop aan alle in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

   Wanneer aan één of meer van de voorwaarden bedoeld in het eerste lid niet binnen de door de Dienst vastgelegde termijn wordt voldaan, wordt de aanvraag geacht niet te zijn ingediend. Wanneer de aanvraag geacht wordt niet te zijn ingediend, geeft de Dienst de aanvrager, met opgaaf van de redenen, daarvan kennis.

§ 4. Wanneer aan alle in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, deelt de Dienst aan de aanvrager de datum van indiening die aan de aanvraag wordt toegekend, mee.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.94

[ [#S1;S#] § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de paragrafen 2 en 3, is de datum van de indiening van een aanvraag voor verlenging van de duur de datum waarop de Dienst alle volgende documenten van de aanvrager heeft ontvangen :
1° een verklaring dat een verlenging van de duur wordt aangevraagd;
2° gegevens waaruit de identiteit van de aanvrager kan worden vastgesteld en die de Dienst in staat stellen met hem in contact te treden;
3° gegevens op grond waarvan het certificaat kan worden bepaald.

§ 2. Wanneer de aanvraag niet voldoet aan één of meer van de in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden, stelt de Dienst de aanvrager daarvan in kennis en biedt hem de gelegenheid aan om aan deze voorwaarden te voldoen en binnen een termijn van drie maanden opmerkingen voor te leggen.

   Wanneer geen kennisgeving is gedaan omdat de gegevens die de Dienst in staat stellen in contact te treden met de aanvrager niet zijn ingediend, bedraagt de in het eerste lid bedoelde termijn drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de Dienst ten minste één van de in paragraaf 1 bedoelde elementen voor het eerst heeft ontvangen.

§ 3. Wanneer aan één of meer van de in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden niet wordt voldaan in de aanvraag zoals deze aanvankelijk werd ingediend, is de datum van indiening, onder voorbehoud van de in tweede lid bepaalde bepalingen, de datum waarop aan alle in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

   Wanneer aan één of meer van de voorwaarden bedoeld in het eerste lid niet binnen de door de Dienst vastgelegde termijn wordt voldaan, wordt de aanvraag geacht niet te zijn ingediend. Wanneer de aanvraag geacht wordt niet te zijn ingediend, geeft de Dienst de aanvrager, met opgaaf van de redenen, daarvan kennis.

§ 4. Wanneer aan alle in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, deelt de Dienst aan de aanvrager de datum van indiening die aan de aanvraag wordt toegekend, mee.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.95

[ [#S1;S#] Vermelding van de aanvraag van een certificaat en vermelding van de aanvraag voor verlenging van de duur worden in het register gepubliceerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.96

[ [#S1;S#] § 1. Indien de aanvraag voor een certificaat niet voldoet aan de voorwaarden die respectievelijk, voor de geneesmiddelen, in artikel 8 van de verordening (EG) Nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, hierna "verordening 469/2009" benoemd, en, voor de gewasbeschermingsmiddelen, in artikel 8 van de verordening (EG) Nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermings-middelen, hierna "verordening 1610/96" benoemd, bepaald zijn, alsook in artikel XI.92 van dit hoofdstuk, verzoekt de Dienst de aanvrager om de vastgestelde gebreken te herstellen of de indieningstaks te betalen binnen de door de Koning bepaalde termijn.

§ 2. Indien niet binnen de voorgeschreven termijn overeenkomstig het in paragraaf 1 bedoelde verzoek de gebreken hersteld zijn, of de indieningstaks alsnog is betaald, wordt de aanvraag verworpen.

§ 3. Paragrafen 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag voor de verlenging van de duur.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.97

[ [#S1;S#] De verlening van de certificaten vindt plaats zonder onderzoek van de in respectievelijk artikel 3, c en d, van de verordening 469/2009 voor de geneesmiddelen, en artikel 3, § 1, c en d, van de verordening 1610/1996 voor de gewasbeschermingsmiddelen, vastgestelde voorwaarden.] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] De Dienst kan echter wel de in het eerste lid bedoelde voorwaarden onderzoeken, als hij tijdens het onderzoek van de certificaataanvraag kennis krijgt van informatie betreffende die voorwaarden, die een verwerping van de aanvraag zou kunnen rechtvaardigen.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 22, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.98

[ [#S1;S#] Vermelding van de afgifte van het certificaat of van de verwerping van de aanvraag van een certificaat en vermelding van de aanvaarding van de verlenging van de duur of van de verwerping van de aanvraag voor verlenging van de duur worden in het register gepubliceerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.99

[ [#S1;S#] Vermelding van het verval of van de nietigheid van het certificaat en vermelding van de intrekking van de verlenging van de duur worden in het register gepubliceerd door middel van volgende gegevens :
1° de naam en het adres van de houder van het certificaat;
2° het nummer van het basisoctrooi;
3° de titel van de uitvinding.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Taksen en vergoedingen] [#S1;S#]
Art. XI.100

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt het bedrag en de modaliteiten van de betaling van de taksen, bijkomende taksen en vergoedingen verschuldigd voor certificaten en verlenging van de duur.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.101

[ [#S1;S#] § 1. Met het oog op de instandhouding ervan geeft iedere aanvraag voor een certificaat of ieder certificaat aanleiding tot de betaling van jaartaksen. De eerste jaartaks is verschuldigd van zodra de wettelijke looptijd van het basisoctrooi verstreken is.

   De betaling van de jaartaks vervalt op de laatste dag van de maand die overeenstemt met de maand waarin de datum van indiening van de aanvraag van het basisoctrooi valt. De jaartaks kan niet geldig worden gekweten meer dan zes maanden vóór de vervaldatum.

§ 2. Wanneer de betaling van de jaartaks niet op de vervaldag werd gekweten, kan deze taks alsnog betaald worden vermeerderd met een toeslag, binnen een respijttermijn van zes maanden te rekenen vanaf de vervaldag van de jaartaks.

§ 3. Het bedrag van de jaartaks en van de toeslag wordt door de Koning vastgesteld bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

§ 4. Indien de jaartaks niet betaald wordt binnen de respijttermijn van zes maanden voorzien in paragraaf 2, is de houder van de aanvraag van een certificaat of van het certificaat van rechtswege vervallen verklaard van zijn rechten. Het verval heeft uitwerking op de vervaldatum van de niet betaalde jaartaks. Het verval wordt in het register ingeschreven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Herstel] [#S1;S#]
Art. XI.102

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een aanvrager van een certificaat of van een verlenging van de duur of een houder van een certificaat een termijn voor een handeling in een procedure voor de Dienst niet in acht heeft genomen, en dit verzuim het verlies van rechten ten aanzien van een certificaat of van de aanvraag van een certificaat of voor verlenging van de duur tot rechtstreeks gevolg heeft, worden de rechten van de aanvrager of de houder ten aanzien van het desbetreffende certificaat of de desbetreffende aanvraag van een certificaat of voor de verlenging van de duur door de Dienst hersteld indien :
1° een verzoek daartoe bij de Dienst wordt gedaan overeenkomstig de door de Koning gestelde voorwaarden en binnen de door de Koning bepaalde termijn;
2° de niet-gestelde handeling wordt verricht binnen de in 1° vermelde termijn voor de indiening van het verzoek;
3° in het verzoekschrift de redenen worden vermeld waarom de vastgestelde termijn niet in acht is genomen;

   &sp;4° de Dienst vaststelt dat het verzuim de termijn in acht te nemen is ontstaan ondanks dat in het onderhavige geval de nodige zorg is betracht.

   Het verzoek tot herstel wordt in het register ingeschreven.

   Een verklaring of andere bewijzen ter ondersteuning van de onder 3° bedoelde redenen worden bij de Dienst ingediend binnen een door de Koning bepaalde termijn.

   Het verzoekschrift zal pas behandeld worden nadat de voorgeschreven taksen met betrekking tot dit verzoek zijn betaald.

§ 2. Een verzoekschrift uit hoofde van paragraaf 1 kan niet geheel of ten dele worden geweigerd zonder dat de verzoekende partij in de gelegenheid wordt gesteld binnen een door de Koning bepaalde termijn commentaar te leveren op de voorgenomen weigering.

   De beslissing tot herstel of tot weigering wordt in het register ingeschreven.

§ 3. Degene die, tussen het moment waarop de rechten, als bepaald in artikel XI.101, § 4, vervallen en dat waarop het herstel van deze rechten uitwerking heeft overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel, in België te goeder trouw gebruik heeft gemaakt van het product dat het voorwerp uitmaakt van de door het certificaat verleende bescherming of daartoe de nodige maatregelen heeft getroffen, mag dit product blijven gebruiken tot nut van zijn eigen onderneming. Het recht erkend door deze paragraaf mag slechts overgedragen worden met de onderneming waaraan het verbonden is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Art. XI.103

[ [#S1;S#] Een verzoek tot herstel in de rechten als bedoeld in artikel XI.102, paragraaf 1, is niet ontvankelijk voor :
1° de termijnen bedoeld in artikel XI.102, paragraaf 1;
2° de termijnen bedoeld in artikel 7.5. van de verordening 469/2009.

   De Koning bepaalt in voorkomend geval andere termijnen dan deze vermeld in het vorige lid, voor dewelke een verzoek tot herstel niet ontvankelijk is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014>
Titel 3. - [ [#S1;S#] Kwekersrecht] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Materieel recht] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Voorwaarden inzake de verlening van het kwekersrecht] [#S1;S#]
Art. XI.104

[ [#S1;S#] Rassen van alle botanische geslachten en soorten, met inbegrip van onder meer hun hybriden, kunnen het voorwerp uitmaken van een kwekersrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.105

[ [#S1;S#] Het kwekersrecht wordt verleend wanneer het ras onderscheidbaar, homogeen, bestendig en nieuw is.

   Bovendien moet het ras worden aangeduid met een benaming in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel XI.143.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.106

[ [#S1;S#] § 1. Een ras wordt als onderscheidbaar beschouwd indien het door de expressie van de eigenschappen die voortvloeit uit een bepaald genotype of combinatie van genotypen, duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan op de datum van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel XI.133, of in voorkomend geval, op de voorrangsdatum zoals bepaald in artikel XI.134, algemeen bekend is.

§ 2. Het bestaan van een ander ras wordt met name als algemeen bekend beschouwd, indien op de datum van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel XI.133, of in voorkomend geval, op de voorrangsdatum zoals bepaald in artikel XI.134 :
1° dat andere ras al het voorwerp van een kwekersrecht uitmaakt, of het ras in een officieel rassenregister is opgenomen in enige Staat of in een intergouvernementele organisatie die op dit gebied bevoegd is;
2° voor dat andere ras al een aanvraag voor het verlenen van een kwekersrecht of tot opneming ervan in een officieel rassenregister is ingediend, mits de aanvraag intussen heeft geleid tot de verlening van de bescherming of tot de inschrijving in het register;
3° de teelt of de verhandeling van dat andere ras reeds begonnen is;
4° dat andere ras in een referentiecollectie komt, of in een publicatie nauwkeurig beschreven wordt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.107

[ [#S1;S#] Een ras wordt als homogeen beschouwd indien het voldoende homogeen is in de expressie van de eigenschappen die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van de onderscheidbaarheid, alsmede van elke andere eigenschap die voor de rasbeschrijving wordt gebruikt, behoudens de variatie die mag worden verwacht in verband met de bijzonderheden die eigen zijn aan de vermeerdering ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.108

[ [#S1;S#] Een ras wordt als bestendig beschouwd indien de expressie van de eigenschappen die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van de onderscheidbaarheid, alsmede van elke andere eigenschap die voor de rasbeschrijving wordt gebruikt, onveranderd blijft na achtereenvolgende vermeerderingen of, in het geval van een bijzondere vermeerderingscyclus, aan het eind van elke cyclus.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.109

[ [#S1;S#] § 1. Een ras wordt als nieuw beschouwd als op de datum van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel XI.133, of in voorkomend geval, op de voorrangsdatum zoals bepaald in artikel XI.134, geen rascomponenten of oogstmateriaal van het ras door of met toestemming van de kweker aan derden zijn verkocht of anderszins afgestaan, met het oog op exploitatie van het ras :
1° op het grondgebied van België eerder dan één jaar vóór de bovengenoemde datum;
2° buiten het grondgebied van België, eerder dan vier jaar of, in het geval van bomen of wijnstokken, eerder dan zes jaar vóór de bovengenoemde datum.

§ 2. Het afstaan van rascomponenten aan een officiële instantie voor wettelijke doeleinden, of aan derden uit hoofde van een overeenkomst of een andere rechtsverhouding uitsluitend met het oog op voortbrenging, vermeerdering, vermenigvuldiging, conditionering of opslag, wordt niet beschouwd als afstand aan derden in de zin van paragraaf 1, voor zover de kweker het uitsluitende beschikkingsrecht over deze en andere rascomponenten behoudt en geen verdere afstand plaatsvindt.

   Deze afstand van rascomponenten wordt echter als afstand in de zin van paragraaf 1 beschouwd indien deze componenten herhaaldelijk worden gebruikt bij de voortbrenging van hybriden en indien er afstand plaatsvindt van rascomponenten of oogstmateriaal van hybriden.

   Deze afstand van rascomponenten door een vennootschap of onderneming in de zin van artikel 54, § 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan een andere dergelijke vennootschap of onderneming wordt niet als afstand aan derden beschouwd indien een van hen geheel deel uitmaakt van de andere, of indien beiden geheel deel uitmaken van een derde dergelijke vennootschap of onderneming, voor zover geen verdere afstand plaatsvindt. Deze bepaling geldt niet voor coöperatieve vennootschappen.

§ 3. De afstand van rascomponenten of oogstmateriaal van het ras die zijn voortgebracht uit planten die worden gekweekt voor de in artikel XI.116, 2° en 3°, genoemde doeleinden en die niet voor verdere vermeerdering worden gebruikt, wordt niet als exploitatie van het ras beschouwd, tenzij met het oog op die afstand wordt verwezen naar het ras.

   Ook wordt geen rekening gehouden met afstand aan derden indien deze hetzij gebeurt in verband met, hetzij als gevolg van het feit dat de kweker het ras heeft gepresenteerd op een officiële of officieel erkende tentoonstelling in de zin van het Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, of op een tentoonstelling in een lidstaat van de Europese Unie en die door die lidstaat officieel als gelijkwaardig is erkend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.110

[ [#S1;S#] De aanvrager duidt het ras aan door een benaming overeenkomstig artikel XI.143.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Rechthebbenden of rechtverkrijgenden] [#S1;S#]
Art. XI.111

[ [#S1;S#] § 1. Het recht op een kwekersrecht komt toe aan de persoon die het ras heeft gekweekt, of het heeft ontdekt en ontwikkeld, of aan zijn rechthebbende of rechtverkrijgende, die hierna "de kweker" wordt genoemd.

§ 2. Indien het nieuwe ras door twee of meer personen werd gekweekt, of werd ontdekt en ontwikkeld, komt het recht gezamenlijk toe aan deze personen of hun respectievelijke rechthebbenden of rechtverkrijgenden, tenzij anders is overeengekomen.

§ 3. Indien het nieuwe ras door een werknemer in de uitoefening van zijn arbeidscontract werd gekweekt, of werd ontdekt en ontwikkeld, komt dit recht toe aan de werkgever, tenzij anders is overeengekomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.112

[ [#S1;S#] § 1. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon of elke instelling, die ingevolge het recht dat op haar van toepassing is met een rechtspersoon gelijk wordt gesteld, kan een aanvraag voor een kwekersrecht indienen.

§ 2. Een aanvraag kan ook door twee of meer aanvragers gezamenlijk worden ingediend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Rechtsgevolgen van het kwekersrecht] [#S1;S#]
Art. XI.113

[ [#S1;S#] § 1. Het kwekersrecht heeft als rechtsgevolg dat aan de houder of houders ervan, hierna "de houder" genoemd, het recht wordt voorbehouden om de in paragraaf 2 genoemde handelingen te verrichten.

§ 2. Onverminderd de artikelen XI.115 en XI.116, is de toestemming van de houder vereist voor de volgende handelingen uitgevoerd met betrekking tot rascomponenten, het oogstmateriaal of de producten die rechtstreeks zijn verkregen uit oogstmateriaal van het beschermde ras :
1° het voortbrengen of de vermeerdering;
2° het conditioneren ten behoeve van de vermeerdering;
3° het te koop aanbieden;
4° het verkopen of op een andere wijze commercialiseren;
5° de invoer;
6° de uitvoer;
7° de opslag voor een van de hierboven genoemde doeleinden.

   De houder kan aan zijn toestemming voorwaarden en beperkingen verbinden.

§ 3. Paragraaf 2 is voor oogstmateriaal slechts van toepassing indien dit werd verkregen door het niet-toegestane gebruik van rascomponenten van het beschermde ras, en tenzij de houder een redelijke mogelijkheid gehad heeft om zijn recht met betrekking tot genoemde rascomponenten uit te oefenen.

§ 4. Paragraaf 2 is van toepassing op producten die rechtstreeks zijn verkregen uit oogstmateriaal van het beschermde ras, indien deze producten werden verkregen door het niet-toegestane gebruik van dit oogstmateriaal, en tenzij de houder een redelijke mogelijkheid gehad heeft om zijn recht met betrekking tot genoemd oogstmateriaal uit te oefenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.114

[ [#S1;S#] § 1. De bepalingen van artikel XI.113 zijn ook van toepassing :
1° op rassen die in wezen afgeleid zijn van het beschermde ras als het beschermde ras zelf niet een in wezen afgeleid ras is,
2° op rassen die, overeenkomstig artikel XI.106, niet duidelijk te onderscheiden zijn van het beschermde ras,

   en
3° op rassen waarvan de voortbrenging het herhaalde gebruik van het beschermde ras vereist.

§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1, 1°, wordt een ras geacht in wezen van een ander ras, hierna "het oorspronkelijke ras", afgeleid te zijn, als
1° het hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras of van een ras dat zelf hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras,
2° het duidelijk te onderscheiden is van het oorspronkelijke ras, overeenkomstig artikel XI.106,

   en
3° afgezien van de afwijkingen die voortvloeien uit de afleiding, het overeenkomt met het oorspronkelijke ras in de expressie van de wezenlijke eigenschappen die het resultaat is van het genotype of van de combinatie van genotypen van het oorspronkelijke ras.

§ 3. In wezen afgeleide rassen kunnen bijvoorbeeld zijn verkregen door middel van de selectie van een natuurlijke of teweeggebrachte mutant of van een somaclonale variant, door de selectie van een individu dat afwijkt van planten van het oorspronkelijke ras, door terugkruisingen of door transformatie door middel van genetische modificatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.115

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd artikel XI.113, § 2, worden landbouwers gemachtigd om voor vermeerderingsdoeleinden op hun eigen bedrijf, het product te gebruiken van de oogst die zij hebben verkregen door aanplanting op hun eigen bedrijf van teeltmateriaal van een beschermd ras of een ras dat valt onder artikel XI.114.

§ 2. De voorwaarden die uitvoering geven aan de in paragraaf 1 bedoelde afwijking, en die de rechtmatige belangen van de kweker en van de landbouwer beschermen, worden door de Koning vastgesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.116

[ [#S1;S#] Het kwekersrecht strekt zich niet uit tot :
1° handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet commerciële doeleinden zijn verricht;
2° handelingen die voor experimentele doeleinden zijn verricht;
3° handelingen die zijn verricht ten behoeve van het kweken, of van het ontdekken en ontwikkelen van andere rassen;
4° handelingen als bedoeld in artikel XI.113, §§ 2, 3 en 4, met betrekking tot die andere rassen, behalve wanneer artikel XI.114 van toepassing is;
5° handelingen waarvan het verbod inbreuk zou maken op de bepalingen van artikel XI.115 of artikel XI.126.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.117

[ [#S1;S#] § 1. Het kwekersrecht strekt zich niet uit tot handelingen betreffende materiaal van het beschermde ras, of van een ras bedoeld in artikel XI.114, dat op het grondgebied van de Europese Unie door de houder, of met diens toestemming, werd gecommercialiseerd, of betreffende materiaal afgeleid van dit materiaal, tenzij die handelingen :
1° een verdere vermeerdering van het betrokken ras inhouden, tenzij het materiaal juist met het oog op die vermeerdering is afgestaan,

   of
2° een uitvoer van materiaal van het ras inhouden waardoor de vermeerdering van het ras mogelijk wordt gemaakt naar een land dat geen bescherming kent van rassen van het plantengeslacht of van de plantensoort waartoe het ras behoort, behalve wanneer het uitvoer voor verbruiksdoeleinden betreft.

§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt met betrekking tot een ras verstaan onder "materiaal" :
1° de rascomponenten, in welke vorm ook;
2° het geoogste product, met inbegrip van volledige planten en van plantendelen;
3° elk product dat rechtstreeks uit het geoogste product is vervaardigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.118

[ [#S1;S#] § 1. Eenieder die op het grondgebied van België rascomponenten van een beschermd ras of van een ras dat onder de bepalingen van artikel XI.114, valt, voor commerciële doeleinden aanbiedt of aan derden afstaat, is gehouden de rasbenaming te gebruiken die overeenkomstig artikel XI.143 werd goedgekeurd. Bij een schriftelijke vermelding moet de rasbenaming gemakkelijk herkenbaar en duidelijk leesbaar zijn. Als een merk, een handelsnaam of een soortgelijke aanduiding met de vastgestelde rasbenaming verbonden is, moet deze benaming gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn.

§ 2. Paragraaf 1 blijft ook na de beëindiging van het kwekersrecht van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.119

[ [#S1;S#] § 1. De houder mag een recht dat is verleend met betrekking tot een aanduiding die gelijk is aan de rasbenaming, niet gebruiken om te verhinderen dat die benaming voor dat ras vrij wordt gebruikt, ook niet na beëindiging van het kwekersrecht.

§ 2. Derden mogen een recht dat is verleend met betrekking tot een aanduiding die gelijk is aan de rasbenaming, slechts gebruiken om te verhinderen dat die benaming vrij wordt gebruikt, indien dat recht is verleend voordat de rasbenaming overeenkomstig artikel XI.143 werd vastgesteld.

§ 3. Wanneer een ras onder een kwekersrecht valt, mag op het Grondgebied van de Europese Unie noch de voor dat ras vastgestelde benaming, noch een aanduiding die met die benaming kan worden verward, gebruikt worden in samenhang met een ander ras van dezelfde botanische soort of van een verwante soort, dan wel voor materiaal van dit andere ras.

   De Koning bepaalt de als verwant te beschouwen soorten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Duur en beëindiging van het kwekersrecht] [#S1;S#]
Art. XI.120

[ [#S1;S#] Het kwekersrecht duurt tot het einde van het vijfentwintigste kalenderjaar dat volgt op het jaar van verlening van het kwekersrecht; voor de rassen van wijnstokken, bomen en aardappelen duurt het tot het einde van het dertigste kalenderjaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.121

[ [#S1;S#] § 1. De houder kan afstand doen van het kwekersrecht door een [ [#S2;S#] schriftelijk en ondertekend verzoek] [#S2;S#] te sturen aan de Dienst.

§ 2. De afstand heeft het eind van het kwekersrecht tot gevolg op de datum van ontvangst door de Dienst van [ [#S2;S#] het in paragraaf 1 bedoelde verzoek] [#S2;S#] en behoudens zijn inschrijving in het in artikel XI.152 bedoelde register, hierna "het register" genoemd. Indien echter op die dag de jaartaks voor het instandhouden van het kwekersrecht nog niet betaald is, dan heeft het verval van het kwekersrecht uitwerking op het einde van de periode waarvoor de laatste jaartaks betaald werd.

§ 3. De afstand kan niet ingeschreven worden wanneer uit inschrijvingen in het register blijkt dat er personen zijn die, met betrekking tot het kwekersrecht rechten of licenties hebben verkregen, of die een vordering hebben ingesteld tot opeising van het kwekersrecht, tenzij die personen met de afstand instemmen.

§ 4. De bepalingen van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag voor een kwekersrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 23, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.122

[ [#S1;S#] § 1. Het kwekersrecht wordt door de rechtbank nietig verklaard als :
1° op het tijdstip van de verlening van het kwekersrecht de in artikel XI.106 of XI.109 bepaalde voorwaarden niet waren vervuld,

   of
2° indien de verlening van het kwekersrecht voornamelijk was gebaseerd op door de aanvrager verstrekte inlichtingen en documenten, op het tijdstip van de verlening ervan de in de artikelen XI.107 en XI.108 vastgestelde voorwaarden niet daadwerkelijk waren vervuld,

   of
3° het kwekersrecht werd verleend aan een persoon die daartoe niet gerechtigd was, tenzij het wordt overgedragen aan degene die daartoe recht heeft.

§ 2. Indien het kwekersrecht nietig is verklaard, wordt het geacht van de aanvang af niet de in deze wet omschreven rechtsgevolgen te hebben gehad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.123

[ [#S1;S#] § 1. Indien de in artikel XI.151 voorziene jaartaks niet betaald wordt binnen de gestelde termijn is de houder van rechtswege vervallen verklaard van zijn rechten. Het verval heeft uitwerking op de vervaldatum van de niet betaalde jaartaks.

§ 2. De rechtbank verklaart de houder voor de toekomst van zijn rechten vervallen, indien wordt vastgesteld dat niet langer aan de voorwaarden van artikel XI.107 of XI.108 wordt voldaan.

   Indien wordt vastgesteld dat reeds op een datum vóór de vervallenverklaring niet meer aan deze voorwaarden was voldaan, kan de vervallenverklaring uitwerking hebben vanaf die datum.

§ 3. De Dienst kan de houder voor de toekomst van zijn rechten vervallen verklaren, na hem in gebreke te hebben gesteld en binnen een redelijke termijn die hem betekend wordt :
1° indien de houder de in artikel XI.144, § 1, bedoelde verplichting niet nagekomen is,

   of
2° indien de houder een volgens artikel XI.145, § 3, gedaan verzoek van de Dienst met het oog op de controle van de instandhouding van het ras, niet beantwoordt,

   of
3° indien de Dienst overweegt om de rasbenaming te schrappen en de houder geen andere passende benaming voorstelt.

§ 4. Behalve in de in paragrafen 1 en 2 bedoelde gevallen heeft het verval uitwerking op de datum van de in paragraaf 3 bedoelde betekening, behoudens zijn inschrijving in het register.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Het kwekersrecht als deel van het vermogen] [#S1;S#]
Art. XI.124

[ [#S1;S#] § 1. De aanvraag voor een kwekersrecht en het kwekersrecht kunnen worden overgedragen aan één of meer rechthebbenden of rechtverkrijgenden.

§ 2. De overdracht onder levenden van een aanvraag of van een kwekersrecht moet op straffe van nietigheid schriftelijk gebeuren.

§ 3. Behoudens andersluidende bepalingen van artikel XI.160, doet de overdracht geen afbreuk aan de rechten door derden verworven vóór de datum van de overdracht.

§ 4. Alle overdrachten moeten, in de door de Koning vastgestelde vormen en termijnen, aan de Dienst worden bekendgemaakt.

§ 5. De overdracht heeft alleen uitwerking jegens de Dienst en kan alleen tegengeworpen worden aan derden vanaf de datum van ontvangst door de Dienst van de bewijsstukken zoals die door de Koning vereist zijn en behoudens de inschrijving ervan in het register. Voordat een overdracht in het register is ingeschreven, kan zij evenwel tegengeworpen worden aan derden die na de datum van de overdracht rechten hebben verworven maar die daarvan kennis hadden toen zij deze rechten verwierven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.125

[ [#S1;S#] § 1. Een aanvraag voor een kwekersrecht of een kwekersrecht kan geheel of gedeeltelijk het voorwerp van contractuele licenties uitmaken. Deze licenties kunnen uitsluitend of niet-uitsluitend zijn.

§ 2. De licenties moeten op straffe van nietigheid schriftelijk worden verleend.

§ 3. De aanvrager of de houder stelt de Dienst onverwijld op de hoogte van de licenties die hij in België verleent, op de door de Koning vastgestelde wijze.

§ 4. De licenties kunnen ten opzichte van de Dienst slechts uitwerking hebben, en aan derden worden tegengesteld, na de ontvangst door de Dienst van de in paragraaf 3 bedoelde kennisgeving en onder voorbehoud van zijn inschrijving in het register. De licentie kan evenwel vóór haar inschrijving in het register tegenstelbaar zijn aan derden die na de datum van afgifte van de licentie rechten hebben verkregen, maar die daarvan kennis hadden toen zij deze rechten verwierven.

§ 5. De aanvrager of de houder kan de uit de aanvraag of uit het kwekersrecht voortvloeiende rechten inroepen tegen een licentiehouder die een van de aan zijn licentie verbonden voorwaarden of beperkingen schendt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.126

[ [#S1;S#] § 1. De minister kan gedwongen licenties verlenen voor de niet-uitsluitende exploitatie van een door kwekersrecht beschermd plantenras :
1° aan de persoon/personen die daartoe een aanvraag hebben ingediend, op de door de Koning bepaalde wijze, maar slechts uitsluitend om redenen van algemeen belang en onder redelijke voorwaarden. De Koning kan enkele gevallen als voorbeeld van het algemeen belang vermelden;
2° aan de houder van het kwekersrecht van een in wezen afgeleid ras indien aan de criteria van punt 1° is voldaan;
3° aan de houder van een octrooi voor een biotechnologische uitvinding wanneer hij deze niet kan exploiteren zonder afbreuk te doen aan een kwekersrecht van eerdere datum, voor zover dat de biotechnologische uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van een aanmerkelijke economische betekenis vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde plantenras, en op voorwaarde dat deze licentie voornamelijk wordt verleend voor de voorziening van de binnenlandse markt;
4° aan de houder van een octrooi voor een biotechnologische uitvinding, wanneer de houder van een kwekersrecht, overeenkomstig de wettelijke bepalingen inzake uitvindingsoctrooien, een gedwongen licentie heeft verkregen voor de niet-uitsluitende exploitatie van de uitvinding van dit octrooi, omdat hij het kwekersrecht niet kan exploiteren zonder op het octrooi van eerdere datum inbreuk te maken, en op voorwaarde dat deze licentie voornamelijk wordt verleend voor de voorziening van de binnenlandse markt.

§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde licentieaanvragers moeten aantonen dat ze zich tevergeefs tot de houder van het kwekersrecht gewend hebben om een licentie in der minne te bekomen.

§ 3. De aanvraag wordt door de minister overgemaakt aan de Commissie voor de gedwongen licenties bedoeld in artikel XI.128, om de betrokkenen te horen, ze zo mogelijk te verzoenen en indien dit niet mogelijk is, de minister een met redenen omkleed advies te verstrekken over de gegrondheid van de aanvraag. De Commissie voegt het dossier van de zaak bij haar advies.

   De minister beslist over het gevolg dat aan de aanvraag zal gegeven worden en maakt zijn beslissing aan de betrokkenen bekend op de door de Koning bepaalde wijze.

§ 4. In het geval bedoeld bij paragraaf 1, 3°, wordt de aanvraag voor een gedwongen licentie gegrond verklaard indien de houder van het heersende kwekersrecht noch de afhankelijkheid van het octrooi van de aanvrager van de licentie betwist, noch zijn geldigheid, noch het feit dat de uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanmerkelijke economische betekenis vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde plantenras.

   Het feit dat de houder van het oudere kwekersrecht de afhankelijkheid ontkent van het octrooi van de aanvrager van de licentie, geeft aan deze laatste van rechtswege de toelating de uitvinding te exploiteren die in zijn eigen octrooi is beschreven evenals het heersende plantenras zonder daarvoor wegens namaak vervolgd te kunnen worden door de houder van het oudere kwekersrecht.

   De betwisting over de geldigheid van het afhankelijke octrooi schorst de administratieve procedure met betrekking tot de erkenning van de gegrondheid van de aanvraag voor een licentie op voorwaarde dat, hetzij een vordering tot nietigverklaring van dit octrooi reeds ingesteld is voor de bevoegde instantie door de houder van het heersend kwekersrecht, hetzij deze een vordering voor de rechtbank instelt tegen de aanvrager van de licentie binnen twee maanden nadat hem kennis gegeven werd van het indienen van een aanvraag voor een licentie.

   De betwisting over de belangrijke technische vooruitgang van aanmerkelijke economische betekenis van het afhankelijk octrooi vergeleken met het in het heersende kwekersrecht beschreven plantenras schorst de administratieve procedure met betrekking tot de erkenning van de gegrondheid van de aanvraag voor een licentie, op voorwaarde dat de houder van het heersend kwekersrecht, binnen twee maanden nadat hem van het indienen van een aanvraag voor een licentie kennis werd gegeven, een verzoekschrift indient bij de rechtbank zetelend zoals in kortgeding. De gerechtelijke beslissing is niet vatbaar voor hoger beroep of verzet.

   Het niet in acht nemen van de termijn voorzien in de twee voorgaande leden sluit het recht uit van de houder van het heersende kwekersrecht om zijn betwisting te doen gelden voor de rechtbank.

§ 5. Binnen vier maanden na de mededeling van de beslissing wordt door de houder van het kwekersrecht en de licentiehouder een schriftelijke overeenkomst aangaande de wederzijdse rechten en verplichtingen afgesloten. De minister wordt hiervan in kennis gesteld.

   Bij ontstentenis van een overeenkomst binnen de voormelde termijn worden de wederzijdse rechten en verplichtingen vastgesteld door de rechtbank, zetelend zoals in kort geding, op dagvaarding van de meest gerede partij.

   De griffier zendt kosteloos binnen de maand na de uitspraak een afschrift van het definitieve vonnis naar de minister.

   De wederzijdse rechten en verplichtingen bepalen de aard van de handelingen en houden rekening met de belangen van iedere houder van een kwekersrecht die zou worden benadeeld door het verlenen van de gedwongen licentie. Ze omvatten een tijdslimiet, voorzien de betaling van een toereikende vergoeding aan de houder, en kunnen de houder bepaalde verplichtingen opleggen om het gebruik van de gedwongen licentie mogelijk te maken.

   De persoon aan wie de gedwongen licentie wordt verleend moet over de nodige financiële en technische middelen beschikken om deze licentie te kunnen exploiteren.

   In zover nieuwe elementen zich zouden hebben voorgedaan, kan er, op verzoek van de houder van het kwekersrecht of van de licentiehouder, overgegaan worden tot de herziening van de genomen beslissing voor wat hun wederzijdse verplichtingen betreft en desgevallend ook voor wat de exploitatievoorwaarden betreft. De bevoegdheid om de beslissing te herzien, komt toe aan de autoriteit van wie de beslissing uitging en de te volgen procedure is dezelfde als die welke voorzien is om de beslissing te nemen die het voorwerp is van de herziening.

§ 6. Wanneer een opeisingprocedure die krachtens artikel XI.159, § 1, tegen de houder is ingesteld, in het register is ingeschreven, kan de minister de procedure van verlening van de gedwongen licentie schorsen. Hij kan de procedure slechts hervatten na de inschrijving in het register van de in kracht van gewijsde gegane rechtelijke beslissing of van de beslissing die vaststelt dat de opeisingsprocedure op elke andere wijze is beëindigd.

   Wanneer de overdracht van het kwekersrecht ten opzichte van de Dienst uitwerking heeft, wordt de nieuwe houder, op vraag van de aanvrager, partij in het geding, indien de licentieaanvraag die hij aan de nieuwe houder richtte binnen de twee maanden vanaf de mededeling waarin de Dienst hem in kennis stelt van de inschrijving in het register van de nieuwe houder, niet tot het sluiten van een licentie heeft geleid. De aanvrager van licentie moet bij zijn verzoek voldoende bewijsstukken voegen die het niet-slagen van zijn inspanningen aantonen en, in voorkomend geval, de ten opzichte van de nieuwe houder ondernomen stappen.

§ 7. De minister verleent de gedwongen licentie bij besluit volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten. Het besluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

§ 8. Op verzoek van de houder van het kwekersrecht en na kennis hebben gekregen van het advies van de Commissie, kan de minister de gedwongen licentie intrekken, indien uit een in kracht van gewijsde gegaan vonnis blijkt dat de licentiehouder zich ten aanzien van de houder van het kwekersrecht aan een ongeoorloofde handeling schuldig heeft gemaakt dan wel aan zijn verplichtingen tekort is gekomen.

   De beslissing tot intrekking vermeldt in voorkomend geval de reden waarom het advies van de Commissie niet werd gevolgd.

   Het besluit tot intrekking wordt per uittreksel in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

§ 9. Zodra de gedwongen licentie is toegekend, worden de betrekkingen tussen de houder en de licentiehouder, behoudens afwijkingen in het toekenningsbesluit, gelijkgesteld met deze die bestaan bij contractuele licentiegeving-licentieneming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De Raad en de Commissie] [#S1;S#]
Art. XI.127

[ [#S1;S#] § 1. Bij de FOD Economie wordt een Raad voor het kwekersrecht, hierna "de Raad" genoemd, ingesteld die samengesteld is uit personen die buitengewoon gekwalificeerd zijn op het gebied van de rechtsgeleerdheid, de genetica, de plantkunde of de fytotechnie.

§ 2. De taak, de samenstelling en de werking van de Raad en van de afdelingen ervan worden door de Koning geregeld. De leden van de Raad worden door de minister benoemd en ontslagen.

§ 3. De werkingskosten van de Raad komen ten laste van de begroting van de in paragraaf 1 bedoelde Federale Overheidsdienst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.128

[ [#S1;S#] § 1. Bij de in artikel XI.127, § 1, bedoelde Federale Overheidsdienst wordt een Commissie voor de gedwongen licenties ingesteld, hierna de Commissie genoemd, die belast is met het uitvoeren van de taken die haar krachtens artikel XI.126 werden toebedeeld.

   De Commissie bestaat uit tien leden benoemd door de minister.

   Acht leden worden in gelijk aantal aangewezen op voorstel van de representatieve organisaties :
- van de nijverheid en de handel,
- van de landbouw,
- van de kleine en middelgrote ondernemingen, en
- van de consumenten.

   De in vorige alinea bedoelde organisaties worden door de minister aangewezen.

   Twee leden worden onder de leden van de in artikel XI.127 bedoelde Raad aangewezen. Zij blijven lid van de Commissie voor de duur van hun mandaat in de Commissie, onafhankelijk van hun hoedanigheid van lid van de Raad.

   Het mandaat van lid van de Commissie heeft een duur van zes jaar. Het is hernieuwbaar.

   De Commissie wordt voorgezeten door één van zijn leden, door de minister aangewezen voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.

   De adviezen worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan consensus herneemt het advies de verschillende standpunten.

   De Koning bepaalt de modaliteiten van werking en organisatie van de Commissie.

   De Commissie stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het treedt in werking na goedkeuring door de minister.

§ 2. Zodra de minister een verzoek tot verlening van een gedwongen licentie ontvangt, wijst hij bij de Commissie één of meer gekwalificeerde beambten aan, die werden gekozen uit de ambtenaren van de FOD Economie.

   De Commissie bepaalt de opdracht van de beambten bedoeld in het eerste lid en stelt de modaliteiten vast volgens de welke deze beambten haar rekenschap van hun opdracht zullen afleggen. De Commissie verduidelijkt de voorwaarden van verzending voor de documenten bedoeld in het vierde lid, met het oog op de bescherming van vertrouwelijke gegevens.

   Deze door de minister daartoe aangestelde beambten zijn bevoegd om alle inlichtingen te verzamelen, en om alle schriftelijke of mondelinge deposities of getuigenverklaringen die zij noodzakelijk achten voor het vervullen van hun opdracht, te ontvangen.

   In de uitoefening van hun ambt mogen deze beambten :
1° middels een verwittiging van ten minste vijf werkdagen of zonder voorafgaande verwittiging indien zij redenen hebben te geloven dat de stukken die nuttig zijn voor het onderzoek van het verzoek tot gedwongen licentie, het risico lopen vernietigd te worden, tijdens de gewone openings- of werkuren binnentreden in de bureaus, lokalen, werkplaatsen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben;
2° alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;
3° monsters nemen op de wijze en onder de door de Koning bepaalde voorwaarden;
4° tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op de onder punt 2 bedoelde documenten, die noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun opdrachten;
5° deskundigen belasten met door hen bepaalde opdracht, onder de door de Koning bepaalde voorwaarden.

   Bij ontstentenis van een bevestiging door de voorzitter van de Commissie binnen de vijftien dagen, is het beslag van rechtswege opgeheven. De persoon bij wie beslag op de goederen wordt gelegd kan als gerechtelijke bewaarder ervan aangesteld worden.

   De voorzitter van de Commissie kan het beslag dat hij bevestigd heeft, opheffen in voorkomend geval op verzoek van de eigenaar van de in beslag genomen goederen gericht aan de Commissie.

   Middels een verwittiging van ten minste vijf werkdagen of zonder voorafgaande verwittiging indien zij redenen hebben te geloven in het bestaan van een risico op vernietiging van stukken die nuttig zijn voor het onderzoek van de aanvraag voor een gedwongen licentie, kunnen de aangestelde beambten in bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#]. De bezoeken in bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee beambten gezamenlijk plaatsvinden.

   In de uitoefening van hun opdracht kunnen zij de bijstand van diensten van de politie opvorderen.

   De aangestelde beambten oefenen de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur.

§ 3. De daartoe aangestelde beambten leggen hun verslag voor aan de Commissie. De Commissie brengt slechts advies uit na de houder van het kwekersrecht en de persoon die de gedwongen licentie aanvraagt of heeft verkregen, te hebben gehoord. Deze personen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of door een persoon die de Commissie voor elke zaak speciaal aanvaardt. De Commissie hoort eveneens de deskundigen en de personen waarvan zij de ondervraging nuttig acht. Zij kan de aangestelde beambten gelasten een aanvullend onderzoek te doen en een bijkomend verslag voor te leggen.

   Ten minste één maand vóór de datum van haar vergadering verwittigt de Commissie bij aangetekende zending de personen die tijdens deze vergadering moeten worden gehoord. In dringende gevallen wordt deze termijn gehalveerd.

§ 4. De werkingskosten van de Commissie komen ten laste van de begroting van de in artikel XI.127, § 1, bedoelde Federale Overheidsdienst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] De procedure voor de Dienst] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Partijen in de procedure en gemachtigden] [#S1;S#]
Art. XI.129

[ [#S1;S#] § 1. De volgende personen kunnen partij zijn in een procedure voor de Dienst :
1° de aanvrager van een kwekersrecht;
2° degene die bezwaar maakt als bedoeld in artikel XI.139, § 1;
3° de houder;
4° eenieder wiens aanvraag of verzoek een voorafgaande voorwaarde is voor een beslissing van de Dienst.

§ 2. De Dienst kan elke andere persoon, niet bedoeld in paragraaf 1, maar met een rechtstreeks en individueel belang, op zijn schriftelijk verzoek, toestaan om als partij aan de procedure deel te nemen.

§ 3. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon en elke instelling die ingevolge het recht dat op haar van toepassing is met een rechtspersoon gelijk wordt gesteld wordt als een persoon in de zin van het bepaalde in de paragrafen 1 en 2 beschouwd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.130

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt de modaliteiten waarbij een gemachtigde wordt aangewezen] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De aanvraag] [#S1;S#]
Art. XI.131

[ [#S1;S#] De indiening van de aanvraag voor een kwekersrecht wordt hetzij in persoon, hetzij per post of op enige andere door de Koning bepaalde wijze, bij de Dienst gedaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.132

[ [#S1;S#] § 1. De aanvraag voor een kwekersrecht moet tenminste bevatten :
1° een verzoek tot verlening van een kwekersrecht;
2° de identificatie van de botanische taxon;
3° gegevens betreffende de identiteit van de aanvrager, of van de gezamelijke aanvragers;
4° de naam van de kweker alsook een verklaring dat voor zover de aanvrager weet, geen andere personen bij het kweken, of bij het ontdekken en het ontwikkelen van het ras betrokken zijn. Indien de aanvrager niet de kweker is, of indien hij niet de enige kweker is, dient hij de nodige bewijsstukken voor te leggen waarin hij aangeeft op welke grond hij het recht op het kwekersrecht heeft verkregen;
5° een voorlopige aanduiding van het ras;
6° een technische beschrijving van het ras;
7° bijzonderheden over elke eerdere commercialisatie van het ras;

   &p;8° bijzonderheden over elke andere aanvraag die werd ingediend voor het ras.

§ 2. De aanvraag moet voldoen aan de voorwaarden en vormen vastgelegd in deze titel.

§ 3. De Koning kan de elementen, vermeld in paragraaf 1, verduidelijken en aanvullen met andere gegevens.

§ 4. De aanvrager dient een benaming van het ras voor te stellen, die bij de aanvraag kan worden gevoegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.133

[ [#S1;S#] De datum van indiening van de aanvraag voor een kwekersrecht is de datum waarop een aanvraag overeenkomstig artikel XI.131 door de Dienst ontvangen is, mits de voorwaarden van artikel XI.132, § 1, vervuld zijn, en de krachtens artikel XI.150, § 1, eerste lid, voor de indiening verschuldigde vergoeding betaald is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.134

[ [#S1;S#] § 1. Het recht van voorrang van een aanvraag wordt bepaald op grond van de datum van ontvangst van de aanvraag. Wanneer de aanvragen dezelfde datum van indiening hebben, wordt de voorrang bepaald op grond van de volgorde van ontvangst indien deze kan worden vastgesteld. Zo niet, hebben zij dezelfde voorrang.

§ 2. Indien de aanvrager of zijn rechtsvoorganger in een andere verdragsluitende partij dan België, namelijk een Staat of een intergouvernementele organisatie die lid is van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten, voor het ras een kwekersrecht heeft aangevraagd, en de datum van de aanvraag binnen twaalf maanden na de dag van indiening van de eerste aanvraag is gelegen, heeft de aanvrager, voor zijn aanvraag voor een Belgisch kwekersrecht, recht op voorrang voor de eerste aanvraag, mits deze op de datum van indiening nog geldig is.

§ 3. Het recht van voorrang heeft tot gevolg dat voor de toepassing van de artikelen XI.106, XI.109 en XI.111, de datum van indiening van de eerste aanvraag zal worden beschouwd als datum van indiening voor het Belgische kwekersrecht.

§ 4. Elk beroep op een recht van voorrang vervalt indien de aanvrager niet binnen de drie maanden na de datum van indiening een afschrift van de eerste aanvraag aan de Dienst voorlegt. Als de eerste aanvraag niet in het Frans, in het Nederlands of in het Duits is opgesteld, kan de Dienst bovendien een vertaling van die eerste aanvraag in een van die talen eisen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Het onderzoek] [#S1;S#]
Art. XI.135

[ [#S1;S#] § 1. De Dienst onderzoekt :
1° of de aanvraag aan de in artikel XI.132 bedoelde voorwaarden voldoet;
2° of, in voorkomend geval, het beroep op voorrang voldoet aan artikel XI.134, §§ 2 en 4;

   en
3° of de op grond van artikel XI.150, § 1, eerste lid, verschuldigde vergoeding voor indiening is betaald binnen de gestelde termijn.

§ 2. Indien de aanvraag aan de voorwaarden van artikel XI.133, maar niet aan de andere voorwaarden van artikel XI.132, § 2, voldoet, geeft de Dienst de aanvrager de gelegenheid de eventuele vastgestelde gebreken binnen de gestelde termijn te regulariseren.

§ 3. Indien de aanvraag niet aan de voorwaarden van artikel XI.133 voldoet, stelt de Dienst de aanvrager ervan op de hoogte dat zijn aanvraag onvolledig is.

§ 4. In geval van een onvolledige aanvraag is de aanvrager verantwoordelijk voor de eventuele bewaring en terugzending van materiaal en documenten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.136

[ [#S1;S#] § 1. De Dienst onderzoekt, op basis van de in de aanvraag verstrekte gegevens, of het ras overeenkomstig artikel XI.104 het voorwerp van een kwekersrecht kan zijn, of het ras nieuw is overeenkomstig artikel XI.109, en of de aanvrager op grond van artikel XI.112 gerechtigd is tot het indienen van een aanvraag.

§ 2. De Dienst onderzoekt eveneens, volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten, of de voorgestelde rasbenaming overeenkomstig artikel XI.143 geschikt is.

§ 3. De eerste aanvrager wordt geacht rechthebbende van het kwekersrecht te zijn. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer, alvorens een besluit over de aanvraag wordt genomen, uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing met betrekking tot een opeising van het recht krachtens artikel XI.159, § 3, blijkt dat de eerste aanvrager geen aanspraak op het recht heeft, of er niet alleen aanspraak op heeft. Wanneer vastgesteld is wie rechthebbende of mederechthebbende is, mogen deze persoon of deze personen een procedure als aanvragers openen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.137

[ [#S1;S#] § 1. Indien de Dienst bij het onderzoek overeenkomstig de artikelen XI.135 en XI.136 geen enkel beletsel voor het verlenen van het kwekersrecht vaststelt, neemt hij de nodige maatregelen opdat het technische onderzoek wordt uitgevoerd.

§ 2. Het technische onderzoek heeft de bedoeling te controleren of de in de artikelen XI.106, XI.107 en XI.108 bedoelde voorwaarden vervuld zijn. Dat onderzoek stelt de Dienst in staat de officiële beschrijving van het ras vast te stellen en een officieel monster ervan te verkrijgen.

§ 3. Het technische onderzoek gebeurt onder de leiding van de Dienst, die zich kan laten bijstaan door de Raad. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden in overeenstemming met de door de Dienst en, in voorkomend geval, door de Raad erkende beleidslijnen en in overeenstemming met de door de Dienst gegeven instructies.

§ 4. De Dienst heeft de bevoegdheid om samenwerkingsakkoorden af te sluiten in verband met het technische onderzoek van de rassen en de daartoe vereiste uitvoeringsmaatregelen te nemen.

§ 5. Wanneer krachtens paragraaf 4 teeltproeven en andere noodzakelijke proeven werden uitgevoerd door de dienst van een in artikel XI.134, § 2, verdragsluitende partij, die met de verlening van kwekersrechten van die partij belast is, of door die dienst nog worden uitgevoerd en de resultaten door de Dienst kunnen worden bekomen en van toepassing zijn op de bodem- en klimaatvoorwaarden van België, mag het in artikel XI.138 bedoelde onderzoeksverslag op die resultaten gesteund zijn.

§ 6. Wanneer het vermelde onderzoeksverslag niet gesteund is op de met toepassing van paragraaf 5 bekomen resultaten, wordt het onderzoek gesteund op teeltproeven en andere noodzakelijke proeven uitgevoerd hetzij door de Dienst of door een derde instelling onder contract, hetzij door de aanvrager, op verzoek van de Dienst.

§ 7. De aanvrager dient alle door de Dienst met het oog op het technisch onderzoek gevraagde inlichtingen, documenten of materiaal te verstrekken.

§ 8. Indien de aanvrager zich op grond van artikel XI.134, § 2, op een recht van voorrang beroept, dient hij overeenkomstig artikel XI.133, binnen een termijn van twee jaar na de datum van indiening van de aanvraag het vereiste materiaal en elk ander vereist stuk over te leggen. Indien de eerste aanvraag vóór het verstrijken van de termijn van twee jaar wordt ingetrokken of afgewezen, kan de Dienst eisen dat de aanvrager binnen een bepaalde termijn het materiaal of elk ander vereist stuk overlegt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.138

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer het krachtens artikel XI.137, § 1, uitgevoerde technisch onderzoek beëindigd is, maakt het voorwerp uit van een onderzoeksverslag dat aan de Dienst wordt overgemaakt. Indien uit het verslag blijkt dat aan de voorwaarden van de artikelen XI.106, XI.107 en XI.108 is voldaan, wordt een beschrijving van het ras bijgevoegd.

§ 2. Het onderzoeksverslag en de bevindingen van de Dienst betreffende dit onderzoeksverslag en, in voorkomend geval, de bevindingen van de Raad, worden medegedeeld aan de aanvrager.

§ 3. De aanvrager kan inzage nemen van het dossier en opmerkingen indienen.

§ 4. Indien de Dienst van oordeel is dat het onderzoeksverslag niet volstaat om een besluit te nemen met kennis van zaken, kan hij op eigen initiatief, na raadpleging van de aanvrager, of op verzoek van de aanvrager, bepalen dat een aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd. Voor de beoordeling van de resultaten wordt elk aanvullend onderzoek voordat een beslissing uit hoofde van de artikelen XI.141 en XI.142 definitief wordt, beschouwd als deel uitmakend van het in artikel XI.135, bedoelde onderzoek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.139

[ [#S1;S#] § 1. Eenieder kan tegen de verlening van het kwekersrecht schriftelijk bezwaar maken bij de Dienst.

§ 2. Onverminderd artikel XI.153, hebben degenen die bezwaren maken toegang tot de documenten, met inbegrip van de resultaten van het technische onderzoek en, in voorkomend geval, de beschrijving van het ras.

§ 3. Bezwaren kunnen alleen worden gemaakt op grond van het feit dat :
1° niet aan de in de artikelen XI.106, XI.107, XI.108, XI.109 en XI.111 vermelde voorwaarden is voldaan;
2° de rasbenaming niet voldoet aan de bepalingen van artikel XI.143.

§ 4. De Koning bepaalt de informatie die de bezwaren moeten bevatten en stelt de termijn vast waarbinnen bezwaren moeten worden gemaakt en de wijze van onderzoek ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.140

[ [#S1;S#] Wanneer een bezwaar op grond van het feit dat niet aan de voorwaarden van artikel XI.111, §§ 1, 2 en 3, is voldaan, leidt tot intrekking of afwijzing van de aanvraag voor een kwekersrecht, kan degene die bezwaar heeft gemaakt, indien hij voor hetzelfde ras een aanvraag voor een kwekersrecht heeft ingediend binnen een termijn van een maand na de intrekking of nadat de beslissing tot afwijzing definitief is geworden, eisen dat de datum van indiening van de ingetrokken of afgewezen aanvraag als datum van aanvraag geldt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Beslissingen] [#S1;S#]
Art. XI.141

[ [#S1;S#] § 1. De Dienst wijst de aanvraag voor een kwekersrecht af, zodra hij vaststelt dat de aanvrager :
1° nadat hem de gelegenheid is gegeven gebreken als bedoeld in artikel XI.135, § 2, te regulariseren, dit niet binnen de hem toegestane termijn heeft gedaan;

   of
2° niet heeft voldaan aan het in artikel XI.137, § 7 of 8, bedoelde verzoek van de Dienst, binnen de bepaalde termijn, tenzij de Dienst heeft ingestemd met het niet-overleggen van inlichtingen, documenten of materiaal;

   of
3° geen geschikte rasbenaming heeft voorgesteld overeenkomstig artikel XI.143 binnen de door de Dienst bepaalde termijn.

§ 2. De Dienst wijst de aanvraag voor een kwekersrecht eveneens af :
1° indien hij vaststelt dat niet aan de voorwaarden die hij op grond van artikel XI.136 moet onderzoeken, is voldaan;

   of
2° indien hij op grond van het in artikel XI.138 bedoelde onderzoeksverslag van oordeel is dat niet aan de voorwaarden van de artikelen XI.106, XI.107 en XI.108 is voldaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.142

[ [#S1;S#] Indien de Dienst van oordeel is dat de resultaten van het technische onderzoek volstaan om een beslissing over de aanvraag te nemen, verleent hij het kwekersrecht en levert hij een kwekerscertificaat af, voor zover geen beletsel als bedoeld in artikelen XI.139 en XI.141 deze verlening in de weg staat. De beslissing bevat de officiële beschrijving van het ras.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.143

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een kwekersrecht wordt verleend, keurt de Dienst voor het betrokken ras de door de aanvrager overeenkomstig artikel XI.132, § 3, voorgestelde rasbenaming goed, indien hij, op basis van het overeenkomstig artikel XI.136, § 2, verrichte onderzoek, van oordeel is dat de benaming geschikt is.

§ 2. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de rasbenaming moet voldoen om geschikt te zijn en de aan het gebruik ervan verbonden voorwaarden.

§ 3. De benaming is bestemd om de generische aanduiding van het ras te worden.

§ 4. De Dienst schrijft de benaming in op hetzelfde tijdstip waarop het kwekersrecht verleend wordt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Instandhouding van het kwekersrecht] [#S1;S#]
Art. XI.144

[ [#S1;S#] § 1. De houder dient het beschermde ras of, in voorkomend geval, de erfelijke bestanddelen ervan, in stand te houden gedurende de hele geldigheidsduur van het recht.

§ 2. Van de houder kan geëist worden dat hij zelf instaat voor het voortbestaan van het officiële monster.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.145

[ [#S1;S#] § 1. De Dienst kan controleren of het ras, en in voorkomend geval de erfelijke bestanddelen ervan, gedurende de hele duur van de bescherming worden in stand gehouden.

§ 2. De Dienst is bevoegd om samenwerkingsakkoorden af te sluiten in verband met de controle op de instandhouding van de rassen en kan de daartoe vereiste uitvoeringsmaatregelen nemen.

§ 3. Als de Dienst erom verzoekt, moet de houder aan de Dienst of enige door de Dienst aangewezen partij, binnen de gestelde termijn, de voor de controle op de instandhouding van het ras noodzakelijk geachte inlichtingen, documenten of materiaal voorleggen en mag hij het onderzoek van de met het oog op de instandhouding getroffen maatregelen niet beletten.

§ 4. Wanneer er aanwijzingen zijn om te veronderstellen dat het ras niet wordt in stand gehouden en, in voorkomend geval, dat het vermoeden niet wordt tegengesproken door de door de houder in uitvoering van paragraaf 3 verstrekte inlichtingen en documenten, beveelt de Dienst een controle op de instandhouding van het ras en stelt de wijze vast waarop die moet gebeuren.

   De houder moet toestaan dat materiaal van het betrokken ras en de plaats waar het ras in stand wordt gehouden, worden geïnspecteerd, zodat de nodige informatie kan worden verkregen ter beoordeling of het ras in stand gehouden wordt.

   De houder moet de noodzakelijke documentatie bijhouden, zodat kan worden gecontroleerd of de noodzakelijke maatregelen zijn genomen.

§ 5. De controle omvat teeltproeven of andere proeven waarbij het door de houder verstrekte materiaal wordt vergeleken met de officiële beschrijving of met het officiële monster van het ras.

§ 6. Wanneer bij de controle blijkt dat de houder het ras niet in stand heeft gehouden, wordt de houder gehoord, op verzoek van de Dienst of op zijn verzoek, voordat een beslissing houdende verval wordt genomen overeenkomstig artikel XI.123.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.146

[ [#S1;S#] De houder dient, op verzoek van de Dienst, aan de Dienst of aan enige door de Dienst aangewezen partij, binnen de gestelde termijn, geschikte monsters van het beschermde ras of, in voorkomend geval, van de erfelijke bestanddelen ervan te verstrekken met het oog op :
1° de samenstelling of vernieuwing van het officiële monster van het ras,

   of
2° de uitvoering van vergelijkende rassenonderzoeken ten behoeve van de bescherming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.147

[ [#S1;S#] § 1. De Dienst wijzigt, volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten, een overeenkomstig artikel XI.143 vastgestelde rasbenaming indien hij vaststelt dat deze benaming niet of niet meer aan de voorwaarden van dit artikel voldoet en, indien de houder, rekening houdend met een vroeger recht van een derde, met de wijziging instemt, of indien een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing het gebruik van de rasbenaming verbiedt aan de houder of aan elke andere persoon die tot gebruik van de rasbenaming verplicht is.

§ 2. De Dienst geeft de houder de gelegenheid een gewijzigde rasbenaming voor te stellen, en zet de procedure voort overeenkomstig artikel XI.143.

§ 3. Tegen de voorgestelde gewijzigde rasbenaming kan overeenkomstig artikel XI.139, § 3, 2°, bezwaar ingeroepen worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Overige procedurevoorschriften] [#S1;S#]
Art. XI.148

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer ondanks de in bijzondere omstandigheden betrachte zorg, de aanvrager van een kwekersrecht, de houder of iedere andere partij in een procedure voor de Dienst, niet in staat is geweest tegenover de Dienst een termijn in acht te nemen, kan hij op verzoek in zijn rechten hersteld worden indien de verhindering ingevolge deze wet rechtstreeks het verlies van een recht of van een rechtsmiddel tot gevolg gehad heeft.

§ 2. Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van twee maanden nadat de verhindering is geëindigd. De niet-gestelde handeling moet gesteld worden binnen deze termijn. Het verzoek is slechts ontvankelijk binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf het verstrijken van de niet in acht genomen termijn.

§ 3. Het verzoek moet met redenen omkleed zijn en de feiten en de rechtvaardigingen aanvoeren waarop het gegrond is. Het verzoek wordt slechts geacht te zijn ingediend nadat de vergoeding tot herstel in de rechten binnen de termijn voorzien in paragraaf 2, werd betaald. De Dienst beslist over het verzoek.

§ 4. Dit artikel is niet van toepassing op de termijnen bedoeld in paragraaf 2, alsmede in artikel XI.134.

§ 5. Wie te goeder trouw materiaal van een ras waarvoor een aanvraag tot verlening van een kwekersrecht is bekendgemaakt of waarvoor een kwekersrecht is verleend, heeft gebruikt of daartoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen nadat ten aanzien van de aanvraag of van het verleende kwekersrecht een verlies van een recht als bedoeld in paragraaf 1, is ingetreden en voordat herstel in de rechten heeft plaatsgevonden, mag dat gebruik in of ten behoeve van zijn bedrijf voortzetten zonder dat hij enige vergoeding is verschuldigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.149

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een vordering tot opeising krachtens artikel XI.159, § 3, tegen de aanvrager is ingesteld en deze in het register is ingeschreven, kan de Dienst de procedure schorsen. De Dienst kan de datum vaststellen waarop hij voornemens is de procedure te hervatten.

§ 2. Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde vordering tot opeising tot een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing heeft geleid, of wanneer er een beslissing die de beëindiging van de vordering op een andere wijze vaststelt, in het register is ingeschreven, hervat de Dienst de procedure. Hij kan de procedure eerder hervatten, maar niet vóór de overeenkomstig paragraaf 1 vastgestelde datum.

§ 3. Wanneer het recht op een kwekersrecht op een derde is overgegaan, en deze overdracht uitwerking heeft ten opzichte van de Dienst, kan de betrokken derde zich in de plaats van de eerste aanvrager stellen, mits hij de Dienst hiervan in kennis stelt binnen een maand nadat de desbetreffende in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing in het register is ingeschreven. Wanneer de oorspronkelijke aanvrager reeds vergoedingen uit hoofde van artikel XI.150 heeft betaald, worden deze geacht te zijn betaald door de tweede aanvrager.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Vergoedingen en taksen] [#S1;S#]
Art. XI.150

[ [#S1;S#] § 1. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoedingen die de aanvrager moet betalen voor de indiening en het onderzoek van zijn aanvraag.

   De Koning bepaalt eveneens :
1° het bedrag van de vergoedingen verschuldigd voor de inschrijvingen die door de Dienst worden verricht met toepassing van de artikelen XI.124, XI.125 en XI.126,
2° het bedrag van de vergoedingen verschuldigd voor de door de Dienst afgegeven attesten en afschriften,
3° het bedrag van de vergoedingen voor de controle op de instandhouding van het ras,
4° het bedrag van de vergoeding tot herstel in de oorspronkelijke toestand.

§ 2. Indien de vergoedingen die verschuldigd zijn krachtens paragraaf 1, eerste lid, niet worden betaald, wordt de aanvrager geacht aan zijn aanvraag te verzaken.

§ 3. De Koning bepaalt de modaliteiten van inning van de vergoedingen.

§ 4. De vergoedingen zijn niet terugbetaalbaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.151

[ [#S1;S#] § 1. Met het oog op de instandhouding van het kwekersrecht, rekent de Dienst jaartaksen aan gedurende de duur van het recht.

§ 2. De jaartaks is vooraf te betalen. De betaling vervalt op de laatste dag van de maand van de verjaardag van de verlening van het kwekersrecht.

   De jaartaks voor het eerste jaar wordt betaald vóór het einde van de maand volgend op de maand waarin het kwekersrecht wordt verleend.

   Wanneer de betaling van de jaartaks niet op de vervaldatum werd gekweten, kan deze taks alsnog betaald worden vermeerderd met een toeslag, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de vervaldag van de jaartaks.

§ 3. De Koning bepaalt het bedrag en de modaliteiten van inning van de jaartaks en de toeslag.

§ 4. De jaartaks is niet terugbetaalbaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] Bijhouden van het register] [#S1;S#]
Art. XI.152

[ [#S1;S#] § 1. De Dienst houdt een register bij van de aanvragen voor kwekersrecht en van de verleende kwekersrechten.

§ 2. Het register bevat de volgende inschrijvingen :
1° aanvragen tot verlening van een kwekersrecht, met vermelding van het taxon en de voorlopige aanduiding van het ras, de datum van indiening en de naam en het adres van de aanvrager, de kweker en eventuele betrokken gemachtigden;
2° alle gevallen van beëindigingen van procedures betreffende aanvragen voor een kwekersrecht, met vermelding van de onder 1° bedoelde informatie;
3° voorstellen voor rasbenamingen;
4° wijzigingen van de identiteit van een aanvrager of diens gemachtigde;
5° alle betekende overdrachten van een aanvraag, met vermelding van de naam en het adres van de rechthebbenden of rechtverkrijgenden;
6° alle betekende contractuele licenties, vergezeld van de naam en het adres van de licentiehouders;
7° alle geschillen over burgerlijke rechten, evenals de in kracht van gewijsde gegane beslissing over deze vordering of elke andere beëindiging van de vordering.

§ 3. Nadat een kwekersrecht is verleend worden bovendien de volgende gegevens in het register ingeschreven :
1° de soort waartoe het ras behoort en de rasbenaming;
2° de officiële beschrijving van het ras;
3° indien een ras, voor de productie van materiaal, het voortdurend gebruik van materiaal van bepaalde componenten vereist, een verwijzing naar die componenten;
4° de naam en het adres van de houder, van de kweker en van de betrokken gemachtigden;
5° de datum waarop het kwekersrecht aanvangt en waarop het eindigt, het laatste met vermelding van de reden;
6° alle betekende overdrachten van een kwekersrecht, met vermelding van de naam en het adres van de rechthebbenden of rechtverkrijgenden;
7° alle betekende contractuele licenties, met vermelding van de naam en het adres van de licentiehouders;
8° de gedwongen licenties en de daarop betrekking hebbende beslissingen, met vermelding van de naam en het adres van de licentiehouders;
9° alle wijzigingen in een kwekersrecht;
10° indien de houder van een oorspronkelijk ras en de kweker van een ras dat in wezen van het oorspronkelijke is afgeleid, beiden hierom verzoeken, de identificatie van de rassen als zijnde oorspronkelijk en in wezen afgeleid, met inbegrip van de rasbenamingen en de namen van de betrokken partijen. Een verzoek van een van de betrokken partijen is slechts toereikend, indien de partij in kwestie een onbetwistbare erkenning van de andere partij heeft verkregen overeenkomstig artikel XI.161, dan wel indien hij een in een kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing heeft verkregen waarin de betrokken rassen als zijnde oorspronkelijk en in wezen afgeleid, worden geïdentificeerd;
11° alle geschillen over burgerlijke rechten, evenals de in kracht van gewijsde gegane beslissing over deze vordering of elke andere beëindiging van de vordering.

§ 4. De Koning kan elke verdere bijzonderheid en elke andere voorwaarde betreffende de inschrijving in het register bepalen.

§ 5. De in paragrafen 2, 7°, en 3, 11°, bedoelde inschrijvingen worden uitgevoerd door de griffier van de rechterlijke instantie die over het betrokken geschil uitspraak heeft gedaan, op verzoek van de persoon die de vordering ingediend heeft of van elke belanghebbende.

§ 6. De Dienst kan de officiële beschrijving van het ras wat betreft aantal en aard van de eigenschappen of de vastgestelde expressies van die eigenschappen, ambtshalve en na raadpleging van de houder, aan de voor de beschrijving van rassen van het betrokken taxon geldende beginselen aanpassen, teneinde de beschrijving van het ras met de beschrijvingen van andere rassen van het betrokken taxon te kunnen vergelijken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.153

[ [#S1;S#] § 1. Het in artikel XI.152 genoemde register ligt ter inzage van het publiek, in de kantoren van de Dienst.

§ 2. Elke belanghebbende die daarom verzoekt, kan uittreksels uit het register verkrijgen.

§ 3. Iedereen die een gewettigd belang heeft, kan, volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten :
1° de stukken inkijken die op een aanvraag voor een kwekersrecht betrekking hebben,
2° de stukken inkijken die op een reeds verleend kwekersrecht betrekking hebben,
3° de teeltproeven bezoeken met het oog op het technisch onderzoek van een ras,

   en
4° de teeltproeven bezoeken met het oog op de technische controle op de instandhouding van een ras.

§ 4. Indien voor de voortbrenging van materiaal van het ras materiaal van bepaalde componenten herhaaldelijk moet worden gebruikt, wordt op verzoek van de aanvrager van het kwekersrecht geen publieke inzage gegeven in gegevens betreffende de componenten, noch van de teelt daarvan. Een dergelijk verzoek is niet meer ontvankelijk wanneer er reeds een beslissing is gevallen over de aanvraag van het kwekersrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.154

[ [#S1;S#] De inschrijvingen in het register die zijn opgelegd in het artikel XI.152, § 2, en § 3, 1°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10° en 11°, worden door de Dienst gepubliceerd op de door de Koning vastgestelde wijze.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Handhaving van de rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Namaak] [#S1;S#]
Art. XI.155

[ [#S1;S#] Wordt beschouwd als namaak :
1° het verrichten van een handeling bedoeld in artikel XI.113, § 2, met betrekking tot een beschermd ras, zonder daartoe gerechtigd te zijn,

   of
2° het gebruiken van de rasbenaming in strijd met de voorwaarden van artikel XI.118, § 1,

   of
3° het gebruik maken van de rasbenaming van een beschermd ras of van een benaming die met die benaming kan worden verward, in strijd met artikel XI.119, § 3.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.156

[ [#S1;S#] § 1. De vordering inzake namaak kan ingesteld worden vanaf de dag van de publicatie van de verlening van het kwekersrecht en alleen voor inbreuken gepleegd vanaf deze datum.

§ 2. De houder of de vruchtgebruiker van een octrooi kan een vordering inzake namaak instellen.

   Nochtans mag de houder van een gedwongen licentie toegekend bij toepassing van artikel XI.126, § 1, een vordering inzake namaak instellen indien, na ingebreke gesteld te zijn, de houder of de vruchtgebruiker van het kwekersrecht dergelijke vordering niet instelt.

   De houder van een exclusieve licentie kan een vordering wegens namaak instellen, behoudens andersluidende bepaling in de licentieovereenkomst.

   Elke licentiehouder mag tussenbeide komen in een vordering inzake namaak ingediend door de houder of de vruchtgebruiker, teneinde vergoeding van de door hem geleden schade te verkrijgen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.157

[ [#S1;S#] De houder kan een redelijke vergoeding eisen van eenieder die, in de periode tussen de publicatie van de aanvraag voor het kwekersrecht en de verlening daarvan, een handeling heeft verricht die hem na die periode uit hoofde van het kwekersrecht verboden zou zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.158

[ [#S1;S#] De bepalingen van burgerlijk recht die namaak op Belgische kwekersrechten bestraffen, zijn eveneens van toepassing op inbreuken op de communautaire kwekersrechten verleend op grond van de Verordening nr. 2100/94/EG van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Opeising van het kwekersrecht en identificatie van een ras] [#S1;S#]
Art. XI.159

[ [#S1;S#] § 1. Indien een kwekersrecht is verleend aan een persoon die op grond van artikel XI.111 niet gemachtigd is, kan de rechthebbende, onverminderd alle andere rechten of vorderingen, eisen dat het kwekersrecht aan hem wordt overgedragen.

§ 2. Indien de benadeelde slechts aanspraak kan maken op een deel van het kwekersrecht, kan hij, in overeenstemming met paragraaf 1, eisen dat hem het medehouderschap van het kwekersrecht wordt verleend.

§ 3. Indien een aanvraag tot verlening van een kwekersrecht is ingediend door een persoon die er geen aanspraak op heeft, of die er niet alleen aanspraak op heeft, kan de gemachtigde persoon met betrekking tot die aanvraag op overeenkomstige wijze de in paragrafen 1 en 2 bedoelde vorderingen instellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.160

[ [#S1;S#] § 1. In geval van volledige verandering van aanvrager of van houder ingevolge een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing naar aanleiding van een vordering tot opeising, vervallen de licenties bij de inschrijving van de rechthebbende in het register.

§ 2. Indien de aanvrager, de houder of een licentiehouder vóór de inleiding van de opeisingprocedure één van de in artikel XI.113, § 2, genoemde handelingen heeft verricht of daartoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen, mag hij die handelingen voortzetten of verrichten, mits hij de in het register ingeschreven nieuwe aanvrager of houder om verlening van een niet-exclusieve licentie verzoekt.

§ 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing indien de aanvrager, de houder of de licentiehouder op het tijdstip waarop hij de handelingen verrichtte of de voorbereidingen daartoe trof, te kwader trouw was.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.161

[ [#S1;S#] De houder van een oorspronkelijk ras en de kweker van een ras dat in wezen van een oorspronkelijk ras is afgeleid, kunnen de erkenning eisen van de identificatie van de betrokken rassen als zijnde oorspronkelijk en in wezen afgeleid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Verjaring] [#S1;S#]
Art. XI.162

[ [#S1;S#] § 1. Vorderingen op grond van artikelen XI.156 en XI.157 verjaren drie jaar na de datum waarop het kwekersrecht uiteindelijk is verleend en waarop de houder kennis heeft gekregen van de betrokken handeling en van de identiteit van de overtreder, of, bij het ontbreken van dergelijke kennis, dertig jaar na de voltrekking van de handeling.

§ 2. Vorderingen op grond van artikel XI.159, §§ 1 en 2, verjaren vijf jaar na de datum van publicatie van de verlening van het kwekersrecht. Deze bepaling geldt niet indien de houder op het tijdstip van verlening of verkrijging van het kwekersrecht wist dat hij er geen recht op had of dat hij er niet alleen recht op had.

§ 3. Vorderingen op grond van artikel XI.159, § 3, verjaren vijf jaar na de datum van publicatie van de aanvraag voor het kwekersrecht. Deze bepaling geldt niet indien de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag of verkrijging van de aanvraag wist dat hij er geen recht op had of dat hij er niet alleen recht op had.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Titel 4. - [ [#S1;S#] Merken en tekeningen of modellen] [#S1;S#]
Art. XI.163

[ [#S1;S#] Onder voorbehoud van de bepalingen met betrekking tot de vordering tot staking zoals in kortgeding bedoeld in boek XVII, titel 1, hoofdstuk 4, en van de bepalingen met betrekking tot de uitoefening van toezicht en de opsporing en vaststelling van de inbreuken en de toepasselijke sancties bedoeld in boek XV, wordt de bescherming van merken en tekeningen of modellen geregeld door het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), gedaan te Den Haag op 25 februari 2005.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Titel 5. - [ [#S1;S#] Auteursrecht en naburige rechten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemeenheden] [#S1;S#]
Art. XI.164

[ [#S1;S#] Deze titel voorziet in de omzetting van volgende richtlijnen :
1° richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel;
2° richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken;
3° richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij;
4° richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk;
5° richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom;
6° richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten;
7° richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken;] [#S1;S#]
[ [#S2;S#] 8° richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt;] [#S2;S#]
[ [#S3;S#] 9° richtlijn 2017/1564/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.] [#S3;S#]

( 1)<W 2015-07-20/15, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 3)<W 2018-11-25/04, art. 3, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Auteursrecht] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Auteursrecht in het algemeen] [#S1;S#]
Art. XI.165

[ [#S1;S#] § 1. Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren.

   Dat recht omvat onder meer het exclusieve recht om toestemming te geven tot het bewerken of het vertalen van het werk.

   Dat recht omvat ook het exclusieve recht om toestemming te geven tot het verhuren of het uitlenen van het werk.

   Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het werk volgens ongeacht welk procedé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, aan het publiek mede te delen.

   Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht de distributie van het origineel van het werk of van kopieën ervan aan het publiek, door verkoop of anderszins, toe te staan.

   De eerste verkoop of andere eigendomsoverdracht in de Europese Unie van het origineel of een kopie van een werk van letterkunde of kunst door de auteur of met diens toestemming leidt tot uitputting van het distributierecht van dat origineel of die kopie in de Europese Unie.

§ 2. De auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft op dat werk een onvervreemdbaar moreel recht.

   De globale afstand van de toekomstige uitoefening van dat recht is nietig.

   Het omvat ook het recht om het werk bekend te maken.

   Niet bekendgemaakte werken zijn niet vatbaar voor beslag.

   De auteur heeft het recht om het vaderschap van het werk op te eisen of te weigeren.

   Hij heeft het recht op eerbied voor zijn werk en dat maakt het hem mogelijk zich te verzetten tegen elke wijziging ervan.

   Niettegenstaande enige afstand, behoudt hij het recht om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere wijziging van dit werk dan wel tegen enige andere aantasting van het werk, die zijn eer of zijn reputatie kunnen schaden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.166

[ [#S1;S#] § 1. Na het overlijden van de auteur blijft het auteursrecht gedurende zeventig jaar bestaan ten voordele van de persoon die hij daartoe heeft aangewezen of, indien dat niet is gebeurd, ten voordele van zijn erfgenamen, overeenkomstig artikel XI.171.

§ 2. Onverminderd het tweede en het derde lid van deze paragraaf, wanneer een werk door twee of meer personen samen is gemaakt, genieten al hun rechtverkrijgenden het auteursrecht tot zeventig jaar na de dood van de langstlevende der auteurs.

   De beschermingstermijn van een audiovisueel werk verstrijkt zeventig jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen : de hoofdregisseur, de scenarioschrijver, de tekstschrijver en de auteur van muziekwerken met of zonder woorden die speciaal voor het werk zijn gemaakt.

   De beschermingstermijn van een muziekwerk met tekst bedraagt zeventig jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen, ongeacht of zij al dan niet als coauteur zijn aangewezen : de tekstschrijver en de componist van het muziekwerk, mits hun beider bijdragen specifiek zijn gecreëerd voor het respectieve muziekwerk met tekst.

§ 3. Voor anonieme of pseudonieme werken bedraagt de duur van de rechten van de auteur zeventig jaar vanaf het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt.

   Indien evenwel het door de auteur aangenomen pseudoniem geen enkele twijfel over zijn identiteit laat of de auteur zijn identiteit tijdens de in het eerste lid vermelde termijn kenbaar maakt, geldt de in paragraaf 1 vastgestelde beschermingstermijn.

   Voor anonieme of pseudonieme werken die niet binnen zeventig jaar na hun totstandkoming op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, vervalt de bescherming bij de uitputting van die termijn.

§ 4. Voor werken die in verschillende banden, delen, nummers of afleveringen gepubliceerd zijn en waarvan de termijn van zeventig jaar ingaat op het tijdstip waarop het werk voor het publiek toegankelijk is gemaakt, loopt de beschermingstermijn voor elk onderdeel afzonderlijk.

§ 5. De beschermingstermijn van foto's die oorspronkelijk zijn, in de zin dat zij een eigen intellectuele schepping van de auteur zijn, wordt vastgesteld overeenkomstig de voorgaande paragrafen.

§ 6. Een ieder die na het verstrijken van de auteursrechtelijke bescherming een niet eerder gepubliceerd werk voor het eerst op geoorloofde wijze publiceert of op geoorloofde wijze aan het publiek meedeelt, geniet een bescherming die gelijkwaardig is met die van de vermogensrechten van de auteur. De beschermingstermijn van deze rechten bedraagt vijfentwintig jaar vanaf het tijdstip waarop het werk voor het eerst op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is.

§ 7. De in dit artikel gestelde termijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.167

[ [#S1;S#] § 1. De vermogensrechten zijn roerende rechten die overgaan bij erfopvolging en vatbaar zijn voor gehele of gedeeltelijke overdracht, volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Zij kunnen onder meer worden vervreemd of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht.

   Ten aanzien van de auteur worden alle contracten schriftelijk bewezen.

   De contractuele bedingen met betrekking tot het auteursrecht en de exploitatiewijzen ervan moeten restrictief worden geïnterpreteerd. De overdracht van het voorwerp dat een werk omvat, leidt niet tot het recht om het werk te exploiteren; met het oog op de uitoefening van zijn vermogensrechten moet de auteur op een redelijke manier toegang tot zijn werk behouden.

   Voor elke exploitatiewijze moeten de vergoeding voor de auteur, de reikwijdte en de duur van de overdracht uitdrukkelijk worden bepaald.

   De verkrijger van het recht moet het werk overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken exploiteren.

   De overdracht van de rechten betreffende nog onbekende exploitatienormen is nietig, niettegenstaande enige daarmee strijdige bepaling.

§ 2. De overdracht van de vermogensrechten betreffende toekomstige werken geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de werken waarop de overdracht betrekking heeft, bepaald is.

§ 3. Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien en voor zover de creatie van het werk binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.

   Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover het werk bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien.

   In die gevallen zijn paragraaf 1, vierde tot zesde lid, en § 2 niet van toepassing.

   Het beding waarbij aan de verkrijger van een auteursrecht het recht wordt toegekend om het werk te exploiteren in een vorm die onbekend is op de datum van de arbeidsovereenkomst of van de aanwerving onder statuut, moet uitdrukkelijk zijn en bepalen dat daaraan een aandeel gekoppeld is in de door die exploitatie gemaakte winst.

   De strekking van die overdracht en de wijze waarop ze plaatsvindt, kunnen bij collectieve overeenkomst worden bepaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.168

[ [#S1;S#] Wanneer het auteursrecht onverdeeld is [ [#S2;S#] , en onverminderd artikel XI.245/1, § 2,] [#S2;S#] wordt de uitoefening ervan bij overeenkomst geregeld. Bij gebreke van een overeenkomst mag geen van de auteurs het recht afzonderlijk uitoefenen, behoudens rechterlijke beslissing in geval van onenigheid.

   Iedere auteur blijft echter vrij om, in zijn naam en zonder tussenkomst van de andere auteurs, wegens inbreuk op het auteursrecht een rechtsvordering in te stellen en voor zijn deel schadevergoeding te eisen.

   De rechter kan te allen tijde de machtiging tot publicatie van het werk afhankelijk stellen van de maatregelen die hij nuttig acht; hij kan, op verzoek van de auteur die zich tegen de publicatie verzet, beslissen dat deze niet zal delen in de kosten en baten van de exploitatie of dat zijn naam niet op het werk zal voorkomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2015-07-20/15, art. 5, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. XI.169

[ [#S1;S#] Wanneer een werk door twee of meer personen samen is gemaakt, waarbij duidelijk kan worden opgemaakt welke de individuele bijdrage van ieder der auteurs is, mogen de auteurs behoudens andersluidende bepaling in het kader van dit werk met niemand anders samenwerken.

   Zij hebben evenwel het recht om hun bijdrage afzonderlijk te exploiteren, voor zover deze exploitatie het gemeenschappelijke werk niet in het gedrang brengt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.170

[ [#S1;S#] De oorspronkelijke auteursrechthebbende is de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd.

   Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als auteur aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op het werk, op een reproductie van het werk, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.

   De uitgever van een anoniem werk of van een werk onder pseudoniem wordt ten aanzien van derden geacht de auteur daarvan te zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.171

[ [#S1;S#] Na het overlijden van de auteur worden de rechten bedoeld in artikel XI.165, § 1, tijdens de duur van de bescherming van het auteursrecht, uitgeoefend door zijn erfgenamen of legatarissen, tenzij de auteur ze aan een bepaald persoon heeft toegekend, met inachtneming van het wettelijk voorbehouden erfdeel dat aan de erfgenamen toekomt.

   De rechten, bedoeld in artikel XI.165, § 2, worden na het overlijden van de auteur, uitgeoefend door zijn erfgenamen of legatarissen, tenzij hij daartoe een welbepaald persoon heeft aangewezen.

   Bij onenigheid geldt de regeling van artikel XI.168.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende de werken van letterkunde] [#S1;S#]
Art. XI.172

[ [#S1;S#] § 1. Onder werken van letterkunde wordt verstaan de geschriften van welke aard ook, alsmede lessen, voordrachten, redevoeringen, preken of andere mondelinge uitingen van de gedachte.

   Redevoeringen uitgesproken in vergaderingen van vertegenwoordigende lichamen, in openbare terechtzittingen van rechtscolleges of in politieke bijeenkomsten mogen evenwel vrijelijk worden gereproduceerd en aan het publiek medegedeeld; alleen de auteur heeft echter het recht om ze afzonderlijk uit te geven.

   &bsp;§ 2. Er bestaat geen auteursrecht op officiële akten van de overheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende de werken van grafische of beeldende kunst] [#S1;S#]
Art. XI.173

[ [#S1;S#] Tenzij anders is overeengekomen, wordt bij de overdracht van een werk van grafische of beeldende kunst aan de verkrijger het recht overgedragen het werk als dusdanig tentoon te stellen, in omstandigheden die geen afbreuk doen aan de eer of de faam van de auteur; de andere auteursrechten worden echter niet overgedragen.

   Tenzij anders is overeengekomen of tenzij andere gebruiken heersen, heeft de overdracht van een werk van grafische of beeldende kunst het verbod tot gevolg om er andere identieke exemplaren van te maken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.174

[ [#S1;S#] De auteur of de eigenaar van een portret dan wel enige andere persoon die een portret bezit of voorhanden heeft, heeft niet het recht het te reproduceren of aan het publiek mede te delen zonder toestemming van de geportretteerde of, gedurende twintig jaar na diens overlijden, zonder toestemming van zijn rechtverkrijgenden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.175

[ [#S1;S#] § 1. Bij elke doorverkoop van een oorspronkelijk kunstwerk waarbij actoren uit de professionele kunsthandel betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon, na de eerste overdracht door de auteur, is door de verkoper aan de auteur een onvervreemdbaar, op de doorverkoopprijs berekend volgrecht verschuldigd, waarvan geen afstand kan worden gedaan, zelfs niet op voorhand.

   In deze afdeling wordt onder "oorspronkelijk kunstwerk" verstaan, een werk van grafische of beeldende kunst, zoals afbeeldingen, collages, schilderingen, tekeningen, gravures, prenten, lithografieën, beeldhouwwerk, tapisserieën, keramische werken, glaswerk en foto's, voorzover dit werk een schepping is van de kunstenaar zelf, of het gaat om een exemplaar dat als oorspronkelijk kunstwerk wordt aangemerkt.

   Kopieën van kunstwerken die onder deze afdeling vallen en die door de kunstenaar zelf of in zijn opdracht in beperkte oplage zijn vervaardigd, worden als oorspronkelijk kunstwerk in de zin van deze afdeling beschouwd. Dergelijke kopieën zijn in de regel genummerd, gesigneerd of door de kunstenaar op andere wijze als authentiek gemerkt.

§ 2. Het volgrecht is evenwel niet van toepassing op een doorverkoop waarbij de verkoper het werk minder dan drie jaar voor de doorverkoop rechtstreeks heeft verkregen van de kunstenaar en de doorverkoopprijs maximaal 10.000 euro bedraagt. De bewijslast dat aan deze voorwaarden is voldaan, rust op de verkoper.

§ 3. Het volgrecht komt toe aan de erfgenamen en andere rechtverkrijgenden van de auteurs overeenkomstig de artikelen XI.166 en XI.171.

§ 4. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten is de reciprociteit van toepassing op het volgrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.176

[ [#S1;S#] Het volgrecht wordt berekend op de verkoopprijs exclusief belasting, op voorwaarde dat die minimum 2.000 euro bedraagt. Teneinde verschillen weg te werken die negatieve effecten hebben op de werking van de interne markt, kan de Koning dit bedrag van 2.000 euro wijzigen, zonder evenwel een bedrag hoger dan 3.000 euro te kunnen bepalen. Het bedrag van het volgrecht wordt bepaald als volgt :
- 4 % van het deel van de verkoopprijs tot en met 50.000 euro;
- 3 % van het deel van de verkoopprijs van 50.000,01 euro tot en met 200.000 euro;
- 1 % van het deel van de verkoopprijs van 200.000,01 euro tot en met 350.000 euro;
- 0,5 % van het deel van de verkoopprijs van 350.000,01 euro tot en met 500.000 euro;
- 0,25 % van het deel van de verkoopprijs boven 500.000 euro.

   Het maximumbedrag van het recht mag evenwel niet hoger liggen dan 12.500 euro.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.177

[ [#S1;S#] § 1. Het volgrecht kan ten aanzien van derden uitsluitend door het in § 2 bepaalde uniek platform worden uitgeoefend.

   Indien de auteur het beheer van zijn rechten niet aan een [ [#S2;S#] beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie] [#S2;S#] heeft opgedragen, wordt het uniek platform geacht met het beheer van zijn rechten te zijn belast. De auteur kan zijn rechten doen gelden binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van de datum van de doorverkoop.

§ 2. Ten behoeve van het beheer van het volgrecht wordt een uniek platform opgericht [ [#S2;S#] door de beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties die in België het volgrecht beheren] [#S2;S#]. De aangifte van de in artikel XI.175, § 1 bepaalde doorverkoop en de betaling van het volgrecht geschieden via dit uniek platform. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden waaraan dit platform moet voldoen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 4, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.178

[ [#S1;S#] § 1. Voor de doorverkopen die plaatsvinden in het kader van een openbare veiling zijn de actoren uit de professionele kunsthandel die bij de doorverkoop betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon, de openbare ambtenaar, en de verkoper hoofdelijk verplicht, het uniek platform binnen een maand na de verkoop in kennis te stellen van die verkoop. Zij zijn tevens hoofdelijk verplicht de verschuldigde rechten binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving te betalen via het uniek platform.

   Voor de doorverkopen die niet plaatsvinden in het kader van een openbare veiling, met inbegrip van de verkopen die aanleiding hebben gegeven tot de toepassing van artikel XI.175, § 2, zijn de actoren uit de professionele kunsthandel die bij de doorverkoop betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon, en de verkoper hoofdelijk verplicht het uniek platform binnen de termijn en op de wijze bepaald door de Koning in kennis te stellen van die verkoop. Zij zijn tevens hoofdelijk verplicht de verschuldigde rechten binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving te betalen via het uniek platform.

   De kennisgevingen van de doorverkopen bepaald in het eerste en tweede lid gebeuren vanaf 1 januari 2015 op elektronische wijze bij het uniek platform door middel van een systeem dat aan de door de Koning bepaalde voorwaarden voldoet. De Koning kan de in de vorige zin bepaalde datum aanpassen.

§ 2. De vordering van de auteur verjaart door verloop van vijf jaren te rekenen van de doorverkoop.

§ 3. Bij het verstrijken van de verjaringstermijn bepaald in paragraaf 2, zullen de door de Koning aangewezen [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] de rechten die niet konden worden betaald aan de rechthebbenden, verdelen op de door de Koning bepaalde wijze.

§ 4. Gedurende een periode van drie jaren na de doorverkoop, kan het uniek platform van de actoren uit de professionele kunsthandel, overeenkomstig de door de Koning bepaalde regels, alle inlichtingen opvragen die noodzakelijk zijn om de inning en verdeling van het volgrecht veilig te stellen.

   De auteurs kunnen tevens, overeenkomstig de door de Koning bepaalde regels, van het in artikel XI.177, § 2, bepaalde uniek platform alle inlichtingen opvragen die noodzakelijk zijn om de inning en verdeling van het volgrecht veilig te stellen.

  &sp; § 5. De in artikel XI.177, § 1 bepaalde [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België het volgrecht beheren] [#S2;S#] maken, volgens de nadere regels en binnen de termijn bepaald door de Koning, op de website van het uniek platform de doorverkopen bekend waarvan zij werden in kennis gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 5, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende de audiovisuele werken] [#S1;S#]
Art. XI.179

[ [#S1;S#] Naast de hoofdregisseur worden ook de natuurlijke personen die tot het werk hebben bijgedragen als auteurs van een audiovisueel werk beschouwd.

   Behoudens tegenbewijs worden geacht auteurs te zijn van een in samenwerking tot stand gebracht audiovisueel werk :
a) de scenarioschrijver;
b) de bewerker;
c) de tekstschrijver;
d) de grafische ontwerper van animatiewerken of van animatiesequenties in een audiovisueel werk, die een belangrijk deel van dat werk uitmaken;
e) de auteur van muziekwerken met of zonder woorden die speciaal voor het audiovisueel werk gemaakt zijn.

   De auteurs van het oorspronkelijke werk worden gelijkgesteld met de auteurs van het nieuwe werk als de bijdrage van eerstgenoemden in het nieuwe werk wordt gebruikt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.180

[ [#S1;S#] De auteur die weigert zijn bijdrage tot het audiovisueel werk af te maken of niet bij machte is dat te doen, kan zich niet verzetten tegen het gebruik van zijn bijdrage met het oog op de voltooiing van het werk.

   Voor die bijdrage wordt hij beschouwd als auteur en geniet hij de rechten die daaruit voortvloeien.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.181

[ [#S1;S#] Een audiovisueel werk wordt als voltooid beschouwd wanneer de regisseur en de producent de definitieve versie ervan in onderlinge overeenstemming hebben vastgesteld.

   De auteurs kunnen hun morele rechten pas laten gelden na voltooiing van het audiovisueel werk.

   Het is verboden de moederband van die versie te vernietigen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.182

[ [#S1;S#] De auteurs van een audiovisueel werk alsmede de auteurs van een creatief element dat op geoorloofde wijze in een audiovisueel werk is opgenomen of erin is verwerkt, met uitzondering van de auteurs van muziekwerken dragen, behoudens andersluidend beding, aan de producenten het exclusieve recht op de audiovisuele exploitatie van het werk over, met inbegrip van de rechten die voor deze exploitatie noodzakelijk zijn, zoals het recht om het werk van ondertiteling te voorzien of het na te synchroniseren, onverminderd de bepalingen van de artikelen XI.181 en XI.183 van deze titel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.183

[ [#S1;S#] § 1. Behoudens wat betreft de audiovisuele werken die tot de niet-culturele sector of tot de reclamewereld behoren, hebben de auteurs van het audiovisuele werk, voor elke wijze van exploitatie recht op een afzonderlijke vergoeding.

§ 2. Behoudens enig andersluidend beding wordt het bedrag van de vergoeding bepaald in verhouding tot de inkomsten die uit de exploitatie van het audiovisuele werk voortvloeien. In dat geval bezorgt de producent, ten minste eenmaal per jaar aan de auteur een overzicht van hetgeen hij voor elke wijze van exploitatie heeft ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.184

[ [#S1;S#] Het verlenen van het recht om van een bestaand werk een audiovisuele bewerking te maken, moet geregeld worden in een afzonderlijk contract, los van het uitgavecontract betreffende het werk.

   Degene die het recht heeft verkregen, verbindt zich het werk overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken te exploiteren en, behoudens andersluidend beding, aan de auteur een vergoeding uit te keren die in verhouding staat tot zijn inkomsten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.185

[ [#S1;S#] Het faillissement van de producent, de gerechtelijke reorganisatie die hij heeft verkregen of de invereffeningstelling van zijn bedrijf hebben niet de ontbinding van de contracten met de auteurs van het audiovisueel werk tot gevolg.

   Wanneer de vervaardiging of de exploitatie van het werk wordt voortgezet, moet de curator of de vereffenaar, naar gelang van het geval, alle verplichtingen van de producent ten aanzien van de auteurs nakomen.

   Wordt het bedrijf geheel of gedeeltelijk overgedragen dan wel vereffend, dan moet de curator of de vereffenaar, naar gelang van het geval, een afzonderlijke kavel opmaken voor elk audiovisueel werk waarvan de exploitatierechten kunnen worden overgedragen of geveild.

   Hij moet, op straffe van nietigheid, elke andere producent van het werk, de regisseur en de andere auteurs bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs op de hoogte brengen, ten minste één maand voor de overdracht tot stand komt of voor enige andere verkoop- of veilingsprocedure wordt ingezet.

   De koper is tot dezelfde verplichtingen gehouden als de overdrager.

   De regisseur en, bij diens ontstentenis, de andere auteurs hebben een recht van voorrang op het werk, behalve indien een van de co-producenten verklaart koper te zijn. Bij gebreke van overeenstemming wordt de koopprijs vastgesteld bij rechterlijke beslissing.

   Heeft een van de co-producenten niet verklaard koper te zijn binnen één maand te rekenen van de kennisgeving, dan kan de regisseur gedurende een maand zijn recht van voorrang uitoefenen. Na het verstrijken van die termijn hebben de gezamenlijke auteurs een maand om hun recht van voorrang uit te oefenen.

   Uitoefening van dat recht geschiedt bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs gericht aan de curator of de vereffenaar, naar gelang van het geval.

   Degenen die een recht van voorrang genieten, kunnen daarvan afzien bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs gericht aan de curator.

   Wanneer de producent zijn werkzaamheden sedert meer dan twaalf maanden heeft stopgezet of wanneer de vereffening is bekendgemaakt en meer dan twaalf maanden na de bekendmaking nog niet is overgegaan tot de verkoop van het audiovisueel werk, kan elk van de auteurs van dat werk de ontbinding van zijn contract vorderen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende databanken] [#S1;S#]
Art. XI.186

[ [#S1;S#] Databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de auteur vormen, worden als zodanig door het auteursrecht beschermd.

   De bescherming van databanken op grond van het auteursrecht geldt niet voor de werken, de gegevens of de elementen zelf en laat de bestaande rechten op de werken, gegevens of andere elementen vervat in de databank onverlet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.187

[ [#S1;S#] Behoudens een andersluidende contractuele of statutaire bepaling, wordt alleen de werkgever geacht verkrijger te zijn van de vermogensrechten met betrekking tot databanken die in de niet culturele nijverheid zijn gemaakt door een of meer werknemers of ambtenaren bij de uitoefening van hun taken, of volgens de onderrichtingen van hun werkgever.

   In verband met het vermoeden van overdracht kunnen de collectieve overeenkomsten de omvang en de wijze daarvan bepalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.188

[ [#S1;S#] De rechtmatige gebruiker van een databank of van kopieën daarvan kan zonder toestemming van de auteur van de databank alle in artikel XI.165, § 1, bedoelde handelingen verrichten die noodzakelijk zijn om toegang te krijgen tot en normaal gebruik te maken van de inhoud van de databank.

   Voor zover de rechtmatige gebruiker slechts toestemming heeft om een deel van de databank te gebruiken, geldt het eerste lid ook alleen voor dat deel.

   De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn van dwingend recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur] [#S1;S#]
Art. XI.189

[ [#S1;S#] § 1. Het citeren uit een werk dat op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, ten behoeve van kritiek, polemiek, [ [#S2;S#] of recensie] [#S2;S#], maakt geen inbreuk op het auteursrecht, voorzover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel zulks wettigt.

   Het citeren bedoeld in het vorige lid moet de bron en de naam van de auteur vermelden, tenzij dit niet mogelijk blijkt.

§ 2. [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#].

§ 3. De auteur kan zich niet verzetten tegen tijdelijke reproductiehandelingen van voorbijgaande of bijkomstige aard die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel :
- de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon; of
- een rechtmatig gebruik,

   van een beschermd werk, waarbij die handelingen geen zelfstandige economische waarde bezitten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 4, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.190

[ [#S1;S#] Wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, kan de auteur zich niet verzetten tegen :
1° de reproductie en de mededeling aan het publiek, met het oog op informatie, van korte fragmenten uit werken of van integrale werken van grafische of beeldende kunst in een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht;

   De reproductie en de mededeling aan het publiek van het werk bij gelegenheid van een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht overeenkomstig het voorgaande lid, moeten uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd zijn, en de bron, waaronder de naam van de auteur, moet vermeld worden, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
2° de reproductie en de mededeling aan het publiek van een werk tentoongesteld in een voor het publiek toegankelijke plaats, wanneer het doel van de reproductie of van de mededeling aan het publiek niet het werk zelf is;

   [ [#S2;S#] 2/1° de reproductie en de mededeling aan het publiek van werken van beeldende, grafische of bouwkundige kunst, die zijn gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, indien de reproductie of de mededeling gebeurt van het werk zoals het zich aldaar bevindt en wanneer die reproductie of mededeling geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur;] [#S2;S#]
3° de kosteloze privéuitvoering in familiekring;
4° [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#];
5° gedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, van artikelen, van werken van beeldende of grafische kunst, of van korte fragmenten uit andere werken [ [#S3;S#] die op papier of op een soortgelijke drager zijn vastgelegd] [#S3;S#], met behulp van ongeacht welke fotografische techniek of enige andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, met uitzondering van bladmuziek, wanneer die reproductie [ [#S3;S#] wordt gemaakt door een rechtspersoon voor intern gebruik dan wel door een natuurlijk persoon voor intern gebruik in het kader van zijn professionele activiteiten] [#S3;S#] en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;
6° [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#];
7° [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#];
8° [ [#S3;S#] ] [#S3;S#];
9° [ [#S3;S#] de reproductie van werken, met uitzondering van bladmuziek, [ [#S5;S#] door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk] [#S5;S#];] [#S3;S#]
10° een karikatuur, een parodie of een pastische, rekening houdend met de eerlijke gebruiken;
11° [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#];
12° de reproductie die is beperkt tot een aantal kopieën, bepaald in functie van en gerechtvaardigd door het voor de bewaring van het culturele en wetenschappelijke patrimonium gestelde doel, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, musea, of door archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur.

   De materialen die aldus worden vervaardigd blijven eigendom van deze instellingen, die zichzelf ieder commercieel of winstgevend gebruik ervan ontzeggen.

   De auteur kan hiertoe toegang krijgen, onder strikte inachtneming van de bewaring van het werk en tegen een billijke vergoeding van het werk verricht door deze instellingen;
13° de mededeling, met inbegrip van de beschikbaarstelling van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen werken die onderdeel uitmaken van de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, wetenschappelijke- en onderwijsinstellingen, musea of archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, hierin bestaande dat het werk, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privéstudie medegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;
14° tijdelijke opnamen van werken, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen, met inbegrip van de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties, ten behoeve van hun eigen uitzendingen;
15° de reproductie en mededeling aan het publiek van werken ten behoeve van mensen met een handicap, die rechtstreeks met deze handicap verband houden en van niet-commerciële aard zijn en voorzover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, [ [#S4;S#] en onverminderd de eventuele toepassing van de bepalingen onder 18° en 19°,] [#S4;S#] voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur;
16° de reproductie en de mededeling aan het publiek voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van artistieke werken, voorzover het noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;
17° de reproductie van uitzendingen, door erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugd- of gehandicaptenzorg, voor zover deze instellingen geen winstoogmerk nastreven en dat deze reproductie is voorbehouden voor het exclusieve gebruik van de daar verblijvende natuurlijke personen;] [#S1;S#]
[ [#S4;S#] 18° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde en voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
19° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur.] [#S4;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-06-27/08, art. 2, 035; Inwerkingtreding : 15-07-2016> ( 3)<W 2016-12-22/03, art. 5, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 4)<W 2018-11-25/04, art. 4, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018> ( 5)<W 2019-05-02/28, art. 24, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XI.191

[ [#S1;S#] § 1. In afwijking van artikel XI.190 kan de auteur wanneer de databank wettig openbaar is gemaakt, zich niet verzetten tegen :
1° de gedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, van databanken die op papier of op een soortgelijke drager zijn vastgelegd, wanneer die reproductie [ [#S2;S#] wordt gemaakt door een rechtspersoon voor intern gebruik dan wel door een natuurlijk persoon voor intern gebruik in het kader van zijn professionele activiteiten] [#S2;S#] en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;
2° [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
3° [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
4° [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
5° de reproductie en de mededeling aan het publiek van een databank wanneer die handelingen worden verricht om de openbare veiligheid te waarborgen of om in een administratieve of gerechtelijke procedure aan te wenden en geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van de databank.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#].

§ 2. [ [#S2;S#] Artikel XI.190, 1°, 2°, 3° en 10°, is op analoge wijze van toepassing op databanken.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 6, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek] [#S1;S#]
Art. XI.191/1

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, en onverminderd de eventuele toepassing van artikelen XI.189, § 3 en [ [#S2;S#] XI.190, 2°, 2/1°, 10°, 12°, 13°, 15°, 16°, 17°, 18° en 19°] [#S2;S#], kan de auteur zich niet verzetten tegen :
1° het citeren ten behoeve van onderwijs, of in het kader van wetenschappelijk onderzoek, voor zover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke gebruiken en in de mate dat het beoogde doel dit rechtvaardigt;
2° de kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten, met inbegrip van de uitvoering van een werk tijdens een publiek examen. Deze kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten en de uitvoering van een werk tijdens een publiek examen kan zowel binnen als buiten de gebouwen van de onderwijsinstelling plaatsvinden;
3° de reproductie van werken, met uitzondering van bladmuziek, ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling, en dat het gebruik geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;
4° de mededeling aan het publiek van werken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voor zover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, beveiligd wordt door passende maatregelen en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;
5° het gebruik van literaire werken van overleden auteurs in een bloemlezing bestemd voor het onderwijs dat niet het behalen van een direct of indirect commercieel voordeel nastreeft, op voorwaarde dat de keuze van het uittreksel, alsmede de presentatie en de plaats ervan de morele rechten van de auteur in acht nemen en dat een billijke vergoeding wordt betaald, die door de partijen wordt overeengekomen of anders door de rechter overeenkomstig de eerlijke gebruiken worden vastgesteld;
[ [#S3;S#] 6° de reproductie of de mededeling aan het publiek van werken door instellingen voor kinderopvang die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht, op voorwaarde dat die reproductie of mededeling aan het publiek gebeurt in het raam van de pedagogische activiteiten van die instellingen.] [#S3;S#]

§ 2. Bij de in paragraaf 1 bedoelde gebruiken, worden de bron en de naam van de auteur vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 8, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 5, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018> ( 3)<W 2019-05-02/24, art. 2, 073; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art. XI.191/2

[ [#S1;S#] § 1. In afwijking van artikel XI.191/1 kan de auteur wanneer de databank wettig openbaar is gemaakt, zich niet verzetten tegen :
1° de reproductie van databanken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling, en dat het gebruik geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de databank;
2° de mededeling aan het publiek van databanken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voorzover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, beveiligd wordt door passende maatregelen en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de databank.

§ 2. Bij de in paragraaf 1 bedoelde gebruiken, worden de bron en de naam van de auteur vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.

§ 3. [ [#S2;S#] Artikel XI.191/1, § 1, 1°, 2° en 6°, is op analoge wijze van toepassing op databanken.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 9, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 2)<W 2019-05-02/24, art. 3, 073; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Uitlening van werken] [#S1;S#]
Art. XI.192

[ [#S1;S#] § 1. De auteur kan de uitlening van werken van letterkunde, databanken, fotografische werken, partituren van muziekwerken, geluidswerken en audiovisuele werken niet verbieden wanneer die uitlening geschiedt met een educatief of cultureel doel door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht.

   [ [#S2;S#] De auteur kan de uitlening door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, van een exemplaar in toegankelijke vorm niet verbieden, wanneer die uitlening geschiedt zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of de prestatie op basis waarvan het exemplaar in toegankelijke vorm werd vervaardigd, en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur.] [#S2;S#]

§ 2. De uitlening van geluidswerken en audiovisuele werken kan pas plaatsvinden twee maanden na de eerste verspreiding van het werk onder het publiek.

   Na raadpleging van de instellingen en vennootschappen voor het beheer van de rechten, kan de Koning voor alle fonogrammen en eerste vastleggingen van films of voor bepaalde daarvan de in het vorige lid bedoelde termijn verlengen of verkorten.

§ 3. De in paragraaf 1 bedoelde instellingen die door de Koning worden aangewezen, mogen werken van letterkunde, databanken, fotografische werken, geluids- en audiovisuele werken alsook partituren van muziekwerken invoeren die voor het eerst buiten de Europese Unie rechtmatig zijn verkocht en die op het grondgebied van die Unie niet aan het publiek worden verdeeld, ingeval die invoer geschiedt voor openbare uitleningen met een educatief of cultureel doel en voor zover zulks geen betrekking heeft op meer dan vijf exemplaren of partituren van het werk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 6, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Verweesde werken] [#S1;S#]
Art. XI.192/1

[ [#S1;S#] De voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, om taken van openbaar belang te vervullen, hebben de toestemming de in hun verzamelingen voorkomende verweesde werken op een van de volgende wijzen en onder de voorwaarden bepaald in art. XI.245/5, te gebruiken :
a) beschikbaarstelling voor het publiek van het verweesde werk in de zin van artikel XI.165, § 1, vierde lid;
b) de reproductie in de zin van artikel XI.165, § 1, eerste lid, met als doel het digitaliseren, beschikbaar stellen, indexeren, catalogiseren, behouden of restaureren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3 en 4] [#S1;S#]
Art. XI.193

[ [#S1;S#] De bepalingen van de artikelen XI.189, XI.190, XI.191, XI.191/1, XI.191/2, XI.192, §§ 1 en 3, en XI.192/1 zijn van dwingend recht.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-12-22/03, art. 13, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepaling betreffende de geluidswerken en audiovisuele werken] [#S1;S#]
Art. XI.194

[ [#S1;S#] De auteur die zijn recht betreffende de verhuring van een geluidswerk of audiovisueel werk overdraagt of afstaat, behoudt het recht op een billijke vergoeding voor de verhuring.

   Van dat recht kan de auteur geen afstand doen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] Het uitgavecontract] [#S1;S#]
Art. XI.195

[ [#S1;S#] Het uitgavecontract moet bepalen uit hoeveel exemplaren de eerste oplage minimum zal bestaan.

   Deze verplichting geldt evenwel niet voor het contract waarin bedongen is dat een gewaarborgd minimum van auteursrechten ten laste komt van de uitgever.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.196

[ [#S1;S#] § 1. De uitgever moet de exemplaren van het werk binnen de overeengekomen termijn produceren of laten produceren.

   Is in het contract die termijn niet vastgesteld, dan wordt die bepaald overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken.

   Indien de uitgever zijn verplichting niet nakomt binnen de hierboven gestelde termijnen en daarvoor geen wettige reden van verschoning heeft, kan de auteur zijn overgedragen rechten terugnemen, indien binnen zes maanden geen gevolg is gegeven aan een ingebrekestelling die bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs is opgestuurd.

§ 2. De uitgever verbindt zich ertoe, tenzij anders is bepaald, aan de auteur een vergoeding uit te keren die in verhouding staat tot de inkomsten.

   Indien de auteur de uitgaverechten aan de uitgever heeft overgedragen op zodanige voorwaarden dat, gelet op het succes van het werk, de bedongen forfaitaire vergoeding kennelijk niet evenredig is aan de winst bij de exploitatie van dat werk, moet de uitgever, op verzoek van de auteur, de vergoeding wijzigen teneinde hem op billijke wijze te laten delen in de winst. De auteur kan vooraf geen afstand doen van dat recht.

[ [#S2;S#] § 2/1. De auteur van een wetenschappelijk artikel dat het resultaat is van minstens voor de helft met publieke middelen gefinancierd onderzoek behoudt, zelfs indien hij, overeenkomstig artikel XI.167, zijn rechten aan een uitgever van een tijdschrift heeft vervreemd of in een gewone of exclusieve licentie heeft ondergebracht, het recht om het manuscript na verloop van een termijn van twaalf maanden voor humane en sociale wetenschappen en zes maanden voor andere wetenschappen na de eerste uitgave, in een tijdschrift, kosteloos beschikbaar te stellen in open toegang aan het publiek, mits de bron van de eerste uitgave wordt vermeld.

   Het uitgavecontract kan een kortere termijn voorzien dan deze bepaald in het eerste lid.

   De Koning kan de termijn bepaald in het eerste lid verlengen.

   Van het recht bepaald in het eerste lid kan geen afstand worden gedaan. Dit recht is van dwingend recht en is van toepassing ongeacht het door de partijen gekozen recht van zodra er een aanknopingspunt in België gelokaliseerd is. Het recht is mede van toepassing op de werken die zijn tot stand gebracht vóór de inwerkingtreding van deze paragraaf en die op dat tijdstip niet tot het openbaar domein behoren.] [#S2;S#]

§ 3. De uitgever kan zijn contract niet overdragen zonder instemming van de auteursrechthebbende, tenzij hij tegelijkertijd zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk overdraagt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 29, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. XI.197

[ [#S1;S#] De uitgever kan na afloop van het contract, gedurende drie jaar de exemplaren die hij nog voorradig heeft, blijven verkopen tegen de normale prijs, tenzij de auteur verkiest die exemplaren zelf op te kopen tegen een prijs die, bij gebreke van overeenstemming, vastgesteld wordt door de rechtbank.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.198

[ [#S1;S#] Niettegenstaande enige daarmee strijdige overeenkomst bezorgt de uitgever, ten minste eenmaal per jaar, aan de auteur een overzicht van hetgeen hij voor elke wijze van exploitatie heeft verkocht, ontvangen en overdragen.

   Behoudens in geval van wederuitgave, vervalt deze verplichting voor de uitgever, indien het werk gedurende vijf opeenvolgende jaren op geen enkele wijze wordt geëxploiteerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.199

[ [#S1;S#] Afgezien van alle andere redenen die de ontbinding van het uitgavecontract rechtvaardigen, kan de auteur de ontbinding vorderen wanneer de uitgever overgaat tot de volledige vernietiging van de exemplaren.

   In geval van ontbinding van het contract heeft de auteur het recht de nog voorradige exemplaren aan te kopen tegen een prijs die door de rechtbank wordt vastgesteld, wanneer de uitgever en de auteur daarover niet tot overeenstemming zijn gekomen.

   Het feit dat de auteur de ontbinding van het contract vordert, kan geen afbreuk doen aan de exploitatiecontracten die de uitgever op geldige wijze met derden heeft gesloten, zij het dat de auteur tegen deze laatsten een rechtstreekse vordering kan instellen tot betaling van de eventueel overeengekomen vergoeding die hem op grond daarvan toekomt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.200

[ [#S1;S#] In geval van faillissement, gerechtelijke reorganisatie of in vereffeningstelling van het bedrijf van de uitgever kan de auteur het oorspronkelijke contract onmiddellijk opzeggen bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs.

   Alle exemplaren, kopieën of reproducties waarop het auteursrecht van toepassing is, moeten bij voorrang aan de auteur te koop worden aangeboden tegen een prijs die, ingeval de curator en de auteur het niet eens kunnen worden, vastgesteld wordt door de rechter bij wie de zaak aanhangig is, op verzoek van de meest gerede partij, nadat de curator of de auteur behoorlijk zijn opgeroepen en, in voorkomend geval, op advies van een of meer deskundigen.

   De auteur verliest zijn recht van voorrang indien hij, binnen dertig dagen na de ontvangst van het aanbod, aan de curator niet te kennen geeft dat hij er gebruik van wil maken. Het aanbod en de aanvaarding moeten, op straffe van nietigheid, worden gedaan bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs. De auteur van het werk kan van zijn recht van voorrang afzien bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending gericht aan de curator.

   Wordt de in het tweede lid bepaalde procedure gevolgd, dan kan de auteur op dezelfde wijze afzien van het hem gedane aanbod, binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de dag waarop hij door de deskundige of de deskundigen bij een aangetekende zending in kennis is gesteld van het voor eensluidend verklaard afschrift van het rapport.

   De kosten van het deskundigenonderzoek worden verdeeld onder de gezamenlijke schuldeisers en de auteur.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Het opvoeringscontract] [#S1;S#]
Art. XI.201

[ [#S1;S#] Het opvoeringscontract wordt gesloten voor bepaalde tijd of voor het aantal keren dat het werk aan het publiek wordt meegedeeld.

   De vervreemding of de exclusieve licentie die wordt verleend door een auteur met het oog op livevoorstellingen blijft ten hoogste drie jaar gelden; onderbreking van de opvoeringen gedurende twee opeenvolgende jaren doet die rechten van rechtswege vervallen.

   De begunstigde van een opvoeringscontract kan dat contract niet aan een derde overdragen zonder instemming van de auteur, tenzij hij tegelijkertijd zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk overdraagt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.202

[ [#S1;S#] De begunstigde van het opvoeringscontract moet aan de auteur of zijn rechtverkrijgenden het exacte programma van de openbare opvoeringen of uitvoeringen meedelen en hun een met bewijsstukken gestaafde staat van zijn inkomsten bezorgen.

   Indien de auteur toestemming heeft gegeven voor de openbare opvoering van een live-voorstelling op zodanige voorwaarden dat, gelet op het succes van het werk, de bedongen forfaitaire vergoeding kennelijk niet evenredig is aan de winst bij de exploitatie van dat werk, moet de begunstigde van het opvoeringscontract, op verzoek van de auteur, de vergoeding wijzigen teneinde hem op billijke wijze te laten delen in de winst. De auteur kan vooraf geen afstand doen van dat recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Naburige rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepaling] [#S1;S#]
Art. XI.203

[ [#S1;S#] De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan het auteursrecht. Geen van deze bepalingen mag op zodanige wijze worden uitgelegd dat zij de uitoefening van het auteursrecht beperkt.

   De in dit hoofdstuk erkende naburige rechten zijn roerende rechten die overgaan bij erfopvolging en vatbaar zijn voor gehele of gedeeltelijke overdracht, overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Ze kunnen onder meer worden vervreemd of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Bepalingen betreffende de uitvoerende kunstenaars] [#S1;S#]
Art. XI.204

[ [#S1;S#] De uitvoerende kunstenaar heeft een onvervreemdbaar moreel recht op zijn prestatie.

   De globale afstand van de toekomstige uitoefening van dat recht is nietig.

   De uitvoerende kunstenaar heeft het recht zijn naam vermeld te zien overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, almede een onjuiste toeschrijving te verbieden.

   Niettegenstaande enige afstand behoudt de uitvoerende kunstenaar het recht om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere wijziging van zijn prestatie, dan wel tegen enige andere aantasting ervan die zijn eer of zijn reputatie kunnen schaden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.205

[ [#S1;S#] § 1. Alleen de uitvoerende kunstenaar heeft het recht om zijn prestatie te reproduceren of de reproductie ervan toe te staan, op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk.

   Dat recht omvat onder meer het exclusieve recht om de verhuring of de uitlening ervan toe te staan.

   Alleen hij heeft het recht om zijn prestatie volgens om het even welk procédé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, aan het publiek mede te delen.

   De rechten van de uitvoerende kunstenaar omvatten onder meer het exclusieve distributierecht dat slechts wordt uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de uitvoerende kunstenaar van de reproductie van zijn prestatie in de Europese Unie of met diens toestemming.

   Ook variété- en circusartiesten worden als uitvoerende kunstenaars beschouwd. Aanvullende kunstenaars die volgens de beroepsgebruiken als dusdanig zijn erkend, worden niet als uitvoerende kunstenaars beschouwd.

§ 2. Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als uitvoerend kunstenaar aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op de prestatie, op een reproductie van de prestatie, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.

§ 3. Ten aanzien van de uitvoerende kunstenaar worden alle contracten schriftelijk bewezen.

   De contractuele bedingen met betrekking tot de rechten van de uitvoerende kunstenaar en de exploitatiebewijzen ervan moeten restrictief worden geïnterpreteerd. De overdracht van het voorwerp waarin een vastlegging van de prestatie is geïncorporeerd, leidt niet tot het recht om de prestatie te exploiteren.

   De verkrijger van het recht moet de prestatie overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken exploiteren.

   De overdracht van de rechten betreffende nog onbekende exploitatievormen is nietig, niettegenstaande enige daarmee strijdige bepaling.

   De overdracht van de vermogensrechten betreffende toekomstige prestaties geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de prestaties waarop de overdracht betrekking heeft, bepaald is.

§ 4. Wanneer een uitvoerend kunstenaar een prestatie levert ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien en voor zover de prestatie binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.

   Wanneer een uitvoerend kunstenaar een prestatie levert ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover de prestatie bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien.

   In die gevallen is paragraaf 3, derde tot vijfde lid, niet van toepassing.

   De strekking van die overdracht en de wijze waarop ze plaatsvindt, kunnen bij collectieve overeenkomst worden bepaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.206

[ [#S1;S#] § 1. Tenzij anders is overeengekomen, draagt de uitvoerende kunstenaar aan de producent het exclusieve recht van audiovisuele exploitatie van zijn prestatie over, met inbegrip van de voor deze exploitatie noodzakelijke rechten, zoals het recht om het werk van ondertiteling te voorzien of het na te synchroniseren, onverminderd de bepalingen voorzien in de tweede tot en met de vierde paragraaf.

§ 2. De uitvoerende kunstenaar die weigert zijn aandeel in de verwezenlijking van het audiovisuele werk af te maken of niet bij machte is dat te doen, kan zich niet verzetten tegen het gebruik van zijn aandeel met het oog op de voltooiing van het werk. Voor die medewerking wordt hij beschouwd als uitvoerend kunstenaar en geniet hij de rechten die daaruit voortvloeien.

   De uitvoerende kunstenaars kunnen hun morele rechten pas laten gelden na voltooiing van het audiovisueel werk.

   Het is verboden de moederband van die versie te vernietigen.

§ 3. Behoudens wat betreft de prestaties met het oog op de verwezenlijking van audiovisuele werken die tot de niet-culturele sector of tot de reclamewereld behoren, hebben de uitvoerende kunstenaars voor elke wijze van exploitatie recht op een afzonderlijke vergoeding.

§ 4. Behoudens enig andersluidend beding wordt het bedrag van de vergoeding bepaald in verhouding tot de inkomsten die uit de exploitatie van het audiovisuele werk voortvloeien. In dat geval bezorgt de producent ten minste eenmaal per jaar aan de uitvoerende kunstenaar, een overzicht van hetgeen hij voor elke wijze van exploitatie heeft ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.207

[ [#S1;S#] Gaat het om een live-voorstelling door een ensemble, dan wordt de toestemming gegeven door de solisten, de dirigenten, de regisseurs en, voor de andere uitvoerende kunstenaars, door de directeur van hun groep.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.208

[ [#S1;S#] De rechten van de uitvoerende kunstenaar vervallen vijftig jaar na de datum van de prestatie. Indien een vastlegging van de prestatie, op geoorloofde wijze gepubliceerd of aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten vijftig jaar na de datum van het eerste feit.

   Indien echter
- binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering anders dan op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek;
- binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten zeventig jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek.

   De in het eerste en tweede lid bepaalde termijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.

   Na het overlijden van de uitvoerende kunstenaar worden de rechten uitgeoefend door diens erfgenamen of legatarissen, tenzij de uitvoerende kunstenaar ze aan een bepaald persoon heeft toegekend, met inachtneming van het wettelijk voorbehouden erfdeel dat aan de erfgenamen toekomt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de producenten van fonogrammen en van de eerste vastleggingen van films] [#S1;S#]
Art. XI.209

[ [#S1;S#] § 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel XI.212 en onverminderd het recht van de auteur en van de uitvoerende kunstenaar heeft alleen de producent van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films het recht om zijn prestatie te reproduceren of de reproductie ervan toe te staan, op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk.

   Dat recht omvat tevens het recht om de verhuring of de uitlening ervan toe te staan.

   Het omvat ook het exclusieve distributierecht, dat slechts wordt uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de producent van de reproductie van zijn prestatie in de Europese Unie of met diens toestemming.

   Alleen de producent heeft het recht om het fonogram of de eerste vastlegging van de film volgens ongeacht welk procédé aan het publiek mede te delen, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.

   De rechten van de producenten van eerste vastleggingen van films vervallen vijftig jaar na de vastlegging. Indien de eerste vastlegging van de film binnen deze termijn evenwel op geoorloofde wijze gepubliceerd of aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten vijftig jaar na de datum van het eerste feit.

   De rechten van producenten van fonogrammen vervallen vijftig jaar na de vastlegging. Indien het fonogram echter binnen deze termijn op geoorloofde wijze gepubliceerd is, vervallen de rechten zeventig jaar na de datum van de eerste geoorloofde publicatie. Indien binnen de in de eerste zin bedoelde termijn geen geoorloofde publicatie heeft plaatsgevonden en het fonogram tijdens deze termijn op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, vervallen de rechten zeventig jaar na de datum van de eerste geoorloofde mededeling aan het publiek.

   Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.

§ 2. Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als de producent van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op de prestatie, op een reproductie van de prestatie, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.210

[ [#S1;S#] § 1. Indien de producent van fonogrammen vijftig jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, vijftig jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, verzuimt voldoende kopieën van het fonogram ten verkoop aan te bieden of voor het publiek beschikbaar te stellen, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, kan de uitvoerende kunstenaar het contract houdende overdracht van zijn rechten op de vastlegging van zijn uitvoering aan een producent van fonogrammen beëindigen.

   Het recht om het contract houdende overdracht te beëindigen mag worden uitgeoefend indien de producent, binnen een jaar na de kennisgeving door de uitvoerende kunstenaar bij aangetekende zending van zijn voornemen om het contract houdende overdracht te beëindigen als bedoeld in het eerste lid, geen uitvoering geeft aan beide exploitatiehandelingen als bedoeld in het eerste lid.

   De uitvoerende kunstenaar kan geen afstand doen van zijn recht op beëindiging.

   Wanneer een fonogram de vastlegging van uitvoeringen van meerdere uitvoerende kunstenaars bevat, kunnen de uitvoerende kunstenaars hun contracten houdende overdracht, bij gebreke van een overeenkomst tussen hen, elk voor hun bijdrage beëindigen.

   Indien alle contracten houdende overdracht van alle bij het fonogram betrokken uitvoerende kunstenaars overeenkomstig deze paragraaf beëindigd worden, vervallen de rechten van de producent van fonogrammen op het fonogram.

§ 2. Wanneer in een contract houdende overdracht aan de uitvoerende kunstenaar het recht op een niet-periodieke vergoeding wordt toegekend, heeft de uitvoerende kunstenaar recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding van de producent van fonogrammen voor ieder volledig jaar dat direct volgt op het vijftigste jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld.

   De uitvoerende kunstenaar kan geen afstand doen van dit recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding.

§ 3. Het totaalbedrag dat de producent van fonogrammen opzij moet leggen voor het bekostigen van de in paragraaf 2 bedoelde jaarlijkse aanvullende vergoeding komt overeen met 20 % van de inkomsten die de producent van fonogrammen tijdens het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor voornoemde vergoeding wordt betaald, heeft verkregen uit de reproductie, verspreiding en beschikbaarstelling van het betrokken fonogram, volgend op het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld.

   De producenten van fonogrammen zijn verplicht om op verzoek van de krachtens paragraaf 4 aangewezen beheersvennootschap, in het belang van de uitvoerende kunstenaars die recht hebben op de jaarlijkse aanvullende vergoeding als bedoeld in paragraaf 2, die vennootschap alle informatie te verstrekken die nodig kan zijn om betaling van die vergoeding te garanderen.

   Indien de producenten van fonogrammen de in het tweede lid bedoelde informatie niet verstrekken, kan de krachtens paragraaf 4 aangewezen beheersvennootschap de vordering tot staking instellen, als bedoeld in artikel XI.336 en XVII.14, om van de rechter te verkrijgen dat hij beveelt tot het verstrekken van de in het tweede lid bedoelde informatie.

   De plicht tot beroepsgeheim bedoeld in artikel XI.281 geldt voor de personeelsleden van de krachtens paragraaf 4 aangewezen beheersvennootschap, wat betreft alle informatie waarvan ze kennis hebben op grond van deze paragraaf.

§ 4. Volgens de voorwaarden en modaliteiten die Hij vaststelt, belast de Koning een representatieve vennootschap van de uitvoerende kunstenaars ermee, de inning en verdeling van de in paragraaf 2 bedoelde vergoeding te verzekeren.

§ 5. Indien een uitvoerende kunstenaar recht heeft op periodieke betalingen, worden er geen voorschotten of contractueel bepaalde kortingen ingehouden op de betalingen aan de kunstenaar volgend op het vijftigste jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, volgend op het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is meegedeeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Bepaling betreffende de verhuring van fonogrammen en van de eerste vastleggingen van films] [#S1;S#]
Art. XI.211

[ [#S1;S#] De uitvoerende kunstenaar die zijn recht betreffende de verhuring van een fonogram of van een eerste vastlegging van een film overdraagt of afstaat, behoudt het recht op een billijke vergoeding voor de verhuring.

   Van dat recht kan geen afstand worden gedaan en het kan niet overgedragen worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de uitvoerende kunstenaars en de producenten] [#S1;S#]
Art. XI.212

[ [#S1;S#] Wanneer de prestatie van een uitvoerende kunstenaar, die werd vastgelegd op een fonogram, op geoorloofde wijze wordt gereproduceerd of door de omroep uitgezonden, mogen de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen zich, onverminderd het recht van de auteur, niet verzetten:
1° tegen de openbare uitvoering ervan, op voorwaarde dat die prestatie niet voor een voorstelling wordt gebruikt en van het publiek geen toegangsgeld of vergoeding wordt gevraagd om die prestatie te kunnen bijwonen;
2° tegen de uitzending ervan.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-11-25/03, art. 3, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. XI.213

[ [#S1;S#] [ [#S3;S#] Het gebruik van prestaties, overeenkomstig artikel XI.212, geeft de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen recht op een billijke vergoeding, ongeacht de plaats waar die prestaties zijn vastgelegd.] [#S3;S#]

   De Koning bepaalt het bedrag van de billijke vergoeding, die verschillend kan zijn naargelang de betrokken sector. Hij kan de nadere regels bepalen volgens dewelke de uitvoering van prestaties moet verricht worden teneinde er een openbaar karakter in de zin van artikel XI.212, 1° aan toe te kennen.

   De Koning bepaalt eveneens de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de billijke vergoeding, alsmede het tijdstip waarop deze verschuldigd is.

   De vergoeding wordt door de personen die de handelingen bepaald in artikel XI.212 verrichten, betaald aan de in hoofdstuk 9 van deze titel bedoelde [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde billijke vergoeding beheren] [#S2;S#].

   Degenen die de vergoeding verschuldigd zijn, moeten overeenkomstig de eisen van de redelijkheid de inlichtingen meedelen die nuttig zijn voor de inning en de verdeling van de rechten.

   De Koning bepaalt op welke wijze die inlichtingen en stukken worden verstrekt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 6, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 3)<W 2018-11-25/03, art. 4, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. XI.214

[ [#S1;S#] Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten wordt de in artikel XI.213 bedoelde vergoeding door de [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] verdeeld onder de uitvoerende kunstenaars en de producenten [ [#S3;S#] van fonogrammen] [#S3;S#], ieder voor de helft. Deze verdeelsleutel is van dwingend recht.

   Het deel van de in artikel XI.213 bedoelde vergoeding, waarop de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.

   De duur van de in artikel XI.213 bedoelde rechten op vergoeding is telkens gelijk aan die bepaald in de artikelen XI.208, eerste, tweede en derde lid en XI.209, § 1 [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#] zesde en zevende lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 7, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 3)<W 2018-11-25/03, art. 5, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Bepalingen betreffende de omroeporganisaties] [#S1;S#]
Art. XI.215

[ [#S1;S#] § 1. Alleen de omroeporganisatie heeft het recht volgende handelingen toe te staan :
a) het rechtstreeks of later heruitzenden van haar uitzendingen daaronder begrepen de doorgifte via de kabel en de mededeling aan het publiek per satelliet;
b) de reproductie van haar uitzendingen door welk procédé ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk daaronder begrepen de distributie van vastleggingen van haar uitzendingen;
c) de mededeling van haar uitzendingen op een voor het publiek toegankelijke plaats tegen betaling van toegangsgeld;
d) de beschikbaarstelling voor het publiek van de vastleggingen van haar uitzendingen op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.

   Het distributierecht bedoeld in het eerste lid, b), wordt slechts uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de omroeporganisatie van de vastlegging van haar uitzending in de Europese Unie of met haar toestemming.

§ 2. Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als de omroeporganisatie aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op de prestatie, op een reproductie van de prestatie, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.216

[ [#S1;S#] De bescherming bedoeld in artikel XI.215 blijft gelden gedurende vijftig jaar te rekenen van de eerste uitzending.

   Deze duur wordt berekend vanaf de eerste januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen 1 tot 6] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene uitzonderingen] [#S1;S#]
Art. XI.217

[ [#S1;S#] De artikelen XI.205, XI.209, XI.213 en XI.215 zijn niet van toepassing wanneer de handelingen bedoeld in die artikelen verricht worden met een van de hierna volgende doelstellingen :

   &sp;1° het citeren uit een prestatie, ten behoeve van kritiek, polemiek, [ [#S2;S#] of recensie] [#S2;S#], maakt geen inbreuk op het auteursrecht, voor zover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel zulks wettigt;
2° de vastlegging, de reproductie en de mededeling aan het publiek, met het oog op informatie, van korte fragmenten van de prestaties van de houders van naburige rechten bedoeld in de afdelingen 2 tot 6, in een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht;
3° de kosteloze privéuitvoering in familiekring;
4°[ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
5° [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
6° [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
7° [ [#S4;S#] de reproductie van prestaties door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk;] [#S4;S#]
8° tijdelijke reproductiehandelingen van voorbijgaande of bijkomstige aard die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel :
- de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon;

   of
- een rechtmatig gebruik van een prestatie,

   waarbij die handelingen geen zelfstandige economische waarde bezitten;
9° een karikatuur, een parodie of een pastiche, rekening houdend met de eerlijke gebruiken;
10° [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
11° de reproductie beperkt tot een aantal kopieën, bepaald in functie van en gerechtvaardigd door het doel het culturele en wetenschappelijke patrimonium te bewaren, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, musea, of door archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten.

   De materialen die aldus worden vervaardigd blijven eigendom van deze instellingen, die zichzelf ieder commercieel of winstgevend gebruik ervan ontzeggen.

   De houders van naburige rechten kunnen hiertoe toegang krijgen, onder strikte inachtneming van de bewaring van het werk en tegen een billijke vergoeding van het werk verricht door deze instellingen;
12° de mededeling en de beschikbaarstelling van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen prestaties die onderdeel uitmaken van de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, wetenschappelijke- en onderwijsinstellingen, musea of archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, hierin bestaande dat het werk, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privéstudie medegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;
13° tijdelijke opnamen van prestaties, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen, met inbegrip van de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties, ten behoeve van hun eigen uitzendingen;
14° de reproductie en mededeling aan het publiek van prestaties ten behoeve van mensen met een handicap, die rechtstreeks met deze handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voor zover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, [ [#S3;S#] en onverminderd de eventuele toepassing van de bepalingen onder 17° en 18°,] [#S3;S#] voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten;
15° de reproductie en de mededeling aan het publiek voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van prestaties, voorzover het noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;
16° de reproductie van uitzendingen, door erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugd- of gehandicaptenzorg, voor zover deze instellingen geen winstoogmerk nastreven en dat deze reproductie is voorbehouden voor het exclusieve gebruik van de daar verblijvende natuurlijke personen;] [#S1;S#]
[ [#S3;S#] 17° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde en voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
18° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van houders van de naburige rechten.] [#S3;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 15, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 3)<W 2018-11-25/04, art. 7, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018> ( 4)<W 2019-05-02/28, art. 25, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Uitzonderingen ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek] [#S1;S#]
Art. XI.217/1

[ [#S1;S#] [ [#S2;S#] Onverminderd de eventuele toepassing van artikel XI.217, 8°, 9°, 11°, 12°, 14°, 15°, 16°, 17° en 18°] [#S2;S#], zijn de artikelen XI.205, XI.209, XI.213 en XI.215 niet van toepassing wanneer de handelingen bedoeld in die artikelen verricht worden met een van de hierna volgende doelstellingen :
1° het citeren uit een prestatie ten behoeve van onderwijs, of in het kader van wetenschappelijk onderzoek, voor zover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke gebruiken en in de mate dat het beoogde doel dit rechtvaardigt;
2° de kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten, met inbegrip van de uitvoering van een prestatie tijdens een publiek examen. Deze kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten en de uitvoering van een prestatie tijdens een publiek examen kan zowel binnen als buiten de gebouwen van de onderwijsinstelling plaatsvinden;
3° de reproductie van prestaties ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, voor zover het gebruik wordt verantwoord door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en dat het gebruik geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de prestatie;
4° de mededeling aan het publiek van prestaties ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voor zover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, beveiligd wordt door passende maatregelen en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de prestatie;] [#S1;S#]
[ [#S3;S#] 5° de reproductie of de mededeling aan het publiek van prestaties door instellingen voor kinderopvang die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht, op voorwaarde dat die reproductie of mededeling aan het publiek gebeurt in het raam van de pedagogische activiteiten van die instellingen.] [#S3;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 17, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 8, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018> ( 3)<W 2019-05-02/24, art. 4, 073; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Uitlening van prestaties] [#S1;S#]
Art. XI.218

[ [#S1;S#] § 1. De uitvoerende kunstenaar en de producent kunnen de uitlening van fonogrammen en van eerste vastleggingen van films niet verbieden, wanneer die uitlening geschiedt met een educatief of cultureel doel door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht.

   [ [#S2;S#] De uitvoerende kunstenaar en de producent kunnen de uitlening door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, van een exemplaar in toegankelijke vorm niet verbieden, wanneer die uitlening geschiedt zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie op basis waarvan het exemplaar in toegankelijke vorm vervaardigd is, en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten.] [#S2;S#]

§ 2. De uitlening van fonogrammen en van eerste vastleggingen van films kan pas plaatsvinden twee maanden na de eerste verspreiding van het werk onder het publiek.

   Na raadpleging van de instellingen en vennootschappen voor het beheer van de rechten, kan de Koning voor alle fonogrammen en eerste vastleggingen van films of voor bepaalde daarvan de in het vorige lid bedoelde termijn verlengen of verkorten.

§ 3. De in paragraaf 1 bedoelde instellingen die door de Koning worden aangewezen, mogen fonogrammen of eerste vastleggingen van films invoeren die voor het eerst buiten de Europese Unie rechtmatig zijn verkocht en die op het grondgebied van die Unie niet aan het publiek worden verdeeld, ingeval die invoer geschiedt voor openbare uitleningen met een educatief of cultureel doel en voor zover zulks geen betrekking heeft op meer dan vijf exemplaren van het fonogram of de eerste vastlegging van de film.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 9, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Verweesde werken] [#S1;S#]
Art. XI.218/1

[ [#S1;S#] De voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, om taken van openbaar belang te vervullen, hebben de toestemming om de in hun verzamelingen voorkomende verweesde werken op een van de volgende wijzen en onder de voorwaarden bepaald in art. XI.245/5, te gebruiken :

   &bsp; a) beschikbaarstelling voor het publiek van het verweesde werk in de zin van de artikelen XI.205, § 1, derde lid, XI.209, § 1, vierde lid en XI.215, § 1, eerste lid, d);
b) de reproductie in de zin van de artikelen XI.205, § 1, eerste lid, XI.209, § 1, eerste lid en XI.215, § 1, eerste lid, b) met als doel het digitaliseren, beschikbaar stellen, indexeren, catalogiseren, behouden of restaureren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 8, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3 en 4] [#S1;S#]
Art. XI.219

[ [#S1;S#] De bepalingen van de artikelen XI.217, XI.217/1, XI.218 en XI.218/1, zijn van dwingend recht.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-12-22/03, art. 21, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Mededeling aan het publiek per satelliet, doorgifte via de kabel en mededeling aan het publiek via directe injectie-] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Mededeling aan het publiek per satelliet] [#S1;S#]
Art. XI.220

[ [#S1;S#] Overeenkomstig de voorafgaande hoofdstukken en rekening houdend met de hierna volgende bepalingen geldt de bescherming van het auteursrecht en van de naburige rechten tevens voor de satellietomroep.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.221

[ [#S1;S#] De mededeling aan het publiek per satelliet vindt slechts plaats in de lidstaat van de Europese Unie waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.

   Indien de mededeling aan het publiek per satelliet plaatsvindt in een Staat die niet tot de Europese Unie behoort en die niet het niveau van bescherming biedt waarin de voorafgaande hoofdstukken voorzien, wordt zij niettemin geacht in de hierna omschreven lidstaat te hebben plaatsgevonden en kunnen de rechten er, naar gelang van het geval, tegen de persoon die het grondstation exploiteert of tegen de omroeporganisatie worden uitgeoefend :
- indien de programmadragende signalen per satelliet worden doorgezonden vanuit een grondstation op het grondgebied van een lidstaat, of
- indien de omroeporganisatie die tot de mededeling aan het publiek opdracht heeft gegeven, haar hoofdvestiging op het grondgebied van een lidstaat heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.222

[ [#S1;S#] Voor de artikelen XI.220 en XI.221 wordt onder mededeling aan het publiek per satelliet de handeling verstaan waarbij de programmadragende signalen voor ontvangst door het publiek onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt. Indien de programmadragende signalen in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van mededeling aan het publiek per satelliet wanneer de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Doorgifte via de kabel] [#S1;S#]
Art. XI.223

[ [#S1;S#] Overeenkomstig de voorafgaande hoofdstukken en rekening houdend met de hierna omschreven nadere regels beschikken alleen de auteur en de houders van de naburige rechten over het recht de doorgifte via de kabel van hun werken en prestaties toe te staan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.224

[ [#S1;S#] § 1. Het recht van de auteur en van de houders van naburige rechten om de doorgifte via de kabel toe te staan of te verbieden, kan uitsluitend door [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België het recht van doorgifte via de kabel beheren] [#S2;S#] worden uitgeoefend.

§ 2. [ [#S2;S#] Indien de auteur of de houders van naburige rechten het beheer van hun rechten niet aan een beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie hebben opgedragen, wordt de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van hun rechten te zijn belast.

   Indien de rechten van die categorie door meer dan één beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie worden beheerd, staat het de auteur of de houders van naburige rechten vrij te kiezen welke van die beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties geacht wordt hun rechten te beheren. Voor hen gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de kabelmaatschappij en de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten aan deze beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie hebben opgedragen. Zij kunnen die rechten doen gelden binnen een termijn van drie jaar te rekenen van de datum van doorgifte via de kabel van hun werk of van hun prestatie.] [#S2;S#]

§ 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de rechten die een omroeporganisatie in het kader van haar eigen uitzendingen uitoefent.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 8, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.225

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn recht om de doorgifte via de kabel toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen aan een producent van een audiovisueel werk, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de doorgifte via de kabel.

§ 2. Het recht op een vergoeding voor de doorgifte via de kabel, zoals bepaald in de eerste paragraaf, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars. Deze bepaling is van dwingend recht.

§ 3. Het beheer van het recht van de auteurs op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] die auteurs vertegenwoordigen.

   Het beheer van het recht van de uitvoerende kunstenaars op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.

§ 4. [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#]

§ 5. Zolang het uniek platform, [ [#S3;S#] bedoeld in artikel XI.228/1 niet opgericht is] [#S3;S#], kan het recht op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, door de [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] rechtstreeks van de kabelmaatschappijen gevorderd worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 9, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 3)<W 2018-11-25/03, art. 6, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Mededeling aan het publiek via directe injectie] [#S1;S#]
Art. XI.226

[ [#S1;S#] Overeenkomstig de voorafgaande hoofdstukken en rekening houdend met de hierna omschreven nadere regels, beschikken alleen de auteur en de houders van de naburige rechten over het recht de mededeling aan het publiek via directe injectie van hun werken en prestaties toe te staan.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-11-25/03, art. 9, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. XI.226/1

[ [#S1;S#] In geval van mededeling aan het publiek via directe injectie, verrichten de omroeporganisatie en de distributeur van signalen samen een enige handeling van mededeling aan het publiek.

   Niettegenstaande de enige aard van de mededeling aan het publiek via directe injectie, zijn de omroeporganisatie en de distributeur van signalen elk slechts gehouden tot hun respectievelijke bijdrage in deze handeling van mededeling aan het publiek. De bijdrage van de omroeporganisatie bestaat erin haar programmadragende signalen door te geven aan een distributeur van signalen zonder dat die signalen tijdens en naar aanleiding van die doorgifte toegankelijk zijn voor het publiek. De bijdrage van de distributeur van signalen bestaat erin om die signalen vervolgens naar zijn respectievelijke abonnees te sturen, zodat deze de programma's kunnen ontvangen.

   De toestemming van de rechthebbenden moet verkregen worden voor de respectievelijke bijdrage van de omroeporganisatie en de distributeur van signalen in de handeling van mededeling aan het publiek via directe injectie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/03, art. 10, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. XI.227

[ [#S1;S#] § 1. Het recht van de auteur en van de houders van naburige rechten om de mededeling aan het publiek via directe injectie toe te staan of te verbieden, kan uitsluitend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België het recht van mededeling aan het publiek via directe injectie beheren, worden uitgeoefend.

§ 2. Indien de auteur of de houders van naburige rechten het beheer van hun rechten niet aan een beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie hebben opgedragen, wordt de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van hun rechten te zijn belast.

   Indien de rechten van die categorie door meer dan één beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie worden beheerd, staat het de auteur of de houders van naburige rechten vrij te kiezen welke van die beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties geacht wordt hun rechten te beheren. Voor hen gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de distributeurs van signalen, de omroeporganisaties en de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten aan deze beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie hebben opgedragen. Zij kunnen die rechten doen gelden binnen een termijn van drie jaar te rekenen van de datum van de mededeling aan het publiek, via directe injectie, van hun werk of van hun prestatie.

§ 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de rechten die een omroeporganisatie in het kader van haar eigen uitzendingen uitoefent, noch op de rechten waarvan de producenten houder zijn ten aanzien van omroeporganisaties.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-11-25/03, art. 11, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. XI.227/1

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn recht om de mededeling aan het publiek via directe injectie toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen aan een producent van een audiovisueel werk, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek via directe injectie.

§ 2. Het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek via directe injectie, zoals bepaald in de eerste paragraaf, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars. Deze bepaling is van dwingend recht.

§ 3. Het beheer van het recht van de auteurs op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen die auteurs vertegenwoordigen.

   Het beheer van het recht van de uitvoerende kunstenaars op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.

§ 4. Zolang het uniek platform, bedoeld in artikel XI.228/1, niet opgericht is, kan het recht op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, door de beheersvennootschappen rechtstreeks van de omroeporganisaties en distributeurs van signalen gevorderd worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/03, art. 12, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Bepalingen gemeenschappelijk aan de afdelingen 1 tot 3] [#S1;S#]
Art. XI.227/2

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire informatievoorschriften wisselen de producenten, de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties, de exploitanten van satellietgrondstations, de omroeporganisaties, de kabelmaatschappijen en de distributeurs van signalen tijdig de passende en toereikende informatie uit in het kader van de volgende doeleinden:
1° de vaststelling van het betrokken type van exploitatiehandeling zoals de uitzending, de mededeling aan het publiek per satelliet, de doorgifte via de kabel en/of de mededeling aan het publiek via directe injectie;
2° de vaststelling van de relevante economische grondslag voor de berekening van de vergoedingen;
3° de vaststelling van de omvang van reeds geïnde en te innen vergoedingen voor deze handelingen van mededeling aan het publiek, teneinde anomalieën betreffende betalingen van rechten te vermijden in hoofde van omroeporganisaties, kabelmaatschappijen en distributeurs van signalen.

§ 2. Na overleg met de leden van het Overlegcomité, bedoeld in artikel XI.282, § 3, kan de Koning vaststellen:
1° de voorwaarden en nadere regels voor de informatie-uitwisseling bedoeld in paragraaf 1, daaronder begrepen de aard van de uitgewisselde informatie, de personen die de informatie aanleveren en de personen die de informatie ontvangen. De Koning kan vaststellen dat de informatie-uitwisseling, bedoeld in paragraaf 1, kan geschieden via tussenkomst van de FOD Economie;
2° aanbevelingen voor de tariferings- en inningsregels voor de rechten voor de exploitatiehandelingen bedoeld in paragraaf 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/03, art. 14, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. XI.228

[ [#S1;S#] § 1. Indien er geen overeenkomst betreffende de toestemming voor de mededeling aan het publiek per satelliet, de doorgifte via de kabel en/of de mededeling aan het publiek via directe injectie kan worden gesloten, kunnen de partijen in onderling akkoord een beroep doen op drie bemiddelaars.

§ 2. De drie bemiddelaars worden aangewezen volgens de bepalingen van het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek, die van toepassing zijn op de aanwijzing van scheidslieden. Zij moeten hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen waarborgen. Zij moeten bijstand verlenen bij het voeren van onderhandelingen en kunnen voorstellen doen na de betrokken partijen te hebben gehoord. De voorstellen worden ter kennis gebracht bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs.

§ 3. Indien binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de kennisgeving geen van de betrokken partijen zich door middel van een kennisgeving aan de andere partijen in dezelfde vorm tegen de voorstellen van de drie bemiddelaars, heeft verzet, worden zij geacht die voorstellen te hebben aanvaard.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-11-25/03, art. 15, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. XI.228/1

[ [#S1;S#] ] [#S1;S#]Onverminderd het tweede lid, voorzien de omroeporganisaties die voor hun eigen uitzendingen het recht uitoefenen om de doorgifte via de kabel of de mededeling aan het publiek via directe injectie toe te staan, zoals bedoeld in de artikelen XI.223 en XI.226, de beheersvennootschappen die de rechten beheren om de doorgifte via de kabel en de mededeling aan het publiek via directe injectie toe te staan of te verbieden, zoals bedoeld in de artikelen XI.224, § 1, en XI.227, § 1, en de beheersvennootschappen die het recht op een vergoeding voor de doorgifte via de kabel en voor de mededeling aan het publiek via directe injectie, zoals bedoeld in de artikelen XI.225, § 1, en XI.227/1, § 1, beheren, in een uniek platform voor de inning van voornoemde rechten.

   Na advies van het overlegcomité, bepaalt de Koning de voorwaarden waaraan dit platform moet voldoen. Hij kan op basis van objectieve criteria de samenstelling en draagwijdte van het uniek platform beperken, onder andere wat betreft bepaalde categorieën van rechthebbenden.

   Na advies van het Overlegcomité, bepaalt de Koning de datum waarop het uniek platform van toepassing wordt.

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/03, art. 16, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] De vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van werken en prestaties] [#S1;S#]
Art. XI.229

[ [#S1;S#] [ [#S2;S#] De auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van hun werken en prestaties, wanneer die reproductie plaatsvindt onder de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.190, 9° en 17° en XI.217, 7° en 16°.] [#S2;S#]

   De vergoeding wordt betaald door de fabrikant, de invoerder of de intracommunautaire aankoper van dragers die kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#], dan wel van apparaten die kennelijk gebruikt worden voor deze reproductie op de datum waarop die dragers en die apparaten op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht.

   Overeenkomstig de in artikel XI.232 bepaalde nadere regels, stelt de Koning vast welke apparaten en dragers kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#].

   Onverminderd de internationale overeenkomsten, verdelen de [ [#S3;S#] beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde vergoeding beheren] [#S3;S#] overeenkomstig artikel XI.234 de vergoeding onder de auteurs, de uitvoerende kunstenaars, [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] en de producenten.

   Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, belast de Koning een [ [#S3;S#] beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen of collectieve beheersorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde vergoeding beheren] [#S3;S#], met de inning en de verdeling van de vergoeding.

   Wanneer een auteur of een uitvoerende kunstenaar zijn recht op een vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik heeft afgestaan, behoudt hij het recht op een billijke vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 23, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 3)<W 2017-06-08/13, art. 10, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.230

[ [#S1;S#] De in het kader van dit hoofdstuk door de Koning aangewezen [ [#S2;S#] beheersvennootschap] [#S2;S#] kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij :
- de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen vervangen bij de wet van 27 december 1993;
- de Administratie van de btw met toepassing van artikel 93bis van het BTW-Wetboek van 3 juli 1969;
- en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 11, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.231

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de [ [#S2;S#] aangewezen beheersvennootschap] [#S2;S#] inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en aan de BTW-Administratie op hun verzoek.

   Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de [ [#S2;S#] aangewezen beheersvennootschap] [#S2;S#] inlichtingen doorgeven aan en krijgen van :
- de dienst Controle en Bemiddeling van de FOD Economie;
- de [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 12, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.232

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt, per categorie van technische soortgelijke dragers en apparaten die Hij definieert, of deze kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.

   De Koning kan, op een specifieke lijst, de categorieën van technisch soortgelijke dragers en apparaten vaststellen die niet kennelijk worden gebruikt voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] en die niet onderworpen zijn aan de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik.

   De computers of categorieën van computers zoals deze door de Koning worden gedefinieerd, kunnen slechts bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Miniterraad onderworpen worden aan de vergoeding of ingeschreven worden in de specifieke lijst zoals bedoeld in het tweede lid.

   Op hetzelfde moment dat Hij het statuut van de apparaten en dragers vaststelt, stelt de Koning bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding vast.

   Deze vergoeding wordt vastgesteld per categorie van technisch soortgelijke apparaten en dragers.

   Een apparaat dat kennelijk gebruikt wordt voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] en die op voortdurende wijze een drager incorporeert, is slechts aan een enkele vergoeding onderworpen.

   Bij het vaststellen van deze vergoeding wordt onder andere rekening gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel I.13, 7°, XI.291 en XV.69 bedoelde technische voorzieningen op de betrokken werken of prestaties.

   Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.

   Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.

   Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.

   Het gebrek aan gebruik van technische voorzieningen kan geen afbreuk doen aan het recht op vergoeding zoals gedefinieerd in artikel XI.229.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 24, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.233

[ [#S1;S#] De vergoeding bedoeld in artikel XI.229 wordt terugbetaald op de wijze bepaald door de Koning :
1° aan de producenten van geluidswerken en audiovisuele werken;
2° aan de omroeporganisaties;
3° aan de instellingen die door de overheid officieel erkend en gesubsidieerd worden met het oog op de bewaring van geluidsmateriaal of audiovisueel materiaal. De vergoeding wordt enkel terugbetaald voor de dragers die zijn bestemd om geluidsmateriaal en audiovisueel materiaal te bewaren en ter plaatse beluisterd of bekeken te worden;
4° aan blinden, slechtzienden, doven en slechthorenden, evenals aan de erkende instellingen, opgericht ten behoeve van deze personen;
5° aan de erkende onderwijsinstellingen, die geluidsmateriaal en audiovisueel materiaal gebruiken voor didactische of wetenschappelijke doeleinden;
6° aan de erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugdzorg.

   Bovendien kan de Koning, bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit, de categorieën van fysieke personen en rechtspersonen bepalen die :
1° hetzij genieten van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de vergoeding die is geïnd en doorgerekend op de dragers en apparaten die zij verworven hebben;
2° hetzij voor deze waarvoor de betalingsplichtigen van de vergoeding zoals bedoeld in artikel XI.229, geheel of gedeeltelijk hiervan zijn vrijgesteld of worden terugbetaald voor de dragers en apparaten verworven door deze personen.

   De terugbetaling of de vrijstelling van de vergoeding bedoeld in het vorige lid, dient behoorlijk met redenen omkleed te zijn :
1° hetzij door de noodzaak om, zonder afbreuk te doen aan de creatie, de meest gelijke toegang te waarborgen voor elkeen tot de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, daar de vergoeding in kwestie een obstakel zou vormen voor deze toegang;
2° hetzij door de noodzaak om de verwerving van dragers en apparaten te waarborgen door personen die dit materieel kennelijk niet aanwenden voor de reproducties bedoeld in artikel XI.229.

   De Koning bepaalt de voorwaarden van de terugbetaling of de vrijstelling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.234

[ [#S1;S#] § 1. Met betrekking tot de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding, kan de Koning de verdeelsleutel vaststellen tussen de volgende categorieën van werken :
1) de werken van letterkunde;
2) de werken van beeldende of grafische kunst;
3) de geluidswerken;
4) de audiovisuele werken.

   Het gedeelte van de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de geluidswerken en audiovisuele werken, wordt naar rata van een derde, verdeeld tussen auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten.

   Het gedeelte van de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de werken van letterkunde en de werken van beeldende of grafische kunst, [ [#S2;S#] wordt toegewezen aan de auteurs] [#S2;S#].

   Het tweede en het derde lid zijn van dwingend recht.

   Het gedeelte van de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de geluidswerken en audiovisuele werken, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.

   [ [#S2;S#] De in artikel XI.229 bedoelde vergoeding die betrekking heeft op] [#S2;S#] de werken van letterkunde en de werken van beeldende of grafische kunst, waarop de auteurs recht hebben, is onoverdraagbaar.

§ 2. De Gemeenschappen en de Federale Staat kunnen besluiten om dertig procent van de opbrengst van de vergoeding waarvan sprake is in de voorgaande paragraaf, te gebruiken ter aanmoediging van de schepping van werken, en zulks door middel van een samenwerkingsakkoord met toepassing van artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 25, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] De vergoeding voor reprografie] [#S1;S#]
Art. XI.235

[ [#S1;S#] De auteurs hebben recht op een vergoeding voor de reproductie op papier of op een soortgelijke drager van hun werken, wanneer die reproductie plaatsvindt onder de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.190, 5° en XI.191, § 1, 1°.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-12-22/03, art. 27, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.236

[ [#S1;S#] De in het artikel XI.235 bedoelde vergoeding bestaat uit een evenredige vergoeding die bepaald wordt in functie van het aantal reproducties van werken.

   Deze is verschuldigd door de natuurlijke personen of de rechtspersonen die reproducties van werken vervaardigen of, in voorkomend geval, met décharge van eerstgenoemden, door hen die onder bezwarende titel of gratis een reproductieapparaat ter beschikking stellen van anderen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-12-22/03, art. 28, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.237

[ [#S1;S#] De in het kader van dit hoofdstuk door de Koning aangewezen [ [#S3;S#] beheersvennootschap] [#S3;S#] kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij :
- de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
- de Administratie van de btw met toepassing van artikel 93bis van het BTW-wetboek van 3 juli 1969;
- en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 29, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 3)<W 2017-06-08/13, art. 13, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.238

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de [ [#S2;S#] aangewezen beheersvennootschap] [#S2;S#] inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en btw-Administratie op hun verzoek.

   Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de [ [#S2;S#] aangewezen beheersvennootschap] [#S2;S#] inlichtingen doorgeven aan en krijgen van :
- de dienst Controle en Bemiddeling en van de FOD Economie;
- de [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 14, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.239

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in de artikel XI.236 bedoelde vergoeding.

   Deze vergoeding kan worden aangepast naar gelang van de betrokken sectoren.

   De Koning bepaalt de nadere regels voor de inning en de verdeling van en de controle op die vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.

   Onverminderd de internationale overeenkomsten, wordt de in artikel XI.236 bedoelde vergoeding toegewezen aan de auteurs. Deze bepaling is van dwingend recht.

   De in artikel XI.236 bedoelde vergoeding waarop de auteurs recht hebben, is onoverdraagbaar.

   Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en de nadere regels, belast de Koning een [ [#S2;S#] beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties die in België de in artikel XI.235 en XI.236 bedoelde vergoeding beheren] [#S2;S#], met de inning en de verdeling van de vergoeding.

   Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.

   Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.

   Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-12-22/03, art. 30, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 15, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK 7. [ [#S1;S#] Het gebruik van werken of prestaties ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek] [#S1;S#]
Art. XI.240

[ [#S1;S#] De auteurs en de uitgevers van werken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling van die werken onder de voorwaarden bepaald in artikel XI.191/1, § 1, 3° en 4°.

   De auteurs van databanken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling ervan onder de voorwaarden bepaald in artikel XI.191/2, § 1.

   De uitvoerende kunstenaars, de producenten van fonogrammen en de producenten van eerste vastleggingen van films hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling van hun prestaties onder de voorwaarden bepaald in artikel XI.217/1, 3° en 4°.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-12-22/03, art. 32, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.241

   <Opgeheven bij W 2016-12-22/03, art. 33, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>

Art. XI.242

[ [#S1;S#] De vergoeding bedoeld in artikel XI.240, wordt vastgesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad [ [#S2;S#] met inachtneming van de doelstellingen voor bevordering van onderwijsactiviteiten] [#S2;S#].

   De Koning stelt de modaliteiten van inning, verdeling en toezicht van de vergoeding vast, evenals het tijdstip waarop deze verschuldigd is.

   De Koning kan, op de door Hem bepaalde voorwaarden en wijze, een of meer [ [#S3;S#] beheersvennootschappen die alleen of gezamenlijk representatief zijn voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België de in artikel XI.240 bedoelde vergoeding beheren] [#S3;S#], ermee belasten de inning en de verdeling van de vergoeding te verzekeren.

   De Koning kan tevens de verdeelsleutel van de vergoeding vaststellen, tussen de categorieën van rechthebbenden enerzijds, en tussen de categorieën van werken anderzijds.

   In dit geval is de verdeelsleutel van dwingend recht.

   Het deel van de vergoeding bedoeld in artikel XI.240, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-12-22/03, art. 34, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 3)<W 2017-06-08/13, art. 16, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK 8. - [ [#S1;S#] Bepalingen inzake openbare uitlening] [#S1;S#]
Art. XI.243

[ [#S1;S#] § 1. In geval van uitlening van werken van letterkunde, databanken, fotografische werken of partituren van muziekwerken onder de voorwaarden genoemd in artikel XI.192, hebben de auteur en de uitgever recht op een vergoeding.

§ 2. In geval van uitlening van geluidswerken of audiovisuele werken onder de voorwaarden genoemd in de artikelen XI.192 en XI.218, hebben de auteur, de uitvoerende kunstenaar en de producent recht op een vergoeding.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.244

[ [#S1;S#] Na raadpleging van de Gemeenschappen, de instellingen en [ [#S2;S#] beheersvennootschappen] [#S2;S#] bepaalt de Koning het bedrag van de in artikel XI.243 bedoelde vergoedingen.

   De Koning kan het bedrag van de in artikel XI.243 bedoelde vergoeding bepalen, o.a. in functie van :
1° het volume van de collectie van de uitleeninstelling; en/of
2° het aantal uitleningen per instelling.

   Deze vergoedingen worden geïnd door de [ [#S2;S#] eheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België de in artikel XI.243 bedoelde vergoeding beheren] [#S2;S#].

   De Koning kan, overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, [ [#S2;S#] een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België de in artikel XI.243 bedoelde vergoeding beheren] [#S2;S#], belasten met de inning en de verdeling van de vergoedingen voor openbare uitlening.

   Na raadpleging van de Gemeenschappen en, in voorkomend geval, op hun initiatief, bepaalt de Koning voor sommige categorieën van instellingen die door de overheid zijn erkend of opgericht, een vrijstelling of een forfaitair vastgesteld bedrag per uitlening bij de vaststelling van de vergoedingen bedoeld in artikel XI.243.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 17, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.245

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten wordt de in artikel XI.243, § 1, bedoelde vergoeding verdeeld tussen de auteurs en de uitgevers naar rata van 70 % voor de auteurs en 30 % voor de uitgevers.

§ 2. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten wordt de in artikel XI.243, § 2, bedoelde vergoeding verdeeld tussen de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten naar rata van een derde voor elk.

§ 3. De bepalingen in de eerste en de tweede paragraaf zijn van dwingend recht.

   Het deel van de in artikel XI.243, § 1 bedoelde vergoeding, waarop de auteurs recht hebben is onoverdraagbaar.

   Het deel van de in artikel XI.243, § 2 bedoelde vergoeding, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 8/1. [ [#S1;S#] - Bepalingen inzake verweesde werken] [#S1;S#]
Art. XI.245/1

[ [#S1;S#] § 1. Onder verweesd werk wordt verstaan een werk of fonogram, zoals bepaald in artikel XI.245/2, waarvan geen van de rechthebbenden is geïdentificeerd, of zelfs indien één of meer rechthebbenden wel zijn geïdentificeerd, geen ervan is opgespoord ondanks dat een zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbenden is uitgevoerd en dat zorgvuldig onderzoek geregistreerd is overeenkomstig de artikelen XI.245/3 en XI.245/4.

§ 2. Een werk of fonogram, zoals bepaald in artikel XI.245/2, met meer dan één rechthebbende wordt eveneens als verweesd beschouwd indien :
1° niet alle rechthebbenden zijn geïdentificeerd of, indien zij wel zijn geïdentificeerd, niet zijn opgespoord nadat een zorgvuldig onderzoek overeenkomstig de artikelen XI.245/3 en XI.245/4 is uitgevoerd en geregistreerd; en
2° de rechthebbenden die zijn geïdentificeerd en opgespoord, met betrekking tot de rechten waarover zij beschikken, de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties toestemming hebben verleend voor de respectievelijk onder de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 vallende handelingen van reproductie en beschikbaarstelling voor het publiek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 11, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. XI.245/2

[ [#S1;S#] § 1. Voor de toepassing van de artikelen XI.192/1 en XI.218/1, kunnen enkel als verweesd werk beschouwd worden :
a) werken welke in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander geschrift zijn gepubliceerd en zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed;
b) cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed, en
c) cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke tot en met 31 december 2002 door publieke omroeporganisaties zijn geproduceerd en opgenomen in hun archieven, en die door het auteursrecht of naburige rechten worden beschermd en voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie zijn gepubliceerd of, als ze niet zijn gepubliceerd, voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie zijn uitgezonden.

§ 2. Indien de in paragraaf 1 bedoelde werken en fonogrammen nooit gepubliceerd of uitgezonden zijn, worden zij eveneens voor de toepassing van de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 als verweesd werk beschouwd indien zij door de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties met toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, mits redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de rechthebbenden zich niet tegen de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde gebruikswijzen zouden verzetten.

§ 3. Werken en prestaties die zijn opgenomen of verwerkt zijn in, of integrerend deel uitmaken van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde werken, zijn ook verweesde werken in de zin van de artikelen XI.192/1 en XI.218/1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 12, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. XI.245/3

[ [#S1;S#] § 1. Om uit te kunnen maken of een werk of fonogram een verweesd werk is, zorgen de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties ervoor dat voor elk werk of fonogram te goeder trouw, overeenkomstig artikel XI.245/4, een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd wordt.

   Het zorgvuldig onderzoek dient voorafgaand aan het gebruik van het werk of fonogram plaats te vinden.

   De status van verweesd werk of fonogram wordt verworven vanaf het ogenblik dat het zorgvuldig onderzoek is uitgevoerd door de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties en zij dit werk of fonogram als verweesd hebben geregistreerd.

§ 2. Een werk of fonogram dat in een lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte als een verweesd werk wordt beschouwd, wordt in België eveneens als een verweesd werk beschouwd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 13, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. XI.245/4

[ [#S1;S#] § 1. Een zorgvuldig onderzoek, dat uitgevoerd wordt door de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties, om uit te maken of een werk of fonogram al dan niet verweesd is, gebeurt door de geschikte bronnen voor de desbetreffende categorie van werken of fonogrammen te raadplegen.

   In overleg met de representatieve organisaties van de rechthebbenden en met de representatieve organisaties van de gebruikers en overeenkomstig voorwaarden en modaliteiten die Hij vastlegt, bepaalt de Koning de bronnen die voor elke categorie van werken of fonogrammen in kwestie geschikt zijn om het zorgvuldig onderzoek uit te voeren.

§ 2. Het zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte waar het werk of de fonogram voor het eerst gepubliceerd is of, bij afwezigheid van publicatie, in de lidstaat van de eerste uitzending, behalve ingeval van cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte heeft, in welk geval het zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft.

   In het in artikel XI.245/2, paragraaf 2 genoemde geval wordt het zorgvuldig onderzoek uitgevoerd in de lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte waar de instelling of organisatie is gevestigd die het werk of de fonogram met de toestemming van de rechthebbende voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt.

   Indien er aanwijzingen zijn dat er in andere landen relevante informatie over de rechthebbenden te vinden is, worden ook in die andere landen de beschikbare informatiebronnen geraadpleegd.

§ 3. De in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties houden de documentatie bij met betrekking tot hun zorgvuldige onderzoeken.

   Zij slaan onverwijld de volgende informatie op in één voor het publiek toegankelijke onlinedatabank die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 386/2012 door het Harmonisatiebureau voor de interne markt wordt opgericht en beheerd :
a) de resultaten van het zorgvuldige onderzoek dat zij hebben verricht en die tot de conclusie hebben geleid dat een werk of fonogram als verweesd dient te worden beschouwd;
b) de naam van de geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden van een werk of fonogram met meer dan één rechthebbende, waarbij de geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbende een toestemming hebben gegeven tot gebruik overeenkomstig artikel XI.245/1, § 2;
c) het gebruik dat de instellingen of organisaties van de verweesde werken maken;
d) elke wijziging, overeenkomstig artikel XI.245/6, van de status van verweesd werk van werken of fonogrammen die de instellingen en organisaties gebruiken;
e) de relevante contactgegevens van de betrokken instelling of organisatie.

§ 4. De voor de verweesde werken bevoegde nationale autoriteit wordt, na raadpleging van de Gemeenschappen, door de Koning aangewezen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 14, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. XI.245/5

[ [#S1;S#] § 1. De in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1, bedoelde instellingen en organisaties gebruiken een verweesd werk overeenkomstig de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 enkel om taken van openbaar belang te vervullen, in het bijzonder het behouden van, het restaureren van en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot werken of fonogrammen die in hun verzameling zijn opgenomen.

   De instellingen en organisaties mogen inkomsten verkrijgen uit zulke gebruikswijzen, maar uitsluitend ter vergoeding van hun kosten voor de digitalisering van verweesde werken en de beschikbaarstelling voor het publiek ervan.

§ 2. De instellingen en organisaties bedoeld in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1, vermelden bij elk gebruik van een verweesd werk de naam van de geïdentificeerde auteurs en andere rechthebbenden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 15, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. XI.245/6

[ [#S1;S#] Een rechthebbende heeft te allen tijde de mogelijkheid om de status van een als verweesd beschouwd werk te beëindigen.

   Het eerste lid is mutatis mutandis van toepassing op de rechthebbenden bepaald in artikel XI.245/1, paragraaf 2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 16, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
Art. XI.245/7

[ [#S1;S#] Wanneer de auteurs, de uitvoerende kunstenaars, de producenten en de omroeporganisaties de status van verweesd werk beëindigen, hebben zij recht op een vergoeding voor het gebruik dat de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties overeenkomstig de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 van dergelijke werken en fonogrammen hebben gemaakt.

   De vergoeding wordt betaald door de instellingen en organisaties bedoeld in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1.

   De Koning bepaalt de berekeningswijze van de vergoeding voor het gebruik van verweesde werken, de modaliteiten van inning, verdeling en toezicht van de vergoeding, evenals het tijdstip waarop deze verschuldigd is.

   De Koning kan, op de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, een of meer vennootschappen die alleen of gezamenlijk representatief zijn voor alle vennootschappen die de rechten beheren, belasten met de inning en de verdeling van de vergoeding voor het gebruik van verweesde werken.

   De Koning kan tevens de verdeelsleutel van de vergoeding vaststellen, tussen de categorieën van rechthebbenden enerzijds, en tussen de categorieën van werken anderzijds. In dit geval is de verdeelsleutel van dwingend recht.

   Het deel van de vergoeding bedoeld in het eerste lid, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/15, art. 17, 027; Inwerkingtreding : 03-09-2015>
HOOFDSTUK 8/2. [ [#S1;S#] - Bepalingen inzake toegelaten entiteiten] [#S1;S#]
Art. XI.245/8

[ [#S1;S#] § 1. Een toegelaten entiteit die in België gevestigd is en de in artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, bedoelde handelingen uitvoert, stelt haar eigen praktijken vast en volgt deze praktijken om te waarborgen dat zij:
1° exemplaren in toegankelijke vorm uitsluitend distribueert, meedeelt of beschikbaar stelt aan begunstigden of aan andere toegelaten entiteiten;
2° passende maatregelen neemt om de ongeoorloofde reproductie, distributie, mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm te ontmoedigen;
3° getuigt van de nodige zorgvuldigheid bij, en registers bijhoudt van, de handelingen die zij uitvoert met werken of prestaties en met de exemplaren in toegankelijke vorm daarvan; en
4° op haar website, in voorkomend geval, of via andere online- of offlinekanalen, informatie publiceert en actualiseert over de manier waarop zij voldoet aan de verplichtingen van het bepaalde onder 1° tot en met 3°.

§ 2. Een toegelaten entiteit die in België gevestigd is en de in artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, bedoelde handelingen uitvoert, verstrekt op verzoek en op een toegankelijke manier de volgende informatie aan begunstigden, andere toegelaten entiteiten of rechthebbenden:
1° de lijst met werken of prestaties waarvan zij over exemplaren in toegankelijke vorm beschikt, alsmede de beschikbare vormen; en
2° de naam en de contactgegevens van de toegelaten entiteiten waarmee zij exemplaren in toegankelijke vorm op grond van de artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, heeft uitgewisseld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/04, art. 11, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
Art. XI.245/9

[ [#S1;S#] De toegelaten entiteiten die in België gevestigd zijn en de in artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, alsook artikelen 3 en 4 van verordening (EU) 2017/1563 bedoelde handelingen uitvoeren, delen, op vrijwillige basis, hun namen en contactgegevens mee aan de bevoegde dienst van de FOD Economie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/04, art. 12, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
HOOFDSTUK 9. [ [#S1;S#] - Collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. XI.246

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschappen zijn onderworpen aan de bepalingen van dit hoofdstuk.

   De collectieve beheerorganisaties die een bijkantoor in België hebben, zijn voor de uitoefening van hun activiteiten op Belgisch grondgebied onderworpen aan de artikelen XI.248, XI.248/6, XI.248/7, XI.248/9, § 3, XI.248/12, XI.249 tot XI.253, XI.255 tot XI.257, XI.261 tot XI.267, XI.269, XI.271 tot XI.273/1 en XI.273/13 tot XI.273/16.

   De in België gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten zijn onderworpen aan de artikelen XI.261, § 1, XI.266, 1°, 2°, 3°, 5°, 6°, 7°, XI.267 en XI.269.

   De onafhankelijke beheerentiteiten die in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigd zijn en die een bijkantoor in België hebben, zijn voor de uitoefening van hun activiteiten op Belgisch grondgebied onderworpen aan de artikelen XI.261, § 1, XI.266, 1°, 2°, 3°, 5°, 6°, 7°, XI.267 en XI.269.

§ 2. De desbetreffende bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op entiteiten die direct of indirect eigendom zijn van, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie, mits dergelijke entiteiten een activiteit verrichten die, indien ze werd verricht door een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie, onderworpen zou zijn aan de bepalingen van dit hoofdstuk.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 20, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] Rechtsvorm] [#S1;S#]
Art. XI.247

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en zijn beperkt aansprakelijk.

   De collectieve beheerorganisaties zijn organisaties die op regelmatige wijze zijn opgericht in een van de lidstaten van de Europese Unie, ander dan België, waar zij op geoorloofde wijze een activiteit van collectief beheer uitoefenen in de zin van artikel I.16, § 1, 5°.

   De onafhankelijke beheerentiteiten zijn organisaties die op regelmatige wijze zijn opgericht in een van de lidstaten van de Europese Unie waar zij op geoorloofde wijze een activiteit van collectief beheer uitoefenen in de zin van artikel 1.16, § 1, 6°.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 22, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] Interacties met de rechthebbenden en organisatie] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Algemene principes] [#S1;S#]
Art. XI.248

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen beheren de rechten in het belang van de rechthebbenden. Dit beheer moet worden uitgevoerd op billijke, zorgvuldige, doeltreffende en niet-discriminatoire wijze.

   De beheersvennootschappen leggen aan de rechthebbenden geen verplichtingen op die objectief beschouwd niet noodzakelijk zijn voor de bescherming van hun rechten en belangen of voor dit doeltreffende beheer van hun rechten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 25, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Rechten van de rechthebbenden] [#S1;S#]
Art. XI.248/1

[ [#S1;S#] § 1. De vennoten van de beheersvennootschappen moeten rechthebbenden zijn of entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, waaronder andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties of verenigingen van rechthebbenden, die voldoen aan de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap en die door de beheersvennootschap aanvaard zijn.

   De statuten van de beheersvennootschappen verlenen aan de personen beoogd in het eerste lid waarvan zij de rechten beheren, het recht om hun vennoot te worden, op grond van de lidmaatschapsvoorwaarden.

   Onverminderd de artikelen XI.229, vijfde lid, XI.239, achtste lid, XI.242, derde lid, XI.244, vierde lid, en XI.248/2, § 2, kan een beheersvennootschap de aanvaarding van individuele rechthebbenden als vennoten niet weigeren.

   De lidmaatschapsvoorwaarden berusten op objectieve, transparante en niet-discriminatoire criteria. Ze zijn opgenomen in de statuten of de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap en worden openbaar gemaakt. Ze worden op niet-discriminatoire wijze toegepast.

   In gevallen waarin een beheersvennootschap een aanvraag tot lidmaatschap weigert, verstrekt deze de rechthebbende een duidelijke uitleg over de gronden waarop zij deze beslissing heeft genomen.

§ 2. De statuten van de beheersvennootschap voorzien in passende en doeltreffende mechanismen voor deelname van de vennoten aan haar besluitvormingsproces. De vertegenwoordiging van de verschillende categorieën vennoten in het besluitvormingsproces is billijk en evenwichtig.

§ 3. Onverminderd andere wettelijke bepalingen voldoen de beheersvennootschappen aan de voorschriften van de artikelen XI.267, XI.273/1 en XI.273/8, § 2 met betrekking tot rechthebbenden die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling een rechtstreekse juridische band met hen hebben, maar niet hun vennoten zijn.

§ 4. De beheersvennootschappen houden een register van hun vennoten en rechthebbenden die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling een rechtstreekse juridische band met hen hebben en actualiseren dat regelmatig.

§ 5. De beheersvennootschappen stellen hun vennoten, onder meer ten behoeve van de uitoefening van hun lidmaatschapsrechten alsook de rechthebbenden die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling een rechtstreekse juridische band met hen hebben, in de gelegenheid op elektronische wijze met hen te communiceren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 27, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/2

[ [#S1;S#] § 1. De statuten of de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap leggen de rechten bepaald in §§ 2 tot 6 en in artikel XI.248/3 vast.

§ 2. Rechthebbenden hebben het recht om een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie van hun keuze te machtigen de rechten, rechtencategorieën of soorten werken en prestaties van hun keuze te beheren voor de grondgebieden van hun keuze, ongeacht de lidstaat van nationaliteit, verblijf of vestiging van de beheersvennootschap, de collectieve beheerorganisatie of de rechthebbende. Tenzij de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie objectief gerechtvaardigde redenen heeft om het beheer te weigeren, is de vennootschap of de organisatie verplicht dergelijke rechten, rechtencategorieën of soorten werken en prestaties te beheren, mits het beheer daarvan binnen hun werkterrein valt.

§ 3. Ondanks de handeling waarbij de rechthebbende het beheer van zijn rechten toevertrouwt aan de beheersvennootschap, heeft de rechthebbende het recht om licenties te verlenen voor niet-commercieel gebruik van alle rechten, categorieën van rechten of soorten werken en prestaties die hij kiest.

   Om te garanderen en te vergemakkelijken dat de rechthebbende het in het eerste lid voorziene recht kan uitoefenen om licenties te verlenen voor niet-commercieel gebruik, stellen de beheersvennootschappen in hun statuten de voorwaarden met betrekking tot die uitoefening vast. Deze voorwaarden moeten billijk, niet-discriminatoir en evenredig zijn.

§ 4. In gevallen waarin een rechthebbende een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie machtigt om zijn rechten te beheren, verleent hij specifiek toestemming voor elk recht of elke categorie rechten of soort werken en prestaties. Elke toestemming daartoe moet schriftelijk worden bewezen.

§ 5. Rechthebbenden hebben het recht om de, door hen aan een beheersvennootschap verleende machtiging voor het beheer van rechten, categorieën van rechten of soorten werk en prestaties te beëindigen, of uit een collectieve beheerorganisatie elk van de rechten, categorieën van rechten of soorten werk en prestaties van hun keuze, volgens de voorwaarden en nadere regels bepaald in artikel XI.248/3, terug te trekken.

§ 6. Wanneer een rechthebbende een beheersvennootschap machtigt om zijn rechten te beheren, is de beheersvennootschap verplicht de rechthebbende informatie te verschaffen over beheerkosten en andere inhoudingen op de rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten, alvorens zijn toestemming te verkrijgen om zijn rechten te beheren.

§ 7. De beheersvennootschappen informeren de rechthebbenden over hun rechten op grond van de paragrafen 1 tot 6 en van artikel XI.248/3, alsook over de voorwaarden bedoeld in § 3, alvorens hun toestemming te verkrijgen om een recht of rechtencategorie of soort werk of prestatie te beheren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 28, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Organisatie] [#S1;S#]
Art. XI.248/3

[ [#S1;S#] § 1. Niettegenstaande ieder andersluidend beding, kunnen de statuten, reglementen of overeenkomsten van de vennootschappen een rechthebbende niet beletten het beheer van de rechten die betrekking hebben op een of meer categorieën van rechten, op een of meer categorieën van werken of prestaties van zijn repertoire, of op een of meer grondgebieden, toe te vertrouwen aan een andere vennootschap van zijn keuze of om het beheer zelf uit te oefenen.

   Voor zover de rechthebbende een opzegging van zes maanden voor het einde van het boekjaar geeft, tenzij een kortere termijn voorzien wordt in de overeenkomst met de rechthebbende, zal de beëindiging of terugtrekking van de rechten uitwerking hebben de eerste dag van het volgende boekjaar. Indien de opzegging van de beëindiging of terugtrekking minder dan zes maanden voor het einde van het boekjaar wordt gegeven of minder dan de termijn die voorzien wordt in de overeenkomst met de rechthebbende indien deze korter is dan zes maanden, heeft de terugtrekking uitwerking de eerste dag van het boekjaar dat volgt op het daarop volgende boekjaar.

§ 2. De beëindiging of de terugtrekking van de rechten gebeurt zonder afbreuk te doen aan de rechtshandelingen die voordien door de vennootschap zijn gesteld.

   Als er aan een rechthebbende inkomsten uit rechten verschuldigd zijn voor exploitatiehandelingen die hebben plaatsgevonden voordat de machtiging is beëindigd of de terugtrekking van rechten van kracht werd, of op grond van een licentie die is verleend voordat de beëindiging of terugtrekking van kracht werd, behoudt de rechthebbende zijn rechten op grond van de artikelen XI.249, § 2, XI.252, XI.254, XI.256, XI.258, XI.267, XI.269, XI.273/1 en XI.273/7.

§ 3. Een beheersvennootschap mag de uitoefening van de in paragraaf 2 en in artikel XI.248/2, § 5, vervatte rechten niet beperken door, als voorwaarde voor de uitoefening van die rechten, te eisen dat het beheer van rechten of rechtencategorieën of soorten werken en prestaties die het voorwerp zijn van de beëindiging of terugtrekking, wordt toevertrouwd aan een andere beheersvennootschap.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 30, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/4

[ [#S1;S#] § 1. De algemene vergadering beslist over de lidmaatschapsvoorwaarden.

§ 2. De algemene vergadering beslist over de benoeming of het ontslag van de bestuurders of zaakvoerders, ziet toe op hun algemene prestaties en keurt hun beloning en andere emolumenten, zoals geldelijke of niet-geldelijke voordelen, pensioenrechten en -toekenningen, rechten op andere toekenningen en rechten op ontslagvergoedingen goed.

   Overeenkomstig artikel 524bis van het Wetboek van Vennootschappen beslist de algemene ledenvergadering in een beheersvennootschap met een dualistische bestuursstructuur niet over de benoeming of het ontslag van leden van het directiecomité en keurt zij evenmin hun beloning en andere emolumenten goed wanneer de bevoegdheid tot het nemen van dergelijke besluiten aan de raad van bestuur is gedelegeerd.

§ 3. De algemene vergadering beslist ten minste over de volgende zaken:
1° het algemene beleid inzake de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen;
2° het algemene beleid inzake de verdeling van bedragen die niet-verdeelbaar zijn, overeenkomstig artikel XI.254;
3° het algemene beleggingsbeleid ten aanzien van rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten, overeenkomstig artikel XI.250;
4° het algemene beleid betreffende inhoudingen op rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten;
5° het algemene beleid inzake de bestemming van rechten voor sociale, culturele of educatieve doeleinden overeenkomstig artikel XI.258;
6° het risicobeheerbeleid;
7° de goedkeuring van iedere verwerving, verkoop of verhypothekeren van onroerend goed;
8° de goedkeuring van fusies en samenwerkingsverbanden, de oprichting van dochtermaatschappijen, de overname van andere entiteiten en de verwerving van aandelen of rechten in andere entiteiten;
9° de goedkeuring voor het opnemen van leningen, het verstrekken van leningen of het verstrekken van zekerheden voor leningen, onverminderd artikel XI.257.

§ 4. De algemene vergadering kan de in paragraaf 3, 6°, 7°, 8° en 9°, opgesomde bevoegdheden bij besluit of door middel van een bepaling in de statuten delegeren aan de raad van bestuur.

   De raad van bestuur geeft in zijn bestuursverslag de beslissingen aan die genomen werden in het raam van de aan hem krachtens het eerste lid gedelegeerde bevoegdheden.

§ 5. De beheersvennootschappen mogen voorzien dat het recht van de vennoten om hun stemrecht uit te oefenen tijdens de algemene vergadering wordt beperkt op grond van een of beide van de volgende criteria:
1° duur van de handeling waardoor de rechthebbende het beheer van zijn rechten aan de beheersvennootschap heeft toevertrouwd;
2° ontvangen bedragen of aan een rechthebbende verschuldigde bedragen, mits deze criteria worden vastgesteld en worden toegepast op een billijke en evenredige wijze.

   De in het eerste lid, 1° en 2° bepaalde criteria worden opgenomen in de statuten of de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap en worden openbaar gemaakt overeenkomstig de artikelen XI.266 en XI.270.

§ 6. Iedere vennoot van een beheersvennootschap heeft het recht om een andere persoon of entiteit als gevolmachtigde aan te wijzen om namens hem deel te nemen aan en zijn stem uit te brengen tijdens de algemene vergadering, mits deze aanwijzing geen belangenconflict tot gevolg heeft, wat bijvoorbeeld kan gebeuren wanneer de aanwijzende vennoot en de gevolmachtigde binnen de beheersvennootschap tot verschillende categorieën rechthebbenden behoren.

   De Koning kan voorwaarden opleggen betreffende de aanwijzing van gevolmachtigden en de uitoefening van het stemrecht van de vennoten die zij vertegenwoordigen indien dergelijke voorwaarden geen afbreuk doen aan de passende en doeltreffende deelname van de vennoten aan het besluitvormingsproces van een beheersvennootschap.

   Elke volmacht geldt voor één algemene vergadering. De gevolmachtigde geniet op de algemene vergadering dezelfde rechten als deze waarop de aanwijzende vennoot aanspraak zou kunnen maken. De gevolmachtigde brengt zijn stem uit overeenkomstig de instructies van de aanwijzende vennoot.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 31, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/5

[ [#S1;S#] De personen die het beheer of de administratie van een beheersvennootschap waarnemen, doen dit op rationele, prudente en passende wijze met behulp van de administratieve en boekhoudkundige procedures en interne controlemechanismen ingesteld overeenkomstig de artikelen XI.248/8 tot XI.248/12.

   De personen die het beheer of de administratie van een beheersvennootschap waarnemen, zijn onderworpen aan het bepaalde in de artikelen 527 en 528 van het Wetboek van Vennootschappen, waarbij een overtreding van hoofdstuk 9 van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan, wordt gelijkgesteld met een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 32, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/6

[ [#S1;S#] § 1. Ongeacht de rechtsvorm of de grootte van de beheersvennootschap stellen de bestuurders of zaakvoerders van de beheersvennootschappen een jaarverslag op waarin zij rekenschap geven van hun beleid. Dit jaarverslag bevat de in artikel 96 van het Wetboek van Vennootschappen bepaalde elementen, alsook alle gegevens die volgens deze titel in het jaarverslag moeten worden opgenomen.

   Het eerste lid geldt ook voor de collectieve beheerorganisaties voor wat hun in België gevestigde bijkantoren betreft. Het jaarverslag wordt opgesteld door de persoon die in België met het bestuur van een bijkantoor van een collectieve beheerorganisatie is belast.

§ 2. Onverminderd de artikelen 95, 96 en 119 van het Wetboek van Vennootschappen worden in het jaarverslag van de beheersvennootschap volgende gegevens opgenomen:
1° informatie over weigeringen om een licentie te verlenen op grond van artikel XI.262, § 2;
2° een beschrijving van de wettelijke en bestuurlijke structuur van de beheersvennootschap;
3° informatie over entiteiten die direct of indirect eigendom zijn, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van de beheersvennootschap;
4° informatie over het totale beloningsbedrag dat in het afgelopen boekjaar aan de personen die de activiteiten van de beheersvennootschap beheren, is betaald, alsmede over andere aan hen verleende voordelen;
5° wanneer een beheersvennootschap de verdeling en de betalingen niet uitgevoerd heeft binnen de termijn vastgesteld in artikel XI.252 § 1, tweede lid, de redenen van deze vertraging;
6° het totaal van de niet-verdeelbare bedragen bedoeld in artikel XI.254, met een toelichting van het gebruik dat ervan gemaakt wordt;
7° informatie over de betrekkingen met andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties;
8° elke andere informatie als bepaald door de Koning.

§ 3. De beheersvennootschappen delen voor elk boekjaar, binnen de acht maanden die volgen op de laatste dag van het betrokken boekjaar, een kopie van hun jaarverslag, bedoeld in paragraaf 1, mee aan de Controledienst.

   Binnen dezelfde termijn en voor een minimale duur van vijf jaar, wordt de informatie bedoeld in paragraaf 2 bovendien opgenomen op de internetpagina van de beheersvennootschap op een duidelijk leesbare plaats en met duidelijke verwijzing in het hoofdmenu van de internetpagina.

§ 4. Na overleg met de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282, kan de Koning nadere regels bepalen betreffende de wijze waarop de in paragraaf 2 vermelde gegevens worden weergegeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 33, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/7

[ [#S1;S#] De personen die onderworpen zijn aan een gerechtelijk verbod als bedoeld door de artikelen 1 tot 3, 3bis, §§ 1 en 3, en 3ter van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, mogen binnen een beheersvennootschap feitelijk en/of juridisch geen functie van zaakvoerder, bestuurder, persoon die in België met het bestuur van een bijkantoor van een collectieve beheersorganisatie is belast of directeur uitoefenen, noch vennootschappen vertegenwoordigen die dergelijke functies uitoefenen.

   De in het eerste lid opgesomde functies mogen evenmin worden uitgeoefend door:
1° personen die werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan drie maanden of een geldboete voor een misdrijf bedoeld in voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934;
2° personen die strafrechtelijk werden veroordeeld wegens overtreding van:
a) de artikelen 148 en 149 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;
b) de artikelen 104 en 105 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
c) de artikelen 38, vierde lid, en 42 tot 45 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten;
d) de artikelen 31 tot 35 van de bepalingen betreffende de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1962;
e) de artikelen 13 tot 16 van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden;
f) de artikelen 110 tot 112ter van titel V van boek I van het Wetboek van Koophandel of de artikelen 75, 76, 78, 150, 175, 176, 213 en 214 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;
g) artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop, op afbetaling, van premie-effecten;
h) de artikelen 18 tot 23 van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen;
i) de artikelen 200 tot 209 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;
j) de artikelen 67 tot 72 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of artikel 34 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;
k) de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr. 71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren;
l) artikel 31 van het koninklijk besluit nr. 72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel;
m) artikel 29 van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering of de artikelen 101 en 102 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
n) artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen;
o) de artikelen 53 tot 57 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
p) de artikelen 11, 15, § 4, en 18 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;
q) artikel 139 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;
r) artikel XI.293, XI.303 en XI.304;
3° personen die werden veroordeeld door een buitenlandse rechtbank voor een van de misdrijven als bepaald in 1° en 2° ; in deze gevallen is artikel 2 van voormeld koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 van toepassing.

   De Koning kan de bepalingen van dit artikel aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met de wetten die de erin opgesomde teksten wijzigen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 34, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/8

[ [#S1;S#] § 1. Elke beheersvennootschap beschikt over een toezichtfunctie voor permanent toezicht op de activiteiten en de taakuitvoering van de personen die leiding geven aan de activiteiten van de vennootschap.

   De verschillende categorieën vennoten van de beheersvennootschap zijn billijk en evenwichtig vertegenwoordigd in het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent.

   Elke persoon die de toezichtfunctie uitoefent, legt aan de algemene ledenvergadering jaarlijks een individuele verklaring inzake belangenconflicten af die de in artikel XI.248/10, § 2 bedoelde informatie bevat.

§ 2. Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, komt periodiek bijeen en heeft ten minste de bevoegdheid om:
1° de bevoegdheden uit te oefenen die het door de algemene ledenvergadering zijn gedelegeerd, met inbegrip van de bevoegdheden op grond van artikel XI.248/4, §§ 2 en 4;
2° toezicht te houden op de activiteiten en de taakuitvoering van de in artikel XI.248/5 bedoelde personen, met inbegrip van de uitvoering van de besluiten van de algemene vergadering, en in het bijzonder van de in artikel XI.248/4, § 3, 1° tot 4° vermelde algemene beleidslijnen.

   Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, brengt ten minste eenmaal per jaar aan de algemene vergadering verslag uit over de uitoefening van zijn bevoegdheden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 35, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/9

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschappen beschikken over een aan hun werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle.

§ 2. De beheersvennootschap maakt een onderscheid tussen enerzijds het vermogen dat gevormd wordt door de rechten die geïnd en beheerd worden voor rekening van de houders van de door deze titel erkende rechten, alsook door alle ontvangsten voortvloeiend uit de investering van de inkomsten gevormd door de rechten, en anderzijds haar eigen vermogen dat gevormd wordt door de vergoeding voor haar diensten van beheer en door de inkomsten van haar andere activiteiten of van haar eigen vermogen.

   De sommen die geïnd en beheerd worden voor rekening van de houders van de door deze titel erkende rechten, en welke nog niet betaald werden aan de rechthebbende, worden voor rekening van de rechthebbenden, onder een afzonderlijke rubriek gestort op een bijzondere rekening bij een kredietinstelling ingeschreven op een van de lijsten bedoeld in de artikelen 14 en 312 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen. Deze kredietinstelling dient daarbij vooraf te verzaken aan het principe van eenheid van rekeningen en aan de wettelijke en conventionele compensatie tussen de verschillende rekeningen van de beheersvennootschap.

§ 3. De beheersvennootschappen kunnen hun jaarrekening niet opmaken volgens het verkort schema bepaald in artikel 93 van het Wetboek van Vennootschappen.

   Na overleg met de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282, past de Koning de regels vastgesteld bij toepassing van artikel III.84 en de regels vastgesteld bij toepassing van artikel 92 van het Wetboek van Vennootschappen aan en vervolledigt ze naar de vereisten van het wettelijk statuut van de beheersvennootschappen.

   De Koning kan bij de vaststelling van de regels die Hij bepaalt, bij toepassing van het tweede lid, een onderscheid maken in functie van de betrokken rechten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 36, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/10

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschappen voeren procedures in en passen deze procedures toe om belangenconflicten te vermijden en, daar waar die niet vermeden kunnen worden, om feitelijke of potentiële belangenconflicten te identificeren, te beheren, te bewaken en bekend te maken op een zodanige wijze dat voorkomen wordt dat deze de door de vennootschap vertegenwoordigde gezamenlijke belangen van de rechthebbenden schaden. Hiertoe werken zij regels uit met betrekking tot de verrichtingen die personeelsleden, het uitvoerend personeel en de vertegenwoordigers van de beheersvennootschap in het kader van hun functie uitvoeren en waarbij deze een manifest persoonlijk belang hebben.

§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde procedures omvatten een jaarlijkse individuele verklaring van elk van de personen die de activiteiten van de beheersvennootschap beheren aan de algemene ledenvergadering, die de volgende informatie bevat:
1° ieder belang bij de beheersvennootschap;
2° iedere in het voorafgaande boekjaar van de beheersvennootschap ontvangen beloning, in de vorm van pensioenregelingen daaronder inbegrepen, voordelen in natura en andere soorten voordelen;
3° eventuele bedragen die zij in het voorafgaande boekjaar als rechthebbende van de beheersvennootschap hebben ontvangen;
4° een opgave aangaande ieder feitelijk of potentieel conflict tussen persoonlijke belangen en die van de beheersvennootschap of tussen verplichtingen die verschuldigd zijn aan de beheersvennootschap en verplichtingen die verschuldigd zijn aan een andere natuurlijke of rechtspersoon.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 37, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/11

[ [#S1;S#] Na overleg met de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité opgericht door artikel XI.282, bepaalt de Koning de minimale eisen in verband met de boekhoudkundige organisatie en de interne controle van de beheersvennootschappen.

   De Controledienst kan ten allen tijde de nodige gegevens opvragen inzake de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle van een beheersvennootschap.

   Indien de Controledienst ernstige of herhaalde inbreuken door een beheersvennootschap op de bepalingen van deze titel, van de uitvoeringsbesluiten ervan of van de bepalingen van haar statuten of reglementen vaststelt en hij op basis van de gegevens waarover hij beschikt duidelijke aanwijzingen heeft dat deze inbreuken een gevolg zijn van een niet aan haar werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur of administratieve organisatie, zal de Controledienst aanbevelingen terzake kunnen doen aan de beheersvennootschap.

   Binnen een termijn van drie maanden kan de beheersvennootschap besluiten deze aanbevelingen al dan niet op te volgen. Indien zij de aanbevelingen weigert op te volgen, dient zij de redenen hiervoor binnen dezelfde termijn op te geven aan de Controledienst.

   Indien de Controledienst vaststelt, nadat de beheersvennootschap geweigerd heeft de aanbevelingen op te volgen, dat een ernstige of herhaaldelijke inbreuk op de bepalingen van deze titel, van de uitvoeringsbesluiten ervan of van de bepalingen van haar statuten of reglementen niet is verholpen of stopgezet, en aantoont dat dit te wijten is aan een niet aan haar werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur of administratieve organisatie, zal hij de nodige maatregelen zoals voorzien in de artikelen XV.31/1, XV.62/1, XV.66/2 en XVII.21 kunnen nemen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 38, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.248/12

[ [#S1;S#] Als de beheersvennootschap nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een passend individueel of geconsolideerd toezicht op de beheersvennootschap.

   Onder nauwe banden dient te worden verstaan:
1° een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat of;
2° een situatie waarin vennootschappen verbonden vennootschappen zijn in de zin van het Wetboek van Vennootschappen;
3° een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande 1° en 2° tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon;

   Niettegenstaande het tweede lid, worden de volgende situaties vermoed nauwe banden te creëren: de bestuursorganen zijn voor ten minste de meerderheid uit dezelfde personen samengesteld, de zetel of de exploitatiezetel is op hetzelfde adres gevestigd, er bestaan duurzame en relevante, rechtstreekse of onrechtstreekse banden op het vlak van administratieve, financiële of logistieke bijstand, dan wel van bijstand inzake human resources of infrastructuur.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 39, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Beheer van de rechten] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Tariferings-, innings- en verdelingsregels] [#S1;S#]
Art. XI.249

[ [#S1;S#] § 1. De vennootschappen voor het beheer van de rechten stellen tariferingsregels en innings- en verdelingsregels vast voor alle exploitatiewijzen waarvoor zij rechten van de rechthebbenden beheren, behalve in de gevallen waarin zij door of krachtens de wet zijn of moeten worden vastgesteld.

§ 2. De verdelingsregels omvatten eveneens de informatie over de beheerkosten en andere inhoudingen op de rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten. Wanneer een rechthebbende een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie zijn toestemming geeft om zijn rechten te beheren, moet de vennootschap of de organisatie deze informatie aan de rechthebbende verstrekken alvorens zijn toestemming te verkrijgen om zijn rechten te beheren.

§ 3. De beheersvennootschappen beschikken steeds over een bijgewerkte en gecoördineerde versie van hun regels van tarifering, inning en verdeling van de rechten. De bijgewerkte en gecoördineerde versie van hun regels van tarifering en inning, wordt bekendgemaakt op de internetpagina van de beheersvennootschap op een duidelijk leesbare plaats en met duidelijke verwijzing in het hoofdmenu van de internetpagina binnen een maand na haar laatste bijwerking.

   Elke rechthebbende die het beheer van zijn rechten heeft toevertrouwd aan een beheersvennootschap heeft het recht binnen een termijn van drie weken na zijn verzoek een bijgewerkte en gecoördineerde versie te verkrijgen van de regels van tarifering, inning en verdeling van die beheersvennootschap.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 42, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Investeringen] [#S1;S#]
Art. XI.250

[ [#S1;S#] De rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten mogen van de kant van de beheersvennootschappen slechts het voorwerp zijn van niet-speculatieve beleggingen.

   Wanneer een beheersvennootschap overeenkomstig het eerste lid rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten belegt, doet zij dat in het belang van de rechthebbenden wier rechten zij vertegenwoordigt, in overeenstemming met het in artikel XI.248/4, § 3, onder 3° en 6° bedoelde algemene beleggings- en risicobeheerbeleid en rekening houdend met de volgende bepalingen:
1° wanneer er een potentieel belangenconflict bestaat, ziet de beheersvennootschap erop toe dat de belegging uitsluitend in het belang van die rechthebbenden wordt uitgevoerd;
2° de activa worden belegd met het oogmerk om de zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid van de portefeuille als geheel te waarborgen;
3° de activa worden deugdelijk gediversifieerd om buitensporige afhankelijkheid van één belegging en de accumulatie van risico in de portefeuille als geheel te vermijden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 44, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Verdeling] [#S1;S#]
Art. XI.251

[ [#S1;S#] Het is een beheersvennootschap niet toegestaan om de rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten te gebruiken voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden, behalve wanneer het haar is toegelaten om haar beheerkosten in te houden of te compenseren in overeenstemming met een besluit genomen overeenkomstig artikel XI.284/4, § 3, 4° of deze rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten te gebruiken in overeenstemming met een besluit genomen overeenkomstig artikel XI.248/4, § 3.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 46, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.252

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd artikel XI.260, § 3, en artikel XI.273/7, verdelen en betalen de beheersvennootschappen regelmatig, zorgvuldig en nauwkeurig de verschuldigde bedragen aan de rechthebbenden in overeenstemming met de verdelingsregels.

   De beheersvennootschappen of hun vennoten die entiteiten zijn die rechthebbenden vertegenwoordigen, nemen maatregelen om de bedragen die ze ontvangen zo snel mogelijk, en uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, te verdelen en aan de rechthebbenden te betalen, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en prestaties met rechthebbenden, de beheersvennootschappen ervan weerhouden deze uiterste termijn te eerbiedigen. Het in artikel XI.248/6 beoogde jaarverslag vermeldt de rechten die niet binnen die termijn werden verdeeld alsook de redenen waarom ze niet werden verdeeld.

§ 2. Wanneer de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen niet binnen de in § 1 vermelde termijn kunnen worden verdeeld omdat de betrokken rechthebbenden niet geïdentificeerd of gelokaliseerd kunnen worden, en indien de uitzondering op de termijn niet van toepassing is, worden deze bedragen gescheiden bewaard in de boekhouding van de beheersvennootschap.

§ 3. De beheersvennootschap treft alle nodige maatregelen, in overeenstemming met § 1, om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren. De beheersvennootschap maakt, in het bijzonder, uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de in § 1 vermelde termijn, informatie bekend over werken en prestaties waarvoor één of meer rechthebbenden niet zijn geïdentificeerd of gelokaliseerd aan:
1° de rechthebbenden die zij vertegenwoordigt of de entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, wanneer die entiteiten lid zijn van de beheersvennootschap;
2° alle beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties waarmee ze vertegenwoordigingsovereenkomsten heeft gesloten.

   De informatie vermeld in het eerste lid omvat, voor zover beschikbaar, het volgende:
1° de titel van het werk of van de prestatie;
2° de naam van de rechthebbende;
3° de naam van de betrokken uitgever of producent, en
4° alle overige ter zake dienende beschikbare informatie die kan helpen om de rechthebbende te identificeren.

   De beheersvennootschap controleert ook de in artikel XI.248/1, § 4, bedoelde registers en andere gemakkelijk beschikbare registers. Indien de voormelde maatregelen geen resultaat opleveren, maakt de beheersvennootschap deze informatie uiterlijk één jaar na het verstrijken van de periode van drie maanden openbaar.

§ 4. Wanneer de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen drie jaar na afloop van het boekjaar waarin de inning van de rechteninkomsten heeft plaatsgevonden nog niet kunnen worden verdeeld en mits de beheersvennootschap alle nodige maatregelen heeft getroffen om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren als bedoeld in paragraaf 3, worden deze bedragen niet-verdeelbaar geacht. Deze bedragen worden overeenkomstig artikel XI.254 beheerd.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 47, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.253

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen mogen enkel voorschotten op de rechten toekennen als elk van de volgende voorwaarden vervuld is:
1° zij worden verleend op grond van niet-discriminatoire regels. Deze regels maken een wezenlijk bestanddeel van de verdelingsregels van de beheersvennootschap uit;
2° het verlenen van voorschotten brengt het resultaat van de definitieve verdeling niet in het gedrang.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 48, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.254

[ [#S1;S#] De niet-verdeelbare sommen, met inbegrip van de sommen die overeenkomstig artikel XI.252, § 4, niet verdeelbaar worden geacht, worden verdeeld onder de rechthebbenden van de betrokken categorie, op de wijze die bij tweederde meerderheid van de algemene vergadering wordt bepaald, onverminderd het recht van de rechthebbenden om deze bedragen bij de beheersvennootschap op te eisen.

   De Koning kan het begrip "rechthebbenden van de betrokken categorie" nader bepalen.

   Bij gebreke van een dergelijke meerderheid wordt met dit doel speciaal een nieuwe algemene vergadering bijeengeroepen, die bij gewone meerderheid beslist.

   De beheerkosten van de beheersvennootschap kunnen niet op discriminerende manier ten opzichte van de andere categorie van rechten beheerd door de beheersvennootschap, worden aangerekend op de sommen bedoeld in het eerste lid.

   De Koning bepaalt de voorwaarden waarbinnen, overeenkomstig het vierde lid, de beheerkosten van de beheersvennootschap worden aangerekend op de in het eerste lid bedoelde sommen.

   De Commissaris maakt jaarlijks een bijzonder verslag op over:
1° de kwalificatie van sommen door de beheersvennootschap als niet-verdeelbare sommen;
2° het gebruik dat de beheersvennootschap van deze sommen maakt; en
3° de aanrekening van de beheerkosten op deze sommen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 49, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.255

[ [#S1;S#] Onverminderd specifieke afwijkende bepalingen verjaren de vorderingen tot betaling van de rechten geïnd door de beheersvennootschappen na tien jaar te rekenen van de dag van hun inning. Deze termijn wordt geschorst vanaf de inning tot de datum van hun inverdelingstelling.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 50, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 4. [ [#S1;S#] Beheerkosten] [#S1;S#]
Art. XI.256

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen zorgen ervoor dat de beheerkosten in de loop van een bepaald boekjaar redelijk zijn en in verhouding met de overeenstemmende beheerdiensten, en niet hoger zijn dan de gerechtvaardigde en gedocumenteerde gemaakte kosten.

   Indien beheerkosten van een beheersvennootschap een plafond van vijtien procent overschrijden van het gemiddelde van de tijdens de laatste drie boekjaren geïnde rechten, wordt deze overschrijding op volledige, precieze en gedetailleerde wijze gemotiveerd in het jaarverslag bepaald in artikel XI.248/6. De Koning kan dit percentage aanpassen en een onderscheid maken op basis van objectieve en niet-discriminatoire criteria.

   De voorschriften voor het gebruik en de transparantie van het gebruik van de ingehouden of verrekende bedragen met betrekking tot beheerkosten zijn van toepassing op alle andere inhoudingen om de kosten te dekken van het beheren van auteursrecht en naburige rechten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 52, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 5. [ [#S1;S#] Kredieten en leningen] [#S1;S#]
Art. XI.257

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen mogen noch op rechtstreekse noch op onrechtstreekse wijze kredieten of leningen toestaan. Ze mogen zich evenmin op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze borg stellen voor de verbintenissen aangegaan door derden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 54, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 6. [ [#S1;S#] Sociale, culturele en educatieve doeleinden] [#S1;S#]
Art. XI.258

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel XI.234, § 2, kan enkel de algemene vergadering van de beheersvennootschap met een meerderheid van twee derden van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde vennoten, tenzij de statuten in strengere bepalingen voorzien, beslissen dat ten hoogste tien procent van de geïnde rechten door de beheersvennootschap kan worden bestemd voor sociale, culturele of educatieve doeleinden. De algemene vergadering kan daarbij een algemeen kader of algemene richtlijnen vastleggen betreffende de aanwending van die sommen.

   Het beheer van de rechten bestemd voor sociale, culturele of educatieve doeleinden wordt uitgevoerd door de beheersvennootschap zelf op grond van billijke criteria, in het bijzonder wat betreft de toegang tot en de omvang van die diensten.

   De beheersvennootschappen zorgen ervoor dat de beheerkosten in de loop van een bepaald boekjaar redelijk zijn en in verhouding met de sociale, culturele of educatieve overeenstemmende doeleinden.

   De beheersvennootschappen die overeenkomstig het eerste lid een deel van hun geïnde rechten bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden, scheiden de rekeningen zodat blijkt welke middelen voor die doelstellingen bestemd worden, alsmede hun daadwerkelijke aanwending.

   De toekenning en het gebruik van rechten door de beheersvennootschap ten behoeve van sociale, culturele en educatieve doeleinden maakt elk jaar het voorwerp uit van een verslag van de raad van bestuur, waarin de toekenning en het gebruik van die rechten aangegeven worden. Dit verslag wordt voorgelegd aan de algemene vergadering en wordt ter informatie overgemaakt aan de Controledienst.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 56, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 7. [ [#S1;S#] Vertegenwoordigingsovereenkomsten] [#S1;S#]
Art. XI.259

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen discrimineren niet jegens een rechthebbende wiens rechten zij beheren krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst, met name ten aanzien van toepasselijke tarieven, beheerskosten en de voorwaarden voor inning van de rechteninkomsten en verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 58, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.260

[ [#S1;S#] § 1. Een beheersvennootschap hanteert geen andere inhoudingen dan voor beheerkosten op de rechteninkomsten die voortvloeien uit de rechten die zij beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, of op inkomsten uit de belegging van die rechteninkomsten, tenzij de andere beheersvennootschap of de andere collectieve beheerorganisatie die partij is bij de vertegenwoordigingsovereenkomst, uitdrukkelijk met dergelijke inhoudingen instemt.

§ 2. De beheersvennootschappen verdelen en betalen regelmatig, zorgvuldig en correct de aan andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties verschuldigde bedragen.

§ 3. De beheersvennootschappen verrichten deze verdeling en betalingen van aan de andere beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties verschuldigde bedragen zo snel mogelijk en uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en prestaties met rechthebbenden, de beheersvennootschap ervan weerhouden deze termijn na te leven.

   De beheersvennootschappen of, wanneer zij als vennoten entiteiten hebben die rechthebbenden vertegenwoordigen, deze vennoten, verdelen en betalen de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen die krachtens vertegenwoordigingsovereenkomsten ontvangen werden, zo snel mogelijk en uiterlijk zes maanden na ontvangst van deze bedragen, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en andere materie met rechthebbenden, de beheersvennootschap of, in voorkomend geval, haar vennoten ervan weerhouden deze termijn na te leven.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 59, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] Interacties met gebruikers] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Inning van de rechten] [#S1;S#]
Art. XI.261

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschappen en gebruikers van werken en prestaties voeren te goeder trouw onderhandelingen over de licentieverlening voor rechten, de inning en tarifering van rechten. Onderhandelingen te goeder trouw omvatten het verschaffen van alle noodzakelijke informatie over de respectieve diensten van de beheersvennootschappen en de gebruikers.

§ 2. Onverminderd de bepalingen waarin is voorzien op grond van de artikelen XI.175 tot XI.178, XI.213, XI.229 tot XI.245, verstrekken de gebruikers een beheersvennootschap, in een vooraf overeengekomen en vooraf vastgesteld tijdsbestek en in een overeengekomen en vooraf vastgesteld formaat, de hun ter beschikking staande relevante informatie over het gebruik van de door de beheersvennootschap vertegenwoordigde rechten die nodig is voor de inning van de rechteninkomsten en de verdeling en uitbetaling van de aan de rechthebbenden verschuldigde bedragen.

   Wanneer zij een besluit nemen over de te verstrekken informatie en het formaat voor het verstrekken van deze informatie, nemen de beheersvennootschappen en de gebruikers voor zover mogelijk de vrijwillige normen van de industrie in acht.

   Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de beheersvennootschappen en de gebruikers over de te verstrekken informatie en het formaat dat in acht moet worden genomen voor het verstrekken van de informatie bedoeld in het eerste lid, kan de Koning dit bepalen. Hij kan de informatie en de nadere regels voor de verstrekking ervan onder meer onderscheiden volgens de aard van het gebruik zoals de al dan niet professionele aard ervan.

§ 3. Dit artikel is niet van toepassing op de consumenten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 62, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.262

[ [#S1;S#] § 1. Licentievoorwaarden zijn gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. Bij het verlenen van licenties voor rechten zijn beheersvennootschappen niet verplicht licentievoorwaarden die zijn overeengekomen met een gebruiker als precedent te gebruiken voor andere onlinediensten, wanneer de gebruiker een nieuwe soort onlinedienst aanbiedt die nog geen drie jaar voor het publiek in de Europese Unie beschikbaar is.

   Rechthebbenden ontvangen een passende vergoeding voor het gebruik van de rechten. Tarieven voor exclusieve rechten en rechten op vergoeding zijn redelijk in verhouding tot, onder meer, de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, gelet op de aard en reikwijdte van het gebruik van de werken en prestaties, en in verhouding tot de economische waarde van de door de beheersvennootschap verstrekte dienst. De beheersvennootschappen stellen de betrokken gebruiker in kennis van de criteria die voor het bepalen van die tarieven zijn gebruikt.

§ 2. De beheersvennootschappen beantwoorden aanvragen van gebruikers zonder onnodige vertraging en geven daarbij, onder meer, op welke informatie zij nodig hebben om een licentie aan te bieden.

   Nadat ze alle relevante informatie heeft ontvangen, biedt de beheersvennootschap zonder onnodige vertraging een licentie aan, of verschaft zij de gebruiker een gemotiveerde verklaring waarin zij uitlegt waarom zij niet van plan is een licentie te verlenen voor een bepaalde dienst.

§ 3. Een beheersvennootschap stelt gebruikers in de gelegenheid op elektronische wijze met haar te communiceren, onder meer, voor zover van toepassing, ten behoeve van de verslaglegging over het licentiegebruik.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 63, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.263

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschappen kunnen, binnen de perken van de hen op grond van hun statuten verleende bevoegdheden, algemene contracten sluiten met betrekking tot de exploitatie van auteursrechten en naburige rechten.

§ 2. De beheersvennootschappen zijn bevoegd om in rechte op te treden met het oog op de verdediging van de rechten die zij krachtens de statuten beheren.

§ 3. Het bewijs van een opvoering, uitvoering, reproductie of enige andere exploitatie, alsook het bewijs van een onjuiste verklaring over de opgevoerde, uitgevoerde of gereproduceerde werken of over de inkomsten kan niet alleen door de processen-verbaal van de officieren of de agenten van de gerechtelijke politie worden geleverd, maar ook door de vaststellingen van een gerechtsdeurwaarder of, tot het tegendeel bewezen is, van een door beheersvennootschappen aangewezen persoon die erkend is door de minister en beëdigd is overeenkomstig artikel 572 van het Gerechtelijk Wetboek.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 64, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Verhoging van rechten] [#S1;S#]
Art. XI.264

[ [#S1;S#] § 1. Indien de beheersvennootschappen verhogingen van de toepasselijke rechten toepassen wanneer de gebruiker de beschermde werken of prestaties niet binnen de vereiste termijnen aangeeft, of wanneer hij niet de informatie verschaft die vereist is voor de inning of verdeling van de rechten, nemen zij de regels betreffende deze verhogingen op in hun tariferings- of inningsregels. Deze verhogingen hebben een schadevergoedend karakter.

§ 2. Teneinde hun schadevergoedend karakter te garanderen, kan de Koning de verhogingen van de toepasselijke rechten bepalen die door de beheersvennootschappen worden toegepast wanneer de gebruiker de beschermde werken of prestaties niet binnen de vereiste termijnen aangeeft, of wanneer hij niet de informatie verschaft die vereist is voor de inning of verdeling van de rechten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 66, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Administratieve vereenvoudiging] [#S1;S#]
Art. XI.265

[ [#S1;S#] Na overleg met de beheersvennootschappen, de organisaties die de debiteuren van de rechten vertegenwoordigen en de organisaties die de consumenten vertegenwoordigen, die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282 en onverminderd het exclusieve recht van auteurs en houders van naburige rechten of hun verkrijgers, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, rekening houdend met de verschillende categorieën van werken en prestaties en met de verschillende exploitatiewijzen, nadere regels bepalen voor de administratieve vereenvoudiging van de inning van de door de beheersvennootschappen beheerde rechten.

   In uitvoering van het eerste lid kan de Koning alle maatregelen van administratieve vereenvoudiging bepalen, zoals het oprichten van een uniek platform, of het instellen van een unieke factuur.

   De maatregelen van administratieve vereenvoudiging kunnen voorzien worden voor een enkele exploitatiewijze of voor meerdere exploitatiewijzen samen. De beheersvennootschappen die rechten beheren die behoren tot die exploitatiewijze of exploitatiewijzen, werken de maatregelen van administratieve vereenvoudiging uit die door de Koning bepaald werden in uitvoering van dit artikel.

   Vanaf de door de Koning bepaalde datum voorzien de beheersvennootschappen die de auteursrechten en de naburige rechten op de openbare uitvoering van fonogrammen en films beheren, in een uniek platform voor de inning van voornoemde rechten, op voorwaarde dat de fonogrammen en films niet voor een voorstelling worden gebruikt en aan het publiek geen toegangsgeld of vergoeding wordt gevraagd om de uitvoering ervan te kunnen bijwonen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 68, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 6. [ [#S1;S#] Informatie en communicatie] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Algemene informatie] [#S1;S#]
Art. XI.266

[ [#S1;S#] Onverminderd andere wettelijke bepalingen maakt elke beheersvennootschap op haar internetpagina op een duidelijk leesbare plaats en met duidelijke verwijzing in het hoofdmenu van de internetpagina op zijn minst de volgende informatie openbaar en houdt deze actueel:
1° haar statuten;
2° haar lidmaatschapsvoorwaarden en de voorwaarden voor beëindiging of terugtrekking van de machtiging tot beheer van rechten, indien deze niet zijn opgenomen in het statuut;
3° standaardlicentieovereenkomsten en normaal toepasselijke tarieven, inclusief kortingen;
4° de lijst met personen die de activiteiten van de beheersvennootschap beheren;
5° haar algemene beleid inzake verdeling van de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen;
6° haar algemene beleid inzake beheerkosten;
7° haar algemene beleid inzake inhoudingen, voor andere doeleinden dan deze met betrekking tot beheerkosten, op rechteninkomsten en op enig ander inkomen voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten, met inbegrip van inhoudingen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve doeleinden;
8° een lijst met door haar gesloten vertegenwoordigingsovereenkomsten, en de namen van de beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties waarmee deze vertegenwoordigingsovereenkomsten zijn gesloten;
9° haar algemene beleid inzake de verdeling van op grond van artikel XI.254, niet-verdeelbare bedragen;
10° de overeenkomstig de artikelen XI.273/1 en XI.273/12, beschikbare procedures voor klachtenafhandeling en geschillenbeslechting.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 71, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.267

[ [#S1;S#] Elke beheersvennootschap maakt, in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek, op elektronische wijze en zonder onnodige vertraging op zijn minst de volgende informatie bekend aan iedere beheersvennootschap of iedere collectieve beheerorganisatie namens wie zij rechten beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst of aan iedere rechthebbende of iedere gebruiker:
1° de werken of prestaties die zij beheert, de rechten die zij direct of krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst beheert en het grondgebied dat zij bestrijkt, of
2° wanneer wegens de reikwijdte van de activiteiten van de beheersvennootschap dergelijke soorten van werken of prestaties niet kunnen worden vastgesteld, de soorten werken of prestaties die zij vertegenwoordigt, de rechten die zij beheert en de grondgebieden die zij bestrijkt.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 72, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Informatie van de rechthebbenden] [#S1;S#]
Art. XI.268

[ [#S1;S#] Onverminderd de informatie die medegedeeld moet worden krachtens de wetten en de statuten, kan elke vennoot of zijn gemachtigde, binnen een maand te rekenen van de dag van zijn verzoek, een afschrift krijgen van de stukken van de laatste drie jaren die betrekking hebben op:
1° de door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekeningen en de financiële structuur van de vennootschap;
2° de bijgewerkte lijst van de bestuurders;
3° de verslagen van de raad van bestuur en van de commissaris-revisor aan de algemene vergadering;
4° de tekst van en de toelichting bij de aan de algemene vergadering voorgestelde resoluties, alsmede alle inlichtingen betreffende de kandidaten voor de raad van bestuur;
5° het door de commissaris-revisor voor juist verklaarde totale bedrag van de bezoldigingen, forfaitaire kosten en voordelen van welke aard ook, die werden uitgekeerd aan de bestuurders;
6° de geactualiseerde tarieven van de vennootschap;
7° de bestemming van de sommen die, overeenkomstig de artikelen XI.178, § 3, en XI.254, verdeeld moesten worden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 74, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.269

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschappen maken ten minste eenmaal per jaar de volgende informatie bekend aan elke rechthebbende ten gunste van wie zij rechteninkomsten heeft verdeeld of betalingen heeft gedaan in de periode waarop de informatie betrekking heeft:
1° de contactgegevens voor het gebruik waarvan de rechthebbende de beheersvennootschap heeft gemachtigd, om de rechthebbende te identificeren en te lokaliseren;
2° de aan de rechthebbende toegewezen rechteninkomsten;
3° de door de beheersvennootschap aan de rechthebbende betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik;
4° de periode waarin het gebruik waarvoor bedragen zijn toegewezen en betaald aan de rechthebbende, heeft plaatsgevonden, tenzij objectieve redenen in verband met de verslaglegging door gebruikers de beheersvennootschap ervan weerhouden deze informatie te verstrekken;
5° bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerkosten;
6° bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerskosten, met inbegrip van inhoudingen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden, bedoeld in artikel XI.258;
7° de eventuele rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven;
8° bijkomende informatie zoals eventueel bepaald door de Koning, na overleg met de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282 en onverminderd andere wettelijke bepalingen.

§ 2. Wanneer een beheersvennootschap rechteninkomsten toewijst en als vennoten entiteiten heeft die verantwoordelijk zijn voor de verdeling van rechteninkomsten aan de rechthebbenden, verstrekt de beheersvennootschap de in de paragraaf 1 opgesomde informatie aan die entiteiten mits zij deze informatie niet in hun bezit hebben. De entiteiten maken ten minste eenmaal per jaar op zijn minst de in paragraaf 1 opgesomde informatie bekend aan elke rechthebbende aan wie zij inkomsten uit rechten hebben toegewezen of betalingen hebben gedaan in de periode waarop de informatie betrekking heeft.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 75, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Informatie in het kader van vertegenwoordigingsovereenkomsten] [#S1;S#]
Art. XI.270

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen maken minimaal eenmaal per jaar en op elektronische wijze aan beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties namens wie zij rechten beheren op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, voor de periode waarop de informatie betrekking heeft, ten minste de volgende informatie bekend:
1° de toegewezen rechteninkomsten, de door de beheersvennootschap betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en soort gebruik voor de rechten die zij beheren op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst, en rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven;
2° bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerkosten;
3° de bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerkosten, zoals bedoeld in artikel XI.260;
4° informatie over elke verleende of geweigerde licentie met betrekking tot werken en prestaties die worden bestreken door de vertegenwoordigingsovereenkomst;
5° door de algemene vergadering van vennoten genomen besluiten voor zover deze besluiten relevant zijn voor het beheer van de rechten op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 77, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 4. [ [#S1;S#] Informatie van de gebruikers] [#S1;S#]
Art. XI.271

[ [#S1;S#] Na overleg met de beheersvennootschappen, de organisaties die de debiteuren van de rechten vertegenwoordigen en de organisaties die de consumenten vertegenwoordigen, die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282, bepaalt de Koning:
1° de minimuminformatie die de documenten betreffende de inning van rechten die door de beheersvennootschappen ter kennis van het publiek worden gebracht onverminderd andere wettelijke bepalingen moeten bevatten;
2° de minimuminformatie die de facturen afkomstig van de beheersvennootschappen onverminderd andere wettelijke bepalingen moeten bevatten.

   De Koning kan een onderscheid maken betreffende de minimuminformatie bepaald in het eerste lid, 1° en 2° in functie van de betrokken rechten.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 79, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 5. [ [#S1;S#] Mededeling aan de Controledienst] [#S1;S#]
Art. XI.272

[ [#S1;S#] Niettegenstaande iedere andersluidende bepaling brengen de beheersvennootschappen de Controledienst op de hoogte van de voorstellen tot wijziging van de statuten, de tarifering-, inning- of verdelingregels minstens zestig dagen vóór onderzoek ervan door het bevoegde orgaan.

   De Controledienst kan eisen dat de opmerkingen die hij over die voorstellen maakt, ter kennis van het bevoegde orgaan van de vennootschap worden gebracht. Deze opmerkingen en de desbetreffende antwoorden moeten worden opgenomen in het proces-verbaal van het bevoegde orgaan.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 81, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.273

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen bezorgen aan de Controledienst bij wijzigingen een gecoördineerde en bijgewerkte versie van hun tariferings-, innings- en verdelingsregels.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 82, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 7. [ [#S1;S#] Klachtenbeheer] [#S1;S#]
Art. XI.273/1

[ [#S1;S#] § 1. De rechthebbenden, de beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties die de rechten die zij vertegenwoordigen op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst hebben toevertrouwd, en de gebruikers van beschermde werken en prestaties, hebben het recht om rechtstreeks bij de beheersvennootschappen klacht in te dienen tegen handelingen van beheer van auteursrechten of naburige rechten, met name in verband met de machtiging om rechten te beheren, de beëindiging of terugtrekking van rechten, lidmaatschapsvoorwaarden, de inning van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen, inhoudingen en verdelingen.

§ 2. Om het in paragraaf 1, inhoudengen bedoelde recht te garanderen, stellen de beheersvennootschappen efficiënte en snelle procedures voor het behandelen van de klachten ter beschikking van de rechthebbenden, de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties en de gebruikers van beschermde werken en prestaties.

§ 3. De beheersvennootschap reageert zo snel mogelijk op de klacht en uiterlijk binnen een maand na de dag waarop de klacht werd ingediend. Ze doet al het mogelijke om duidelijke, ter zake doende en voldoeninggevende antwoorden te bieden. Omwille van gemotiveerde uitzonderlijke redenen kan de termijn voor het behandelen van de klacht worden verlengd met ten hoogste een maand.

   Het antwoord wordt [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] op een [ [#S2;S#] duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] gegeven. Wanneer het antwoord van de beheersvennootschap luidt dat de eis volledig of gedeeltelijk ongegrond is, motiveert ze dit antwoord.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 84, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 7, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Afdeling 8. [ [#S1;S#] Multiterritoriale licenties van onlinerechten inzake muziekwerken met het oog op onlinegebruik ervan] [#S1;S#]
Art. XI.273/2

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen houden zich aan de voorschriften van deze afdeling, wanneer ze multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verlenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 86, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/3

[ [#S1;S#] § 1. Een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, beschikt over voldoende capaciteit om elektronisch op doelmatige en transparante wijze de gegevens te verwerken die nodig zijn voor het beheer van dergelijke licenties, onder meer voor de identificatie van het repertoire en het toezicht op het gebruik daarvan, de facturering van gebruikers, de inning van rechteninkomsten en de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen.

§ 2. Voor de doeleinden van paragraaf 1 voldoet een beheersvennootschap ten minste aan de volgende voorwaarden:
1° over het vermogen beschikken om de muziekwerken waarvoor de beheersvennootschap is gemachtigd tot vertegenwoordiging, geheel of gedeeltelijk nauwkeurig te identificeren;
2° over het vermogen beschikken om voor elk betrokken grondgebied de rechten en de respectievelijke rechthebbenden geheel of gedeeltelijk nauwkeurig te identificeren, voor elk muziekwerk of aandeel daarin waarvoor de beheersvennootschap is gemachtigd tot vertegenwoordiging;
3° gebruik maken van unieke identificatiemiddelen om rechthebbenden en muziekwerken te identificeren, voor zover mogelijk rekening houdend met vrijwillige industriële normen en praktijken die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie;
4° gebruik maken van gepaste middelen om tijdig en doeltreffend tegenstrijdigheden te constateren en weg te nemen in de gegevens van andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties die multiterritoriale licenties voor rechten van onlinegebruik van muziekwerken verlenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 87, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/4

[ [#S1;S#] § 1. Een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, verstrekt aan aanbieders van onlinediensten, aan rechthebbenden wier rechten zij vertegenwoordigt en aan beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties op elektronische wijze, in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek, actuele informatie die de identificatie van het door haar vertegenwoordigde onlinemuziekrepertoire mogelijk maakt. Deze informatie omvat:
1° de vertegenwoordigde muziekwerken;
2° de geheel of gedeeltelijk vertegenwoordigde rechten, en
3° de bestreken grondgebieden.

§ 2. De beheersvennootschap kan zo nodig redelijke maatregelen treffen om de juistheid en integriteit van de gegevens te beschermen, hun hergebruik te controleren en commercieel gevoelige informatie te beschermen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 88, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/5

[ [#S1;S#] § 1. Een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, voert een regeling in waarmee rechthebbenden, andere beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en aanbieders van onlinediensten kunnen vragen om rectificatie van de gegevens als bedoeld in de lijst van voorwaarden in artikel XI.273/3, § 2, of de op grond van artikel XI.273/4 verstrekte informatie, wanneer zij op grond van redelijke bewijsstukken van mening zijn dat de gegevens of de informatie met betrekking tot hun onlinerechten inzake muziekwerken onjuist zijn/is. Wanneer de vorderingen voldoende onderbouwd zijn, ziet de beheersvennootschap erop toe dat de gegevens of de informatie zonder onnodige vertraging worden/wordt gerectificeerd.

§ 2. De beheersvennootschap voorziet rechthebbenden wier muziekwerken zijn opgenomen in haar eigen muziekrepertoire en rechthebbenden die haar overeenkomstig artikel XI.273/10 hebben belast met het beheer van hun onlinerechten inzake muziekwerken, van de middelen om in elektronische vorm informatie bij haar in te dienen over hun muziekwerken, hun rechten inzake die werken en de grondgebieden waarvoor de rechthebbenden de organisatie machtigen. Daarbij houden de beheersvennootschap en de rechthebbenden, voor zover mogelijk, rekening met vrijwillige industriële normen of praktijken met betrekking tot gegevensuitwisseling die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie, die de rechthebbenden in staat stellen om het muziekwerk, geheel of gedeeltelijk, de onlinerechten, geheel of gedeeltelijk en de grondgebieden waarvoor zij de organisatie machtigen, te kunnen specificeren.

§ 3. Wanneer een beheersvennootschap een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie op grond van de artikelen XI.273/8 en XI.273/9 machtigt om multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken te verlenen, past de lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie paragraaf 2 ook toe met betrekking tot de rechthebbenden wier muziekwerken opgenomen zijn in het repertoire van de lastgevende beheersvennootschappen, tenzij de partijen anders overeenkomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 89, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/6

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschap ziet toe op het gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken die zij geheel of gedeeltelijk beheert door aanbieders van onlinediensten aan wie zij een multiterritoriale licentie voor die rechten heeft verleend.

§ 2. De beheersvennootschap biedt aanbieders van onlinediensten de mogelijkheid om op elektronische wijze verslag te doen van het feitelijke gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken, en aanbieders van onlinediensten doen nauwkeurig verslag van het feitelijke gebruik van die werken. De beheersvennootschap biedt het gebruik van ten minste één verslagmethode aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie zijn ontwikkeld voor de elektronische uitwisseling van dergelijke gegevens. De beheersvennootschap kan weigeren verslagen van de aanbieder van onlinediensten in een eigen indeling te aanvaarden, als ze toelaat een verslag voor te leggen volgens een industriële norm voor de elektronische gegevensuitwisseling.

§ 3. De beheersvennootschap verzendt haar facturen op elektronische wijze naar de aanbieder van onlinediensten. De beheersvennootschap biedt het gebruik van ten minste één indeling aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie zijn ontwikkeld. Op de factuur worden de werken en rechten vermeld die geheel of gedeeltelijk in licentie zijn gegeven op grond van de gegevens als bedoeld in de lijst met voorwaarden uit hoofde van artikel XI.273/3, § 2, en, voor zover mogelijk, het feitelijke gebruik dat ervan werd gemaakt, op grond van de door de aanbieder van onlinediensten verstrekte informatie en de indeling die is gebruikt om die informatie te verstrekken. Als de beheersvennootschap een industriële norm hanteert, kan de aanbieder van onlinediensten niet weigeren de factuur te aanvaarden vanwege de indeling.

§ 4. De beheersvennootschap factureert de onlinediensten aan de aanbieder zorgvuldig en zonder vertraging nadat het feitelijke gebruik van de onlinerechten van het betrokken muziekwerk is gemeld, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.

§ 5. De beheersvennootschap voert een toereikende regeling in die de aanbieder van onlinediensten in staat stelt om de juistheid van de factuur te betwisten, ook wanneer de aanbieder van onlinediensten van één of meer beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties facturen ontvangt voor dezelfde onlinerechten inzake hetzelfde muziekwerk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 90, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/7

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd paragraaf 3 verdeelt een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen die voortvloeien uit dergelijke licenties nauwkeurig en zonder vertraging nadat het feitelijke gebruik van het werk is gemeld, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.

§ 2. Onverminderd paragraaf 3 verstrekt de beheersvennootschap samen met elke betaling die zij doet op grond van paragraaf 1 ten minste de volgende informatie aan rechthebbenden:
1° de periode waarin en de gebieden waar het gebruik waarvoor bedragen aan rechthebbenden verschuldigd zijn, heeft plaatsgevonden;
2° de geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de beheersvennootschap zijn verdeeld voor ieder recht voor online gebruik van een muziekwerk waarvoor de rechthebbenden de beheersvennootschap hebben gemachtigd hen geheel of gedeeltelijk te vertegenwoordigen;
3° de voor rekening van de rechthebbenden geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de beheersvennootschap zijn verdeeld met betrekking tot iedere aanbieder van onlinediensten.

§ 3. Wanneer een beheerorsvennootschap een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie heeft belast met multiterritoriale licentieverlening voor de onlinerechten inzake muziekwerken op grond van de artikelen XI.273/8 en XI.273/9, verdeelt de lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie de in paragraaf 1 bedoelde bedragen nauwkeurig en zonder vertraging, en verstrekt zij de in § 2 bedoelde informatie aan de lastgevende beheersvennootschap. Deze is vervolgens verantwoordelijk voor de verdeling van die bedragen en de verstrekking van die informatie aan de rechthebbenden, tenzij de partijen anderszins overeenkomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 91, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/8

[ [#S1;S#] § 1. Iedere vertegenwoordigingsovereenkomst waarbij een beheersvennootschap een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie belast met de verlening van multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken in haar eigen muziekrepertoire, is van niet-exclusieve aard. De lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie beheert die onlinerechten op niet-discriminerende wijze.

§ 2. De lastgevende beheersvennootschap informeert haar leden over de belangrijkste bepalingen van de overeenkomst, met inbegrip van de duur ervan en de kosten van de door de lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie geleverde diensten.

§ 3. De lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie informeert de lastgevende beheersvennootschap over de belangrijkste voorwaarden waarop de onlinerechten van deze laatste in licentie worden gegeven, met inbegrip van de aard van de exploitatie, alle bepalingen die betrekking hebben of van invloed zijn op de licentiekosten, de duur van de licentie, de boekperioden en de bestreken grondgebieden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 92, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/9

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een beheersvennootschap die geen multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken in haar eigen repertoire verleent of aanbiedt te verlenen, een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie verzoekt een vertegenwoordigingsovereenkomst te sluiten om deze rechten te beheren, is de aangezochte beheersvennootschap verplicht met een dergelijk verzoek in te stemmen als zij al multiterritoriale licenties voor dezelfde categorie onlinerechten inzake muziekwerken in het repertoire van één of meer andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties verleent of aanbiedt te verlenen.

§ 2. De aangezochte beheersvennootschap beantwoordt het verzoek tot vertegenwoordigingsovereenkomst van de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie schriftelijk en zonder onnodige vertraging.

§ 3. Onverminderd de paragrafen 5 en 6 beheert de aangezochte beheersvennootschap het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op het beheer van haar eigen repertoire.

§ 4. De aangezochte beheersvennootschap neemt het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie op in alle aanbiedingen die zij doet aan aanbieders van onlinediensten.

§ 5. De beheerkosten voor de dienst die door de aangezochte beheersvennootschap wordt verleend aan de verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie, zijn niet hoger dan de kosten die redelijkerwijs door deze laatsten in rekening worden gebracht.

§ 6. De verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie stelt aan de aangezochte beheersvennootschap de informatie betreffende haar eigen muziekrepertoire ter beschikking die nodig is voor de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken. Wanneer informatie ontoereikend is of wordt verstrekt in een vorm die de aangezochte beheersvennootschap niet in staat stelt aan de vereisten van deze afdeling te voldoen, heeft deze laatste het recht om de kosten in rekening te brengen die redelijkerwijs zijn gemaakt om aan de vereisten te voldoen of om de werken waarvoor de informatie ontoereikend of onbruikbaar is, uit te sluiten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 93, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/10

[ [#S1;S#] Indien een beheersvennootschap vanaf 10 april 2017 geen multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent of aanbiedt te verlenen, of geen andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie toestaat die rechten voor dergelijk doel te vertegenwoordigen, kunnen de rechthebbenden die die beheersvennootschap hebben gemachtigd om hun onlinerechten inzake muziekwerken te vertegenwoordigen, met inachtname van de in artikel XI.248/3, § 1, bepaalde opzegtermijn, de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van multiterritoriale licentieverlening voor alle grondgebieden uit die vennootschap terugtrekken zonder de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van monoterritoriale licentieverlening te hoeven terugtrekken, teneinde zelf of via enige andere partij die zij machtigt of via een andere beheersvennootschap die wel voldoet aan de voorwaarden van deze titel, multiterritoriale licenties voor hun onlinerechten inzake muziekwerken te verlenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 94, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/11

[ [#S1;S#] De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op de beheersvennootschappen die op grond van de vrijwillige samenvoeging van de vereiste rechten overeenkomstig de mededingingsregels krachtens de artikelen 101 en 102 VWEU, een multiterritoriale licentie verlenen voor de onlinerechten inzake muziekwerken die vereist zijn voor een omroep die zijn radio- of televisieprogramma's gelijktijdig met of na de oorspronkelijke uitzending, alsook voor ondersteunend onlinemateriaal, met inbegrip van vooruitblikken, dat door of voor de omroep is gemaakt bij de oorspronkelijke uitzending van het radio- of televisieprogramma, wil meedelen of openbaar wil maken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 95, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Art. XI.273/12

[ [#S1;S#] De geschillen met betrekking tot een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent of aanbiedt te verlenen, kunnen in onderling akkoord worden onderworpen aan drie bemiddelaars, in de volgende gevallen:
1° geschillen met een feitelijke of potentiële aanbieder van onlinediensten betreffende de toepassing van de artikelen XI.262, XI.273/4 tot XI.273/6;
2° geschillen met één of meer rechthebbenden betreffende de toepassing van de artikelen XI.273/4 tot XI.273/10;
3° geschillen met een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie betreffende de toepassing van de artikelen XI.273/4 tot XI.273/9.

   De drie bemiddelaars worden aangewezen volgens de bepalingen van het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek, die van toepassing zijn op de aanwijzing van scheidslieden. Zij moeten hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen waarborgen. Zij moeten bijstand verlenen bij het voeren van onderhandelingen en kunnen voorstellen doen na de betrokken partijen te hebben gehoord. De voorstellen worden ter kennis gebracht bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs.

   Indien binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving geen van de betrokken partijen zich door middel van een kennisgeving aan de andere partijen in dezelfde vorm tegen de voorstellen van de drie bemiddelaars, heeft verzet, worden zij geacht die voorstellen te hebben aanvaard.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 96, 049; Inwerkingtreding : 27-06-2017>
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Revisoraal toezicht] [#S1;S#]
Art. XI.273/13

[ [#S1;S#] § 1. De controle binnen de beheersvennootschappen, op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, ten aanzien van deze titel, de uitvoeringsbesluiten ervan, de statuten en de verdelingsregels, van de in de jaarrekening en geconsolideerde rekeningen weergegeven verrichtingen, wordt opgedragen aan een of meer commissarissen gekozen onder de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren, ongeacht de grootte van de beheersvennootschap.

   Alle bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen die betrekking hebben op de commissarissen, op hun opdracht, hun taken en bevoegdheden, op de benoeming- en ontslagmodaliteiten, zijn van toepassing op de commissarissen bepaald in het eerste lid.

§ 2. De controle bij collectieve beheerorganisaties voor wat hun in België gevestigde bijkantoren betreft, op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, ten aanzien van deze titel, de uitvoeringsbesluiten ervan, de statuten en de verdelingsregels, en van de in de jaarrekening weergegeven verrichtingen, wordt opgedragen aan een of meer revisoren gekozen onder de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren, ongeacht de grootte van de collectieve beheerorganisatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 98, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.273/14

[ [#S1;S#] De Controledienst kan op elk ogenblik aan de bij een beheersvennootschap aangestelde commissaris of revisor een bewijs vragen dat de commissaris of revisor niet het voorwerp uitmaakt van een tuchtsanctie.

   De commissaris of revisor die het voorwerp heeft uitgemaakt van een tuchtsanctie, brengt de Controledienst alsmede de betrokken beheersvennootschap van die tuchtsanctie op de hoogte binnen vijf werkdagen na de betekening van die tuchtmaatregel door het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 99, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.273/15

[ [#S1;S#] Wanneer een commissaris of revisor ontslag neemt uit de beheersvennootschap, dan brengt deze de Controledienst hiervan op de hoogte binnen de vijf werkdagen die volgen op de kennisgeving van het ontslag.

   Binnen vijf werkdagen die volgen op de herroeping door de beheersvennootschap van het mandaat van commissaris of revisor, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen, brengt de beheersvennootschap die herroeping ter kennis van de Controledienst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 100, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.273/16

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de taken die aan de commissaris of revisor worden opgedragen door of op grond van andere wettelijke bepalingen, bestaat de opdracht van de bij een beheervennootschap aangestelde commissaris of revisor er in om:
1° zich ervan te vergewissen dat de beheersvennootschap passende maatregelen heeft getroffen voor de administratieve en boekhoudkundige organisatie en voor de interne controle met het oog op de naleving van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan. Die taak maakt ieder jaar het voorwerp uit van een bijzonder verslag aan de raad van bestuur dat ter informatie wordt bezorgd aan de Controledienst;
2° in het kader van hun opdracht bij een beheersvennootschap of van een opdracht als revisor bij een natuurlijke persoon of rechtspersoon waarmee de beheersvennootschap nauwe banden heeft, in de zin van artikel XI.248/12, op eigen initiatief verslag uit te brengen aan de bestuurders of zaakvoerders van de beheersvennootschap, wanneer zij kennis krijgen van:
a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de beheersvennootschap op financieel vlak, op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op beduidende wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;
b) beslissingen of feiten die een schending van het Wetboek van Vennootschappen, van de boekhoudwetgeving, van de statuten van de vennootschap, van deze titel en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten kunnen uitmaken;
c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een verklaring met voorbehoud, een afkeurende verklaring, of een onthoudende verklaring.

   Een kopie van de in het vorige lid, onder 1° en 2° bedoelde verslagen wordt door de commissaris tegelijkertijd bezorgd aan de Controledienst. De Controledienst zal geen verdere acties ondernemen in verband met de in de verslagen vermelde gegevens gedurende een termijn van vijftien dagen na het versturen van deze verslagen teneinde de beheersvennootschap toe te laten haar opmerkingen aan de commissaris of revisor en aan de Controledienst over te maken.

§ 2. Geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of disciplinaire vordering kan worden ingesteld noch kan een professionele sanctie worden uitgesproken tegen de commissarissen of revisoren die te goeder trouw de informatie bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 2° verstrekt hebben.

   De commissarissen en revisoren zijn ten aanzien van de minister en van de Controledienst vrijgesteld van hun beroepsgeheim wanneer zij een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen, van de boekhoudwetgeving, van de statuten van de vennootschap, van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de uitvoeringsbesluiten ervan vaststellen.

§ 3. De commissaris kan eisen van het bestuursorgaan van de vennootschap waarop hij controle uitoefent, dat het hem, ter zetel van de vennootschap, in het bezit stelt van inlichtingen betreffende natuurlijke of rechtspersonen waarmee de beheersvennootschap nauwe banden heeft, in de zin van artikel XI.248/12.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 101, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 10. [ [#S1;S#] Vergunning en verklaring] [#S1;S#]
Art. XI.273/17

[ [#S1;S#] § 1. De beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, eerste en tweede lid, die hun activiteiten in België willen uitoefenen, moeten, alvorens met hun activiteiten te starten, een vergunning krijgen van de minister.

§ 2. De vergunning wordt verleend aan beheersvennootschappen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.247 tot XI.248/12, XI.249 tot XI.254, XI.256 tot XI.260, XI.262, XI.264, § 1, XI.267, en XI.273/1.

   De vergunning wordt verleend aan collectieve beheerorganisaties die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.248, XI.248/7, XI.248/12, XI.249, XI.262, XI.264, XI.266, XI.273/1, en XI.273/13, § 2.

   De vergunningsvoorwaarden voor een collectieve beheerorganisatie met een bijkantoor in België mogen geen overlapping vormen met gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare eisen en controles waaraan de collectieve beheerorganisatie al onderworpen is in het land van de Europese Unie waar ze gevestigd is.

§ 3. Alle aanvragen om vergunning worden per aangetekende zending naar de minister gestuurd.

   De Koning bepaalt de inlichtingen en de stukken die bij de aanvraag om vergunning moeten worden gevoegd.

   Binnen twee maanden na de indiening van de aanvraag bezorgt de minister of zijn afgevaardigde de aanvrager een ontvangstbewijs indien het dossier volledig is. In het tegengestelde geval, informeert hij deze dat het dossier niet volledig is met vermelding van de ontbrekende documenten of gegevens. De minister of zijn afgevaardigde levert het ontvangstbewijs van het volledige dossier af binnen twee maanden na ontvangst van de ontbrekende documenten of gegevens.

   De minister spreekt zich uit binnen drie maanden vanaf de kennisgeving van de volledigheid van het dossier. Indien de aanvrager binnen deze termijn bijkomende gegevens of documenten bij zijn aanvraag voegt, wordt de termijn van drie maanden met twee maanden verlengd. De beslissing wordt binnen vijftien dagen ter kennis gebracht van de aanvrager bij aangetekende zending.

   De vergunning wordt binnen dertig dagen bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   Als een weigering van de vergunning wordt overwogen, deelt de minister of de hiertoe aangewezen persoon vooraf zijn grieven mee aan de betrokken beheersvennootschap of aan de betrokken collectieve beheerorganisatie, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs. Hij deelt de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie mee dat zij vanaf deze kennisgeving over een termijn van twee maanden beschikt om het dossier dat werd opgemaakt, in te kijken, om te worden gehoord door de minister of de hiertoe aangewezen persoon en om zijn middelen te doen gelden. Deze termijn van twee maanden schort de termijn van drie maanden bedoeld in het vierde lid op. De beslissing wordt binnen vijftien dagen bij aangetekende zending ter kennis gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 103, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.273/18

[ [#S1;S#] § 1. De in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid bedoelde onafhankelijke beheerentiteiten die in België gevestigd zijn of in België hun activiteiten uitoefenen via een bijkantoor, moeten bij de Controledienst een verklaring indienen alvorens met hun activiteiten te starten.

§ 2. De Koning legt het aangifteformulier vast, alsook de inlichtingen en de stukken die bij de aangifte moeten worden gevoegd.

§ 3. De verklaringen worden gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O, Middenstand en Energie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 104, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK 10. - [ [#S1;S#] Transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. XI.274

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Art. XI.275

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Art. XI.276

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Art. XI.277

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Art. XI.278

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De Controledienst van de beheersvennootschappen] [#S1;S#]
Art. XI.279

[ [#S1;S#] § 1. De Controledienst oefent toezicht uit op de toepassing door de beheersvennootschappen:
1° van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan; en,
2° van hun statuten en hun regels van tarifering, inning en verdeling.

§ 2. De Controledienst ziet toe op de toepassing door de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI, 246, § 1, tweede lid met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied:
1° van de bepalingen opgesomd in artikel XI.246, § 1, tweede lid, en van de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° van hun statuten en hun regels inzake tarifering, inning en verdeling; en
3° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid, de rechten in België beheren.

   De Controledienst ziet toe op de toepassing door de collectieve beheerorganisaties die geen bijkantoor in België hebben, met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied:
1° van hun regels inzake tarifering, inning en verdeling; en
2° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de collectieve beheerorganisaties bedoeld in dit lid, de rechten in België beheren.

§ 3. De Controledienst ziet toe op de toepassing door de in België gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten:
1° van de in artikel XI.246, § 1, derde lid, opgesomde bepalingen en van de uitvoeringsbesluiten ervan, en
2° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de in België gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten de rechten beheren.

   De Controledienst ziet toe op de toepassing door de in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten die een bijkantoor in België hebben, met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied:
1° van de bepalingen opgesomd in artikel XI.246, § 1, vierde lid, en van de uitvoeringsbesluiten ervan; en
2° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de in het eerste lid bedoelde beheerentiteiten de rechten in België beheren.

   De Controledienst ziet toe op de toepassing door de in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten die geen bijkantoor in België hebben, met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de in het eerste lid bedoelde beheerentiteiten de rechten in België beheren.

§ 4. De vennoten van een beheersvennootschap, leden van een collectieve beheerorganisatie, rechthebbenden, gebruikers, beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en andere belanghebbende partijen kunnen de Controledienst in kennis stellen van activiteiten of omstandigheden die, volgens hen, een inbreuk op de bepalingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 vormen.

§ 5. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren van de Controledienst, hiertoe aangewezen door de minister, eveneens bevoegd voor het opsporen en vaststellen van de inbreuken bedoeld in artikel XV.112.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 105, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.279/1

[ [#S1;S#] § 1. Een verzoek om informatie uitgaande van een daartoe aangewezen instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie aangaande zaken met betrekking tot de activiteiten van de beheersvennootschappen wordt onverwijld door de Controledienst beantwoord mits het verzoek naar behoren gemotiveerd is.

   De Controledienst die een verzoek ontvangt als bedoeld in het eerste lid, van een instantie van een andere lidstaat aangaande een beheersvennootschap, geeft binnen drie maanden een gemotiveerd antwoord.

§ 2. Wanneer de Controledienst van oordeel is dat een collectieve beheerorganisatie of een onafhankelijke beheerentiteit die in een andere lidstaat gevestigd is, maar op Belgisch grondgebied actief is, mogelijkerwijs niet voldoet aan de bepalingen van het nationale recht ter uitvoering van richtlijn 2012/26/EU van de lidstaat waar die beheerorganisatie of beheerentiteit gevestigd is, kan zij alle relevante informatie doorgeven aan de bevoegde instantie van de lidstaat waar de genoemde organisatie of entiteit gevestigd is, eventueel vergezeld, waar toepasselijk van een verzoek aan die instantie om onder haar bevoegdheid vallende passende maatregelen te nemen.

§ 3. De aangelegenheden als bedoeld in § 2, kunnen eveneens door de Controledienst worden verwezen naar de overeenkomstig artikel 41 van de richtlijn 2014/26/EU opgerichte groep van deskundigen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-08/13, art. 106, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.280

[ [#S1;S#] De beheersvennootschappen moeten alle gegevens betreffende het beheer van de rechten bewaren, hetzij op de maatschappelijke zetel, hetzij op enige andere plaats die de minister of de daartoe aangestelde ambtenaar vooraf heeft toegestaan.

   De collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid, moeten alle gegevens betreffende het beheer van de rechten bewaren hetzij in het Belgische bijkantoor hetzij op enige andere plaats die de minister of de daartoe aangestelde ambtenaar vooraf heeft toegestaan.

   In het geval van de collectieve beheerorganisaties, betreft de verplichting bedoeld in het vorige lid de documenten met betrekking tot het beheer van de rechten ontstaan in België en van de rechten van de rechthebbenden gevestigd of verblijvend in België.

   Onverminderd andere wettelijke bepalingen die een langere termijn voorschrijven, bedraagt de termijn gedurende welke de in het eerste en het tweede lid bedoelde documenten moeten worden bewaard, tien jaar te rekenen vanaf de inverdelingstelling van de bedragen waarop zij betrekking hebben.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 107, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.281

[ [#S1;S#] De personeelsleden van de beheersvennootschappen, van de onafhankelijke beheerentiteiten gevestigd in België, van de bijkantoren in België van collectieve beheerorganisaties en van onafhankelijke beheerentiteiten gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie en alle andere personen die betrokken zijn bij de inning van de krachtens de hoofdstukken 5 tot 9 verschuldigde vergoedingen, moeten het beroepsgeheim bewaren over alle inlichtingen waarvan ze kennis hebben door of naar aanleiding van de uitvoering van hun opdracht.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 108, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.282

[ [#S1;S#] § 1. Binnen de FOD Economie wordt een comité opgericht met als doel :
1° het overleg te organiseren voor de uitwerking van de uitvoeringsmaatregelen van de bepalingen van hoofdstuk 9;
2° een overleg over de toepassing van de bepalingen van titel 5 inzake de audiovisuele werken, tussen de in de audiovisuele sector betrokken milieus, te organiseren.

§ 2. Dit comité vergadert ten minste een maal per jaar en is samengesteld uit vertegenwoordigers :
1° van beheersvennootschappen die gemachtigd zijn hun activiteiten op het Belgische grondgebied uit te oefenen;
2° van organisaties die de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten van audiovisuele werken of omroeporganisaties vertegenwoordigen;
3° van organisaties die de debiteuren van de rechten vertegenwoordigen, aangewezen door de minister;
4° van organisaties die de consumenten vertegenwoordigen, aangewezen door de minister;
5° van het Instituut der bedrijfsrevisoren;
6° van de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen.

§ 3. De leden van het overlegcomité die door de minister aangeduid worden als vertegenwoordigers van de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten, omroeporganisaties en gebruikers van audiovisuele werken, kunnen :
1° overleggen over de toepassing van de bepalingen van titel 5, m.b.t. de audiovisuele werken;
2° overeenkomstig de procedure bepaald door de Koning, collectieve overeenkomsten inzake de exploitatie van audiovisuele werken, sluiten.

   De collectieve overeenkomsten bepaald in punt 2° kunnen bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaard worden ten aanzien van derden. De minister kan weigeren de Koning voor te stellen een collectieve overeenkomst bindend te maken op grond van het feit dat die overeenkomst kennelijk onwettige bepalingen bevat, of bepalingen die indruisen tegen het algemeen belang. Hij brengt de leden bepaald in het eerste lid op de hoogte van de redenen daarvoor.

   Binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van de huidige bepaling, en vervolgens elke twee jaar, richt het overlegcomité, dat is samengesteld uit leden die door de minister aangeduid worden als vertegenwoordigers van de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten, omroeporganisaties en gebruikers van audiovisuele werken, een advies aan de minister over de toepassing van de bepalingen van titel 5, inzake de audiovisuele werken, en in het bijzonder inzake de artikelen XI.182, XI.183 en XI.206.

§ 4. De Koning bepaalt de samenstelling, de benoemingsvoorwaarden van de leden, alsook de organisatie en werking van het comité.

   De minister duidt in het overlegcomité de leden aan die de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten, omroeporganisaties en gebruikers van audiovisuele werken vertegenwoordigen en die gerechtigd zijn om de collectieve overeenkomsten bedoeld in paragraaf 3 te onderhandelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.283

[ [#S1;S#] De bepalingen van hoofdstuk 9 en van afdeling 2 van dit hoofdstuk zullen door de Dienst worden geëvalueerd in het vierde jaar na de datum van inwerkingtreding van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft.

   Het verslag van deze evaluatie wordt door de minister overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Economische analyse van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Art. XI.284

[ [#S1;S#] Om het belang van het auteursrecht en de naburige rechten voor de economie in zijn geheel of voor bepaalde economische sectoren te evalueren, vervult de FOD Economie, op verzoek van de minister of van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, of op eigen initiatief, de volgende taken :
1° verzamelen, verwerken en analyseren van de statistische gegevens betreffende het auteursrecht en de naburige rechten;
2° observeren en analyseren van de markt van het auteursrecht en de naburige rechten;
3° uitvoeren van economische analyses;
4° organiseren van publieke raadplegingen;
5° uitwerken van een gegevensbank van nationale, Europese of internationale studies betreffende het economische belang van het auteursrecht en de naburige rechten, die door of op aanvraag van een autoriteit of de betrokken milieus werden uitgevoerd;
6° uitbrengen van adviezen aan de minister, in het kader van zijn analyseopdracht in verband met het economische belang van het auteursrecht en de naburige rechten.

   Voor de uitvoering van de opdrachten, nader bepaald in 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, kan de FOD Economie alleen handelen, of de taken toevertrouwen aan een derde die garantie op onafhankelijkheid en objectiviteit biedt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.285

[ [#S1;S#] De FOD Economie, of de derde die hij aanwijst, kan van ambtswege aan de natuurlijke personen en aan de fysieke personen en rechtspersonen van publiek- en privaatrecht elke informatie vragen, die nuttig kan zijn voor de uitvoering van de in artikel XI.284 gedefinieerde taken.

   De Koning bepaalt de manier waarop en de termijnen waarbinnen die informatie door de FOD Economie moet worden aangevraagd en aan hem moet worden verstrekt door de fysieke personen en rechtspersonen van publiek- en privaatrecht.

   De fysieke personen en rechtspersonen van publiek- en privaatrecht verstrekken op verzoek van de FOD Economie, of van de door hem aangewezen derde, een kopie van de licentieovereenkomsten die ze hebben gesloten bij toepassing van deze titel, zowel met de beheersvennootschappen als met andere personen, alsook de informatie betreffende de uitvoering van deze overeenkomsten.

   De leden van de FOD Economie of van de derde die hij aanwijst, die belast zijn met het verzamelen of analyseren van de gegevens, zijn gebonden aan de vertrouwelijkheidsplicht ten opzichte van de individuele gegevens die ze behandelen. Die gegevens en informatie mogen enkel op anonieme en geaggregeerde wijze worden gepubliceerd.

   De informatie die op grond van dit artikel werd verkregen kan niet worden gebruikt voor een ander doel of reden dan de economische analyse van het autuersrecht en de naburige rechten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Bepalingen gemeenschappelijk aan de afdelingen 1 tot 3] [#S1;S#]
Art. XI.286

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de paragrafen 2 en 3 en artikel XI.288, zijn de ambtenaren van de Controledienst gehouden tot een vertrouwelijkheidsplicht ten aanzien van vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun functie. Zij mogen na de beëindiging van hun functie gedurende één jaar geen enkele functie uitoefenen in een vennootschap die onderworpen is aan de controle bepaald in hoofdstuk 9 of in een grote vennootschap in de zin van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen waarvan meer dan de helft van de bedrijfsopbrengsten rechtstreeks voortvloeien uit de exploitatie in België van beschermde werken of prestaties.

§ 2. De Controledienst kan zich bij het verrichten van de opdrachten die hem zijn toegekend, laten bijstaan door onafhankelijke deskundigen die aan hem verslag uitbrengen. Deze deskundigen zijn gehouden tot een vertrouwelijkheidsplicht ten aanzien van vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun opdracht.

§ 3. De Controledienst kan :
1° vertrouwelijke gegevens meedelen in het kader van gerechtelijke procedures ingesteld nadat een rechtspersoon failliet is verklaard of een gerechtelijke reorganisatie heeft verkregen;
2° vertrouwelijke gegevens meedelen over de rechtspersonen of de natuurlijke personen :
a) op bevel van een rechtbank;
b) aan de Belgische of Europese autoriteiten belast met het toezicht op de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van de economische mededinging;
c) aan de organen betrokken bij de vereffening en het faillissement van rechtspersonen of bij andere soortgelijke procedures;
d) aan de personen belast met de wettelijke controle van de rekeningen van rechtspersonen;
e) aan de autoriteiten belast met het toezicht op de organen betrokken bij de vereffening en het faillissement van rechtspersonen of bij andere soortgelijke procedures.

   Gegevens mogen slechts meegedeeld worden met het oog op de uitoefening door de ontvanger ervan van zijn wettelijke opdracht zoals omschreven in het eerste lid.

   Voor zover dit voor de ontvanger van de informatie die meegedeeld werd door de Controledienst geen afbreuk doet aan de vervulling van zijn opdracht, wordt een kopie hiervan meegedeeld aan de betrokken rechtspersoon of natuurlijke persoon.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-06-29/01, art. 30, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. XI.287

[ [#S1;S#] § 1. Er wordt een organiek fonds opgericht voor de transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten.

   De ontvangsten toegewezen aan het fonds bedoeld in het eerste lid, alsook de mogelijke uitgaven ten laste van het fonds, zijn vermeld bij het genoemde fonds, in de bij organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen gevoegde tabel.

§ 2. Om het fonds bedoeld in paragraaf 1 te spijzen en volgens de nadere regels bepaald door de Koning zijn de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid, de onafhankelijke beheerentiteiten bedoeld in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid, ertoe gehouden een jaarlijkse bijdrage te betalen.

   In geval van intrekking van de vergunning in toepassing van boek XV, blijven de beheersvennootschap en de collectieve beheerorganisaties onderworpen aan de verplichting tot bijdrage tot 31 december van het jaar waarin de beslissing van intrekking in werking is getreden.

   In geval van doorhaling bij de Kruispuntbank voor ondernemingen van haar maatschappelijke zetel of van haar bijkantoor, blijft de onafhankelijke beheerentiteit onderworpen aan de bijdrage tot 31 december van het jaar tijdens hetwelk de doorhaling plaats heeft.

   De jaarlijkse bijdrage is eenmalig en ondeelbaar verschuldigd.

§ 3. De bijdrage van elke beheersvennootschap, collectieve beheerorganisatie en onafhankelijke beheerentiteit, bedoeld in paragraaf 2, wordt berekend op grond van de auteursrechten en van de naburige rechten die ze int op het nationale grondgebied en op grond van de auteursrechten en van de naburige rechten die ze in het buitenland int voor rekening van personen die op het nationale grondgebied verblijven.

§ 4. De bijdrage verschuldigd door iedere beheersvennootschap, collectieve beheerorganisatie en onafhankelijke beheerentiteit, bedoeld in paragraaf 2 bestaat in een percentage van de berekeningsgrondslag zoals bepaald in paragraaf 3.

   Onverminderd het derde lid moet het percentage aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° gelijk zijn voor alle beheersvennootschappen;
2° gelijk zijn voor alle collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid;
3° gelijk zijn voor alle onafhankelijke beheerentiteiten bedoeld in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid;
4° ervoor zorgen dat met de totale opbrengst van de bijdragen het geheel van de kosten kan worden gedekt die voortvloeien uit het toezicht op grond van dit hoofdstuk;
5° 0,4 % van de berekeningsgrondslag bepaald in paragraaf 3 niet overschrijden.

   De Koning bepaalt het percentage van de berekeningsbasis, in overeenstemming met de voorwaarden bepaald in het vorige lid. Dit percentage kan verschillend zijn voor de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties en de onafhankelijke beheerentiteiten.

   Het percentage mag 0,1 % niet overschrijden van de in paragraaf 3 bepaalde berekeningsgrondslag, voor de bijdrage verschuldigd door de beheersvennootschappen die representatief zijn voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties, aangeduid door de Koning overeenkomstig de artikelen XI.229, vijfde lid, XI.239, achtste lid, XI.242, derde lid en XI.244, vierde lid, voor wat betreft de vergoedingsrechten geïnd door deze vennootschappen, respectievelijk bepaald in de artikelen XI.229, XI.235, XI.236, XI.240 en XI.243.

§ 5. Zijn niet begrepen in de in paragraaf 3 bepaalde berekeningsgrondslag, de rechten geïnd door beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties of onafhankelijke beheerorganisaties bedoeld in § 2 voor zover:
1° die rechten uitsluitend betrekking hebben op exploitatiedaden verricht in het buitenland;
2° de rechten integraal moeten worden doorgestort, in voorkomend geval na inhouding van een commissie voor het beheer, door de beheersvennootschap, de collectieve beheerorganisatie bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid of de onafhankelijke beheerentiteit bedoeld in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid, naar één of meer beheervennootschappen, collectieve beheerorganisaties of onafhankelijke beheerentiteiten in het buitenland; en
3° enkel de beheersvennootschap of beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en onafhankelijke beheerentiteiten bedoeld in 2° die de zetel van hun economische bedrijvigheid in het buitenland hebben, voor de verdeling van deze rechten instaan.

§ 6. Het organieke fonds mag een debetstand vertonen mits deze debetstand nog in de loop van hetzelfde begrotingsjaar wordt aangezuiverd in functie van de verwezenlijkte ontvangsten zodat het begrotingsjaar met een positief saldo kan worden afgesloten.

§ 7. Onverminderd de andere sancties bepaald door dit Wetboek, kan de minister van Financiën op verzoek van de minister, de Federale Overheidsdienst Financiën belasten met de invordering van de onbetaald gebleven bijdragen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 109, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.288

[ [#S1;S#] Jaarlijks publiceert de FOD Economie een activiteitenverslag betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. Dit verslag omvat een onderdeel "wetgeving", een onderdeel "controle", [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] en een onderdeel "economische analyse". Het verslag biedt een overzicht van de activiteiten die gedurende het jaar werden uitgeoefend door de FOD Economie.

   Het onderdeel "controle" zal per categorie van werken en exploitatiewijzen een onderscheid maken tussen de vragen om inlichtingen, de klachten van debiteuren en van rechthebbenden en de ambtshalve tussenkomsten van de Controledienst alsmede hun resultaten. De gegronde klachten worden bekendgemaakt per beheersvennootschap. Het verslag geeft een getrouw beeld van de sector van het collectief beheer en zal verslag uitbrengen van de specifieke rol en de financiële toestand van de beheersvennootschappen alsook van de recente ontwikkelingen binnen deze sector.

   Het verslag wordt meegedeeld aan de minister. Eveneens wordt het verslag op de website van de FOD Economie gepubliceerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 32, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
HOOFDSTUK 11. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. XI.289

[ [#S1;S#] Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten gelden de bij deze titel gewaarborgde rechten in België ook voor de buitenlandse auteurs en de buitenlanders die naburige rechten genieten, maar niet voor een langere termijn dan bij de Belgische wet is bepaald.

   Indien evenwel die rechten in hun eigen land vervallen na een kortere termijn, vervallen zij ook in België na het verstrijken van die termijn.

   Zijn de Belgische auteurs en de Belgische houders van naburige rechten in mindere mate beschermd in een vreemd land, dan gelden de voordelen van deze titel voor de onderdanen van dat land slechts in gelijke mate.

   Niettegenstaande het eerste lid is de reciprociteit van toepassing op de rechten op vergoeding van uitgevers, uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen, alsook van eerste vastleggingen van films bedoeld in de artikelen XI.229, XI.235, XI.240 en XI.243, zulks onverminderd het Verdrag over de Europese Unie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.290

[ [#S1;S#] De Belgische auteurs mogen, tot eigen voordeel, in België de toepassing eisen van de bepalingen van :
1° de Berner Conventie en van
2° het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT), gedaan te Genève op 20 december 1996, in al de gevallen waar deze bepalingen gunstiger zijn dan de Belgische wet.

   De Belgische houders van naburige rechten mogen, tot eigen voordeel, in België de toepassing eisen van de bepalingen van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, gedaan te Rome op 26 oktober 1961, in al de gevallen waar deze bepalingen gunstiger zijn dan de Belgische wet.

   De Belgische uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen mogen, tot eigen voordeel, in België de toepassing eisen van de bepalingen van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT), gedaan te Genève op 20 december 1996, in al de gevallen waar deze bepalingen gunstiger zijn dan de Belgische wet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 12. - [ [#S1;S#] Rechtsbescherming van technische voorzieningen en informatie betreffende het beheer van rechten] [#S1;S#]
Art. XI.291

[ [#S1;S#] § 1. Eenieder die een doeltreffende technische voorziening omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze omzeiling het plegen van inbreuken bedoeld in artikel XI.293 kan vergemakkelijken, is schuldig aan een misdrijf. De omzeiling van technische voorzieningen getroffen, overeenkomstig of krachtens dit artikel of overeenkomstig artikel XI.336 en XVII.15, § 1, wordt geacht het plegen van inbreuken bedoeld in artikel XI.293 te vergemakkelijken.

   Eenieder die inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, verdeelt, verkoopt, verhuurt, er reclame voor verkoop of verhuur voor maakt, of voor commerciële doeleinden bezit, of die diensten verricht die :
1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen, of
2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening, of
3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltreffende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken, is schuldig aan een misdrijf.

   Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn in de zin van het eerste en tweede lid indien het gebruik van een werk of prestatie wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.

§ 2. De rechthebbenden nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een werk of een prestatie om van [ [#S2;S#] de uitzonderingen bepaald in artikel XI.190, 5°, 12°, 14°, 15°, 17°, 18° en 19°, in artikel XI.191, § 1, 1° en 5°, in artikel XI.191/1, § 1, 3° tot 5°, in artikel XI.191/2, § 1, 1° en 2°, in artikel XI.192, § 1, tweede lid, in artikel XI.217, 11°, 13°, 14°, 16°, 17° en 18°, in artikel XI.217/1, eerste lid, 3° en 4°, in artikel XI.218, § 1, tweede lid, in artikel XI.299, § 4, en in artikel XI.310, § 2,] [#S2;S#], te kunnen genieten mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot het door de technische voorziening beschermde werk of prestatie.

   De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, volgens de voorwaarden die Hij vaststelt, de lijst van bepalingen bedoeld in het eerste lid, uitbreiden tot de artikelen XI.190, 9°, en XI.217, 7°, voor zover dit geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van werken of van prestaties, noch de wettige belangen van de rechthebbenden onredelijk schaadt.

§ 3. De paragraaf 2 geldt niet voor werken of prestaties voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.

§ 4. De technische voorzieningen bedoeld in paragraaf 1 en artikel I.13 mogen de rechtmatige verkrijgers van werken en prestaties niet beletten deze werken en prestaties overeenkomstig hun beoogde doel te gebruiken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
Art. XI.292

[ [#S1;S#] § 1. Eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht :
1° de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;
2° de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of van prestaties, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, is schuldig aan een misdrijf.

§ 2. In de zin van dit artikel wordt onder "informatie betreffende het beheer van rechten" verstaan alle door de rechthebbenden verstrekte informatie op grond waarvan het werk of prestatie, dan wel de auteur of andere rechthebbende kunnen worden geïdentificeerd. Deze term wijst ook op informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of prestatie, alsook op de cijfers en codes waarin die informatie vervat ligt.

   Het eerste lid is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van een werk of prestatie of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 13. - [ [#S1;S#] Namaak] [#S1;S#]
Art. XI.293

[ [#S1;S#] Hij die kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk pleegt op het auteursrecht en de naburige rechten, is schuldig aan het misdrijf van namaak.

   Hetzelfde geldt voor de kwaadwillige of bedrieglijke aanwending van de naam van een auteur of van een persoon die een naburig recht geniet, of voor enig door hem gebruik distinctief kenmerk om zijn werk of prestatie aan te duiden. De aldus tot stand gebrachte voorwerpen worden als nagemaakt beschouwd.

   Hij die voorwerpen, wetende dat zij nagemaakt zijn, verkoopt, verhuurt, te koop of te huur stelt, in voorraad heeft voor de verkoop of de verhuur of in België invoert voor commerciële doeleinden, is schuldig aan hetzelfde misdrijf.

   De bepalingen van hoofdstuk XI van de wet van 3 juli 1969 houdende invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde zijn van toepassing op de overtredingen van de bepalingen van de hoofdstukken 5 tot 8 en op de overtredingen van hun uitvoeringsbesluiten, waarbij de term "belasting" wordt vervangen door "vergoeding".

   Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een vordering tot staking in toepassing van artikel XVII.14, § 3, kan er niet over de strafvordering beslist worden dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen over de vordering tot staking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Titel 6. - [ [#S1;S#] Computerprogramma's] [#S1;S#]
Art. XI.294

[ [#S1;S#] Overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's worden computerprogramma's, het voorbereidend materiaal daaronder begrepen, auteursrechtelijk beschermd en gelijkgesteld met werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.295

[ [#S1;S#] Een computerprogramma geniet bescherming indien het oorspronkelijk is in die zin, dat het een eigen intellectuele schepping van de auteur is. Om te bepalen of het programma voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd.

   De bescherming overeenkomstig deze titel wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet auteursrechtelijk beschermd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.296

[ [#S1;S#] Tenzij bij overeenkomst of statutair anders is bepaald, wordt alleen de werkgever geacht verkrijger te zijn van de vermogensrechten met betrekking tot computerprogramma's die zijn gemaakt door een of meer werknemers of beambten bij de uitoefening van hun taken of in opdracht van hun werkgever.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.297

[ [#S1;S#] Het morele recht wordt geregeld overeenkomstig artikel 6bis, 1, van de Berner Conventie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.298

[ [#S1;S#] Onverminderd de artikelen XI.299 en XI.300, omvatten de vermogensrechten :
a) de permanente of tijdelijke reproductie van een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Voor zover voor het laden of in beeld brengen, of de uitvoering, transmissie of opslag van een computerprogramma deze reproductie van het programma noodzakelijk is, is voor deze handelingen toestemming van de rechthebbende vereist;
b) het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert;
c) elke vorm van distributie, met inbegrip van het verhuren en uitlenen, van een oorspronkelijk computerprogramma of kopieën daarvan onder het publiek. De eerste verkoop in de Europese Unie van een kopie van een programma door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van die kopie in de Europese Unie, met uitzondering van het recht om controle uit te oefenen op het verder verhuren en het uitlenen van het programma of een kopie daarvan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.299

[ [#S1;S#] § 1. Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, is voor de in artikel XI.298, a) en b), genoemde handelingen, geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, met inbegrip van het verbeteren van fouten.

§ 2. De reproductie in de vorm van een reservekopie door de rechtmatige gebruiker van het computerprogramma mag niet worden verboden, voor zover die kopie noodzakelijk is om het programma te kunnen gebruiken.

§ 3. De rechtmatige gebruiker van een kopie van een computerprogramma is gemachtigd om zonder toestemming van de rechthebbende de werking van het programma te observeren, te bestuderen en uit te testen, ten einde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het computerprogramma.] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 4. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor:

   &bsp; 1° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het computerprogramma en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de rechthebbende. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
2° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het computerprogramma en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de rechthebbende.

   De bepalingen van titel 5, hoofdstuk 8/2, zijn mutatis mutandis van toepassing op de bepalingen onder 1° en 2°.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
Art. XI.300

[ [#S1;S#] § 1. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer de reproductie van de code en de vertaling van de codevorm in de zin van artikel XI.298, a) en b), onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de compatibiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma's tot stand te brengen, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
a) de reproductie en de vertaling worden verricht door een persoon die het recht heeft om een kopie van het programma te gebruiken, of voor zijn rekening door een daartoe gemachtigd persoon;
b) de gegevens die nodig zijn om de compatibiliteit tot stand te brengen zijn nog niet eerder snel en gemakkelijk beschikbaar gesteld voor hem;
c) de reproductie en de vertaling blijven beperkt tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van deze compatibiliteit noodzakelijk zijn.

§ 2. Het bepaalde in de vorige paragraaf biedt niet de mogelijkheid dat de op grond daarvan verkregen informatie :
a) voor een ander doel dan het tot stand brengen van de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma wordt gebruikt;
b) aan derden wordt meegedeeld, tenzij die mededeling noodzakelijk is met het oog op de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma;
c) of wordt gebruikt voor de ontwikkeling, productie of het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in wezen gelijk computerprogramma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gepleegd.

§ 3. Dit artikel mag niet zodanig worden toegepast dat ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende ontstaat of het normale gebruik van het computerprogramma belemmerd wordt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.301

[ [#S1;S#] Het bepaalde in de [ [#S2;S#] artikelen XI.299, §§ 2 tot 4,] [#S2;S#] en XI.300 is van dwingend recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 15, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
Art. XI.302

[ [#S1;S#] De termijn van bescherming van computerprogramma's door het auteursrecht wordt bepaald overeenkomstig artikel XI.166.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.303

[ [#S1;S#] De inbreuken op het auteursrecht inzake een computerprogramma worden gesanctioneerd overeenkomstig de wet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.304

[ [#S1;S#] Hij die een kopie van een computerprogramma in het verkeer brengt of voor commerciële doeleinden bezit, terwijl hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is, dan wel middelen in het verkeer brengt of voor commerciële doeleinden bezit die uitsluitend bestemd zijn om de ongeoorloofde verwijdering of ontwijking van de technische voorzieningen ter bescherming van het computerprogramma te vergemakkelijken, is schuldig aan het misdrijf van namaak.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Titel 7. - [ [#S1;S#] Databanken] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Begrippen en toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. XI.305

[ [#S1;S#] Deze titel voorziet in de omzetting van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.306

[ [#S1;S#] Het recht van de producenten van databanken is van toepassing op databanken in ongeacht welke vorm, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.

   Het recht van de producenten van databanken geldt ongeacht enige andere vorm van bescherming van databanken of van de inhoud ervan door het auteursrecht dan wel door andere rechten en laten de bestaande rechten op de werken, de gegevens of andere elementen opgenomen in de databank onverlet.

   Het recht van de producenten van databanken geldt niet voor computerprogramma's als zodanig, daaronder begrepen die gebruikt bij de fabricage of de werking van databanken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Rechten van de producenten van databanken] [#S1;S#]
Art. XI.307

[ [#S1;S#] Producenten van databanken hebben het recht de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of van een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van hun databanken te verbieden.

   Herhaald en systematisch opvragen en/of hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank zijn niet toegestaan indien zij strijdig zijn met een normale exploitatie van die databank of zij ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank.

   De eerste verkoop in de Europese Unie van een kopie van een databank door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de doorverkoop van die kopie in de Europese Unie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.308

[ [#S1;S#] Het recht van de producenten van databanken is een roerend recht dat overgaat bij erfopvolging en vatbaar is voor gehele of gedeeltelijke overdracht, overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Het kan onder meer worden vervreemd of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.309

[ [#S1;S#] Het recht van de producenten van databanken geldt vanaf het tijdstip waarop de fabricage van de databank is voltooid en verstrijkt vijftien jaar na 1 januari van het jaar volgend op de datum van de voltooiing.

   Ten aanzien van databanken die voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek worden gesteld, verstrijkt de beschermingstermijn vijftien jaar na 1 januari van het jaar volgend op de datum waarop zij voor het eerst ter beschikking van het publiek zijn gesteld.

   Met elke in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantiële wijziging van de inhoud van een databank, met name elke substantiële wijziging ten gevolge van opeenvolgende toevoegingen, weglatingen of wijzigingen, die in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een nieuwe substantiële investering, gaat voor de door die investering ontstane databank een eigen beschermingstermijn in.

   De producent van de databank moet bewijzen op welke datum de fabricage is voltooid, alsook dat de inhoud van de databank op zodanige wijze substantieel is gewijzigd dat overeenkomstig het derde lid aan de aldus ontstane databank een eigen beschermingstermijn kan worden toegekend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Uitzonderingen op het recht van de producenten van databanken] [#S1;S#]
Art. XI.310

[ [#S2;S#] § 1.] [#S2;S#] [ [#S1;S#] De rechtmatige gebruiker van een databank die op enige wettige wijze aan het publiek ter beschikking is gesteld, kan zonder toestemming van de producent :
1° uitsluitend voor privégebruik een substantieel deel van de inhoud van een niet-electronische databank opvragen;
2° ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek een substantieel deel van de inhoud van een databank opvragen, voor zover zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling;
3° een substantieel deel van de inhoud van een databank opvragen en/of hergebruiken om de openbare veiligheid te waarborgen of om in een administratieve of gerechtelijke procedure aan te wenden.

   De naam van de producent en de benaming van de databank waarvan de inhoud ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek wordt opgevraagd, moeten worden vermeld.] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 2. Er is geen toestemming van de producent vereist voor:
1° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde en voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de databank en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de producent. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
2° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de databank en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de producent.

   De bepalingen van titel 5, hoofdstuk 8/2, zijn mutatis mutandis van toepassing op paragraaf 2.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-11-25/04, art. 16, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Rechten en verplichtingen van de rechtmatige gebruikers] [#S1;S#]
Art. XI.311

[ [#S1;S#] De producent van een databank die op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek wordt gesteld, kan de rechtmatige gebruiker van die databank niet beletten in kwalitatief of kwantitatief opzicht niet-substantiële delen van de inhoud ervan voor welk doel ook op te vragen en/of te hergebruiken.

   Voor zover de rechtmatige gebruiker slechts toestemming heeft om een deel van de databank op te vragen en/of te hergebruiken, geldt het recht bedoeld in het eerste lid van dit artikel ook alleen voor dat deel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.312

[ [#S1;S#] De rechtmatige gebruiker van een databank die op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek wordt gesteld, mag geen handelingen verrichten die in strijd zijn met een normale exploitatie van die databank of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.313

[ [#S1;S#] De rechtmatige gebruiker van een databank die op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek wordt gesteld, mag de houder van een auteursrecht of van een naburig recht op in die databank vervatte werken of prestaties geen nadeel berokkenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.314

[ [#S1;S#] De bepalingen van de artikelen XI.310 tot XI.313 zijn van dwingend recht.

   Er kan evenwel bij overeenkosmt afgeweken worden van de bepalingen van artikel XI.310, wanneer het databanken betreft die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Beschermingsgerechtigden] [#S1;S#]
Art. XI.315

[ [#S1;S#] Het recht van de producenten van databanken geldt voor databanken waarvan de producent onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van de Europese Unie.

   Het eerste lid van dit artikel is eveneens van toepassing op vennootschappen en ondernemingen opgericht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, waarvan de statutaire zetel, het hoofdbestuur of de hoofdvestiging in de Unie is gelegen. Indien een dergelijke vennootschap of onderneming echter alleen haar statutaire zetel op het grondgebied van de Unie heeft, moeten haar werkzaamheden een werkelijke en duurzame band met de economie van een lidstaat hebben.

   Databanken uit derde landen die niet onder het eerste of tweede lid van dit artikel vallen en waarop overeenkomsten betrekking hebben die op voorstel van de Commissie van de Europese Unie door de Raad zijn gesloten, worden beschermd op grond van het recht van de producenten van databanken. De duur van de aan deze databanken verleende bescherming kan niet langer zijn dan die vastgesteld in artikel XI.309.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Rechtsbescherming van technische voorzieningen en van informatie betreffende het beheer van rechten] [#S1;S#]
Art. XI.316

[ [#S1;S#] § 1. Eenieder die een doeltreffende technische voorziening omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, is schuldig aan een misdrijf.

   Eenieder die inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, verdeelt, verkoopt, verhuurt, er reclame voor verkoop of verhuur voor maakt, of voor commerciële doeleinden bezit, of die diensten verricht die :
1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen, of
2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening, of
3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltreffende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken, is schuldig aan een misdrijf.

   Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn in de zin van het eerste en tweede lid indien het gebruik van een databank wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.

§ 2. De producenten van databanken nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een databank om de uitzonderingen te kunnen genieten bepaald in artikel XI.310, eerste lid, 2° en 3°, mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot de door de technische voorziening beschermde databank.

§ 3. De technische voorzieningen die door de producenten van databanken vrijwillig worden getroffen, met inbegrip van die ter uitvoering van vrijwillig gesloten overeenkomsten, alsook de technische voorzieningen die getroffen werden krachtens een beschikking gegeven bij toepassing van artikel 2bis van de wet van 10 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch gerechtelijk recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, genieten de in § 1 bedoelde rechtsbescherming.

§ 4. Paragraaf 2 geldt niet voor databanken voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.

§ 5. De technische voorzieningen bedoeld in paragraaf 1 mogen de rechtmatige verkrijgers van databanken niet beletten deze databanken overeenkomstig hun beoogde doel te gebruiken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.317

[ [#S1;S#] § 1. Eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht :
1° de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;
2° de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van databanken, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het recht van de producenten van databanken, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, is schuldig aan een misdrijf.

§ 2. In de zin van dit artikel wordt onder "informatie betreffende het beheer van rechten" verstaan alle door de producenten van databanken verstrekte informatie op grond waarvan de databank, dan wel de producent van de databank kunnen worden geïdentificeerd. Deze term wijst ook op informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de databank, alsook op de cijfers en codes waarin die informatie vervat ligt.

   Het eerste lid is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van een databank of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 7. - [ [#S1;S#] Namaak] [#S1;S#]
Art. XI.318

[ [#S1;S#] Eenieder die kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk pleegt op het recht van de producenten van databanken is schuldig aan het misdrijf van namaak.

   Hetzelfde geldt voor de kwaadwillige of bedrieglijke aanwending van de naam van een producent van databanken of van enig door hem gebruikt distinctief kenmerk om zijn prestatie aan te duiden. Dergelijke prestaties worden als nagemaakt beschouwd.

   Eenieder die met kwaadwillig of bedrieglijk opzet nagemaakte databanken hergebruikt, in voorraad heeft om te worden hergebruikt of op het Belgisch grondgebied invoert, voor commerciële doeleinden, is schuldig aan hetzelfde misdrijf.

   Wanneer de aan de rechtbank voorgelegde feiten het voorwerp uitmaken van een vordering tot staking met toepassing van artikel XVII.14, XVII.15, XVII.18, XVII.19 en XVII.20 kan er niet over de strafvordering beslist worden dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen over de vordering tot staking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
TITEL 7/1. [ [#S1;S#] - De vergoeding van de uitgevers voor reproducties op papier van hun uitgaven op papier en de vergoeding van de uitgevers voor reproducties voor eigen gebruik van hun uitgaven] [#S1;S#]
Art. XI.318/1

[ [#S1;S#] Zonder afbreuk te doen aan het recht op vergoeding bepaald in artikel XI.239, hebben de uitgevers een recht op vergoeding voor de reproductie op papier of op een soortgelijke drager van hun uitgaven op papier, in geval van een gedeeltelijke of integrale reproductie van artikelen, van beeldende of grafische kunst, of van korte fragmenten uit andere uitgaven, met behulp van ongeacht welke fotografische techniek of enige andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, wanneer die reproductie wordt gemaakt door een rechtspersoon voor intern gebruik dan wel door een natuurlijk persoon voor intern gebruik in het kader van zijn professionele activiteiten, met uitzondering van de reproducties die worden gemaakt ter illustratie van het onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek.

   De duur van het recht op vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt vijftig jaar vanaf de eerste uitgave op papier. Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de eerste uitgave op papier.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 36, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.318/2

[ [#S1;S#] De in het artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding bestaat uit een evenredige vergoeding die bepaald wordt in functie van het aantal reproducties van de uitgaven op papier.

   Deze is verschuldigd door de natuurlijke personen of de rechtspersonen die reproducties overeenkomstig artikel XI. 318/1 vervaardigen of, in voorkomend geval, met décharge van eerstgenoemden, door hen die onder bezwarende titel of gratis een reproductieapparaat ter beschikking stellen van anderen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 37, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.318/3

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in de artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding.

   Deze vergoeding kan worden aangepast naar gelang van de betrokken sectoren.

   De Koning bepaalt de nadere regels voor de inning en de verdeling van en de controle op die vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.

   Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en de nadere regels, belast de Koning een [ [#S2;S#] beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België de in artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding beheren] [#S2;S#], met de inning en de verdeling van de in artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding.

   Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.

   Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.

   Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 38, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 110, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.318/4

[ [#S1;S#] De in het kader van dit hoofdstuk door de Koning aangewezen [ [#S2;S#] beheersvennootschap] [#S2;S#] kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij :
1° de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977;
2° de Administratie van de btw met toepassing van artikel 93bis van het btw-wetboek van 3 juli 1969; en
3° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 39, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 111, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.318/5

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de [ [#S2;S#] aangewezen beheersvennootschap] [#S2;S#] inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en btw-Administratie op hun verzoek.

   Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de [ [#S2;S#] aangewezen beheersvennootschap] [#S2;S#] inlichtingen doorgeven aan en krijgen van :
1° de dienst Controle en Bemiddeling en van de FOD Economie;
2° de [ [#S2;S#] beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties] [#S2;S#] die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 40, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 112, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XI.318/6

[ [#S1;S#] De bepalingen van Boek I, hoofdstuk 9, Boek XI, titel 5 en titel 9, Boek XV, en Boek XVII zijn van overeenkomstige toepassing op de huidige titel, in die zin dat de woorden "naburig recht" of "naburige rechten" moeten gelezen worden als omvattende "het recht van de uitgevers op vergoeding voor de reproductie op papier of op een soortgelijke drager van hun uitgaven op papier".] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-22/03, art. 41, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.318/7

[ [#S1;S#] Zonder afbreuk te doen aan het recht op vergoeding van de auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten, bepaald in artikel XI.229, hebben de uitgevers een recht op vergoeding voor de reproductie van hun uitgaven, met uitzondering van bladmuziek, door een natuurlijke persoon voor eigen gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk.

   De duur van het recht op vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt vijftig jaar vanaf de eerste uitgave. Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de eerste uitgave.

   De vergoeding wordt betaald door de fabrikant, de invoerder of de intracommunautaire aankoper van dragers en apparaten die kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven, op de datum waarop die dragers en apparaten op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht.

   Overeenkomstig de in artikel XI.318/8 bepaalde nadere regels, stelt de Koning vast welke apparaten en dragers kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven.

   Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, belast de Koning een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde vergoeding beheren, met de inning en de verdeling van de vergoeding.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/23, art. 3, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. XI.318/8

[ [#S1;S#] De Koning bepaalt, per categorie van technisch soortgelijke apparaten en dragers die Hij definieert, of deze kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.

   De Koning kan, op een specifieke lijst, de categorieën van technisch soortgelijke apparaten en dragers vaststellen die niet kennelijk worden gebruikt voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven en die niet onderworpen zijn aan de vergoeding van de uitgevers voor het kopiëren voor eigen gebruik van hun uitgaven.

   De computers of categorieën van computers zoals deze door de Koning worden gedefinieerd, kunnen slechts bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad onderworpen worden aan de vergoeding of ingeschreven worden in de specifieke lijst zoals bedoeld in het tweede lid.

   Op hetzelfde moment dat Hij het statuut van de apparaten en dragers vaststelt, stelt de Koning bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in artikel XI.318/7 bedoelde vergoeding vast.

   Deze vergoeding wordt vastgesteld per categorie van technisch soortgelijke apparaten en dragers.

   Een apparaat dat kennelijk gebruikt wordt voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven en dat op voortdurende wijze een drager incorporeert, is slechts aan een enkele vergoeding onderworpen.

   Bij het vaststellen van deze vergoeding wordt onder andere rekening gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel I.13, 7°, XI.291 en XV.69 bedoelde technische voorzieningen op de betrokken uitgaven.

   Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.

   Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.

   Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.

   Het gebrek aan gebruik van technische voorzieningen kan geen afbreuk doen aan het recht op vergoeding zoals gedefinieerd in artikel XI.318/7.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/23, art. 4, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. XI.318/9

[ [#S1;S#] Artikel XI.233 is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van de uitgevers voor reproducties voor eigen gebruik van hun uitgaven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/23, art. 5, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. XI.318/10

[ [#S1;S#] De overeenkomstig artikel XI.318/7 door de Koning aangewezen beheersvennootschap kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij:
1° de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977;
2° de Administratie van de BTW met toepassing van artikel 93bis van het BTW-wetboek van 3 juli 1969; en
3° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/23, art. 6, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. XI.318/11

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de overeenkomstig artikel XI.318/7 aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en BTW-Administratie op hun verzoek.

   Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan en krijgen van:
1° de dienst Controle en Bemiddeling van de FOD Economie;
2° de beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/23, art. 7, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. XI.318/12

[ [#S1;S#] De bepalingen van Boek I, hoofdstuk 9, Boek XI, titel 5 en titel 9, Boek XV, en Boek XVII zijn van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van de uitgevers voor reproducties voor eigen gebruik van hun uitgaven, in die zin dat de woorden "naburig recht" of "naburige rechten" moeten gelezen worden als omvattende "het recht van de uitgevers op vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van hun uitgaven".] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/23, art. 8, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Titel 8. - [ [#S1;S#] Topografieën van halfgeleiderproducten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Het exclusief recht op een topografie van een halfgeleiderproduct] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Het voorwerp en de houder van het exclusief recht] [#S1;S#]
Art. XI.319

[ [#S1;S#] De maker van een topografie van een halfgeleiderproduct heeft het exclusief en tijdelijk recht deze te reproduceren en ze commercieel te exploiteren.

   Voor de toepassing van deze titel moeten de termen topografie, halfgeleiderproduct en commerciële exploitatie verstaan worden in de zin bedoeld door de richtlijn 87/54 van 16 december 1986 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderproducten of in de zin van elke wijziging besloten door de Raad van de Europese Unie met toepassing van artikel 1, § 2, van die richtlijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.320

[ [#S1;S#] De topografie van een halfgeleiderproduct wordt slechts beschermd voor zover zij voldoet aan de voorwaarden dat zij het voortbrengsel is van de eigen intellectuele inspanning van de maker en in de halfgeleiderindustrie niet algemeen bekend is. Indien de topografie van een halfgeleiderproduct bestaat uit in de halfgeleiderindustrie algemeen bekende bestanddelen, wordt zij slechts beschermd voor zover de combinatie van dergelijke bestanddelen, als één geheel bezien, aan de twee bovengenoemde voorwaarden voldoet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.321

[ [#S1;S#] 321. De door deze titel georganiseerde bescherming betreft alleen de topografie zelf en strekt zich niet uit tot enige in de topografie belichaamde concepten, processen, systemen, technieken of gecodeerde informatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.322

[ [#S1;S#] § 1. Indien een topografie van een halfgeleiderproduct door een werknemer in de uitoefening van zijn functie is gemaakt, wordt, behoudens andersluidend beding, de werkgever als de maker beschouwd.

§ 2. Indien een topografie van een halfgeleiderproduct op bestelling is gemaakt, wordt, behoudens andersluidend beding, degene die de bestelling heeft gedaan, als de maker beschouwd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.323

[ [#S1;S#] Het recht op bescherming, georganiseerd door deze titel, gaat over op de rechtsopvolgers van de persoon die krachtens deze titel van dat recht houder is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Voorwaarden op het stuk van nationaliteit, verblijf of vestiging] [#S1;S#]
Art. XI.324

[ [#S1;S#] Het recht op bescherming ingesteld door artikel XI.319 komt toe aan de natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn of hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat hebben.

   Het recht op bescherming toegekend krachtens artikel XI.322 komt toe aan de natuurlijke personen als bedoeld in het eerste lid en aan de vennootschappen of andere rechtspersonen met een daadwerkelijke industriële of commerciële vestiging op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.325

[ [#S1;S#] Voor het recht op bescherming georganiseerd door deze titel komen eveneens in aanmerking personen als bedoeld in de artikelen XI.319 en XI.322 die onderdaan zijn van dan wel hun gewone verblijfplaats of daadwerkelijke industriële of commerciële vestiging hebben in andere dan de in artikel XI.324, tweede lid, bedoelde landen, indien zulks in een internationale overeenkomst is vastgesteld of door de Raad van de Europese Unie is besloten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.326

[ [#S1;S#] Wanneer er geen recht op bescherming bestaat krachtens deze afdeling, geldt het recht op bescherming ook voor de in artikel XI.324, tweede lid, bedoelde personen die :
a) in een lidstaat van de Europese Unie voor het eerst een topografie commercieel exploiteren die nog niet elders in de wereld commercieel is geëxploiteerd, en
b) van degene die daarover kan beschikken, bij uitsluiting toestemming hebben verkregen de topografie commercieel in de hele Europese Unie te exploiteren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De duur en het verstrijken van het exclusief recht] [#S1;S#]
Art. XI.327

[ [#S1;S#] § 1. Het in artikel XI.319 bedoeld exclusief recht ontstaat wanneer de topografie voor het eerst op enigerlei wijze wordt vastgelegd.

§ 2. Het exclusief recht vervalt tien jaar na het verstrijken van het kalenderjaar waarin de topografie voor het eerst ergens ter wereld commercieel geëxploiteerd is.

§ 3. Indien een topografie in een periode van vijftien jaar na de eerste vastlegging nergens ter wereld commercieel is geëxploiteerd, vervalt het krachtens paragraaf 1 ontstaan exclusief recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De beperkingen van het exclusief recht op een topografie van een halfgeleiderproduct] [#S1;S#]
Art. XI.328

[ [#S1;S#] De houder van het recht op bescherming van een topografie van een halfgeleiderproduct kan het hem door deze titel verleend exclusief recht van reproductie en commerciële exploitatie niet doen gelden ten aanzien van :
a) de reproductie die uitsluitend geschiedt voor de analyse, de evaluatie of het onderwijzen van de topografie of van de concepten, processen, systemen of technieken die in de topografie belichaamd zijn;
b) de topografie die het resultaat is van overeenkomstig het bepaalde in punt a) verrichte analyses en evaluaties van een andere topografie, althans in zover de nieuwe topografie het voortbrengsel is van de intellectuele inspanning van de maker en in de halfgeleiderindustrie niet algemeen bekend is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.329

[ [#S1;S#] § 1. Indien een persoon bij het verwerven van een halfgeleiderproduct niet weet of niet redelijkerwijs kan vermoeden dat de topografie van dit product beschermd is door het in artikel XI.319 bedoeld exclusief recht, kan hem niet worden verboden dat product commercieel te exploiteren.

§ 2. De houder van het exclusief recht kan evenwel van de in § 1 bedoelde persoon een bedrag eisen dat gelijkwaardig is aan het bedrag dat hem normaal zou toekomen uit hoofde van de commerciële exploitatie van de topografie voor de handelingen begaan nadat deze persoon weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de topografie van het halfgeleiderproduct door een exclusief recht beschermd is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.330

[ [#S1;S#] Het in artikel XI.319 bedoelde exclusief recht geldt niet voor de commerciële exploitatie van een topografie of halfgeleiderproduct nadat deze door de houder van het exclusief recht of met zijn uitdrukkelijke toestemming in een lidstaat van de Europese Unie in het verkeer is gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.331

[ [#S1;S#] De vordering wegens inbreuk op het exclusief recht verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop de inbreuk werd gepleegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XI.332

[ [#S1;S#] § 1. De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan de andere wettelijke bepalingen inzake intellectuele eigendom.

§ 2. De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan de toepassing van het auteursrecht op de werken die in het halfgeleiderproduct zouden zijn vastgelegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Titel 8/1. [ [#S1;S#] - Bedrijfsgeheimen] [#S1;S#]
Art. XI.332/1

[ [#S1;S#] Deze titel voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XI.332/2

[ [#S1;S#] § 1. De bepalingen betreffende bedrijfsgeheimen laten onverlet:
1° de uitoefening van de fundamentele rechten die zijn vervat in regels van inter- en supranationaal recht en in de Grondwet, in het bijzonder het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de eerbiediging van de vrijheid en het pluralisme van de media;
2° de toepassing van regels van het recht van de Europese Unie en van nationaal recht die houders van bedrijfsgeheimen voorschrijven informatie, waaronder bedrijfsgeheimen, om redenen van algemeen belang, openbaar te maken aan het publiek of aan administratieve of rechterlijke instanties voor de uitvoering van de taken van deze instanties;
3° de toepassing van regels van het recht van de Europese Unie en van nationaal recht die instellingen en organen van de Europese Unie of nationale overheidsinstanties voorschrijven of toestaan de door bedrijven ingediende informatie waarover deze instellingen, organen of instanties beschikken krachtens, en in overeenstemming met, in het recht van de Europese Unie of het nationale recht omschreven verplichtingen en prerogatieven, openbaar te maken;
4° de autonomie van de sociale partners en hun recht om collectieve overeenkomsten te sluiten in overeenstemming met het recht van de Europese Unie, het nationale recht en de nationale praktijken.

§ 2. De bepalingen betreffende bedrijfsgeheimen mogen niet worden opgevat als een grond om de mobiliteit van werknemers te beperken. In het bijzonder bieden deze bepalingen, met betrekking tot de uitoefening van deze mobiliteit, geen enkele grond om:
1° werknemers te beperken in het gebruik van informatie die geen bedrijfsgeheim als omschreven in artikel I.17/1, 1°, vormt;
2° werknemers te beperken in het gebruik van ervaringen en vaardigheden die zij op eerlijke wijze tijdens de normale uitoefening van hun functie hebben opgedaan;
3° andere aanvullende beperkingen op te leggen aan werknemers in hun arbeidsovereenkomsten dan die welke zijn opgelegd in overeenstemming met het recht van de Europese Unie of het nationale recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 6, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XI.332/3

[ [#S1;S#] § 1. De verkrijging van een bedrijfsgeheim wordt als rechtmatig beschouwd indien het bedrijfsgeheim wordt verkregen op een van de volgende manieren:
1° een onafhankelijke ontdekking of onafhankelijk ontwerp;
2° observatie, onderzoek, demontage of testen van een product of voorwerp dat ter beschikking van het publiek is gesteld of dat op een rechtmatige manier in het bezit is van de persoon die de informatie verwerft en die niet gebonden is aan een rechtsgeldige verplichting de verkrijging van het bedrijfsgeheim te beperken;
3° uitoefening van het recht van werknemers of werknemersvertegenwoordigers op informatie en raadpleging overeenkomstig het recht van de Europese Unie, het nationale recht en de nationale praktijken;
4° iedere andere praktijk die, gezien de omstandigheden, in overeenstemming is met de eerlijke handelspraktijken.

§ 2. Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt als rechtmatig beschouwd voor zover dit verkrijgen, gebruiken of openbaar maken door het recht van de Europese Unie of het nationale recht vereist of toegestaan is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XI.332/4

[ [#S1;S#] § 1. De verkrijging van een bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim wordt als onrechtmatig beschouwd wanneer de verkrijging gebeurde door middel van:
1° onbevoegde toegang tot of het zich onbevoegd toe-eigenen of kopiëren van documenten, voorwerpen, materialen, substanties of elektronische bestanden waarover de houder van het bedrijfsgeheim rechtmatig beschikt en die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid;
2° andere gedragingen die, gezien de omstandigheden, worden beschouwd als strijdig met de eerlijke handelspraktijken.

§ 2. Het gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt als onrechtmatig beschouwd wanneer dit, zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim, wordt verricht door een persoon die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij heeft het bedrijfsgeheim op onrechtmatige manier verkregen;
2° hij maakt een inbreuk op een geheimhoudingsovereenkomst of een andere verplichting tot het niet openbaar maken van het bedrijfsgeheim;
3° hij maakt een inbreuk op een contractuele of andere verplichting tot beperking van het gebruik van het bedrijfsgeheim.

§ 3. Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt ook als onrechtmatig beschouwd wanneer een persoon op het moment van het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een andere persoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte in de zin van paragraaf 2.

§ 4. Het produceren, aanbieden of in de handel brengen van inbreukmakende goederen, of de invoer, uitvoer of opslag van inbreukmakende goederen voor die doeleinden, wordt ook als een onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim beschouwd wanneer de persoon die dergelijke activiteiten uitvoert, wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig werd gebruikt in de zin van paragraaf 2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 8, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XI.332/5

[ [#S1;S#] Een verzoek om de toepassing van de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen inzake het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, wordt afgewezen wanneer het vermeende verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim in een van de volgende gevallen plaatsvond:
1° het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie zoals neergelegd in de regels van inter- en supranationaal recht en in de Grondwet, met inbegrip van de eerbiediging van de vrijheid en het pluralisme van de media;
2° het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten, op voorwaarde dat de verweerder handelde met het oog op de bescherming van het algemeen openbaar belang;
3° het openbaar maken van het bedrijfsgeheim door werknemers aan hun vertegenwoordigers in het kader van de rechtmatige uitoefening van hun vertegenwoordigende functies overeenkomstig het recht van de Europese Unie of het nationale recht, op voorwaarde dat deze openbaarmaking noodzakelijk was voor deze uitoefening;
4° met het oog op de bescherming van een rechtmatig belang dat erkend is in het recht van de Europese Unie of het nationale recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Titel 9. - [ [#S1;S#] Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemeenheden] [#S1;S#]
Art. XI.333

[ [#S1;S#] Deze titel voorziet in de omzetting van richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Staking van de inbreuk en andere maatregelen] [#S1;S#]
Art. XI.334

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de rechter een inbreuk op een uitvindingsoctrooi, een aanvullend beschermingscertificaat, een kwekersrecht, een auteursrecht, een naburig recht, het recht van een producent van databanken of het recht op een topografie van halfgeleiderproducten vaststelt, beveelt hij tegenover elke inbreukmaker de staking van deze inbreuk.

   De rechter kan eveneens een bevel tot staking uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een in het eerste lid bepaald recht te plegen.

§ 2. Onverminderd de aan de benadeelde wegens de inbreuk verschuldigde schadevergoeding en zonder schadeloosstelling van welke aard ook, kan de rechter op vordering van de partij die een vordering inzake namaak kan instellen de terugroeping uit het handelsverkeer, de definitieve verwijdering uit het handelsverkeer of de vernietiging gelasten van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt.

   Deze maatregelen worden uitgevoerd op kosten van de inbreukmaker, tenzij bijzondere redenen dit beletten.

   Bij de beoordeling van een vordering als bedoeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gelaste corrigerende maatregelen, alsmede met de belangen van derden.

§ 3. Wanneer de rechter in de loop van een procedure een inbreuk vaststelt, kan hij, op verzoek van de partij die een vordering inzake namaak kan instellen, de inbreukmaker bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en de distributiekanalen van de inbreukmakende goederen of diensten aan de partij die de vordering instelt mee te delen en haar alle daarop betrekking hebbende gegevens te verstrekken, voor zover die maatregel gerechtvaardigd en redelijk voorkomt.

   Eenzelfde bevel kan worden opgelegd aan de persoon die de inbreukmakende goederen op commerciële schaal in zijn bezit heeft, de diensten waardoor een inbreuk wordt gemaakt op commerciële schaal heeft gebruikt, of op commerciële schaal diensten die bij inbreukmakende handelingen worden gebruikt, heeft verleend.

§ 4. De rechter kan bevelen dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de inbreukmaker en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de inbreukmaker.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Vergoeding van de schade geleden door de namaak] [#S1;S#]
Art. XI.335

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd paragraaf 3, heeft de benadeelde partij recht op de vergoeding van elke schade die hij door de inbreuk op een in artikel XI.334, § 1, eerste lid bepaald recht lijdt.

§ 2. Wanneer de omvang van de schade op geen andere wijze kan bepaald worden, kan de rechter de schadevergoeding in redelijkheid en billijkheid vaststellen op een forfaitair bedrag.

   De rechter kan, bij wijze van schadevergoeding, de afgifte bevelen aan de eiser van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt, en die nog in het bezit van de verweerder zijn. Indien de waarde van die goederen, materialen en werktuigen de omvang van de werkelijke schade overschrijdt, bepaalt de rechter de door de eiser te betalen opleg.

   In geval van kwade trouw kan de rechter, bij wijze van schadevergoeding, de afdracht bevelen van het geheel of een deel van de ten gevolge van de inbreuk genoten winst alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording dienaangaande. Bij het bepalen van de af te dragen winst worden enkel de kosten in mindering gebracht die rechtstreeks verbonden zijn aan de betrokken inbreukactiviteiten.

§ 3. In geval van kwade trouw kan de rechter de verbeurdverklaring uitspreken ten voordele van de eiser van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt, en die nog in het bezit van de verweerder zijn. Indien de goederen, materialen en werktuigen niet meer in het bezit van de verweerder zijn, kan de rechter een vergoeding toekennen waarvan het bedrag gelijk is aan de voor de verkochte goederen, materialen en werktuigen ontvangen prijs. De aldus uitgesproken verbeurdverklaring slorpt de schadevergoeding op ten belope van de waarde van het verbeurdverklaarde.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Vordering betreffende de toepassing van technische voorzieningen in het kader van het auteursrecht, de naburige rechten en het recht van de producenten van databanken ] [#S1;S#]
Art. XI.336

[ [#S1;S#] § 1. Niettegenstaande de rechtsbescherming voorzien in artikel XI.291 en in artikel XI.316, zijn de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en de voorzitter van de [ [#S6;S#] ondernemingsrechtbank] [#S6;S#] in aangelegenheden die tot de respectieve bevoegdheid van die rechtbanken behoren, bevoegd voor het vaststellen van elke overtreding van artikel XI.291, §§ 2 en 4, en van artikel XI.316, §§ 2 en 5, en naargelang het geval :
1° Inzake auteursrecht en naburige rechten :
a) ofwel het opleggen aan de rechthebbenden van het nemen van passende maatregelen die de begunstigden van [ [#S4;S#] de uitzonderingen bepaald in artikel XI.190, 5°, 12°, 14°, 15°, 17°, 18° en 19°, in artikel XI.191, § 1, 1° en 5°, in artikel XI.191/1, § 1, 3° tot 5°, in artikel XI.191/2, § 1, 1° en 2°, in artikel XI.192, § 1, tweede lid, in artikel XI.217, 11°, 13°, 14°, 16°, 17° en 18°, in artikel XI.217/1, eerste lid, 3° en 4°, in artikel XI.218, § 1, tweede lid, in artikel XI.299, § 4, en in artikel XI.310, § 2,] [#S4;S#] of in de bepalingen door de Koning bepaald krachtens artikel XI.291, § 2, tweede lid, toelaten te kunnen genieten van deze uitzonderingen ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot het werk of de beschermde prestatie;
b) ofwel het bevelen aan de rechthebbenden om de technische voorzieningen aan te passen aan artikel XI.291, § 4;
2° inzake het recht van de producenten van databanken :
a) ofwel het opleggen aan de producenten van databanken van het nemen van passende maatregelen die de begunstigden van de uitzonderingen voorzien in artikel XI.310, eerste lid, 2° en 3°, toelaten te kunnen genieten van deze uitzonderingen ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot de databank;
b) ofwel het bevelen aan de producenten van databanken om de technische voorzieningen aan te passen aan artikel XI.316, § 5.

§ 2. De vordering gegrond op paragraaf 1 wordt ingesteld op verzoek van :
1° de belanghebbenden;
2° de minister bevoegd voor het auteursrecht;
3° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;
4° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de [ [#S3;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S3;S#] vertegenwoordigd is of door de minister bevoegd voor het auteursrecht, volgens criteria bepaald bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, erkend is.

   [ [#S5;S#] De verenigingen en groepen bedoeld in de punten 3° en 4° kunnen] [#S5;S#] in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen.

§ 3. De vordering gegrond op paragraaf 1 wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

   Zij mag worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034ter tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek.

   De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of de voorzitter van de [ [#S6;S#] ondernemingsrechtbank] [#S6;S#] kan bevelen dat de beschikking of de samenvatting ervan wordt aangeplakt gedurende de termijn die hij bepaalt, en zowel binnen als buiten de inrichtingen van de overtreder en op diens kosten, evenals de bekendmaking van de beschikking of van de samenvatting ervan, op kosten van de overtreder, in dagbladen of op een andere wijze.

   De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/77, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 33, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 3)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 4)<W 2018-11-25/04, art. 17, 068; Inwerkingtreding : 22-12-2018> ( 5)<W 2018-12-21/09, art. 154, 069; Inwerkingtreding : 10-01-2019> ( 6)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Titel 9/1. [ [#S1;S#] - Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van bedrijfsgeheimen] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemeenheden] [#S1;S#]
Art. XI.336/1

[ [#S1;S#] Deze titel voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 12, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Staking van de onrechtmatige praktijk en andere maatregelen] [#S1;S#]
Art. XI.336/2

[ [#S1;S#] De houder van het bedrijfsgeheim heeft het recht te verzoeken om de toepassing van de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen vastgesteld door de wet ter voorkoming van, of om schadeloosstelling te verkrijgen voor, het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van zijn bedrijfsgeheim.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 14, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XI.336/3

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de rechter vaststelt dat er sprake is van onrechtmatige verkrijging, onrechtmatig gebruik of onrechtmatige openbaarmaking van een bedrijfsgeheim, kan hij, op verzoek van de houder van het bedrijfsgeheim, jegens de inbreukmaker een of meer van de volgende maatregelen bevelen:
1° de staking van, of, indien van toepassing, het verbod op de verkrijging, het gebruik of de openbaarmaking van het bedrijfsgeheim;
2° het verbod om inbreukmakende goederen te produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of te gebruiken, of om inbreukmakende goederen voor deze doeleinden in te voeren, uit te voeren of op te slaan;
3° het terugroepen van de inbreukmakende goederen van de markt;
4° het ontdoen van de inbreukmakende goederen van hun inbreukmakende hoedanigheid;
5° de vernietiging van de inbreukmakende goederen of, indien van toepassing, het uit de handel nemen ervan, op voorwaarde dat het uit de handel nemen geen afbreuk doet aan de bescherming van het betrokken bedrijfsgeheim;
6° de gehele of gedeeltelijke vernietiging van de documenten, voorwerpen, materialen, substanties of elektronische bestanden die het bedrijfsgeheim bevatten of belichamen, of, indien van toepassing, de gehele of gedeeltelijke overhandiging aan de houder van het bedrijfsgeheim van die documenten, voorwerpen, materialen, substanties of elektronische bestanden.

§ 2. Wanneer de rechter beveelt de inbreukmakende goederen uit de handel te nemen, kan hij op verzoek van de houder van het bedrijfsgeheim bevelen dat deze goederen aan de houder of aan een liefdadigheidsorganisatie worden overhandigd.

§ 3. De maatregelen bedoeld in paragraaf 1, 3° tot 6°, worden uitgevoerd op kosten van de inbreukmaker, tenzij bijzondere redenen dit beletten.

§ 4. De maatregelen bedoeld in dit artikel doen geen afbreuk aan enige schadevergoeding die aan de houder van het bedrijfsgeheim verschuldigd kan zijn vanwege het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 15, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XI.336/4

[ [#S1;S#] § 1. Bij het beslissen over een eis tot vaststelling van rechterlijke bevelen en corrigerende maatregelen als bedoeld in artikel XI.336/3 en bij het beoordelen van de evenredigheid ervan, houdt de rechter rekening met de specifieke omstandigheden van het geval, met inbegrip van, in voorkomend geval:
1° de waarde of andere specifieke kenmerken van het bedrijfsgeheim;
2° de maatregelen die zijn genomen om het bedrijfsgeheim te beschermen;
3° de handelwijze van de inbreukmaker bij het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim;
4° de effecten van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim;
5° de rechtmatige belangen van de partijen en de mogelijke gevolgen van het bevelen of afwijzen van de maatregelen voor de partijen;
6° de rechtmatige belangen van derden;
7° het algemeen belang; en
8° de bescherming van grondrechten.

   Wanneer de rechter de looptijd van de in artikel XI.336/3, § 1, 1° en 2°, bedoelde maatregelen beperkt, moet deze looptijd voldoende lang zijn om de handels- en economische voordelen teniet te doen die de inbreukmaker zou hebben kunnen halen uit het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim.

§ 2. De in artikel XI.336/3, § 1, 1° en 2°, bedoelde maatregelen worden, op verzoek van de persoon jegens wie deze maatregelen kunnen worden bevolen, herroepen of hebben op een andere wijze niet langer uitwerking, indien de desbetreffende informatie niet langer voldoet aan de vereisten van artikel I.17/1, 1°, op gronden die niet direct of indirect aan deze persoon kunnen worden toegerekend.

§ 3. Op verzoek van de persoon jegens wie de in artikel XI.336/3 bedoelde maatregelen kunnen worden bevolen, kan de rechter bevelen om in plaats van de toepassing van deze maatregelen een geldelijke schadeloosstelling te betalen aan de benadeelde partij, indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
1° op het moment van het gebruiken of openbaar maken wist de betrokkene niet of had hij gezien de omstandigheden niet hoeven weten dat het bedrijfsgeheim werd verkregen van een andere persoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte;
2° de uitvoering van de betrokken maatregelen zou die persoon onevenredige schade toebrengen; en
3° de geldelijke schadeloosstelling aan de benadeelde partij lijkt redelijkerwijs bevredigend.

   Wanneer geldelijke schadeloosstelling wordt bevolen in plaats van de in artikel XI.336/3, § 1, onder 1° en 2°, genoemde maatregelen, mag deze niet meer bedragen dan het bedrag van de royalty's of vergoedingen die verschuldigd waren geweest indien die persoon toestemming had gevraagd om het desbetreffende bedrijfsgeheim te gebruiken, voor de periode waarin het gebruik van het bedrijfsgeheim verboden had kunnen worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 16, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Vergoeding van de schade geleden door het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim] [#S1;S#]
Art. XI.336/5

[ [#S1;S#] § 1. De houder van het bedrijfsgeheim heeft recht op de vergoeding van elke schade die hij door het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim lijdt.

§ 2. Wanneer de omvang van de schade op geen andere wijze kan bepaald worden, kan de rechter de schadevergoeding in redelijkheid en billijkheid vaststellen op een forfaitair bedrag.

§ 3. De rechter kan, op verzoek van de houder van het bedrijfsgeheim, bij wijze van schadevergoeding, de afgifte bevelen aan de houder van het bedrijfsgeheim van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt, en die nog in het bezit van de verweerder zijn. Indien de waarde van die goederen, materialen en werktuigen de omvang van de werkelijke schade overschrijdt, bepaalt de rechter de door de houder van het bedrijfsgeheim te betalen opleg.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 18, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Titel 10. - [ [#S1;S#] Aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten [ [#S2;S#] en bedrijfsgeheimen] [#S2;S#]] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Bevoegheid inzake uitvindingsoctrooien en aanvullende beschermingscertificaten ] [#S1;S#]
Art. XI.337

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] Onverminderd de bevoegdheid van het eengemaakt octrooigerecht bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht, neemt de [ [#S3;S#] ondernemingsrechtbank] [#S3;S#] te Brussel [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#] kennis van alle vorderingen inzake octrooien of aanvullende beschermingscertificaten, ongeacht het bedrag van de vordering.] [#S2;S#]

§ 2. Is van rechtswege nietig elke met de bepalingen van de vorige paragrafen strijdige overeenkomst.

   De bepalingen van dit artikel staan nochtans niet in de weg dat de geschillen betreffende het houderschap van een octrooiaanvraag of van een octrooi, de geldigheid of de inbreuk op een octrooi of betreffende de vaststelling van de in artikel XI.35 bedoelde vergoeding alsook die welke de licenties op octrooien betreffen, andere dan de gedwongen licenties, voor de scheidsgerechten gebracht worden.

§ 3. De bepalingen van paragrafen 1 tot en met 2 zijn mutatis mutandis van toepassing op aanvullende beschermingscertificaten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/77, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-12-19/07, art. 7, 054; Inwerkingtreding : 01-02-2018> ( 3)<W 2018-04-15/14, art. 195, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XI.338

[ [#S1;S#] § 1. Elk exploot van betekening van een beslissing tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat op basis van artikel XI.57, wordt door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift medegedeeld aan de Dienst.

§ 2. De Dienst kan vragen aan de griffier van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] te Brussel of tegen de beslissing nog verzet, hoger beroep of voorziening in cassatie mogelijk is.

   Als de procureur-generaal bevestigt dat tegen de beslissing geen verzet, hoger beroep en voorziening in cassatie meer mogelijk is, schrijft de Dienst binnen een maand na ontvangst van deze bevestiging, het beschikkend gedeelte van deze beslissing over in het octrooidossier en wordt melding gemaakt van de beschikking in het register. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 22-09-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Bevoegdheid inzake kwekersrechten.] [#S1;S#]
Art. XI.339

[ [#S1;S#] De [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbanken] [#S2;S#] nemen [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] kennis van alle vorderingen aangaande de toepassing van titel 3, ongeacht het bedrag van de vordering.

   Is het geschil ontstaan in de loop van het administratieve onderzoek van de aanvraag voor de verlening van het kwekersrecht, dan kan de Dienst op vordering van een partij in het rechtsgeding, de verlening van het recht opschorten tot de rechtbank uitspraak heeft gedaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/77, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 196, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 34, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. XI.340

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 34, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Art. XI.341

   <Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 34, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Bevoegdheid inzake topografieën van halfgeleiderproducten] [#S1;S#]
Art. XI.342

[ [#S1;S#] § 1. De [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbanken] [#S2;S#] nemen [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] kennis van alle vorderingen aangaande de toepassing van titel 8, ongeacht het bedrag van de vordering.

§ 2. Tot kennisneming van de vordering bedoeld in paragraaf 1 is alleen bevoegd :
1° de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft in het rechtsgebied waarvan de inbreuk is begaan of, naar keuze van de eiser, de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft, in het rechtsgebied waarvan de verweerder of een van de verweerders zijn woon- of verblijfplaats heeft;
2° de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft, in het rechtsgebied waarvan de eiser zijn woon- of verblijfplaats heeft, ingeval de verweerder, of een van de verweerders, in het Rijk geen woon- of verblijfplaats heeft.

§ 3. Van rechtswege is nietig elke overeenkomst die in strijd is met het bepaalde in de paragrafen 1 en 2, van dit artikel, en die dagtekent van vóór of van na het ontstaan van het geschil.

   De bepaling van het eerste lid staat nochtans niet in de weg dat de geschillen bedoeld in dit artikel voor een scheidsgerecht worden gebracht. In afwijking van het bepaalde in artikel 630, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, bepalen de partijen vrij de plaats waar het geding voor scheidslieden wordt gevoerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 197, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 4/1. [ [#S1;S#] - Bevoegdheid en procedurele bepalingen inzake bedrijfsgeheimen] [#S1;S#]
Art. XI.342/1

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de arbeidsrechtbank, neemt de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#], zelfs wanneer de partijen geen ondernemingen zijn, kennis van alle vorderingen inzake het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, ongeacht het bedrag van de vordering.

§ 2. Tot kennisneming van de vordering bedoeld in paragraaf 1 is alleen bevoegd:
1° de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft in het rechtsgebied waarin het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim plaatsvond of, naar keuze van de eiser, de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft, in het rechtsgebied waarin de verweerder of een van de verweerders zijn woon- of verblijfplaats heeft;
2° de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft, in het rechtsgebied waarin de eiser zijn woon- of verblijfplaats heeft, ingeval de verweerder, of een van de verweerders, in het Rijk geen woon- of verblijfplaats heeft.

§ 3. Is van rechtswege nietig elke met de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 strijdige overeenkomst.

   De bepalingen van dit artikel staan nochtans niet in de weg dat de geschillen betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, voor de scheidsgerechten gebracht worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 21, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XI.342/2

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel XVII.5, verjaren vorderingen die betrekking hebben op bedrijfsgeheimen na verloop van 5 jaar.

   Deze verjaringstermijn begint te lopen vanaf de dag die volgt op de dag waarop de eiser kennis heeft van:
1° de gedraging en het feit dat deze gedraging een onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim vormt; en
2° de identiteit van de inbreukmaker.

   De in het eerste lid vermelde vorderingen verjaren in ieder geval door verloop van twintig jaar vanaf de dag volgend op die waarop het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken zich heeft voorgedaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 22, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XI.342/3

[ [#S1;S#] § 1. De rechter kan in het kader van gerechtelijke procedures wegens het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, op verzoek van de eiser, bevelen dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de inbreukmaker en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de inbreukmaker.

   De in het eerste lid bedoelde maatregelen nemen de bepalingen betreffende de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen in acht, zoals bepaald in artikel 871bis van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 2. De rechter houdt, bij de beslissing over een bevel tot een in paragraaf 1 bedoelde maatregel en bij de beoordeling van de evenredigheid ervan, in voorkomend geval rekening met de waarde van het bedrijfsgeheim, de handelswijze van de inbreukmaker bij het verkrijgen, het gebruiken of het openbaar maken van het bedrijfsgeheim, de effecten van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim, alsmede met de kans dat de inbreukmaker het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier blijft gebruiken of openbaar maken.

   De rechter houdt tevens rekening met de vraag of de informatie over de inbreukmaker kan leiden tot het identificeren van een natuurlijk persoon en, indien dit het geval is, of de bekendmaking van deze informatie gerechtvaardigd is, met name in het licht van de mogelijke schade die een dergelijke maatregel kan veroorzaken voor de persoonlijke levenssfeer en reputatie van de inbreukmaker.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 23, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepaling] [#S1;S#]
Art. XI.343

[ [#S1;S#] [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

   Dezelfde verplichting geldt voor de scheidsgerechten. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 35, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Boek XII. - [ [#S1;S#] Recht van de elektronische economie] [#S1;S#]
Titel 1. - [ [#S1;S#] Bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij] [#S1;S#]
Hoofdstuk 1. - [ [#S1;S#] Voorafgaande bepalingen] [#S1;S#]
Art. XII.1

[ [#S1;S#] § 1. Hoofdstukken 1 tot 6 van deze titel zetten de bepalingen om van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt.

   Hoofdstuk 4 zet bovendien gedeeltelijk de bepalingen om van Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en-diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector van elektronische communicatie [ [#S2;S#] en Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004.] [#S2;S#]

   Hoofdstuk 7 zet de bepalingen om van Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang.

§ 2. Deze titel regelt bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij.

   Zij is niet van toepassing op :
1° belastingen;
2° kwesties in verband met diensten van de informatiemaatschappij geregeld door de wetgevende of reglementaire bepalingen tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de verwerking van persoonsgegevens;
3° kwesties in verband met overeenkomsten of praktijken die onder het kartelrecht vallen;
4° de volgende diensten van de informatiemaatschappij :
a) de activiteiten van notarissen, voor zover die een direct specifiek verband met de uitoefening van de publieke taken inhouden;
b) de vertegenwoordiging van een cliënt en de verdediging van zijn belangen voor het gerecht;
c) gokactiviteiten waarbij een geldbedrag wordt ingezet, met inbegrip van de loterijen en weddenschappen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2020-09-29/05, art. 4, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Hoofdstuk 2. - [ [#S1;S#] Grondbeginselen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Het beginsel van vrijheid van vestiging] [#S1;S#]
Art. XII.2

[ [#S1;S#] Het starten en het uitoefenen van een activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij worden niet afhankelijk gesteld van een voorafgaande vergunning of enige andere vereiste met gelijke werking.

   Het eerste lid laat vergunningsstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij, of die vallen onder de stelsels van vergunningen bepaald in Titel III van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Het beginsel van vrij verrichten van diensten] [#S1;S#]
Art. XII.3

[ [#S1;S#] Het verrichten van diensten van de informatiemaatschappij door een op Belgisch grondgebied gevestigde dienstverlener moet aan de in België van toepassing zijnde vereisten voldoen.

   Het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij op Belgisch grondgebied, verricht door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverlener, is niet beperkt door de vereisten toepasselijk in België of in andere staten.

   Het eerste en het tweede lid zijn gericht op de specifieke of algemene vereisten inzake de diensten van de informatiemaatschappij en de verleners van deze diensten. Zij hebben geen betrekking op de vereisten inzake goederen als zodanig, de fysieke levering ervan of diensten die niet langs elektronische weg worden verleend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Afwijkingen van het beginsel van het vrij verrichten van diensten] [#S1;S#]
Art. XII.4

[ [#S1;S#] In afwijking van artikel XII.3, [ [#S2;S#] blijven Boek II, Titel II, Hoofdstuk V, Afdelingen 2 tot 4, en Boek III, Titel I van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van toepassing.] [#S2;S#]

   In afwijking van artikel XII.3 is de reclame voor de verhandeling van aandelen van maatschappijen die collectief beleggen in effecten, zoals bedoeld in artikel 105 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, onderworpen aan de wetgeving van de staat van verhandeling.

   Artikel XII.3 is niet van toepassing :
1° op de vrijheid van de partijen om het op hun contract toepasselijke recht te kiezen;
2° op contractuele verplichtingen betreffende consumentenovereenkomsten;
3° op het auteursrecht en naburige rechten, rechten met betrekking tot de ligging van halfgeleidende producten, rechten sui generis inzake gegevensbanken, industriële eigendomsrechten;
4° wat betreft de formele geldigheid van contracten waarbij rechten op onroerende zaken ontstaan of worden overgedragen, indien op die contracten ingevolge het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen, verplichte vormvereisten van toepassing zijn;
5° op de toelating van ongevraagde reclame via elektronische post.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2016-03-13/07, art. 754, 033; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook art. 756>
Art. XII.5

[ [#S1;S#] § 1. Onder de in §§ 2 tot 5 genoemde voorwaarden stelt de Koning, in afwijking van de bepalingen van artikel XII.3., de modaliteiten vast volgens dewelke de overheden die Hij aanduidt maatregelen kunnen nemen tot beperking van het vrije verkeer van een dienst van de informatiemaatschappij geleverd door een in een andere Lidstaat gevestigde dienstverlener.

§ 2. De in §§ 1 en 6 bedoelde maatregelen moeten :
1° noodzakelijk zijn voor een van de volgende doelstellingen :
- de openbare orde, in het bijzonder de preventie van, het onderzoek naar, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, waaronder de bescherming van minderjarigen en de bestrijding van het aanzetten tot haat wegens ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit en van de schendingen van de menselijke waardigheid ten aanzien van individuen,
- de bescherming van de volksgezondheid,
- de openbare veiligheid, met inbegrip van het waarborgen van de nationale veiligheid en defensie,
- de bescherming van consumenten, met inbegrip van beleggers;

   &p; 2° worden genomen ten aanzien van een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij waardoor afbreuk wordt gedaan aan de onder punt 1° genoemde doelstellingen of een ernstig gevaar daarvoor ontstaat;
3° evenredig zijn aan die doelstellingen.

§ 3. Onverminderd gerechtelijke procedures, met inbegrip van de daden in het kader van een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek, moeten de overheden bedoeld in § 1, alvorens maatregelen te nemen, de lidstaat waarin de betrokken dienstverlener is gevestigd, verzoeken de nodige maatregelen te nemen om de in § 2, 1°, bedoelde doelstellingen te waarborgen.

§ 4. Indien de betrokken lidstaat geen gevolg geeft aan dat verzoek of geen voldoende maatregelen neemt, delen de overheden bedoeld in § 1 dit aan de onderzoeksrechter van het gerechtelijk arrondissement Brussel mede.

   Eerst informeren zij de betrokken lidstaat en de Europese Commissie van hun voornemen.

§ 5. In dringende gevallen en onder de voorwaarden vermeld in § 2, kunnen de overheden bedoeld in § 1 de mededeling aan de onderzoeksrechter onmiddellijk doen, op voorwaarde dat zij de Europese Commissie alsook de betrokken Lidstaat onverwijld van dit feit in kennis stellen.

§ 6. Wanneer de onderzoeksrechter van de overheden bedoeld in § 1, overeenkomstig de bepalingen van § 2 en van §§ 4 of 5 een mededeling ontvangen heeft, kan hij middels een met redenen omklede beschikking de dienstverleners die daartoe in staat zijn, gelasten om de communicatietechniek die gebruikt wordt om de handelingen uit te voeren die het naleven van de doelstellingen bedoeld in § 2, 1°, in gevaar brengen of kunnen brengen niet meer ter beschikking te stellen van de dienstverlener die gevestigd is in een andere lidstaat en dit binnen de perken en voor de duur die hij bepaalt en die één maand niet kan overschrijden.

   De onderzoeksrechter kan de uitwerking van zijn beschikking één of meerdere keren verlengen; hij moet er een einde aan stellen zodra de omstandigheden die ze rechtvaardigen, verdwenen zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/27, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Hoofdstuk 3. - [ [#S1;S#] Informatie en doorzichtigheid] [#S1;S#]
Art. XII.6

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire informatievoorschriften zorgt elke dienstverlener van de informatiemaatschappij ervoor dat de afnemers van de dienst en de bevoegde autoriteiten gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegang krijgen tenminste tot de volgende informatie :
1° zijn naam of handelsnaam;
2° het geografische adres waar de dienstverlener is gevestigd;
3° nadere gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken, met inbegrip van zijn elektronisch postadres;
4° desgevallend het ondernemingsnummer;
5° wanneer een activiteit aan een vergunningsstelsel is onderworpen, de gegevens over de bevoegde toezichthoudende autoriteit;
6° wat gereglementeerde beroepen betreft :
a)de beroepsvereniging of beroepsorganisatie waarbij de dienstverlener is ingeschreven,
b) de beroepstitel en de staat waar die is toegekend,
c) een verwijzing naar de van toepassing zijnde beroepsregels en de wijze van toegang ertoe;
7° wanneer de dienstverlener een aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen activiteit uitoefent, het identificatienummer zoals bedoeld in artikel 50 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
8° de gedragscodes die hij desgevallend heeft onderschreven, alsook de informatie over de manier waarop die codes langs elektronische weg kunnen worden geraadpleegd.

§ 2. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire voorschriften op het gebied van prijsaanduiding moeten de diensten van de informatiemaatschappij die naar prijzen verwijzen, deze duidelijk en ondubbelzinnig aangeven en meer in het bijzonder vermelden of belasting en leveringskosten inbegrepen zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.7

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire informatievoorschriften verstrekt de dienstverlener, voordat de afnemer zijn order langs elektronische weg plaatst, op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze ten minste de volgende informatie :
1° de talen waarin het contract kan worden gesloten;
2° de verschillende technische stappen om tot de sluiting van het contract te komen;
3° de technische middelen waarmee invoerfouten kunnen worden opgespoord en gecorrigeerd voordat de order wordt geplaatst;
4° uitsluitsel omtrent de vraag of de dienstverlener het gesloten contract zal archiveren en of het toegankelijk zal zijn.

§ 2. De contractuele bepalingen en de algemene voorwaarden van het contract moeten de afnemer op een zodanige wijze ter beschikking worden gesteld dat hij deze kan opslaan en weergeven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.8

[ [#S1;S#] Voordat de afnemer zijn order plaatst, stelt de dienstverlener de afnemer passende technische middelen ter beschikking, waarmee hij invoerfouten kan opsporen en corrigeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.9

[ [#S1;S#] Wanneer de afnemer van een dienst langs elektronische weg een order plaatst, worden de volgende beginselen in acht genomen :
1° de dienstverlener bevestigt zo spoedig mogelijk langs elektronische weg de ontvangst van de order van de afnemer;
2° het ontvangstbewijs vermeldt onder meer een samenvatting van de order;
3° de order en het ontvangstbewijs worden geacht te zijn ontvangen wanneer deze toegankelijk zijn voor de partijen tot wie zij zijn gericht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.10

[ [#S1;S#] Partijen die niet als consument handelen, kunnen bij middel van overeenkomst afwijken van de bepalingen van artikel XII.6, § 1, 8°, en van de artikelen XII.7, § 1, XII.8 en XII.9.

   De bepalingen van artikel XII.6, § 1, 8°, van artikel XII.7, § 1, van artikel XII.8 en van artikel XII.9, 1° en 2°, zijn niet van toepassing op contracten die uitsluitend via uitwisseling van elektronische post gesloten zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.11

[ [#S1;S#] Ten aanzien van de consumenten heeft de dienstverlener de plicht te bewijzen dat aan de eisen voorzien in de artikelen XII.6 tot XII.9 is voldaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Hoofdstuk 4. - [ [#S1;S#] Reclame] [#S1;S#]
Art. XII.12

[ [#S1;S#] Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire informatievoorschriften voldoet de reclame die deel uitmaakt van een dienst van de informatiemaatschappij, of een dergelijke dienst vormt, aan de volgende voorwaarden :
1° onmiddellijk na de ontvangst ervan is de reclame, vanwege de globale indruk, met inbegrip van de presentatie, duidelijk als zodanig herkenbaar. Indien dit niet het geval is draagt zij leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig de vermelding "reclame";
2° de natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening de reclame geschiedt, is duidelijk te identificeren;
3° verkoopbevorderende aanbiedingen, zoals aankondigingen van prijsverminderingen en eraan verbonden aanbiedingen, zijn duidelijk als zodanig herkenbaar en de voorwaarden om van deze aanbiedingen gebruik te kunnen maken, zijn gemakkelijk te vervullen en worden duidelijk en ondubbelzinnig aangeduid;
4° verkoopbevorderende wedstrijden of spelen zijn duidelijk als zodanig herkenbaar en de deelnemingsvoorwaarden zijn gemakkelijk te vervullen en worden duidelijk en ondubbelzinnig aangeduid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.13

[ [#S1;S#] § 1. Het gebruik van elektronische post voor reclame is verboden zonder de voorafgaande, vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de geadresseerde van de boodschappen.

   Op de gezamenlijke voordracht van de Minister en van de Minister bevoegd voor Justitie, kan de Koning voorzien in uitzonderingen op het verbod als bepaald in het eerste lid.

§ 2. Bij het versturen van reclame per elektronische post zorgt de dienstverlener voor het volgende :
1° hij verschaft duidelijke en begrijpelijke informatie over het recht zich te verzetten tegen het ontvangen, in de toekomst, van reclame;
2° hij duidt een geschikt middel aan om dit recht langs elektronische weg efficiënt uit te oefenen en stelt dit middel ter beschikking.

   Op de gezamenlijke voordracht van de Minister en van de Minister bevoegd voor Justitie, bepaalt de Koning de modaliteiten volgens dewelke de dienstverleners de wil van de bestemmeling respecteren om niet langer reclame via elektronische post te ontvangen.

§ 3. Bij het versturen van reclame per elektronische post is het verboden :
1° het elektronisch adres of de identiteit van een derde te gebruiken;
2° informatie te vervalsen of te verbergen die het mogelijk maakt de oorsprong van de boodschap van de elektronische post of de weg waarlangs hij overgebracht werd te herkennen;
3° de bestemmeling van de boodschappen aan te moedigen om websites te bezoeken die artikel XII.12 overtreden.

§ 4. De dienstverlener moet het bewijs leveren dat reclame via elektronische post werd gevraagd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.14

[ [#S1;S#] Reclame die deel uitmaakt van een door een lid van een gereglementeerd beroep verleende dienst van de informatiemaatschappij, of die op zichzelf een dergelijke dienst uitmaakt, is toegestaan, mits de beroepsregels, met name ten aanzien van de onafhankelijkheid, de waardigheid, de beroepseer en het beroepsgeheim, alsmede de eerlijkheid ten opzichte van cliënten en confraters in acht worden genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Hoofdstuk 5. - [ [#S1;S#] Langs elektronische weg gesloten contracten] [#S1;S#]
Art. XII.15

[ [#S1;S#] § 1. Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele kwaliteiten van deze vereiste zijn gevrijwaard.

§ 2. Voor de toepassing van § 1, moet in overweging worden genomen dat :
- [ [#S3;S#] aan de vereiste van een geschrift is voldaan door een geheel van alfabetische tekens of van enige andere verstaanbare tekens aangebracht op een drager die de mogelijkheid biedt toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, welke ook de drager en de transmissiemogelijkheden zijn;] [#S3;S#]
- aan de uitdrukkelijke of stilzwijgende vereiste van een handtekening is voldaan wanneer deze laatste beantwoordt aan de voorwaarden van [ [#S3;S#] ofwel artikel 3.10. van verordening 910/2014] [#S3;S#], [ [#S2;S#] ofwel van artikel 3.12. van verordening 910/2014] [#S2;S#];
- aan de vereiste van een geschreven vermelding van degene die zich verbindt, kan worden voldaan door om het even welk procédé dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 46, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. XII.16

[ [#S1;S#] [ [#S2;S#] Op voorwaarde dat ze het bestaan van praktische belemmeringen vaststellen voor het vervullen van een wettelijke of reglementaire vormvereiste in het kader van de totstandkoming van een contract langs elektronische weg, kunnen de bevoegde hoven en rechtbanken het artikel XII.15 niet toepassen] [#S2;S#] op de contracten die tot één van de volgende categorieën behoren :
1° contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten;
2° contracten waarvoor de wet de tussenkomst voorschrijft van de rechtbank, de autoriteit of de beroepsgroep die een publieke taak uitoefent;
3° contracten voor persoonlijke en zakelijke zekerheden welke gesteld worden door personen die handelen voor doeleinden buiten hun handels- of beroepsactiviteit;
4° contracten die onder het familierecht of het erfrecht vallen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 9, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Hoofdstuk 6. - [ [#S1;S#] Aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] "Mere conduit " (doorgeefluik)] [#S1;S#]
Art. XII.17

[ [#S1;S#] Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven via een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de doorgegeven informatie, als aan elk van de volgende voorwaarden voldaan is :
1° het initiatief tot de doorgifte niet bij de dienstverlener ligt;
2° de ontvanger van de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd;
3° de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd of gewijzigd.

   Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van het eerste lid omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze opslag uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt dan redelijkerwijs voor het doorgeven nodig is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Opslag in de vorm van tijdelijke kopiëring van gegevens] [#S1;S#]
Art. XII.18

[ [#S1;S#] Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven via een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst en op hun verzoek doeltreffender te maken, als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan :
1° de dienstverlener de informatie niet wijzigt;
2° de dienstverlener de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
3° de dienstverlener de alom erkende en in de bedrijfstak gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
4° de dienstverlener niets wijzigt aan het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie;
5° de dienstverlener prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het net bevond, of dat de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of zodra een administratieve of gerechtelijke autoriteit heeft bevolen de informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken en voor zover hij handelt overeenkomstig de procedure voorzien in artikel XII.19, § 3.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Hosting (host-diensten)] [#S1;S#]
Art. XII.19

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat :
1° de dienstverlener niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit of informatie, of wat een schadevergoedingsvordering betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettelijke karakter van de activiteit of de informatie blijkt; of
2° de dienstverlener, zodra hij van het bovenbedoelde daadwerkelijk kennis heeft, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken en voor zover hij handelt overeenkomstig de procedure bepaald in paragraaf 3.

§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de dienstverlener handelt.

§ 3. Wanneer de dienstverlener daadwerkelijk kennis krijgt van een onwettige activiteit of informatie, meldt hij dit onverwijld aan de procureur des Konings, die de nodige maatregelen neemt overeenkomstig artikel 39bis van het Wetboek van strafvordering.

   Zolang de procureur des Konings geen beslissing heeft genomen met betrekking tot het kopiëren, ontoegankelijk maken en verwijderen van de in een informaticasysteem opgeslagen gegevens, kan de dienstverlener enkel maatregelen nemen om de toegang tot de informatie te verhinderen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Toezichtverplichtingen] [#S1;S#]
Art. XII.20

[ [#S1;S#] § 1. Met betrekking tot de levering van de in de artikelen XII.17, XII.18 en XII.19 bedoelde diensten hebben de dienstverleners geen algemene verplichting om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.

   Het in het eerste lid genoemde beginsel geldt enkel voor de algemene verplichtingen. Het laat het recht van de bevoegde gerechtelijke instanties onverlet om, in een specifiek geval, een tijdelijke toezichtverplichting op te leggen, indien een wet in deze mogelijkheid voorziet.

§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde dienstverleners zijn verplicht de bevoegde gerechtelijke of administratieve autoriteiten onverwijld in kennis te stellen van vermeende onwettige activiteiten of onwettige informatie die door de afnemers van hun dienst worden geleverd.

   Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen dienen deze dienstverleners de bevoegde gerechtelijke of administratieve autoriteiten op hun verzoek alle informatie te verschaffen waarover zij beschikken en die nuttig is voor de opsporing en de vaststelling van de inbreuken gepleegd door hun tussenkomst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Hoofdstuk 7. - [ [#S1;S#] De juridische bescherming van diensten van de informatiemaatschappij gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang.] [#S1;S#]
Art. XII.21

[ [#S1;S#] Het is verboden :
1° illegale uitrusting te vervaardigen, in te voeren, te verspreiden, te verkopen, te verhuren of in bezit te hebben voor commerciële doeleinden;
2° illegale uitrusting te installeren, te onderhouden of te vervangen voor commerciële doeleinden;
3° gebruik te maken van reclame om illegale uitrustingen voor voorwaardelijke toegang aan te prijzen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Hoofdstuk 8. - [ [#S1;S#] Het registreren van domeinnamen] [#S1;S#]
Art. XII.22

[ [#S1;S#] Het is verboden om, met het doel een derde te schaden of er een ongerechtvaardigd voordeel uit te halen, een domeinnaam, waarop men geen enkel recht of legitiem belang kan laten gelden, te laten registreren door een hiertoe officieel erkende instantie, al dan niet via een tussenpersoon, wanneer die domeinnaam identiek is of dusdanig overeenstemt dat hij verwarring kan scheppen met, onder meer, een merk, een geografische aanduiding of een benaming van oorsprong, een handelsnaam, een origineel werk, een naam van een vennootschap of van een vereniging, een geslachtsnaam of de naam van een geografische entiteit, die aan iemand anders toebehoort.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XII.23

[ [#S1;S#] Artikel XII.22 wordt toegepast onverminderd andere wettelijke bepalingen, meer bepaald elke wettelijke bepaling tot bescherming van merken, geografische aanduidingen en benamingen van oorsprong, handelsnamen, originele werken en alle andere voorwerpen van intellectuele eigendom, namen van vennootschappen en verenigingen, geslachtsnamen, namen van geografische entiteiten, alsook elke wettelijke bepaling inzake oneerlijke mededinging, marktpraktijken en voorlichting en bescherming van de consument.

   De geschillen voortvloeiend uit het recht op vrije meningsuiting vallen niet onder de toepassing van dit hoofdstuk. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Titel 2. - [ [#S1;S#] Bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor vertrouwensdiensten] [#S1;S#]
Hoofdstuk 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. XII.24

[ [#S1;S#] Deze titel voert de verordening 910/2014 uit.

   § 2. Deze titel legt bepaalde regels vast ter aanvulling van verordening 910/2014 in verband met het juridisch kader voor diensten van elektronische handtekening, elektronisch zegel, elektronische archivering, elektronische aangetekende zending en elektronische tijdstempel, verleend door een vertrouwensdienstverlener die in België gevestigd is, of voor een elektronische archiveringsdienst die voor eigen rekening door een openbare instantie of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in België gevestigd is, wordt uitgebaat.

   De bepalingen van deze titel gelden onverminderd de bepalingen van de archiefwet van 24 juni 1955.

§ 3. Bij toepassing van artikel 2, paragraaf 2, van verordening 910/2014 worden alle componenten die gebruikt worden voor elektronische handtekeningen, elektronische aangetekende zendingen, elektronische tijdstempel en elektronische archivering, die gratis of tegen betaling worden geleverd door een administratieve overheid in de zin van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, in uitvoering van de opdrachten die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, uitgesloten van het toepassingsgebied van verordening 910/2014, van deze titel en van zijn bijlagen.

   Echter, de artikelen 25, paragraaf 1, 41, paragraaf 1, en 43, paragraaf 1, van verordening 910/2014, zijn van toepassing op de componenten gebruikt voor elektronische handtekeningen, elektronische aangetekende zendingen en elektronische tijdstempel, als bedoeld in het eerste lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 5, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Hoofdstuk 2. [ [#S1;S#] Algemene principes] [#S1;S#]
Art. XII.25

[ [#S1;S#] § 1. Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen kan niemand verplicht worden rechtshandelingen te stellen via elektronische weg.

§ 2. De begrippen die in deze titel voorkomen en die niet in artikel I.18. worden vermeld, worden begrepen in de zin van de definities van artikel 3 van verordening 910/2014.

§ 3. Onverminderd de artikelen [ [#S3;S#] 8.19] [#S3;S#] en volgende van het Burgerlijk Wetboek en de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van rechtspersonen, wordt een gekwalificeerd elektronisch zegel, aangewend in het kader van juridische akten die enkel door of tussen fysieke en/of rechtspersonen plaatsvinden die in België zijn gedomicilieerd of gevestigd, gelijkgesteld met de handgeschreven handtekening van de natuurlijke persoon die de rechtspersoon die het zegel heeft aangemaakt, vertegenwoordigt.

§ 4. Het rechtsgevolg van een elektronisch archief en de toelaatbaarheid ervan in juridische procedures als bewijsmiddel mag niet worden ontkend op grond van het enkele feit dat het archief elektronisch is of niet aan de eisen voor een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst voldoet.

§ 5. Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen wordt, wanneer in een wettelijke of reglementaire tekst, uitdrukkelijk of stilzwijgend, een verplichting tot het bewaren van gegevens of documenten wordt opgelegd, aan deze verplichting geacht te zijn voldaan door gebruik te maken van een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst.

   Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen worden de elektronische gegevens die door middel van een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst worden bewaard, geacht zo te zijn bewaard dat ze gevrijwaard worden tegen elke wijziging, behoudens wijzigingen betreffende de drager of het elektronische formaat ervan.

   [ [#S2;S#] Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen wordt, wanneer in een wettelijke of reglementaire tekst, uitdrukkelijk een verplichting tot het bewaren van gegevens of documenten wordt opgelegd, gebruik gemaakt van een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst, als de gebruiker van de dienst opteert voor de elektronische weg.] [#S2;S#]

§ 6. Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen wordt een digitaal afschrift, gemaakt van een document op papieren drager, geacht een getrouw en duurzaam afschrift te zijn wanneer het gerealiseerd en bewaard wordt door middel van een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst. In dat geval is de vernietiging van het papieren origineel toegelaten, onder voorbehoud van de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de bewaring en verwijdering van archieven van de openbare sector, in het bijzonder van artikel 5 van de archiefwet van 24 juni 1955.

§ 7. Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen wordt, wanneer in een wettelijke of reglementaire tekst, uitdrukkelijk of stilzwijgend, een aangetekende zending wordt opgelegd, geacht aan deze verplichting te zijn voldaan door gebruik te maken van een dienst van gekwalificeerde elektronische aangetekende zending.

   [ [#S2;S#] Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen wordt, wanneer in een wettelijke of reglementaire tekst, uitdrukkelijk een aangetekende zending wordt opgelegd, gebruik gemaakt van een gekwalificeerde dienst van elektronische aangetekende zending, als de gebruiker van de dienst opteert voor de elektronische weg.] [#S2;S#]

§ 8. Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen wordt, wanneer in een wettelijke of reglementaire tekst, uitdrukkelijk of stilzwijgend, een verplichting tot datering van gegevens of documenten wordt opgelegd, geacht aan deze verplichting te zijn voldaan door gebruik te maken van een gekwalificeerde dienst van elektronische tijdstempel.

   [ [#S2;S#] Onder voorbehoud van de toepassing van bijzondere wettelijke of reglementaire eisen wordt, wanneer in een wettelijke of reglementaire tekst, uitdrukkelijk een verplichting tot datering van gegevens of documenten wordt opgelegd, gebruik gemaakt van een gekwalificeerde dienst van elektronische tijdstempel, als de gebruiker van de dienst opteert voor de elektronische weg.] [#S2;S#]

§ 9. Een vertrouwensdienstverlener kan op geen enkel moment rechtstreeks of onrechtstreeks laten verstaan dat hij een gekwalificeerde vertrouwensdienst verleent als hij zich niet houdt aan de bepalingen van verordening 910/2014, de bepalingen van deze titel en deze van zijn bijlagen, met betrekking tot deze diensten.

§ 10. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel [ [#S3;S#] 8.22] [#S3;S#] van het Burgerlijk Wetboek mag een verlener van een dienst van gekwalificeerde of niet gekwalificeerde elektronische tijdstempel op geen enkel moment, rechtstreeks of onrechtstreeks, laten verstaan dat zijn dienst een vaste dagtekening verleent.

§ 11. De elektronische handtekening van de certificaathouder kan worden gematerialiseerd in een equivalent dat voldoet aan de eisen van artikel 26 van verordening 910/2014.

§ 12. Het elektronische zegel van de certificaathouder kan worden gematerialiseerd in een equivalent dat voldoet aan de eisen van artikel 36 van verordening 910/2014.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 7, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)> ( 2)<W 2016-07-21/40, art. 7, 037; Inwerkingtreding : onbepaald (KB 2016-09-14/06, art. 1)> ( 3)<W 2019-04-13/28, art. 38, 090; Inwerkingtreding : 01-11-2020>
Art. XII.26

[ [#S1;S#] Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen is de vertrouwensdienstverlener die het certificaat van elektronische handtekening heeft afgegeven ertoe gehouden, wanneer de houder van het certificaat een pseudoniem gebruikt, de gegevens betreffende de identiteit van de titularis waarover hij beschikt en die nodig zijn voor het opsporen en vaststellen van inbreuken, mee te delen aan de bevoegde administratieve of gerechtelijke overheden, wanneer zij daarom verzoeken.

   Een in België gevestigde houder van het gekwalificeerde certificaat voor elektronisch zegel stelt de noodzakelijke maatregelen in werking om de naam, de hoedanigheid en de volmachten van de natuurlijke persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt en die praktisch gebruik maakt van het gekwalificeerde elektronische zegel, te kunnen weergeven zodanig dat telkens dat zegel gebruikt wordt, de titularis en, desgevallend, de bevoegde administratieve of gerechtelijke overheden die in het kader van het opsporen en vaststellen van inbreuken optreden, de identiteit en de vertegenwoordigingsvolmachten van de natuurlijke persoon kunnen vaststellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 8, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Hoofdstuk 3. - [ [#S1;S#] Eisen voor elektronische archiveringsdiensten] [#S1;S#]
Art. XII.27

[ [#S1;S#] Een verlener van elektronische archiveringsdiensten voldoet aan de bepalingen van verordening 910/2014 die van toepassing zijn op de niet-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 10, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XII.28

[ [#S1;S#] § 1. Een gekwalificeerde verlener van elektronische archiveringsdiensten en een openbare instantie of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die voor eigen rekening een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst uitbaat, voldoen aan de bepalingen van verordening 910/2014 die van toepassing zijn op de gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten en aan de eisen bedoeld in deze titel en in zijn bijlage I.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt een openbare instantie of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst uitbaat, vrijgesteld van de eisen bedoeld in de artikelen 20, paragraaf 1, 21 en 24, paragraaf 2, a), d) en i) van verordening 910/2014, evenals van de eisen bedoeld in de bepalingen onder e), i), j) en k) van bijlage I van deze titel. Wel moet aan het toezichthoudend orgaan, alvorens met de uitbating van de dienst begonnen wordt, volgende informatie worden verstrekt :
1° naam of firmanaam;
2° geografisch adres waar de dienst gevestigd of gedomicilieerd is;
3° contactgegevens waarmee hij snel kan worden gecontacteerd, met inbegrip van het elektronische postadres;
4° ondernemingsnummer;
5° een evaluatieverslag opgemaakt op eigen kosten door een conformiteitsbeoordelingsinstantie, waarin wordt bevestigd dat aan de eisen van verordening 910/2014, van deze titel en van bijlage I is voldaan.

   Het toezichthoudend orgaan levert een ontvangstbewijs af binnen de vijf werkdagen nadat de informatie ontvangen werd. Als hij zulks nuttig acht, kan het toezichthoudend orgaan op basis van het evaluatieverslag overgaan tot een controle.

§ 3. Onverminderd artikel 34, paragraaf 2, van verordening 910/2014, kan de Koning de referentienummers vaststellen voor normen inzake de gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst. Indien de gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst aan die normen voldoen, wordt aangenomen dat er overeenstemming is met alle of een deel van de in deze titel en in zijn bijlage I vastgestelde eisen. Desgevallend specifieert de Koning de eisen waarvan wordt aangenomen dat ze voldoen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 11, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XII.29

[ [#S1;S#] Artikel 13 van verordening 910/2014 is van toepassing op de verlener van gekwalificeerde en van niet gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten omwille van een tekortkoming aan de verplichtingen bepaald in verordening 910/2014, in deze titel en in zijn bijlage I.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 12, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Hoofdstuk 4. - [ [#S1;S#] Eisen betreffende de diensten van gekwalificeerde elektronische aangetekende zending] [#S1;S#]
Art. XII.30

[ [#S1;S#] Onverminderd de bepalingen van verordening 910/2014 van toepassing op de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten en op de gekwalificeerde dienst van elektronische aangetekende zending, voldoet de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die een dienst van elektronische aangetekende zending aanbiedt, aan de eisen van bijlage II van deze titel.

   Onverminderd de normen die eventueel worden vastgesteld door de Commissie in overeenkomst met het artikel 44, paragraaf 2, van verordening 910/2014, kan de Koning bijkomende eisen aan deze bedoeld in bijlage II opleggen en de referentienummers vaststellen voor de normen inzake de gekwalificeerde dienst van elektronische aangetekende zending. Als de gekwalificeerde dienst van elektronische aangetekende zending aan deze normen voldoet, wordt aangenomen dat er overeenstemming is met alle of een deel van de in deze titel en in zijn bijlage II vastgestelde eisen. Desgevallend specifieert de Koning de eisen waarvan wordt aangenomen dat ze voldoen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 14, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Hoofdstuk 5. - [ [#S1;S#] Intrekking, schorsing en verval van de gekwalificeerde certificaten van elektronische handtekening en van elektronisch zegel] [#S1;S#]
Art. XII.31

[ [#S1;S#] Onverminderd de artikelen 24, paragraaf 3, 24, paragraaf 4, 28, paragraaf 4 en 38, paragraaf 4, van verordening 910/2014 trekt een gekwalificeerd vertrouwensdienstverlener die gekwalificeerde certificaten aflevert, een gekwalificeerd certificaat in indien :
1° de titularis van het certificaat, die op voorhand wordt geïdentificeerd, dat vraagt;
2° er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het certificaat werd afgegeven op basis van foutieve of vervalste gegevens, dat de in het certificaat opgenomen informatie niet meer met de werkelijkheid overeenstemt of dat de vertrouwelijkheid van de gegevens voor het aanmaken van een elektronische handtekening of een elektronisch zegel werd geschonden;
3° de rechtbanken de maatregelen hebben bevolen bepaald in artikel XV.26, § 4;
4° de gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener zijn activiteiten stopzet zonder dat deze in hun totaliteit worden overgenomen door een andere gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die een gelijkwaardig kwaliteits- en veiligheidsniveau waarborgt;
5° de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten op de hoogte gebracht wordt van het overlijden van de natuurlijke persoon of van de ontbinding van de rechtspersoon die certificaathouder is, na de juistheid van die informatie te hebben geverifieerd.

   De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten brengt de certificaathouder op de hoogte van de intrekking en motiveert zijn beslissing, behalve indien deze plaatsvond op verzoek van de certificaathouder of bij zijn overlijden of ontbinding.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 16, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XII.32

[ [#S1;S#] Wanneer er ernstige twijfels bestaan over het behoud van de vertrouwelijkheid van de gegevens voor het aanmaken van een elektronische handtekening of elektronisch zegel of wanneer de in het certificaat opgenomen gegevens niet meer met de werkelijkheid overeenstemmen, dient de houder het certificaat in te trekken.

   Wanneer een certificaat van elektronische handtekening of van elektronisch zegel vervalt of ingetrokken wordt, mag de houder na de vervaldatum van het certificaat of na intrekking geen gebruik meer maken van de overeenkomstige gegevens voor het aanmaken van een elektronische handtekening of een elektronisch zegel of om deze gegevens te ondertekenen of te laten certificeren door een andere vertrouwensdienstverlener.

   Een maand voor het verval van een gekwalificeerd certificaat brengt de gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener de certificaathouder hiervan op de hoogte.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 17, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XII.33

[ [#S1;S#] Onder voorbehoud van de eisen van de artikelen 28, paragraaf 5 en 38, paragraaf 5, van verordening 910/2014, kan een gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die gekwalificeerde certificaten aflevert een procedure invoeren voor tijdelijke schorsing van de certificaten die hij aflevert.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 18, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Hoofdstuk 6. - [ [#S1;S#] De vertrouwende partijen van een gekwalificeerde elektronische handtekening of van een gekwalificeerd elektronisch zegel] [#S1;S#]
Hoofdstuk 7. [ [#S1;S#] Stopzetting van de activiteiten van een gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die een of meer gekwalificeerde vertrouwensdiensten verleent] [#S1;S#]
Art. XII.36

[ [#S1;S#] Onverminderd de artikelen 17, paragraaf 4, punt i) en 24, paragraaf 2, punten h) en i) van verordening 910/2014 moet een gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die een of meer gekwalificeerde vertrouwensdiensten verleent, het Toezichthoudend orgaan binnen een redelijke termijn op de hoogte brengen van zijn bedoeling om ten minste één van zijn activiteiten stop te zetten alsook van elke maatregel die of elk feit dat de stopzetting van ten minste één van zijn activiteiten tot gevolg kan hebben. In dat geval dient hij de overname ervan te betrachten door een andere gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener.

   Wanneer de overname van de activiteiten die bestaan in het afleveren van gekwalificeerde certificaten niet mogelijk is, trekt de dienstverlener de certificaten in twee maanden na de houders erover te hebben ingelicht en brengt hij hen op de hoogte van de maatregelen om te voldoen aan de verplichting bepaald in artikel 24, paragraaf 2, punt h) van verordening 910/2014.

   Wanneer de overname van de activiteiten bestaande uit een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst niet mogelijk is, licht de dienstverlener onverwijld de gebruikers van zijn dienst in over de datum van stopzetting van de activiteiten alsook van de maatregelen om te voldoen aan de verplichting bepaald in artikel 24, paragraaf 2, punt h) van verordening 910/2014 en biedt hen de mogelijkheid de gegevensbestanden binnen de drie maanden en zonder bijkomende kosten over te dragen naar een andere gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener, dan wel zich de gegevens in overeenstemming met artikel XII.38. te laten terugbezorgen.

   Wanneer de overname van de activiteiten bestaande uit een dienst van gekwalificeerde elektronische aangetekende zending niet mogelijk is, licht de dienstverlener onverwijld de gebruikers van zijn dienst in over de datum van stopzetting van de activiteiten, alsook over de maatregelen genomen om te voldoen aan de verplichting bedoeld in artikel 24, paragraaf 2, punt h) van verordening 910/2014 en zorgt hij ervoor dat alle verzendingen die voor deze stopzetting werden uitgevoerd, worden doorgestuurd naar de bestemmelingen van de dienst.

   Wanneer de overname van de activiteiten bestaande uit een gekwalificeerde dienst van elektronische tijdstempel niet mogelijk is, licht de dienstverlener onverwijld de gebruikers van zijn dienst in over de datum van stopzetting van de activiteiten alsook van de maatregelen genomen om te voldoen aan de verplichting bedoeld in artikel 24, paragraaf 2, punt h) van verordening 910/2014.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 23, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XII.37

[ [#S1;S#] Een gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die zijn activiteiten stopzet om redenen buiten zijn wil of in geval van faillissement, brengt het Toezichthoudend orgaan daarvan onmiddellijk op de hoogte. Hij licht de gebruikers van de diensten in over de maatregelen genomen om te voldoen aan de in artikel 24, paragraaf 2, punt h) van verordening 910/2014 bepaalde verplichting en gaat desgevallend over tot de intrekking van de gekwalificeerde certificaten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 24, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XII.38

[ [#S1;S#] § 1. Bij de beëindiging van het contract betreffende de gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst, om welke reden ook, kan de verlener van een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst tegenover de gebruiker van de dienst geen retentierecht op de gegevens aanvoeren.

§ 2. Bij de beëindiging van het contract betreffende de gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst, om welke reden ook, vraagt de verlener van een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst in een aangetekende zending, gericht aan de gebruiker van de dienst, wat er dient te gebeuren met de gegevens die hem werden toevertrouwd.

   Bij gebreke van antwoord van de gebruiker van de dienst binnen de drie maanden na de in het eerste lid bedoelde vraag, kan de dienstverlener overgaan tot vernietiging van de gegevens, behoudens uitdrukkelijk verbod van een gerechtelijke overheid of een bevoegd bestuur en onder voorbehoud van de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de bewaring en verwijdering van archieven van de openbare sector, in het bijzonder van artikel 5 van de archiefwet van 24 juni 1955.

   Wanneer de gebruiker van de dienst vraagt om de gegevens terug te bezorgen of over te dragen naar een andere dienstverlener, bezorgt de dienstverlener de gegevens alsook de informatie bedoeld in artikel 24, paragraaf 2, punt h) van verordening 910/2014 desgevallend terug aan de gebruiker van de dienst of draagt ze over naar de andere aangewezen dienstverlener, binnen een redelijke termijn en in een leesbare en bruikbare vorm, overeengekomen met de gebruiker van de dienst of met de nieuwe dienstverlener, met instemming van de gebruiker van de dienst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XII.N1. [ [#S1;S#] BIJLAGE I
Eisen betreffende gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten
Onverminderd de bepalingen van verordening 910/2014 die van toepassing zijn op de gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener, moet de in België gevestigde gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst aanbiedt :
a) zich, in voorkomend geval, houden aan de artikelen 34 en 40 van verordening 910/2014;
b) zich ervan weerhouden om gegevens die hem zijn toevertrouwd voor andere gevallen te gebruiken dan deze opgesomd onder de punten b), c), d) en e) van artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
c) de noodzakelijke maatregelen treffen, rekening houdend met de stand van de techniek, voor het leesbaar houden van de gegevens tenminste tijdens de wettelijk of reglementair opgelegde dan wel de contractueel overeengekomen duur;
d) de noodzakelijke middelen aanwenden, rekening houdend met de stand van de techniek om de integriteit en authenticiteit van de bewaarde elektronische gegevens te bewaren en om iedere verandering van de bewaarde elektronische gegevens tijdens de bewaring, het consulteren of het overbrengen te vermijden, onder voorbehoud van de veranderingen betreffende de drager of het elektronische formaat van de gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van hun dienst;
e) op verzoek van de afnemer van de dienst binnen een redelijke termijn de hem door de gebruiker van de dienst opgegeven gegevens aan deze laatste terug te geven in een leesbare en bruikbare vorm, overeengekomen met de afnemer;
f) ervoor zorgen dat het proces van vrijwillige vernietiging van de bewaarde gegevens het niet mogelijk maakt om ze volledig of gedeeltelijk te herstellen;
g) gebruik maken van een gekwalificeerde elektronische tijdstempel telkens wanneer de datum en/of het uur moet worden vastgesteld;
h) bij het inscannen van papieren originelen :
1° gebruik maken van een systeem, materiaal en procedures die een getrouwe, duurzame en volledige reproductie van het papieren document garanderen,
2° tijdens de inscanningsprocedure de kwaliteit en de getrouwheid van de digitale kopieën stipt en regelmatig toetsen aan het papieren origineel,
3° overgaan tot een systematische en volledige registratie en klassering van de gegevens,
4° een systeem van beschrijving van de gescande dossiers en documenten gebruiken waarbij minstens volgende inlichtingen zijn vermeld:
- de naam van het dossier of van het document,
- de identificatiecode,
- de auteur,
- de beschrijving,
- de datum,
- de bewaartermijn,
- de definitieve bestemming, namelijk de permanente bewaring of de vernietiging,
- het formaat van het document.
5° de volgende gegevens betreffende de digitaliseringsprocedure zolang als de digitale kopie zelf en met dezelfde garanties bewaren :
- de identiteit van de verantwoordelijke van de digitalisering en van de uitvoerder ervan,
- de aard en het voorwerp van de gedigitaliseerde documenten,
- de datering van alle relevante verrichtingen,
- de verslagen van de eventuele storingen vastgesteld tijdens de digitalisering,
- de documenten met betrekking tot het digitaliseringsbeleid en de gebruikte systemen en materiaal;
i) de gebruikers van hun dienst, alvorens het contract gesloten wordt en tijdens de ganse duur ervan, gemakkelijke en rechtstreekse toegang bieden tot de volgende informatie die duidelijk en begrijpelijk moet zijn geformuleerd :
1° de precieze wijzen en voorwaarden voor het gebruik van zijn diensten,
2° de werking en toegankelijkheid van hun diensten,
3° de maatregelen die hij inzake beveiliging neemt,
4° de kennisgevingsprocedure inzake incidenten, klachten en geschillenregeling,
5° de garanties die hij biedt,
6° de draagwijdte van zijn aansprakelijkheid en de eventuele limieten,
7° in voorkomende geval, het bestaan van een verzekeringsdekking en de omvang ervan,
8° de duur van het contract en de wijzen om het te beëindigen,
9° de rechtsgevolgen die aan zijn dienst verbonden zijn;
j) blijk geven van onpartijdigheid ten aanzien van de gebruikers van zijn dienst en van derden;
k) over voldoende financiële middelen beschikken om de dienst conform de eisen gesteld in verordening 910/2014, in titel 2 van boek XII en in deze bijlage te kunnen aanbieden, in het bijzonder om de schadeverantwoordelijkheid aan te kunnen door bijvoorbeeld een geschikte verzekering af te sluiten.
Een overheidsinstantie of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst uitbaat, houdt zich aan de bepalingen van deze bijlage met uitzondering van e), i), j) en k).] [#S1;S#]
Art. XII.N2. [ [#S1;S#] BIJLAGE II
Eisen betreffende de gekwalificeerde dienst van elektronische aangetekende zending.
De hybride aangetekende zending.
De gekwalificeerde verlener van een elektronische aangetekende zending kan op vraag van de afzender de aangetekende zending materialiseren in papiervorm en hem dan onder omslag steken.
In voorkomend geval overhandigt de dienstverlener de gematerialiseerde elektronische zending aan een postdienstverlener, ten laatste op de werkdag volgend op de deponering van de gekwalificeerde elektronische aangetekende zending. De postdienstverlener is in het bezit van een vergunning toegekend door het BIPT op grond van de toepasselijke reglementaire bepalingen.
De dienstverlener moet de afzender informeren over de datum waarop de verzending fysiek bij de postdienstverlener werd gedeponeerd.
De datum op het bericht van de elektronische aangetekende zending, wordt gelijkgesteld met de datum van de deponering van het aangetekend schrijven bij de postdienstverlener voor zover de verzending niet meer door de verzender kan gewijzigd of geannuleerd worden. De datum op het bericht van de elektronische aangetekende zending, moet eveneens op of in de gematerialiseerde verzending voorkomen.
De dienstverlener bewaart de bewijzen van de deponering van de verzendingen bij de postoperator gedurende vijf jaar.
De verzender moet in de dienstvoorwaarden duidelijk worden ingelicht over de aansprakelijkheidsverdeling tussen de gekwalificeerde verlener van een dienst van elektronische aangetekende zending en de postdienstverlener.] [#S1;S#]
Boek XIII. - [ [#S1;S#] Overleg] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Algemene organisatie] [#S1;S#]
Art. XIII.1

[ [#S1;S#] Er wordt een publiekrechtelijk lichaam ingesteld, "Centrale Raad voor het Bedrijfsleven" genoemd, waarvan de opdracht bestaat in het uitbrengen aan de Wetgevende Kamers, aan de Ministerraad, aan een of meerdere ministers of aan enige andere federale overheidsinstantie, hetzij uit eigen beweging, hetzij op aanvraag van deze overheidsorganen en onder de vorm van schriftelijke verslagen, van alle adviezen of voorstellen omtrent de vraagstukken die betrekking hebben op 's lands bedrijfsleven. Deze adviezen en voorstellen worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan consensus herneemt het advies de verschillende standpunten die door zijn leden werden geuit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.2

[ [#S1;S#] De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven bestaat uit een voorzitter en uit effectieve leden, wier aantal, bij koninklijk besluit bepaald, ten hoogste zesenvijftig mag bedragen.

   De effectieve leden worden in even aantal benoemd onder de kandidaten die worden voorgedragen :
1° enerzijds, door de meest representatieve organisaties uit de nijverheid, de diensten, de landbouw, de handel en het ambachtswezen en de niet-commerciële sector, die te dien einde dubbele lijsten opmaken van kandidaten, van wie een zeker aantal de kleine ondernemingen alsmede de gezinsondernemingen vertegenwoordigen;
2° anderzijds, door de meest representatieve organisaties van de werknemers, zoals bedoeld in artikel 2, § 4, tweede lid, van de wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, die te dien einde dubbele lijsten opmaken van kandidaten, van wie een zeker aantal de verbruikscoöperaties vertegenwoordigen.

   De krachtens het tweede lid benoemde leden dragen, op dubbele lijsten, zes personen voor befaamd wegens hun wetenschappelijke of technische waarde.

   De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven telt evenveel plaatsvervangende als effectieve leden. Allen worden aangewezen op dezelfde wijze en benoemd bij koninklijk besluit.

   Vertegenwoordigers van de openbare besturen of diensten van algemeen belang kunnen worden verzocht hun advies uit te brengen bij de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, telkens als hun advies gepast blijkt.

   De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt voorgezeten door een personaliteit niet behorend tot de administratie noch tot de organisaties die in zijn midden vertegenwoordigd zijn, en die na overleg met de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, bij koninklijk besluit wordt aangewezen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.3

[ [#S1;S#] De voorzitter wordt voor zes jaar benoemd. De benoeming is hernieuwbaar.

   Het mandaat van lid van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven geldt voor vier jaar. De benoeming is hernieuwbaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.4

[ [#S1;S#] Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad stelt nadere voorschriften vast omtrent de voordracht van de effectieve en plaatsvervangende leden, alsmede nadere voorschriften omtrent de werkwijze van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

   De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven maakt zijn huishoudelijk reglement op, dat ter goedkeuring aan de Koning wordt voorgelegd.

   Dit reglement voorziet ook in de organisatie van de samenwerking tussen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de overeenkomstig Titel 2 in de schoot van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven opgerichte bijzondere raadgevende commissies.

   Een koninklijk besluit, genomen op met redenen omkleed verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, stelt het kader en het statuut van het personeel van het secretariaat, evenals de werkwijze ervan vast.

   De secretaris en de adjunct-secretaris worden, na overleg met de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, benoemd en ontslagen door de Koning.

   De overige leden van het personeel worden benoemd en ontslagen door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

   De door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven opgemaakte jaarlijkse begroting wordt, met het voorstel tot toelage, ter goedkeuring voorgelegd aan de minister, die de nodige kredieten op de begroting van de FOD Economie inschrijft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.5

[ [#S1;S#] Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft onder het gezag en het toezicht van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven tot opdracht :
1° de griffie- en economaatdiensten te verzekeren;
2° de documentatie te verzamelen en studies en verslagen op te stellen in verband met de werkzaamheden van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;
3° de overeenkomstig Titel 2 in de schoot van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven opgerichte bijzondere raadgevende commissies te ondersteunen. Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven dient in ieder geval vertegenwoordigd te zijn bij de vergaderingen van de bijzondere raadgevende commissies in het geval voorzien in artikel XIII.20, § 2.

   Het is bevoegd om, met betrekking tot het voorwerp van die werkzaamheden, de inlichtingen te verzamelen die in het bezit zijn van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, alsook van de organismen voor rekening waarvan laatstgenoemde bijdragen int, de Nationale Bank van België, het Federaal Planbureau en andere federale overheidsinstanties.

   De door die instellingen te verstrekken inlichtingen bestaan slechts in globale en naamloze opgaven met uitsluiting van iedere individuele statistische aanwijzing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
TITEL 2. - [ [#S1;S#] Bijzondere raadgevende commissies] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Oprichting] [#S1;S#]
Art. XIII.6

[ [#S1;S#] Bijzondere raadgevende commissies kunnen in de schoot van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven worden opgericht voor bepaalde bedrijfstakken, hetzij door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, hetzij door de Koning.

   De opdracht van die commissies bestaat in het uitbrengen aan de Wetgevende Kamers, aan de Ministerraad, aan één of meerdere ministers, of aan enig ander federale overheidsinstantie en aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, hetzij uit eigen beweging, hetzij op aanvraag van deze overheidsorganen of de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, en in de vorm van schriftelijke verslagen van alle adviezen of voorstellen omtrent de vraagstukken die betrekking hebben op het domein waarvoor ze bevoegd zijn. Deze adviezen en voorstellen worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan consensus herneemt het advies de verschillende standpunten die door zijn leden werden geuit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Samenstelling en werking] [#S1;S#]
Art. XIII.7

[ [#S1;S#] Bijzondere raadgevende commissies bestaan, naast de voorzitter, uit twee ondervoorzitters en de effectieve en plaatsvervangende leden, door de Koning benoemd, waarvan Hij het aantal bepaalt.

   De effectieve leden worden verkozen uit de kandidaten voorgedragen door de door de Koning aangeduide representatieve organisaties. De Koning kan eveneens leden benoemen die hij kiest onder de personen die befaamd zijn wegens hun wetenschappelijke of technische waarde. Voor de samenstelling van de bijzondere raadgevende commissies wordt het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven gevraagd.

   De voorgaande leden zijn niet van toepassing op de in Hoofdstuk 4 bedoelde bijzondere raadgevende commissies, ingericht door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

   Een bijzondere raadgevende commissie telt evenveel plaatsvervangende als effectieve leden. Alleen het plaatsvervangend lid dat een werkend lid van zijn groep vervangt, is stemgerechtigd.

   Wanneer wordt voorzien in de vervanging van een werkend of plaatsvervangend lid, voleindigt de benoemde persoon het mandaat van zijn voorganger.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.8

[ [#S1;S#] De Koning kan het bedrag bepalen van de vergoedingen toegekend aan de voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van een bijzondere raadgevende commissie.

   Voor de in Hoofdstuk 4 bedoelde bijzondere raadgevende commissies, ingericht door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, wordt het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoedingen bepaald door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.9

[ [#S1;S#] De Koning kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en werking van een bijzondere raadgevende commissie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.10

[ [#S1;S#] Elke bijzondere raadgevende commissie stelt zelf haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

   Elke bijzondere raadgevende commissie maakt elk jaar een activiteitenverslag op.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.11

[ [#S1;S#] Het voorzitterschap van elke bijzondere raadgevende commissie wordt waargenomen door een personaliteit niet behorend tot de administratie noch tot de organisaties die in zijn midden vertegenwoordigd zijn.

   Voor de in Hoofdstuk 4 bedoelde bijzondere raadgevende commissies, ingericht door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, wordt de voorzitter benoemd door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, na overleg met de betrokken commissie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.12

[ [#S1;S#] Het mandaat van voorzitter, ondervoorzitter en lid van een bijzondere raadgevende commissie is hernieuwbaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.13

[ [#S1;S#] Bij ontstentenis van bijzondere regels in de oprichtingsakte of -aktes van een bijzondere raadgevende commissie wordt het secretariaat waargenomen door het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.14

[ [#S1;S#] Een bijzondere raadgevende commissie kan slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig is. Na een tweede bijeenroeping beraadslaagt een bijzondere raadgevende commissie evenwel geldig ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.15

[ [#S1;S#] Een bijzondere raadgevende commissie kan, voor het uitoefenen van haar bevoegdheden, derden horen en deskundigen aanstellen, op de wijze en volgens de regels bepaald in haar huishoudelijk reglement.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.16

[ [#S1;S#] Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven is bevoegd om, op verzoek van een bijzondere raadgevende commissie, bij de tot hun bevoegdheid behorende ondernemingen inlichtingen van individuele aard in te winnen over bijzondere punten die onderzocht worden naar aanleiding van de voorbereiding van een advies of van een voorstel.

   De inlichtingen van individuele aard mogen evenwel enkel ter kennis van een bijzondere raadgevende commissie worden gebracht in de vorm van globale uitkomsten, met uitsluiting van iedere inlichting van bijzondere aard die uitgaat van een bepaalde onderneming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Integratie van bestaande raadgevende commissies] [#S1;S#]
Art. XIII.17

[ [#S1;S#] De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de raadgevende commissies die als bevoegdheid hebben het uitbrengen van adviezen met algemene draagwijdte betreffende economische aangelegenheden, integreren binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, onder de vorm van een bijzondere raadgevende commissie als bedoeld in de artikelen XIII.6 tot XIII.16, na advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en van de betrokken raadgevende commissie.

   De Koning kan daartoe de bestaande wettelijke bepalingen opheffen, wijzigen, aanvullen of vervangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven ingerichte bijzondere raadgevende commissies] [#S1;S#]
Art. XIII.18

[ [#S1;S#] Behalve voor de bedrijfstakken waarvan de ondernemingen geen loontrekkenden tellen, bestaan de bijzondere raadgevende commissies ingericht door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven uit leden in even aantal gekozen onder personen die door de representatieve organisaties van de betrokken ondernemingshoofden en arbeiders worden voorgedragen.

   Aan de overeenkomstig de vorige alinea gekozen leden, worden personen toegevoegd befaamd wegens hun wetenschappelijke of technische waarde en wier aantal niet meer dan vier per commissie mag bedragen. Hun aanwijzing geschiedt op de in artikel XIII.2 vastgestelde wijze.

   De bijzondere raadgevende commissies tellen evenveel plaatsvervangende als effectieve leden. Allen worden aangewezen op dezelfde wijze en benoemd door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.19

[ [#S1;S#] De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven bepaalt het aantal, de duur van het mandaat en de wijze van voordracht van de effectieve en plaatsvervangende leden, en van de voorzitter en ondervoorzitter van iedere bijzondere raadgevende commissie, alsmede de werkwijze ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Behandeling van de adviesaanvraag] [#S1;S#]
Art. XIII.20

[ [#S1;S#] § 1. Elke adviesaanvraag van een overheidsinstantie waarvoor de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven of een in haar schoot opgerichte bijzondere raadgevende commissie bevoegd is, wordt ingediend bij het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

   De voorzitter van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven maakt, op voorstel van de secretaris, het verzoek tot advies over aan de bevoegde bijzondere raadgevende commissie of commissies.

§ 2. Als aan meerdere bijzondere raadgevende commissies een vraag voorgelegd wordt over eenzelfde onderwerp, dan worden de adviezen van de bijzondere raadgevende commissies opgenomen in een globaal advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven staat in voor de verzending van dit advies aan het overheidsorgaan dat om het advies heeft verzocht.

§ 3. De overheidsinstantie die om een advies verzoekt, bepaalt in de aanvraag een termijn waarbinnen het advies moet worden uitgebracht. Deze termijn mag niet minder bedragen dan een maand, tenzij in geval van gemotiveerde hoogdringendheid.

   De adviezen worden genomen binnen de door de overheidsinstantie vastgestelde termijn. Indien de termijn is verstreken en geen advies is verstrekt, is het advies niet meer vereist.

§ 4. De adviezen van de bijzondere raadgevende commissies worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan consensus herneemt het advies de verschillende standpunten.

§ 5. De adviezen van de bijzondere raadgevende commissies en het globaal advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zijn met redenen omkleed.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Verhouding tussen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissies] [#S1;S#]
Art. XIII.21

[ [#S1;S#] Binnen de grenzen van wat bepaald is in dit boek, oefenen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissies hun bevoegdheden met de ruimste zelfstandigheid uit.

   De voorzitters van de bijzondere raadgevende commissies plegen overleg met de secretaris van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, of, bij diens afwezigheid, de adjunct-secretaris, over :
1° kwesties van gemeenschappelijk belang;
2° in hoever de in de artikelen XIII.5 en XIII.16 voorziene verslagen en inlichtingen ter beschikking van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, van de verschillende bijzondere raadgevende commissies of van het secretariaat gesteld kunnen worden;
3° het ordenen van de werkmethodes, onder meer in het geval van toepassing van artikel XIII.20 § 2.

   De secretaris deelt de besluiten van dit overleg mee, respectievelijk aan het dagelijks bestuur van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en aan de bijzondere raadgevende commissies.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Bepalingen inzake het secretariaat en het personeel] [#S1;S#]
Art. XIII.22

[ [#S1;S#] De weddeschalen van de secretaris en van de personeelsleden worden gelijkgesteld met die van de leden van het personeel van de Staat met gelijkwaardige functies en benamingen. Zij zijn aan het regime van de sociale zekerheid onderworpen, behalve de leden op wie de pensioenregeling, ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden, van toepassing verklaard werd door de Koning.

   De bepalingen betreffende de cumul bij de openbare besturen worden insgelijks toegepast.

   Het is de secretaris en de personeelsleden verboden enige functie uit te oefenen in de organisaties die vertegenwoordigd zijn in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven of de bijzondere raadgevende commissies.

   De titularissen van functies die de kennis medebrengen van inlichtingen van individuele aard, leggen in handen van de minister bevoegd voor economische aangelegenheden, of van zijn afgevaardigde, de door artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 voorziene eed af.

   Zij leggen insgelijks de volgende eed af : "Ik zweer geen enkel particulier belang te begunstigen of te schaden, geen enkele inlichting van persoonlijke aard waarvan ik wegens mijn functies in kennis werd gesteld ruchtbaar te maken, zonder wettelijke machtiging of zonder instemming van de belanghebbende personen".] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XIII.23

[ [#S1;S#] De modaliteiten in verband met de uitoefening van het begrotings- en financieel toezicht van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en van het secretariaat worden bij koninklijk besluit vastgesteld. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
BOEK XIV.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Titel 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.1

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Titel 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.2

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.3

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.4

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.5

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.6

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.7

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.8

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 2/1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.8/1

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.8/2

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.8/3

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.9

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.10

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.11

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.12

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.13

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Afdeling 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.14

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.15

   &bsp; <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.16

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.17

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Titel 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.18

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.19

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.20

  

Art. XIV.21

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.22

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.23

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.24

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.25

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.26

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.27

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.28

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.29

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.30

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.31

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.32

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.33

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.34

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.35

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.36

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.37

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.38

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.39

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.40

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.41

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.42

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.43

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.44

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.45

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.46

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.47

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.48

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.49

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.50

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.51

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.52

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.53

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.54

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 7.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.55

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 8.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.56

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.57

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 9.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.58

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Titel 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.59

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Afdeling 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.60

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.61

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.62

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.63

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Afdeling 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.64

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.65

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.66

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.67

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Afdeling 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.68

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.69

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.70

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.71

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.72

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.73

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.74

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.75

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.76

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.77

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.78

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.79

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.80

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.81

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XIV.82

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Titel 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XIV.83

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Boek XV. - [ [#S1;S#] Rechtshandhaving] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] De uitoefening van toezicht en de opsporing en vaststelling van inbreuken] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bevoegdheden] [#S1;S#]
Art. XV.1

[ [#S1;S#] Behoudens de in dit Wetboek vermelde andersluidende voorschriften zijn de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering van toepassing op de opsporing, de vaststelling en het onderzoek naar de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.2

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren van de lokale en federale politie, zijn de door de minister aangestelde ambtenaren bevoegd om de inbreuken op dit Wetboek op te sporen en vast te stellen. Deze ambtenaren kunnen de in deze titel bepaalde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen ter opsporing en vaststelling van inbreuken op de bepalingen van [ [#S3;S#] dit Wetboek, van zijn uitvoeringsbesluiten en van de verordeningen van de Europese Unie waarvoor dit boek in sancties voorziet] [#S3;S#], met uitzondering van de bepalingen opgenomen in Boek IV en de uitvoeringsbesluiten ervan.

§ 2. De door deze ambtenaren opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot het bewijs van het tegendeel.

   Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen dertig dagen na vaststelling van de inbreuk aan de overtreder [ [#S2;S#] bij een aangetekende zending met ontvangstmelding] [#S2;S#] betekend of hem overhandigd. Het proces-verbaal kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de mededeling per fax of elektronische post wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd. Bij gebreke daarvan kan de vermoedelijke overtreder te allen tijde een afschrift verkrijgen bij de bevoegde administratie.

   Wanneer de overtreder niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk begint de termijn van dertig dagen te lopen op de dag waarop de ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 de vermoedelijke dader van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 51, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2019-05-02/28, art. 26, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.3

[ [#S1;S#] Met het oog op het opsporen en vaststellen van de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, hebben de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de volgende bevoegdheden :
1° zich tijdens de gewone openings- of werkuren, tijdens het productieproces of op het ogenblik dat de producten of diensten worden aangeboden of er aanwijzingen zijn dat het productieproces gaande is of de producten of diensten worden aangeboden, toegang verschaffen tot of zich toegang laten verschaffen tot alle plaatsen [ [#S5;S#] , en tot alle vervoersmiddelen, waarvan ze kunnen eisen dat de vervoerder ze tot stilstand brengt,] [#S5;S#] waarvan zij op redelijke gronden van oordeel zijn dat de betreding ervan voor het vervullen van hun taak noodzakelijk is, tenzij het bewoonde lokalen betreft.

   Voor wat betreft het opsporen en vaststellen van inbreuken op Boek IX en Boek XI kunnen de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren zich echter te allen tijde toegang verschaffen tot of zich toegang laten verschaffen tot de in het eerste lid bedoelde plaatsen.

   De bewoonde lokalen kunnen niettemin worden betreden na de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner.

   Indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk kunnen zij, op gemotiveerd verzoek, in de bewoonde lokalen binnentreden tussen vijf en eenentwintig uur met voorafgaande, gemotiveerde, schriftelijke, ondertekende en gedagtekende machtiging van de onderzoeksrechter en door ten minste twee ambtenaren die gezamenlijk optreden.

   In het geval van heterdaad zoals bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering mogen zij ook te allen tijde binnengaan in de bewoonde lokalen [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#], in welk geval zij er niet toe gehouden zijn de huiszoeking met twee te doen;
2° alle nuttige vaststellingen doen, alle onderzoeken, controles en opsporingen uitvoeren en alle informatie verzamelen die zij noodzakelijk achten voor het verzekeren van een daadwerkelijke naleving van de bepalingen bedoeld in artikel XV.2, § 1;
3° elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis ervan nuttig is voor de opsporing of de vaststelling;
4° de pakken, kisten, tonnen en alle andere soorten verpakkingen openen waarvan zij veronderstellen dat zij goederen bevatten die het voorwerp of het bewijs van een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1, uitmaken, en er de inhoud van onderzoeken;
5° zich op eerste vordering, zonder verplaatsing of na zich naar de in de bepaling onder 1° bedoelde plaatsen [ [#S5;S#] of vervoersmiddelen] [#S5;S#] te hebben begeven, alle inlichtingen, documenten, stukken, boeken, bescheiden, gegevensbestanden en geïnformatiseerde dragers van gegevens [ [#S5;S#] , ongeacht het gebruikte medium of de locatie van opslag,] [#S5;S#] laten verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taken nodig achten en hiervan gratis afschrift nemen, of ze gratis meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

   Wanneer de geïnformatiseerde dragers toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat, hebben zij het recht zich de op die informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm te doen voorleggen, in de door hen gevraagde vorm tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

   [ [#S5;S#] De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen desgevallend de termijn bepalen waarbinnen deze gegevens moeten worden verstrekt;] [#S5;S#]
[ [#S2;S#] 5° /1. [ [#S4;S#] [ [#S5;S#] in afwijking van de artikelen 46bis en] [#S5;S#] 46quater van het Wetboek van Strafvordering,] [#S4;S#] zich op eerste vordering door elke persoon gratis alle inlichtingen laten verstrekken die de identificatie mogelijk maken van personen die het voorwerp uitmaken van een onderzoek [ [#S5;S#] en personen die betrokken zijn bij financiële en gegevensstromen die noodzakelijk zijn in het kader van het onderzoek] [#S5;S#];] [#S2;S#]
[ [#S5;S#] 5° /2. in afwijking van artikel 46quater van het Wetboek van Strafvordering, financiële stromen opsporen. Meer bepaald kunnen ze alle noodzakelijke informatie over de producten, diensten en verrichtingen van financiële aard en betreffende virtuele waarden, die betrekking hebben op een verdachte vorderen bij :
a) personen en instellingen als bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 22°, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
b) personen en instellingen die binnen het Belgisch grondgebied diensten beschikbaar stellen of aanbieden met betrekking tot virtuele waarden die toelaten dat gereglementeerde betaalmiddelen in virtuele waarden worden uitgewisseld;] [#S5;S#]
6° een inventaris van producten opmaken of ze laten opmaken;
7° kosteloos de nodige monsters nemen, voor het bepalen van de aard en de samenstelling van de goederen evenals voor de verschaffing van het bewijs van een inbreuk, tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

   In voorkomend geval moeten de eigenaars, bezitters of houders van bedoelde zaken de recipiënten verschaffen die nodig zijn voor het vervoer en de bewaring van de monsters.

   De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor het nemen, meenemen en ontleden van deze stalen en kan tevens de voorwaarden en de nadere regelen voor de erkenning van natuurlijke of rechtspersonen bevoegd om de ontledingen uit te voeren vastleggen;
8° [ [#S5;S#] goederen of diensten inspecteren, bestuderen, demonteren en testen of dit laten doen.

   Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een goed of dienst :
a) niet voldoet aan de voorwaarden opgelegd door besluiten genomen in uitvoering van artikelen VI.9, § 1, en VI.10, of
b) het voorwerp is van een oneerlijke handelspraktijk, of
c) in strijd is met de intellectuele eigendomsrechten zoals strafbaar gesteld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8,

   en de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren niet over de mogelijkheid beschikken om zelf de nodige ontleding of controle uit te voeren of de resultaten onvoldoende betrouwbaar zijn, kan de betrokken onderneming bovendien gelast worden om het goed of de dienst binnen een bepaalde termijn en op kosten van de onderneming te onderwerpen aan ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium of onderzoeksinstelling.

   De onderneming vraagt aan de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren een bevestiging van het gekozen laboratorium of de gekozen onderzoeksinstelling;] [#S5;S#]] [#S1;S#]
[ [#S5;S#] 9° goederen en diensten als testaankoop kopen, indien nodig ook met gebruikmaking van een fictieve identiteit en ondernemingen benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen.

   Wanneer een inbreuk wordt vastgesteld, kunnen de betaalde bedragen voor het uitvoeren van de testaankopen teruggevorderd worden van de overtreder.

   Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.

   De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.

   Alle andere bevoegdheden bedoeld in de bepalingen onder 1° tot en met 8°, kunnen aangewend worden bij het uitoefenen van deze bevoegdheid.

   Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.

   De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren stellen een verslag op waarin minstens volgende elementen worden opgenomen:
a) de datum en locatie van het onderzoek;
b) de identiteit van de betrokken ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;
c) de aanleiding voor het voeren van het onderzoek;
d) de vaststellingen, met, in voorkomend geval, de eventuele vastgestelde inbreuken;
e) de gebeurtenissen tijdens het onderzoek;
f) de identificatie van de betrokken persoon of personen waarbij het onderzoek is gevoerd;
g) in voorkomend geval, de fictieve identiteit waarvan gebruik werd gemaakt.] [#S5;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 36, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 30, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 4)<W 2019-05-02/28, art. 27, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019> ( 5)<W 2020-09-29/05, art. 5, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.3/1

   <Opgeheven bij W 2020-09-29/05, art. 6, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art. XV.4

[ [#S1;S#] § 1. Met het oog op het opsporen en vaststellen van de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, hebben de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren tevens de bevoegdheid om vaststellingen te doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, en geluidsmateriaal van openbare communicatie of telecommunicatie, of van private communicatie of telecommunicatie waaraan de ambtenaar bedoeld in art. XV.2 zelf deelneemt.

  &bsp; § 2. In bewoonde ruimten mogen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 enkel vaststellingen doen door middel van het maken van geluids- en/of beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter.

   Het verzoek dat de ambtenaar bedoeld in artikel XV.2 aan de onderzoeksrechter richt, bevat minstens :
1° de identificatie van de personen die er het voorwerp van zijn, voor zover dit mogelijk is;
2° de toepasselijke wetgeving en de geviseerde inbreuken;
3° alle bescheiden en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is.

§ 3. De vaststellingen die de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal, gelden tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden :
1° de vaststellingen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat volgende gegevens moet bevatten :
a) de identiteit van de ambtenaar die het beeldmateriaal heeft gemaakt;
b) de dag, de datum, het uur waarop en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;
c) de volledige identificatie van het technisch hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;
d) een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal is te zien, alsmede het verband met de vastgestelde inbreuk;
e) wanneer het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;
f) een afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;
g) wanneer er meerdere afdrukken of meerdere dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;
2° de originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de administratie waartoe de ambtenaar behoort die het beeldmateriaal heeft gemaakt tot, al naar gelang het geval :
a) totdat een rechterlijke beslissing die een einde maakt aan de vervolging van de inbreuk in kracht van gewijsde is gegaan;
b) totdat werd ingegaan op het voorstel tot transactie bedoeld in artikel XV.61;
c) tot op het ogenblik dat de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 hebben vastgesteld dat gevolg werd gegeven aan de waarschuwing bedoeld in het artikel XV.31;
d) nadat de minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering volledig werd voldaan.

   Indien de overtreder niet ingaat op het voorstel tot transactie of indien hij de voorgestelde geldsom niet tijdig betaalt, in welk geval het proces-verbaal aan de procureur des Konings wordt bezorgd, wordt de originele drager van het beeldmateriaal bewaard tot wanneer de strafvordering verjaard is of voordien, na een uitdrukkelijke beslissing van het openbaar ministerie.

§ 4. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit materiaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.5

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, overeenkomstig de hun toegekende bevoegdheden, een inbreuk vaststellen, kunnen zij, tegen afgifte van een ontvangstbewijs, beslag leggen op :
1° de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken;
2° de productie-, verwerking- en vervoermiddelen of welke voorwerpen dan ook, die gediend hebben om de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken voort te brengen, ze te verwerken, ze te verdelen of ze te vervoeren;
3° alle andere voorwerpen die tot het plegen van de inbreuk hebben gediend;
4° de middelen die nodig zijn om diensten te verrichten die een inbreuk uitmaken;
5° de goederen van dezelfde soort en dezelfde bestemming als degene die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.

   De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen dit beslag ook leggen indien een derde er eigenaar van is.

   Dit beslag moet door het openbaar ministerie bevestigd worden binnen een termijn van vijftien dagen. Bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie, is het beslag van rechtswege opgeheven. De persoon bij wie beslag op de goederen wordt gelegd kan als gerechtelijk bewaarder ervan aangesteld worden.

   De inbeslagnemingen kunnen aanleiding geven tot het aanstellen van een bewaker ter plaatse of kunnen ten uitvoer gelegd worden in om het even welke andere plaats aangeduid door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2.

§ 2. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen lokalen verzegelen wanneer zulks noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1, of het gevaar bestaat dat met de hierin aanwezige goederen inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken worden gepleegd.

   [ [#S2;S#] Deze verzegeling moet door het openbaar ministerie bevestigd worden binnen een termijn van vijftien dagen.

   Bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie, is de verzegeling van rechtswege opgeheven. De persoon bij wie de verzegeling wordt gelegd kan als gerechtelijk bewaarder ervan aangesteld worden.

   De verzegelingen kunnen aanleiding geven tot het aanstellen van een bewaker ter plaatse door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2.] [#S2;S#]

§ 3. De inbeslagnemingen en de verzegelingen verricht op basis van de paragrafen 1 en 2 moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vaststelling. Dit geschrift moet minstens vermelden :
1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
2° de datum en het uur van de kennisgeving;
3° de identiteit van de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;
4° de genomen maatregelen;
5° de feitelijke en juridische grondslag;
6° de plaats waar de maatregelen zijn genomen.

§ 4. Het openbaar ministerie kan het beslag [ [#S2;S#] of de verzegeling] [#S2;S#] dat het bevolen of bevestigd heeft, te allen tijde opheffen en zo ook als de overtreder ervan afziet de goederen aan te bieden in de omstandigheden die tot het onderzoek aanleiding hebben gegeven; deze afstand houdt generlei erkenning van enige strafrechtelijke schuld in.

§ 5. Het beslag [ [#S2;S#] of de verzegeling] [#S2;S#] wordt van rechtswege opgeheven door de rechtelijke beslissing die een einde maakt aan de vervolgingen, zodra dit in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak door het openbaar ministerie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 52, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. XV.5/1

[ [#S1;S#] § 1. Indien er geen andere doeltreffende middelen zijn om de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, te doen beëindigen of te verbieden, en om het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, hebben de hiertoe door de minister aangeduide ambtenaren de bevoegdheid om :
1° inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan consumenten wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen;
2° aanbieders van hostingdiensten te gelasten toegang tot een online interface te deactiveren, te blokkeren of te beperken;
3° operatoren van domeinregisters of registrerende instanties te gelasten een volledig gekwalificeerde domeinnaam te schrappen en de betrokken bevoegde autoriteit toe te laten deze te registreren.

   Maatregelen die worden genomen op grond van het vorige lid, worden door het openbaar ministerie bevestigd binnen een termijn van achtenveertig uur. Bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie, is de verwijdering, de opdracht tot vermelding van een waarschuwingsboodschap, de deactivering, de blokkering, de beperking of de schrapping van rechtswege opgeheven.

   Het openbaar ministerie kan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren ook bevelen de in deze paragraaf bedoelde maatregelen te nemen, onder dezelfde voorwaarden.

§ 2. Behalve in het geval van gemotiveerde hoogdringendheid, nemen de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren, vooraleer over te kunnen gaan tot het nemen van een maatregel bedoeld in paragraaf 1 en in de mate dat de contactgegevens bedoeld in artikel XII.6 voorhanden zijn, minstens vierentwintig uur voor het nemen van de maatregel contact op met de onderneming verantwoordelijk voor de online interface. Hierbij verwijzen zij naar de door hen vastgestelde inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, en/of naar het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen dat is vastgesteld en naar de maatregelen die genomen kunnen worden op basis van onderhavige bepaling.

   Slechts indien de onderneming niet reageert of indien de reactie niet tot gevolg heeft dat het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen wordt vermeden voor het einde van de termijn van vierentwintig uur, kan overgegaan worden tot het nemen van de bedoelde maatregel.

§ 3. De maatregelen die op basis van paragraaf 1 worden genomen, maken het voorwerp uit van een schriftelijke vaststelling. Dit geschrift vermeldt minstens :
1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
2° de datum en het uur van de in paragraaf 2 bedoelde contactname;
3° de identiteit van de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;
4° de genomen maatregelen;
5° de feitelijke en juridische grondslag.

§ 4. Het openbaar ministerie kan de maatregelen die het bevolen of bevestigd heeft, te allen tijde opheffen.

   Zolang er geen bevestiging is van het openbaar ministerie, kunnen de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren de maatregelen opheffen.

   Na de bevestiging van de maatregelen of na het bevel kan op gemotiveerde wijze beroep worden ingesteld tegen de genomen maatregelen bij het openbaar ministerie.

§ 5. De maatregelen bedoeld in paragraaf 1 worden van rechtswege opgeheven door de rechterlijke beslissing die een einde maakt aan de vervolgingen zodra die in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak door het openbaar ministerie, of door een beslissing van de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 7, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.6

[ [#S1;S#] Bij de uitvoering van hun taak inzake opsporing en vaststelling van economische misdrijven, zijn de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 onderworpen aan het toezicht van, naargelang het geval, de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur, onverminderd hun ondergeschiktheid aan de meerderen in de administratie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.6/1

[ [#S1;S#] § 1. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben gekregen bij de uitoefening van hun taken, niet onthullen, aan welke persoon of autoriteit ook.

   In afwijking van het eerste lid mogen deze ambtenaren vertrouwelijke informatie meedelen:
1° in beknopte of samengevoegde vorm, op voorwaarde dat individuele natuurlijke of rechtspersonen niet kunnen worden geïdentificeerd;
2° ingeval de mededeling van dergelijke informatie wordt voorgeschreven of toegestaan door of krachtens dit Wetboek;
3° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken;
4° voor de aangifte van andere strafrechtelijke misdrijven dan deze bedoeld in dit Wetboek en haar uitvoeringsbesluiten, bij de gerechtelijke autoriteiten;
5° aan andere overheidsdiensten en -instellingen, indien dit kadert in het opsporen, vervolgen en sanctioneren van inbreuken op de wetgevingen die tot hun bevoegdheden behoort;
[ [#S2;S#] 6° aan buitenlandse autoriteiten, desgevallend binnen de grenzen of met inachtneming van de Europese richtlijnen en verordeningen, indien dit kadert in het opsporen en vervolgen van inbreuken die vergelijkbaar zijn met deze waarvoor dit boek in sancties voorziet.] [#S2;S#]

§ 2. De inbreuken op paragraaf 1 worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-04-18/03, art. 22, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 28, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.7

[ [#S1;S#] Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van Strafvordering, beschikken de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, bij de uitvoering van hun taak, over de mogelijkheid om inlichtingen en adviezen te verschaffen, met name met betrekking tot de meest doeltreffende middelen voor de naleving van de bepalingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten [ [#S2;S#] en van de verordeningen van de Europese Unie waarvoor dit Wetboek in sancties voorziet en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2020-09-29/05, art. 8, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.8

[ [#S1;S#] § 1. De Koning wijst de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 aan die eveneens bekleed worden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.

   De Koning bepaalt de voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze ambtenaren.

§ 2. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de door de Koning aangewezen ambtenaren, kunnen slechts worden uitgeoefend met het oog op de opsporing, de vaststelling en het onderzoek betreffende de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, en in [ [#S2;S#] de artikelen 196, [ [#S3;S#] 197, 210bis,] [#S3;S#] 299, 494 en Boek 2, Titel IX, Hoofdstuk II, afdeling III, van het Strafwetboek] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 38, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 31, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. XV.9

[ [#S1;S#] Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, te kunnen uitoefenen, leggen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.8., in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen : "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen".

   Zij kunnen hun bevoegdheden uitoefenen op het grondgebied van het hele Koninkrijk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.10

[ [#S1;S#] De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren bijkomende specifieke bevoegdheden toekennen om inbreuken op te sporen en vast te stellen, naast de bevoegdheden waarover zij op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk 2 beschikken.Dit koninklijk besluit moet binnen de 18 maanden na zijn inwerkingtreding worden bekrachtigd bij wet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.10/1

[ [#S1;S#] Overeenkomstig artikel 14, § 5, d), van Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (hierna de "algemene gegevensbeschermingsverordening" genoemd) is de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer de persoonsgegevens niet van de betrokkene zijn verkregen, niet verplicht hem informatie te verstrekken, wanneer de persoonsgegevens krachtens een wettelijke verplichting inzake het beroepsgeheim vertrouwelijk moeten blijven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 88, 066; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art. XV.10/2

[ [#S1;S#] § 1. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, d) en h), en in afwijking van de artikelen 13 en 14 van dezelfde verordening kan het recht op informatie worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de verwerkingsverantwoordelijke is, ter waarborging van:
1° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
2° een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging beogen van de onderzoeken uitgevoerd door de inspectie- en/of controlediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, met inbegrip van de procedures met het oog op de eventuele toepassing van een transactievoorstel door de bevoegde diensten.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve en gerechtelijke procedures en rechtsmiddelen uit hoofde van de beperking van de rechten van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijkingen gelden voor de periode waarin de betrokkene door de genoemde diensten aan een inspectie of onderzoek of aan voorbereidende handelingen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken wordt onderworpen, en voor de periode waarin documenten afkomstig van deze diensten worden verwerkt met het oog op de betreffende vervolging.

   Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van die rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen, of het geheim van het strafrechtelijk onderzoek dreigt te schenden.

   De duur van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde voorbereidende handelingen, gedurende welke de artikelen 13 en 14 van de algemene gegevensbeschermingsverordening niet van toepassing zijn, mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf de ontvangst van een overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van dezelfde verordening ingediende aanvraag.

   De beperking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van informatie rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek betreffende de in paragraaf 2, derde lid, bedoelde informatieverstrekking bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen de maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van informatie en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie over de weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 1, tweede lid, genoemde doeleinden in gevaar zou kunnen brengen. Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan.

   De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen de maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer een inspectie- en/of controledienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in paragraaf 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties vermeld in paragraaf 3, zevende lid, wordt de uitzonderingsregeling onmiddellijk na afsluiting van de inspectie of het onderzoek opgeheven. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt doorgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en/of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 89, 066; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art. XV.10/3

[ [#S1;S#] § 1. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, d) en h), en in afwijking van artikel 15 van dezelfde verordening kan het recht op inzage worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de verwerkingsverantwoordelijke is, ter waarborging van:
1° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
2° een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging beogen van de onderzoeken uitgevoerd door de inspectie- en/of controlediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, met inbegrip van de procedures met het oog op de eventuele toepassing van een transactievoorstel door de bevoegde diensten.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve en gerechtelijke procedures en rechtsmiddelen uit hoofde van de beperking van de rechten van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijkingen gelden voor de periode waarin de betrokkene door de genoemde diensten aan een inspectie of onderzoek of aan voorbereidende handelingen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken wordt onderworpen, en voor de periode waarin documenten afkomstig van deze diensten worden verwerkt met het oog op de betreffende vervolging.

   Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van die rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen, of het geheim van het strafrechtelijk onderzoek dreigt te schenden.

   De duur van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde voorbereidende handelingen, gedurende welke artikel 15 van de algemene gegevensbeschermingsverordening niet van toepassing is, mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf de ontvangst van een overeenkomstig artikel 15 van dezelfde verordening ingediende aanvraag.

   De beperking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek of van de controle die de weigering of de beperking van inzage rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek tot informatieverstrekking, bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen de maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van de inzage en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 1, tweede lid, genoemde doeleinden in gevaar zou kunnen brengen. Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan.

   De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen de maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer een inspectie- en/of controledienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in paragraaf 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties vermeld in paragraaf 3, zevende lid, wordt de uitzonderingsregeling onmiddellijk na afsluiting van de inspectie of het onderzoek opgeheven. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt doorgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en/of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 90, 066; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art. XV.10/4

[ [#S1;S#] § 1. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, d) en h), en in afwijking van artikel 16 van dezelfde verordening kan het recht op rectificatie, worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de verwerkingsverantwoordelijke is, ter waarborging van:
1° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
2° een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging beogen van de onderzoeken uitgevoerd door de inspectie- en/of controlediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, met inbegrip van de procedures met het oog op de eventuele toepassing van een transactievoorstel door de bevoegde diensten.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve en gerechtelijke procedures en rechtsmiddelen uit hoofde van de beperking van de rechten van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijkingen gelden voor de periode waarin de betrokkene door de genoemde diensten aan een inspectie of onderzoek of aan voorbereidende handelingen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken wordt onderworpen, en voor de periode waarin documenten afkomstig van deze diensten worden verwerkt met het oog op de betreffende vervolging.

   Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van die rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen, of het geheim van het strafrechtelijk onderzoek dreigt te schenden.

   De duur van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde voorbereidende handelingen, gedurende welke artikel 16 van de algemene gegevensbeschermingsverordening niet van toepassing is, mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf de ontvangst van een overeenkomstig artikel 16 ingediende aanvraag.

   De beperking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het doel van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van her recht op rectificatie rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen de maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van de inzage en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 1, tweede lid, genoemde doeleinden in gevaar zou kunnen brengen. Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan.

   De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen de maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer een inspectie- en/of controledienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in paragraaf 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties vermeld in paragraaf 3, zevende lid, wordt de uitzonderingsregeling onmiddellijk na afsluiting van de inspectie of het onderzoek opgeheven. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt doorgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en/of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 91, 066; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art. XV.10/5

[ [#S1;S#] § 1. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, d) en h), en in afwijking van artikel 18 van dezelfde verordening kan het recht op beperking van de verwerking, worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de verwerkingsverantwoordelijke is, ter waarborging van:
1° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
2° een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag.

   De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging beogen van de onderzoeken uitgevoerd door de inspectie- en/of controlediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, met inbegrip van de procedures met het oog op de eventuele toepassing van een transactievoorstel door de bevoegde diensten.

   Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve en gerechtelijke procedures en rechtsmiddelen uit hoofde van de beperking van de rechten van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, niet mag overschrijden.

§ 2. Deze afwijkingen gelden voor de periode waarin de betrokkene door de genoemde diensten aan een inspectie of onderzoek of aan voorbereidende handelingen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken wordt onderworpen, en voor de periode waarin documenten afkomstig van deze diensten worden verwerkt met het oog op de betreffende vervolging.

   Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van die rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen, of het geheim van het strafrechtelijk onderzoek dreigt te schenden.

   De duur van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde voorbereidende handelingen, gedurende welke artikel 18 van de algemene gegevensbeschermingsverordening niet van toepassing is, mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf de ontvangst van een overeenkomstig dit artikel 18 ingediende aanvraag.

   De beperking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering van het recht op beperking van verwerking van deze gegevens rechtvaardigt.

§ 3. Bij ontvangst van een verzoek betreffende de in paragraaf 2, derde lid, bedoelde informatieverstrekking bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen de maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van de inzage en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 1, tweede lid, genoemde doeleinden in gevaar zou kunnen brengen. Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan.

   De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen de maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.

   De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

   Wanneer een inspectie- en/of controledienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in paragraaf 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties vermeld in paragraaf 3, zevende lid, wordt de uitzonderingsregeling onmiddellijk na afsluiting van de inspectie of het onderzoek opgeheven. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

   Wanneer een dossier wordt doorgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en/of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-09-05/01, art. 92, 066; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Bijzondere bevoegdheden [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VI] [#S1;S#]
Art. XV.10/1

[ [#S1;S#] Wanneer een onderzoeksmaatregel of maatregel tot vaststelling van een inbreuk ten aanzien van de beoefenaar van een vrij beroep ten uitvoer wordt gelegd, gebeurt zulks in voorkomend geval uitsluitend in aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de persoon met het tuchtrechtelijke gezag ten aanzien van die beoefenaar of nadat die persoon behoorlijk werd opgeroepen, opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.

   Bovendien wordt die maatregel ten uitvoer gelegd met inachtneming van het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de cliënt van de beoefenaar van het vrij beroep.

   De dossiers en andere documenten van de beoefenaar van het vrij beroep kunnen niet in beslag worden genomen. Er kan een afschrift van worden gemaakt dat door de beoefenaar van het vrij beroep voor eensluidend wordt verklaard, onder voorbehoud van het eerste en tweede lid en met inachtneming van het beroepsgeheim.

   De vertegenwoordiger van de bevoegde tuchtoverheid kan aan de overheden die deze maatregelen hebben uitgevaardigd alle opmerkingen betreffende het bewaren van het beroepsgeheim richten. De akten van beslag en de processen-verbaal van visitatie vermelden op straffe van nietigheid de aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de bevoegde tuchtoverheid of het feit dat zij op correcte wijze werd uitgenodigd, alsook de opmerkingen die de vertegenwoordiger van de bevoegde tuchtoverheid meende te moeten maken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 198, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.11

[ [#S1;S#] § 1. De inbreuken bedoeld in artikel XV.83, tweede lid, kunnen worden opgespoord en vastgesteld zowel door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, als door die bedoeld in artikel 11 van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten.

§ 2. Wanneer inbreuken op de bepalingen van boek VI en zijn uitvoeringsbesluiten betrekking hebben op financiële diensten, kunnen ze worden opgespoord en vastgesteld zowel door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 als door de FSMA voor wat betreft de ondernemingen die onder haar toezicht staan of waarvan de verrichtingen of producten onder haar toezicht staan.

   Voor doeleinden van het toezicht bedoeld in het eerste lid kan de FSMA de bevoegdheden uitoefenen als bedoeld in artikelen 34, § 1, 1°, a) en b), 36, 36bis en 37 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

   De Federale Overheidsdienst Economie en de FSMA brengen mekaar op de hoogte van de vaststellingen die zij doen en de maatregelen die zij treffen met betrekking tot inbreuken als bedoeld in het eerste lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.12

[ [#S1;S#] § 1. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 zijn eveneens bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de daden die, zonder strafbaar te zijn, het voorwerp kunnen zijn van een vordering tot staking op initiatief van de minister. De processen-verbaal welke daaromtrent worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.

§ 2. In de uitoefening van hun ambt beschikken de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel XV.3, 1°, 2° en 7°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.13

[ [#S1;S#] § 1. De ambtenaren hiertoe aangesteld door de in artikel XVII.9 bedoelde ministers zijn bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de inbreuken die het voorwerp kunnen zijn van de vordering bedoeld in artikel XVII.3. De processen-verbaal welke daaromtrent worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.

§ 2. In de uitoefening van hun ambt beschikken de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel XV.3, 1°, 2° en 7°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.14

[ [#S1;S#] Na kennisneming van de processen-verbaal opgemaakt op grond van artikel XV.2 en bij vaststelling van inbreuken op de bepalingen bedoeld in [ [#S2;S#] artikel XV.83, 8°] [#S2;S#], kan de onderzoeksrechter, middels een met redenen omklede beschikking, de communicatietechniek-exploitanten gelasten, indien deze daartoe in staat zijn, de terbeschikkingstelling van de communicatietechniek die door de overtreder is gebruikt om de inbreuk te plegen, op te schorten binnen de perken en voor de duur die hij bepaalt en die een maand niet kan overschrijden.

   De onderzoeksrechter kan een of meer keren de uitwerking van zijn beschikking verlengen; hij moet er een einde aan maken zodra de omstandigheden, die ze rechtvaardigden, verdwenen zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 53, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. XV.15

[ [#S1;S#] Bij niet-naleving van de bepalingen van boek VI, titel 3, hoofdstuk 4, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 en de officieren van gerechtelijke politie een proces-verbaal opstellen. Een kopie van dit proces-verbaal wordt afgegeven of per aangetekende brief toegestuurd aan de organisator of zijn aangestelde.

   Voornoemde ambtenaren kunnen in dit geval ter plaatse mondeling verbieden tot de verkoop van de goederen opgenomen in het proces-verbaal over te gaan, of de stopzetting van deze verkoop bevelen.

   Zij kunnen overgaan tot de beslaglegging ten bewarende titel van de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken, overeenkomstig de bepalingen van artikel XV.4.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.16

[ [#S1;S#] De minister of de ambtenaar bedoeld in artikel XV.2 kan een onderneming vragen dat zij de bewijzen levert betreffende de materiële juistheid van de feitelijke gegevens die zij meedeelt in het kader van een handelspraktijk.

   De onderneming moet binnen een termijn van maximum één maand het bewijs van de materiële juistheid van die gegevens leveren.

   Wanneer de bewijzen vereist krachtens het eerste lid niet worden geleverd of onvoldoende worden geacht, kan de minister of de hiertoe aangestelde ambtenaar oordelen dat de handelspraktijk in strijd is met de bepalingen van boek VI, titel 4. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.16/1

   <Opgeheven bij W 2020-09-29/05, art. 9, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art. XV.16/2

[ [#S1;S#] De minister of zijn gemachtigde kan een product uit de handel nemen en de terugname met het oog op de wijziging, de gehele of gedeeltelijke terugbetaling dan wel de ruil ervan gelasten wanneer is vastgesteld dat :
- een onderneming niet binnen de in artikel XV.16 bepaalde termijn de bewijzen levert betreffende de materiële juistheid van de feitelijke gegevens die zij meedeelt in het kader van een handelspraktijk of
- de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium [ [#S2;S#] bedoeld in artikel XV.3, 8°,] [#S2;S#] door de betrokken onderneming niet wordt uitgevoerd of
- een ontleding of controle van het product door een onafhankelijk laboratorium aantoont dat het product niet voldoet aan voorwaarden opgelegd door de besluiten genomen in uitvoering van artikel VI.9, § 1.

   De minister of zijn gemachtigde hoort vooraf de betrokken onderneming en licht haar in uiterlijk vijftien dagen na het nemen van de maatregelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-06-29/01, art. 40, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 2)<W 2020-09-29/05, art. 10, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VII] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. XV.17

[ [#S1;S#] § 1. Met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen van boek VII [ [#S5;S#] , titels 1 tot 6] [#S5;S#], en van zijn uitvoeringsbesluiten, hebben de in artikel XV. 2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen. Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.

   Zij kunnen daarbij de bevoegdheden uitoefenen bedoeld in de artikelen XV.3, 2° en XV.4.

   [ [#S2;S#] Meer in het bijzonder, met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen van de Verordening (EU) nr. 2015/751, met uitzondering van zijn artikel 7, [ [#S3;S#] de artikels VII.34 tot VII.37, VII.64 en VII.65] [#S3;S#] evenals inbreuken op de bepalingen van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel VII.63/1 en van artikel VII.63/2 van het Wetboek van economisch recht, kunnen zij de Bank raadplegen die hen, in voorkomend geval, bijstand verleent en hen de vertrouwelijke informatie meedeelt overeenkomstig het artikel 36/14, 17°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.] [#S2;S#]

   De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.

   Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.

   Tenzij de vaststellingen betrekking hebben op de naleving van een of meer bepalingen van [ [#S4;S#] boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°] [#S4;S#] kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2 kunnen een proces-verbaal van waarschuwing of een proces-verbaal opstellen of een administratieve sanctie voorstellen die onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen.

   Indien een proces-verbaal van waarschuwing, een proces-verbaal of een administratieve sanctie onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen dan wordt de onderneming hierover voorafgaandelijk geïnformeerd, hetzij bij de mededeling van het afschrift van het proces-verbaal van waarschuwing of het proces-verbaal, hetzij uiterlijk één maand voor het aanvatten van de procedure tot het opleggen van een administratieve sanctie.

§ 2. De in artikel XV. 2 bedoelde ambtenaren zijn eveneens bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de daden die, zonder strafbaar te zijn, het voorwerp kunnen zijn van een vordering tot staking op initiatief van de minister. De processen-verbaal die daaroverworden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.

   In de uitoefening van hun ambt beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel XV.3, 1° tot 3° en 5°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2016-12-01/12, art. 4, 040; Inwerkingtreding : 25-12-2016> ( 3)<W 2018-07-19/09, art. 12, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> ( 4)<W 2018-07-30/47, art. 32, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 5)<W 2018-04-15/14, art. 199, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.17/1

[ [#S1;S#] § 1. De ambtenaren van de FOD Economie bedoeld in artikel XV.2 werken samen met de autoriteiten van de andere lidstaten om de taken te vervullen bedoeld in de richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en de taken bedoeld in de richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties.

   Ze verlenen eveneens assistentie aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.

§ 2. De FOD Economie voorziet de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten die overeenkomstig het artikel 36, (1) van de in paragraaf 1 bedoelde richtlijn 2014/17/EU en artikel 22, (1) van de in paragraaf 1 bedoelde richtlijn 2014/92/EU zijn aangeduid, onverwijld van alle gegevens die ze nodig hebben voor het vervullen van hun opdrachten die zijn omschreven in deze richtlijnen.

   De FOD Economie kan bij het uitwisselen van gegevens aangeven dat die gegevens alleen met zijn uitdrukkelijke instemming mogen worden doorgegeven. De gegevens mogen in dat geval alleen worden uitgewisseld voor de doeleinden waarmee de FOD Economie heeft ingestemd.

   De FOD Economie mag de ontvangen informatie aan de FSMA of de Bank doorgeven. Behalve wanneer de omstandigheden dit afdoende rechtvaardigen, in welk geval de FOD Economie onverwijld het contactpunt dat de gegevens heeft geleverd op de hoogte stelt, mag de informatie aan andere instanties of natuurlijke of rechtspersonen alleen worden doorgeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de informatie hebben meegedeeld, en uitsluitend voor de doeleinden waarmee die autoriteiten hebben ingestemd.

§ 3. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren van de FOD Economie kunnen het verzoek tot samenwerking bij onderzoek of toezicht dan wel tot uitwisseling van informatie, overeenkomstig paragraaf 2, alleen afwijzen indien:
1° het onderzoek, de verificatie ter plaatse, het toezicht of de uitwisseling van informatie gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van de Belgische Staat;
2° voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingesteld;
3° tegen dezelfde personen en voor dezelfde feiten reeds een definitieve uitspraak is gedaan in België.

   In geval van dergelijke weigering, stelt de FOD Economie de verzoekende bevoegde autoriteit in kennis van de afwijzing, met een zo uitvoerig mogelijke opgave van de redenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/28, art. 29, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.18

[ [#S1;S#] § 1.Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een betalingsdienstaanbieder of een uitgever van elektronisch geld een of meer [ [#S3;S#] bepalingen van boek VII, titel 3,] [#S3;S#], van Verordening (EG) nr. 924/2009 of van de artikelen 3 en 5 tot 9 van Verordening (EU) nr. 260/212 niet naleeft, delen zij deze vaststellingen mee aan de Bank. De Bank onderzoekt of en in welke mate er overeenkomstig het specifieke statuut van de betalingsaanbieder of uitgever van elektronisch geld bestuursrechtelijke sancties of andere bijzondere maatregelen dienen te worden genomen.] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 2. Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een kredietgever of een kredietbemiddelaar een of meer bepalingen van [ [#S5;S#] boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°] [#S5;S#] niet naleeft, delen zij deze informatie mee aan de FSMA opdat zij in voorkomend geval de nodige maatregelen neemt en/of de administratieve sancties uitspreekt waarin dit boek voorziet.] [#S2;S#]

[ [#S4;S#] § 3. Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een begunstigde, een betalingsdienstaanbieder, een accepteerder, een uitgever, een betaalkaartschema of een verwerkingsentiteit een inbreuk begaat zoals bestraft door artikel XV.89, 22°, of door artikel XV.89, 23°, delen zij deze vaststellingen ter informatie mee aan de Bank.

   De begunstigden, de betalingsdienstaanbieders, de accepteerders, de uitgevers, de betaalkaartschema's en de verwerkingsentiteiten moeten respectievelijk worden begrepen in de zin van artikel 2, 13), van artikel 2, 24), van artikel 2, 1), van artikel 2, 2), van artikel 2, 16), en van artikel 2, 28), van Verordening (EU) nr. 2015/751.] [#S4;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)> ( 2)<W 2014-04-19/39, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 3)<W 2015-10-26/06, art. 54, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 4)<W 2016-12-01/12, art. 5, 040; Inwerkingtreding : 25-12-2016> ( 5)<W 2018-07-30/47, art. 32, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] - De bevoegdheden van de FSMA] [#S1;S#]
Art. XV.18/1

[ [#S1;S#] De FSMA ziet erop toe dat elke kredietgever of kredietbemiddelaar werkt overeenkomstig de bepalingen van [ [#S2;S#] boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°] [#S2;S#] en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan.

   Hiertoe kan de FSMA zich elke informatie en elk document over de organisatie, de werking, de toestand en de verrichtingen van kredietgevers en kredietbemiddelaars doen meedelen. Zij kan tevens aan de centrale instellingen vragen om de naleving aan te tonen van de verbintenissen die op hen rusten met toepassing van de artikelen VII.181, § 5 en VII.186, § 4.

   Zij kan ter plaatse inspecties verrichten bij kredietgevers, kredietbemiddelaars en centrale instellingen, en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in het bezit van de kredietgever of de kredietbemiddelaar, om de naleving na te gaan van de wettelijke en reglementaire bepalingen bedoeld in het eerste lid.-1

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 32, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. XV.18/2

[ [#S1;S#] Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de onschendbaarheid van de woning en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, mag de FSMA elk onderzoek uitvoeren, inclusief in de lokalen waar de kredietbemiddelaar zijn activiteit uitoefent en in de zetel en de agentschappen van de betrokken kredietgevers, om de juistheid van de verklaring op erewoord bedoeld in de artikelen VII.181, § 3 en VII.186, § 3 na te gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. XV.18/3

[ [#S1;S#] De FSMA kan ter plaatse controles verrichten in de bijkantoren gevestigd in de Europese Economische Ruimte van de bemiddelaars, bedoeld in artikel VII.183, § 1, waarvan zij de lidstaat van herkomst is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 3)>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] - De bevoegdheden van de Bank.] [#S1;S#]
Art. XV.18/4

[ [#S1;S#] § 1. De Bank is bevoegd om erop toe te zien dat de betaalkaartschema's en de verwerkingsentiteiten overereenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 2015/751 werken.

   De betaalkaartschema's en de verwerkingsentiteiten moeten respectievelijk worden opgevat in de zin van artikel 2, 16), en van artikel 2, 28), van de Verordening (EU) nr. 2015/751.

§ 2. Hiertoe kan de Bank verlangen dat haar, op schriftelijk verzoek en binnen de termijn die zij vaststelt, alle informatie en alle documenten wordt bezorgd die zij nodig heeft om te verifiëren of artikel 7 van de Verordening (EU) nr. 2015/751 wordt nageleefd.

   Zij kan bovendien eisen dat een betaalkaartschema ook een onafhankelijk verslag levert waarin wordt bevestigd dat het artikel 7, lid 1, van de Verordening (EU) nr. 2015/751 naleeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-12-01/12, art. 7, 040; Inwerkingtreding : 25-12-2016>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden voor de toepassing van Boek IX] [#S1;S#]
Art. XV.19

[ [#S1;S#] Onverminderd hoofdstuk 1 zijn, voor de toepassing van Boek IX, onderstaande bepalingen van toepassing :
1° de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren, de personeelsleden van het Centraal Meldpunt en de leden van de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] zijn verplicht tot geheimhouding van de informatie die in het kader van Boek IX werd verzameld en die door haar aard onder het beroepsgeheim valt tenzij die informatie veiligheidskenmerken van de producten betreft die, gelet op de omstandigheden, openbaar moeten worden gemaakt om de gezondheid en de veiligheid van de consumenten te beschermen;
2° in het kader van hun opdracht mogen de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de relevante vaststellingen en analyseresultaten gebruiken die door andere instellingen meegedeeld worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XV.20

[ [#S1;S#] De ambtenaren, belast met het toezicht op andere wetgevingen, mogen de inlichtingen verkregen in het kader van de controle op de bepalingen van Boek IX en andere wetgevingen gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht waarmee zij belast zijn.

   [...]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden voor de toepassing van boek XI] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Bestrijding van namaak en piraterij] [#S1;S#]
Art. XV.21

[ [#S1;S#] In afwijking van hoofdstuk 1, zijn de in artikel XV.2 en XV.25/1 bedoelde ambtenaren slechts bevoegd om de inbreuken op boek XI op te sporen en te vervolgen die bedoeld zijn in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.22

[ [#S1;S#] De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 en XV.25/1 kunnen slechts de bevoegdheden bedoeld in artikel XV.3, 1°, eerste lid, uitoefenen wanneer het redelijkerwijze toegelaten is te veronderstellen dat goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht zich op die plaats bevinden.

   De in het eerste lid bedoelde ambtenaren kunnen slechts de bevoegdheden bedoeld in artikel XV.3, 4°, uitoefenen indien het redelijkerwijze toegelaten is te veronderstellen dat deze pakken, kisten, tonnen en andere verpakkingen goederen bevatten die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht.

   De in het eerste lid bedoelde ambtenaren kunnen slechts de bevoegdheden bedoeld in artikel XV.3, 5°, uitoefenen indien er, in het kader van een onderzoek verricht naar inbreuken op bepalingen van titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, ernstige aanwijzingen van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht bestaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.23

[ [#S1;S#] In afwijking van de bepaling uit artikel XV.5, § 1, eerste lid kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 en XV.25/1 bij de uitoefening van hun bevoegdheden met betrekking tot de inbreuken bedoeld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, op risico van de eigenaar, de houder of de geadresseerde van de goederen waarvan wordt vermoed dat zij een inbreuk vormen op een intellectueel eigendomsrecht, overgaan tot het in beslag nemen van deze goederen, alsmede van de vervoermiddelen, werktuigen, gereedschappen en andere voorwerpen die tot het plegen van de inbreuk kunnen hebben gediend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.24

[ [#S1;S#] Artikel XV.5, § 4, is niet van toepassing voor goederen waarvan wordt vermoed dat zij een inbreuk vormen op een intellectueel eigendomsrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.25

[ [#S1;S#] De in artikel XV.2 en XV.25/1 bedoelde ambtenaren kunnen indien het redelijkerwijze is toegelaten te veronderstellen dat goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht zich in dat voertuig bevinden, van de vervoerders eisen hun voertuig tot stilstand te brengen en de nodige bijstand te verlenen voor de vaststelling van de aard en de kwantiteit van de vervoerde goederen. In geval het onmogelijk is om ter plaatse tot de voornoemde verificatie over te gaan, moet de vracht, indien de eisende ambtenaar er het bevel toe geeft, naar een plaats worden gebracht waar de verificatie plaats kan vinden, dit alles ten laste van de vervoerder indien een inbreuk wordt waargenomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.25/1

[ [#S1;S#] Behalve de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, zijn ook de ambtenaren van de Administratie der Douanen en Accijnzen, en de hiertoe door de minister bevoegd voor Economie en de minister van Financiën aangestelde ambtenaren, bevoegd om de in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, bepaalde inbreuken op te sporen en vast te stellen.

   De ambtenaren bedoeld in het eerste lid beschikken, over dezelfde bevoegdheden als de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.25/2

[ [#S1;S#] De minister bevoegd voor Economie erkent de deskundigen als bedoeld in artikel XV.33, eerste lid, die worden aangeduid voor wat betreft namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten, overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels bepaald door de Koning.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.25/3

[ [#S1;S#] De ambtenaren die krachtens artikel XV.62 hiertoe uitdrukkelijk worden aangewezen kunnen evenwel de vernietiging bevelen van de goederen die aan de Schatkist werden afgestaan indien geen derde die beweert recht te hebben op deze goederen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de datum van afstand, enige terugvordering heeft geformuleerd. Voor de toepassing van dit lid, geldt een termijn van vijftien dagen voor de vernietiging van de bederfbare goederen of goederen die een beperkte houdbaarheid hebben.

   De eigenaar of de houder van de aan de Schatkist afgestane goederen, of de houder van het intellectuele eigendomsrecht waarop een inbreuk wordt aangevoerd, kunnen door deze ambtenaren worden verzocht de goederen zelf te vernietigen.

   De kosten voor de bewaring en vernietiging van de goederen die aan de Schatkist werden afgestaan, worden gedragen door de persoon die er eigenaar van is op het moment van de afstand. Indien deze onbekend of onvermogend is, zijn de houder van de goederen, de geadresseerde van de goederen en de houder van het recht hoofdelijk gehouden tot het dragen van de kosten. De Koning kan de modaliteiten vaststellen voor de procedure van terugvordering van de kosten.

   De bevoegde ambtenaar kan, in afwijking van het eerste lid, inzoverre de houder van het recht hierdoor geen schade lijdt, besluiten een andere bestemming te geven aan de goederen. In dat geval maakt hij de goederen over aan de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, en belast hij deze met de vervreemding van deze goederen. De Koning kan de modaliteiten vaststellen voor de toepasbaarheid van deze vervreemdingsprocedure. Deze procedure kan geen aanleiding geven tot kosten voor de Schatkist.

   Wanneer de goederen worden vernietigd of vervreemd, wordt vooraf een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de te vernietigen of de te vervreemden voorwerpen opgemaakt, en wordt een monster daarvan genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Collectief beheer van het auteursrecht en naburige rechten en transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Art. XV.25/4

[ [#S1;S#] § 1. Bij toepassing van artikel XV.2, mogen de ambtenaren van de Controledienst, aangesteld door de minister, als ze redenen hebben om aan te nemen dat een of meer bepalingen bedoeld in het artikel XI.279 of het artikel XV.112 wordt of worden geschonden:
1° zich op eerste verzoek zonder verplaatsing de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;
2° na voorafgaande verwittiging van ten minste vijf werkdagen, of zonder voorafgaande verwittiging tijdens de gewone openings- of werkuren binnentreden in de kantoren, lokalen, werkplaatsen, gebouwen, belendende binnenplaatsen waartoe zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben en er alle dienstige vaststellingen doen en indien nodig tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op de onder punt 1° bedoelde documenten;
3° zonder voorafgaande verwittiging, maar met de voorafgaande toestemming van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de bewoonde gebouwen bezoeken tijdens de gewone openings- of werkuren binnentreden, voor zover de bewoonde gebouwen lokalen omvatten die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor het uitoefenen van de in artikel I.16, § 1, 4° tot 6° bepaalde activiteit; om er alle dienstige vaststellingen te doen en indien nodig tegen ontvangstbewijs, beslag te leggen op de onder 1° bedoelde documenten.

§ 2. In de uitoefening van hun ambt kunnen de ambtenaren van de Controledienst bijstand van de politie vorderen.

§ 3. Onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur, oefenen de ambtenaren van de Controledienst de hen op grond van paragrafen 1 en 2 verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal en van de federale procureur voor wat betreft de taken tot opsporing en vaststelling van overtredingen bedoeld in artikel XV.112.

§ 4. Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel XV.31/1, wordt het proces-verbaal tot vaststelling van een overtreding bedoeld in artikel XV.112 pas aan de procureur des Konings toegezonden als geen gevolg is gegeven aan de waarschuwing. Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel XV.62/1, wordt het proces-verbaal pas aan de procureur des Konings toegezonden wanneer de overtreder niet op het voorstel tot transactie is ingegaan.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 113, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek XII] [#S1;S#]
Art. XV.26

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de bepalingen in titel 1, hoofdstukken 1 en 3, en in verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, zijn de volgende bepalingen van toepassing op de controle van de in België gevestigde vertrouwensdienstverleners bedoeld in verordening 910/2014 en in boek XII, titel 2.

§ 2. Het Toezichthoudend orgaan is belast met de controle van de vertrouwensdienstverleners bedoeld in de eerste paragraaf.

   Het Toezichthoudend orgaan kan een beroep doen op de diensten van een of meer deskundigen om het te helpen in zijn controleopdracht. De aangewezen deskundigen moeten financieel en organisationeel onafhankelijk zijn van de vertrouwensdienstverleners.

§ 3. Wanneer het Toezichthoudend orgaan vaststelt dat een in België gevestigde vertrouwensdienstverlener zich niet houdt aan de eisen van verordening 910/2014, van boek XII, titel 2, of van zijn bijlagen, stelt het hem in gebreke en stelt het een redelijke termijn vast in functie van de aard en de ernst van de tekortkoming, tijdens welke de vertrouwensdienstverlener alle nodige maatregelen dient te hebben getroffen om die tekortkomingen te verhelpen.

§ 4. Indien na afloop van die termijn de nodige maatregelen niet werden getroffen, kan de minister of zijn afgevaardigde:
a) de gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener verbieden verder gekwalificeerde vertrouwensdiensten te verlenen en
b) de gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener gelasten onmiddellijk de gebruikers van zijn diensten op de hoogte te brengen van het verlies van hun gekwalificeerde status, of
c) de niet-gekwalificeerde vertrouwensdienstververlener verbieden, bij toepassing van artikel 17, paragraaf 3, punt b) van verordening 910/2014, verder niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten te verlenen .] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 27, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Afdeling 6.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.27

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.27/1

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.27/2

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.27/3

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.27/4

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.27/5

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Afdeling 7. [ [#S1;S#] - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek XVIII] [#S1;S#]
Art. XV.28

[ [#S1;S#] Bij de uitvoering van hun taak kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 :
1° kennisgeving doen van de regelmatig voorgeschreven opeisingen, ze uitvoeren of doen uitvoeren;
2° van de gemeentebesturen de nodige middelen opeisen voor de vervulling van hun opdracht. Deze gemeentebesturen kunnen, te dien einde, in de persoon van de burgemeester, van een der schepenen, van de gemeentesecretaris of van ambtenaren van de lokale en federale politie worden opgeëist.

   Zij kunnen er onder meer toe gehouden worden de inbeslaggenomen waren in ontvangst te nemen, er het vervoer van te verzekeren en er de bewakers van te zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-27/37, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheid van het openbaar ministerie en de onderzoeksrechter] [#S1;S#]
Art. XV.30

[ [#S1;S#] Het openbaar ministerie of, indien een gerechtelijk onderzoek wordt geopend, de onderzoeksrechter, kan de voorlopige sluiting van de inrichting van de overtreder bevelen. De duur van de voorlopige sluiting mag de datum waarop over de inbreuk definitief uitspraak zal zijn gedaan, niet overschrijden.

   De beslissing tot voorlopige sluiting maakt de procedure van transactie als bedoeld in [ [#S2;S#] de artikelen XV.61, XV.62 en XV.62/1] [#S2;S#] onmogelijk.

   De voorlopige sluiting van de inrichting wordt van kracht achtenveertig uur na de kennisgeving ervan aan de overtreder.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2014-04-19/60, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.30/1

[ [#S1;S#] § 1. De procureur des Konings beveelt de vernietiging van de goederen die met toepassing van artikel XV.23 in beslag werden genomen wanneer dit in het belang van de openbare veiligheid is vereist of indien de bewaring of de opslag ervan een gevaar kan betekenen voor de openbare orde of problematisch kan zijn door de aard of hoeveelheid ervan of door de manier waarop ze zijn opgeslagen, indien geen derde die beweert recht op deze goederen te hebben, binnen een termijn van één maand te rekenen van de datum van het beslag, enige terugvordering heeft geformuleerd. Voor de toepassing van dit lid, geldt een termijn van vijftien dagen voor de vernietiging van de bederfbare goederen of goederen die een beperkte houdbaarheid hebben.

   De eigenaar of de houder van de goederen die in beslag werden genomen, of de houder van het intellectuele eigendomsrecht waarop een inbreuk wordt aangevoerd, kunnen op vordering van de procureur des Konings worden verzocht de goederen zelf te vernietigen.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

   De kosten voor de vernietiging van de goederen die met toepassing van de eerste [ [#S2;S#] twee] [#S2;S#] leden worden bevolen, worden door de eigenaar van de goederen gedragen. Indien deze onbekend of onvermogend is, zijn de houder van de goederen, de geadresseerde van de goederen en de houder van het recht hoofdelijk gehouden tot het dragen van de kosten. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de modaliteiten vaststellen voor de procedure van terugvordering van de kosten.

   De procureur des Konings kan, in afwijking van het eerste lid, inzoverre de houder van het recht hierdoor geen schade lijdt, besluiten een andere bestemming te geven aan de goederen, en de vervreemdingsprocedure bedoeld in artikel 28octies, § 1, 1°, van het Wetboek van strafvordering bevelen. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de modaliteiten vaststellen voor de toepasbaarheid van deze vervreemdingsprocedure. Deze procedure kan geen aanleiding geven tot kosten voor de Schatkist.

   Telkens als vernietiging of vervreemding moet plaats hebben, wordt vooraf een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de te vernietigen of de te vervreemden voorwerpen opgemaakt, en wordt een monster daarvan genomen.

§ 2. De kosten voor de bewaring van de in beslag genomen goederen worden door de eigenaar van de goederen gedragen. Indien deze onbekend of onvermogend is, zijn de houder van de goederen, de geadresseerde van de goederen en de houder van het recht hoofdelijk gehouden tot het dragen van de kosten. De Koning kan de modaliteiten vaststellen voor de procedure van terugvordering van de kosten.

   De eigenaar of de houder van de goederen die in beslag werden genomen, de houder van het intellectuele eigendomsrecht waarop een inbreuk wordt aangevoerd of iedere derde die beweert recht op deze goederen te hebben in toepassing van paragraaf 1, eerste lid, kunnen op vordering van de procureur des Konings tot gerechtelijke bewaarder van deze goederen worden aangesteld.

§ 3. Tijdens het onderzoek en voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2, beschikt de onderzoeksrechter over dezelfde bevoegdheden als de procureur des Konings.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 6, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 33, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Andere bijzondere bevoegdheden] [#S1;S#]
Art. XV.30/2

[ [#S1;S#] De door de minister aangestelde ambtenaren zijn bevoegd de controleurs van de Europese Commissie de nodige bijstand te verlenen, zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden.

   De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken daarbij over de bevoegdheden voorzien in titel 1, hoofdstuk 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-04-18/03, art. 24, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Waarschuwings- en [ [#S2;S#] openbaarmakingsprocedures] [#S2;S#] [ [#S3;S#] en herstelmaatregelen] [#S3;S#]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. XV.31

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1 vormt, of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van deze handeling wordt aangemaand.

   De waarschuwing wordt de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van de vaststelling van de feiten, bij aangetekende zending met ontvangstmelding of door de overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal [ [#S4;S#] van waarschuwing] [#S4;S#]. De waarschuwing kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de waarschuwing per fax of elektronische post wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd.

   Wanneer de overtreder niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de inbreuk begint de termijn van dertig dagen te lopen op de dag waarop de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 de vermoedelijke overtreder van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.

   De waarschuwing vermeldt :
1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wettelijke of reglementaire bepaling of bepalingen bedoeld in artikel XV.2, § 1;
2° de termijn waarbinnen [ [#S3;S#] en voor wat betreft de inbreuken op titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 8, de mogelijke wijzen waarop] [#S3;S#] voormelde feiten dienen te worden stopgezet;
3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, ofwel een vordering tot staking zal ingesteld worden, ofwel de procureur des Konings zal ingelicht worden ofwel de transactieprocedure bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1, zal toegepast worden, ofwel een bestuurlijke sanctie zal opgelegd worden;
4° [ [#S6;S#] dat de overtreder kan toezeggen om de inbreuk stop te zetten en, waar relevant, bijkomend kan toezeggen over te gaan tot herstel, dat een toezegging aanvaard kan worden en aanleiding kan geven tot het stopzetten van de handhaving maar verdere bestuurlijke of strafrechtelijke handhaving niet noodzakelijk in de weg staat en dat de toezegging van de overtreder om de inbreuk stop te zetten of, waar relevant, over te gaan tot herstel, openbaar kan worden gemaakt.] [#S6;S#]

§ 2. In geval van toepassing van paragraaf 1, wordt het in artikel XV.2 bedoeld proces-verbaal pas bezorgd aan de procureur des Konings, wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven binnen de in paragraaf 1, vierde lid, 2°, bedoelde termijn en er geen toepassing wordt gemaakt van de transactieprocedure bedoeld [ [#S3;S#] in de artikelen XV.61 en XV.62] [#S3;S#].

§ 3. Onverminderd de andere in dit Wetboek voorgeschreven maatregelen kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 openbaar maken dat een onderneming heeft toegezegd om een in dit Wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten bedoelde inbreuk stop te zetten.] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken op de bepalingen van [ [#S5;S#] boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°] [#S5;S#].] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2014-04-19/39, art. 5, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 3)<W 2014-04-19/60, art. 9, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 4)<W 2015-10-26/06, art. 55, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 5)<W 2018-07-30/47, art. 32, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 6)<W 2020-09-29/05, art. 12, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Art. XV.31/1

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer na hen te hebben gehoord, vastgesteld wordt dat:
1° de beheersvennootschap de bepalingen en rechtshandelingen bedoeld in artikel XI.279, § 1, eerste lid, schendt;
2° de onafhankelijke beheerentiteit bedoeld in artikel XI.246, § 1, derde lid de bepalingen in artikel XI.279, § 1, tweede lid, schendt;
3° de collectieve beheersorganisatie die gevestigd is in een andere lidstaat, met of zonder bijkantoor in België, de bepalingen bedoeld in artikel XI.279, § 2, schendt;
4° de onafhankelijke beheerentiteit die gevestigd is in een andere lidstaat, met of zonder bijkantoor in België, de bepalingen bedoeld in artikel XI.279, § 3, schendt;
5° een persoon zonder de vereiste vergunning bij toepassing van artikel XI.273/17 een beheersactiviteit in de zin van artikel I.16, § 1, 4° of 5°, uitoefent; of
6° een persoon zonder de vereiste verklaring bij toepassing van artikel XI.273/18 een beheersactiviteit in de zin van artikel I.16, § 1, 6° uitoefent,

   kan de Controledienst in afwijking van afdeling 1, een waarschuwing richten aan de beheersvennootschap, aan de onafhankelijke beheerentiteit, aan de collectieve beheerorganisatie of aan de persoon bedoeld in het eerste lid waarbij tot het verhelpen van de vastgestelde tekortkoming aangemaand wordt.

§ 2. De waarschuwing wordt aan de beheersvennootschap, aan de beheerentiteit, aan de collectieve beheerorganisatie of aan de persoon bedoeld in het eerste lid ter kennis gebracht door middel van een aangetekende zending met ontvangstbericht of door de overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld.

   De waarschuwing vermeldt:
1° de ten laste gelegde feiten en de overtreden bepaling(en);
2° de termijn waarbinnen de vastgestelde tekortkoming verholpen moet worden;
3° dat indien de vastgestelde tekortkoming niet verholpen werd:
a) de minister, of naargelang het geval de ambtenaar die specifiek daartoe aangewezen werd, één van de rechtsvorderingen bedoeld in artikel XVII.21 kan instellen en/of de administratieve sancties bedoeld in de artikelen XV.66/1, XV.66/2 en XV.66/3 kan treffen;
b) dat in geval van inbreuk bedoeld in artikel XV.112, zonder afbreuk te doen aan de maatregelen bedoeld in a) de door de minister aangestelde ambtenaren de procureur des Konings kunnen inlichten, of de transactie bepaald in artikel XV.62/1 kunnen toepassen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 114, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Herstelmaatregelen] [#S1;S#]
Art. XV.31/2

[ [#S1;S#] § 1. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om toezeggingen tot het beëindigen van inbreuken te verkrijgen of te aanvaarden van de onderneming die verantwoordelijk is voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1.

§ 2. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om van de onderneming, op haar initiatief, aanvullende toezeggingen tot herstel te verkrijgen in het belang van consumenten die nadeel hebben ondervonden van de vermoede inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, of, waar passend, toezeggingen van de onderneming trachten te verkrijgen die adequaat herstel bieden aan consumenten die nadeel ondervinden van de inbreuken.

§ 3. Het verkrijgen of aanvaarden van een toezegging staat verdere administratieve of strafrechtelijke handhaving niet in de weg.

   De toezegging en aanvaarding ervan door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren kan tot gevolg hebben dat de handhaving wordt beëindigd voor zover de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, werden stopgezet en in voorkomend geval de schade aan consumenten werd vergoed.

§ 4. De toezeggingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2, met inbegrip van de identiteit van de onderneming, kunnen openbaar worden gemaakt, voor zover zij aanvaard werden door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren.] [#S1;S#]

( 1)<W 2020-09-29/05, art. 14, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Openbaarmaking] [#S1;S#]
Art. XV.31/2/1

[ [#S1;S#] Om ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, beschikken de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheid om tijdelijk over te gaan tot de publicatie van de naam, de praktijk en in voorkomend geval, de volledige identificatiegegevens van ondernemingen die praktijken hanteren die schade veroorzaken aan consumenten.

   Vooraleer over te kunnen gaan tot de publicatie, dienen de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de onderneming op de hoogte te brengen van de feiten die aan de basis liggen van de in het eerste lid bedoelde maatregelen, van het voornemen om deze maatregelen te nemen en van de bepalingen opgenomen in het derde en vierde lid.

   Er kan slechts worden overgegaan tot de in het eerste lid bedoelde publicatie, indien er binnen de termijn van vierentwintig uur geen reactie wordt ontvangen van de onderneming, er geen contact mogelijk is, indien de onderneming niet toezegt de schadelijke praktijk stop te zetten zoals bedoeld in artikel XV.31/2, of indien ze op geen andere manier een afdoende verantwoording heeft gegeven.

   Onverminderd de mogelijkheid om de toezegging zelf openbaar te maken, wordt de publicatie ingetrokken van zodra de onderneming het bewijs levert dat ze de inbreuk heeft stopgezet in overeenstemming met haar toezegging zoals bedoeld in artikel XV.31/2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 16, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 3/1. [ [#S1;S#] - Bevel en dwangsomprocedures] [#S1;S#]
Art. XV.31/3

[ [#S1;S#] § 1. De FSMA kan een kredietgever of een kredietbemiddelaar gelasten om, binnen de termijn die zij vaststelt, zich te voegen naar de bepalingen van [ [#S2;S#] boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°] [#S2;S#], of naar de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan.

§ 2. Onverminderd de andere maatregelen waarin dit boek of boek VII, hoofdstuk 4 voorziet, kan de FSMA, als een persoon aan wie zij overeenkomstig § 1 een uitdrukkelijk bevel heeft opgelegd in gebreke blijft zich hiernaar te voegen binnen de termijn die hem werd toegekend, mits deze persoon zijn verweermiddelen kon doen gelden :
1° haar standpunt inzake de inbreuk of de tekortkoming bekendmaken. De kosten van die bekendmaking zijn ten laste van de betrokken kredietgever of kredietbemiddelaar;
2° de betaling van een dwangsom opleggen die voor de kredietgevers niet meer mag bedragen dan 5.000 euro per dag vertraging, noch in totaal 50.000 euro per inbreuk, en die voor de kredietbemiddelaars niet meer mag bedragen dan 500 euro per dag vertraging, noch in totaal 25.000 euro.

§ 3. In geval van hoogdringendheid kan de FSMA de maatregel bedoeld in § 2, 1° nemen zonder een voorafgaandelijk uitdrukkelijk bevel, mits de betrokken persoon voorafgaandelijk zijn verweermiddelen kon doen gelden.

§ 4. De dwangsommen opgelegd overeenkomstig dit artikel worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 32, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Coördinatie en opvolging tussen verschillende overheidsdiensten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemeen] [#S1;S#]
Art. XV.32

[ [#S1;S#] De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen alle diensten van de Staat, met inbegrip van het openbaar ministerie en de griffies van alle rechtscolleges, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten, de politiezones, de verenigingen waartoe ze behoren en van de openbare instellingen die ervan afhangen, verzoeken alle informatie en documenten te verzamelen die nuttig worden geacht voor de uitoefening van hun taak.

   Alle diensten bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de diensten van de gemeenschappen en gewesten, verstrekken de informatie en documenten zonder verplaatsing aan de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.33

[ [#S1;S#] De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen de bijstand vorderen van politieambtenaren van de lokale en federale politie, van gerechtelijke deskundigen, of van deskundigen die door de minister erkend werden in bijzondere materies, om de tenuitvoerlegging van de door de overheid voorgeschreven maatregelen te waarborgen of te controleren of om de aard en de omstandigheden van een inbreuk te beoordelen.

   De ambtenaren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie en de in artikel 17 van het Sociaal Strafwetboek genoemde ambtenaren zijn gemachtigd om de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren in het raam van hun bezoeken te vergezellen, teneinde de inbreuken op de wetten en de reglementen vast te stellen in de materies die tot hun bevoegdheden behoren en, in voorkomend geval, ervan proces-verbaal op te maken.] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] De ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2 en de Nationale Bank van België en/of de FSMA kunnen in gemeenschappelijk overleg de praktische samenwerkingsmodaliteiten vastleggen voor de gebieden die zij bepalen en die ressorteren onder hun respectieve bevoegdheid.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2014-04-19/39, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2014 (zie KB 2014-04-19/40, art. 1)>
Art. XV.34

[ [#S1;S#] Behoudens de wettelijke uitzonderingen, is elke inlichting, in welke vorm ook, ontvangen of meegedeeld met toepassing van dit hoofdstuk, van vertrouwelijke aard.

   Behoudens de wettelijke uitzonderingen mogen de inlichtingen bepaald in dit hoofdstuk niet voor andere doeleinden dan die van dit boek worden gebruikt. De bevoegde overheden mogen, in hun processen-verbaal, verslagen en getuigenissen alsmede in de loop van de procedures voor de hoven en rechtbanken, de overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk ontvangen inlichtingen en geraadpleegde of in beslag genomen documenten aanvoeren als bewijs.

   [...]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] Coördinatie en opvolging van de acties in het kader van titel 1 van boek III.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Toepassingsgebied.] [#S1;S#]
Art. XV.35

[ [#S1;S#] Deze afdeling is van toepassing op de dienstenactiviteiten vermeld in artikel III.1.

   Deze afdeling, en meer bepaald de bepalingen met betrekking tot de controle op de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, worden uitgevoerd en zijn van toepassing onverminderd de regels zoals bepaald in Richtlijn 95/46/EG, in Richtlijn 2002/58/EG, in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, en van de voorziene regels inzake bescherming van persoonsgegevens, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de Richtlijn financiële diensten op afstand en van de Richtlijn privacy en elektronische communicatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Principes.] [#S1;S#]
Art. XV.36

[ [#S1;S#] § 1. De bevoegde Belgische autoriteit verstrekt, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat die een met redenen omkleed verzoek doet, iedere relevante informatie waarover ze beschikt in verband met een dienstverrichter en/of zijn diensten.

   Ze verstrekt de gevraagde informatie met name betreffende de vestiging en de wettelijkheid van de verrichte diensten.

§ 2. De bevoegde Belgische autoriteit voert, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, de verificaties, inspecties en onderzoeken uit die haar door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat via een met redenen omkleed verzoek aangevraagd worden betreffende een dienstverrichter of zijn diensten.

   Ze kan zelf bepalen wat in ieder individueel geval de meest geschikte maatregelen zijn om aan het verzoek van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat te voldoen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.37

[ [#S1;S#] § 1. De bevoegde Belgische autoriteit verstrekt binnen de grenzen van haar bevoegdheid aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat die een met redenen omkleed verzoek doet de definitieve beslissingen betreffende de tuchtrechtelijke of administratieve sancties van professionele aard in overeenstemming met de regels bepaald door de bijzondere wetgevingen of reglementeringen voor een zulke verstrekking.

   Ze verstrekt ook binnen de grenzen van haar bevoegdheden en in overeenstemming met Boek II, Titel VII, Hoofdstuk I, van het Wetboek van strafvordering informatie over definitieve strafrechtelijke sancties van professionele aard evenals elk definitief vonnis betreffende de insolventie in de zin van bijlage A van de EG-Verordening 1346/2000, of het bedrieglijk faillissement waarin sprake is van frauduleuze praktijken van een dienstverrichter.

   In de mededeling worden de overtreden wettelijke of reglementaire bepalingen vermeld.

§ 2. Deze mededeling geschiedt met naleving van de bepalingen tot bescherming van de persoonsgegevens en de rechten van de personen aan wie een sanctie is opgelegd of die veroordeeld zijn, met inbegrip van deze opgelegd door een beroepsorde.

§ 3. De bevoegde Belgische autoriteit die zulke informatie meedeelt, stelt de dienstverrichter daarvan in kennis.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.38

[ [#S1;S#] De in uitvoering van de artikelen XV.36 en XV.37 gevraagde informatie of de resultaten van de verificaties, inspecties of onderzoeken worden zo snel mogelijk verstrekt via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.39

[ [#S1;S#] De bevoegde Belgische autoriteit die om wettelijke of praktische redenen geen gevolg kan geven aan een verzoek om informatie, verificaties, inspecties of onderzoeken, brengt de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat daarvan zo snel mogelijk op de hoogte en vermeldt de redenen die zich tegen deze aanvraag verzetten. Indien na kennisgeving van deze weigering, deze laatste zich niet bij het standpunt van de bevoegde Belgische autoriteit kan neerleggen en geen enkele oplossing kan gevonden worden, wordt dit ter informatie meegedeeld aan de federale coördinator.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.40

[ [#S1;S#] De bevoegde autoriteit van een andere lidstaat kan toegang verkrijgen tot de registers die toegankelijk zijn voor de bevoegde Belgische autoriteiten en op dezelfde voorwaarden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.41

[ [#S1;S#] § 1. De bevoegde Belgische autoriteit die wenst dat een autoriteit van een andere lidstaat haar informatie verstrekt of verificaties, inspecties of onderzoeken voert betreffende een dienstverrichter of zijn diensten, stuurt haar een met redenen omkleed verzoek via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie.

§ 2. Indien de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat niet aan de aanvraag voldoet en geen enkele oplossing kan gevonden worden, brengt de bevoegde Belgische autoriteit de federale coördinator daarvan op de hoogte.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.42

[ [#S1;S#] De uitgewisselde informatie kan alleen gebruikt worden voor de aangelegenheden waarvoor ze gevraagd werd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.43

[ [#S1;S#] § 1. De bevoegde Belgische autoriteit oefent controle uit ten opzichte van dienstverrichters die in België zijn gevestigd, met inbegrip van de diensten die in een andere lidstaat zijn verricht of die in een andere lidstaat schade hebben veroorzaakt.

§ 2. Deze verplichting geldt niet voor :
1° de controle van de naleving van specifieke eisen die opgelegd worden door de lidstaat waar de dienst geleverd wordt, ongeacht de plaats van vestiging van de dienstverrichter;
2° de uitoefening van controles op het grondgebied van de lidstaat waar de dienst verricht wordt.

   Deze controles worden in overeenstemming met artikel XV.41 op verzoek van de bevoegde Belgische autoriteit verricht door de lidstaat waar de dienstverrichter tijdelijk actief is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.44

[ [#S1;S#] Een bevoegde Belgische autoriteit kan alleen, betreffende een dienstverrichter die niet in België is gevestigd, op eigen initiatief verificaties, inspecties en onderzoeken in België verrichten, mits deze niet discriminatoir zijn, ze niet plaatsvinden omdat de dienstverrichter in een andere lidstaat gevestigd is en ze evenredig zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.45

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit kennis neemt van een gedraging, ernstige en specifieke handelingen of omstandigheden met betrekking tot een dienstverrichter of een dienstenactiviteit, die ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid van personen of aan het milieu kunnen veroorzaken, stelt ze via een waarschuwingscoördinator via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie de lidstaten en de Europese Commissie hiervan onverwijld in kennis, evenals de federale coördinator.

§ 2. Wanneer een waarschuwing gewijzigd moet worden of niet meer gerechtvaardigd is, stelt de bevoegde Belgische autoriteit de Europese Commissie en de lidstaten hiervan in kennis via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie evenals de federale coördinator.

§ 3. De hierboven beschreven procedure geldt onverminderd gerechtelijke procedures.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.46

[ [#S1;S#] § 1. In afwijking van artikel III.13 en alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan de bevoegde minister of zijn gemachtigde, ten aanzien van een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter, maatregelen nemen betreffende de veiligheid van diensten, en dit overeenkomstig de voorwaarden en procedures die van toepassing zijn voor het nemen van soortgelijke maatregelen ten opzichte van dienstverrichters die hun vestiging in België hebben. Deze maatregelen kunnen alleen worden genomen wanneer de in artikel XV.47 bedoelde procedure van wederzijdse bijstand in acht genomen is, en aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° de bepalingen overeenkomstig welke de maatregelen worden genomen, vallen niet onder een communautaire harmonisatiemaatregel op het gebied van de veiligheid van diensten;
2° de maatregelen bieden de afnemer meer bescherming dan de maatregelen die de lidstaat van vestiging overeenkomstig zijn nationale bepalingen zou nemen;
3° de lidstaat van vestiging heeft geen maatregelen genomen of heeft maatregelen genomen die ontoereikend zijn in vergelijking met de in artikel XV.44. bedoelde maatregelen;
4° de maatregelen zijn evenredig.

§ 2. Paragraaf 1 doet geen afbreuk aan bepalingen van het Gemeenschapsrecht of op het Gemeenschapsrecht berustende bepalingen die het vrije verkeer van diensten waarborgen of afwijkingen daarop toestaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.47

[ [#S1;S#] § 1. De bevoegde Belgische autoriteit, die in toepassing van artikel XV.46, § 1, voornemens is maatregelen te nemen om de veiligheid van diensten die in België worden verricht te waarborgen, stuurt via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie een aanvraag om maatregelen te nemen aan de lidstaat van vestiging, met verstrekking van alle relevante informatie over de betrokken dienst en de omstandigheden ter zake.

§ 2. In voorkomend geval stelt de bevoegde Belgische autoriteit, na ontvangst van het antwoord van de lidstaat van vestiging of bij gebrek van antwoord binnen een redelijke termijn, de Europese Commissie en de lidstaat van vestiging via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie in kennis van zijn voornemen om maatregelen te nemen, evenals de federale coördinator.

   De mededeling vermeldt :
1° de redenen waarom de door de lidstaat van vestiging genomen of beoogde maatregelen naar het oordeel van de bevoegde autoriteit ongepast zijn;
2° de reden waarom de door hem beoogde maatregelen naar zijn oordeel aan de in artikel XV.46, § 1 bedoelde voorwaarden voldoen.

§ 3. De maatregelen kunnen niet eerder dan vijftien werkdagen na het sturen van een kennisgeving, conform paragraaf 2, aan de lidstaat van vestiging en aan de Europese Commissie genomen worden.

§ 4. In spoedeisende gevallen kan de bevoegde Belgische autoriteit van de paragrafen 1, 2 en 3 afwijken. In dit geval worden de Europese Commissie en de lidstaat van vestiging van de genomen maatregelen in kennis gesteld, met opgave van de redenen waarom er volgens de autoriteit sprake is van een spoedeisend karakter.

§ 5. De hierboven beschreven procedure geldt onverminderd gerechtelijke procedures.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.48

[ [#S1;S#] Dit hoofdstuk geldt onverminderd de samenwerking inzake informatie in toepassing van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Bescherming van persoonsgegevens.] [#S1;S#]
Art. XV.49

[ [#S1;S#] Het doel van de gegevensuitwisseling beoogd in onderafdeling 2 is de goede administratieve samenwerking tussen lidstaten, controle van dienstverrichters en van hun diensten alsook de toepassing van de reglementeringen betreffende de dienstenactiviteiten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.50

[ [#S1;S#] § 1. Voor de uitwisseling van persoonsgegevens is elke bevoegde Belgische autoriteit een verantwoordelijke voor de verwerking.

§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking verstrekt aan de betrokken persoon onmiddellijk vanaf de gegevensregistratie of indien mededeling van gegevens aan een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat beoogd wordt, ten laatste op het moment van de eerste mededeling van gegevens, de volgende gegevens, tenzij de persoon terzake reeds geïnformeerd is :
1° de naam en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking en, desgevallend, van zijn vertegenwoordiger;
2° het doel van de verwerking;
3° andere bijkomende informatie, met name :
a) de categorieën van de betrokken gegevens;
b) de ontvangers of de categorieën ontvangers;
c) het bestaan van een recht van inzage en verbetering van de hem betreffende gegevens.

§ 3. De verantwoordelijke voor de verwerking of desgevallend zijn vertegenwoordiger moet :
1° er nauwlettend over waken dat de gegevens worden bijgewerkt, dat de onjuiste, onvolledige of niet terzake dienende gegevens worden verbeterd of verwijderd;
2° ervoor zorgen dat voor de personen die onder zijn gezag handelen, de toegang tot de gegevens en de verwerkingsmogelijkheden beperkt blijven tot hetgeen deze personen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken;
3° alle personen die onder zijn gezag handelen, kennis geven van de bepalingen van dit boek alsmede van alle relevante voorschriften inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die bij het verwerken van persoonsgegevens gelden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.51

[ [#S1;S#] § 1. De persoonsgegevens dienen :
1° eerlijk en rechtmatig te worden verwerkt;
2° ingezameld te worden voor het doel beoogd in artikel XV.49 en niet verder te worden verwerkt worden op een manier die onverenigbaar is met dit doel;
3° toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn ten aanzien van het doel beoogd in artikel XV.49;
4° nauwkeurig te zijn en zo nodig te worden bijgewerkt.

§ 2. Het is aan de verantwoordelijke van de verwerking om de naleving van paragraaf 1 te verzekeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.52

[ [#S1;S#] De verwerkte gegevens zijn :
1° persoonlijke gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van de dienstverrichter;
2° de gegevens met betrekking tot de tuchtstraffen van een dienstverrichter;
3° de gegevens met betrekking tot de administratieve sancties van een dienstverrichter;
4° de gegevens met betrekking tot de strafsancties van een dienstverrichter;
5° de gegevens van elk definitief vonnis inzake de insolvabiliteit in de zin van bijlage A van de Verordening EG 1346/2000 of het bedrieglijk faillissement van een dienstverrichter.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.53

[ [#S1;S#] De bevoegde Belgische autoriteiten hebben als enige toegang tot de persoonsgegevens bedoeld in artikel XV.52.

   Zij zijn onderworpen aan de naleving van het vertrouwelijkheidsprincipe en onderworpen aan het beroepsgeheim.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.54

[ [#S1;S#] § 1. De persoonsgegevens bedoeld in artikel XV.52 worden enkel aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten meegedeeld.

§ 2. Als blijkt dat onjuiste persoonsgegevens werden doorgegeven of dat persoonsgegevens onrechtmatig werden doorgegeven, wordt de ontvanger hier onmiddellijk van in kennis gebracht.

   Onnauwkeurige of onrechtmatig overgemaakte persoonsgegevens dienen onverwijld verbeterd, uitgewist of geblokkeerd te worden in overeenstemming met artikel 4, § 1, 4°, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.55

[ [#S1;S#] § 1. De persoonsgegevens verwerkt door de bevoegde Belgische autoriteit worden bewaard :
1° zolang als nodig om de doelstellingen bedoeld in artikel XV.49 te verwezenlijken;
2° hoogstens zo lang als de bijzondere wetgevingen van de bevoegde Belgische overheden voorzien.

   De persoonsgegevens uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden verwijderd door de bevoegde Belgische autoriteit die de gegevens ontvangt, zes maanden na de officiële beëindiging van een informatie-uitwisseling.

§ 2. De persoonlijke gegevens en de informatie-uitwisseling kunnen langer worden bewaard voor statistische doeleinden op voorwaarde dat alle persoonsgegevens anoniem worden gemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.56

[ [#S1;S#] Elke bevoegde Belgische autoriteit neemt maatregelen om de veiligheid te verzekeren :
1° aan de ingang van de ruimten waar zich de apparatuur voor de gegevensverwerking bevindt;
2° van het geheugen van de computers die de gegevens verwerken;
3° van de dragers waarop de gegevens zijn opgeslagen;
4° van de invoering van de gegevens;
5° van de beschikbaarheid van de gegevens verwerkingen;
6° van de gegevensmededeling;
7° van de toegang tot de gegevensverwerkingen;
8° van de archiveringsmethoden;
9° wat de keuze betreft van de standaardtechnieken die gebruikt worden voor het beveiligen en het meedelen van gegevens.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.57

[ [#S1;S#] In overeenstemming met de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, beschikken de betrokkenen over de volgende rechten :
1° de betrokkene die zijn identiteit bewijst, heeft het recht om vanwege de verantwoordelijke voor de verwerking te verkrijgen :
a) kennis van het al dan niet bestaan van verwerkingen van hem betreffende gegevens alsmede ten minste informatie over de doeleinden van deze verwerkingen, van de categorieën gegevens waarop deze verwerkingen betrekking hebben en van de categorieën ontvangers aan wie de gegevens worden verstrekt;
b) verstrekking in begrijpelijke vorm van de gegevens zelf die worden verwerkt, alsmede alle beschikbare informatie over de oorsprong van die gegevens;
c) kennis van de mogelijkheid om de in de artikelen 12 en 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, bedoelde beroepen in te stellen.

   Daartoe richt de betrokkene een gedagtekend en ondertekend verzoek aan de verantwoordelijke voor de verwerking.

   De inlichtingen worden onverwijld en ten laatste binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het verzoek meegedeeld;
2° eenieder is gerechtigd alle onjuiste persoonsgegevens die op hem betrekking hebben kosteloos te doen verbeteren;
3° eenieder is tevens gerechtigd kosteloos de verwijdering van of het verbod op de aanwending van alle hem betreffende persoonsgegevens te bekomen die gelet op het doel van de verwerking, onvolledig of niet ter zake dienend zijn, of waarvan de registratie, de mededeling of de bewaring verboden zijn, of die na verloop van de toegestane duur zijn bewaard;

   Om de in 2° en 3° bedoelde rechten uit te oefenen, dient de belanghebbende een gedagtekend en ondertekend verzoek in bij de verantwoordelijke voor de verwerking.

   De verantwoordelijke voor de verwerking deelt binnen de maand die volgt op de indiening van het verzoek de verbeteringen of verwijderingen van gegevens mee aan de betrokkene. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 2/1. [ [#S1;S#] - Informatieverstrekking aan de FSMA in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.] [#S1;S#]
Art. XV.57/1

[ [#S1;S#] Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een inbreuk [ [#S4;S#] op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°,] [#S4;S#] of van een van de bepalingen bedoeld in [ [#S2;S#] artikel 20 van de [ [#S3;S#] XV. 57/1] [#S3;S#]] [#S2;S#] tegen een kredietgever of een kredietbemiddelaar, een effectieve leider of een verantwoordelijke voor de distributie bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar, in de zin van de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, en iedere informatie omtrent een inbreuk op de bepalingen van dit hoofdstuk tegen iedere andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door de gerechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.

   Iedere strafrechtelijke vordering op grond van de in het eerste lid bedoelde misdrijven moet door het openbaar ministerie ter kennis worden gebracht van de FSMA.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 10, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 56, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2016-10-25/04, art. 168, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016> ( 4)<W 2018-07-30/47, art. 34, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Bestrijding tegen namaak en piraterij] [#S1;S#]
Art. XV.58

[ [#S1;S#] Onverminderd afdeling 1, bepaalt de Koning de gepaste voorschriften en middelen om een coördinatie en een opvolging van de acties van de strijd tegen namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 11, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.59

[ [#S1;S#] § 1. De bevoegde autoriteiten en openbare diensten delen elkaar, op eigen initiatief of op verzoek, de gepaste inlichtingen mede betreffende de toepassing van titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, en de activiteiten die in toepassing ervan tot optreden kunnen leiden.

   De verleende bijstand omvat inzonderheid het meedelen van :
1° informatie die nuttig is teneinde, door preventieve en repressieve acties, de met titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, strijdige handelingen en praktijken te bestrijden;
2° inlichtingen betreffende nieuwe methodes gebruikt bij de verwezenlijking van met titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, strijdige operaties of betreffende onwettige activiteiten en activiteitenschema's;
3° inlichtingen betreffende de door de bevoegde autoriteiten en openbare diensten verwezenlijkte waarnemingen en de resultaten verkregen ten gevolge van de geslaagde toepassing van nieuwe middelen en technieken van strijd tegen namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten.

§ 2. De Koning bepaalt de aard van de inlichtingen en informatie bedoeld in dit artikel, alsook de modaliteiten voor de uitwisseling ervan tussen de bevoegde autoriteiten en de bevoegde overheidsdiensten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 11, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.60

[ [#S1;S#] Elk door de hoven en rechtbanken op grond van titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, gewezen vonnis of arrest wordt, per gewone zending, binnen de maand waarin de beslissing werd uitgesproken aan de Dienst voor de Intellectuele Eigendom kosteloos medegedeeld, door toedoen van de griffier van de bevoegde rechtsmacht.

   De griffier is er eveneens toe gehouden de Dienst voor de Intellectuele Eigendom onverwijld in te lichten over elke voorziening tegen een dergelijke uitspraak.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 11, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
TITEL 1/1. [ [#S1;S#] - Vervolging van de inbreuken] [#S1;S#]
Art. XV.60/1

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de bijzondere procedures voorzien in dit Wetboek, kunnen de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, het voorwerp uitmaken van :
1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1;
2° een administratieve vervolging bedoeld in titel 1/2;
3° een strafrechtelijke vervolging zoals bedoeld in titel 3.

§ 2. De vervolging gebeurt op basis van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk opgemaakt door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren.

   Deze processen-verbaal worden door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren toegezonden aan de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Deze laatste beslissen of en welke procedure bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, wordt toegepast, dan wel of het dossier overeenkomstig paragraaf 1, 3°, wordt overgemaakt aan het openbaar ministerie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 18, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/2

[ [#S1;S#] Indien toepassing wordt gemaakt van een administratieve vervolging zoals bedoeld in artikel VI.60/1, § 1, 2°, beslissen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4, of de inbreuken aanleiding geven tot een administratieve geldboete, een schuldigverklaring of een klassering zonder gevolg.

   Zij beschikken over dezelfde bevoegdheden wanneer het openbaar ministerie afziet van vervolging van de dader van een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 19, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/3

[ [#S1;S#] De strafvervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, zelfs als ze afgesloten wordt met een vrijspraak.

   De minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of de bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek sluiten eveneens de toepassing van een administratieve geldboete uit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 20, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
TITEL 1/2. [ [#S1;S#] - De administratieve vervolging] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemeen] [#S1;S#]
Art. XV.60/4

[ [#S1;S#] De Koning wijst de ambtenaren van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie aan die gemachtigd zijn om administratieve geldboeten op te leggen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 23, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/5

[ [#S1;S#] De ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 die aangesteld zijn om de administratieve geldboeten op te leggen, dienen die bevoegdheid uit te oefenen onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.

   Deze ambtenaren mogen geen beslissing nemen in een dossier waarin ze reeds zijn opgetreden in een andere hoedanigheid, noch rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen die betrokken zijn in de procedure.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 24, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/6

[ [#S1;S#] De ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 kunnen aan de bevoegde overheidsinstellingen of overheidsdiensten de noodzakelijke administratieve inlichtingen vragen om te kunnen beschikken over alle elementen die hen in staat moeten stellen om met volledige kennis van zaken een beslissing te nemen over het gevolg dat aan het dossier dat ze behandelen, moet worden gegeven.

   Alle overheidsdiensten met inbegrip van de parketten, de griffies van hoven en rechtbanken en de politie, alle diensten van de provincies, agglomeraties, gemeentefederaties, gemeenten, verenigingen waartoe ze behoren, de overheidsinstellingen die ervan afhangen, alsook alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, gaan in op het verzoek van de bevoegde ambtenaren om hun alle inlichtingen te verstrekken en hun kopieën te bezorgen, in eender welke vorm, van alle informatiedragers, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur.

   De voornoemde diensten verschaffen deze inlichtingen en afschriften kosteloos.

   De inlichtingen verkregen tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van respectievelijk het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 25, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Verweermiddelen] [#S1;S#]
Art. XV.60/7

[ [#S1;S#] De overtreder wordt bij een aangetekende zending verzocht zijn verweermiddelen in te dienen. Deze zending vermeldt de volgende gegevens :
1° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;
2° het recht van de overtreder om zijn verweermiddelen in te dienen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de dag van de kennisgeving, namelijk op de dag van aanbieding van de aangetekende zending aan de geadresseerde;
3° zijn recht om zich te laten bijstaan door een raadsman;
4° het adres van de dienst waar de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 deel van uitmaken en waar de overtreder zijn dossier kan inzien, alsmede de openingsuren gedurende dewelke hij hiervoor bij de bevoegde ambtenaren terecht kan;
5° het recht van de overtreder op een afschrift van het dossier;
6° het postadres en het e-mailadres van de dienst waar de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 deel van uitmaken, met het oog op de indiening van de verweermiddelen.

   Indien de overtreder verzuimd heeft om de aangetekende zending in ontvangst te nemen, sturen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 hem bij gewone brief of via elektronische weg een tweede uitnodiging toe om zijn verweermiddelen in te dienen.

   Deze tweede uitnodiging doet geen nieuwe termijn van dertig dagen lopen voor de indiening van verweermiddelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 27, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/8

[ [#S1;S#] De verweermiddelen kunnen schriftelijk, inbegrepen via e-mail, worden ingediend.

   Ze kunnen ook mondeling worden ingediend bij de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 28, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/9

[ [#S1;S#] De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 stellen het dossier met betrekking tot de inbreuken die aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete ter beschikking van de overtreder of diens raadsman, zodat hij het kan raadplegen in de lokalen van de bevoegde ambtenaren en, op diens verzoek, verstrekken de bevoegde ambtenaren een kopie van de stukken van het dossier.

   Artikel 460ter van het Strafwetboek is toepasselijk op de overtreder die gelijkgesteld wordt met de inverdenkinggestelde met het oog op de toepassing van die bepaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 29, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete] [#S1;S#]
Art. XV.60/10

[ [#S1;S#] De administratieve geldboete kan niet meer worden opgelegd vijf jaar na de feiten.

   De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van de beslissingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en het verzoek ten aanzien van de overtreder om verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn, stuiten evenwel de loop ervan. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 31, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/11

[ [#S1;S#] De administratieve geldboete mag niet worden opgelegd vóór het eind van de termijn vermeld in artikel XV.60/7, eerste lid, 2°, of vóór het verweer van de overtreder, wanneer dit wordt ingediend vóór het einde van de voormelde termijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 32, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/12

[ [#S1;S#] De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete omvat inzonderheid de volgende elementen :
1° de bepalingen die de rechtsgrond van de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete uitmaken;
2° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis lagen van de aanvang van de procedure tot oplegging van een administratieve geldboete;
3° de datum van de kennisgeving van de mogelijkheid tot indiening van de verweermiddelen;
4° in voorkomend geval de datum waarop de verweermiddelen werden ingediend, een overzicht van de ingediende verweermiddelen en de repliek op deze verweermiddelen;
5° het bedrag van de administratieve geldboete;
6° in voorkomend geval, hoe en in welke mate rekening is gehouden met de genomen maatregelen bedoeld in de artikelen XV.5/1, § 1, of XV.31/2/1 bij het bepalen van het bedrag van de administratieve geldboete;
7° de bepalingen van artikel XV.60/17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de betaling van de geldboete;
8° de bepaling van artikel XV.60/15 met betrekking tot het beroep tegen de beslissing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 33, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/13

[ [#S1;S#] De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete wordt per aangetekende zending aan de overtreder ter kennis gebracht. De kennisgeving doet de strafvordering vervallen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 34, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/14

[ [#S1;S#] De beslissing heeft uitvoerbare kracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 35, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Beroep] [#S1;S#]
Art. XV.60/15.

[ [#S1;S#] De overtreder die de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete betwist, tekent op straffe van verval binnen een termijn van zestig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing beroep aan bij de Raad van State in toepassing van het artikel 14, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

   Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-11-04/09, art. 2, 093; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - Betaling van de administratieve geldboete] [#S1;S#]
Art. XV.60/16

[ [#S1;S#] De administratieve geldboete wordt behoudens beroep bedoeld in artikel XV.60/15 betaald binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete.

   De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 kunnen evenwel de overtreder op diens verzoek en indien daartoe aanleiding bestaat een langere termijn toekennen, zonder dat de termijn van één jaar overschreden mag worden.

   De administratieve geldboete wordt betaald op het rekeningnummer dat vermeld wordt in de kennisgeving betreffende de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 38, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/17

[ [#S1;S#] Indien de overtreder in gebreke blijft voor de betaling van de administratieve geldboete binnen de termijn bedoeld in artikel XV.60/16, maken de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 het dossier over aan de administratie van de FOD Financiën die belast is met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, met het oog op de invordering van deze geldboete.

   Met het oog hierop bezorgen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 een kopie van de administratieve beslissing, aan de in het eerste lid bedoelde administratie.

   De door de in het eerste lid bedoelde administratie in te stellen invorderingen gebeuren overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van de domaniale wet van 22 december 1949.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 39, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/18

[ [#S1;S#] De rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete verjaart tien jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 40, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.60/19

[ [#S1;S#] Door de betaling van de geldboete vervalt de rechtsvordering van de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 41, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] - Bedrag van de administratieve geldboete] [#S1;S#]
Art. XV.60/20

[ [#S1;S#] De minimale en maximale bedragen van de administratieve geldboete stemmen overeen met de respectieve minimale en maximale bedragen van de strafrechtelijke geldboete, bepaald in de hoofdstukken 1 en 2 van titel 3 van dit boek, die hetzelfde feit sanctioneert.

   De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboeten bedoeld bij dit Wetboek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 43, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
TITEL 2. - [ [#S1;S#] De bestuurlijke handhaving] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] De transactie] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. XV.61

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S3;S#] Wanneer de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren inbreuken] [#S3;S#] bedoeld in artikel XV.2, § 1, vaststellen, kunnen [ [#S2;S#] de door de minister aangestelde ambtenaren] [#S2;S#] een geldsom voorstellen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder de strafvordering doet vervallen.

   De overtreder krijgt in dat geval de mogelijkheid om elk proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk waarop het voorstel betrekking heeft vooraf in te zien en zich daarvan een afschrift te doen afgeven.

   De tarieven alsook de betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.

   De geldsom bedoeld in het eerste lid mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.

§ 2. In geval van toepassing van paragraaf 1 wordt het proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings als de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot transactie of de voorgestelde geldsom niet heeft betaald binnen de daarvoor bepaalde termijn.

§ 3 De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort.

   [...]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 43, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 3)<W 2017-04-18/03, art. 25, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Bepalingen betreffende boek XI] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] - Bestrijding tegen namaak en piraterij] [#S1;S#]
Art. XV.62

[ [#S1;S#] § 1. In afwijking van het bepaalde in artikel XV.61, kunnen de hiertoe uitdrukkelijk aangewezen ambtenaren, respectievelijk door de minister bevoegd voor Economie of door de minister van Financiën, op inzage van de processen-verbaal die een inbreuk op de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, vaststellen en opgemaakt zijn door de in artikel XV.2 en artikel XV.25/1, bedoelde ambtenaren, aan de overtreder een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen, voor zover de overtreder de goederen heeft afgestaan aan de Schatkist [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]. Het voorstel tot transactie wordt aan de overtreder door middel van een aangetekende zending met ontvangstbewijs ter kennis gebracht.

   Het in het eerste lid bedoelde bedrag mag niet meer belopen dan het maximum van de in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, onderafdeling 1, bepaalde geldboeten, verhoogd met de opdeciemen.

   Wanneer de inbreuk kosten van bewaring en vernietiging heeft veroorzaakt, wordt de som verhoogd met het bedrag van die kosten. Het gedeelte van de som dat gestort is om die kosten te dekken, wordt toegewezen aan de instelling of aan de persoon die deze kosten gedragen heeft.

   De benadeelde partij wordt binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de datum van de aangetekende zending bedoeld in het eerste lid, van het voorstel tot transactie verwittigd.

   De binnen de in het voorstel tot transactie bepaalde termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen behalve indien vooraf klacht ingediend werd bij de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of de zaak aanhangig werd gemaakt bij de rechtbank. In die gevallen wordt de betaalde geldsom terugbetaald aan de overtreder.

§ 2. De tarieven alsmede de modaliteiten van de transactie, van de betaling en de inning van het bedrag evenals de modaliteiten van de procedure tot afstand en vernietiging van de goederen worden door de Koning vastgesteld.

§ 3. Wanneer toepassing wordt gemaakt van dit artikel, wordt het proces-verbaal slechts aan de procureur des Konings toegezonden, wanneer de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot transactie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 13, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 35, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] - Collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Art. XV.62/1

[ [#S1;S#] De hiertoe specifiek door de minister aangestelde ambtenaar kan, op inzage van de processen-verbaal die een inbreuk op de in artikel XV.112, §§ 1 en 2, genoemde voorschriften vaststellen, aan de overtreders de betaling van een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.

   De Koning stelt de tarieven alsook de wijze van betaling en inning vast.

   Het in het eerste lid bedoelde bedrag mag niet meer bedragen dan het maximum van de bij artikel XV.112 bepaalde geldboete, verhoogd met de opcentiemen.

   De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de bedragen teruggestort aan de overtreder.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 13, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 1/1. [ [#S1;S#] - De op de administratieve geldboeten toepasselijke regels] [#S1;S#]
Art. XV.62/2

[ [#S1;S#] In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar die volgt op een administratieve beslissing tot schuldigverklaring, op een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of op een gerechtelijke veroordeling tot een sanctie, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 45, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.62/3

[ [#S1;S#] In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 46, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.62/4

[ [#S1;S#] Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete opgelegd.

   Wanneer de bevoegde ambtenaren vaststellen dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot het opleggen van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij hen aanhangig zijn en die in de veronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houden ze bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Indien deze hun voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreken ze zich uit over de schuldvraag en verwijzen ze in hun beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Het totaal van de administratieve geldboeten opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 47, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.62/5

[ [#S1;S#] Bij verzachtende omstandigheden kan de administratieve geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 48, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.62/6

[ [#S1;S#] § 1. De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 mogen besluiten dat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover aan de overtreder geen administratieve geldboete van niveau 2 tot en met 6 werd opgelegd of hij niet veroordeeld werd tot een strafsanctie van niveau 2 tot en met 6 tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan.

   Een sanctie van niveau 1 tot en met 6 die vroeger uitgesproken was voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, vormt geen beletsel voor het verlenen van een uitstel.

§ 2. De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 verlenen het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke zij de geldboete opleggen.

   De beslissing waarbij het uitstel wordt toegestaan of geweigerd, moet met redenen omkleed zijn.

§ 3. De proeftermijn mag niet minder zijn dan één jaar en niet meer dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.

§ 4. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftermijn een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk, hoger of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel.

§ 5. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proeftermijn.

   De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de bevoegde ambtenaren wordt gelaten.

§ 6. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 49, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De bestuurlijke sancties [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Bestuurlijke sancties in het kader van boek III.] [#S1;S#]
Art. XV.63

[ [#S1;S#] De Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt belast met de controle en het toezicht op de ondernemingsloketten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.64

[ [#S1;S#] § 1. De met de controle op de ondernemingsloketten belaste dienst ziet toe op de goede uitvoering door de ondernemingsloketten van de hun in uitvoering van dit wetboek of andere wetten toegewezen taken.

§ 2. Indien wordt vastgesteld dat niet alle voorwaarden in acht werden genomen door het ondernemingsloket, vraagt hij de beheersdienst de inschrijving of wijziging te schrappen met toepassing van artikel III.38.

§ 3. Hij kan, overeenkomstig artikel XV.65, een sanctie voorstellen ten laste van een ondernemingsloket dat niet alle vereiste voorwaarden en voorschriften in acht heeft genomen.] [#S1;S#]

&bsp;( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.65

[ [#S1;S#] § 1. Indien bij een controle blijkt dat een ondernemingsloket zijn opdrachten niet correct vervult, de verplichtingen bedoeld in de artikelen III.70 tot 72 niet naleeft, of de uitoefening van de taken bedoeld in de artikelen XV.3, XV.63 en XV.64 belemmert, kan de dienst belast met de controle :
1° bij aangetekende zending aan het ondernemingsloket een waarschuwing laten geworden op de wijze zoals bepaald in het artikel XV.31;
2° wanneer, binnen de vastgestelde termijn, geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing bedoeld onder 1°, een bestuurlijke geldboete opleggen ten belope van minimaal 100 euro tot maximaal het drievoudige van de in het afgelopen kalenderjaar door het betreffende ondernemingsloket in toepassing van artikel III.73 ontvangen vergoedingen,
3° bij herhaling of bij de overtreding van verschillende van de onder paragraaf 1 bedoelde bepalingen, de schorsing of de intrekking van de erkenning van het betreffende ondernemingsloket voorstellen aan de minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft.

§ 2. Vooraleer de in paragraaf 1, 2°, bedoelde bestuurlijke geldboete op te leggen, of de in paragraaf 1, 3°, bedoelde schorsing of intrekking van de erkenning voor te stellen, geeft de met de controle belaste dienst aan het ondernemingsloket de mogelijkheid gehoord te worden. De dienst richt daartoe bij aangetekende zending een oproep met vermelding van de aangeklaagde feiten, de overtreden bepalingen, de raadplegingsmodaliteiten van het dossier en de datum van de hoorzitting die slechts ten vroegste vijftien dagen na de verzending van de oproep kan vastgelegd worden.

§ 3. De onder paragraaf 1, 1° en 2°, bedoelde verwittigingen en sancties kunnen, binnen de zestig dagen volgend op hun bekendmaking, het voorwerp uitmaken van een beroep, bij aangetekende zending gericht aan de minister. De minister of de daartoe gemachtigde ambtenaren horen de belanghebbenden en spreken zich uit binnen de zestig dagen die volgen op de indiening van het beroep. De beslissingen worden bij aangetekende zending bekendgemaakt. Het beroep werkt opschortend. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Adeling 2. - [ [#S1;S#] Bestuurlijke sancties in het kader van boek VII] [#S1;S#]
Art. XV.66

[ [#S1;S#] Onverminderd de maatregelen omschreven door dit boek, door boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of door andere wetten of reglementen, kan de FSMA, wanneer zij een inbreuk vaststelt [ [#S2;S#] op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°,] [#S2;S#] of op de maatregelen genomen ter uitvoering daarvan, een kredietgever een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 2 500 euro en niet hoger dan 50 000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten.

   Zij kan een kredietbemiddelaar, onder dezelfde voorwaarden, een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 500 euro en niet hoger dan 25.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten.

   De procedure waarin de artikelen 70 en volgende van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten voorzien, is van toepassing.

   De FSMA informeert de FOD Economie over de definitieve sancties die werden getroffen overeenkomstig het voorgaande lid.

   De dwangsommen en geldboetes opgelegd met toepassing van dit artikel worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 11, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 34, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Bestuurlijke sancties inzake het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Art. XV.66/1

[ [#S1;S#] § 1. De minister kan de in artikel XI.273/17 bepaalde vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken wanneer de vennootschap niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning, alsook wanneer de vennootschap zware of herhaalde inbreuken op de bepalingen van boek XI, titel 5, van de uitvoeringsbesluiten ervan of op de bepalingen van haar statuten of reglementen begaat of heeft begaan of wanneer de collectieve beheerorganisatie bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid zware of herhaalde inbreuken op bepalingen bedoeld in artikel XI.279, § 2 begaat of heeft begaan.

   Als de intrekking van de vergunning wordt beoogd, deelt de minister vooraf aan de betrokken beheersvennootschap of beheerorganisatie bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs, zijn grieven mee. Hij deelt de beheervennootschap of organisatie mee dat zij vanaf deze kennisgeving over een termijn van twee maanden beschikt om het dossier dat werd opgemaakt, in te kijken, om te worden gehoord door de minister of de hiertoe aangewezen persoon en om haar middelen te doen gelden.

   De minister bepaalt vanaf welke datum de intrekking in werking treedt. Elke intrekking wordt binnen dertig dagen na de intrekkingsbeslissing in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Tussen de datum van kennisgeving van de intrekkingsbeslissing aan de beheersvennootschap of organisatie en de datum van inwerkingtreding van de intrekking, neemt de beheersvennootschap of organisatie onverminderd paragraaf 4 de voorzichtige en zorgzame maatregelen om de beheersactiviteiten waarvoor de vergunning is ingetrokken, stop te zetten. Met name verwittigt zij onmiddellijk, volgens de nadere regels bepaald door de minister, de houders van rechten die haar het beheer van hun rechten hebben toevertrouwd van de beslissing tot intrekking en van de datum van inwerkingtreding ervan.

   Op de datum van inwerkingtreding van de intrekking van de vergunning geldt deze als ontbinding van de overeenkomsten waarbij de houders van de rechten het beheer van hun rechten toevertrouwen aan de beheersvennootschap of aan de collectieve beheerorganisatie. In geval van gedeeltelijke intrekking, worden de overeenkomsten ontbonden in de mate dat zij betrekking hebben op de activiteit waarvoor de vergunning werd ingetrokken.

§ 2. Vanaf de bekendmaking van de beslissing tot intrekking van de vergunning in het Belgisch Staatsblad worden in de deposito- en consignatiekas gestort, op een rekening geopend op initiatief van de bijzondere commissaris(sen) bepaald in paragraaf 4, waarbij in de rubriek de naam wordt vermeld van de vennootschap of organisatie waarvan de vergunning werd ingetrokken:
1° de rechten die nog verschuldigd zijn voor de periodes vóór de inwerkingtreding van de intrek-kingsbeslissing;
2° de rechten die onderworpen zijn aan een verplicht collectief beheer die nog verschuldigd zijn voor de periodes na deze inwerkingtreding indien op de datum van inwerkingtreding van de beslissing tot intrekking van de vergunning geen andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie gemachtigd is om deze rechten voor dezelfde categorie van rechthebbenden te beheren.

   Het beheer van de in het eerste lid bedoelde rekening berust uitsluitend bij de bijzondere commissaris(sen) bedoeld in paragraaf 4.

§ 3. De handelingen en beslissingen van de vennootschap of de organisatie waarvan de vergunning werd ingetrokken, verricht met inbreuk van de intrekkingsbeslissing, zijn nietig.

§ 4. Vanaf de beslissing tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de vergunning van een beheersvennootschap of van een collectieve beheerorganisatie, kan de minister één of meer bijzondere commissarissen aanstellen, voor de duur die hij bepaalt, die over de vereiste juridische, financiële en boekhoudkundige bekwaamheden beschikken, ter vervanging van de bevoegde organen met het oog op en binnen de beperkingen van de uitvoering van de stopzetting van de beheersactiviteiten waarvoor de vergunning is ingetrokken. De bijzondere commissarissen kunnen zich voor de uitvoering van hun opdracht laten bijstaan door elke deskundige.

   De bijzondere commissaris of commissarissen bepaald in het eerste lid hebben als opdracht over te gaan tot de verdeling van de rechten bedoeld in paragraaf 2, volgens de verdelingsregels van de beheersvennootschap of indien deze niet conform blijken te zijn met de wet of met de statuten van de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie volgens de verdelingsregels die zij vaststellen. Voor zij worden vastgesteld worden de ontwerpen van verdelingsregels voor advies meegedeeld aan de Controledienst. Deze geeft haar advies binnen een termijn van 15 dagen vanaf de ontvangst van de ontwerpen. Met het oog op en binnen de beperkingen van de uitvoering van de stopzetting van de beheersactiviteiten waarvoor de vergunning wordt ingetrokken, mag(mogen) de in het eerste lid bepaalde commissaris(sen) de overeenkomsten inzake inning en beheer van rechten verlengen.

   De bezoldiging van de bijzondere commissaris(sen) wordt vastgesteld door de minister volgens een door de Koning vastgestelde loonschaal en is verschuldigd door de vennootschap van wie de vergunning werd ingetrokken. Zij wordt voorgeschoten door het organiek fonds opgericht overeenkomstig artikel XI.287 en wordt gerecupereerd door de FOD Economie ten laste van de vennootschap waarvan de vergunning werd ingetrokken.

   De bijzondere commissaris(sen) brengen minimum driemaandelijks schriftelijk verslag uit over hun werkzaamheden aan de minister.

   De taak van de bijzondere commissarissen eindigt bij beslissing van de minister.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 115, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XV.66/2

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de andere maatregelen bepaald door de wet en indien op het einde van de in toepassing van artikel XV.31/1 vastgestelde termijn, de vastgestelde tekortkoming niet werd verholpen, kan de minister of de hiertoe specifiek door de minister aangestelde ambtenaar, voor zover de beheersvennootschap, de onafhankelijke beheerentiteit, de collectieve beheerorganisatie of de persoon bedoeld in artikel XV.31/1, § 1, eerste lid hun middelen hebben kunnen laten gelden overeenkomstig paragraaf 2:
1° bekendmaken dat niettegenstaande de termijn bepaald in toepassing van artikel XV.31/1, de beheersvennootschap, de onafhankelijke beheerentiteit, de collectieve beheerorganisatie of de persoon bedoeld in artikel XV.31/1, § 1, eerste lid, zich niet gedragen heeft in overeenstemming met de wettelijke bepalingen waarop de inbreuk werd vastgesteld;
2° voor de termijn die hij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van de beheersactiviteit in de zin van artikel I.16, § 1, 4° tot 6° geheel of gedeeltelijk schorsen of deze activiteit verbieden, indien zij werd uitgeoefend zonder vergunning of zonder verklaring;
3° een administratieve geldboete van een bedrag tussen 100 en 110 000 euro opleggen aan de beheersvennootschap, behalve in het geval beoogd in artikel XV.112.

§ 2. Wanneer een van de in paragraaf 1 bepaalde maatregelen beoogd wordt, deelt de minister of de hiertoe specifiek aangestelde ambtenaar vooraf aan de betrokken beheersvennootschap, aan de onafhankelijke beheerentiteit, aan de collectieve beheerorganisatie of aan de persoon bedoeld in artikel XV.31/1, § 1, eerste lid, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs, zijn grieven mee.

   Via deze aangetekende zending brengt hij de beheersvennootschap, de onafhankelijke beheerentiteit, de collectieve beheerorganisatie of de persoon bedoeld in artikel XV.31/1, § 1, eerste lid op de hoogte van:
1° de feiten op grond waarvan de procedure werd ingesteld;
2° het feit dat de overtreder de mogelijkheid heeft om schriftelijk, via aangetekende zending, zijn middelen van verweer te doen gelden, binnen een termijn van twee maanden vanaf de dag van kennisgeving van de aangetekende zending van de minister of de hiertoe specifiek aangestelde ambtenaar, en dat hij bij die gelegenheid over het recht beschikt, om de minister of de hiertoe specifiek aangestelde ambtenaar te vragen om zich mondeling te verdedigen;
3° het feit dat de overtreder het recht heeft om zich te laten bijstaan door een raadsman;
4° het feit dat de overtreder het recht heeft om zijn dossier in te kijken;
5° een kopie van de waarschuwing, bedoeld in artikel XV.31/1.

§ 3. De persoon die een beheersactiviteit uitoefent zonder de krachtens artikel XI.273/17 vereiste vergunning of zonder de krachtens artikel XI.273/18 vereiste verklaring, die handelingen stelt of beslissingen neemt in strijd met de schorsing of met het verbod, is aansprakelijk voor het nadeel dat daaruit voor derden voortvloeit.

   Wanneer de persoon bedoeld in het eerste lid een rechtspersoon is, zijn de leden van de bestuurs- en beheersorganen en de personen belast met het beheer die handelingen stellen of beslissingen nemen in strijd met de schorsing of het verbod, hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat daaruit voor derden voortvloeit.

   De beslissing tot schorsing of tot verbod wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De daarmee strijdige handelingen en beslissingen zijn nietig.

§ 4. De beslissingen van de minister bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, hebben ten aanzien van de beheersvennootschap, de onafhankelijke beheerentiteit, de collectieve beheerorganisatie of van de persoon bedoeld in artikel XV.31/1, § 1, eerste lid gevolgen te rekenen vanaf hun betekening aan bedoelde vennootschap, entiteit, organisatie of persoon bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs, en ten aanzien van derden, te rekenen vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 1.

§ 5. Bij het verstrijken van de termijn bepaald in paragraaf 2, tweede lid, 2°, of, desgevallend, na het schriftelijke of mondelinge verweer door de overtreder of zijn raadsman, kan de specifiek hiertoe aangestelde ambtenaar aan de overtreder een administratieve geldboete opleggen op basis van paragraaf 1.

   De beslissing om een administratieve geldboete op te leggen, mag worden uitgevoerd bij het verstrijken van een maand, te rekenen vanaf de dag van kennisgeving bedoeld in paragraaf 6.

§ 6. De beslissing wordt via aangetekende zending ter kennis gebracht van de overtreder.

§ 7. De in paragraaf 5 bedoelde ambtenaar kan geen administratieve boete opleggen na een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop het feit werd begaan, de eventuele beroepsprocedures niet inbegrepen.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 116, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XV.66/3

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de andere maatregelen bepaald door de wet en indien op het einde van de door de Koning vastgestelde termijn, de in toepassing van artikel XI.285 door de FOD Economie gevraagde informatie niet wordt verschaft door een natuurlijk persoon of rechtspersoon van publiek of privaat recht, kan de minister of de hiertoe door de minister aangestelde ambtenaar, deze een administratieve geldboete opleggen van een bedrag tussen de 100 en 110.000 euro.

§ 2. Wanneer de administratieve geldboete bedoeld in § 1 overwogen wordt, brengt de minister of de daartoe specifiek aangewezen ambtenaar de betrokken persoon op voorhand op de hoogte van zijn klachten, via aangetekende zending met ontvangbewijs.

   Via die aangetekende zending brengt hij de betrokken persoon op de hoogte van het feit, dat hij de mogelijkheid heeft om schriftelijk, via aangetekende zending, zijn middelen van verweer te doen gelden binnen twee maanden te rekenen vanaf de dag van kennisgeving van de aangetekende zending van de minister of de daartoe specifiek aangewezen ambtenaar, en dat hij bij die gelegenheid over het recht beschikt, om de minister of de hiertoe aangestelde ambtenaar te vragen om zich mondeling te verdedigen.

§ 3. Elk beroep tegen de in dit artikel bedoelde administratieve geldboete wordt uitsluitend ingesteld voor het [ [#S2;S#] Marktenhof] [#S2;S#].

   De beslissing om een administratieve geldboete op te leggen heeft uitvoerende kracht zodra de termijn van een maand na de dag van kennisgeving, bedoeld in § 2, is verstreken.

   Het beroep is opschortend.

§ 4. De beslissing wordt via aangetekende zending ter kennis gebracht van de overtreder.

§ 5. De administratieve geldboete kan niet worden opgelegd nadat één jaar verstreken is te rekenen vanaf de dag waarop de gevraagde gegevens hadden moeten zijn meegedeeld aan de FOD Economie of aan de derde die hij aanwijst, de eventuele beroepsprocedures niet inbegrepen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 14, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-02-20/01, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 27-02-2017>
Art. XV.66/4

[ [#S1;S#] Zonder afbreuk te doen aan het recht de zaak aanhangig te maken bij de bevoegde rechter, kan de invordering van de administratieve boetes bepaald in de artikelen XV.66/2 tot XV.66/3 gebeuren bij dwangmaatregel door toedoen van de administratie van de btw, de registratie en de domeinen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 14, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen toepasselijk op kredietgevers en kredietbemiddelaars naar Belgisch recht.] [#S1;S#]
Art. XV.67

[ [#S1;S#] Bij beslissing die met een ter post aangetekende brief of met een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, schrapt de FSMA de vergunning van de kredietgevers of de inschrijving van de kredietbemiddelaars die hun activiteiten die overeenstemmen met de verleende vergunning of inschrijving niet binnen zes maanden na het verlenen van de vergunning of inschrijving hebben aangevat, die hiervan afstand doen, die failliet zijn verklaard of die hun activiteiten hebben stopgezet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. XV.67/1

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een kredietgever niet werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan, identificeert zij die tekortkomingen en stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.

   Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de FSMA :
1° een bijzonder commissaris aanstellen.

   In dat geval is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de kredietgever, inclusief de algemene vergadering, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid, zijn schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming vereist; de FSMA kan evenwel de verrichtingen waarvoor toestemming vereist is, beperken.

   De bijzonder commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht ter beraadslaging voorleggen aan alle organen van de kredietgever, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de bijzonder commissaris wordt vastgelegd door de FSMA en gedragen door de kredietgever.

   De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de bijzonder commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de kredietgever of voor derden is voortgevloeid.

   Indien de FSMA de aanstelling van de bijzonder commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder die vereiste toestemming nietig, tenzij de bijzonder commissaris ze bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering die werden genomen zonder de vereiste toestemming van de bijzonder commissaris nietig, tenzij hij ze bekrachtigt.

   De FSMA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen;
2° voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van de activiteit van de kredietgever geheel of gedeeltelijk schorsen dan wel verbieden.

   De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid die handelingen stellen of beslissingen nemen in strijd met de schorsing of het verbod, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de kredietgever of voor derden is voortgevloeid.

   Indien de FSMA de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig;
3° de vervanging gelasten van de bestuurders of zaakvoerders van de kredietgever binnen een termijn die zij bepaalt, en indien binnen die termijn geen vervanging plaatsvindt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de kredietgever één of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naargelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen. De FSMA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.

   De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgelegd door de FSMA en gedragen door de kredietgever.

   De FSMA kan op elk ogenblik de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt;
4° de vergunning herroepen.

   In uiterst spoedeisende gevallen kan de FSMA de in het voorgaande lid bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen.

§ 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de kredietgever uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of met een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de bepalingen van § 1.

§ 3. § 1, eerste lid en § 2 zijn niet van toepassing bij schrapping van de vergunning van een kredietgever die failliet is verklaard.

§ 4. De [ [#S4;S#] ondernemingsrechtbank] [#S4;S#] spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit zoals bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°.

   De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de kredietgever. Indien verantwoord om ernstige redenen kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Indien de geschorste of vernietigde handeling of beslissing is bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.

   Wanneer de nietigheid afbreuk kan doen aan de rechten die een derde te goeder trouw ten aanzien van de kredietgever heeft verworven, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.

   De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn.

§ 5. Wanneer de FOD Economie aan de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietgever de bepalingen van boek VII [ [#S3;S#] , titels 1 tot 6] [#S3;S#], behalve de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, of van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering hiervan heeft geschonden of ernstig schendt, schrapt de FSMA ambtshalve de vergunning van de kredietgever zonder een nieuw onderzoek ten gronde van het dossier.

   De FSMA informeert de FOD Economie onverwijld over de uitgesproken schrapping.

§ 6. Wanneer de kredietgever een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een instelling voor elektronisch geld of een betalingsinstelling is, houdt de FSMA de Bank op de hoogte van de beslissingen die zij neemt met toepassing van paragraaf 1, tweede lid, 1°, 2° en 4°.

   Wanneer de FSMA voornemens is om de in paragraaf 1, tweede lid, 3°, bedoelde maatregel te treffen ten aanzien van diezelfde instellingen, is de in artikel 36bis, §§ 3 en 4 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, bedoelde procedure van toepassing.

§ 7. De kredietgevers waarvan de vergunning werd geschrapt of herroepen op grond van de artikelen XV. 67 en XV.67/1 blijven onderworpen aan de bepalingen van boek VII [ [#S3;S#] , titels 1 tot 6] [#S3;S#] en zijn uitvoeringsbesluiten en reglementen tot de volledige uitdoving van hun verbintenissen voortvloeiend uit boek VII, tenzij de FSMA hen vrijstelt van sommige bepalingen, in voorkomend geval na advies van de FOD Economie.] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] Het eerste lid is eveneens van toepassing op de kredietgevers waarvan de voorlopige vergunning van rechtswege is vervallen op grond van artikel 54, § 5, tweede lid van de wet van 19 april 2014, houdende invoeging van boek VII "Betalings-en Kredietdiensten" in het wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan Boek VII en van de straffen voor de inbreuken op Boek VII, in de Boeken I en XV van het wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen.] [#S2;S#]

[ [#S2;S#] § 8. De FSMA kan de maatregelen die zij heeft genomen jegens een kredietgever op diens kosten laten publiceren in de kranten en tijdschriften die zij kiest of op plaatsen en voor de duur die zij bepaalt. De FSMA kan die maatregelen eveneens op haar website publiceren.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 36, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 3)<W 2018-04-15/14, art. 201, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> ( 4)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.67/2

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een kredietbemiddelaar niet werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan, identificeert zij die tekortkomingen en stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.

   [ [#S5;S#] Bij deze gelegenheid kan de FSMA het uitoefenen van een deel of het geheel van de activiteit van de kredietbemiddelaar verbieden en de inschrijving in het register schorsen tot zij heeft vastgesteld dat de tekortkomingen werden verholpen.] [#S5;S#]

   Indien de FSMA na die termijn vaststelt dat de tekortkomingen niet werden verholpen, schrapt zij de inschrijving van de betrokken kredietbemiddelaar.

   De schrapping leidt tot het verbod om de gereglementeerde activiteit uit te oefenen en de titel te dragen.

   In uiterst spoedeisende gevallen kan de FSMA de in deze paragraaf bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen.

§ 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de kredietbemiddelaar uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs.

§ 3. Wanneer de FOD Economie aan de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietbemiddelaar de bepalingen van boek VII [ [#S4;S#] , titels 1 tot 6] [#S4;S#], behalve de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, of van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering hiervan heeft geschonden of ernstig schendt, schrapt de FSMA ambtshalve de inschrijving van de kredietbemiddelaar zonder een nieuw onderzoek ten gronde van het dossier.

   De FSMA informeert de FOD Economie onverwijld over de uitgesproken schrapping.

§ 4. Wanneer de FSMA vaststelt dat de samenwerking tussen een kredietgever en een verbonden agent, of tussen een kredietbemiddelaar en een subagent wordt beëindigd, schrapt zij de betrokken agent of subagent uit het register waarin hij was ingeschreven, na hem daarvan vooraf in kennis te hebben gesteld.] [#S1;S#] [ [#S2;S#] Voor de agenten die aan meerdere kredietgevers verbonden zijn die deel uitmaken van dezelfde groep, schrapt de FSMA de agent uit het register waarin hij was ingeschreven, na hem daarvan vooraf in kennis te hebben gesteld, wanneer zij vaststelt dat de agent met geen enkele van deze kredietgevers meer verbonden is.] [#S2;S#]

[ [#S3;S#] § 5. De FSMA kan de maatregelen die zij heeft genomen jegens een kredietbemiddelaar op diens kosten laten publiceren in de kranten en tijdschriften die zij kiest of op plaatsen en voor de duur die zij bepaalt. De FSMA kan die maatregelen eveneens op haar website publiceren.] [#S3;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-12-18/31, art. 44, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 37, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 4)<W 2018-04-15/14, art. 202, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> ( 5)<W 2019-05-02/25, art. 190, 074; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing op kredietgevers naar buitenlands recht] [#S1;S#]
Art. XV.67/3

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de FSMA, onverminderd [ [#S2;S#] artikel 329, § 5, van de [ [#S3;S#] wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen] [#S3;S#]] [#S2;S#], vaststelt dat een kredietgever naar buitenlands recht die geregistreerd is overeenkomstig artikel VII. 174, § 4, zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of wanneer de FOD Economie de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een dergelijke kredietgever de bepalingen van boek VII [ [#S4;S#] , titels 1 tot 6] [#S4;S#] of zijn uitvoeringsbesluiten en reglementen met uitzondering van de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, heeft geschonden of ernstig schendt, maant de FSMA de kredietgever aan om de vastsgestelde toestand te verhelpen binnen de termijn die zij bepaalt. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietgever hiervan in kennis.

   Indien de in het eerste lid bedoelde toestand niet is verholpen bij het verstrijken van deze termijn, kan de FSMA, onverminderd de toepassing van [ [#S2;S#] artikel 329, § 6, van de [ [#S3;S#] wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen] [#S3;S#]] [#S2;S#] en na de in het eerste lid bedoelde toezichthouder hiervan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietgever en hem in het bijzonder de instelling verbieden een activiteit van kredietgever en, desgevallend van kredietbemiddelaar, verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht aan de kredietgever en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de Nationale Bank van België en aan de FOD Economie.

   Als de kredietgever een kredietinstelling is, worden de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform het vorige lid zijn genomen.

§ 2. Wanneer de FOD Economie, onverminderd [ [#S2;S#] artikel 329, § 5, van de [ [#S3;S#] wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen] [#S3;S#]] [#S2;S#], de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietgever naar buitenlands recht die geregistreerd is conform artikel VII. 174, § 4 zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van algemeen belang, met uitzondering van boek VII [ [#S4;S#] , titels 1 tot 6] [#S4;S#], stelt de FSMA de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietgever hiervan in kennis.

   Als de betrokken kredietgever, ondanks de maatregelen die zijn genomen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in België duidelijk schaadt, kan de FSMA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietgever en hem in het bijzonder verbieden een activiteit van kredietgever en desgevallend van kredietbemiddelaar verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de kredietgever en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de Nationale Bank van België en aan de FOD Economie.

   Als de kredietgever een kredietinstelling is, worden de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform het vorige lid zijn genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 58, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2016-10-25/04, art. 3, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016> ( 4)<W 2018-04-15/14, art. 203, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.67/4

[ [#S1;S#] De artikelen XV.67 en XV.67/1 zijn van toepassing op de andere kredietgevers naar buitenlands recht als bedoeld in artikel VII.176.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing op bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht.] [#S1;S#]
Art. XV.68

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S3;S#] Wanneer de FSMA vaststelt dat een bemiddelaar inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht als bedoeld in artikel VII. 183, § 2, zich niet schikt naar artikel VII.183, § 5, 1° tot 3°, of wanneer de FOD Economie de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een dergelijke kredietbemiddelaar zich niet schikt naar artikel VII.183, § 5, 4°, maant de FSMA deze bemiddelaar aan om de vastgestelde toestand te verhelpen binnen de termijn die zij bepaalt.] [#S3;S#]

   [ [#S3;S#] Indien de betrokken bemiddelaar hieraan geen gevolg geeft, kan de FSMA alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de kredietbemiddelaar een einde maakt aan de onregelmatigheid. De aard van die maatregel wordt meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bemiddelaar.] [#S3;S#]

   [ [#S3;S#] Indien de in het eerste lid bedoelde toestand niet is verholpen, kan de FSMA na de in het vorige lid bedoelde toezichthouder hiervan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietbemiddelaar en hem in het bijzonder verbieden een activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet verder te zetten in België.] [#S3;S#] Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de kredietbemiddelaar en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de FOD Economie. De Europese Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform dit lid zijn genomen.

   [ [#S3;S#] Wanneer een kredietbemiddelaar bedoeld in artikel VII.183, § 2, in België handelingen heeft gesteld die strijdig zijn met de Belgische wettelijke of reglementaire bepalingen van algemeen belang als bedoeld in artikel VII.183, § 3, kan de FSMA, op eigen initiatief voor de bepalingen die tot haar bevoegdheidssfeer behoren of op verzoek van andere bevoegde autoriteiten voor de bepalingen die tot hun bevoegdheidssfeer behoren, toepassing maken van de voorgaande leden. De FSMA stelt de FOD Economie hiervan op de hoogte.] [#S3;S#]

§ 2. [ [#S3;S#] Als de FSMA, in voorkomend geval op basis van een gemotiveerde kennisgeving van de FOD Economie, duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een in artikel VII.183, § 2 bedoelde bemiddelaar inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht handelt in strijd met artikel VII.183, § 5bis, of de verplichtingen schendt die voortvloeien uit de met toepassing van richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 vastgestelde bepalingen, waarbij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst geen bevoegdheden worden verleend, stelt de FSMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bemiddelaar hiervan in kennis en vraagt haar de passende maatregelen te treffen.

   Als de autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bemiddelaar geen maatregelen neemt binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de mededeling van de FSMA of als de kredietbemiddelaar, ondanks de maatregelen die zijn genomen door de autoriteit van de lidstaat van herkomst, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in België of de goede werking van de markten duidelijk schaadt, kan de FSMA in voorkomend geval na advies van de FOD Economie:
1° na de autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen die vereist zijn om de consumenten te beschermen en de goede werking van de markten te vrijwaren, waaronder het verbod voor de betrokken bemiddelaar om op Belgisch grondgebied actief te zijn. De Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit worden onverwijld in kennis gesteld van deze maatregelen;
2° de zaak voorleggen aan de Europese Bankautoriteit en haar om bijstand verzoeken ingevolge artikel 19 van de Verordening (EU) nr. 1093/2010. In dat geval kan de Europese Bankautoriteit optreden overeenkomstig de bevoegdheden die haar zijn verleend door dit artikel.] [#S3;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 59, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2015> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 38, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
TITEL 3. - [ [#S1;S#] De strafrechtelijke handhaving van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. XV.69

[ [#S1;S#] De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek [ [#S2;S#] ,met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85,] [#S2;S#] zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in dit Wetboek, onder voorbehoud van toepassing van de hiernavermelde bijzondere bepalingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 60, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. XV.69/1

[ [#S1;S#] Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.

   Wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of van een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 of de procedure voor de administratieve sanctie wordt opgestart.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 50, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.69/2

[ [#S1;S#] Indien het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of van een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek en indien er aanvullende onderzoeksdaden hebben plaatsgevonden, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van deze onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 51, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.70

[ [#S1;S#] De inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek worden bestraft met een sanctie tussen niveau 1 en niveau 6.

   De sanctie van niveau 1 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 5 .000 euro.

   De sanctie van niveau 2 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 10. 000 euro.

   De sanctie van niveau 3 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 25 .000 euro.

   De sanctie van niveau 4 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 50 .000 euro.

   De sanctie van niveau 5 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 250 tot 100.000 euro en een gevangenisstraf van één maand tot één jaar of uit één van die straffen alleen.

   De sanctie van niveau 6 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 500 tot 100 .000 euro en een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar of uit één van die straffen alleen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.71

[ [#S1;S#] Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een vordering tot staking, kan er over de strafvervolging pas uitspraak gedaan worden nadat over de vordering tot staking een in kracht van gewijsde getreden beslissing is genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.72

[ [#S1;S#] In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde inbreuk, worden de geldboeten en de gevangenisstraffen op het dubbele van het maximum gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.73

[ [#S1;S#] De vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding, geldboeten, kosten, verbeurdverklaringen, teruggave en geldelijke sancties van welke aard ook, die wegens inbreuk op de bepalingen van dit Wetboek tegen hun organen of aangestelden zijn uitgesproken.

   Dit geldt eveneens voor de leden van alle handelsverenigingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, wanneer de inbreuk door een vennoot, zaakvoerder of aangestelde is gepleegd ter gelegenheid van een tot de werkzaamheid van de vereniging behorende verrichting. Evenwel is de burgerrechtelijk aansprakelijke vennoot persoonlijk niet verder gehouden dan tot de sommen of waarden die de verrichting hem opgebracht heeft.

   De vennootschappen, verenigingen en leden kunnen rechtstreeks voor de strafrechter gedagvaard worden door het openbaar ministerie of door de burgerlijke partij.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.74

[ [#S1;S#] Na het verstrijken van een termijn van tien dagen na de uitspraak, is de griffier van de rechtbank of van het hof ertoe gehouden de minister elk vonnis of arrest waarbij toepassing is gemaakt van een bepaling van dit boek gratis ter kennis te brengen bij gewone brief of op elektronische wijze.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De strafrechtelijk gesanctioneerde inbreuken [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek III.] [#S1;S#]
Art. XV.75

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft :
1° [ [#S2;S#] De natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen] [#S2;S#] en de bestuurders, zaakvoerders, directeurs en procuratiehouders van rechtspersonen, die wetens de bepalingen overtreden van de artikelen III.82 en III.83, eerste en derde lid, van de artikelen III.84 tot III.89 of van de ter uitvoering van artikel III.84, zesde lid, van artikel III.87, § 2, van artikel III.89, § 2 en van de artikelen III.90 en III.91 genomen besluiten.
2° zij die in de hoedanigheid van commissaris, bedrijfsrevisor of onafhankelijk deskundige rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen of geconsolideerde rekeningen [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] attesteren of goedkeuren, terwijl niet is voldaan aan de in het eerste lid genoemde bepalingen, en daarvan kennis hebben of niet hebben gedaan wat zij hadden moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan.

   De personen onder 1° en 2° worden gestraft met een sanctie van niveau 4 als zij met bedrieglijk opzet hebben gehandeld.

   [ [#S2;S#] De natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen] [#S2;S#], op wie artikel III.85 van toepassing is, en de zaakvoerders, directeurs of procuratiehouders van vennootschappen waarop datzelfde artikel van toepassing is, worden wegens overtreding van de bepalingen van de artikelen III.85 en III.89 en van die van de artikelen III.86 tot III.88 en van de besluiten ter uitvoering daarvan, in zover zij betrekking hebben op de boeken waarvan sprake is in de artikelen III.85 en III.89, alleen dan met de in vorige leden gestelde straffen gestraft, wanneer de [ [#S2;S#] betrokken boekhoudplichtige onderneming] [#S2;S#] onderneming failliet is verklaard.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 204, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.76

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 1 worden gestraft, zij die :
1° de bepalingen overtreden van het artikel III.25;
2° verzuimen om de in artikel III.52 bepaalde doorhaling te vorderen;] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. XV.77

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft, zij die :
1° gehouden zijn zich in te schrijven met de [ [#S2;S#] hoedanigheid van inschrijvingsplichtige onderneming] [#S2;S#] in de Kruispuntbank van Ondernemingen en die activiteiten uitoefenen zonder daarvoor de inschrijving gevraagd te hebben van deze hoedanigheid;
2° [ [#S2;S#] als inschrijvingsplichtige onderneming] [#S2;S#] ingeschreven zijn, en die activiteiten uitoefenen of een vestigingseenheid uitbaten die niet in de Kruispuntbank van Ondernemingen zijn ingeschreven;
3° wetens een onjuist verzoek tot inschrijving, wijziging of doorhaling in de Kruispuntbank van Ondernemingen indienen;
4° de beslissingen of besluiten bedoeld in artikel III.30 overtreden;
5° het uitoefenen van de rechten zoals bepaald in artikel III.32 verhinderen;
6° die een wijziging van hun inschrijving van de [ [#S2;S#] hoedanigheid van inschrijvingsplichtige onderneming] [#S2;S#] niet binnen de bij artikel III.51 gestelde termijn hebben gevraagd;
7° de bepalingen overtreden van de artikelen III.74 tot III.77 en III.81.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 205, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.78

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft, zij die :
1° een economische activiteit uitoefenen nadat de inschrijving [ [#S2;S#] als inschrijvingsplichtige onderneming] [#S2;S#] hen werd geweigerd of nadat deze werd doorgehaald;
2° drie dagen na de betekening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest van veroordeling, de hen verboden economische activiteit verder uitoefenen.

   Het openbaar ministerie doet bovendien het lokaal waarin de activiteit wordt uitgeoefend verzegelen of treft iedere andere gepaste maatregel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 206, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.79

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft, zij die de besluiten genomen ter uitvoering van artikel III.33 overtreden. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-07-17/32, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek IV] [#S1;S#]
Art. XV.80

[ [#S1;S#] Elke inbreuk op de artikelen IV.13 en IV.14 wordt bestraft met een sanctie van niveau 2. Elke inbreuk op het besluit bedoeld in artikel IV.15 wordt bestraft met een sanctie van niveau 5.

   Het gebruik of de openbaarmaking van de met toepassing van de bepalingen van het Boek IV verkregen bescheiden of inlichtingen, voor andere doeleinden dan de toepassing van het Boek IV en de artikelen 101 en 102 VWEU, wordt bestraft met een sanctie van niveau 5.

   [ [#S2;S#] Elke inbreuk op de artikelen IV.32 en IV.61, tweede lid, wordt eveneens bestraft met een sanctie van niveau 5.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2019-05-02/34, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek V] [#S1;S#]
Art. XV.81

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 5 worden bestraft zij die de verplichting tot het verstrekken van de inlichtingen krachtens Boek V, titel 2 van dit Wetboek niet nakomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.82

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 6 worden bestraft, zij die een inbreuk begaan op artikel V.8 of zich niet houden aan of hun medewerking weigeren aan de uitvoering van hetgeen is bepaald in een beslissing genomen in toepassing van de artikelen V.4, V.5, [ [#S2;S#] V.10,] [#S2;S#] V.11, V.12 en V.14, [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] van dit Wetboek [ [#S2;S#] of de besluiten genomen in uitvoering van de artikelen V.10, V.11, V.12 en V.14] [#S2;S#].

   [...]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 26, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek VI] [#S1;S#]
Art. XV.83

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden :
1° van de artikelen VI. 3 tot VI. 6 betreffende de prijsaanduiding en van de besluiten ter uitvoering van artikel VI. 7;
[ [#S2;S#] 1°/1. van de artikelen VI. 7/1 en VI. 7/2 en van de besluiten tot uitvoering van artikel VI. 7/2;] [#S2;S#]
2° van artikel VI. 8 betreffende de benaming, de samenstelling en de etikettering van producten en ook van de besluiten ter uitvoering van de artikelen VI. 9 en VI. 10;
3° van de artikelen VI. 11 tot VI. 15 betreffende de aanduiding van de hoeveelheid en van de besluiten ter uitvoering van artikel VI. 16;
4° [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#];
5° van de artikelen VI. 22 en VI. 23 betreffende de uitverkopen;
6° [van de artikelen VI. 25 tot VI. 29] betreffende de opruimingen of solden en de sperperiode; <Erratum, B.St. 18-03-2014,p. 22132>
7° van artikel VI. 39 betreffende het aan een consument ter ondertekening voorleggen van een wisselbrief;
8° van de artikelen VI. 45 tot VI. 63 betreffende overeenkomsten op afstand;
9° van de artikelen VI. 64 tot VI. 74 betreffende buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten;
10° van artikel VI. 79 dat aan de ministeriële ambtenaren, belast met de openbare verkopingen, de verplichting oplegt in bepaalde omstandigheden hun medewerking te weigeren;
11° van de artikelen VI. 88 en VI. 89 betreffende de bestelbon en de bewijsstukken en van de besluiten ter uitvoering van de artikelen VI. 88 en VI. 89;
12° van de besluiten genomen in uitvoering van artikel VI. 118 betreffende de collectieve consumentenovereenkomsten;
13° van de artikelen VI. 95, VI. 100 en VI. 103 betreffende de oneerlijke handelspraktijken jegens de consumenten met uitzondering van de artikelen [ [#S4;S#] VI.97, 4°,] [#S4;S#] VI. 100, 12°, 14°, 16° en 17°, en VI. 103, 1°, 2° en 8° ;
[ [#S5;S#] 13° /1 van artikel VI.104/1, 1° en 2°, betreffende oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen;] [#S5;S#]
14° van artikel VI. 107 betreffende het verbod van oneerlijke marktpraktijken om adverteerders te werven;
15° [ [#S5;S#] van artikel VI.109/3 betreffende afgedwongen aankopen;] [#S5;S#]
16° van artikelen VI. 110 tot VI. 115 betreffende de ongewenste communicaties;
17° van de besluiten ter uitvoering van artikel VI. 1, § 2;
18° van de verordeningen van de Europese Unie die bepalingen van boek VI of van zijn uitvoeringsbesluiten vervangen.

   Indien evenwel een inbreuk op de besluiten genomen in uitvoering van artikel VI. 9 eveneens een inbreuk inhoudt op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, zijn alleen de straffen voorzien in deze laatste wet van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2014-05-15/02, art. 51, 025; Inwerkingtreding : 01-10-2014; zie KB 2014-09-22/01, art. 1> ( 3)<W 2015-10-26/06, art. 61, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 4)<W 2018-07-30/47, art. 39, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 5)<W 2019-04-04/53, art. 35, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. XV.84

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft, zij die te kwader trouw de bepalingen van boek VI van dit Wetboek overtreden, met uitzondering van die welke bedoeld zijn in de artikelen XV.83, XV.85, XV.86 en XV.126 en met uitzondering van de inbreuken bedoeld in artikel VI. 104.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.85

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft :
1° zij die de beschikking niet naleven van een vonnis of een arrest gewezen krachtens artikel XVII. 1, als gevolg van een vordering tot staking;
2° zij die opzettelijk, zelf of door een tussenpersoon, de aanplakbrieven, aangebracht met toepassing van de artikelen XVII. 5 en XV.131, geheel of gedeeltelijk vernietigen, verbergen of verscheuren;] [#S1;S#]
[ [#S2;S#] 3° de ondernemingen die de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium [ [#S4;S#] bedoeld in artikel XV.3, 8°,] [#S4;S#] niet doen uitvoeren;
4° de ondernemingen die een maatregel genomen in uitvoering van artikel XV.16/2 niet respecteren;] [#S2;S#]
[ [#S3;S#] 5° zij die de bepalingen van artikel VI.97, 4°, betreffende misleiding met betrekking tot de prijs, de prijsberekening of het prijsvoordeel overtreden.] [#S3;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 44, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 40, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 4)<W 2020-09-29/05, art. 52, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.85/1

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft zij die, te kwader trouw, de bepalingen van artikel VI.97, 4°, betreffende misleiding met betrekking tot de prijs, de prijsberekening of het prijsvoordeel overtreden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/47, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. XV.86

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 6 worden gestraft, zij die de artikelen VI. 100, 12°, 14°, 16° en 17°, en VI. 103, 1°, 2° en 8° betreffende de oneerlijke handelspraktijken en artikel VI. 109 overtreden. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek VII.] [#S1;S#]
Art. XV.86/1

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft zij die de bepalingen overtreden van de artikelen VII.64 [ [#S2;S#] , VII.65] [#S2;S#], VII.123 en VII.124 betreffende reclame.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/47, art. 42, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 30, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.87

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 wordt gestraft, zij die ter kwader trouw de bepalingen overtreden :
1° [ [#S3;S#] van de artikelen VII.56/1 tot VII.59/1;] [#S3;S#]
2° [ [#S2;S#] van de artikelen VII.64 tot VII.66 en VII.123 tot VII.124] [#S2;S#] betreffende de reclame;
3° [ [#S4;S#] van de artikelen VII.125 en VII.128.] [#S4;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 38, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<W 2017-12-22/14, art. 29, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2018> ( 4)<W 2019-05-02/28, art. 31, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.88

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 4 wordt gestraft zij die de bepalingen overtreden :
1° van artikel VII. 149, § 1, betreffende de verplichting tot raadpleging van de Centrale;
2° van artikel VII. 149, § 2, betreffende de mededeling van gegevens aan de Centrale en van de besluiten ter uitvoering van dat artikel;
3° van artikel VII. 153, § 2, betreffende het gebruik van de ontvangen inlichtingen;
4° van artikel VII. 153, § 2, derde en vierde lid, betreffende de gegevens van de Centrale die de kredietbemiddelaar mag verkrijgen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. XV.89

[ [#S1;S#] Worden gestraft met een sanctie van niveau 5, zij die de bepalingen overtreden:
[ [#S2;S#] 1° van de artikelen VII.4/1 tot VII.4/4 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen;] [#S2;S#]
[ [#S2;S#] 1° /1] [#S2;S#] van artikel VII.6 betreffende de informatie in het kader van een betalingsdienstencontract op afstand;
2° van artikel VII.7 betreffende de kosten voor informatie;
3° van artikel VII.9 betreffende de informatievereisten voor instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld;
4° van artikel VII.11 betreffende de informatievereisten voor bijkomende kosten of kortingen voor het gebruik van een gegeven betaalinstrument;
5° van de artikelen VII.14, VII.15, VII.16, VII.18 en VII.19 betreffende de informatievereisten voor eenmalige betalingstransacties;
6° van de artikelen VII.21 en VII.22 betreffende de informatievereisten van de raamcontracten inzake betalingsdiensten en van artikel VII.24 betreffende de toegang tot informatie en tot de voorwaarden van het raamcontract;
7° van artikel VII.24 betreffende de wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract;
8° van artikel VII.25 betreffende de opzegging van het raamcontract en de gevolgen daarvan;
9° van de artikelen VII.26, VII.27 en VII.28 betreffende de informatievereisten voor afzonderlijke betalingstransacties in het kader van het raamcontract;
10° van artikel VII.30, §§ 1 en 2, betreffende de kosten toegepast door de betalingsdienstaanbieder, van artikel VII.30, § 3, betreffende bijkomende vergoedingen [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] voor het gebruik van een gegeven betaalinstrument toegepast door de begunstigde [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#];
11° van artikel VII.31 betreffende de vereisten en aansprakelijkheid inzake instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld;
12° van artikel VII.32 betreffende het toestaan van betalingstransacties en van artikel VII.33 betreffende de domiciliëring;
13° van de artikelen VII.35 en VII.36 betreffende de regels voor de toegang tot betaalrekeningen en voor de toegang tot en het gebruik van informatie over betaalrekeningen;
14° van artikel VII.37 betreffende de restricties op het gebruik van betaalinstrumenten en op de toegang tot betaalrekeningen door betalingsdienstaanbieders;
15° van artikel VII.39 betreffende de plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten;
16° van artikel VII.42 betreffende de kennisgeving en rectificatie van niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties;
17° van de artikelen VII.43, VII.44 en VII.45, betreffende de volledige en gedeelde aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder bij niet-toegestane betalingstransacties;
18° van de artikelen VII.46, § 1, en VII.47, § 1, betreffende de terugbetalingen van betalingstransacties die door of via de begunstigde werden geïnitieerd;
19° van de artikelen VII.48 en VII.49 betreffende de ontvangst en weigering van betalingsopdrachten door de betalingsdienstaanbieder;
20° van artikel VII.51 betreffende de overgemaakte en ontvangen bedragen en het inhouden van kosten;
21° van de artikelen VII.53 tot VII.55/1 betreffende de uitvoeringstermijn en valutadatum van betalingstransacties;
22° van de artikelen VII.55/3 tot VII.55/6 betreffende de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie;
23° van artikel VII.55/12 betreffende de toegang tot rekeningen bij een kredietinstelling;
24° van de artikelen VII.55/13 tot VII.56 betreffende de geschillenbeslechting;
25° van verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van de verordening (EG) nr. 2560/2001;
26° van de artikelen VII. 60 tot VII. 62 die betrekking hebben op de uitgifte van elektronisch geld, de terugbetaalbaarheid van elektronisch geld en het verbod op rente;
[ [#S2;S#] 26° /1 van de artikelen VII.62/1 tot VII.62/7 betreffende de overstapdienst betaalrekeningen;] [#S2;S#]
27° van de artikelen 3 en 5 tot 9 van verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en afschrijvingen in euro en tot wijziging van verordening (EG) nr. 924/2009;
28° van de verordening (EU) nr. 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties, met uitzondering van haar artikel 7;
29° van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel VII.63/1 en van artikel VII.63/2 van dit Wetboek.

   Deze sanctie is niet van toepassing op de betalingsdienstgebruiker die optreedt in de hoedanigheid van consument.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-07-19/09, art. 13, 063; Inwerkingtreding : 09-08-2018> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 32, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.90

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft, zij die :
1° als kredietgever de bepalingen [ [#S2;S#] van artikel VII.95, §§ 1, 2 of 3 of artikel VII.147/10, §§ 1, 2 of 3] [#S2;S#] overtreden;
2° aanbiedingen, kredietaanvragen of kredietovereenkomsten bedoeld in boek VII in blanco doet ondertekenen of antidateren;
3° een jaarlijks kostenpercentage of een debetrentevoet hanteren die de maxima, bedoeld [ [#S2;S#] in de artikelen VII.94 en VII.147/9] [#S2;S#] en vastgesteld door de Koning, overschrijden;
4° [ [#S2;S#] gebruik maken van een van de in de artikelen VII.84 tot VII.88, VII.105, VII.139, VII.140, VII.144 en VII.147/20 bedoelde onrechtmatige bedingen of een inbreuk maakt op de artikelen VII.108 of VII.147/25;] [#S2;S#]
5° in het raam [ [#S2;S#] van een kredietovereenkomst] [#S2;S#] een wissel of een orderbriefje ter betaling of als zekerheid van de overeenkomst doen ondertekenen of een cheque in ontvangst nemen tot zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde;
6° door de consument of elke andere persoon een overdracht bedoeld [ [#S2;S#] in de artikelen VII.89, § 1 en 147/2, § 1] [#S2;S#] en in de artikelen 27 tot en met 35 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers doen ondertekenen, waarvan de modaliteiten de bepalingen bedoeld in deze artikelen niet eerbiedigen;
7° enige betaling of vergoeding eisen buiten de gevallen bepaald bij boek VII;
8° in zoverre zulks [ [#S2;S#] door de artikelen VII.115 en 147/31] [#S2;S#] verboden is, als schuldbemiddelaar optreden;
9° de bepalingen van de artikelen VII. 67 betreffende het leuren overtreden;
10° de bepalingen van artikel [ [#S2;S#] van de artikelen VII.112, § 1 en VII.147/29, § 4, eerste lid,] [#S2;S#] betreffende de kredietbemiddeling overtreden;
11° in strijd met de bepalingen [ [#S2;S#] van de artikelen VII.69 en VII.126, § 1] [#S2;S#] in het raam van een kredietovereenkomst als kredietgever of kredietbemiddelaar wetens en willens aan de consument of de zekerheidssteller ongeoorloofde, onjuiste of onvolledige informatie vragen;
12° als kredietgever of kredietbemiddelaar aan de consument niet de SECCI bedoeld in de artikelen VII. 70 en VII. 71, verstrekken of die in strijd met de artikelen VII. 74 en VII. 75, wetens en willens niet de meest aangepaste informatie verstrekt of niet het best aangepaste krediet zoekt;
13° de bepalingen van artikel VII. 68 betreffende de promotieaanbiedingen overtreden;
14° de verplichting tot het ter beschikking stellen van de documenten bedoeld [ [#S2;S#] bij de artikelen VII.99, VII.106, § 4, VII.147/14 en VII.147/22, § 4] [#S2;S#] niet nakomen;
15° als kredietgever de bepalingen [ [#S2;S#] van de artikelen VII.78, VII.81, VII.109, § 2, VII.126, § 2 en VII.134] [#S2;S#] overtreden;
16° in strijd met de bepalingen [ [#S2;S#] van de artikelen VII.77, § 2 [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#] en VII.133, § 2 [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#]] [#S2;S#], als kredietgever wetens en willens een kredietovereenkomst sluiten waarvan men redelijkerwijze moet aannemen dat de consument niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst na te leven;
17° [ [#S2;S#] VII.117 tot VII.122 en VII.147/33 tot VII.147/38] [#S2;S#] overtreden;
18° [ [#S2;S#] de artikelen VII.137, VII.138, VII.143, VII.146, VII.147 en VII.147/26, § 1 overtreden;] [#S2;S#]
19° [ [#S2;S#] als kredietgever of kredietbemiddelaar aan de consument niet het ESIS bedoeld [ [#S5;S#] in artikel VII.127] [#S5;S#] verstrekken of die in strijd met de artikelen VII.129 en VII.130, wetens en willens niet de meest aangepaste informatie verstrekt of niet het best aangepaste krediet zoekt;] [#S2;S#]
[ [#S4;S#] 20° : a) wetens en willens een cheque of enig ander door dit Wetboek met de cheque gelijkgesteld waardepapier uitgeven zonder voorafgaand, toereikend en beschikbaar fonds; of
b) dergelijk waardepapier overdragen, wetende dat het fonds niet toereikend en beschikbaar is; of
c) als trekker wetens en willens het fonds van dergelijk waardepapier geheel of ten dele terugnemen tijdens de aanbiedingstermijn; of
d) als trekker, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, een dergelijk waardepapier herroepen of het fonds ervan geheel of ten dele onbeschikbaar maakt, of na het verstrijken van de aanbiedingstermijn het fonds geheel of ten dele terugnemen.] [#S4;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> ( 2)<W 2016-04-22/01, art. 39, 038; Inwerkingtreding : 01-12-2016> ( 3)<W 2017-04-18/03, art. 27, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 4)<W 2018-04-15/14, art. 207, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> ( 5)<W 2019-05-02/28, art. 33, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.91

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft :
1° zij die de activiteit van kredietgever uitoefenen zonder de vergunning of registratie te hebben verkregen als bedoeld in artikel VII.160, § 6, en VII. 174, § 4;
2° zij die de activiteit van kredietbemiddelaar uitoefenen zonder de inschrijving te hebben verkregen voorzien in de artikelen VII.180 en VII.184, of zonder desgevallend het voorwerp te hebben uitgemaakt van een regelmatige kennisgeving van een andere bevoegde autoriteit van de Europese Economische Ruimte;
3° zij die in strijd met artikel VII. 159, de activiteit van kredietbemiddelaar uitoefenen en activiteiten verrichten met kredietgevers die niet erkend of geregistreerd zijn conform artikel VII. 160, § 5, en VII. 174, § 4;
4° zij die geen gevolg geven aan een schorsing, een verbod, een schrapping of een herroeping uitgesproken krachtens de artikelen XV.67, XV.67/1, XV.67/2, XV.67/3 en XV.68;
5° zij die, in rechte of feitelijk, functies blijven uitoefenen van effectieve leider bij een kredietgever, terwijl de FSMA heeft geoordeeld dat zij niet over de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikten om hun taken waar te nemen, of van effectieve leider bij een kredietbemiddelaar of van verantwoordelijke voor de distributie bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar, terwijl de FSMA heeft geoordeeld dat zij niet over een voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid beschikten om hun taken waar te nemen;
6° de kredietgever of kredietbemiddelaar die een tewerkgestelde persoon de opdracht geeft kredietovereenkomsten aan te bieden, terwijl deze niet voldoet aan de voorwaarden bepaald door de artikelen VII.180, § 2, 2° en 3°, VII.183, § 5, 3° en [ [#S2;S#] VII.184, § 1, tweede lid, 3°] [#S2;S#] ;
7° de kredietgever die een kredietovereenkomst aanvaardt, aangeboden door een kredietbemiddelaar die niet is ingeschreven overeenkomstig de artikelen VII.182, § 3, en VII.188, § 3;
8° de kredietgever die een agentuurovereenkomst aanbiedt aan een kredietbemiddelaar die niet is ingeschreven overeenkomstig de artikelen VII. 182, § 3, en VII. 188, § 3;
9° zij die de bepalingen van de artikelen VII.159, § 1, VII.180, § 3, en VII.184, § 2 niet naleven ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 34, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XV.91/1

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2, wordt gestraft voor elke overtreding de bankier die, bij afgifte van een boekje met formulieren van cheques, aan zijn kas betaalbaar, op de omslag van elk boekje niet woordelijk de tekst van artikel XV.90,20°, weergeeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-04-15/14, art. 208, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek VIII] [#S1;S#]
Art. XV.99

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft :
1° zij die door listige kunstgrepen, van een krachtens Boek VIII, titel 2, geaccrediteerde instelling een certificaat of een verslag van de conformiteitsbeoordeling verkrijgen of pogen te verkrijgen;
2° zij die in overtreding met de bepalingen van Boek VIII, titel 2, of de uitvoeringsbesluiten ervan, een certificaat of een verslag van de conformiteitsbeoordeling toekennen;
3° zij die in overtreding met de bepalingen van Boek VIII, titel 2, of de uitvoeringsbesluiten ervan, een certificaat of een verslag van de conformiteitsbeoordeling gebruiken of pogen te gebruiken;
4° zij die door listige kunstgrepen, inzonderheid door handelingen die tot verwarring aanleiding kunnen geven, ten onrechte de indruk wekken dat een product, dienst of proces beschikt over een certificaat of verslag van de conformiteitsbeoordeling afgeleverd door een krachtens Boek VIII, titel 2, geaccrediteerde instelling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.100

[ [#S1;S#] Onverminderd de gebeurlijke toepassing van de straffen voorzien in het Strafwetboek, onder meer in artikel 184 inzake namaak van merken, worden bestraft met een sanctie van niveau 2 :
1° zij die een inbreuk gepleegd hebben op de bepalingen van Boek VIII, titel 3, of de uitvoeringsbesluiten of uitvoeringsreglementen ervan, evenals op de voorwaarden die de afwijkingen vergezellen toegestaan krachtens artikel VIII.56;
2° zij die in de plaatsen vermeld in artikel VIII.45 meetwerktuigen voorhanden houden of gebruiken die klaarblijkelijk onjuist zijn;
3° zij wiens activiteiten onrechtmatig verwijzen naar het in artikel VIII.55, § 4, 2° bedoelde Netwerk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Art. XV.101

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van de regels inzake beslag en verbeurdverklaring, mogen de meetwerktuigen waarvan het voorhanden houden of het gebruik ervan een inbreuk uitmaken op de bepalingen van het Boek VIII, titel 3, of de uitvoeringsbesluiten of uitvoeringsreglementen ervan vernietigd worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek IX] [#S1;S#]
Art. XV.102

[ [#S1;S#] § 1. Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft, zij die het artikel IX.9 overtreden.

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft :
1° zij die producten op de markt brengen waarvan zij op grond van Europese of Belgische normen weten of hadden moeten weten dat zij niet voldoen aan de in artikel IX.2 bedoelde waarborgen met betrekking tot de veiligheid en de bescherming van de gezondheid;
2° zij die het artikel IX.8 overtreden;
3° zij die artikelen IX.4, IX.5, IX.6 en IX.7 of een besluit genomen in uitvoering van de artikelen IX.4, §§ 1 tot 3 en IX.5, §§ 1 en 2 overtreden;
4° zij die de waarschuwingen bedoeld in artikel XV.31 niet opvolgen.
5° zij die inbreuken begaan op de Verordeningen van de Europese Unie die betrekking hebben op materies die, overeenkomstig Boek IX, tot de reglementaire bevoegdheid van de Koning behoren.

   [...]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)>
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] De straffen voor inbreuken op boek XI] [#S1;S#]
Onderafdeling I. - [ [#S1;S#] Bestrijding van namaak en piraterij] [#S1;S#]
Art. XV.103

[ [#S1;S#] § 1. Wordt gestraft met een sanctie van niveau 6, hij die, in het economisch verkeer, met kwaadwillig of bedrieglijk opzet inbreuk maakt op de rechten van de houder van een product- of dienstmerk, van een uitvindingsoctrooi, van een aanvullend beschermingscertificaat, van een kwekersrecht, of van een tekening of model, zoals deze rechten bepaald worden door :
1) inzake merken :
a) artikel 2.20, eerste lid, a., b. en c., van het Benelux-Verdrag inzake intellectuele eigendom van 25 februari 2005 goedgekeurd bij de wet van 22 maart 2006;
b) artikel 9 van de Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapmerk;
2) inzake octrooien en aanvullende beschermingscertificaten :
a) artikel XI.29;
b) artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen;
c) artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 1610/96 van 23 juli 1996 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermings-middelen;
3) inzake kwekersrecht :
a) de artikelen XI.113;
b) artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 2100/94 van 27 juli 1994 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het communautair kwekersrecht;
4) inzake tekeningen of modellen :
a) artikel 3.16 van het Benelux-Verdrag inzake intellectuele eigendom van 25 februari 2005 goedgekeurd bij de wet van 22 maart 2006;
b) artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 6/2002 van 12 december 2001 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende Gemeenschapsmodellen.

   Voor de toepassing van de vorige leden, moet worden geacht dat er inbreuk wordt gepleegd in het economisch verkeer vanaf het moment dat deze inbreuk gepleegd wordt in het kader van een commerciële activiteit waarvan de doelstelling is een economisch voordeel te realiseren.

§ 2. Paragraaf 1 van dit artikel is onder meer niet van toepassing op :
1) inzake merken :
a) de handelingen bepaald in artikel 2.23 van het Benelux-Verdrag inzake intellectuele eigendom van 25 februari 2005 goedgekeurd bij de wet van 22 maart 2006;
b) de handelingen bepaald in artikelen 12 en 13 van de Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk;
2) inzake octrooien en aanvullende beschermingscertificaten :
a) de handelingen bepaald in artikelen XI.32, XI.33, XI.34, § 1, en XI.36;
b) de handelingen die uitsluitend worden verricht in verband met noodzakelijke studies, testen en proeven overeenkomstig artikel 6bis, § 1, laatste lid, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;
3) inzake kwekersrecht :
a) de handelingen bepaald in de artikelen XI.114, XI.115, XI.116 en XI.117;
b) de handelingen bepaald in de artikelen 14, 15 en 16 van de Verordening (EG) nr. 2100/94 van 27 juli 1994 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het communautair kwekersrecht;
4) inzake tekeningen of modellen :
a) de handelingen bepaald in de artikelen 3.19 en 3.20 van het Benelux-Verdrag inzake intellectuele eigendom van 25 februari 2005 goedgekeurd door de wet van 22 maart 2006;
b) de handelingen bepaald in de artikelen 20 tot 23 van de Verordening (EG) nr. 6/2002 van 12 december 2001 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende Gemeenschaps-modellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.104

[ [#S1;S#] De misdrijven bepaald in de artikelen XI.291, § 1, XI.292 en XI.293 worden gestraft met een sanctie van niveau 6.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.105

[ [#S1;S#] De misdrijven bepaald in artikel XI. 304 worden gestraft met een gevangenisstraf van een sanctie van niveau 6.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.106

[ [#S1;S#] De in de artikelen XI.316, § 1, XI.317 en XI.318 bepaalde misdrijven worden gestraft met een sanctie van niveau 6.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.107

[ [#S1;S#] Wordt gestraft met een sanctie van niveau 1, diegene die zich met kwaadwillig of bedrieglijk opzet in het economisch verkeer onrechtmatig beroept op de hoedanigheid van houder of aanvrager van een product- of dienstmerk, van een uitvindingsoctrooi, een aanvullend beschermingscertificaat, een kwekersrecht, of een tekening of model.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.108

[ [#S1;S#] Wordt gestraft met een sanctie van niveau 5, diegene die met kwaadwillig of bedrieglijk opzet, op om het even welke plaats, natuurlijke of rechtspersonen benadert om hen voor te stellen om :
- hetzij de inschrijving in niet-officiële registers of publicaties van de in artikel XV.103, § 1, bedoelde rechten uit te voeren, door hen te laten geloven dat desbetreffende inschrijving nodig is opdat de rechten zouden gevolgen hebben;
- hetzij om het even welke titel die zogenaamd uitvindingen of creaties zou beschermen te onderschrijven, maar die geen enkele nationale of internationale erkenning of officiële waarborg geniet, daarbij misbruik makend van het vertrouwen, de onwetendheid of de goedgelovigheid van deze personen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.109

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft, zij die met opzet de aangestelde beambten vermeld in artikel XI.43, § 2 en XI.128, § 2 vrijwillig verhinderen of beletten bij de uitvoering van de hen door dit Wetboek toevertrouwde opdracht.

   Op valse aangifte staan dezelfde straffen.

   Worden onder meer geacht het vervullen van de opdracht vrijwillig te beletten of te belemmeren, zij die :
1) weigeren de gevraagde inlichtingen of bescheiden mede te delen;
2) wetens en willens onjuiste inlichtingen of bescheiden bezorgen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.110

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft :
1° de gebruikers die met opzet de bepalingen van artikel XI.272, § 2 niet naleven;
2° de actoren uit de professionele kunsthandel die met opzet de uitoefening van het recht op informatie bedoeld in artikel XI.178, § 4, verhinderen of beletten.

   Op valse aangifte staan dezelfde straffen.

   Worden onder meer geacht de uitoefening van het recht op inlichtingen vrijwillig te beletten of te belemmeren, zij die :
1) weigeren de gevraagde inlichtingen of bescheiden mede te delen;
2) wetens en willens onjuiste inlichtingen of bescheiden bezorgen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.111

[ [#S1;S#] § 1. In het geval dat het merk, het octrooi, het aanvullend beschermingscertificaat, het kwekersrecht, de tekening of het model waarvan de schending wordt ingeroepen, nietig werd verklaard, vervallen is of geschrapt werd door een gerechtelijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan of ten gevolge van een administratieve beslissing of de wil of de nalatigheid van de houder ervan, kan geen enkele straf worden uitgesproken voor handelingen die gesteld werden na de datum waarop de nietigheid, het verval of het teniet gaan van het recht van kracht is geworden.

§ 2. In afwijking van artikel 15 van het Wetboek van Strafvordering, als de beklaagde een uitzondering opwerpt die hij put uit de ongeldigheid, de nietigheid of het verval van het intellectuele eigendomsrecht waarvan de schending wordt ingeroepen en indien de bevoegdheid betreffende het onderzoek van deze vraag door de wet of door een verordening van de Europese Unie uitsluitend is voorbehouden aan een andere autoriteit, stelt de rechtbank haar vonnis hierover uit en kent zij hem een termijn toe om de gepaste vordering voor de bevoegde instantie in te stellen.

   De verjaring van de strafvordering wordt geschorst totdat de vordering tot nietigverklaring, en de vordering tot vervallenverklaring zoals bedoeld in het eerste lid, of de vordering tot staking bepaald in artikelen XVII.2 en volgende van dit Wetboek, het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan. Indien de bevoegde instantie de exceptie gegrond verklaart of indien de beslissing over de exceptie bij de zaak zelf wordt gevoegd, wordt de verjaring niet geschorst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Art. XV.112

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft, zij die de voorschriften overtreden voorzien door of krachtens de artikelen:
1° XI.247, § 1;
2° XI.248, § 6;
3° XI.248/7;
4° XI.248/9, § 2;
5° XI.250;
6° XI.257;
7° XI.258;
8° XI.273/17, § 1.] [#S2;S#]

§ 2. Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft, zij die met opzet de personen vermeld in artikel XV.25/4 hinderen of beletten bij de uitvoering van hun opdracht om overtredingen of niet-naleving van de bepalingen voorzien in § 1 op te sporen en vast te stellen.

§ 3. Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft zij die in de hoedanigheid van commissaris of van onafhankelijke deskundige rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultaatsrekeningen of geconsolideerde rekeningen, periodieke staten, verrichtingen of inlichtingen hebben geattesteerd, goedgekeurd of bevestigd terwijl niet is voldaan aan de bepalingen van boek XI, titel 5, hoofdstuk 9, of van de uitvoeringsbesluiten, en zij daarvan kennis hebben.

§ 4. Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft zij die de bijdragen verschuldigd aan het organiek fonds voor de controle van de vennootschappen voor het beheer van rechten niet, niet volledig of niet tijdig betalen.

§ 5. Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank het voorwerp zijn van een vordering tot staking, kan maar over de strafvordering beslist worden nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen over de vordering tot staking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2017-06-08/13, art. 117, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XV.113

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft, zij die het in artikel XI.281 voorziene beroepsgeheim schenden .] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 9. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek XII] [#S1;S#]
Art. XV.118

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft :
1° de dienstverleners die de met redenen omklede beschikkingen bedoeld in artikel XII.5, § 6, eerste lid, niet naleven;
2° zij die de beschikkingen niet naleven van een vonnis of arrest gewezen op grond van artikel XVII.1, naar aanleiding van een vordering tot staking;
3° de dienstverleners die weigeren hun medewerking te verlenen, zoals vereist door artikel XII.20, § 1, tweede lid, of door artikel XII.20, § 2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.119

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft, zij die de voorschriften van de artikelen XII.6 tot XII.9 en XII.12 overtreden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.120

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft, zij die per elektronische post reclame verzenden met overtreding van de voorschriften van artikel XII.13.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.121

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft, zij die te kwader trouw de voorschriften van de artikelen XII.6 tot XII.9, XII.12 en XII.13 overtreden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.122

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 6 worden gestraft, zij die de bepalingen van artikel XII.21 overtreden. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XV.123

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 5 wordt gestraft, wie zich de hoedanigheid aanmatigt van gekwalificeerd vertrouwensdienstverlener zonder te zijn opgenomen in de vertrouwenslijst bedoeld in artikel 22 van verordening 910/2014 of wie rechtstreeks of onrechtstreeks te verstaan heeft gegeven dat hij een gekwalificeerde vertrouwensdienst aanbiedt in overtreding van artikel XII.25, § 9, of wie rechtstreeks of onrechtstreeks te verstaan heeft gegeven dat zijn dienst een vaste dagtekening verleent in overtreding van artikel XII.25, § 10, of wie een inbreuk heeft gepleegd op de bepalingen van artikel XII.26.tweede lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/40, art. 28, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Afdeling 10.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 209, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XV.124

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 209, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.124/1

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 209, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.124/2

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 209, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XV.124/3

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 209, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Afdeling 11. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek XVI.] [#S1;S#]
Art. XV.125

[ [#S2;S#] (vroegere art. XV.127] [#S2;S#][ [#S1;S#] § 1. Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft zij die de [ [#S3;S#] artikelen XVI.2 tot XVI.4, §§ 1 tot 3, XVI.17, § 2, laatste lid, en XVI.27, § 2] [#S3;S#], overtreden.

§ 2. Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft, zij die te kwader trouw de [ [#S3;S#] artikelen XVI.2 tot XVI.4, §§ 1 tot 3, XVI.17, § 2, laatste lid, en XVI.27, § 2] [#S3;S#], overtreden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014> ( 2)<Hernummerd bij W 2015-10-26/06, art. 63, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2017-04-18/03, art. 28, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Afdeling 11/1. [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek XVII.] [#S1;S#]
Art. XV.125/1

[ [#S1;S#] Zij die de bevelen, bedoeld in artikel XVII. 33 niet naleven, worden gestraft met een sanctie van niveau 3.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Afdeling 11/2. [ [#S1;S#] - De straffen voor de inbreuken op boek XVIII] [#S1;S#]
Art. XV.125/2

] [#S2;S#] [ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 3 worden gestraft zij die de bepalingen van boek XVIII en de in uitvoering ervan genomen besluiten overtreden, alsmede de gemeentelijke overheden, de ambtenaren en beambten van het Rijk, de provincies en gemeenten alsmede de er van afhangende organismen, die weigeren de besluiten of onderrichtingen uit te voeren die worden uitgevaardigd in uitvoering van de artikelen XVIII.1 en XVIII.2, hetzij door hun verzet, hetzij door hun nalatigheid, de uitvoering belemmeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/28, art. 35, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 36, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Afdeling 11/3. [ [#S1;S#] - De straffen voor inbreuken op verordeningen van de Europese Unie] [#S1;S#]
Art. XV.125/3

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft zij die artikel 14 van Verordening (EU) Nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en richtlijn 2009/22/EG overtreden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-04-18/03, art. 30, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> [ [#S1;S#]
Art. XV.125/4

] [#S1;S#] [ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft zij die de bepalingen van verordening (EU) nr. 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG overtreden.] [#S1;S#]

( 1)<W 2019-05-02/28, art. 37, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Afdeling 12. - [ [#S1;S#] Belemmering van toezicht [ [#S2;S#] en het niet in acht nemen van maatregelen] [#S2;S#]] [#S1;S#]
Art. XV.126

[ [#S1;S#] Een vrijwillige verhindering of belemmering tot het uitoefenen van de functies van de in [ [#S2;S#] de artikelen XV.2 en XV.30/2] [#S2;S#] bedoelde ambtenaren of de politieambtenaren van de lokale en federale politie, wordt in toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, bestraft met een sanctie van niveau 4.

   Een nieuwe inbreuk zoals bedoeld in het eerste lid, voordat vijf jaren zijn verlopen sinds zijn straf werd ondergaan of sinds zijn straf verjaard is voor dezelfde inbreuk, wordt bestraft met een sanctie van niveau 5.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 31, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. XV.126/1

[ [#S1;S#] Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft zij die de controles in de weg staan waaraan zij krachtens de bepalingen van de artikelen XV.18/1 tot XV.18/3 in België of in het buitenland zijn onderworpen, of die met opzet valse, onjuiste of onvolledige inlichtingen, documenten of stukken verstrekken.

   Een nieuwe inbreuk zoals bedoeld in het eerste lid, voordat vijf jaren zijn verlopen sinds de straf werd ondergaan of sinds de straf verjaard is voor dezelfde inbreuk, wordt bestraft met een sanctie van niveau 5.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 14, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
Art. XV.126/2

[ [#S1;S#] Onverminderd de artikelen XV.126 en XV.126/1, wordt met een sanctie van niveau 4 gestraft:
1° zij die geen gevolg geeft aan de verzoeken of opgelegde maatregelen bedoeld in de artikelen XV.3, 5° /1, 5° /2, 8° en 9°, en XV.5/1;
2° de onderneming bedoeld in artikel XV.31/2 die de gemaakte toezeggingen of aanvullende toezeggingen niet in acht neemt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 54, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Bijkomende straffen [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Definitief of tijdelijk verbod om gereglementeerde verrichtingen uit te oefenen.] [#S1;S#]
Art. XV.127

[ [#S1;S#] De rechter kan het definitieve of tijdelijke verbod om, zelfs voor rekening van een ander, door het boek VII titel 4, hoofdstuk 1 gereglementeerde verrichtingen uit te oefenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 16, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Verbeurdverklaring] [#S1;S#]
Art. XV.130

[ [#S1;S#] In geval van veroordeling voor een inbreuk [ [#S2;S#] op artikelen XV.103, XV.112, XV.107 tot XV.109, en] [#S2;S#] op Boeken VIII en IX zijn, onverminderd de toepassing van de artikelen 42 tot en met 43quater van het Strafwetboek, de hoven en rechtbanken ertoe gemachtigd de verbeurdverklaring uit te spreken, zelfs wanneer de eigenaar van het voorwerp van de inbreuk een derde persoon is.

   Onverminderd de toepassing van de artikelen 42 tot en met 43quater van het Strafwetboek zijn zij er eveneens toe gemachtigd de verbeurdverklaring uit te spreken van de productie-, verwerkings-, verdelings- of vervoermiddelen of om het even welk voorwerp, zelfs wanneer zij eigendom zijn van een derde, die bestemd zijn of gediend hebben om de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken voort te brengen, te fabriceren, te verwerken, te verdelen of te vervoeren alsook de middelen die nodig zijn om de diensten te verrichten.

   Als het voorwerp van de vordering tot verbeurdverklaring eigendom is van een derde, wordt de derde in het geding betrokken en de verbeurdverklaring wordt niet uitgesproken of wordt ongedaan gemaakt als geen bewijs wordt geleverd van diens kwade trouw.

   De hoven en rechtbanken kunnen daarenboven de verbeurdverklaring uitspreken van de onrechtmatig gemaakte winsten gerealiseerd met de inbreuk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2014-04-19/60, art. 16, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.130/1

[ [#S1;S#] § 1. In geval van veroordeling wegens een inbreuk bepaald bij artikel XV.103, § 1, kan de rechtbank bevelen, op verzoek van de burgerlijke partij en op voorwaarde dat deze maatregel in verhouding staat tot de ernst van de inbreuk op het recht, dat de werktuigen die voornamelijk gediend hebben om het misdrijf te plegen en die verbeurdverklaard werden en de monsters van de goederen die inbreuk maken op het intellectuele eigendomsrecht, aan de houder van het recht worden toegewezen.

§ 2. De rechtbank kan ook, in geval van veroordeling wegens een inbreuk bepaald bij artikel XI.103, § 1, en rekening houdend met de ernst van de inbreuk, de vernietiging bevelen van de goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht en die het voorwerp hebben uitgemaakt van een bijzondere verbeurdverklaring, op kosten van de veroordeelde, zelfs als deze goederen geen eigendom zijn van de veroordeelde.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 17, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.130/2

[ [#S1;S#] Voor wat betreft inbreuken bedoeld in artikel XV.104 en XV.106, kunnen de ontvangsten en de verbeurdverklaarde voorwerpen aan de burgerlijke partij worden toegewezen, in mindering of ten belope van het geleden nadeel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 18, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.130/3

[ [#S1;S#] Wanneer de rechter een veroordeling wegens overtreding van artikel XV.105 uitspreekt, kan hij de verbeurdverklaring uitspreken van de materiële dragers waarmee de overtreding is gepleegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 19, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XV.130/4

[ [#S1;S#] In afwijking van artikel 43 van het Strafwetboek, oordeelt de rechtbank, zo deze een veroordeling uitspreekt naar aanleiding van een van de inbreuken bedoeld in artikel XV.112, of de bijzondere verbeurdverklaring bevolen moet worden. Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van herhaling als bedoeld in het artikel XV.72.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 20, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De aanplakking van het vonnis of arrest] [#S1;S#]
Art. XV.131

[ [#S1;S#] In geval van veroordeling voor een inbreuk [ [#S4;S#] op Titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, van dit boek, en] [#S4;S#] op Boeken [ [#S2;S#] VI,] [#S2;S#] [ [#S5;S#] ...] [#S5;S#] VIII en IX kunnen de hoven en rechtbanken de aanplakking van het vonnis of arrest of van de door hen opgestelde samenvatting ervan bevelen gedurende de door hen bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder, evenals de bekendmaking van het vonnis of arrest of van de samenvatting ervan in de kranten of op enige andere wijze, en dit alles op kosten van de overtreder.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij KB 2013-11-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 12-12-2013 (zie KB 2013-12-08/01, art. 6)> ( 2)<W 2013-12-21/23, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 3)<W 2014-05-15/08, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 4)<W 2014-04-19/60, art. 21, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 5)<W 2018-04-15/14, art. 210, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Gehele of gedeeltelijke sluiting] [#S1;S#]
Art. XV.131/1

[ [#S1;S#] Ingeval van veroordeling voor een inbreuk op titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, kunnen de hoven en rechtbanken hetzij definitief, hetzij tijdelijk, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de door de veroordeelde geëxploiteerde inrichting en een permanent of tijdelijk verbod op de uitoefening van handelsactiviteiten door de veroordeelde bevelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 22, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Beslag op de ontvangsten] [#S1;S#]
Art. XV.131/2

[ [#S1;S#] Ingeval een uitvoering of een opvoering inbreuk maakt op het auteursrecht of op de naburige rechten, kunnen de ontvangsten in beslag genomen worden als zaken die uit het misdrijf voortkomen. Zij worden aan de eiser toegewezen naar evenredigheid van hetgeen zijn werk of zijn prestatie heeft bijgedragen tot de uitvoering of opvoering en worden bij de raming van de schadevergoeding in aanmerking genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 23, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Boek XVI. - [ [#S1;S#] Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen] [#S1;S#]
Titel 1. [ [#S1;S#] Algemene bepaling] [#S1;S#]
Art. XVI.1

[ [#S1;S#] Dit boek geeft omzetting aan :
1° Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG;
2° sommige bepalingen van Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014>
Titel 2. [ [#S1;S#] De behandeling van klachten door de ondernemingen] [#S1;S#]
Art. XVI.2

[ [#S1;S#] Teneinde de consument toe te laten bij een onderneming rechtstreeks een klacht in te dienen of informatie te vragen in verband met een reeds afgesloten overeenkomst, verstrekt de onderneming daartoe, aanvullend op de gegevens bedoeld in artikel III.74, [ [#S2;S#] en voor zover een klachtendienst bestaat] [#S2;S#], diens telefoon- en faxnummer en elektronisch adres. Deze dienst mag in zijn benaming geen verwijzing maken naar de termen "ombuds", "bemiddeling", "verzoening", "arbitrage" "gekwalificeerde entiteit" of "buitengerechtelijke geschillenregeling".] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 64, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. XVI.3

[ [#S1;S#] De onderneming reageert zo snel mogelijk op de in artikel XVI.2, bedoelde klachten en stelt alles in het werk om een bevredigende oplossing te vinden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014>
Art. XVI.4

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer een onderneming door een wettelijke of reglementaire bepaling, door een gedragscode die ze heeft onderschreven, als gevolg van het lidmaatschap van een handelsvereniging, een beroepsorganisatie of een beroepsorde of op grond van een bepaling uit haar eigen algemene of bijzondere verkoopsvoorwaarden gehouden is tot buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen, brengt zij de consument hiervan op de hoogte op een heldere, begrijpelijke en makkelijk toegankelijke manier.

§ 2. De inlichtingen bedoeld in de vorige paragraaf geven aan hoe gedetailleerde informatie kan worden verkregen over de kenmerken en de toepassingsvoorwaarden van deze buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen en vermelden de contactgegevens en het adres van de website van de betrokken gekwalificeerde entiteit.

   Desgevallend worden deze inlichtingen hernomen op de website en in de algemene verkoopsvoorwaarden van de onderneming.

§ 3. Wanneer een consumentengeschil binnen een redelijke termijn geen oplossing krijgt in toepassing van artikel XVI.3, verstrekt de onderneming op eigen initiatief aan de consument de inlichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en vermeldt hierbij of zij gebonden is tot dan wel bereid is beroep te doen op een buitenrechtelijke regeling van het consumentengeschil met vermelding van de coördinaten van de bevoegde entiteit. Er wordt tevens meegedeeld of deze entiteit een gekwalificeerde entiteit is. [ [#S2;S#] Wanneer de entiteit niet gekwalificeerd is, worden de coördinaten van de Consumentenombudsdienst, bedoeld in artikel XVI.5, meegedeeld.] [#S2;S#]

   Deze inlichtingen worden schriftelijk of op een andere duurzame gegevensdrager verstrekt.

§ 4. De onderneming heeft de plicht aan te tonen dat er aan de eisen voorzien in de artikelen [ [#S3;S#] XVI.2 tot XVI.4, §§ 1 tot 3, en in artikel 14 van de Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG] [#S3;S#] is voldaan en dat de verstrekte informatie juist is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 65, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2017-04-18/03, art. 32, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Titel 3. [ [#S1;S#] : De Consumentenombudsdienst] [#S1;S#]
Hoofdstuk 1. [ [#S1;S#] Oprichting en opdrachten] [#S1;S#]
Art. XVI.5

[ [#S1;S#] Er wordt een autonome openbare dienst met rechtspersoonlijkheid opgericht, de "Consumentenombudsdienst" genaamd, bestaande uit een contactpunt en een dienst voor de buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen.] [#S1;S#]

  &sp; ----------

   ( 1 ) <Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014>

Art. XVI.6

[ [#S1;S#] De Consumentenombudsdienst is belast met de volgende opdrachten :
1° de consumenten en ondernemingen inlichten over hun rechten en plichten, in het bijzonder over de mogelijkheden van buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen;
2° elke aanvraag tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil in ontvangst nemen en hetzij bezorgen aan de terzake bevoegde gekwalificeerde entiteit, hetzij zelf behandelen;
3° zelf optreden in elke aanvraag tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil, waarvoor geen andere gekwalificeerde entiteit bevoegd is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.7

[ [#S1;S#] De Consumentenombudsdienst verstrekt aan de minister, op zijn vraag, alle inlichtingen in verband met zijn werking en de vervulling van zijn opdrachten.

   De Consumentenombudsdienst verstrekt aan de minister bevoegd voor Begroting, op zijn vraag, alle inlichtingen in verband met de financiering en de besteding van de werkingsmiddelen.

   Wanneer hij de gevraagde inlichtingen verstrekt, waakt de Consumentenombudsdienst erover dat de vertrouwelijkheid van de aanvragen tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil wordt nageleefd.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-04-18/03, art. 33, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Hoofdstuk 2. [ [#S1;S#] Werking] [#S1;S#]
Art. XVI.8

[ [#S1;S#] § 1. De Consumentenombudsdienst wordt beheerd en vertegenwoordigd door een Directiecomité dat bestaat uit de volgende tien leden :
1° de twee leden van de "ombudsdienst voor telecommunicatie", als bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
2° de twee leden van de "ombudsdienst voor de postsector", als bedoeld in artikel 43ter, § 1, van voornoemde wet;
3° de twee leden van de "ombudsdienst voor energie", als bedoeld in artikel 27, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
4° de twee leden van de "ombudsdienst voor treinreizigers", als bedoeld in artikel 11, § 1, van de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen;
5° de ombudsman van de "ombudsdienst voor de financiële diensten", als bedoeld in artikel VII.216 van het Wetboek van economisch recht;
6° de ombudsman van de "ombudsdienst verzekeringen", als bedoeld in artikel 302 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.

   [ [#S2;S#] De minister en de minister bevoegd voor Begroting kunnen elk een vertegenwoordiger aanwijzen. Deze vertegenwoordigers zetelen in het Directiecomité met een raadgevende stem voor alle agendapunten die geen verband houden met de aanvragen tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil.] [#S2;S#]

   [ [#S2;S#] De vertegenwoordigers van de ministers ontvangen alle stukken zoals de leden van het Directiecomité, met uitzondering van deze die slaan op de aanvragen tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil.] [#S2;S#]

§ 2. [ [#S2;S#] Na advies van het Directiecomité duidt de minister] [#S2;S#] om de twee jaar onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter aan, die elk tot een andere taalrol behoren.

   Iedere ombudsdienst als bedoeld in paragraaf 1 beschikt over twee stemmen.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] Zo de voorzitter verhinderd is, neemt de ondervoorzitter zijn functies waar.

§ 3. Binnen het kader van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen is het Directiecomité bevoegd om alle daden van beschikking en beheer te stellen die nodig zijn voor het beheer van de Consumentenombudsdienst, ter vervulling van zijn opdrachten bedoeld in artikel XVI.6.

   Tot de taken van beheer behoren onder meer het jaarlijks goedkeuren van het beleidsplan, het opmaken van de begroting en het toezicht houden op de uitvoering ervan, het opmaken van de jaarrekening van ontvangsten en uitgaven, en het opmaken van het personeelsplan.

§ 4. Het Directiecomité kan op eigen initiatief beslissen tot consolidatie van de begrotingen van de ombudsdiensten opgesomd in paragraaf 1, en tot het opmaken van een gemeenschappelijk beleidsplan, jaarrekening en personeelsplan.

§ 5. De leden van het Directiecomité vormen een college. Om de opdrachten van de Consumentenombudsdienst te vervullen, kan het Directiecomité aan één of meer van zijn leden delegaties verlenen door een collegiale beslissing.

   Wanneer een ombudsman, lid van het Directiecomité, zich in de onmogelijkheid bevindt zijn ambt uit te oefenen, of wanneer het mandaat van ombudsman tijdelijk niet ingevuld is of een einde neemt om welke reden ook, zijn de andere ombudsmannen, leden van het Directiecomité, gemachtigd zijn bevoegdheden tijdelijk uit te oefenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014> ( 2)<W 2017-04-18/03, art. 34, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. XVI.9

[ [#S1;S#] De leden lichten het Directiecomité zonder verwijl in van elke omstandigheid die van aard is hun onafhankelijkheid of hun onpartijdigheid aan te tasten of aan te kunnen tasten of aanleiding te kunnen geven tot een belangenconflict met een van de partijen bij de procedure tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil waarmee zij zijn belast in toepassing van artikel XVI.6, 3°.

   Met het oog hierop ziet het betrokken lid af van deelname aan de beraadslaging van het Directiecomité of vervangt dit laatste het betrokken lid door een ander lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.10

[ [#S1;S#] Het Directiecomité stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014>
Art. XVI.11

[ [#S1;S#] § 1. Ter vervulling van zijn opdrachten bedoeld in artikel XVI.6 wordt de Consumentenombudsdienst gefinancierd door:
1° een subsidie ten laste van de algemene uitgavenbegroting;
2° bijdragen door de ondernemingen die betrokken zijn bij de buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen bedoeld in artikel XVI.6, 3°, en die geen betrekking hebben op aanvragen voor buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil die onmiskenbaar ongegrond zijn;
3° een gedeelte van de "ombudsbijdragen" die worden geheven ter financiering van de ombudsdiensten bedoeld in artikel XVI.8, § 1.

§ 2. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de bijdragen bedoeld in paragraaf 1, 2° en 3°. Bij de bepaling van de bijdragen van de ombudsdiensten, zoals bedoeld in paragraaf 1, 3°, houdt hij onder meer rekening met de besparingen en synergievoordelen die ze hebben gerealiseerd of nog zullen realiseren als gevolg van de gezamenlijke huisvesting en hun samenwerking.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-04-18/03, art. 35, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. XVI.12

[ [#S1;S#] De Federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie stelt logistieke en materiële middelen ter beschikking van de Consumentenombudsdienst. Daartoe zal een dienstverleningsovereenkomst overeengekomen worden tussen de Consumentenombudsdienst, de betrokken sectoren en de Federale overheidsdienst Economie, bekrachtigd door de Koning.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014>
Hoofdstuk 3. [ [#S1;S#] Bevoegdheden] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Informatie] [#S1;S#]
Art. XVI.13

[ [#S1;S#] De Consumentenombudsdienst richt een contactpunt in voor informatie over de wederzijdse rechten en plichten van de consumenten en de ondernemingen en in het bijzonder over de bestaande procedures voor buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.14

[ [#S1;S#] De Consumentenombudsdienst stelt zijn jaarverslag ter beschikking van het publiek op zijn website [ [#S2;S#] en op een duurzame gegevensdrager, indien daarom wordt verzocht] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 65, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] De buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] De ontvangst van de aanvragen] [#S1;S#]
Art. XVI.15

[ [#S1;S#] § 1. De Consumentenombudsdienst neemt elke aanvraag tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil in ontvangst.

   Een aanvraag tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil kan bij de Consumenten-ombudsdienst per brief, per fax, via elektronische post of ter plaatse worden ingediend.

§ 2. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een consumentengeschil waarvoor een gekwalificeerde entiteit bevoegd is, zendt de Consumentenombudsdienst haar de aanvraag zonder verwijl over.

   Hij brengt de aanvrager op de hoogte van de overzending en deelt de coördinaten van de bevoegde gekwalificeerde entiteit mee. Tevens vermeldt hij dat de overzending geen uitspraak inhoudt over de ontvankelijkheid van de aanvraag.

§ 3. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een consumentengeschil waarvoor geen gekwalificeerde entiteit bevoegd is, neemt de Consumentenombudsdienst de aanvraag zelf in behandeling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Behandeling van consumentengeschillen] [#S1;S#]
Art. XVI.16

[ [#S1;S#] § 1. Van zodra de Consumenten-ombudsdienst over alle documenten beschikt die nodig zijn voor het onderzoek van de aanvraag bedoeld in artikel XVI.15, § 3, deelt hij de partijen mee dat hij de volledige aanvraag heeft ontvangen, alsook de datum waarop.

§ 2. De Consumentenombudsdienst weigert een aanvraag bedoeld in paragraaf 1 te behandelen :
1° wanneer de klacht verzonnen, kwetsend of eerrovend is;
2° wanneer de klacht anoniem wordt ingediend of wanneer de tegenpartij niet is of kan worden geïdentificeerd;
3° wanneer de klacht reeds door een gekwalificeerde entiteit werd behandeld, ook indien zij niet ontvankelijk werd verklaard omwille van één van de redenen opgesomd in artikel XVI.25, § 1, 7°, met uitzondering van punt e);
4° wanneer de klacht de regeling van een geschil beoogt dat reeds het voorwerp uitmaakt of heeft uitgemaakt van een vordering in rechte;

§ 3. De Consumentenombudsdienst kan een aanvraag bedoeld in paragraaf 1 weigeren te behandelen :
1° wanneer de betreffende klacht niet voorafgaandelijk bij de betrokken onderneming werd ingediend;
2° wanneer de betreffende klacht meer dan een jaar geleden bij de betrokken onderneming werd ingediend;
3° wanneer de behandeling van het geschil de effectieve werking van de Consumentenombudsdienst ernstig in het gedrang zou brengen.

§ 4. De Consumentenombudsdienst deelt zijn beslissing om de behandeling van de aanvraag verder te zetten of te weigeren aan de partijen mee binnen een termijn van drie weken na ontvangst van de volledige aanvraag. In geval van weigering wordt de beslissing gemotiveerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.17

[ [#S1;S#] § 1. De Consumentenombudsdienst brengt binnen een termijn van 90 kalenderdagen na ontvangst van de volledige aanvraag, de uitkomst van de geschillenregeling ter kennis van de partijen.

   Deze termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden eenmalig met eenzelfde periode worden verlengd op voorwaarde dat de partijen daarvan zijn geïnformeerd voor het verstrijken van de eerste termijn, en dat deze verlenging wordt gemotiveerd door de complexiteit van het geschil.

§ 2. Wanneer de Consumentenombudsdienst een minnelijke regeling heeft bereikt, sluit hij het dossier af en stuurt hij daarvan een bevestiging aan alle partijen, [ [#S2;S#] op een duurzame gegevensdrager] [#S2;S#].

   Wanneer geen minnelijke regeling kan worden bereikt, deelt de Consumentenombudsdienst dit [ [#S2;S#] op een duurzame gegevensdrager] [#S2;S#] mede aan de partijen en kan hij tezelfdertijd een aanbeveling formuleren ten aanzien van de betrokken onderneming, met kopie aan de aanvrager.

   Wanneer de betrokken onderneming deze aanbeveling niet volgt, beschikt zij over een termijn van dertig kalenderdagen om haar gemotiveerd standpunt ter kennis te brengen aan de Consumentenombudsdienst en aan de aanvrager.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015> ( 2)<W 2018-09-20/14, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. XVI.18

[ [#S1;S#] § 1. De verjaringstermijnen van gemeen recht worden geschorst vanaf de datum van ontvangst van de volledige aanvraag als bedoeld in artikel XVI.16, § 1.

   De schorsing loopt tot op de dag waarop de Consumentenombudsdienst aan de partijen meedeelt :
- dat de behandeling van de aanvraag is geweigerd, in toepassing van artikel XVI.16, § 3;
- ofwel, wat het resultaat is van de minnelijke regeling, in toepassing van artikel XVI.17, § 2.

§ 2. Van zodra de onderneming in kennis is gesteld van de ontvangst van de volledige aanvraag door de Consumentenombudsdienst, overeenkomstig artikel XVI.16, § 1, schorst ze elke invorderingsprocedure, tot op de dag bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.19

[ [#S1;S#] § 1. De Consumentenombudsdienst kan, in het kader van een bij hem ingediende aanvraag, ter plaatse kennis nemen van de boeken, briefwisseling, verslagen en, in het algemeen, van alle documenten en alle geschriften van de betrokken onderneming die rechtstreeks betrekking hebben op het voorwerp van de aanvraag. Hij kan van de bestuurders, agenten en aangestelden van de onderneming alle nodige uitleg en informatie vorderen en alle verificaties uitvoeren die nodig zijn voor zijn onderzoek.

§ 2. De Consumentenombudsdienst mag zich laten bijstaan door deskundigen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.20

[ [#S1;S#] Alle inlichtingen die de Consumentenombudsdienst ontvangt in het kader van de buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil, worden vertrouwelijk behandeld.

   Ze mogen enkel worden gebruikt in het kader van de buitengerechtelijke geschillenregeling, met uitzondering van de verwerking met het oog op het jaarverslag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.21

[ [#S1;S#] De behandeling van een aanvraag tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil door de Consumentenombudsdienst is kosteloos.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Hoofdstuk 4. [ [#S1;S#] De personeelsleden van de Consumentenombudsdienst] [#S1;S#]
Art. XVI.22

[ [#S1;S#] De Koning kan, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de personeelsleden tewerkgesteld bij de ombudsdiensten opgesomd in artikel XVI.8 overdragen aan de Consumentenombudsdienst, en daartoe de nadere regels vaststellen.

   Deze overdracht geschiedt met volledig behoud van hun rechten, administratieve en geldelijke anciënniteit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014>
Art. XVI.23

[ [#S1;S#] § 1. De personeelsleden die betrokken zijn bij de procedures tot buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen met toepassing van artikel XVI.6, 2° en 3°, beschikken over voldoende kennis op het vlak van regeling van consumentengeschillen.

   De Koning kan nadere regels bepalen voor de toepassing van het vorige lid.] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 2. De personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 stellen zonder verwijl het Directiecomité bedoeld in artikel XVI.8, § 1, op de hoogte van elke omstandigheid die van aard is hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid te beïnvloeden of te kunnen beïnvloeden of die aanleiding kan geven tot een belangenconflict met een van de partijen bij de buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil waarbij ze betrokken zijn.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-05-2014> ( 2)<W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Titel 4. [ [#S1;S#] De gekwalificeerde entiteiten voor buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen] [#S1;S#]
Art. XVI.24

[ [#S1;S#] § 1. De Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie stelt de lijst op van de entiteiten die aan buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen doen en die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel XVI.25, en maakt deze lijst bekend op haar website.

   Deze lijst wordt meegedeeld aan de Europese Commissie.

§ 2. De entiteit die wil opgenomen worden in de lijst bedoeld in paragraaf 1, dient daartoe een aanvraag in bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. De aanvraag omvat alle gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorwaarden opgesomd in artikel XVI.25, § 1.

§ 3. Wanneer een entiteit die is opgenomen in de lijst bedoeld in paragraaf 1, niet meer voldoet aan de voorwaarden van deze titel, wordt zij van de lijst geschrapt. Vooraleer eventueel van de lijst te worden geschrapt, wordt de entiteit gehoord.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.25

[ [#S1;S#] § 1. De voorwaarden waaraan een gekwalificeerde entiteit voldoet, zijn de volgende :
1° de entiteit is onafhankelijk en onpartijdig;
2° de natuurlijke personen die binnen de entiteit belast zijn met de buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen, beschikken over de vereiste deskundigheid;
3° de entiteit is transparant wat betreft haar samenstelling, procedurereglement, financiering en activiteiten;
4° de entiteit is zowel offline als online gemakkelijk toegankelijk voor de partijen, ongeacht waar ze zich bevinden, en zonder zich te moeten beroepen op een wettelijke vertegenwoordiger;
5° de procedures zijn gratis of tegen geringe vergoeding voor de consumenten;
6° het procedurereglement bepaalt voldoende duidelijk wanneer de entiteit een aanvraag als volledig beschouwt;
7° het procedurereglement bepaalt op uitputtende wijze de motieven om de behandeling van een aanvraag tot buitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil te weigeren, die enkel kunnen steunen op het volgende :
a) de betreffende klacht werd niet voorafgaandelijk bij de betrokken onderneming ingediend;
b) de aanvraag anoniem wordt ingediend of de tegenpartij is niet geïdentificeerd of gemakkelijk identificeerbaar;
c) de betreffende aanvraag wordt ingediend na het verstrijken van de termijn bepaald in het procedurereglement van de entiteit; deze termijn mag niet korter zijn dan één jaar na voorlegging van het geschil aan de betrokken onderneming;
d) de aanvraag verzonnen, kwetsend of eerrovend is;
e) de aanvraag valt niet onder de consumentengeschillen waarvoor de entiteit bevoegd is;
f) alhoewel de aanvraag onder de consumentengeschillen valt waarvoor de entiteit bevoegd is, het bedrag of de geschatte waarde van de aanvraag minder of meer bedraagt dan de drempels die in het procedurereglement van de entiteit zijn vastgesteld;
g) de aanvraag betreft de regeling van een geschil dat het voorwerp uitmaakt of heeft uitgemaakt van een vordering in rechte;
h) wanneer de behandeling van het geschil de effectieve werking van de gekwalificeerde entiteit ernstig in het gedrang zou brengen;
8° het procedurereglement bepaalt dat de entiteit, binnen drie weken na ontvangst van de volledige aanvraag, de partijen haar beslissing meedeelt om de aanvraag al dan niet verder te behandelen; in geval van weigering wordt de beslissing gemotiveerd;
9° het procedurereglement bepaalt dat de regeling van de geschillen gebeurt binnen een termijn van negentig kalenderdagen na ontvangst van de volledige aanvraag; deze termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden eenmalig met eenzelfde periode worden verlengd op voorwaarde dat de partijen daarvan zijn geïnformeerd voor het verstrijken van de eerste termijn, en dat deze verlenging wordt gemotiveerd door de complexiteit van het geschil;
10° een eventuele drempel zoals bedoeld onder punt 7°, f), mag niet van aard zijn de behandeling van een onredelijk aantal consumentengeschillen uit te sluiten;
11° de procedure geeft iedere partij de gelegenheid om haar standpunt duidelijk te maken en om kennis te nemen van de opgeworpen argumenten en feiten;
12° de entiteit waarborgt het vertrouwelijk karakter van de inlichtingen die de partijen mededelen;
13° elke partij wordt op een gemotiveerde wijze [ [#S3;S#] op een duurzame gegevensdrager] [#S3;S#] op de hoogte gebracht van de uitkomst van de procedure.

§ 2. Naast de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1 voldoen de gekwalificeerde entiteiten in geval van arbitrale procedure aan de bepalingen van de artikelen 1676 tot 1723 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 3. [ [#S2;S#] De Koning kan de voorwaarden opgesomd in paragraaf 1 verduidelijken om de toegankelijkheid, de deskundigheid, de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid, de transparantie, de doeltreffendheid, de billijkheid, alsook de vrijheid van de partijen en de wettigheid van de beslissingen van een gekwalificeerde entiteit die aan de partijen opgelegd worden, te verzekeren.] [#S2;S#]] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 67, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2018-09-20/14, art. 11, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. XVI.26

[ [#S1;S#] De personen die belast zijn met een procedure van buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen delen zonder verwijl aan de gekwalificeerde entiteit en/of aan de betrokken partijen elke omstandigheid mee die van aard is of kan zijn om te worden beschouwd als hun onafhankelijkheid en hun onpartijdigheid aan te tasten of als aanleiding te geven tot een belangenconflict met een van de partijen.

   De Koning verduidelijkt de toepassingsregels van het vorige lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.26/1

[ [#S1;S#] Wanneer de gekwalificeerde entiteit een procedure biedt om een geschil te regelen door een oplossing voor te stellen of tussen de partijen te bemiddelen om een oplossing te vinden, kunnen de partijen zich op elk moment uit de procedure terugtrekken wanneer ze niet tevreden zijn over het verloop of de werking ervan.

   Wanneer de deelname van de onderneming verplicht is bij toepassing van de wet is de mogelijkheid om zich terug te trekken bedoeld in het eerste lid enkel van toepassing ten voordele van de consument.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-10-26/06, art. 68, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. XVI.26/2

[ [#S1;S#] Wanneer de gekwalificeerde entiteit een procedure biedt tot regeling van een geschil door aan de partijen een oplossing op te leggen :
1° is de opgelegde oplossing enkel tegenstelbaar aan de partijen als zij voorafgaandelijk en individueel werden geïnformeerd over de bindende aard van de oplossing en ze de bindende aard uitdrukkelijk hebben aanvaard. De uitdrukkelijke aanvaarding van de onderneming is niet vereist als de wet of de contractuele verbintenissen erin voorzien dat de oplossingen bindend zijn voor de ondernemingen;
2° zou de bindende oplossing niet kunnen worden opgelegd aan de consument op grond van een overeenkomst die hij met de onderneming heeft afgesloten waarbij voorzien wordt in de regeling van hun eventuele geschillen wanneer deze overeenkomst werd afgesloten voor het ontstaan van het geschil en wanneer deze tot gevolg heeft dat de consument het recht wordt ontnomen een beroep voor de rechter in te stellen;
3° mag de opgelegde oplossing er niet toe leiden dat de consument het voordeel ontzegd wordt van de dwingende bepalingen ter bescherming van zijn rechten bij toepassing van het Belgisch recht;
4° mag, in geval van wetsconflicten, wanneer de wet toepasselijk op de verkoop- of dienstverleningsovereenkomst die het voorwerp is van de aanvraag tot buitengerechtelijke geschillenregeling bepaald wordt conform artikel 6, paragrafen 1 en 2, van de verordening (EG) nr. 593/2008, de opgelegde oplossing er niet toe leiden dat voor de consument de bescherming wegvalt van bepalingen waarvan bij overeenkomst niet kan worden afgeweken op grond van de wet van de lidstaat van de Europese Unie waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft;
5° mag, in geval van wetsconflicten, wanneer de wet toepasselijk op de verkoop- of dienstverleningsovereenkomst die het voorwerp is van de aanvraag tot buitengerechtelijke geschillenregeling bepaald conform artikel 5, paragrafen 1 tot 3, van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, de door een entiteit van de ADR opgelegde oplossing er niet toe leiden dat voor de consument de bescherming wegvalt van de dwingende bepalingen van de wet van de lidstaat waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-10-26/06, art. 69, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. XVI.26/3

[ [#S1;S#] De gekwalificeerde entiteit neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat bij de behandeling van persoonsgegevens de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt nageleefd ten aanzien van de behandeling van persoonsgegevens.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2015-10-26/06, art. 70, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
Art. XVI.27

[ [#S1;S#] § 1. Van zodra de gekwalificeerde entiteit een volledige aanvraag tot buitengerechtelijke regeling heeft ontvangen, worden de verjaringstermijnen van gemeen recht geschorst.

   De schorsing loopt tot op de dag waarop de gekwalificeerde entiteit aan de partijen meedeelt :
- dat de behandeling van de aanvraag is geweigerd, in toepassing van artikel XVI.25, § 1, 8° ;
- ofwel, wat het resultaat is van de minnelijke regeling, in toepassing van artikel XVI.25, § 1, 13°.

§ 2. Van zodra de onderneming ter kennis is gesteld dat de gekwalificeerde entiteit een volledige aanvraag tot buitengerechtelijke regeling heeft ontvangen, wordt de invorderingsprocedure ingesteld door de betrokken onderneming geschorst tot op de dag bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Art. XVI.28

[ [#S1;S#] Teneinde een efficiënte en transparante behandeling van aanvragen tot buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen te verzekeren kan de Koning maatregelen nemen om :
- de gekwalificeerde entiteiten te coördineren en te ondersteunen;
- gekwalificeerde entiteiten op te richten ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/41, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
Boek XVII. - [ [#S1;S#] Bijzondere rechtsprocedures] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Vordering tot staking] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Art. XVII.1

[ [#S1;S#] De voorzitter van de ondernemingsrechtbank stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van dit Wetboek, [ [#S2;S#] van zijn uitvoeringsbesluiten en van de verordeningen van de Europese Unie waarvoor dit Wetboek in sancties voorziet,] [#S2;S#] onverminderd de bijzondere bepalingen eigen aan boeken VI, XI en XII, bedoeld in hoofdstukken 3, 4 en 5 van deze titel.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-04-15/14, art. 211, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 38, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. XVII.2

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] stelt het bestaan vast en beveelt eveneens de staking van de hiernavolgende inbreuken :
1° de uitoefening van een activiteit met miskenning van de bepalingen van boek III van dit Wetboek;
2° de niet-naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake het bijhouden van de sociale documenten en de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;
3° de tewerkstelling van werknemers zonder te zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, zonder de vereiste aangiften te hebben gedaan of zonder de bijdragen, de bijdrageverhogingen of moratoire interesten te betalen;
4° de tewerkstelling van werknemers en het gebruik van werknemers in overtreding van de reglementering op de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en de terbeschikkingstelling van werknemers aan gebruikers;
5° de niet-naleving van algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten;
6° het beletten van het toezicht uitgeoefend krachtens de bepalingen van boek III van dit Wetboek, en krachtens de wetten betreffende het bijhouden van de sociale documenten;
7° de niet-naleving van de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen inzake reclame, met uitsluiting van deze die vervat zijn in boek VI van dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan;
8° de tewerkstelling van een persoon door een werkgever die zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 12, 1°, a, van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
9° het niet-naleven van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake milieukeurmerk;
10° de uitoefening van een beroepsactiviteit zonder te beschikken over het met toepassing van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap vereiste attest;
11° de niet-naleving van de bepalingen van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening;
12° de uitoefening van het beroep van ondernemer van vervoer van zaken of van personen over de weg zonder houder te zijn van de vereiste vervoervergunningen en -machtigingen;
13° de niet-naleving van de voorschriften betreffende de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen;
14° de niet-naleving van de bepalingen van de wet van 15 mei 2007 betreffende de bescherming van de consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten;
15° de niet-naleving van de bepalingen van de verorderingen van de Europese Unie die betrekking hebben op aangelegenheden bedoeld in boek VI;
16° de niet-naleving van de bepalingen van artikel 18, §§ 2/1 tot 2/3, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, zoals ingevoegd bij de wet van 25 augustus 2012 en van artikel 15/5bis, §§ 11/1 tot 11/3, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, zoals ingevoegd bij de wet van 25 augustus 2012.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.3

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] kan aan de overtreder een termijn toestaan om aan de inbreuk een einde te maken, wanneer de aard van de inbreuk dit nodig maakt. Hij kan de opheffing van het stakingsbevel toestaan wanneer een einde werd gemaakt aan de inbreuk.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.4

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] kan toestaan dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de overtreder.

   Deze maatregelen van openbaarmaking mogen evenwel slechts toegestaan worden indien zij er kunnen toe bijdragen dat de gewraakte daad of de uitwerking ervan ophouden.

   De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] stelt het bedrag vast dat de partij waaraan een publicatiemaatregel overeenkomstig het eerste lid werd toegekend en die de maatregel heeft uitgevoerd niettegenstaande tijdig beroep tegen het vonnis werd ingesteld, zal verschuldigd zijn aan de partij in wiens nadeel de publicatiemaatregel werd uitgesproken, indien deze in beroep ongedaan wordt gemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.5

[ [#S1;S#] De vordering bedoeld in de artikelen XVII. 1 en XVII. 2 kan niet meer worden ingesteld één jaar nadat de feiten waarop men zich beroept een einde hebben genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XVII.6

[ [#S1;S#] De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

   Zij mag worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034ter tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek.

   Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.

   Elke uitspraak ingevolge een op de artikelen XVII. 1 en XVII. 2 gegronde vordering wordt binnen acht dagen en door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege meegedeeld aan de minister, tenzij de uitspraak is gewezen op zijn vordering.

   Bovendien is de griffier verplicht de minister onverwijld in te lichten over de voorziening tegen elke uitspraak die op grond van de artikelen XVII. 1 en XVII. 2 is gewezen.

   Wanneer de uitspraak betrekking heeft op een overtreder met een gereglementeerd beroep dat ressorteert onder een beroepsregulerende overheid, moet die uitspraak bovendien worden meegedeeld aan die overheid. Ook moet de griffier van het rechtscollege, waar beroep is aangetekend tegen deze uitspraak, zulks onmiddellijk melden aan de bevoegde beroepsregulerende overheid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Titularissen van de vordering tot staking] [#S1;S#]
Art. XVII.7

[ [#S1;S#] De vordering gegrond op artikel XVII.1 wordt ingesteld op verzoek van :
1° de belanghebbenden;
2° de voor deze materie bevoegde minister of de [ [#S5;S#] directeur-generaal van de algemene directie Economische Inspectie] [#S5;S#] van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, tenzij het verzoek betrekking heeft op een daad als bedoeld in artikel VI.104;
[ [#S6;S#] 2° /1 de Ministers die Economie en Middenstand tot hun bevoegdheid hebben gezamenlijk, indien de vordering betrekking heeft op een daad als bedoeld in de artikelen VI.91/2 tot VI.91/6°;] [#S6;S#]
[ [#S5;S#] 2° /2 wordt ingevoegd, luidende : "de Ministers die Economie en Middenstand tot hun bevoegdheid hebben gezamenlijk, indien de vordering betrekking heeft op een daad als bedoeld in artikel VI.104/1, 1° en 2° ;] [#S5;S#]
3° een beroepsregulerende overheid, een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;
4° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de [ [#S3;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S3;S#] vertegenwoordigd is of door de minister erkend is, volgens criteria vastgesteld bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, tenzij het verzoek betrekking heeft op een daad als bedoeld in artikel VI. 104.

   [ [#S4;S#] De verenigingen bedoeld in het eerste lid, 3° en 4°, kunnen] [#S4;S#] in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen.] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] Ten aanzien van de beoefenaars van een vrij beroep kan de in het eerste lid bedoelde vordering eveneens worden ingesteld op verzoek van een ziekenfonds of een landsbond. Het tweede lid is van toepassing.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2014-05-15/07, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 3)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 4)<W 2018-12-21/09, art. 155, 069; Inwerkingtreding : 10-01-2019> ( 5)<W 2019-04-04/53, art. 36,a;c, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2019> ( 6)<W 2019-04-04/53, art. 36,b, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. XVII.8

[ [#S1;S#] Onverminderd de eventuele toepassing van artikel VI. 104 en van artikel XVII.1 op de daarin bedoelde daden kan de vordering wegens schending van artikel XVII.2 enkel worden ingesteld op verzoek van de minister die voor de betrokken aangelegenheid bevoegd is.

   De vordering op grond van artikel XVII.2, 9°, wordt ingesteld op verzoek van de minister bevoegd voor het Leefmilieu. Het Comité dat is opgericht bij de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van het Comité voor het toekennen van het Europese milieukeurmerk kan aan de minister voorstellen een dergelijke vordering aanhangig te maken.

   De vordering op grond van artikel XVII.2, 2° tot 6°, voor wat betreft het beletten van het toezicht uitgeoefend krachtens de wetten betreffende het bijhouden van sociale documenten, of deze op grond van artikel XVII.2, 8° en 13°, wordt ingesteld op verzoek van de minister of de leidinggevende ambtenaar van de bevoegde inspectiedienst bedoeld in artikel 17 van het Sociaal Strafwetboek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen eigen aan boek VI ] [#S1;S#]
Art. XVII.9

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] kan de marktpraktijken bedoeld in de artikelen VI. 92 tot VI.109 van dit Wetboek verbieden wanneer zij nog geen aanvang hebben genomen, doch op het punt staan plaats te vinden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.10

[ [#S1;S#] Als de inbreuk een reclame betreft, kan de vordering tot staking wegens overtreding van de bepalingen van de artikelen VI. 17, VI. 93 tot VI. 95, VI. 105 en VI. 106 van dit Wetboek alleen tegen de adverteerder van de gewraakte reclame worden ingesteld.

   Indien de adverteerder evenwel geen woonplaats in België heeft en geen verantwoordelijke persoon met woonplaats in België heeft aangewezen, kan de vordering tot staking eveneens worden ingesteld tegen :
- de uitgever van de geschreven reclame of de producent van de audiovisuele reclame;
- de drukker of de maker, indien de uitgever of de producent geen woonplaats in België hebben en geen verantwoordelijke persoon met woonplaats in België hebben aangewezen;
- de verdeler, alsmede elke persoon die er bewust toe bijdraagt dat de reclame uitwerking heeft, indien de drukker of de maker geen woonplaats in België hebben en geen verantwoordelijke persoon met woonplaats in België hebben aangewezen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XVII.11

[ [#S1;S#] De vordering tot staking kan worden ingesteld tegen een onderneming voor handelspraktijken van haar agent gehanteerd buiten de verkoopruimten van die agent, wanneer de agent zijn identiteit niet duidelijk kenbaar heeft gemaakt en zijn identiteit redelijkerwijze ook niet kon gekend zijn door degene die de vordering tot staking instelt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XVII.12

[ [#S1;S#] De vordering tot staking van de door [ [#S2;S#] de artikelen VI.84 en VI.91/6] [#S2;S#] verboden handelingen kan, afzonderlijk of gezamenlijk, worden ingesteld tegen verscheidene ondernemingen van dezelfde economische sector of hun verenigingen die gebruik maken dan wel het gebruik aanbevelen van dezelfde of van soortgelijke algemene contractuele bedingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2019-04-04/53, art. 37, 080; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art. XVII.13

[ [#S1;S#] De onderneming is er toe gehouden, binnen een termijn van maximum een maand, de bewijzen te leveren betreffende de materiële juistheid van de feitelijke gegevens die zij meedeelt in het kader van een handelspraktijk, als er een vordering tot staking wordt ingesteld door :
1° de minister en, in voorkomend geval, de bevoegde minister bedoeld in artikel XVII.8;
2° de andere personen bedoeld in artikelen XVII.7, voor zover, rekening houdend met de gerechtvaardigde belangen van de onderneming en van elke andere partij bij de procedure, de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van oordeel is dat dergelijke eis aangepast is aan de omstandigheden van het concrete geval.

   Wanneer de bewijzen vereist krachtens het eerste lid niet worden geleverd of onvoldoende worden geacht, kan de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] de feitelijke gegevens als onjuist beschouwen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen eigen aan boek XI] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Vordering tot staking in geval van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht ] [#S1;S#]
Art. XVII.14

[ [#S1;S#] § 1. De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] stelt het bestaan vast en beveelt de staking van elke inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, met uitzondering van het octrooirecht met inbegrip van het recht betreffende aanvullende beschermingscertificaten, het auteursrecht, de naburige rechten en het recht van de producenten van databanken.

§ 2. De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] te Brussel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van elke inbreuk op het octrooirecht met inbegrip van het recht betreffende aanvullende beschermingscertificaten.

§ 3. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] stellen, in aangelegenheden die tot de respectieve bevoegdheid van die rechtbanken behoren, het bestaan vast van elke inbreuk op het auteursrecht, op een naburig recht of op een recht van een producent van databanken en bevelen de staking ervan.

§ 4. De voorzitter kan eveneens een bevel tot staking uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een in paragrafen 1 tot 3 bepaald recht te plegen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/77, art. 6, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.15

[ [#S1;S#] § 1. Elke vordering tot staking voor het beëindigen van een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht met uitzondering van het octrooirecht, met inbegrip van het recht betreffende aanvullende beschermingscertificaten, het auteursrecht, naburige recht of het recht van de producenten van databanken, beoogt in artikel XVII.14, § 1, die ook de staking tot voorwerp heeft van een handeling bedoeld in artikel XVII.1 of in artikel 18 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, wordt uitsluitend voor de voorzitter van de krachtens artikel XVII.14, § 1, bevoegde rechtbank gebracht.

§ 2. Elke vordering tot staking voor het beëindigen van een inbreuk op het octrooirecht met inbegrip van het recht betreffende de aanvullende beschermingscertificaten, beoogt in artikel XVII.14, § 2, die ook de staking tot voorwerp heeft van een handeling bedoeld in artikel XVII.1 of in artikel 18 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, wordt uitsluitend voor de voorzitter van de krachtens artikel XVII.14, § 2, bevoegde rechtbank gebracht.

§ 3. Elke vordering tot staking voor het beëindigen van het auteursrecht, de naburige rechten of het recht van de producenten van databanken, beoogt in artikel XVII.14, § 3, die ook de staking tot voorwerp heeft van een handeling bedoeld in artikel XVII.1 of in artikel 18 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, wordt uitsluitend voor de voorzitter van de krachtens artikel XVII.14, § 3, bevoegde rechtbank gebracht.

§ 4. Elke vordering betreffende de toepassing van technische voorzieningen in het kader van het auteursrecht, de naburige rechten en het recht van de producenten van databanken, beoogt in artikel XI.336, § 1, die ook de staking tot voorwerp heeft van een handeling bedoeld in artikel XVII.1 of in artikel 18 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, wordt uitsluitend voor de voorzitter van de krachtens artikel XI.336, § 1, bevoegde rechtbank gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 24, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XVII.16

[ [#S1;S#] De voorzitter kan, wanneer hij de staking beveelt, maatregelen bevelen zoals bepaald in artikel XI.334, §§ 2 tot en met 4, of door het Benelux-Verdrag inzake intellectuele eigendom, naar gelang van het betrokken recht, voor zover deze maatregelen kunnen bijdragen tot de stopzetting van de vastgestelde inbreuk of van de gevolgen ervan, met uitzondering van de maatregelen tot herstel van de schade die door deze inbreuk wordt berokkend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 24, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XVII.17

[ [#S1;S#] Wanneer het bestaan van een intellectueel eigendomsrecht, in België beschermd door een depot of een inschrijving, wordt ingeroepen ter ondersteuning van een vordering op grond van artikel XVII.14, §§ 1 en 2, of als verweer tegen deze vordering, en wanneer de voorzitter van de rechtbank vaststelt dat dit recht, dit depot of deze inschrijving nietig is of vervallen, spreekt hij deze nietigheid of dit verval uit en beveelt de schrapping van het depot of van de inschrijving in de desbetreffende registers, overeenkomstig de bepalingen betreffende het betrokken intellectueel eigendomsrecht.

   In afwijking van artikel XVII.18, derde lid wordt het uitvoerbaar karakter van de in het eerste lid bedoelde beslissing tot nietigheid of verval geregeld overeenkomstig de bepalingen betreffende het betrokken intellectueel eigendomsrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 24, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XVII.18

[ [#S1;S#] De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.

   Op de vordering wordt uitspraak gedaan, niettegenstaande enige vervolging die voor de strafrechter wordt ingesteld wegens dezelfde feiten.

   Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande voorziening en zonder borgstelling, tenzij de rechter heeft bevolen dat een borg moet worden gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 24, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XVII.19

[ [#S1;S#] § 1. De vordering op grond van artikel XVII.14, §§ 1 en 2, wordt ingesteld op verzoek van de personen die een vordering inzake namaak kunnen instellen volgens de bepalingen betreffende het betrokken intellectueel eigendomsrecht.

§ 2. In het geval van inbreuk op een auteursrecht of op een naburig recht wordt de vordering op grond van artikel XVII.14, § 3, ingesteld op verzoek van elke betrokkene, van een gemachtigde vennootschap voor het beheer van de rechten of van een beroepsvereniging of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid.

   In het geval van inbreuk op het recht van de producent van een databank, wordt de vordering op grond van artikel XVII.14, § 3, ingesteld op verzoek van de personen die een vordering inzake namaak kunnen instellen volgens de bepalingen betreffende het recht van de producent van databanken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 24, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. XVII.20

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

§ 2. De voorzitter van de rechtbank kan toestaan dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de overtreder.

   Deze maatregelen van openbaarmaking mogen evenwel slechts toegestaan worden indien zij er kunnen toe bijdragen dat de gewraakte daad of de uitwerking ervan ophouden.

   De voorzitter van de rechtbank stelt het bedrag vast dat de partij aan wie een publicatiemaatregel overeenkomstig het eerste lid werd toegekend en die de maatregel heeft uitgevoerd niettegenstaande tijdig beroep tegen het vonnis werd ingesteld, zal verschuldigd zijn aan de partij in wiens nadeel de publicatiemaatregel werd uitgesproken, indien deze in beroep ongedaan wordt gemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/60, art. 24, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2015> ( 2)<W 2016-06-29/01, art. 45, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Vordering tot staking inzake de controle van de vennootschappen voor het beheer van de auteursrechten en de naburige rechten] [#S1;S#]
Art. XVII.21

[ [#S1;S#] § 1. Als op het einde van de termijn bepaald in artikel XV.31/1 de vastgestelde inbreuk niet is verholpen, kan de minister, onverminderd de andere maatregelen bepaald in de wet, aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, of, indien de verweerder [ [#S2;S#] een onderneming] [#S2;S#] is, naar de keuze van de minister, aan de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] te Brussel of aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, vragen om:
1° het bestaan vast te stellen en de staking te bevelen van de inbreuken vastgesteld in de waarschuwing bedoeld in artikel XV.31/1;
2° indien de niet-overeenstemming van de beheersvennootschap met de wettelijke verplichtingen de belangen van de rechthebbenden ernstig dreigt te benadelen, de bestuurs- en beheersorganen van de vennootschap te vervangen door één of verschillende tijdelijke bestuurders of zaakvoerders, die alleen of in collegiaal verband, al naargelang het geval, beschikken over de bevoegdheden van de personen die zij vervangen. De voorzitter van de rechtbank bepaalt de duur van de opdracht van de tijdelijke bestuurders of zaakvoerders.

§ 2. De vorderingen bepaald in paragraaf 1 worden ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

   Ze mogen worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034ter tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek.

   Er wordt uitspraak gedaan over de vordering, niettegenstaande vervolging voor dezelfde feiten voor een strafrechtelijk rechtscollege.

   De voorzitter van de bevoegde rechtbank kan bevelen dat het vonnis of de samenvatting ervan wordt aangeplakt gedurende de termijn die hij bepaalt, en zowel binnen als buiten de inrichtingen van de verweerder en op diens kosten, evenals de bekendmaking van het vonnis of van de samenvatting, op kosten van de verweerder, in dagbladen of op een andere wijze.

   Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.] [#S1;S#]

( 1)<W 2017-06-08/13, art. 118, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 212, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Vordering tot staking in geval van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim] [#S1;S#]
Art. XVII.21/1

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de arbeidsrechtbank, stelt de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] het bestaan vast en beveelt hij de staking van elk onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim in de zin van artikel XI.332/4, of, indien van toepassing, verbiedt hij het onrechtmatige gebruik of de onrechtmatige openbaarmaking van het bedrijfsgeheim in de zin van dat artikel.

§ 2. Tot kennisneming van de vordering bedoeld in paragraaf 1 is alleen bevoegd:
1° de voorzitter van de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft in het rechtsgebied waarin het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim plaatsvond of, naar keuze van de eiser, de voorzitter van de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft, in het rechtsgebied waarin de verweerder of een van de verweerders zijn woon- of verblijfplaats heeft;
2° de voorzitter van de rechtbank die is gevestigd waar het hof van beroep zijn zetel heeft, in het rechtsgebied waarin de eiser zijn woon- of verblijfplaats heeft, ingeval de verweerder, of een van de verweerders, in het Rijk geen woon- of verblijfplaats heeft.

§ 3. Elke vordering tot staking van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, bedoeld in paragraaf 1, die ook de staking tot voorwerp heeft van een handeling bedoeld in artikel XVII.1 wordt uitsluitend voor de voorzitter van de krachtens paragrafen 1 en 2 bevoegde rechtbank gebracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 25, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.21/2

[ [#S1;S#] De voorzitter kan, wanneer hij de staking beveelt, maatregelen bevelen zoals bepaald in artikel XI.336/3, § 1, 2° tot 6°, §§ 2 en 3, voor zover deze maatregelen kunnen bijdragen tot de stopzetting van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim of van de gevolgen ervan, met uitsluiting van de maatregelen tot herstel van de schade die door deze inbreuk wordt berokkend.

   Artikel XI.336/4, §§ 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 26, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XVII.21/3

[ [#S1;S#] De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.

   Op de vordering wordt uitspraak gedaan, niettegenstaande enige vervolging die voor de strafrechter wordt ingesteld wegens dezelfde feiten.

   Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande voorziening en zonder borgstelling, tenzij de voorzitter heeft bevolen dat een borg moet worden gesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 27, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XVII.21/4

[ [#S1;S#] De vordering op grond van artikel XVII.21/1, § 1, wordt ingesteld op verzoek van de personen die een vordering inzake het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim kunnen instellen overeenkomstig artikel XI.336/2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 28, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
Art. XVII.21/5

[ [#S1;S#] Onverminderd de toepassing van artikel XI.342/3, mogen de maatregelen van openbaarmaking evenwel slechts worden toegestaan indien zij er kunnen toe bijdragen dat de gewraakte daad of de uitwerking ervan ophouden.

   De voorzitter stelt het bedrag vast dat de partij aan wie een publicatiemaatregel overeenkomstig het eerste lid werd toegekend en die de maatregel heeft uitgevoerd niettegenstaande tijdig een rechtsmiddel tegen het vonnis werd ingesteld, zal verschuldigd zijn aan de partij in wiens nadeel de publicatiemaatregel werd uitgesproken, indien deze als gevolg van dat rechtsmiddel ongedaan wordt gemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 29, 064; Inwerkingtreding : 24-08-2018>
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen eigen aan boek XII] [#S1;S#]
Art. XVII.22

[ [#S1;S#] De vordering gegrond op artikel XVII.1 kan ook worden ingesteld op verzoek van het Toezichthoudend orgaan bedoeld in artikel I.18, 16°.] [#S1;S#]

( 1)<W 2016-07-21/40, art. 31, 037; Inwerkingtreding : 28-09-2016 (KB 2016-09-14/06, art. 1)>
Art. XVII.23

[ [#S2;S#] § 1. In afwijking van de bepalingen van deze titel, zijn enkel de volgende paragrafen van toepassing in geval van schending van artikel XII.22.

§ 2. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, of in voorkomend geval, de voorzitter van de [ [#S4;S#] ondernemingsrechtbank] [#S4;S#], stelt het bestaan vast en beveelt de staking van elke registratie van een domeinnaam door een persoon met woonplaats of vestiging in België, en van elke registratie van een domeinnaam geregistreerd onder het BE-domein, die artikel XII.22 schendt.

§ 3. De voorzitter van de rechtbank kan bevelen dat de houder van de betrokken domeinnaam de registratie ervan doorhaalt of laat doorhalen of de domeinnaam overdraagt of laat overdragen aan de persoon die hij aanwijst.] [#S2;S#]

[ [#S1;S#] § 4. De vordering wordt ingesteld op verzoek van elke persoon die een legitiem belang aantoont ten opzichte van de betrokken domeinnaam en die een recht kan laten gelden op één van de [ [#S3;S#] in artikel XII.22] [#S3;S#] vermelde tekens.] [#S1;S#]

[ [#S2;S#] § 5. De voorzitter van de rechtbank kan eveneens bevelen dat het vonnis geheel of gedeeltelijk, op kosten van de houder van de domeinnaam die in het ongelijk is gesteld, wordt bekendgemaakt in de pers of op een andere door hem bepaalde wijze.

   Deze maatregelen van openbaarmaking mogen evenwel slechts opgelegd worden indien zij kunnen bijdragen tot de stopzetting van de registratie of de uitwerking ervan.] [#S2;S#]

[ [#S1;S#] § 6. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

   Zij mag ingesteld worden bij verzoekschrift op tegenspraak. Dit wordt in vier exemplaren neergelegd op de griffie van de rechtbank of bij een aangetekende zending verzonden aan deze griffie.

   De griffier van de rechtbank verwittigt onverwijld de tegenpartij bij gerechtsbrief en nodigt haar uit te verschijnen ten vroegste drie dagen en ten laatste acht dagen na het verzenden van de gerechtsbrief, waaraan een exemplaar van het inleidend verzoekschrift werd gevoegd.

   Op straffe van nietigheid, vermeldt het verzoekschrift :
1° de dag, de maand en het jaar;
2° de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker;
3° de naam en het adres van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon tegen wie de vordering wordt ingesteld;
4° het onderwerp en de uiteenzetting van de middelen van de vordering;
5° de handtekening van de eiser of van zijn advocaat.

   Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.

   Elke uitspraak ingevolge een op deze wet gegronde vordering wordt binnen acht dagen en door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege meegedeeld aan de minister.

   Bovendien is de griffier verplicht de minister onverwijld in te lichten over de voorziening ingeleid tegen elke uitspraak die op grond van deze bepaling is gewezen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2013-12-26/36, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 3)<W 2014-05-15/07, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 4)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.24

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] kan de reclame bedoeld in artikel XII. 21, 3°, verbieden wanneer zij nog niet onder het publiek is gebracht, doch de publicatie ervan op het punt staat te gebeuren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.25

[ [#S1;S#] Voor de toepasing van de artikelen XII. 1 tot XII. 20, kan de vordering tot staking bedoeld in artikel XVII. 1 eveneens ingesteld worden op verzoek van een ziekenfonds of een landsbond van ziekenfondsen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
HOOFDSTUK 5/1. [ [#S1;S#] - Bijzondere bepalingen eigen aan boek XIV] [#S1;S#]
Art. XVII.25/1

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 213, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XVII.25/2

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 213, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XVII.25/3

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 213, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XVII.25/4

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 213, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art. XVII.25/5

   <Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 213, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Intracommunautaire vordering tot staking op het gebied van de bescherming van de consumentenbelangen] [#S1;S#]
Art. XVII.26

[ [#S1;S#] Dit hoofdstuk beoogt de intracommunautaire vordering tot staking van elke handeling die inbreuk maakt op de collectieve belangen van de consumenten en die strijdig is :
a) of met de bepalingen in dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan;
b) of met de bepalingen vervat in de volgende wetgeving :
1° de artikelen 33 tot 39 alsmede artikel 41 van de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel- en de uitvoeringsbesluiten ervan, tot omzetting van artikelen 10 tot 21 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;
2° de artikelen 24, 28 en 29 van het gecoördineerde decreet van de Franse gemeenschap van 27 februari 2003 over de audiovisuele mediadiensten en de uitvoeringsbesluiten ervan, tot omzetting van artikelen 10 tot 21 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;
3° de artikelen 81, 82, 84 en 87 van het besluit van 25 januari 1995 van de Vlaamse regering tot coördinatie van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie en de uitvoeringsbesluiten ervan, tot omzetting van artikelen 10 tot 21 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;
4° de artikelen 6 tot 14 van het decreet van 27 juni 2005 van de Duitstalige gemeenschap over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, tot omzetting van artikelen 10 tot 21 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;
5° de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling en de uitvoeringsbesluiten ervan;
6° de artikelen 9 en 10 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en de uitvoeringsbesluiten ervan tot omzetting van de bepalingen van Titel VIII van Richtlijn 2001/83//EEG van de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreffende de reclame voor deze geneesmiddelen;
7° de wet van 28 augustus 2011 betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling, en de uitvoeringsbesluiten ervan;
8° boek XII, titel 1, van dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan;
9° de bepalingen die door de daartoe bevoegde overheden zijn vastgesteld ter omzetting van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt;
10° de wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen;
c) of met de bepalingen van een lidstaat, tot omzetting van de richtlijnen die worden opgesomd in bijlage I bij de Richtlijn 2009/22/EG van het Europese Parlement en van de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XVII.27

[ [#S1;S#] In geval van inbreuk waarvan de oorsprong in België ligt en die gevolgen heeft in een andere lidstaat, kan elke bevoegde instantie in die andere lidstaat een vordering tot staking instellen voor de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van Brussel teneinde deze inbreuk te doen staken of te verbieden als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° de door die bevoegde instantie beschermde belangen worden door de inbreuk geschaad;
2° de genoemde instantie komt voor op de lijst van de bevoegde instanties, opgesteld door de Europese Commissie en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.28

[ [#S1;S#] De bevoegde instanties van België zijn de verenigingen ter verdediging van de collectieve consumentenbelangen, die rechtspersoonlijkheid bezitten en die of vertegenwoordigd zijn in de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#], of erkend zijn door de minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van de consumenten behoort, volgens criteria vastgesteld bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

   Op verzoek van de bevoegde instanties van België deelt de minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van de consumenten behoort de lijst ervan alsmede de doelstelling en de benaming mee aan de Europese Commissie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. XVII.29

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van Brussel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een handeling die een inbreuk uitmaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.29/1

[ [#S1;S#] Ten aanzien van de beoefenaars van een vrij beroep en voor zover het een inbreuk op de bepalingen van het boek XIV betreft, wordt de in dit hoofdstuk bedoelde bevoegdheid uitgeoefend door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/06, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XVII.30

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S3;S#] ondernemingsrechtbank] [#S3;S#] van Brussel aanvaardt de in artikel XVII. 27 aangehaalde lijst van de bevoegde instanties als bewijs van het vermogen van de bevoegde instantie om te handelen, onverminderd zijn recht om na te gaan of de doelstelling van de bevoegde instantie het instellen van een vordering in een specifiek geval rechtvaardigt.

   [ [#S2;S#] De bevoegde instanties kunnen] [#S2;S#] een vordering tot staking van een inbreuk instellen om de collectieve belangen van de consumenten te verdedigen mits de in artikel XVII. 27 vermelde voorwaarden vervuld worden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-12-21/09, art. 156, 069; Inwerkingtreding : 10-01-2019> ( 3)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.31

[ [#S1;S#] Wanneer de feiten het voorwerp zijn van een vordering tot staking kan er enkel beslist worden over de strafvordering nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen betreffende de vordering tot staking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
Art. XVII.32

[ [#S1;S#] De vordering tot staking wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.

   Zij mag ingesteld worden bij verzoekschrift op tegenspraak. Dit wordt in vier exemplaren neergelegd op of aangetekend toegezonden aan de griffie van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van Brussel.

   De griffier van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van Brussel verwittigt onverwijld de tegenpartij bij gerechtsbrief en nodigt haar uit te verschijnen ten vroegste drie dagen en ten laatste acht dagen na het verzenden van de gerechtsbrief, waaraan een exemplaar van het inleidend verzoekschrift werd gevoegd.

   Op straffe van nietigheid bevat het verzoekschrift :
1° de volledige datum (dag, maand en jaar);
2° de naam of de benaming en de woonplaats van de verzoeker;
3° de naam of de benaming en het adres van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon tegen wie de vordering wordt ingesteld;
4° het onderwerp en de uiteenzetting van de middelen van de vordering;
5° de handtekening van de verzoeker of van diens vertegenwoordiger.

   Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.

   Een afschrift van elke uitspraak over een vordering die is gesteund op artikel XVII. 27, wordt binnen acht dagen en door toedoen van de griffier toegezonden aan de minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van de consumenten behoort.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.33

[ [#S1;S#] De voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van Brussel kan bevelen om zijn vonnis of de samenvatting die hij opstelt te publiceren via de pers, door aanplakking of op gelijk welke andere manier, op kosten van de overtreder.

   Hij kan ook onder dezelfde voorwaarden de publicatie van een rechtzetting bevelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/36, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.34

[ [#S1;S#] De Koning kan de bepalingen opgesomd in artikel XVII. 26 aanpassen teneinde rekening te houden met de eventuele wijzigingen van de bijlage van de Richtlijn 2009/22/EG van het Europese Parlement en van de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/37, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
TITEL 2. [ [#S1;S#] De rechtsvordering tot collectief herstel] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Bevoegdheid van de hoven en rechtbanken te Brussel ] [#S1;S#]
Art. XVII.35

[ [#S1;S#] De hoven en rechtbanken te Brussel zijn bevoegd om kennis te nemen van de rechtsvorderingen tot collectief herstel] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-27/36, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Ontvankelijkheidsvoorwaarden] [#S1;S#]
Art. XVII.36

[ [#S1;S#] In afwijking van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek is een rechtsvordering tot collectief herstel ontvankelijk indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan :
1° de ingeroepen oorzaak betreft een mogelijke inbreuk door de onderneming op een van haar contractuele verplichtingen, op een van de Europese verordeningen of de wetten bedoeld in artikel XVII. 37 of op een van hun uitvoeringsbesluiten;
2° de rechtsvordering wordt ingesteld door een verzoeker die voldoet aan de vereisten bedoeld in artikel XVII. 39 en door de rechter geschikt wordt bevonden;
3° het beroep op een rechtsvordering tot collectief herstel lijkt meer doelmatig dan een rechtsvordering van gemeen recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.37

[ [#S1;S#] De Europese verordeningen en wetgevingen die worden bedoeld in artikel XVII. 36, 1°, zijn de volgende :
1° de volgende boeken van dit Wetboek :
a) boek IV - Bescherming van de mededinging;
b) boek V - De mededinging en de prijsevoluties;
c)boek VI - Marktpraktijken en consumentenbescherming;
d) boek VII - Betalings- en kredietdiensten;
e) boek IX - De veiligheid van producten en diensten;
f) boek XI - Intellectuele eigendom;
g) boek XII - Recht van de elektronische economie;
h) [ [#S6;S#] ...] [#S6;S#]
2° de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;
3° de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;
4° de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen;
5° de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten;
6° de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;
7° de wet van 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken;
8° [ [#S2;S#] Deel 4 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen;] [#S2;S#]
9° de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren;
10° de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
[ [#S4;S#] 10° /1 de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;] [#S4;S#]
11° artikel 21, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;
12° de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten;
13° de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling;
[ [#S5;S#] 13° /1 de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten;] [#S5;S#]
14° de Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen;
15° de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
16° de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten;
17° de artikelen 25, § 5, 27, §§ 2 en 3, 28ter, 30bis, en 39, § 3, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en inbreuken als bedoeld in artikel 86bis van dezelfde wet;
18° de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument;
19° de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91;
20° de wet van 11 juni 2004 tot beteugeling van bedrog met de kilometerstand van voertuigen;
21° de wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen;
22° de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;
23° de Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG;
24° de Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen;
25° de wet van 15 mei 2007 betreffende de bescherming van de consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten;
26° de wet van 3 juni 2007 met betrekking tot de kosteloze borgtocht;
27° de Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer;
28° de artikelen 23 tot 52 van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen;
29° de Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004;
30° de Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004;
31° de wet van 30 juli 2013 betreffende de wederverkoop van toegangsbewijzen tot evenementen.] [#S1;S#]
[ [#S2;S#] 32° de wet van 28 augustus 2011 betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling.] [#S2;S#]
[ [#S3;S#] 33° artikel 101 en/of 102 van het Verdrag VWEU.]
[#S3;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2015-10-26/06, art. 71, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> ( 3)<W 2017-06-06/02, art. 9, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017> ( 4)<W 2018-07-30/47, art. 43,a, 065; Inwerkingtreding : 25-05-2018> ( 5)<W 2018-07-30/47, art. 43,b, 065; Inwerkingtreding : 01-07-2018> ( 6)<W 2018-04-15/14, art. 214, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Samenstelling van de groep] [#S1;S#]
Art. XVII.38

[ [#S1;S#] § 1. De groep wordt gevormd door het geheel van de consumenten die, ten persoonlijke titel, schade hebben geleden als gevolg van een gemeenschappelijke oorzaak, zoals die is beschreven in de ontvankelijkheidsbeslissing bedoeld in artikel XVII. 43 en die :
1° voor zij die gewoonlijk in België verblijven,
a) in geval van toepassing van het optiesysteem met exclusie, binnen de termijn bepaald in de ontvankelijkheidsbeslissing, niet uitdrukkelijk de wil hebben geuit geen deel uit te maken van de groep;
b) in geval van toepassing van het optiesysteem met inclusie, binnen de termijn bepaald in de ontvankelijkheidsbeslissing, uitdrukkelijk de wil hebben geuit deel uit te maken van de groep;
2° voor zij die niet gewoonlijk in België verblijven, binnen de termijn bepaald in de ontvankelijkheidsbeslissing, uitdrukkelijk de wil hebben geuit om deel uit te maken van de groep.

   De consument deelt zijn keuze mee aan de griffie. De Koning kan bepalen op welke wijze de consument zijn keuze aan de griffie kan meedelen.

   Het uitoefenen van het keuzerecht is onherroepelijk behoudens de toepassing van de artikelen XVII. 49, § 4, en XVII. 54, § 5.

[ [#S2;S#] § 1/1. De groep kan ook gevormd worden door het geheel van de kmo's in de zin van de aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen die, ten persoonlijke titel, schade geleden hebben als gevolg van een gemeenschappelijke oorzaak, zoals die is beschreven in de ontvankelijkheidsbeslissing bedoeld in artikel XVII.43 en die :
1° voor zij die hun voornaamste vestiging in België hebben,
a) in geval van toepassing van het optiesysteem met exclusie, binnen de termijn bepaald in de ontvankelijkheidsbeslissing, niet uitdrukkelijk de wil geuit hebben geen deel uit te maken van de groep;
b) in geval van toepassing van het optiesysteem met inclusie, binnen de termijn bepaald in de ontvankelijkheidsbeslissing, uitdrukkelijk de wil hebben geuit deel uit te maken van de groep;
2° voor zij die niet hun voornaamste vestiging in België hebben, binnen de termijn bepaald in de ontvankelijkheidsbeslissing, uitdrukkelijk de wil hebben geuit om deel uit te maken van de groep.

   De kmo deelt haar keuze mee aan de griffie. De Koning kan bepalen op welke wijze de kmo haar keuze aan de griffie kan meedelen.

   Het uitoefenen van het keuzerecht is onherroepelijk behoudens de toepassing van de artikelen XVII.49, § 4 en XVII.54, § 5.] [#S2;S#]

§ 2. Met het oog op het collectief herstel kan de groep worden onderverdeeld in subcategorieën.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] De groepsvertegenwoordiger] [#S1;S#]
Art. XVII.39

[ [#S1;S#] De groep [ [#S3;S#] van consumenten] [#S3;S#] kan slechts worden vertegenwoordigd door een enkele groepsvertegenwoordiger.

   Kunnen optreden als groepsvertegenwoordiger:
1° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de [ [#S2;S#] bijzondere raadgevende commissie Verbruik] [#S2;S#] vertegenwoordigd is of door de minister, volgens criteria vast te stellen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, erkend is;
2° een vereniging met rechtspersoonlijkheid die door de minister erkend is, waarvan het maatschappelijk doel in rechtstreeks verband staat met de collectieve schade die door de groep is geleden en die niet op een duurzame wijze een economisch doel nastreeft. Deze vereniging bezit, op de dag waarop zij de rechtsvordering tot collectief herstel instelt, sedert ten minste drie jaar rechtspersoonlijkheid. Door de voorlegging van haar activiteitenverslagen of van enig ander stuk, bewijst zij dat er een werkelijke bedrijvigheid is die overeenstemt met haar maatschappelijk doel en dat die bedrijvigheid betrekking heeft op het collectief belang dat zij beoogt te beschermen;
3° de autonome openbare dienst als bedoeld in artikel XVI.5 van dit Wetboek, enkel met het oog op het vertegenwoordigen van de groep in de fase van de onderhandeling van een akkoord tot collectief herstel overeenkomstig de artikelen XVII.45 tot XVII.51;
4° een representatieve instantie, erkend door een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte om als vertegenwoordiger op te treden en die beantwoordt aan de voorwaarden van punt 4 van aanbeveling 2013/396/EU van de Commissie van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten.] [#S1;S#]

   [ [#S3;S#] De groep van kmo's kan slechts worden vertegenwoordigd door een enkele groepsvertegenwoordiger.

   Kunnen optreden als groepsvertegenwoordiger :
1° een interprofessionele organisatie ter verdediging van de belangen van de kmo's die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO vertegenwoordigd is of door de minister, volgens criteria vast te stellen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, erkend is;
2° een vereniging met rechtspersoonlijkheid, die door de minister erkend is, waarvan het maatschappelijk doel in rechtstreeks verband staat met de collectieve schade die door de groep is geleden en die niet op een duurzame wijze een economisch doel nastreeft. Deze vereniging bezit, op de dag waarop zij de rechtsvordering tot collectief herstel instelt, sedert ten minste drie jaar rechtspersoonlijkheid. Door de voorlegging van haar activiteitenverslagen of van enig anders stuk, bewijst zij dat er een werkelijke bedrijvigheid is die overeenstemt met haar maatschappelijk doel en dat die bedrijvigheid betrekking heeft op het collectief belang dat zij beoogt te beschermen;
3° een vertegenwoordigende instantie erkend door een lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte om als vertegenwoordiger op te treden en die beantwoordt aan de voorwaarden van punt 4 van de aanbeveling 2013/396/EU van de Commissie van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten.] [#S3;S#]

( 1)<W 2017-04-18/03, art. 36, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017> ( 2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,11°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> ( 3)<W 2018-03-30/35, art. 4, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Art. XVII.40

[ [#S1;S#] De groepsvertegenwoordiger voldoet tijdens de volledige procedure tot collectief herstel aan de voorwaarden bedoeld in artikel XVII. 39.

   In het geval dat tijdens de procedure niet meer zou zijn voldaan aan een van deze voorwaarden, verliest de verzoeker zijn hoedanigheid van groepsvertegenwoordiger en duidt de rechter een andere groepsvertegenwoordiger aan, met de uitdrukkelijke instemming van deze laatste.

   In het geval dat geen enkele andere kandidaat-vertegenwoordiger voldoet aan de voorwaarden van artikel XVII. 39 of de hoedanigheid van groepsvertegenwoordiger aanvaardt, stelt de rechter de afsluiting van de procedure tot collectief herstel vast.

   Een kopie van de rechterlijke beslissing bedoeld in het tweede en derde lid wordt overgezonden aan de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, die deze beslissing integraal bekendmaakt op zijn website.

   Het tweede en derde lid zijn eveneens van toepassing in geval de autonome openbare dienst als bedoeld in artikel XVI.5 van dit Wetboek de rechtsvordering tot collectief herstel heeft ingesteld en de onderhandelingsfase, bij gebrek aan een gehomologeerd akkoord, een einde heeft genomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.41

[ [#S1;S#] Behoudens de hypothese bedoeld in artikel XVII. 40, neemt de vertegenwoordiging door de groepsvertegenwoordiger een einde wanneer :
- de rechter in de zitting bedoeld in artikel XVII. 61, § 2, vaststelt dat de collectieve schade volledig is hersteld overeenkomstig het gehomologeerde akkoord tot collectief herstel, of, bij ontstentenis, overeenkomstig de beslissing ten gronde;
- de rechter de afstand van het geding toekent bij toepassing van artikel XVII. 65.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De procedure] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] De ontvankelijkheidsfase] [#S1;S#]
Art. XVII.42

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek wordt het verzoekschrift tot een collectief herstel gericht aan of neergelegd bij de griffie van de [ [#S3;S#] ondernemingsrechtbank] [#S3;S#] en bevat het :
1° het bewijs dat voldaan is aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden bedoeld in artikel XVII. 36;
2° de beschrijving van de collectieve schade die het voorwerp uitmaakt van de rechtsvordering tot collectief herstel;
3° het voorgestelde optiesysteem en de redenen van deze keuze;
4° de beschrijving van de groep waarvoor de groepsvertegenwoordiger de bedoeling heeft op te treden, met een zo nauwkeurig mogelijke raming van het aantal benadeelde personen; wanneer de groep subcategorieën bevat, worden deze inlichtingen verduidelijkt per subcategorie;

§ 2. De partijen bij een akkoord tot collectief herstel kunnen de rechter vatten bij gezamenlijk verzoekschrift teneinde de homologatie van het akkoord te bekomen.

   Onverminderd de toepassing van de artikelen 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, bevat het verzoekschrift het bewijs dat is voldaan aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden bedoeld in artikel XVII. 36.

   Het akkoord tot collectief herstel, dat bij het verzoekschrift wordt gevoegd, bevat de elementen bepaald in artikel XVII. 45, § 3, 2° tot 13°, en bepaalt het toe te passen optiesysteem evenals de termijn die aan de consumenten [ [#S2;S#] en/ of aan de kmo's] [#S2;S#] wordt toegekend om hun keuzerecht uit te oefenen.

§ 3. Wanneer het verzoekschrift onvolledig is, nodigt de griffie de verzoeker uit om het aan te vullen binnen de acht dagen.

   De verzoeker die zijn verzoekschrift aanvult binnen de acht dagen na de ontvangst van de uitnodiging bedoeld in het eerste lid, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste neerlegging ervan.

   Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of laattijdig is aangevuld, wordt geacht niet te zijn ingediend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 5, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018> ( 3)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XVII.43

[ [#S1;S#] § 1. Binnen twee maanden volgend op de neerlegging van het volledige of aangevulde verzoekschrift bedoeld in artikel XVII. 42, § 1, beslist de rechter over de ontvankelijkheid van de rechtsvordering tot collectief herstel.

§ 2. De rechter laat de rechtsvordering tot collectief herstel toe indien de ontvankelijkheidsvoorwaarden bepaald in artikel XVII. 36 vervuld zijn, en vermeldt in zijn ontvankelijkheidsbeslissing :
1° de beschrijving van de collectieve schade die het voorwerp uitmaakt van de rechtsvordering;
2° de ingeroepen oorzaak van de collectieve schade;
3° het op de procedure tot collectief herstel toepasselijke optiesysteem; in geval de rechtsvordering strekt tot herstel van lichamelijke of morele collectieve schade, is enkel het optiesysteem met inclusie toepasbaar;
4° de beschrijving van de groep, met een zo precies mogelijke raming van het aantal benadeelde personen; wanneer de groep subcategorieën bevat, worden deze inlichtingen per subcategorie verduidelijkt;
5° de benaming van de groepsvertegenwoordiger, zijn adres, in voorkomend geval zijn ondernemingsnummer, en de naam en hoedanigheid van de persoon of personen die namens hem handtekenen;
6° de benaming of de naam en voornaam van de verweerder, zijn adres en zijn ondernemingsnummer;
7° de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van de keuzerechten die zijn bepaald in artikel XVII. 38, § 1; deze termijn mag niet korter zijn dan dertig dagen en niet langer dan drie maanden;
8° de termijn die wordt toegekend aan de partijen om een akkoord te onderhandelen over het herstel van de collectieve schade; deze termijn neemt pas een aanvang nadat de termijn bedoeld in 7° is verstreken en mag niet korter zijn dan drie maanden en niet langer dan zes maanden;
9° in voorkomend geval, de aanvullende maatregelen tot bekendmaking van de ontvankelijkheidsbeslissing, wanneer de rechter oordeelt dat de maatregelen bedoeld in paragraaf 3 niet volstaan;

§ 3. De griffie deelt onmiddellijk, in voorkomend geval na het verstrijken van de beroepstermijn, de ontvankelijkheidsbeslissing mee aan de diensten van het Belgisch Staatsblad die de integrale bekendmaking ervan binnen de tien dagen verzekeren. Een kopie wordt eveneens overgezonden aan de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie die ze integraal bekendmaakt op zijn website.

   De Koning kan nadere regels bepalen omtrent de inhoud en de vorm van de in het eerste lid bedoelde bekendmaking.

§ 4. De termijn bedoeld in paragraaf 2, 7°, vangt aan de dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.44

[ [#S1;S#] § 1. Binnen twee maanden volgend op de neerlegging van het volledig of aangevulde verzoekschrift bedoeld in artikel XVII. 42, § 2, beslist de rechter over het verzoek tot homologatie van het akkoord tot collectief herstel om de overeenstemming ervan met de artikelen XVII.36 en XVII. 45, § 3, 2° tot 13° na te gaan.

§ 2. De rechter weigert de homologatie wanneer de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel XVII. 36 niet zijn vervuld.

§ 3. De artikelen XVII. 49 tot 51 zijn van overeenkomstige toepassing op het vervolg van de procedure tot homologatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De onderhandeling van een akkoord tot collectief herstel] [#S1;S#]
Art. XVII.45

[ [#S1;S#] § 1. Gedurende de termijn die de rechter heeft vastgesteld, onderhandelen de groepsvertegenwoordiger en de verweerder een akkoord over het herstel van de collectieve schade.

   Op gezamenlijk verzoek van de partijen, kan de rechter de termijn bedoeld in het vorige lid éénmalig verlengen met maximaal zes maanden.

§ 2. Op gezamenlijk verzoek van de partijen, of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, kan de rechter, onder de zelfde voorwaarden als bepaald in artikel 1734 van het Gerechtelijk Wetboek, een erkend bemiddelaar aanstellen ten einde de onderhandeling van het akkoord te bevorderen.

§ 3. Het akkoord tot collectief herstel bevat minstens de volgende elementen :
1° een verwijzing naar de ontvankelijkheidsbeslissing bedoeld in artikel XVII. 43;
2° de gedetailleerde beschrijving van de collectieve schade die het voorwerp uitmaakt van het akkoord;
3° de beschrijving van de groep en, in voorkomend geval, van zijn verschillende subcategorieën, evenals de opgave of de zo nauwkeurig mogelijke raming van het aantal betrokken consumenten;
4° de benaming van de groepsvertegenwoordiger, zijn adres, in voorkomend geval zijn ondernemingsnummer, en de naam en hoedanigheid van de persoon of personen die namens hem handtekenen;
5° de benaming of de naam en voornaam van de verweerder, zijn adres en zijn ondernemingsnummer;
6° de modaliteiten en de inhoud van het herstel; wanneer het herstel bij equivalent gebeurt, mag het bedrag van de vergoeding worden berekend op individuele of op globale basis, voor het geheel of voor bepaalde categorieën van de groep;
7° wanneer bij de ontvankelijkheidsbeslissing door de rechter, of in het akkoord tot collectief herstel bedoeld in artikel XVII.42, § 2, werd beslist tot het optiesysteem met exclusie, de termijn waarbinnen de leden van de groep zich tot de griffie kunnen richten om individueel herstel te krijgen, evenals de te volgen modaliteiten;
8° het bedrag van de door de verweerder aan de groepsvertegenwoordiger te betalen vergoeding; dit bedrag mag niet hoger zijn dan de werkelijke kosten die de vertegenwoordiger heeft gemaakt;
9° de tenlasteneming door de partijen van de kosten van bekendmaking bedoeld in de artikelen XVII. 43, § 2, 9°, en § 3, en XVII. 50;
10° de waarborgen die de verweerder in voorkomend geval dient te stellen;
11° in voorkomend geval, de procedure voor de herziening van het akkoord tot collectief herstel in het geval dat er zich na de homologatie ervan, al dan niet voorzienbare, schade voordoet; indien er geen procedure is bepaald, bindt het akkoord de leden van de groep niet voor elke nieuwe schade of voor elke niet voorzienbare verzwaring van de schade die zich na het sluiten van het akkoord voordoet;
12° wanneer de maatregelen bedoeld in artikel XVII. 50 als onvoldoende worden beschouwd, de aanvullende maatregelen tot bekendmaking van het gehomologeerd akkoord tot collectief herstel;
13° in voorkomend geval, de tekst van het akkoord zoals die met toepassing van artikel XVII. 50 zal worden bekendgemaakt;
14° de datum van het akkoord en de handtekening van de partijen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.46

[ [#S1;S#] Het sluiten van een akkoord tot collectief herstel houdt geen erkenning in van aansprakelijkheid of schuld van de verweerder.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.47

[ [#S1;S#] De meest gerede partij legt het akkoord ter homologatie voor aan de rechter. Hij brengt de andere partij hiervan zonder verwijl op de hoogte, met vermelding van de juiste datum.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.48

[ [#S1;S#] Wanneer vóór het verstrijken van de termijn vastgesteld door de rechter de groepsvertegenwoordiger en de verweerder er niet in zijn geslaagd een akkoord tot collectief herstel te sluiten, brengt de groepsvertegenwoordiger de rechter hiervan zonder verwijl op de hoogte. Hij brengt tevens de verweerder zonder verwijl op de hoogte van de datum van deze mededeling aan de rechter.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De homologatie van het akkoord tot collectief herstel] [#S1;S#]
Art. XVII.49

[ [#S1;S#] § 1. De rechter onderzoekt het ter griffie neergelegde akkoord tot collectief herstel om de overeenstemming ervan met artikel XVII. 45, § 3, na te gaan.

   In het geval van niet-overeenstemming met artikel XVII.45, § 3, zendt de rechter het akkoord terug naar de partijen en nodigt hen uit het te vervolledigen binnen de termijn die het vastlegt, met omschrijving van de aan te vullen elementen.

§ 2. Wanneer het akkoord tot collectief herstel volledig is of werd vervolledigd, homologeert de rechter het akkoord, behalve indien :
- het overeengekomen herstel voor de groep of voor een subcategorie kennelijk onredelijk is;
- de termijn die is bedoeld in artikel XVII. 45, § 3, 7°, kennelijk onredelijk is;
- de aanvullende bekendmakingsmaatregelen bedoeld in artikel XVII. 45, § 3, 11°, kennelijk onredelijk zijn;
- de vergoeding bedoeld in artikel XVII. 45, § 3, 8°, de door de groepsvertegenwoordiger werkelijk gedragen kosten overschrijdt.

   De rechter kan, wanneer hij van oordeel is de homologatie van het akkoord te moeten weigeren op grond van een van de motieven bepaald in het eerste lid, de partijen uitnodigen om hun akkoord te herzien op dat punt, binnen een termijn die hij vaststelt.

§ 3. In zijn homologatiebeschikking duidt de rechter de schadeafwikkelaar aan onder de personen die voorkomen op de lijst opgesteld in toepassing van artikel XVII. 57.

§ 4. De homologatiebeschikking heeft de gevolgen van een vonnis in de zin van artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek. De beschikking bindt alle groepsleden, met uitzondering van de consument [ [#S2;S#] of van de kmo] [#S2;S#] die, alhoewel hij deel uitmaakt van de groep, aantoont redelijkerwijs geen kennis te kunnen hebben genomen van de ontvankelijkheidsbeslissing tijdens de termijn die overeenkomstig artikel XVII. 43, § 2, 7°, is bepaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Art. XVII.50

[ [#S1;S#] De griffie deelt onmiddellijk na het verstrijken van de beroepstermijn, de homologatiebeschikking van het akkoord tot collectief herstel, samen met de tekst van dit akkoord, mee aan de diensten van het Belgisch Staatsblad die de integrale bekendmaking verzekeren binnen tien dagen. Een kopie wordt eveneens overgezonden aan de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die deze documenten integraal bekendmaakt op zijn website.

   De termijn bedoeld in artikel XVII. 45, § 3, 7°, vangt aan de dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.51

[ [#S1;S#] De homologatie van een akkoord tot collectief herstel houdt geen erkenning in van aansprakelijkheid of schuld van de verweerder.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Beslissing ten gronde] [#S1;S#]
Art. XVII.52

[ [#S1;S#] Het onderzoek van de rechtsvordering tot collectief herstel, ingesteld overeenkomstig artikel XVII. 42, § 1, wordt voortgezet door de rechter, wanneer :
- de groepsvertegenwoordiger en de verweerder geen akkoord tot collectief herstel hebben gesloten binnen de termijn die de rechter heeft vastgesteld in zijn ontvankelijkheidsbeslissing in toepassing van artikel XVII. 43, § 2, 8°, eventueel verlengd in toepassing van artikel XVII. 45. § 1;
- de groepsvertegenwoordiger en de verweerder geen gevolg hebben gegeven aan de uitnodiging van de rechter om het akkoord te vervolledigen binnen de termijn vastgesteld overeenkomstig artikel XVII. 49, § 1, tweede lid;
- de rechter de homologatie van het akkoord heeft geweigerd met toepassing van art. XVII. 49, § 2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.53

[ [#S1;S#] Binnen de maand roept de griffie de groepsvertegenwoordiger en de verweerder bij gerechtsbrief op om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt.

   De termijn van een maand vangt aan de dag die volgt op :
- de dag waarop de groepsvertegenwoordiger de rechter heeft ingelicht over het gebrek aan een akkoord overeenkomstig artikel XVII. 48;
- de dag van het verstrijken van de termijn bepaald door de rechter in zijn ontvankelijkheidsbeslissing in toepassing van artikel XVII. 43, § 2, 8°, eventueel verlengd in toepassing van artikel XVII. 45, § 1;
- de dag waarop de beslissing van de rechter om het akkoord tot collectief herstel niet te homologeren in toepassing van artikel XVII. 49, § 2, is ter kennis gebracht door de griffie overeenkomstig artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek.

   Tijdens deze zitting bepaalt de rechter de termijnen voor onderzoek en beslissing in de zaak.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.54

[ [#S1;S#] § 1. De beslissing van de rechter ten gronde die besluit tot een verplichting tot collectief herstel in hoofde van de verweerder bevat minstens de volgende elementen :
1° een verwijzing naar de ontvankelijkheidsbeslissing bedoeld in artikel XVII. 43;
2° de gedetailleerde beschrijving van de collectieve schade;
3° de beschrijving van de groep, en in voorkomend geval, van zijn verschillende subcategorieën, evenals de opgave of de zo juist mogelijke raming van het aantal betrokken consumenten;
4° de benaming van de groepsvertegenwoordiger, zijn adres, in voorkomend geval zijn ondernemingsnummer en de naam en de hoedanigheid van de persoon of personen die in zijn naam handtekenen;
5° de benaming of de naam en voornaam van de verweerder, zijn adres en zijn ondernemingsnummer;
6° in voorkomend geval aanvullende maatregelen tot bekendmaking van de beslissing ten gronde, wanneer de rechter oordeelt dat deze bedoeld in artikel XVII. 55 niet volstaan;
7° de modaliteiten en het bedrag van het herstel; wanneer dit plaatsvindt bij equivalent, oordeelt de rechter, naargelang de omstandigheden van het geval, over de opportuniteit om een globaal vergoedingsbedrag vast te stellen, in voorkomend geval per subcategorie, te verdelen tussen de leden van de groep of een geïndividualiseerd bedrag, te betalen aan elke consument [ [#S2;S#] en/of aan elke kmo] [#S2;S#] die zich aanmeldt. De herstelmodaliteiten kunnen verschillen naargelang de eventuele subcategorieën van de groep;
8° wanneer bij de ontvankelijkheidsbeslissing door de rechter werd beslist tot het optiesysteem met exclusie, de termijn waarbinnen de leden van de groep zich tot de griffie kunnen richten om herstel te krijgen, evenals de te volgen modaliteiten;
9° in voorkomend geval de waarborgen die de verweerder dient te stellen;
10° de procedure voor de herziening van de beslissing tot collectief herstel in het geval dat er zich schade, al dan niet voorzienbaar, voordoet na de beslissing.

§ 2. In zijn beslissing ten gronde duidt de rechter de schadeafwikkelaar aan onder de personen die voorkomen op de lijst opgesteld in toepassing van artikel XVII. 57.

§ 3. De beslissing van de rechter ten gronde die het collectief herstel in hoofde van de verweerder verwerpt, verwijst naar de ontvankelijkheidsbeslissing bedoeld in artikel XVII. 43.

§ 4. De kosten verbonden aan de maatregelen tot bekendmaking bedoeld in artikel XVII. 43, § 2, 9° en § 3, in artikel XVII. 55 en in § 1, 6°, van dit artikel zijn ten laste van de partij die in het ongelijk wordt gesteld.

§ 5. De beslissing van de rechter over de grond bindt alle groepsleden, met uitzondering van de consument [ [#S2;S#] of van de kmo] [#S2;S#] die, alhoewel hij deel uitmaakt van de groep, aantoont redelijkerwijs geen kennis te kunnen hebben genomen van de ontvankelijkheidsbeslissing gedurende de termijn bepaald in artikel XVII. 43, § 2, 7°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Art. XVII.55

[ [#S1;S#] De griffie deelt onmiddellijk, na het verstrijken van de beroepstermijn, de beslissing van de rechter over de grond mee aan de diensten van het Belgisch Staatsblad die de integrale bekendmaking verzekeren binnen tien dagen. Een kopie wordt eveneens overgezonden aan de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die deze beslissing integraal bekendmaakt op zijn website.

   De termijn bedoeld in artikel XVII. 54, § 1, 8°, vangt aan de dag na de bekendmaking van de beslissing in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.56

[ [#S1;S#] De partijen kunnen op ieder ogenblik, tijdens de procedure ten gronde bepaald in de artikelen XVII. 51 tot XVII. 54, en zolang de rechter de beslissing bedoeld in artikel XVII. [ [#S2;S#] 54] [#S2;S#], § 1, niet heeft genomen, een akkoord tot collectief herstel sluiten en het aan de rechter voorleggen met het oog op zijn homologatie. Deze verloopt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen XVII. 49 tot XVII. 51.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 8, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] De uitvoering van het gehomologeerde akkoord of van de beslissing ten gronde] [#S1;S#]
Art. XVII.57

[ [#S1;S#] § 1. De schadeafwikkelaar wordt gekozen uit de personen die voorkomen op een lijst opgesteld door de algemene vergadering van de rechtbank die bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot collectief herstel.

   Alleen de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt, die waarborgen bieden inzake bekwaamheid op het gebied van schadeafwikkeling, kunnen op de in het eerste lid bedoelde lijst worden geplaatst.

§ 2. De schadeafwikkelaar verzekert de correcte uitvoering van het gehomologeerde akkoord bedoeld in artikel XVII. 49, § 2, of van de beslissing ten gronde bedoeld in artikel XVII. 54, § 1.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.58

[ [#S1;S#] § 1. Binnen een redelijke termijn maakt de schadeafwikkelaar, op basis van de gegevens die de griffie hem overmaakt, een voorlopige lijst op van de leden van de groep die herstel wensen te bekomen, in voorkomend geval per subcategorie. Deze voorlopige lijst omvat de gegevens van de groepsleden die zich uitdrukkelijk bekend hebben gemaakt.

   Wanneer de schadeafwikkelaar van oordeel is dat een groepslid dat zich heeft bekend gemaakt, niet voldoet aan de beschrijving van de groep, of, in voorkomend geval, van de subcategorie of aan de voorgeschreven modaliteiten, vermeldt hij de betwisting van zijn inschrijving op de voorlopige lijst, met opgave van de redenen.

§ 2. Van zodra de voorlopige lijst is opgesteld, maakt de schadeafwikkelaar ze over aan de rechter, aan de groepsvertegenwoordiger en aan de verweerder. Hij brengt op hetzelfde ogenblik de leden van de groep die hij voorstelt uit te sluiten, op de hoogte met opgave van de reden van hun uitsluiting. De lijst ligt ter inzage op de griffie.

§ 3. Binnen dertig dagen na de betekening van de voorlopige lijst, verlengbaar door de rechter op verzoek van de schadeafwikkelaar of op vraag van één der partijen, kan de groepsvertegenwoordiger of de verweerder bij de griffie de inschrijving of uitsluiting van een groepslid op de voorlopige lijst betwisten, met opgave van de redenen.

   Uiterlijk binnen veertien dagen na het verstrijken van de termijn voorzien in het eerste lid brengt de griffie het betrokken groepslid en de schadeafwikkelaar daarvan op de hoogte met opgave van de ingeroepen redenen.

   Binnen een termijn van veertien dagen kunnen de groepsvertegenwoordiger, de verweerder, de leden van de groep waarvan inschrijving op de voorlopige lijst wordt betwist en de schadeafwikkelaar, hun standpunt kenbaar maken aan de griffie.

§ 4. Binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijnen voorzien in paragraaf 3, roept de rechter de schadeafwikkelaar, de groepsvertegenwoordiger, en de verweerder, evenals de leden van de groep waarvan de inschrijving op de voorlopige lijst werd betwist, op ten einde een uitspraak te doen over de definitieve lijst.

   Tijdens de in het eerste lid bedoelde zitting hoort de rechter de schadeafwikkelaar, de groepsvertegenwoordiger, de verweerder en de leden van de groep van wie de inschrijving op de lijst wordt betwist.

§ 5. De definitieve lijst van de leden van de groep die recht op herstel hebben, wordt opgesteld na afloop van de zitting bedoeld in paragraaf 4.

   De griffie deelt de definitieve lijst mee aan de schadeafwikkelaar, aan de groepsvertegenwoordiger en aan de verweerder. Zij verwittigt op hetzelfde ogenblik de leden van de groep wiens inschrijving op de definitieve lijst is geweigerd door de rechter.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.59

[ [#S1;S#] § 1. [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

§ 2. De verweerder komt zijn verplichting tot herstel in natura na onder toezicht van de schadeafwikkelaar en maakt hem, in geval van een herstel bij equivalent, de vastgestelde vergoeding over volgens hetgeen is overeengekomen in het gehomologeerd akkoord overeenkomstig artikel XVII. 45, § 3, 6°, of door de rechter is vastgesteld overeenkomstig artikel XVII. 54, § 1, 7°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 44, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. XVII.60

[ [#S1;S#] De rechter blijft gevat tot het herstel krachtens het gehomologeerde akkoord of de beslissing ten gronde integraal is uitgevoerd voor alle groepsleden die voorkomen op de definitieve lijst opgesteld in toepassing van artikel XVII. 58, § 5.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.61

[ [#S3;S#] § 1. De schadeafwikkelaar maakt een gedetailleerd driemaandelijks verslag over aan de rechter over de uitvoering van zijn opdracht. Dit verslag wordt eveneens ter informatie aan de groepsvertegenwoordiger en de verweerder overgemaakt.

   Het driemaandelijks verslag bevat alle nuttige informatie met betrekking tot de voortgang van de uitvoering van het gehomologeerd akkoord of de beslissing van de rechter ten gronde, alsook een gedetailleerd overzicht van de kosten en van de elementen die toelaten om de vergoeding verschuldigd aan de schadeafwikkelaar vast te stellen.

   De rechter beslist over het driemaandelijks verslag. De goedkeuring van het driemaandelijks verslag door de rechter geldt als uitvoerbare titel op basis waarvan de schadeafwikkelaar de betaling van zijn kosten en de prestaties kan terugvorderen van de verweerder.] [#S3;S#]

[ [#S1;S#] [ [#S3;S#] § 1/1.] [#S3;S#] Wanneer het gehomologeerde akkoord of de beslissing van de rechter ten gronde, volledig is uitgevoerd, maakt de schadeafwikkelaar een eindverslag over aan de rechter. Dit verslag wordt eveneens ter informatie aan de groepsvertegenwoordiger en de verweerder overgemaakt.

   Dit eindverslag bevat alle informatie die nodig is om de rechter toe te laten een beslissing te nemen over de definitieve afsluiting van de rechtsvordering tot collectief herstel. In voorkomend geval preciseert het eindverslag het bedrag van het resterende saldo dat niet aan [ [#S2;S#] de kmo's en/ of] [#S2;S#] de consumenten werd uitgekeerd.

   Het eindverslag bevat eveneens een gedetailleerd overzicht van de kosten en de vergoeding van de schadeafwikkelaar. [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#]

§ 2. De rechter beslist over het eindverslag. Hij duidt de bestemming aan die de verweerder aan het eventueel resterende saldo, bedoeld in [ [#S3;S#] paragraaf 1/1, tweede lid] [#S3;S#], dient te geven. Door het goed te keuren, maakt de rechter definitief een einde aan de uitvoeringsprocedure verzekerd door de schadeafwikkelaar.

   De goedkeuring van het eindverslag door de rechter vormt een uitvoerbare titel op grond waarvan de schadeafwikkelaar de gemaakte kosten en zijn vergoeding kan terugvorderen van de verweerder.] [#S1;S#]

[ [#S3;S#] § 3. De vergoeding van de schadeafwikkelaar bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, en in paragraaf 1/1, derde lid, wordt berekend overeenkomstig de regels die door de Koning zijn vastgelegd.] [#S3;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 9, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018> ( 3)<W 2018-07-30/47, art. 45, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. XVII.62

[ [#S1;S#] De griffie deelt de beslissing bedoeld in artikel XVII. 61, § 2, mee aan de diensten van het Belgisch Staatsblad die ze integraal bekendmaken binnen tien dagen. Hij deelt ze eveneens mee aan de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die ze bekendmaakt op zijn website.

   De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad doet de verjaringstermijn aanvangen voor de rechtsvordering in burgerlijke aansprakelijkheid van de groepsvertegenwoordiger en de schadeafwikkelaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Verjaring, tussengeschillen en verband met andere procedures] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Verjaring] [#S1;S#]
Art. XVII.63

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de rechtsvordering tot collectief herstel door de rechter ontvankelijk wordt verklaard, wordt de verjaringstermijn van de individuele rechtsvordering [ [#S2;S#] van de kmo en/of] [#S2;S#] van de consument die heeft gekozen voor de uitsluiting uit de groep in toepassing van artikel XVII. 38, § 1, 1°, a), geschorst voor de duur van de tijd tussen de bekendmaking van de ontvankelijkheidsbeslissing in het Belgisch Staatsblad en de dag waarop hij zijn keuze aan de griffie heeft meegedeeld.

§ 2. Indien de rechter in toepassing van artikel XVII. 40 de afsluiting vaststelt van de procedure tot collectief herstel, wordt de verjaringstermijn van de individuele rechtsvordering [ [#S2;S#] van de kmo en/of] [#S2;S#] van de consument die groepslid is, geschorst voor de duur van de tijd tussen de bekendmaking van de ontvankelijkheidsbeslissing in het Belgisch Staatsblad en de dag van de beslissing waarbij die afsluiting wordt vastgesteld.

§ 3. De verjaringstermijn voor de individuele rechtsvordering [ [#S2;S#] van de kmo en/of] [#S2;S#] van de consument die is uitgesloten uit de definitieve lijst met toepassing van artikel XVII. 58, § 4, wordt geschorst voor de duur van de tijd tussen de bekendmaking van de in artikel XVII. 43 bedoelde ontvankelijkheidsbeslissing in het Belgisch Staatsblad en de dag waarop hij door de griffie in kennis is gesteld van zijn niet-inschrijving op voornoemde lijst met toepassing van artikel XVII. 58, § 5.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 10, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Tussengeschillen] [#S1;S#]
Art. XVII.64

[ [#S1;S#] In afwijking van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek mag de groepsvertegenwoordiger de rechtsvordering tot herstel van een collectieve schade niet meer wijzigen of uitbreiden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.65

[ [#S1;S#] In afwijking van artikel 820 van het Gerechtelijk Wetboek kan de groepsvertegenwoordiger geen afstand doen van het geding, dan met het akkoord van de rechter.

   In afwijking van artikel 826 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt de verjaringstermijn van de individuele rechtsvordering van de leden van de groep geschorst vanaf de dag van neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel XVII. 42, wanneer de rechter de afstand van geding toekent.

   In afwijking van artikel 821 van het Gerechtelijk Wetboek, kan de groepsvertegenwoordiger geen afstand doen van de rechtsvordering.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.66

[ [#S1;S#] In afwijking van de artikelen 566 en 856, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek mogen een vordering tot collectief herstel en een rechtsvordering tot individueel herstel niet worden samengevoegd op grond van samenhang.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Verband met andere procedures] [#S1;S#]
Art. XVII.67

[ [#S1;S#] De rechter beslist over de ontvankelijkheid van een rechtsvordering tot collectief herstel, over de homologatie van een akkoord tot herstel van een collectieve schade of over de grond van het geschil onafgezien elke vervolging die voor dezelfde feiten is ingesteld voor een strafrechtelijke rechtbank.

   Een consument [ [#S2;S#] of een kmo] [#S2;S#] die zich burgerlijke partij stelt voor een strafrechtelijke rechtbank is geen groepslid, en kan geen beroep doen op de rechtsvordering tot collectief herstel, tenzij die partij afstand doet van haar burgerlijke partijstelling voor het verstrijken van de optietermijn bedoeld in artikel XVII. 43, § 2, 7°.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 11, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Art. XVII.68

[ [#S1;S#] De rechtsvordering tot collectief herstel verzet er zich niet tegen dat een groepslid en de verweerder wegens eenzelfde oorzaak deelnemen aan een buitengerechtelijke regeling van een geschil. Wanneer een dergelijke regeling tot een oplossing van het geschil leidt, verliest de consument [ [#S2;S#] of de kmo] [#S2;S#] zijn hoedanigheid van groepslid en brengt de verweerder de griffie hiervan op de hoogte.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014> ( 2)<W 2018-03-30/35, art. 12, 060; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
Art. XVII.69

[ [#S1;S#] Wanneer de rechter een rechtsvordering tot collectief herstel ontvankelijk heeft verklaard overeenkomstig artikel XVII. 43,
- wordt elke individuele rechtsvordering reeds ingesteld door een persoon die lid is van de groep overeenkomstig artikel XVII. 38 tegen dezelfde verweerder en met hetzelfde voorwerp en dezelfde oorzaak, zonder voorwerp;
- is elke nieuwe individuele rechtsvordering die wordt ingesteld door een persoon die lid is van de groep overeenkomstig artikel XVII. 38 tegen dezelfde verweerder en met hetzelfde voorwerp en dezelfde oorzaak, onontvankelijk. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-28/25, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. XVII.70

[ [#S1;S#] Onverminderd de bepalingen van deze titel, zijn de bepalingen van Boek XVII, titel 3, van toepassing op de rechtsvorderingen tot collectief herstel voor inbreuken op het mededingingsrecht, ingevoerd door deze titel [ [#S2;S#] met uitzondering van artikel XVII.89] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 10, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017> ( 2)<W 2019-05-02/28, art. 39, 077; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Titel 3. [ [#S1;S#] - Rechtsvordering tot schadevergoeding voor inbreuken op het mededingingsrecht] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. XVII.71

[ [#S1;S#] § 1. Deze titel is van toepassing op de rechtsvordering tot schadevergoedingen voor inbreuken op het mededingingsrecht.

§ 2. Deze titel stelt regels vast die van toepassing zijn op de rechtsvordering tot schadevergoeding onverminderd het gemene recht. In geval van enig conflict met het gemene recht primeren de regels aangehaald in de bepalingen van deze wet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 13, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Recht op volledige vergoeding] [#S1;S#]
Art. XVII.72

[ [#S1;S#] Iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon die schade heeft geleden door een inbreuk op het mededingingsrecht, heeft het recht om volledige schadevergoeding te vorderen en te verkrijgen, overeenkomstig het gemeen recht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 15, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.73

[ [#S1;S#] Kartelinbreuken worden geacht schade te berokkenen. De inbreukpleger heeft het recht dit vermoeden te weerleggen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 16, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Bewijsmateriaal] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Overlegging van het bewijsmateriaal] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene beginselen] [#S1;S#]
Art. XVII.74

[ [#S1;S#] § 1. Op verzoek van elk van de partijen bij het geding die een met redenen omkleed verzoek heeft ingediend met feitelijke gegevens en redelijkerwijs beschikbare en voldoende bewijzen om de aannemelijkheid van zijn verzoek te staven, kan de rechter ten aanzien van een andere partij of een derde de overlegging gelasten van specifieke relevante bewijsstukken of relevante categorieën bewijsmateriaal, die zich in zijn bezit bevinden. Deze moeten zo nauwkeurig en zo eng mogelijk worden omschreven.

§ 2. De rechter beperkt de overlegging van het bewijsmateriaal tot wat evenredig is. Hierbij houdt de rechter rekening met de rechtmatige belangen van alle betrokken partijen en derden. Hij houdt in het bijzonder rekening met de volgende elementen:
1° de mate waarin het verzoek tot overlegging van het bewijsmateriaal wordt ondersteund door feitelijke gegevens en beschikbare bewijzen die dit verzoek verantwoorden;
2° de omvang en de kosten van het overleggen van het bewijsmateriaal, in het bijzonder voor betrokken derden, onder meer om te voorkomen dat op niet-specifieke wijze toegang wordt gezocht tot informatie waarvan het niet waarschijnlijk is dat zij relevant is voor de partijen in de procedure;
3° de mogelijkheid dat het bewijsmateriaal waarvan de overlegging gevraagd wordt vertrouwelijke informatie bevat, in het bijzonder met betrekking tot eventuele derden, en de bestaande maatregelen tot bescherming van deze vertrouwelijke informatie, overeenkomstig artikel XVII.75.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 20, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.75

[ [#S1;S#] De rechter kan de overlegging gelasten van het bewijsmateriaal dat vertrouwelijke informatie bevat, indien hij dat bewijsmateriaal relevant acht voor de rechtsvordering tot schadevergoeding.

   Wanneer de rechter de overlegging van deze informatie gelast, neemt hij doeltreffende maatregelen om deze vertrouwelijke informatie te beschermen. Tot deze maatregelen behoren, onder meer, de mogelijkheid om gevoelige passages te verbergen door de houders van bewijsstukken de overlegging te vragen van niet-vertrouwelijke versies, samenvattingen te vragen van informatie uitgevoerd door deskundigen in een globale of niet-vertrouwelijke vorm, besloten zittingen te houden, of de groep personen die van het bewijsmateriaal kennis kan nemen te beperken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 21, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.76

[ [#S1;S#] Alvorens de overlegging van het bewijsmateriaal te gelasten bij toepassing van de artikelen XVII.74 en XVII.75, vraagt de rechter volgens de nadere regels en de termijn die hij bepaalt, aan de persoon die gelast wordt met de overlegging van het bewijsmateriaal om schriftelijke opmerkingen in te dienen. Hij kan eveneens worden gehoord als de rechter hem hiertoe de toelating geeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 22, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] - Overlegging van bewijsmateriaal dat zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindt] [#S1;S#]
Art. XVII.77

[ [#S1;S#] § 1. De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing, onverminderd de artikelen XVII.74 tot XVII.76 en de regels en praktijken die gelden krachtens het recht van de Europese Unie, Boek IV of het mededingingsrecht van andere lidstaten betreffende de bescherming van de interne stukken van mededingingsautoriteiten en van de briefwisseling tussen mededingingsautoriteiten.

§ 2. De rechter kan de overlegging [ [#S2;S#] door de mededingingsautoriteit] [#S2;S#] van bewijsmateriaal dat zich in het dossier van de mededingingsautoriteit bevindt enkel gelasten indien geen enkele partij of derde het gevraagde bewijsmateriaal redelijkerwijs kan verstrekken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 24, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 46, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Art. XVII.78

[ [#S1;S#] § 1. Bij het beoordelen van de evenredigheid van een bevel tot het overleggen van bewijsmateriaal dat zich in het dossier van de mededingingsautoriteit bevindt overeenkomstig artikel XVII.74, § 2, neemt de rechter bovendien het volgende in overweging:
1° of het verzoek tot overlegging van het bewijsmateriaal specifiek geformuleerd is wat betreft de aard, het onderwerp of de inhoud van de documenten die aan een mededingingsautoriteit zijn voorgelegd of zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevinden;
2° of de partij die om de overlegging van het bewijsmateriaal verzoekt, zulks doet in het kader van een rechtsvordering tot schadevergoeding en
3° wat artikelen XVII.77, § 2, en XVII.79, § 1, betreft of op verzoek van een mededingingsautoriteit bij toepassing van paragraaf 2 van dit artikel, de noodzaak om de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging van het mededingingsrecht te waarborgen door een mededingingsautoriteit of een beroepsinstantie.

§ 2. De rechter vraagt volgens de nadere regels en de termijn die hij bepaalt, aan de mededingingsautoriteit tot wie een verzoek tot overlegging van bewijsmateriaal gericht is om schriftelijke opmerkingen in te dienen betreffende de evenredigheid van dit verzoek. Zij kan eveneens worden gehoord als de rechter haar hiertoe de toelating geeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 25, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.79

[ [#S1;S#] § 1. De rechter kan het overleggen van de volgende categorieën bewijsmateriaal alleen gelasten nadat de mededingingsautoriteit door een beslissing te nemen of anderszins haar procedure heeft beëindigd:
1° informatie die door een natuurlijke persoon of rechtspersoon specifiek voor de procedure van een mededingingsautoriteit is voorbereid;
2° informatie die een mededingingsautoriteit in de loop van haar procedure heeft opgesteld en aan de partijen heeft toegezonden en
3° schikkingsvoorstellen die zijn ingetrokken.

§ 2. De rechter kan op geen enkel moment een partij of een derde opdragen toegang te verlenen tot de volgende categorieën bewijsmateriaal:
1° clementieverklaringen en
2° voorstellen met het oog op een schikking.

§ 3. Een rechter kan op vertoon van een gemotiveerd verzoek van de eiser toegang krijgen tot bewijsmateriaal als bedoeld in paragraaf 2, uitsluitend om zich ervan te vergewissen dat de inhoud ervan voldoet aan de definities van artikel I.22, 14° en 16°.

   Bij zijn beoordeling bedoeld in het eerste lid vraagt de rechter, volgens de nadere regels en de termijn die hij bepaalt, aan de auteur van het betrokken bewijsmateriaal om, schriftelijke opmerkingen in te dienen. Hij kan ook de mogelijkheid krijgen om gehoord te worden als de rechter het hem toestaat.

   De rechter kan ook bijstand vragen van de bevoegde mededingingsautoriteit, volgens de nadere regels en de termijn die hij bepaalt.

   In geen geval verleent de rechter aan andere partijen of derden toegang tot dit bewijsmateriaal.

§ 4. Indien slechts delen van het bewijsmateriaal ten aanzien waarvan toegang wordt verzocht, onder paragraaf 2 vallen, wordt tot de resterende delen, van het bewijsmateriaal, afhankelijk van de categorie waaronder zij vallen, toegang verleend overeenkomstig de artikelen XVII.77, XVII.78 en het huidige artikel.

§ 5. De rechter mag te allen tijde de overlegging gelasten van bewijsmateriaal uit het dossier van een mededingingsautoriteit dat niet tot één van de in de paragrafen 1 en 2 vermelde categorieën behoort.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 26, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.80

[ [#S1;S#] § 1. Het bewijsmateriaal dat tot één van de in artikel XVII.79, § 2, vermelde categorieën behoort, dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen, mag niet aan het dossier van de procedure worden toegevoegd. Als dit bewijsmateriaal toch wordt toegevoegd, is het niet toelaatbaar en wordt het ambtshalve uit alle debatten geweerd.

§ 2. Zolang een mededingingsautoriteit haar procedure niet heeft beëindigd door een besluit te nemen of op enige andere manier, mag het bewijsmateriaal dat tot één van de in artikel XVII.79, § 1, vermelde categorieën behoort, dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen, niet aan het dossier van de procedure worden toegevoegd. Als dit bewijsmateriaal toch wordt toegevoegd, is het niet toelaatbaar en wordt het ambtshalve uit alle debatten geweerd.

§ 3. Bewijsmateriaal dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen en dat niet onder paragraaf 1 of 2 valt, kan in rechtsvordering tot schadevergoeding enkel worden gebruikt door die persoon of door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn rechtsopvolger is, daaronder begrepen een persoon die diens vordering heeft verworven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 27, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] - Sancties] [#S1;S#]
Art. XVII.81

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek kan de rechter aan partijen, aan derden of aan hun wettelijke vertegenwoordigers een geldboete van 1 000 tot 10 000 000 euro, opleggen onverminderd de schadevergoeding die zou worden gevraagd in de volgende gevallen:
1° niet-nakoming van een door een rechter uitgevaardigd bevel tot overlegging van bewijsmateriaal, of de weigering een dergelijk bevel na te leven;
2° de vernietiging van relevant bewijsmateriaal;
3° niet-nakoming van de op bevel van de rechter opgelegde verplichtingen ter bescherming van vertrouwelijke informatie, of weigering dergelijke verplichtingen na te leven;
4° inbreuk op de beperkingen op het gebruik van bewijsmateriaal waarin dit hoofdstuk voorziet.

   De geldboete moet doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn, rekening houdend met de onderneming of persoon aan wie ze wordt opgelegd en met de concrete omstandigheden van het geval, zoals het bedrag van de schadevordering, het doorslaggevende belang van het bewijs waarvan de overlegging wordt bevolen door de rechter, zijn bewijswaarde, de ernst van de procedurele inbreuk en het al dan niet bestaan van opzet om de inbreuk te plegen in hoofde van één van de partijen, een derde of hun wettelijke vertegenwoordigers.

   De boete wordt geïnd door de administratie van de Registratie en Domeinen met aanwending van alle middelen van recht.

   Wanneer één van de gevallen vermeld in het eerste lid te wijten is aan de gedragingen van een partij kan de rechter hieruit bovendien de nadelige conclusies trekken die hij passend acht, bijvoorbeeld dat een punt van discussie bewezen is of dat vorderingen en verweermiddelen geheel of ten dele worden afgewezen. Hij kan eveneens de betaling van de kosten gelasten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 29, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Doorwerking van de nationale beslissingen waarbij een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld] [#S1;S#]
Art. XVII.82

[ [#S1;S#] § 1. Een inbreuk op het mededingingsrecht vastgesteld in het kader van een definitieve beslissing door de Belgische Mededingingsautoriteit of, in voorkomend geval, in het kader van een arrest van het [ [#S2;S#] Marktenhof] [#S2;S#] dat in kracht van gewijsde is getreden en dat uitspraak doet over een beroep tegen een beslissing van de Belgische Mededingingsautoriteit conform artikel IV.79, wordt geacht onweerlegbaar vast te staan voor de behandeling van een rechtsvordering tot schadevergoeding voor een inbreuk op het mededingingsrecht.

§ 2. Een definitieve beslissing waarbij een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld, genomen in een andere lidstaat van de Europese Unie door een nationale mededingingsautoriteit of zijn beroepsinstantie, wordt minstens aanvaard als een begin van bewijs van het feit dat zich een inbreuk op het mededingingsrecht heeft voorgedaan en kan onderzocht worden samen met de andere door de partijen aangevoerde bewijselementen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 31, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 47, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Doorberekening van meerkosten] [#S1;S#]
Art. XVII.83

[ [#S1;S#] De verweerder in een rechtsvordering tot schadevergoeding kan als verweer tegen een schadevordering aanvoeren dat de eiser de door de inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte meerkosten volledig of ten dele heeft doorberekend. De bewijslast dat de meerkosten zijn doorberekend, rust op de verweerder, die de eiser en/of derden redelijkerwijs om de overlegging van het bewijsmateriaal kan vragen conform de artikelen van dit hoofdstuk.

   Het recht van een benadeelde partij om in geval van winstderving door een volledige of gedeeltelijke doorberekening van de meerkosten schadevergoeding te vorderen en te verkrijgen, wordt door het eerste lid onverlet gelaten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 33, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.84

[ [#S1;S#] Wanneer het bestaan van een schadevordering of het bedrag van de vergoeding afhangt van de doorberekening van de meerkosten of van de omvang ervan, berust de bewijslast van het bestaan en de omvang van deze doorberekening van de meerkosten bij de eiser. Hiertoe kan hij redelijkerwijs aan de verweerder of aan derden de overlegging van het bewijsmateriaal vragen in overeenstemming met de artikelen van dit hoofdstuk.

   Wanneer de eiser echter een indirecte afnemer is, wordt hij geacht het bewijs te hebben geleverd dat er doorberekening aan hem heeft plaatsgevonden, wanneer hij heeft aangetoond dat:
1° de verweerder een inbreuk op het mededingingsrecht heeft gemaakt;
2° de inbreuk op het mededingingsrecht heeft geleid tot meerkosten voor de directe afnemer van de verweerder en
3° de indirecte afnemer de goederen of diensten waarop de inbreuk op het mededingingsrecht betrekking had, heeft afgenomen dan wel goederen of diensten heeft afgenomen die daarvan zijn afgeleid of waarin deze zijn verwerkt.

   Het tweede lid is echter niet van toepassing indien de rechter meent dat de verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de meerkosten niet gedeeltelijk of volledig aan de indirecte afnemer werden doorberekend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 34, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.85

[ [#S1;S#] Teneinde te voorkomen dat door eisers op verschillende niveaus van de toeleveringsketen rechtsvorderingen tot schadevergoeding worden ingesteld die tezamen aanleiding geven tot een meervoudige aansprakelijkheid of tot het ontbreken van aansprakelijkheid van de inbreukpleger, kan de rechter bij wie een rechtsvordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt, bij de beoordeling van de vraag of aan de uit de toepassing van de artikelen XVII.83, eerste lid, en XVII.84, voortvloeiende bewijslast is voldaan, met gebruikmaking van de in het recht van de Europese Unie of het Belgisch recht beschikbare rechtsmiddelen naar behoren rekening houden met een of meer van de volgende factoren:
a) rechtsvorderingen tot schadevergoeding die verband houden met dezelfde inbreuk op het mededingingsrecht, maar die worden ingesteld door eisers op een ander niveau van de toeleveringsketen;
b) uitspraken die het gevolg zijn van rechtsvorderingen tot schadevergoeding als bedoeld onder a);
c) relevante, tot het publiek domein behorende informatie uit zaken betreffende de handhaving van het mededingingsrecht door een mededingingsautoriteit of een beroepsinstantie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 35, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Hoofdelijke aansprakelijkheid] [#S1;S#]
Art. XVII.86

[ [#S1;S#] § 1. Ondernemingen en/of verenigingen van ondernemingen die door een gemeenschappelijk optreden inbreuk hebben gemaakt op het mededingingsrecht zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de door deze inbreuk veroorzaakte schade.

§ 2. Wanneer in afwijking van paragraaf 1, de inbreukpleger een kleine of middelgrote onderneming is (hierna "K.M.O.") in de zin van de aanbeveling 2003/361/EG van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, is hij enkel hoofdelijk aansprakelijk voor de schade:
1° jegens zijn directe of indirecte afnemers of leveranciers en
2° jegens de andere benadeelde partijen, doch slechts indien geen volledige schadevergoeding kan worden verkregen van de andere bij dezelfde inbreuk op het mededingingsrecht betrokken ondernemingen.

   Om in aanmerking te komen voor de afwijking bedoeld in het eerste lid, moet de K.M.O. aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° haar marktaandeel op de relevante markt moet op gelijk welk moment tijdens de inbreuk op het mededingingsrecht minder dan 5 % bedragen en
2° de toepassing van de regels van hoofdelijke aansprakelijkheid zou haar economische levensvatbaarheid onherstelbaar in gevaar brengen en zou haar vermogensbestanddelen al hun waarde doen verliezen.

   De uitzondering als bedoeld in het eerste lid geldt echter niet indien:
1° de K.M.O. een leidinggevende rol heeft gespeeld bij de inbreuk op het mededingingsrecht of andere ondernemingen heeft gedwongen om deel te nemen aan de inbreuk of
2° de K.M.O. voordien schuldig is bevonden aan een inbreuk op het mededingingsrecht.

§ 3. In afwijking van paragraaf 1, is de begunstigde van een volledige vrijstelling van geldboetes slechts hoofdelijk aansprakelijk voor de schade jegens:
1° zijn directe of indirecte afnemers of leveranciers en
2° de andere benadeelde partijen, doch slechts indien geen volledige schadevergoeding kan worden verkregen van de andere bij dezelfde inbreuk op het mededingingsrecht betrokken ondernemingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 37, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.87

[ [#S1;S#] § 1. De inbreukpleger die het geheel of een deel van het schadebedrag betaald heeft, kan bij elke andere inbreukpleger een bijdrage terugvorderen waarvan het bedrag overeenkomt met de relatieve verantwoordelijkheid van elk van hen voor de door de genoemde inbreuk veroorzaakte schade.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de bijdrage van een inbreukpleger die geniet van een volledige vrijstelling van geldboetes is, niet groter zijn dan de omvang van de schade die deze inbreuk aan zijn eigen directe of indirecte afnemers of leveranciers heeft berokkend.

   Voor zover de inbreuk op het mededingingsrecht schade heeft veroorzaakt aan andere benadeelde partijen dan de directe of indirecte afnemers of leveranciers van de inbreukplegers, mag het bedrag van de bijdrage van de inbreukpleger die ontvanger van een volledige vrijstelling van geldboetes is, niet groter zijn dan het bedrag dat overeenstemt met zijn relatieve verantwoordelijkheid voor de schade die door de genoemde inbreuk werd berokkend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 38, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.88

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de benadeelde partij een minnelijke schikking heeft gesloten met de inbreukpleger wordt de schadevordering van de bij de schikking betrokken benadeelde partij verminderd met het aandeel dat de bij de schikking betrokken inbreukpleger heeft gehad in de schade die de benadeelde partij door de inbreuk op het mededingingsrecht heeft geleden.

   De resterende schadevordering van de bij de schikking betrokken benadeelde partij kan alleen worden uitgeoefend tegen niet bij de schikking betrokken inbreukplegers, die daarvoor geen bijdrage kunnen terugvorderen van de bij de schikking betrokken inbreukpleger.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, [ [#S2;S#] tweede lid] [#S2;S#], kan de bij de schikking betrokken benadeelde partij, wanneer de niet bij de schikking betrokken inbreukplegers op het mededingingsrecht niet bij machte zijn de met de resterende schadevordering overeenstemmende schade te vergoeden, de resterende schadevordering tegen de bij de schikking betrokken inbreukpleger uitoefenen.

   De in de eerste alinea bedoelde afwijking kan in de voorwaarden van de minnelijke schikkingen uitdrukkelijk worden uitgesloten.

§ 3. Bij het bepalen van het bedrag van de bijdrage dat door een inbreukpleger van een andere inbreukpleger kan worden teruggevorderd naar rato van hun relatieve aansprakelijkheid voor de door de inbreuk op het mededingingsrecht berokkende schade, houdt de rechter rekening met schade die reeds vergoed is in het kader van een vroegere minnelijke schikking waarbij de inbreukpleger in kwestie betrokken was.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 39, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 48, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - Schorsende werking van de minnelijke oplossing van geschillen] [#S1;S#]
Art. XVII.89

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel 1682 van het Gerechtelijk Wetboek kan de rechter bij wie een rechtsvordering tot schadevergoeding is aangebracht de procedure opschorten gedurende een niet-verlengbare periode die tot twee jaar kan duren wanneer de partijen bij deze procedure deelnemen aan een minnelijke oplossing van geschillen betreffende de eis gedekt door de rechtsvordering tot schadevergoeding.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 41, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] - Verjaringstermijnen] [#S1;S#]
Art. XVII.90

[ [#S1;S#] § 1. De verjaringstermijnen van het gemeen recht voor het instellen van rechtsvordering tot schadevergoeding voor inbreuken op het mededingingsrecht beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de dag waarop de inbreuk op het mededingingsrecht is stopgezet en waarop de eiser weet heeft of redelijkerwijs geacht kan worden weet te hebben van:
1° de gedraging en het feit dat deze gedraging een inbreuk op het mededingingsrecht vormt;
2° het feit dat hij door de inbreuk op het mededingingsrecht schade heeft geleden en
3° de identiteit van de inbreukpleger.

   Voor de voortdurende of herhaalde inbreuken wordt de inbreuk geacht te zijn beëindigd op de dag waarop de laatste inbreuk is geëindigd.

§ 2. De verjaringstermijnen bedoeld in paragraaf 1 worden gestuit wanneer een mededingingsautoriteit een handeling verricht tot onderzoek of vervolging van de inbreuk op het mededingingsrecht waarop de rechtsvordering tot schadevergoeding betrekking heeft. Deze stuiting eindigt op de dag die volgt op de dag na de vaststelling van een definitieve inbreukbeslissing of nadat de procedure op een andere wijze is beëindigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 43, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
Art. XVII.91

[ [#S1;S#] De minnelijke oplossing van geschillen, met uitzondering van de arbitrage, schorst de verjaringstermijnen voor het instellen van een rechtsvordering tot schadevergoeding voor de ganse duur van die minnelijke oplossing van geschillen . Deze schorsing is enkel van toepassing op partijen die bij deze procedure betrokken zijn of betrokken geweest zijn of er vertegenwoordigd werden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-06-06/02, art. 44, 047; Inwerkingtreding : 22-06-2017>
BOEK XVIII. - [ [#S1;S#] Maatregelen voor crisisbeheer] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Reglementering in crisistijd] [#S1;S#]
Art. XVIII.1

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden of gebeurtenissen de goede werking van de economie geheel of gedeeltelijk in gevaar brengen of kunnen brengen, kan de minister het aanbieden en verrichten van diensten, de invoer, de productie, de fabricage, de bereiding, het in bezit houden, de verwerking, het gebruik, de verdeling, de aankoop, de verkoop, de uitstalling, de vertoning, het te koop aanbieden, de levering en het vervoer van producten die hij aanwijst, verbieden, reglementeren of controleren.

   Hij kan de uitoefening van deze activiteiten voorbehouden aan personen of bedrijven die hij aanwijst of de inrichtingen sluiten waarvan de activiteit hem overbodig of schadelijk voorkomt.

   Hij mag de bevoorrading van elke persoon en onderneming die een bedrijvigheid uitoefenen die op grond van het eerste lid wordt gereglementeerd of gecontroleerd, inkrimpen of schorsen, wanneer zij weigeren de instructies, die hun worden verstrekt, uit te voeren of als zij door hun verzet, hun nalatigheid of om een andere reden de goede werking van de economie volledig of gedeeltelijk belemmeren.

   De maatregelen, bedoeld in voorgaande leden, beperken zich tot wat strikt noodzakelijk is voor het oplossen of het vermijden van de economische moeilijkheden, die worden of kunnen worden veroorzaakt door de uitzonderlijke omstandigheden of gebeurtenissen. Ze zijn beperkt in de tijd en mogen niet langer duren dan voornoemde omstandigheden of gebeurtenissen vereisen.

§ 2. Het ministerieel besluit genomen op basis van voorgaande paragraaf, wordt zo spoedig mogelijk bevestigd door een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

   Indien dit besluit niet wordt bevestigd door de Koning, wordt het geacht nooit uitwerking te hebben gehad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-27/37, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
TITEL 2. - [ [#S1;S#] Opeising in crisistijd] [#S1;S#]
Art. XVIII.2

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer onvoorziene omstandigheden of gebeurtenissen de goede werking van de economie geheel of gedeeltelijk in gevaar brengen of kunnen brengen, kan de minister, uit dringende collectieve noodzaak en bij gebrek aan enig ander redelijk middel binnen een gepaste termijn overgaan of doen overgaan tot opeising tegen betaling van producten, om ze ter beschikking te stellen, hetzij van de Staat, hetzij van de openbare besturen of diensten, hetzij van private personen of inrichtingen.

   De minister mag, mits bezoldiging, alle nuttige verplichtingen opleggen voor de tenuitvoerlegging van deze opeisingen.

§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde opeising van goederen mag slaan, hetzij op de voorwerpen zelf, hetzij op de inrichting of het materieel waarmee zij worden voortgebracht, verwerkt, vervoerd, te koop gesteld of in bezit gehouden.

§ 3. Op straffe van nietigverklaring wordt het bevel tot opeising schriftelijk geformuleerd en door de minister of zijn afgevaardigde ondertekend.

   Het bevel vermeldt de aard, de duur van de opeising, de voorwaarden waaronder de opeising moet worden uitgevoerd en eventueel de hoeveelheid betrokken producten.

   Het bevel tot opeising wordt met ontvangstmelding door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren betekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon of houder, in welke hoedanigheid ook, van de opgeëiste goederen.

   In geval van noodzaak mag het bevel tot opeising mondeling worden geformuleerd en achteraf door de minister overeenkomstig het eerste lid bevestigd.

§ 4. Het ministerieel besluit waarbij de minister overgaat of doet overgaan tot de opeisingen bedoeld in de voorgaande paragrafen, wordt zo spoedig mogelijk bevestigd door een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

   Indien dit besluit niet wordt bevestigd door de Koning, wordt het geacht nooit uitwerking te hebben gehad.

§ 5. De in deze titel vermelde opeisingen zijn niet onderworpen aan de wet van 5 maart 1935 betreffende de burgers opgeroepen bij vrijwillige verbintenis of bij opeising, om de werking van de openbare diensten in oorlogstijd te verzekeren, noch aan de op grond van deze wet genomen reglementen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-27/37, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
TITEL 3. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen] [#S1;S#]
Art. XVIII.3

[ [#S1;S#] De minister mag alle maatregelen bevelen van openbaarmaking betreffende de krachtens artikel XVIII.1 en artikel XVIII.2 opgelegde verplichtingen of betreffende de tenuitvoerlegging van deze verplichtingen.

   De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren kunnen belast worden met de uitvoering van de op grond van deze Titel genomen beslissingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-27/37, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Art. XVIII.4

[ [#S1;S#] Bij de toepassing van de bepalingen van dit boek, kunnen de producenten en de verdelers niet weigeren naar best vermogen en onder voorwaarden conform de handelsgebruiken aan de vraag van de verdelers of verbruikers naar producten of dienstverstrekkingen te beantwoorden, als die vraag niet abnormaal voorkomt. ] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2014-03-27/37, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 30-04-2014>
Titel 1. [ [#S1;S#] Algemene beginselen] [#S1;S#]
BOEK XX. [ [#S1;S#] - Insolventie van de ondernemingen] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Toepassingsgebied] [#S1;S#]
Art. XX.1

[ [#S1;S#] § 1. De bepalingen van dit boek gelden onverminderd het bijzondere recht dat de gereglementeerde vrije beroepen of de ministeriële ambtenaren en notarissen betreft, met inbegrip van de toegang tot het beroep, de beperkingen aan het beheer en de overgang van het vermogen en de eerbiediging van het beroepsgeheim.

   De bepalingen van dit Wetboek mogen niet derwijze worden uitgelegd dat zij een beperking zouden inhouden van de plicht tot het bewaren van het beroepsgeheim of de vrije keuze van de patiënt of cliënt van de beoefenaar van een vrij beroep.

   De Koning bepaalt de nadere toepassingsregels van dit boek voor de vrije beroepen en hun verenigingen.

§ 2. [ [#S3;S#] De bepalingen van de titels 2, 3, 4 en 5 van dit boek zijn niet van toepassing op de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de herverzekeringsondernemingen, de beleggingsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, de centrale tegenpartijen, de vereffeningsinstellingen, de centrale effectenbewaarinstellingen, de instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen, de depositobanken, de financiële holdings en de gemengde financiële holdings.] [#S3;S#]

§ 3. In geval van twijfel betreffende de verenigbaarheid van een bepaling van dit boek met een verplichting volgend uit het wettelijk statuut van de ondernemingen bedoeld in paragraaf 2, kunnen de rechtbank, de gedelegeerd rechter, de rechter-commissaris, hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van elke partij in de insolventieprocedure, het advies vragen van de Ordes of Instituten waarvan de beroepsbeoefenaar deel uitmaakt. Dit advies wordt gegeven worden binnen een termijn van acht kalenderdagen vanaf de ontvangst van het verzoek tot advies.] [#S1;S#]

( 1)<W 2018-04-15/14, art. 215, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-07-30/47, art. 49, 065; Inwerkingtreding : 15-09-2018> ( 3)<W 2019-05-02/25, art. 121, 074; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Procedureregels] [#S1;S#]
Art. XX.2

[ [#S1;S#] Geen verzet of hoger beroep staat open tegen:
1° de beslissingen van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden bedoeld in artikel XX.29;
2° de beslissingen waarbij een gedelegeerd rechter, een rechter-commissaris of een insolventiefunctionaris wordt benoemd of vervangen;
3° de beslissingen van de rechter-commissaris waarbij overeenkomstig artikel XX.122 uitstel of afstel wordt verleend voor de verkoop van in beslag genomen voorwerpen;
4° de beslissingen van de rechter-commissaris waarbij de verkoop van goederen en koopwaren die tot het faillissement behoren, wordt toegestaan;
5° de vonnissen waarbij uitspraak wordt gedaan over de betwistingen inzake de afgifte, aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin, van de huisraad en de voorwerpen nodig voor eigen gebruik, evenals inzake de toekenning van levensonderhoud aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin;
6° de vonnissen waarbij uitspraak wordt gedaan over het beroep tegen de beschikkingen die de rechter-commissaris of gedelegeerd rechter heeft gegeven bij de vervulling van zijn opdracht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.3

[ [#S1;S#] Onverminderd de gevolgen die het Gerechtelijk Wetboek hecht aan betekeningen, beginnen de termijnen te lopen, telkens dit boek bepaalt dat gegevens of stukken geplaatst worden in het register, vanaf de dag volgend op deze van de plaatsing.

   De artikelen 50, tweede lid, 55 en 56 van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing op de vorderingen en betekeningen bedoeld in dit boek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.4

[ [#S1;S#] Bij ontstentenis van een tussenkomst als bedoeld in artikel 813 van het Gerechtelijk Wetboek verwerft degene die, op zijn initiatief of op dat van de rechtbank, is gehoord of een geschrift neerlegt om zijn opmerkingen te laten gelden, iets te vorderen of middelen naar voor te brengen, door dit feit alleen geen hoedanigheid van partij.

   Elke vordering inzake faillissement wordt steeds mede gericht tegen de curator.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.5

[ [#S1;S#] In afwijking van de artikelen 1027 en 1029 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de in titel V van dit boek bedoelde eenzijdige verzoekschriften worden ondertekend door de schuldenaar alleen of door zijn advocaat en worden de daarop betrekking hebbende beslissingen van de rechtbank uitgesproken in openbare terechtzitting.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.6

[ [#S1;S#] Wanneer er [ [#S2;S#] ernstige en bepaalde aanwijzingen] [#S2;S#] bestaan dat de verzoeker of een derde een stuk onder zich heeft dat het bewijs van het bestaan inhoudt inzake een staking van betaling, de voorwaarden van de vaststelling van de datum van staking van betaling, de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie of een ter zake doend stuk aangaande andere beslissingen die tijdens de insolventieprocedure kunnen worden genomen en onverminderd de toepassing door de rechtbank van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, kan de gedelegeerd rechter of de rechter-commissaris op vordering van iedere belanghebbende bevelen, overeenkomstig de artikelen 877 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, dat het stuk of een afschrift ervan bij een insolventiedossier wordt gevoegd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2019-04-13/28, art. 39, 090; Inwerkingtreding : 01-11-2020>
Art. XX.7

[ [#S1;S#] De rechtbank onderzoekt ambtshalve alle omstandigheden die relevant zijn voor de insolventieprocedure en beveelt ambtshalve elke nuttige onderzoeksmaatregel. Zij kan in dit verband getuigen horen en deskundigen aanstellen. In het kader van deze onderzoeksmaatregelen houdt de rechtbank rekening met de bijzondere regels die de ondernemingen bedoeld in artikel I.1.14°, beheersen en past, zo hiertoe aanleiding is, [ [#S2;S#] artikel XX.1, § 3] [#S2;S#], toe.

   De rechter kan ambtshalve in de rechtsplegingen in dit boek bedoeld de rechtsdag bepalen en is daartoe niet gebonden door akkoorden die de partijen hebben gesloten.

   Tegen deze maatregel staat geen rechtsmiddel open.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 216, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.8

[ [#S1;S#] Natuurlijke personen die niet bijgestaan worden door een raadsman of rechtspersonen met een maatschappelijke zetel in het buitenland kunnen steeds papieren akten neerleggen op de griffie, of, in geval van een faillissement, bij de curator.

   De neerlegging op de griffie, of, in geval van een faillissement, bij de curator, in papieren vorm blijft mogelijk wanneer het register tijdelijk buiten werking is.

   Het omzetten van op materiële drager opgemaakte of neergelegde stukken naar een elektronisch dossier wordt verricht door opname in het elektronisch dossier via elektronische lezing en bevestiging van de conformiteit met het elektronisch gelezen document door de griffier of in voorkomend geval door de curator.

   De griffier levert, zo nodig, een papieren afschrift van de elektronische gegevens af.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.9

[ [#S1;S#] Onverminderd de bepalingen van artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek, vindt elke kennisgeving of mededeling of neerlegging bepaald in dit boek aan, bij of door een insolventiefunctionaris, een gedelegeerd rechter of rechter-commissaris plaats via het register.

   Wanneer dit boek een mededeling of kennisgeving voorschrijft of oplegt, geldt de plaatsing van het bericht in het register als mededeling of kennisgeving, mits hiervan een elektronische melding gebeurt aan de betrokkene.

   De datum van neerlegging, kennisgeving of mededeling wordt vastgesteld door het register. Het register levert een ontvangstbericht of verzendbericht af voor elke neerlegging, kennisgeving of mededeling. In de gevallen bedoeld in artikel XX.8, tweede lid, is de datum van ontvangst de datum waarop de akte bij de bestemmeling toekomt. De eindbestemmeling levert een ontvangstbericht af.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.10

[ [#S1;S#] Onverminderd elke kennisgeving of betekening die elders is gedaan, gebeuren de bekendmakingen bevolen krachtens dit boek in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.11

[ [#S1;S#] Waar dit boek voorschrijft dat handelingen schriftelijk geschieden, wordt hieraan voldaan indien het stuk is neergelegd door een elektronisch geauthentiseerd persoon via het register en neergelegd met een elektronische handtekening.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.12

[ [#S1;S#] § 1. De insolventierechtbank gelegen in het rechtsgebied waarin op de dag dat de rechtbank wordt gevat, het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is, is uitsluitend bevoegd een insolventieprocedure te openen.

   Bij vennootschappen en rechtspersonen wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van de maatschappelijke zetel te zijn. Dit vermoeden geldt alleen indien de maatschappelijke zetel in de drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een ander rechtsgebied is overgebracht.

   In het geval van een natuurlijke persoon die een vrij beroep of andere activiteit als zelfstandige uitoefent, wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van diens hoofdvestiging te zijn, of, indien het de titularis van een vrij beroep betreft onderworpen aan een inschrijving, de plaats waar zijn hoofdinschrijving is. Dit vermoeden geldt alleen indien de hoofdvestiging in de drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een ander rechtsgebied is overgebracht.

§ 2. Elke afdeling van de rechtbank is bevoegd om kennis te nemen van een insolventieprocedure, onverminderd de mogelijkheid geboden aan de rechtbank om bij haar reglement de bevoegdheid van de afdelingen af te bakenen met toepassing van artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 3. De afdeling waarbij de zaak eerst aanhangig wordt gemaakt, heeft voorrang op die waarvoor zij later wordt aangebracht.

§ 4. Paragraaf 1 is van toepassing op de procedure bedoeld in artikel XX.32. De rechtbank die de beslissing tot ontneming van het beheer heeft genomen, is uitsluitend bevoegd om het faillissement van de schuldenaar uit te spreken gedurende de termijn bepaald in artikel XX.32, § 5, vierde lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.13

[ [#S1;S#] De rechtbank bevoegd om kennis te nemen van een insolventieprocedure betreffende een onderneming is bevoegd om kennis te nemen van insolventieprocedures betreffende een met deze onderneming verbonden onderneming. Zij kan een gemeenschappelijke insolventiefunctionaris aanstellen voor alle procedures.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.14

[ [#S1;S#] De rechtbank bevoegd om kennis te nemen van een insolventieprocedure betreffende een onderneming bepaald in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, is bevoegd om kennis te nemen van insolventieprocedures betreffende de vennoten van deze onderneming. Zij kan een gemeenschappelijke insolventiefunctionaris aanstellen voor alle procedures.] [#S1;S#]

   [ [#S2;S#] Het openen van een insolventieprocedure ten aanzien van een onderneming waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, houdt niet noodzakelijk de opening van eenzelfde insolventieprocedure ten aanzien van de onbeperkt aansprakelijke vennoten in.] [#S2;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 217, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Register] [#S1;S#]
Art. XX.15

[ [#S1;S#] Het register bevat alle gegevens en stukken waarvan de opgave wordt bepaald in dit boek.

   Het register geldt als authentieke bron voor alle akten en gegevens die erin zijn opgenomen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.16

[ [#S1;S#] § 1. De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone respectievelijk bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek, hierna "de beheerder" genoemd, staan samen in voor de inrichting en het beheer van het register.

§ 2. De bewaartermijn van de in artikel XX.15 bedoelde gegevens bedraagt 30 jaar te rekenen vanaf de rechterlijke beslissing die de procedure beëindigt. Wanneer deze termijn afloopt worden de gegevens aan het Rijksarchief bezorgd.

§ 3. De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer:
1° de vorm en de nadere regels van de opname van gegevens in het register;
2° de nadere regels inzake de toegang tot het register;
3° de nadere regels voor de inrichting en werking van het register, en de gegevens van het register.

   Met betrekking tot de schuldenaar, de schuldeisers, de insolventiefunctionarissen, de gedelegeerd rechters en de rechters-commissarissen worden de volgende categorieën van persoonsgegevens in het register verwerkt:
1° identificatiegegevens, zijnde de gegevens die het mogelijk maken om de schuldenaar, de schuldeisers, de insolventiefunctionarissen, de gedelegeerd rechters en de rechters-commissarissen op unieke wijze te identificeren, onder meer:
- naam, voornamen of de benaming van de schuldenaar;
- nationaliteit;
- beroep;
- het Rijksregisternummer en het identificatienummer van de Kruispuntbank van ondernemingen;
- het adres van inschrijving in het bevolkingsregister of de maatschappelijke zetel;
2° gerechtelijke gegevens, zijnde de gegevens in verband met het dossier van gerechtelijke reorganisatie of het faillissementsdossier, onder meer:
- de rechtbank waarbij de procedure hangende is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.17

[ [#S1;S#] § 1. De beheerder wordt met betrekking tot het register, bedoeld in artikel XX.15, beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

§ 2. De beheerder stelt een aangestelde voor de gegevensbescherming aan.

   Deze is meer bepaald belast met:
1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;
2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens behandelt over zijn verplichtingen binnen het kader van dit boek en binnen het algemeen kader van de bescherming van de gegevens en de persoonlijke levenssfeer;
3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
4° het functioneren als het contactpunt voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
5° het adviseren van de beheerder over de gepaste wijze waarop het beroepsgeheim van de beoefenaars van vrije beroepen betrokken in een insolventieprocedure kan worden beschermd;
6° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

   Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de aangestelde voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.

   De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beheerder, de nadere regels volgens dewelke de aangestelde voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.

§ 3. De beheerder staat in voor de controle op de werking en het gebruik van het register.

   Overeenkomstig de artikelen 9 tot 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, stelt de beheerder, op de door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalde wijze, iedere belanghebbende partij in kennis van:
1° de in artikel XX.15, tweede lid, bedoelde gegevens die hem betreffen;
2° de categorieën van personen die toegang hebben tot de onder 1° bedoelde gegevens;
3° de bewaartermijn van de onder 1° bedoelde gegevens;
4° de in § 2 van dit artikel bedoelde verantwoordelijke voor de verwerking;
5° de wijze waarop hij inzage kan verkrijgen van de onder 1° bedoelde gegevens.]
[#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.18

[ [#S1;S#] § 1. In de vervulling van hun wettelijke opdracht hebben de magistraten met inbegrip van de leden van het openbaar ministerie, de griffiers, de parketsecretarissen, de rechters-commissarissen en de gedelegeerd rechters, de insolventiefunctionarissen, de schuldenaren en gefailleerden bedoeld in dit boek, alsook de schuldeisers en derden die beroepsmatig rechtbijstand verlenen, in beginsel toegang tot de voor hen relevante in artikel XX.15 bedoelde gegevens, onverminderd de regels die voortvloeien uit de bescherming van het beroeps-en zakengeheim en van het geheim van de beraadslaging.

   De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels van toegang tot het register, mede in acht genomen de bijzondere aard van bepaalde gegevens die beschermd moeten worden op grond van het beroepsgeheim of het zakengeheim.

   Elke belanghebbende derde kan, geheel of gedeeltelijk, toegang vragen tot het dossier aan de rechter-commissaris of de gedelegeerde rechter. De voorzitter van de rechtbank, de voorzitter van de kamer, de rechter-commissaris of de gedelegeerde rechter kunnen ook beslissen, geval per geval, dat bepaalde gegevens wegens hun vertrouwelijke aard, slechts beperkt toegankelijk zijn. Zij delen hun beslissing mede aan de beheerder van het register.

   De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de levenssfeer, andere categorieën van personen de toestemming geven om die gegevens te raadplegen onder de voorwaarden die Hij bepaalt.

§ 2. Het is de beheerder verboden om de in artikel XX.15 bedoelde gegevens te verstrekken aan andere dan de in paragraaf 1 bedoelde personen.

§ 3. Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel XX.15 bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.

   Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.19

[ [#S1;S#] § 1. De registratie, de raadpleging, de wijziging, de hernieuwing, de verwijdering van gegevens in het register en het beheer van het insolventiedossier kunnen, teneinde de kosten te dekken die veroorzaakt worden door het beheer van het register, aanleiding geven tot de inning van een retributie.

   Het bedrag van de retributies bedoeld in het eerste lid kan variëren naar gelang de partij die gebruik maakt van het register en naargelang de wijze van registratie.

§ 2. Het bedrag, de voorwaarden en de nadere regels van inning worden door de Koning nader bepaald na ter zake het advies van het Beheers- en Toezichtscomité, de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone te hebben ingewonnen.

   De Koning bepaalt de gevallen van vrijstelling van retributie wanneer zulks vereist is om te voldoen aan de bepalingen van het recht van de Europese Unie of om tegemoet te komen aan de maatschappelijke noden van de betrokkenen.

   De retributies zijn betaalbaar aan en worden geïnd door de beheerder.

   De overheidsinstellingen die in het kader van hun opdracht gebruikmaken van het register, zijn niet verplicht de retributies bedoeld in dit artikel te betalen.

§ 3. Het bedrag van de retributie bedoeld in paragraaf 2 wordt op 1 januari van ieder jaar aan de hand van de volgende formule van rechtswege aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen: het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het beginindexcijfer.

   Het beginindexcijfer is dat van de maand december van het jaar gedurende hetwelk het bedrag van de retributie is vastgesteld. Het nieuwe indexcijfer is dat van de maand december van het jaar voorafgaand aan de eerste januari van het jaar gedurende hetwelk de aanpassing plaatsvindt.

   Het resultaat wordt op een eenheid naar boven afgerond.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Insolventiefunctionarissen] [#S1;S#]
Art. XX.20

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel XX.122, worden de insolventiefunctionarissen, aangewezen krachtens deze wet, gekozen op grond van hun kwaliteiten en volgens de noodwendigheden van de zaak.

   Ze dienen waarborgen te bieden van bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

   Hun beroepsaansprakelijkheid moet verzekerd zijn, behalve wanneer zij organen zijn van een overheid of van een overheidsinstelling.

   De Ordes, de Instituten van beoefenaars van vrije beroepen [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] stellen een lijst op van de personen die door de rechtbank als insolventiefunctionaris kunnen worden aangeduid, onverminderd de bepaling van paragraaf 2. Deze lijsten worden jaarlijks bijgewerkt en bekendgemaakt in het [ [#S2;S#] register] [#S2;S#].

§ 2. De curatoren worden aangewezen op de wijze bepaald in artikel XX.122.

§ 3. De kosten en erelonen van de curatoren worden vastgesteld verhouding tot het belang en de complexiteit van hun opdracht, in de vorm van een proportionele vergoeding op de gerealiseerde activa en desgevallend rekening houdend met de tijd nodig voor de vervulling van hun prestaties.

   De kosten en erelonen van de andere insolventiefunctionarissen worden vastgesteld in verhouding tot het belang en de complexiteit van hun opdracht en op grond van de tijd nodig voor de vervulling van hun prestaties en desgevallend rekening houdend met de waarde van de activa.

   De Koning bepaalt de regels en de barema's betreffende de vaststelling van de erelonen van de curatoren en stelt de grondslag vast waarop de insolventiefunctionarissen worden vergoed.

§ 4. De Koning kan tevens bepalen welke kosten afzonderlijk worden vergoed en op welke wijze ze worden begroot.

   Bij elk verzoek tot toekenning van een ereloon wordt een gedetailleerd overzicht van de te vergoeden prestaties gevoegd.

   Bij elk verzoek tot toekenning van de kostenvergoeding, worden de stukken die deze kosten verantwoorden gevoegd.

   Voor de faillissementen waarvan de activa niet voldoende zijn om de beheers- en vereffeningskosten van de boedel te dekken, wordt een forfaitaire vergoeding van de curator bepaald waarvan het jaarlijks geïndexeerd bedrag door de Koning wordt bepaald.

§ 5. Op verzoek van de curatoren en op eensluidend advies van de rechter-commissaris kan de rechtbank de curator toestaan om onkostenvergoedingen en een provisioneel ereloon in te houden waarvan zij het bedrag bepaalt. Behoudens bijzondere omstandigheden mag het geheel van de provisionele kosten en het provisioneel ereloon niet hoger zijn dan drie vierden van de sommen vastgesteld volgens de door de Koning bepaalde vergoedingsregels. In geen geval kan het provisioneel ereloon worden toegekend wanneer de curatoren de in het artikel XX.130 bedoelde verslagen niet in het register neerleggen.

   De rechtbank kan op verzoek van de andere insolventiefunctionarissen onkostenvergoedingen en een provisioneel ereloon toekennen.

§ 6. Op vordering van elke belanghebbende, op verzoek van de insolventiefunctionaris of ambtshalve kan de rechtbank op elk ogenblik en voor zover dit noodzakelijk wordt geacht, overgaan tot een bijkomende aanstelling, een vervanging of een beëindiging van het mandaat van de insolventiefunctionaris.

   Elke vordering van derden wordt bij de rechtbank ingesteld, volgens de vormen van het kort geding, en is gericht tegen de insolventiefunctionaris of -functionarissen en tegen de schuldenaar.

   De insolventierechtbank kan te allen tijde de insolventiefunctionaris of de rechter-commissaris vervangen door een van haar andere leden.

   De insolventiefunctionarissen van wie de vervanging wordt overwogen, worden vooraf opgeroepen en, na verslag van de rechter-commissaris in voorkomend geval, gehoord in raadkamer. Het vonnis wordt uitgesproken in openbare terechtzitting.

   Het vonnis waarbij de vervanging van een insolventiefunctionaris wordt gelast, wordt door toedoen van de griffier te zijner kennis gebracht en binnen vijf dagen na de dagtekening bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   Indien de insolventiefunctionaris wordt vervangen op eigen verzoek wordt dit uitdrukkelijk vermeld in voornoemde bekendmaking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 218, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel II. [ [#S1;S#] - Opsporing van ondernemingen in moeilijkheden] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Gegevensverzameling] [#S1;S#]
Art. XX.21

[ [#S1;S#] Nuttige inlichtingen en gegevens betreffende de schuldenaren die financiële moeilijkheden ondervinden, waardoor de continuïteit van hun economische activiteit in gevaar kan gebracht worden, met inbegrip van die welke verkregen worden met toepassing van de bepalingen van deze titel, [ [#S2;S#] bij het openbaar ministerie of] [#S2;S#] ter griffie van de rechtbank in het rechtsgebied waarin de schuldenaar het centrum van zijn voornaamste belangen heeft, verzameld.

   De schuldenaar heeft het recht, bij verzoekschrift gericht aan de rechtbank, de rechtzetting te krijgen van de gegevens die op hem betrekking hebben.

   Op de wijze bepaald door de Koning, kan de rechtbank eveneens van de verzamelde gegevens kennis geven aan de overheidsinstellingen of private instellingen die door de bevoegde overheid zijn aangewezen of erkend om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2020-07-31/03, art. 68, 087; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. XX.22

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel 1389bis/16 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de berichten van protest die worden bedoeld in artikel 1390quater/1 van hetzelfde Wetboek worden geraadpleegd ter griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar van een wisselbrief of orderbriefje zich bevindt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.23

[ [#S1;S#] § 1. Veroordelende verstekvonnissen en vonnissen op tegenspraak uitgesproken tegen schuldenaren die de gevorderde hoofdsom niet hebben betwist, moeten worden gezonden aan de griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen het centrum van hun voornaamste belangen zich bevindt.

   De Koning bepaalt op welke wijze die gegevens worden overgemaakt.

   Dit geldt eveneens voor de vonnissen waarbij een handelshuurovereenkomst wordt ontbonden ten laste van de huurder.

§ 2. Uiterlijk een maand na het verstrijken van elk kwartaal zendt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een lijst van de schuldenaren die reeds een kwartaal de verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen niet meer betaald hebben aan de griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen het centrum van hun voornaamste belangen zich bevindt. De lijst vermeldt naast de naam van de schuldenaar ook het verschuldigde bedrag.

   Uiterlijk een maand na het verstrijken van elk kwartaal zendt de administratie van financiën een lijst van de schuldenaren die reeds een kwartaal de verschuldigde btw of bedrijfsvoorheffing niet meer betaald hebben aan de griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen het centrum van hun voornaamste belangen zich bevindt. De lijst vermeldt naast de naam van de schuldenaar ook het verschuldigde bedrag.

   Uiterlijk een maand na het verstrijken van elk kwartaal zendt het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen een lijst van de schuldenaren die reeds een kwartaal de verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen niet meer betaald hebben aan de griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen het centrum van hun voornaamste belangen zich bevindt. De lijst vermeldt naast de naam van de schuldenaar ook het verschuldigde bedrag.

   De Koning bepaalt op welke wijze die gegevens worden gezonden.

§ 3. De externe accountant, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor die in de uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de economische activiteit van de schuldenaar in het gedrang kunnen brengen, lichten deze laatste hiervan schriftelijk op een omstandige wijze in, in voorkomend geval via zijn bestuursorgaan. Indien de schuldenaar binnen een termijn van een maand vanaf die kennisgeving niet de nodige maatregelen treft om de continuïteit van de economische activiteit voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen, kan de externe accountant, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist, of de bedrijfsrevisor de voorzitter van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] daarvan schriftelijk inlichten. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet van toepassing.

§ 4. De Koning kan aan openbare overheden toestaan of opleggen gegevens mede te delen aan de rechtbank voor zover die gegevens noodzakelijk zijn om de financiële toestand van de ondernemingen te kennen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XX.24

[ [#S1;S#] Na advies van het Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kan de Koning de gepaste maatregelen nemen teneinde de verwerking van de verzamelde gegevens op een logisch gestructureerde wijze te laten verlopen en de eenvormigheid en de vertrouwelijkheid hiervan in de onderscheiden griffies van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbanken] [#S2;S#] te verzekeren. Hij kan onder meer de categorieën van de te verzamelen gegevens bepalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden] [#S1;S#]
Art. XX.25

[ [#S1;S#] § 1. De kamers voor ondernemingen in moeilijkheden bedoeld in artikel 84, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgen de toestand van de schuldenaren in moeilijkheden om de continuïteit van hun activiteiten te vrijwaren en de bescherming van de rechten van de schuldeisers te verzekeren.

§ 2. De kamer voor ondernemingen in moeilijkheden kan het onderzoek zelf voeren of een rechter-verslaggever aanstellen. Deze kan een rechter bij de rechtbank zijn, de voorzitter uitgezonderd, of een [ [#S2;S#] rechter in ondernemingszaken] [#S2;S#].

   Oordelen hetzij de kamer, hetzij de rechter verslaggever dat de continuïteit van de economische activiteit van een schuldenaar bedreigd is of dat de ontbinding van de rechtspersoon kan worden uitgesproken overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen of de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, dan kunnen zij de schuldenaar oproepen en horen teneinde alle inlichtingen te verkrijgen over de stand van zijn zaken en inzake de eventuele reorganisatiemaatregelen.

   De oproeping kan een verzoek aan de schuldenaar bevatten om voorafgaand aan de zitting bepaalde gegevens en inlichtingen over zijn onderneming en over zijn stand van zaken in te voeren in het register.

   De oproeping wordt, door toedoen van de griffier, gericht aan de woonplaats van de schuldenaar of aan diens maatschappelijke zetel.

§ 3. Het onderzoek geschiedt met gesloten deuren. De schuldenaar verschijnt in persoon, eventueel bijgestaan door de personen van zijn keuze.

   De kamer of de rechter verslaggever mag bij de externe accountant, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor van de schuldenaar, inlichtingen inwinnen nopens de aanbevelingen die zij gedaan hebben aan de schuldenaar en, in voorkomend geval, nopens de maatregelen die genomen zijn om de continuïteit van de economische activiteit te waarborgen. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet van toepassing.

   Daarenboven staat het de kamer of de rechter verslaggever vrij van ambtswege alle gegevens te verzamelen nodig voor zijn onderzoek. Zij kunnen alle personen horen van wie zij het verhoor nodig achten, zelfs buiten de aanwezigheid van de schuldenaar, en de mededeling van alle dienstige gegevens en inlichtingen gelasten, in voorkomend geval middels het register. De schuldenaar kan alle andere stukken van zijn keuze voorleggen.

   De rechter verslaggever kan zich van ambtswege begeven naar de maatschappelijke zetel of in voorkomend geval het centrum van de voornaamste belangen indien de opgeroepen schuldenaar niet verschenen is. Hij verwittigt op voorhand de Orde of het Instituut als de plaatsopneming geschiedt bij een beroepsbeoefenaar van een vrij beroep.

   De bijstand van een griffier is niet vereist. De rechter kan geheel alleen proces-verbaal opmaken van zijn bevindingen en van de afgelegde verklaringen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 253, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XX.26

[ [#S1;S#] De procureur des Konings en de schuldenaar kunnen op elk ogenblik mededeling krijgen van de aldus tijdens het onderzoek verzamelde gegevens alsook van het in artikel XX.28 bedoelde verslag. De rechter verslaggever of de voorzitter van de kamer bepalen evenwel welke gegevens niet kunnen worden medegedeeld wanneer hun bekendmaking van die aard zou zijn dat het beroepsgeheim van de schuldenaar wordt geschonden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.27

[ [#S1;S#] Op de wijze bepaald door de Koning kan de rechtbank de verzamelde gegevens uitwisselen met de overheidsinstellingen of particuliere instellingen die door de bevoegde overheid zijn aangewezen of erkend om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.28

[ [#S1;S#] Wanneer de kamer een rechter verslaggever heeft aangesteld, beëindigt deze het onderzoek binnen een termijn van vier maanden na zijn aanstelling. Wanneer de rechter dit onderzoek heeft beëindigd, stelt hij binnen de voornoemde termijn een verslag op over de gedane verrichtingen en voegt er zijn conclusie aan toe. Het verslag wordt gevoegd bij de verzamelde gegevens en voorgelegd aan de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden. De kamer voor ondernemingen in moeilijkheden kan beslissen het onderzoek te verlengen voor een duur die niet meer dan vier maanden mag bedragen.

   Als het onderzoek gevoerd wordt door de kamer zelf, mag dit niet langer dan acht maand duren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.29

[ [#S1;S#] § 1. Indien uit het onderzoek naar de toestand van de schuldenaar blijkt dat die zich in staat van faillissement bevindt kan de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden het dossier naar de procureur des Konings zenden.

§ 2. Indien uit het onderzoek naar de toestand van de schuldenaar blijkt dat die zich in staat van faillissement bevindt, kan de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden beredeneerd en ten voorlopige titel vaststellen dat de voorwaarden voor de toepassing van artikel XX.32 lijken verenigd te zijn en het dossier mededelen aan de voorzitter van de rechtbank.

   Onverminderd het eerste lid kan de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden, wanneer volgens haar uit dat onderzoek blijkt dat de ontbinding van de rechtspersoon kan worden uitgesproken overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen of de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, het dossier met een gemotiveerde beslissing aan de rechtbank meedelen ten einde uitspraak te doen over de ontbinding, in welk geval zij eveneens de gemotiveerde beslissing meedeelt aan de procureur des Konings.

   Wanneer de schuldenaar, rechtspersoon, een beroepsbeoefenaar van een vrij beroep is, deelt de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden aan [ [#S2;S#] de Orde of het instituut] [#S2;S#] een afschrift mee van de beslissing bedoeld in het tweede lid.

   De kamer kan eveneens het dossier mededelen aan de procureur des Konings.

§ 3. De met het onderzoek naar de toestand van de schuldenaar belaste leden van de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden mogen niet deelnemen aan de rechtspleging inzake het faillissement, de gerechtelijke reorganisatie of de gerechtelijke vereffening die op deze schuldenaar zou betrekking hebben.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 219, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel III. [ [#S1;S#] - Voorlopige maatregelen] [#S1;S#]
Art. XX.30

[ [#S1;S#] Wanneer kennelijk grove tekortkomingen van de schuldenaar of van een van zijn organen de continuïteit van de onderneming in moeilijkheden of van haar economische activiteiten in gevaar brengen en de gevraagde maatregel van die aard is dat zij die continuïteit kan vrijwaren, kan de voorzitter van de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of van elke belanghebbende, ingesteld volgens de vormen van het kort geding, een of meer gerechtsmandatarissen aanstellen.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

   De beschikking die de gerechtsmandataris aanstelt, verantwoordt en bepaalt nauwkeurig de inhoud en de duur van de opdracht gegeven aan de gerechtsmandataris.

   Het openen van een gerechtelijke reorganisatie heeft niet als dusdanig tot gevolg dat de opdracht van de gerechtsmandataris wordt beëindigd. Het vonnis dat de gerechtelijke reorganisatie opent of een later vonnis bepalen in welke mate de opdracht moet worden gehandhaafd dan wel gewijzigd of opgeheven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 220, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.31

[ [#S1;S#] § 1. Als de schuldenaar of een van zijn organen een kennelijk grove fout heeft begaan, kan de rechtbank voor de duur van de opschorting een voorlopige bewindvoerder aanstellen.

   [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#]

§ 2. De rechtbank doet uitspraak op verzoek van elke belanghebbende of van het openbaar ministerie in het vonnis dat de procedure van de gerechtelijke reorganisatie opent of in een later vonnis, na de middelen van de schuldenaar en het verslag van de gedelegeerd rechter te hebben gehoord.

   Wanneer de schuldenaar aanvoert dat de fouten te wijten zijn aan een andere welbepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon, moet hij deze persoon in gedwongen tussenkomst oproepen.

§ 3. Op elk ogenblik tijdens de opschorting kan de rechtbank, die op dezelfde wijze wordt aangezocht en uitspraak doet, op verslag van de voorlopige bewindvoerder, de krachtens de paragrafen 1 en 2 genomen beslissing intrekken of de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder wijzigen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 221, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.32

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat de voorwaarden voor een faillissement vervuld zijn kan de voorzitter van de rechtbank aan de onderneming geheel of ten dele het beheer van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten ontnemen.

   De voorzitter van de rechtbank beslist, ofwel op eenzijdig verzoekschrift van iedere belanghebbende, ofwel ambtshalve.

§ 2. De voorzitter van de rechtbank wijst een of meer voorlopige bewindvoerders aan vertrouwd met het bestuur van een onderneming en met boekhouden en bepaalt nauwkeurig hun bevoegdheid. De aangifte van het faillissement van de onderneming of zijn vertegenwoordiging in de faillissementsprocedure behoren niet tot die bevoegdheid.

   De voorlopige bewindvoerder moet zich houden aan een gedragscode en zijn professionele aansprakelijkheid moet verzekerd zijn.

§ 3. De beschikking tot ontneming van het beheer blijft slechts gevolg hebben indien binnen eenentwintig dagen na de uitspraak een vordering tot faillietverklaring, tot gerechtelijke ontbinding of tot gerechtelijke reorganisatie is ingesteld door een belanghebbende, met inbegrip van de van ambtswege aangestelde voorlopige bewindvoerder.

   De beslissing vervalt van rechtswege indien het faillissement, de opschorting of de ontbinding niet wordt uitgesproken binnen vier maanden na inleiding van de vordering. Deze termijn wordt opgeschort voor de duur van het uitstel aan de schuldenaar toegekend of vereist na een heropening van het debat.

   De voorzitter kan te allen tijde, op verzoekschrift of, in geval van dringende noodzakelijkheid op zelfs mondeling verzoek van de voorlopige bewindvoerders, hun bevoegdheden wijzigen.

§ 4. De artikelen 1031 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing, ook indien de beslissing ambtshalve werd genomen krachtens dit artikel.

§ 5. De handelingen door de schuldenaar verricht in strijd met de ontneming van het beheer, kunnen niet worden tegengeworpen aan de boedel, indien zij die met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de ontneming van het beheer, of indien de handelingen vallen onder een van de drie categorieën bepaald bij artikel XX.111. De curatoren zijn nochtans niet gehouden de niet-tegenwerpbaarheid in te roepen van handelingen door de schuldenaar verricht in zoverre dit heeft geleid tot verrijking van de boedel.

   Indien de schuldenaar over zijn goederen heeft beschikt op de dag van de beslissing tot ontneming van het beheer, wordt de schuldenaar geacht over zijn goederen te hebben beschikt na deze beslissing.

   Indien een betaling aan de schuldenaar na de beslissing tot ontneming van het beheer niet is gedaan aan de voorlopige bewindvoerder, belast met het ontvangen van betalingen, wordt diegene die heeft betaald geacht te zijn bevrijd als hij geen kennis had van de bedoelde beslissing.

§ 6. De kosten van de voorlopige bewindvoerder worden in geval van betwisting begroot door de voorzitter van de rechtbank overeenkomstig artikel XX.20, § 3. De kosten worden geprovisioneerd door de verzoekende partij of, in geval van ambtshalve aanstelling, door de schuldenaar. Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de vordering van de voorlopige bewindvoerder het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851 of wordt deze vordering behandeld als een buitengewone schuldvordering in de opschorting in een gerechtelijke reorganisatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.33

[ [#S1;S#] De beslissingen bedoeld in de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   De Koning kan de inhoud van de bekendmaking bepalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.34

[ [#S1;S#] Verzet tegen de beslissingen gewezen in toepassing van de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 is niet toegelaten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.35

[ [#S1;S#] Hoger beroep tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 wordt ingesteld bij verzoekschrift dat ter griffie van het hof van beroep wordt neergelegd binnen een termijn van acht dagen na bekendmaking van het vonnis of bevelschrift. De griffier van het hof van beroep geeft kennis van het verzoekschrift aan de gebeurlijke geïntimeerde en, in voorkomend geval, bij gewone brief of elektronische mededeling aan zijn advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de neerlegging van het verzoekschrift.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel IV. [ [#S1;S#] - Ondernemingsbemiddelaar en minnelijk akkoord] [#S1;S#]
Art. XX.36

[ [#S1;S#] § 1. Op verzoek van de schuldenaar kan de voorzitter van de rechtbank een ondernemingsbemiddelaar aanstellen, om de reorganisatie van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten te vergemakkelijken.

   De schuldenaar kan de naam van een ondernemingsbemiddelaar voorstellen.

§ 2. Wanneer de schuldenaar het voorwerp uitmaakt van een onderzoek en overeenkomstig artikel XX.25 door de rechter werd opgeroepen, wordt het verzoek gericht aan de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden.

§ 3. Het verzoek tot aanwijzing van een bemiddelaar is aan geen vormvoorschriften onderworpen en kan mondeling worden gedaan.

   Wanneer de voorzitter van de rechtbank of de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden het verzoek inwilligt, bepaalt hij bij beschikking gewezen in raadkamer de inhoud en de duur van de opdracht van de ondernemingsbemiddelaar binnen de grenzen van het verzoek van de schuldenaar.

§ 4. De opdracht van de ondernemingsbemiddelaar strekt, zowel buiten als in voorkomend geval binnen het kader van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, tot de voorbereiding en de bevordering van hetzij het afsluiten van een minnelijk akkoord, overeenkomstig de artikelen XX.37 of XX.65, hetzij het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen XX.67 tot XX.75, hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de activa of van activiteiten, overeenkomstig de artikelen XX.84 en XX.85.

§ 5. De opdracht van de ondernemingsbemiddelaar eindigt wanneer de schuldenaar of de ondernemingsbemiddelaar dit beslissen en de voorzitter van de rechtbank ervan op de hoogte brengen.

§ 6. Wanneer de voorzitter van de rechtbank het einde van de opdracht van de ondernemingsbemiddelaar vaststelt en ingeval geen akkoord werd bereikt over de definitieve staat van kosten en ereloon, stelt hij deze staat vast.

§ 7. Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de vordering van de ondernemingsbemiddelaar in verband met zijn bemiddeling van het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851 of wordt deze vordering behandeld als een buitengewone schuldvordering in het kader van een reorganisatieplan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.37

[ [#S1;S#] § 1. De schuldenaar kan aan al zijn schuldeisers of aan twee of meer onder hen een minnelijk akkoord voorstellen met het oog op de reorganisatie van het geheel of een gedeelte van zijn activa of van zijn activiteiten. Hij kan hiertoe de aanwijzing van een ondernemingsbemiddelaar voorstellen.

   De partijen bepalen vrij de inhoud van dit akkoord, dat de derden niet bindt.

§ 2. De artikelen 1328 van het Burgerlijk Wetboek, XX.111, 2° en 3°, en XX.112 zijn niet toepasselijk op een minnelijk akkoord noch op de handelingen verricht ter uitvoering ervan, indien dat akkoord wordt vastgesteld door een geschrift waarin het nut ervan met het oog op de reorganisatie van de onderneming wordt vermeld en gemotiveerd.

   Het minnelijk akkoord bevat een uitdrukkelijke vertrouwelijkheidsclausule en een uitdrukkelijke onsplitsbaarheidsclausule.

   Dit geschrift wordt door de meest gerede partij neergelegd in het register en wordt er bewaard.

   Derden kunnen slechts kennis nemen van het minnelijk akkoord en kennis krijgen van de neerlegging en van de bewaring ervan in het register met uitdrukkelijke toestemming van de schuldenaar.

§ 3. Deze bepaling geldt onverminderd de verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers te raadplegen en in te lichten op grond van de bestaande wettelijke of conventionele bepalingen.

§ 4. Wanneer voornoemde voorwaarden vervuld zijn, kunnen de schuldeisers die deelnemen aan een minnelijk akkoord niet aansprakelijk worden gesteld door de schuldenaar, een andere schuldeiser of derden enkel en alleen omdat het minnelijk akkoord niet daadwerkelijk de mogelijkheid heeft geboden de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten te behouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.38

[ [#S1;S#] Wanneer de partijen het vragen bij gezamenlijke vordering, kan de voorzitter van de rechtbank het minnelijk akkoord homologeren, en in voorkomend geval, een uitvoerend karakter aan alle of een deel van de erin vermelde schuldvorderingen verlenen. De rechter onderzoekt bij de toekenning van de homologatie of het akkoord voldoet aan de formele vereisten in artikel XX.37 bepaald.

   Deze beslissing is onderworpen noch aan bekendmaking, noch mededeling. Zij is niet vatbaar voor beroep.

   De voorzitter van de rechtbank kan in voorkomend geval de opdracht van de ondernemingsbemiddelaar verlengen teneinde de uitvoering van het minnelijk akkoord te vergemakkelijken.

   Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de kostprijs van de wettelijke formaliteiten die nodig zijn voor de tegenwerpbaarheid aan derden van de door een minnelijk akkoord verleende rechten het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851 of wordt hij behandeld als een buitengewone schuldvordering in de opschorting in het kader van een reorganisatieplan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel V. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Doel] [#S1;S#]
Art. XX.39

[ [#S1;S#] De procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het behouden, onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de onderneming.

   Zij laat toe aan de schuldenaar een opschorting toe te kennen met het oog op:
- hetzij het bewerkstelligen van een minnelijk akkoord, overeenkomstig artikel XX.65;
- hetzij het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen XX.67 tot XX.83;
- hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag toe te staan, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de activa of de activiteiten, overeenkomstig de artikelen XX.84 tot XX.96.

   Het verzoek mag een eigen doel beogen voor elke activiteit of gedeelte van een activiteit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Dossier van gerechtelijke reorganisatie] [#S1;S#]
Art. XX.40

[ [#S1;S#] § 1. Er wordt in het register een dossier van de gerechtelijke reorganisatie gehouden waarin alle elementen met betrekking tot deze procedure en de grond van de zaak voorkomen, met inbegrip van de verslagen van de gerechtsmandatarissen en voorlopige bewindvoerders, evenals de verslagen van de gedelegeerd rechter en de adviezen van het openbaar ministerie.

§ 2. De neerlegging van een aangifte van schuldvordering in het register stuit de verjaring van de schuldvordering en geldt als ingebrekestelling.

§ 3. Iedere partij in de procedure en elke schuldeiser die voorkomt op de in artikel XX.41, § 2, 7°, vermelde lijst krijgt inzage in het dossier.

   De gedelegeerd rechter kan met een gemotiveerde beschikking de gegevens bepalen die het zakengeheim aanbelangen en die niet toegankelijk zijn voor de schuldeisers.

   Iedere andere persoon die een rechtmatig belang kan aantonen, kan aan de gedelegeerd rechter via het register toestemming vragen om inzage te krijgen van het dossier of van een deel ervan.

§ 4. De Koning bepaalt nader hoe de toegang tot het in dit artikel bedoelde dossier wordt toegekend, bepaalt nader welke gegevens slechts op beperkte wijze toegankelijk gemaakt worden en op welke wijze de vertrouwelijkheid en de bewaring van het dossier worden gewaarborgd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Verzoek tot gerechtelijke reorganisatie en de daarop volgende procedure] [#S1;S#]
Art. XX.41

[ [#S1;S#] § 1. De schuldenaar die het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie aanvraagt, richt een verzoekschrift aan de rechtbank.

§ 2. Op straffe van niet-ontvankelijkheid, voegt hij bij zijn verzoekschrift:
1° een uiteenzetting van de gebeurtenissen waarop zijn verzoek is gegrond en waaruit blijkt dat naar zijn oordeel de continuïteit van zijn onderneming onmiddellijk of op termijn bedreigd is;
2° een aanwijzing van de doelstelling of de doelstellingen waarvoor hij het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie aanvraagt;
3° de vermelding van een elektronisch adres waarbij hij zolang de procedure van gerechtelijke organisatie duurt, kan worden bereikt en waaruit hij de ontvangst kan melden van de ontvangen mededelingen;
4° de twee recentste jaarrekeningen die volgens de statuten hadden moeten neergelegd zijn en de eventueel nog niet neergelegde jaarrekening van het laatste boekjaar of, indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is, de twee recentste aangiftes in de personenbelasting; zo de onderneming geen twee boekjaren heeft bestaan, zal zij dit doen voor de gehele periode voor haar oprichting;
5° een boekhoudkundige staat die het actief en het passief weergeeft en de resultatenrekening die maximum drie maanden oud is, opgesteld met de bijstand van hetzij een bedrijfsrevisor, hetzij een externe accountant, hetzij een externe erkend boekhouder of een externe erkend boekhouder-fiscalist;
6° een begroting met een schatting van de inkomsten en uitgaven voor ten minste de duur van de gevraagde opschorting, opgesteld met de bijstand van een van de beroepsbeoefenaars vermeld in 5° ; op advies van de Commissie voor boekhoudkundige normen kan de Koning een model opleggen van geraamde begroting;
7° een volledige lijst van de erkende of beweerde schuldeisers in de opschorting, met vermelding van hun naam, hun adres en het bedrag van hun schuldvordering en de bijzondere vermelding van de hoedanigheid van buitengewone schuldeiser in de opschorting en van het goed dat is belast met een zakelijke roerende zekerheid of een hypotheek of dat eigendom is van de betrokken schuldeiser;
8° een toelichting omtrent de wijze waarop de maatregelen en voorstellen die hij overweegt om de rendabiliteit en de solvabiliteit van zijn onderneming te herstellen, om een eventueel sociaal plan in te zetten en om de schuldeisers te voldoen;
9° een toelichting omtrent de wijze waarop de schuldenaar voldaan heeft aan de wettelijke of conventionele verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers in te lichten of te raadplegen;
10° de lijst van vennoten indien de schuldenaar een in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#] bepaalde onderneming, of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, is en het bewijs dat de vennoten op de hoogte werden gebracht;
11° een kopie van de exploten van bevel en van uitvoerende roerende en onroerende beslagen, zoals deze verschijnen in het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie en overdracht en collectieve schuldenregeling, in het geval dat hij de schorsing van de werkzaamheden van verkoop op onroerend uitvoerend beslag vordert overeenkomstig artikelen XX. 44, §§ 2 en 3 en XX. 51, §§ 2 en 3.

   Daarnaast kan de schuldenaar bij zijn verzoekschrift alle andere stukken voegen die hij nuttig oordeelt om het verzoekschrift toe te lichten. Hij waakt erover dat de neergelegde stukken geen gegevens inhouden die zijn beroepsgeheim zouden kunnen schenden en voegt, in voorkomend geval, een noot bij zijn verzoekschrift die verantwoordt waarom hij bepaalde stukken op die gronden niet heeft kunnen neerleggen.

§ 3. Het verzoekschrift wordt ondertekend door de schuldenaar of door diens advocaat. Het wordt met de nuttige stukken neergelegd in het register zoals bepaald in artikel XX.15.

§ 4. Binnen achtenveertig uur deelt de griffier bericht van de indiening van het verzoekschrift mee aan de procureur des Konings, die alle handelingen van de procedure zal kunnen bijwonen. De griffier geeft hierover eveneens een bericht aan de Orde of Instituut waarvan de verzoeker deel uitmaakt indien het verzoekschrift is neergelegd door een onderneming bedoeld in artikel I.1.14°.

   De rechtbank kan het verslag dat is opgesteld door de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden overeenkomstig artikel XX.28 voegen bij het dossier van de gerechtelijke reorganisatie.] [#S1;S#]

   &bsp;----------

   ( 1 ) <Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>

   ( 2 ) <W 2018-04-15/14, art. 222, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>

Art. XX.42

[ [#S1;S#] In elk geval wijst de voorzitter van de rechtbank onmiddellijk na de indiening van het verzoekschrift een gedelegeerd rechter aan die rechter in de rechtbank is, de voorzitter uitgezonderd, of een [ [#S2;S#] rechter in ondernemingszaken] [#S2;S#], om bij de kamer van de rechtbank waaraan de zaak is toebedeeld, verslag uit te brengen over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek en over elk element dat nuttig is voor de beoordeling ervan.

   In het geval bedoeld in artikel XX.84, duidt de rechtbank een gedelegeerd rechter aan met de opdracht die dit artikel preciseert.

   De gedelegeerd rechter hoort de schuldenaar en elke andere persoon van wie hij het horen nuttig acht. Hij kan bij de schuldenaar de informatie opvragen die nodig is om diens toestand te beoordelen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 253, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XX.43

[ [#S1;S#] De gedelegeerd rechter waakt over de naleving van deze wet en licht de rechtbank in over de evolutie van de toestand van de schuldenaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.44

[ [#S1;S#] § 1. Zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, ongeacht of de vordering werd ingeleid of het middel van tenuitvoerlegging aangevat voor of na de neerlegging van het verzoekschrift:
- kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard; indien de schuldenaar een rechtspersoon is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden;
- kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar plaatsvinden als gevolg van de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging.

§ 2. Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet. Alleszins kan de rechtbank de schorsing ervan uitspreken, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, en op uitdrukkelijke vraag van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie evenals op verzoek van de beslagleggende schuldeiser. Het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsend effect. Indien de schorsing van de verkoop is uitgesproken, zullen de kosten voortgebracht uit deze schorsing ten laste zijn van de verzoeker. De termijnen worden berekend overeenkomstig artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 3. Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van onroerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden volgend op het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet. De termijnen worden berekend overeenkomstig artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

   Alleszins zal de notaris de verkoopswerkzaamheden dienen te schorsen indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1° de rechtbank spreekt de schorsing van de gedwongen verkoopswerkzaamheden uit, op uitdrukkelijk verzoek van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, evenals [ [#S2;S#] de ingeschreven hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser] [#S2;S#] en de schuldenaar; het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsend effect; de werkelijke kosten waaraan de notaris werd blootgesteld in het kader van de gedwongen verkoop, tussen zijn aanstelling en het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, zijn ten laste van de schuldenaar;
2° een met deze kosten overeenstemmend bedrag wordt overgemaakt op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
3° de gerechtsdeurwaarder stelt de notaris onmiddellijk in kennis hiervan per exploot;

   Deze voorwaarden dienen ten minste drie werkdagen voor de dag die werd vastgesteld om over te gaan tot de gedwongen verkoop, te worden vervuld.

   De gerechtsdeurwaarder maakt het overgeschreven bedrag over in handen van de notaris binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Dit bedrag zal bestemd zijn voor de betaling [ [#S2;S#] van deze kosten] [#S2;S#].

§ 4. In geval van beslag lastens meerdere schuldenaren waarvan één van hen een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie heeft ingediend, wordt de gedwongen verkoop van roerende en onroerende goederen verdergezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag afhankelijk van het geval [ [#S2;S#] , zonder afbreuk te doen aan paragrafen 1 tot 3] [#S2;S#]. In geval van verkoop op uitvoerend onroerend beslag maakt de notaris in voorkomend geval, na betaling van de [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] hypothecaire en bijzonder bevoorrechte schuldeisers, het saldo over van het deel van de verkoopprijs dat toekomt aan de schuldenaar, aan deze laatste of aan de gerechtsmandataris in geval van opening van een procedure door overdracht onder gerechtelijk gezag. Deze betaling is bevrijdend evenals de betaling gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 5. In ieder geval dient de schuldenaar onmiddellijk de notaris of de gerechtsdeurwaarder belast met de verkoop van het goed schriftelijk in kennis te stellen van de neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel XX.43. Indien een verzoek tot schorsing van de verkoop werd ingesteld door middel van dit verzoekschrift, dient de schuldenaar gelijktijdig de notaris hiervan in kennis te stellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 223, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Voorwaarden voor de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie] [#S1;S#]
Art. XX.45

[ [#S1;S#] § 1. De procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend indien de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn bedreigd is.

§ 2. Indien de schuldenaar een rechtspersoon is, wordt de continuïteit van zijn onderneming in elk geval geacht bedreigd te zijn wanneer de verliezen het netto actief hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal.

§ 3. De staat van faillissement van de schuldenaar sluit op zich niet uit dat een procedure van gerechtelijke reorganisatie kan worden geopend of voortgezet.

§ 4. Het ontbreken van de in artikel XX.41, § 2, bepaalde stukken sluit niet uit dat toepassing wordt gemaakt van artikel XX.84, § 2.

§ 5. Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die minder dan drie jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, kan de procedure van gerechtelijke reorganisatie enkel geopend worden indien ze strekt tot overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten.

   Een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie heeft geen schorsende werking, zoals beschreven in artikel XX.44, indien het uitgaat van een schuldenaar die minder dan zes maanden tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd, tenzij de rechtbank anders bepaalt in een met redenen omklede beslissing.

   Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die meer dan drie maar minder dan vijf jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, mag de nieuwe procedure van gerechtelijke reorganisatie niet terugkomen op de verworvenheden van de schuldeisers die zijn verkregen tijdens de vorige procedure.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Vonnis over het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie en de gevolgen ervan] [#S1;S#]
Art. XX.46

[ [#S1;S#] § 1. De rechtbank behandelt het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie binnen een termijn van vijftien dagen na de neerlegging van het verzoekschrift in het register.

   Behoudens verzaking aan deze oproeping wordt de schuldenaar uiterlijk drie vrije dagen voor de zitting opgeroepen door de griffier.

   De schuldenaar wordt in raadkamer gehoord, tenzij hij uitdrukkelijk de wil heeft geuit om in openbare terechtzitting te worden gehoord.

   Nadat zij het verslag van de gedelegeerd rechter heeft gehoord, doet de rechtbank uitspraak bij vonnis binnen een termijn van acht dagen na de behandeling van het verzoek. Indien een verzuim of onregelmatigheid bij de neerlegging van de stukken niet van die aard is dat de rechtbank daardoor wordt verhinderd te onderzoeken of de in artikel XX.45 bepaalde voorwaarden vervuld zijn en indien dat verzuim of die onregelmatigheid door de schuldenaar kan worden hersteld, kan de rechtbank, nadat de schuldenaar gehoord is, de zaak voor verdere behandeling uitstellen.

§ 2. Indien de voorwaarden vermeld in artikel XX.45 vervuld lijken, verklaart de rechtbank de procedure van gerechtelijke reorganisatie geopend en bepaalt zij de duur van de in artikel XX.39 bedoelde opschorting, die niet langer mag zijn dan zes maanden.

§ 3. Indien de procedure van gerechtelijke reorganisatie tot doel heeft het akkoord van de schuldeisers te verkrijgen over een reorganisatieplan, vermeldt de rechtbank, in het vonnis waarin zij deze procedure open verklaart of in een later vonnis, de plaats, dag en uur waarop, behoudens verlenging van de opschorting, de terechtzitting zal plaatsvinden waarop zal overgegaan worden tot de stemming over dit plan en geoordeeld zal worden over de homologatie.

§ 4. In het vonnis waarbij de procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend of in elke latere beslissing, kan de rechtbank aan de schuldenaar bijkomende informatieverplichtingen opleggen om de opvolging van de procedure te vergemakkelijken.

   De rechtbank kan inzonderheid aan de schuldenaar opleggen op bepaalde tijdstippen de volgens een model bepaald door de rechtbank opgestelde lijst van schuldeisers neer te leggen in het dossier van de gerechtelijke reorganisatie. De Koning kan bepalen op welke wijze de lijst moet worden neergelegd.

   Indien de schuldenaar deze verplichtingen niet naleeft kan de rechtbank handelen zoals bepaald in artikel XX.62, of desgevallend de aanvraag tot verlenging, zoals bepaald in artikel XX.59, weigeren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.47

[ [#S1;S#] Tegen het vonnis dat beslist over de vordering tot het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie staat geen verzet open.

   Het hoger beroep ertegen wordt ingesteld bij verzoekschrift, neergelegd op de griffie van het hof van beroep binnen acht dagen na de kennisgeving van het vonnis. De griffier van het hof van beroep geeft bij gerechtsbrief kennis van het verzoekschrift aan de eventuele geïntimeerde en in voorkomend geval bij gewone brief aan zijn advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de neerlegging.

   Als het vonnis de vordering verwerpt, schort het hoger beroep de uitspraak op.

   De zaak wordt behandeld, bij hoogdringendheid, op de inleidingszitting of op een nabijgelegen zitting. De gedelegeerd rechter wordt gehoord in zijn verslag. Het verslag kan evenwel ook neergelegd worden in het register uiterlijk twee dagen voor de zitting.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.48

[ [#S1;S#] § 1. Het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie open verklaart, wordt door toedoen van de griffier binnen een termijn van vijf dagen bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   Het uittreksel vermeldt:
1° in het geval van een natuurlijke persoon, de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, de aard van de voornaamste activiteit alsmede de handelsnaam waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, het adres alsmede de plaats van zijn hoofdvestiging en het ondernemingsnummer; in het geval van een rechtspersoon, de naam van de rechtspersoon, de rechtsvorm, de handelsnaam waaronder de activiteit wordt uitgeoefend, de maatschappelijke zetel en het ondernemingsnummer; in het geval van een onderneming als bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], de handelsnaam waaronder de activiteit wordt uitgeoefend, in voorkomend geval het ondernemingsnummer en de zetel van de activiteit en de identificatiegegevens van de gemachtigde, in voorkomend geval;
2° de datum van het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent en de rechtbank die het heeft gewezen;
3° de naam en de voornaam van de gedelegeerd rechter en, in voorkomend geval, van de krachtens de artikelen XX.30 en XX.31 aangestelde gerechtsmandatarissen, met het elektronisch adres waarop de elektronische mededelingen aan de gedelegeerd rechter moeten worden gericht en met het elektronisch adres van de gerechtsmandataris;
4° het doel of de doelstellingen van de procedure, de einddatum van de opschorting en, in voorkomend geval, de plaats, dag en uur bepaald om uitspraak te doen over een verlenging ervan;
5° in voorkomend geval, en indien de rechtbank ze reeds kan vaststellen, de voor de stemming en de beslissing over het reorganisatieplan vastgestelde plaats, dag en uur.

§ 2. Indien het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent, betrekking heeft op een onderneming bedoeld in artikel I.1.14°, geeft de griffier hiervan kennis aan de Orde of Instituut waartoe de [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] schuldenaar behoort.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 224, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.49

[ [#S1;S#] § 1. Indien de procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot een collectief akkoord of een overdracht onder gerechtelijk gezag, stelt de schuldenaar de schuldeisers individueel in kennis van de gegevens vermeld in artikel XX.48 binnen een termijn van acht dagen te rekenen vanaf de dag waarop het vonnis is uitgesproken.

   Bovendien voegt hij bij die mededeling de in artikel XX.41, § 2, 7°, bedoelde lijst van schuldeisers alsook het bedrag van hun schuldvordering, de bijzondere vermelding van de hoedanigheid van buitengewone schuldeiser in de opschorting en van de bezwaarde goederen.

   De in deze paragraaf bedoelde mededeling wordt elektronisch gedaan, tenzij de schuldeiser geen elektronisch bericht kan ontvangen. De elektronische mededeling bevat de mogelijkheid gegeven aan de bestemmeling om de juistheid te bevestigen. In geval de schuldeiser geen elektronisch bericht kan ontvangen, stelt de schuldenaar de schuldeiser daarvan in kennis met een aangetekende brief met ontvangstbewijs en voegt hij het bewijs van de verzending bij het dossier van de gerechtelijke reorganisatie. Het bericht aan de schuldeiser vermeldt dat de schuldeiser zowel elektronisch als op materiële drager de juistheid kan bevestigen van het bericht.

   De schuldenaar plaatst een kopie van zijn mededelingen in het register, of levert, in voorkomend geval, aan de griffier een kopie op een materiële drager om ze op te nemen in het in artikel XX.41 bedoelde dossier.

   De Koning kan bepalen welke gegevens in de mededeling moeten opgenomen worden.

§ 2. Elke schuldeiser in de opschorting die het bedrag of de hoedanigheid van een opgenomen schuldvordering op de lijst bedoeld in artikel XX.41, § 2, 7°, betwist, kan, in geval van voortdurende onenigheid met de schuldenaar, met een tegensprekelijk verzoekschrift de betwisting voor de rechtbank brengen die de procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft geopend.

   Elke schuldvordering in de opschorting gebracht op de lijst bedoeld in artikel XX.41, § 2, 7°, in voorkomend geval gewijzigd met toepassing van artikel XX.68, kan op dezelfde wijze door elke belanghebbende worden betwist. De vordering wordt gericht tegen de schuldenaar en de schuldeiser in de opschorting van wie de vordering betwist wordt.

   De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter, na de derde belanghebbende, de betwiste schuldeiser in de opschorting en de schuldenaar te hebben gehoord.

   De schuldeiser legt zijn verzoekschrift neer in het register. De griffier geeft hiervan kennis aan de schuldenaar en in voorkomend geval aan de betrokken schuldeisers of aan de tussenkomende partij via het register.

   De schuldenaar legt de aldus gewijzigde schuldeiserslijst in het register neer.

   Van het vonnis wordt bij gerechtsbrief kennis gegeven aan de verzoeker, aan de schuldenaar en aan eventuele tussenkomende partijen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 6. [ [#S1;S#] - Gevolgen van de beslissing tot reorganisatie] [#S1;S#]
Art. XX.50

[ [#S1;S#] Tijdens de duur van de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar worden voortgezet of aangewend.

   Tijdens dezelfde periode kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard behoudens op aangifte van de schuldenaar zelf en, indien de schuldenaar een rechtspersoon is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.51

[ [#S1;S#] § 1. Tijdens de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel beslag worden gelegd, onverminderd het recht van de schuldeiser om een wettelijke of conventionele zekerheid te vestigen. Op dergelijke zekerheden is artikel XX.111, 3°, niet van toepassing.

   De reeds eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter, maar de rechtbank kan, naar gelang van de omstandigheden, er handlichting gegeven wordt na de gedelegeerde rechter gehoord te hebben in zijn verslag en na de schuldeiser en de schuldenaar gehoord te hebben, in zoverre de handlichting geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser. Het verzoek tot handlichting wordt ingeleid bij verzoekschrift.

§ 2. Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, en indien de schuldenaar, in voorkomend geval, geen gebruik gemaakt heeft van het recht tot schorsing in toepassing van artikel XX.44, § 2, of indien zijn verzoek werd verworpen, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet, ondanks het vonnis tot opening van gerechtelijke reorganisatie. De schuldenaar die geen gebruik gemaakt heeft van het recht tot schorsing in toepassing van artikel XX.44, § 2, kan alsnog aan de rechtbank vragen de schorsing uit te spreken na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, en de schuldenaar. Het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsende werking. Indien de schorsing van de verkoop is uitgesproken, zullen de kosten voortgebracht uit deze schorsing ten laste zijn van de verzoeker. De termijnen worden berekend overeenkomstig de artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 3. Indien de dag die vastgesteld werd om over te gaan tot de gedwongen verkoop van onroerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, en indien de schuldenaar geen gebruik gemaakt heeft van het recht tot schorsing in toepassing van artikel XX.44, § 2, of indien zijn verzoek werd verworpen, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet, ondanks het vonnis tot opening van de gerechtelijke reorganisatie. De termijnen worden berekend overeenkomstig artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

   Alleszins zal de notaris de verkoopswerkzaamheden dienen te schorsen indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1° de rechtbank spreekt de schorsing van de gedwongen verkoopswerkzaamheden uit, op uitdrukkelijk verzoek van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, evenals [ [#S2;S#] de ingeschreven hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser] [#S2;S#] en de schuldenaar. Het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsend effect. De werkelijke kosten waaraan de notaris werd blootgesteld in het kader van de gedwongen verkoop, tussen zijn aanstelling en het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, zijn ten laste van de schuldenaar;
2° een met deze kosten overeenstemmend bedrag wordt overgemaakt op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
3° De gerechtsdeurwaarder stelt de notaris onmiddellijk in kennis hiervan per exploot;

   Deze voorwaarden dienen ten minste drie werkdagen voor de dag die werd vastgesteld om over te gaan tot de gedwongen verkoop, te worden vervuld.

   De gerechtsdeurwaarder maakt het overgeschreven bedrag over in handen van de notaris binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Dit bedrag zal bestemd zijn voor de betaling [ [#S2;S#] van deze kosten] [#S2;S#].

§ 4. In geval van beslag lastens verscheidene schuldenaren van wie een van hun een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie heeft ingediend, wordt de gedwongen verkoop van roerende en onroerende goederen voortgezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag afhankelijke van het geval [ [#S2;S#] , zonder afbreuk te doen aan paragrafen 1 tot 3] [#S2;S#]. In geval van verkoop op uitvoerend onroerend beslag maakt de notaris in voorkomend geval, na betaling van de [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#] hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, het saldo over van het deel van de verkoopprijs dat toekomt aan de schuldenaar, aan deze laatste of aan de gerechtsmandataris in geval van opening van een procedure door overdracht onder gerechtelijk gezag. Deze betaling is bevrijdend evenals de betaling gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 5. In ieder geval dient de schuldenaar onmiddellijk de notaris of de gerechtsdeurwaarder belast met de verkoop van het goed schriftelijk in kennis te stellen van de neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel XX.41. Indien een verzoek tot schorsing van de verkoop werd ingesteld door middel van dit verzoekschrift, dient de schuldenaar gelijktijdig de notaris hiervan in kennis te stellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 225, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.52

[ [#S1;S#] De opschorting heeft geen weerslag op het pand dat specifiek betrekking heeft op schuldvorderingen. Een pand op een handelsfonds, op een landbouwexploitatie of op een algemeenheid van goederen dat schuldvorderingen omvat, is geen pand dat specifiek betrekking heeft op schuldvorderingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.53

[ [#S1;S#] De opschorting staat de vrijwillige betaling door de schuldenaar van schuldvorderingen in de opschorting niet in de weg in zoverre die betaling vereist is voor de continuïteit van de onderneming.

   De artikelen XX.111, 2°, en XX.112 zijn niet toepasselijk op de betalingen die tijdens de periode van opschorting worden gedaan.

   De schuldvorderingen in de opschorting worden niet in aanmerking genomen in de regelgeving op de overheidsopdrachten om te bepalen of de schuldenaar al dan niet de nadere regels inzake de terugbetaling van de desbetreffende schulden naleeft. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of het bestuur van de belastingen maakt geen gewag van die schulden in de attesten die ze afleveren.

   De in artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde rechtstreekse vordering wordt niet verhinderd door het vonnis dat de gerechtelijke reorganisatie van de aannemer open verklaart en evenmin door latere beslissingen die door de rechtbank zijn gewezen tijdens de gerechtelijke reorganisatie of met toepassing van artikel XX.84, § 2.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.54

[ [#S1;S#] § 1. De opschorting komt ten goede aan de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de schuldenaar, die persoonlijk medeverbonden zijn voor de contractuele schulden van de schuldenaar die verbonden zijn met diens beroepsactiviteit. De opschorting komt hen niet ten goede voor persoonlijke of gemeenschappelijke schulden volgend uit overeenkomsten door hen gesloten, ongeacht of die overeenkomsten alleen of samen met de schuldenaar werden gesloten, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de schuldenaar.

   Deze bescherming kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd in de zes maanden vóór het indienen van het in artikel XX.41, § 1, bedoelde verzoekschrift tot het instellen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, niet tot voordeel strekken.

§ 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek, strekt de opschorting niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.

§ 3. Vanaf het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie open verklaart, kan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar, vragen dat de rechtbank voor recht zou verklaren dat het bedrag van de persoonlijke zekerheid kennelijk niet evenredig is met de mogelijkheid, op het ogenblik waarop de opschorting wordt toegekend, die hij heeft de schuld terug te betalen, waarbij die mogelijkheid moet worden beoordeeld zowel ten aanzien van zijn roerende en onroerende goederen als ten aanzien van zijn inkomsten.

   Daartoe vermeldt de verzoeker in zijn verzoekschrift:
1° zijn identiteit, beroep en woonplaats;
2° de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
3° de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
4° de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
5° het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
6° de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
7° elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.

   Het verzoekschrift wordt neergelegd in het dossier van de gerechtelijke reorganisatie.

   De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het register kunnen worden geraadpleegd.

   De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.

§ 4. Indien de rechtbank de vraag inwilligt, kan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar, het voordeel van de opschorting genieten en in voorkomend geval, de gevolgen van het minnelijk akkoord, het collectief akkoord en de schuldkwijtschelding bedoeld in artikel XX.96.

§ 5. Het vonnis dat de vordering toekent wordt door toedoen van de griffier in het register neergelegd en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.55

[ [#S1;S#] Schuldvergelijking tussen schuldvorderingen in de opschorting en schulden ontstaan tijdens de opschorting is enkel toegestaan indien deze verknocht zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.56

[ [#S1;S#] § 1. Niettegenstaande enige andersluidende contractuele bepaling maakt de aanvraag of opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie geen einde aan de lopende overeenkomsten noch aan de modaliteiten van hun uitvoering.

   De contractuele wanprestatie van de schuldenaar voorafgaand aan de toekenning van de opschorting maakt voor de schuldeiser geen grond uit voor de beëindiging van de overeenkomst, in zoverre de schuldenaar deze wanprestatie ongedaan maakt door de overeenkomst uit te voeren binnen een termijn van vijftien dagen na hiervoor in gebreke te zijn gesteld door de schuldeiser in de opschorting, na de toekenning van de opschorting.

§ 2. Vanaf de opening van de procedure kan de schuldenaar evenwel eenzijdig beslissen de uitvoering van zijn contractuele verplichtingen op te schorten voor de duur van de opschorting met een mededeling aan de medecontractant overeenkomstig artikel XX.49, § 1, wanneer de reorganisatie van de onderneming zulks noodzakelijkerwijs vereist.

   De schuldvordering voor de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant wegens die opschorting, is onderworpen aan de opschorting.

   Het recht van de schuldenaar om de uitvoering van zijn contractuele verplichtingen eenzijdig op te schorten, is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomsten.

   Ingeval de schuldenaar dat recht uitoefent, kan de medecontractant de uitvoering van zijn eigen contractuele verplichtingen opschorten. Hij kan evenwel geen einde maken aan de overeenkomst enkel en alleen op grond van de eenzijdige opschorting van de uitvoering ervan door de schuldenaar.

§ 3. De strafbedingen, met inbegrip van bedingen tot verhoging van de rentevoet, die ertoe strekken op forfaitaire wijze de potentiële schade te dekken geleden door het niet nakomen van de hoofdverbintenis, blijven zonder gevolg tijdens de periode van opschorting en tot de integrale uitvoering van het reorganisatieplan ten aanzien van de in het plan opgenomen schuldeisers. De schuldeiser kan evenwel de werkelijke door de niet-naleving van de hoofdverbintenis geleden schade opnemen in zijn schuldvordering in de opschorting.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.57

[ [#S1;S#] Een schuldvordering die voortvloeit uit lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, met inbegrip van de contractueel verschuldigde rente, is niet onderworpen aan de opschorting in de mate dat zij betrekking heeft op prestaties verricht nadat de procedure open is verklaard.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.58

[ [#S1;S#] In de mate dat de schuldvorderingen ten aanzien van de schuldenaar beantwoorden aan prestaties uitgevoerd tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie door zijn medecontractant, en ongeacht of zij voortvloeien uit nieuwe verbintenissen van de schuldenaar of uit overeenkomsten die lopen op het ogenblik van het openen van de procedure, worden zij beschouwd als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement of in de verdeling bedoeld in artikel XX.91 bij overdracht onder gerechtelijk gezag, voor zover er een nauwe band bestaat tussen de beëindiging van de gerechtelijke reorganisatieprocedure en die procedure.

   Fiscale of sociaalrechtelijke heffingen, bijdragen of schulden in hoofdsom ook worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als beantwoordend aan prestaties uitgevoerd door een medecontractant.

   De accessoria van fiscale of sociaalrechtelijke heffingen, bijdragen of schulden ontstaan tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden niet beschouwd als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement.

   In voorkomend geval worden de contractuele, wettelijke of gerechtelijke vergoedingen, waarvan de schuldeiser de betaling eist op grond van de beëindiging of niet-uitvoering van de overeenkomst, pro rata opgedeeld in verhouding tot het verband dat zij vertonen met de aan het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie voorafgaande of erop volgende periode.

   De betaling ervan wordt slechts afgenomen bij voorrang van de opbrengst van de tegelde gemaakte goederen waarop een zakelijk recht is gevestigd, voor zover die prestaties bijgedragen hebben tot het behoud van de zekerheid of de eigendom.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 7. [ [#S1;S#] - Verlenging van de opschorting] [#S1;S#]
Art. XX.59

[ [#S1;S#] § 1. Op verzoek van de schuldenaar of van de gerechtsmandataris in het geval van een procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag bedoeld in artikel XX.84 kan de rechtbank de overeenkomstig artikel XX.46, § 2, of overeenkomstig dit artikel verleende opschorting verlengen voor de duur die de rechtbank bepaalt.

   De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter. Deze laatste legt zijn verslag in het register neer uiterlijk twee werkdagen voor de zitting.

   De maximale duur van de verlengde opschorting bedraagt niet meer dan twaalf maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat.

   Op straffe van onontvankelijkheid, dient het verzoekschrift uiterlijk vijftien dagen voor het einde van de toegekende termijn te worden neergelegd.

§ 2. In buitengewone omstandigheden en wanneer het belang van de schuldeisers dit toelaat, kan deze termijn echter worden verlengd met maximaal zes maanden.

   Buitengewone omstandigheden in de zin van deze bepaling zijn in het bijzonder de grootte van de onderneming, de complexiteit van de zaak of de hoegrootheid van het behoud van de werkgelegenheid.

§ 3. Tegen de beslissingen gewezen op grond van dit artikel is geen verzet of hoger beroep toegelaten.

§ 4. Het vonnis dat de verlenging toestaat, wordt door toedoen van de griffier binnen een termijn van vijf dagen na de dagtekening ervan bekendgemaakt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 8. [ [#S1;S#] - Wijziging van het doel van de procedure] [#S1;S#]
Art. XX.60

[ [#S1;S#] Op elk ogenblik tijdens de opschorting kan de schuldenaar aan de rechtbank de wijziging vragen van het doel van de procedure, onverminderd artikel XX.39.

   Het vonnis waarbij de rechtbank de aanvraag inwilligt, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en er wordt kennis van gegeven overeenkomstig artikel XX.49, § 1. Van het vonnis dat het verzoek verwerpt, wordt kennis gegeven aan de schuldenaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 9. [ [#S1;S#] - Voortijdige beëindiging en sluiting van de procedure] [#S1;S#]
Art. XX.61

[ [#S1;S#] De schuldenaar kan op elk ogenblik tijdens de procedure geheel of gedeeltelijk verzaken aan zijn vordering tot gerechtelijke reorganisatie.

   Op verzoek van de schuldenaar en na het verslag van de gedelegeerd rechter gehoord te hebben, beëindigt de rechtbank de procedure geheel of gedeeltelijk.

   De schuldenaar kan aan de rechtbank vragen om in het vonnis elk akkoord te noteren dat hij gesloten heeft met de betrokken schuldeisers op het eind van de procedure.

   Het vonnis wordt bekendgemaakt overeenkomstig de nadere regels bepaald bij artikel XX.48.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.62

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de schuldenaar kennelijk niet meer in staat is de continuïteit van het geheel of een gedeelte van zijn activa of van zijn activiteiten te verzekeren overeenkomstig het doel van de procedure of wanneer de informatie die aan de gedelegeerd rechter, aan de rechtbank of aan de schuldeisers is verstrekt bij de neerlegging van het verzoekschrift of later kennelijk onvolledig of onjuist is, kan de rechtbank de voortijdige beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie bevelen bij een vonnis dat de procedure afsluit.

§ 2. De rechtbank doet uitspraak op verzoekschrift van de schuldenaar, op dagvaarding van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende, gericht tegen de schuldenaar, na het verslag van de gedelegeerd rechter en het advies of de vorderingen van het openbaar ministerie te hebben gehoord.

   In dat geval kan de rechtbank in hetzelfde vonnis het faillissement van de schuldenaar uitspreken of, indien de schuldenaar een rechtspersoon is, de gerechtelijke vereffening uitspreken, wanneer zulks gevraagd is in het verzoek en aan de voorwaarden hiertoe wordt voldaan.

§ 3. Wanneer de gedelegeerd rechter van oordeel is dat de voortijdige beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie verantwoord is in het licht van paragraaf 1, stelt hij een verslag op dat hij in het register neerlegt en aan het openbaar ministerie mededeelt.

   De schuldenaar wordt bij gerechtsbrief opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen binnen acht dagen na het plaatsen van het verslag in het register. In de gerechtsbrief wordt vermeld dat het verslag in het register is neergelegd, dat de schuldenaar ter terechtzitting zal worden gehoord en dat het openbaar ministerie daar de beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie kan vorderen.

   Ter terechtzitting wordt de schuldenaar gehoord en kan het openbaar ministerie, waarvan het advies wordt gehoord, in voorkomend geval de voortijdige beëindiging van de procedure vorderen.

§ 4. Het vonnis wordt bekendgemaakt overeenkomstig de bij artikel XX.48, bepaalde nadere regels en er wordt kennis van gegeven aan de schuldenaar per gerechtsbrief.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.63

[ [#S1;S#] Vanaf het ogenblik van de uitspraak van het vonnis dat de voortijdige beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie beveelt of dat ze afsluit, eindigt de opschorting en oefenen de schuldeisers opnieuw volledig hun rechten en vorderingen uit.

   Hetzelfde gebeurt wanneer de opschorting verstrijkt zonder verlengd te zijn met toepassing van artikel XX.59 of XX.85, derde lid.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord] [#S1;S#]
Art. XX.64

[ [#S1;S#] De procedure van het minnelijk akkoord strekt tot het afsluiten van een akkoord tussen de schuldenaar en alle schuldeisers of ten minste twee schuldeisers met het oog op de gezondmaking van de financiële toestand of de reorganisatie van zijn onderneming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.65

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het afsluiten van een of meerdere minnelijke akkoorden, streeft de schuldenaar dit doel na onder het toezicht van de gedelegeerd rechter en, in voorkomend geval, met de hulp van de ondernemingsbemiddelaar of van de, met toepassing van artikel XX.31 aangestelde, gerechtsmandataris.

§ 2. De artikelen 1328 van het Burgerlijk Wetboek, XX.111, 2° en 3°, en XX.112 zijn niet toepasselijk op een minnelijk akkoord noch op de handelingen verricht ter uitvoering ervan.

§ 3. Indien een minnelijk akkoord bereikt wordt, homologeert de rechtbank dit akkoord, oordelend op tegensprekelijk verzoekschrift van de schuldenaar en op verslag van de gedelegeerd rechter, verklaart het uitvoerbaar en sluit de procedure.

   In voorkomend geval kan de rechtbank, op tegensprekelijk verzoekschrift van de schuldenaar gematigde termijnen verlenen zoals bedoeld in artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek.

§ 4. De beslissing inzake homologatie of toekenning van gematigde termijnen kan de opdracht verlengen van de ondernemingsbemiddelaar of van de gerechtsmandataris aangewezen overeenkomstig artikel XX.31 om de uitvoering van het minnelijk akkoord of van de verplichtingen van de schuldenaar te vergemakkelijken.

§ 5. Die beslissingen worden bekendgemaakt volgens de nadere regels bedoeld in artikel XX.48.

§ 6. Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de eventuele kostprijs de wettelijke formaliteiten inzake tegenwerpbaarheid aan derden van de door het minnelijk akkoord verleende rechten het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851.

   Wanneer de voorzitter van de rechtbank het einde van de opdracht van de ondernemingsbemiddelaar of van de gerechtsmandataris aangewezen overeenkomstig artikel XX.31 vaststelt, stelt hij zijn staat van kosten en ereloon vast.

   Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de schuldvordering op grond daarvan het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851.

§ 7. Dit artikel geldt onverminderd de verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers te raadplegen en in te lichten overeenkomstig de bestaande wettelijke of conventionele bepalingen.

§ 8. De schuldeisers die partij zijn bij een minnelijk akkoord kunnen niet aansprakelijk worden gesteld door de schuldenaar, door een andere schuldeiser of door derden enkel en alleen omdat dat minnelijk akkoord de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten niet daadwerkelijk mogelijk heeft gemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.66

[ [#S1;S#] De gevolgen van het minnelijk akkoord komen ten goede aan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar en wiens verzoek, bedoeld in artikel XX.54, § 3, werd ingewilligd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord] [#S1;S#]
Art. XX.67

[ [#S1;S#] De procedure van het collectief akkoord heeft het doel een akkoord van de schuldeisers te verkrijgen over een reorganisatieplan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.68

[ [#S1;S#] § 1. De schuldeiser in de opschorting of elke derde belanghebbende die het bedrag of de hoedanigheid van zijn schuldvordering betwist met toepassing van artikel XX.49, § 2, dient het verzoekschrift in uiterlijk een maand voor de in artikel XX.78 bedoelde zitting.

   De rechtbank beslist, uiterlijk vijftien dagen voor dezelfde zitting op verslag van de gedelegeerd rechter, over het bedrag of de hoedanigheid van de schuldvordering. De griffie geeft kennis van de beslissing aan de schuldeiser en aan de schuldenaar via het register.

§ 2. Indien geen enkele betwisting werd gebracht voor de rechtbank uiterlijk een maand voor de in artikel XX.78 bedoelde rechtszitting kan de betrokken schuldeiser, onverminderd de toepassing van artikel XX.69, enkel stemmen en in het plan worden opgenomen voor het bedrag voorgesteld door de schuldenaar in de in artikel XX.49 bedoelde mededeling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.69

[ [#S1;S#] Indien de betwisting niet tot haar bevoegdheid behoort, bepaalt de rechtbank het bedrag of de hoedanigheid waarvoor de schuldvordering voorlopig zal aanvaard worden in de werkzaamheden van de gerechtelijke reorganisatie en verwijst de partijen naar de bevoegde rechtbank opdat die ten gronde oordeelt. Hetzelfde geldt indien de betwisting tot haar bevoegdheid behoort maar de beslissing over de betwisting niet binnen een voldoende korte termijn zou kunnen worden genomen.

   Op verslag van de gedelegeerd rechter kan de rechtbank op elk ogenblik, in geval van volstrekte noodzakelijkheid en op eenzijdig verzoekschrift van de schuldenaar of een schuldeiser, de beslissing tot vaststelling van het bedrag of de hoedanigheid van de schuldvordering in de opschorting wijzigen op basis van nieuwe elementen.

   Tegen het vonnis dat het voorlopig aanvaarde bedrag of de hoedanigheid van de schuldvordering bepaalt, staat geen enkel rechtsmiddel open.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.70

[ [#S1;S#] § 1. Tijdens de opschorting werkt de schuldenaar een plan uit samengesteld uit een beschrijvend en een bepalend gedeelte.

   In voorkomend geval staat de gerechtsmandataris of de ondernemingsbemiddelaar aangesteld door de rechtbank met toepassing van de artikelen XX.31 of XX.36 de schuldenaar bij om het plan op te stellen.

§ 2. Het beschrijvend gedeelte van het plan beschrijft de staat van de onderneming, de moeilijkheden die ze ondervindt en de middelen waarmede zij deze wil verhelpen.

   Het omschrijft nader hoe de schuldenaar de rendabiliteit van de onderneming zal herstellen.

§ 3. Het bepalend gedeelte van het plan bevat de maatregelen om de schuldeisers in de opschorting opgenomen op de lijst bedoeld in de artikelen XX.41, § 2, 7°, en XX.77, te voldoen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.71

[ [#S1;S#] Het reorganisatieplan beschrijft nauwkeurig de rechten van alle personen die titularis zijn van schuldvorderingen in de opschorting en van de wijziging van de rechten ten gevolge van de stemming en de homologatie van het reorganisatieplan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.72

[ [#S1;S#] Het plan vermeldt de voorgestelde betalingstermijnen en de verminderingen op de schuldvorderingen in de opschorting, in kapitaal en interest, verhogingen, boeten en kosten. Het kan behalve wat schuldvorderingen van de entiteiten bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, tweede lid, 1°, c)] [#S2;S#], betreft, in de omzetting van schuldvorderingen in aandelen voorzien. Het kan ook voorzien in een gedifferentieerde regeling voor bepaalde categorieën van schuldvordering onder meer op grond van de omvang of de aard ervan. Het plan kan eveneens in een maatregel voorzien voor de verzaking aan de interest, verhogingen, boeten en kosten of de herschikking van de betaling ervan, alsook in de prioritaire aanrekening van betalingen op de hoofdsom van de schuldvordering.

   Het plan vermeldt welke schuldvorderingen nog betwist zijn met toepassing van de artikelen XX.49 of XX.68, ten einde belanghebbenden in te lichten over de omvang en hun grondslag.

   Het plan kan ook de gevolgen evalueren die de goedkeuring van het plan zou meebrengen voor de betrokken schuldeisers.

   Het kan ook bepalen dat geen schuldvergelijking mogelijk zal zijn tussen de schuldvorderingen in de opschorting en de schulden van de schuldeiser-titularis die zijn ontstaan na de homologatie. Een dergelijk voorstel kan niet gedaan worden met betrekking tot samenhangende vorderingen.

   Wanneer de continuïteit van de onderneming een vermindering van de loonmassa vereist, wordt in een sociaal luik van het reorganisatieplan voorzien, voor zover over een dergelijk plan niet eerder was onderhandeld. In voorkomend geval kan het in ontslagen voorzien.

   Bij de uitwerking van dit plan worden de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad, of, indien er geen is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging gehoord.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 227, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.73

[ [#S1;S#] De voorstellen bevatten voor alle schuldeisers een betalingsvoorstel dat niet minder dan 20 procent van het bedrag van de schuldvordering in hoofdsom mag bedragen.

   Als het plan in een gedifferentieerde behandeling van de schuldeisers voorziet, mag de behandeling van de openbare schuldeisers die een algemeen voorrecht genieten, niet minder gunstig zijn dan die welke de best behandelde gewone schuldeisers in de opschorting genieten. Overeenkomstig het derde lid en met een strikte motivering kan in een lager percentage worden voorzien.

   Het plan kan voor de hierboven vermelde schuldeisers of categorieën van schuldeisers, lagere percentages voorstellen op basis van dwingende en met redenen omklede vereisten die verband houden met de continuïteit van de onderneming.

   Het reorganisatieplan kan niet voorzien in:
- een vermindering of kwijtschelding van schuldvorderingen in de opschorting ontstaan uit arbeidsprestaties met uitsluiting van de fiscale of sociale bijdragen of schulden;
- een vermindering van de onderhoudsschulden, noch van de schulden die voor de schuldenaar voortvloeien uit de verplichting tot herstel van de door zijn schuld veroorzaakte schade die verbonden is aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon;
- een vermindering of kwijtschelding van strafrechtelijke boeten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.74

[ [#S1;S#] Onverminderd de betaling van de interest die hen conventioneel of wettelijk op hun schuldvorderingen verschuldigd is, kan het plan in de opschorting voorzien van de uitoefening van de bestaande rechten van de buitengewone schuldeisers in de opschorting, voor een duur die vierentwintig maanden niet mag overschrijden vanaf het vonnis van homologatie bedoeld in artikel XX.79.

   Het plan kan onder dezelfde voorwaarden in een buitengewone verlenging van die opschorting voorzien voor een termijn van maximum twaalf maanden. In dit geval bepaalt het plan dat bij het verstrijken van de eerste termijn die voor de opschorting is bepaald, de schuldenaar aan de rechtbank, nadat zijn schuldeiser is gehoord, het bewijs moet leveren dat de financiële toestand en verwachte inkomsten van de onderneming na het verstrijken van deze periode de integrale terugbetaling van de betrokken buitengewone schuldeisers in de opschorting redelijkerwijze mogelijk maken, en dat bij ontstentenis van dit bewijs de rechtbank beveelt dat een einde wordt gemaakt aan die opschorting.

   Behoudens hun individuele toestemming of een minnelijk akkoord gesloten overeenkomstig artikel XX.37 of XX.65, waarvan een kopie is gevoegd bij het plan op het ogenblik van de neerlegging in het register, mag het plan geen enkele andere maatregel bevatten die de rechten van die schuldeisers aantast.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.75

[ [#S1;S#] Het reorganisatieplan kan voorzien in de vrijwillige overdracht van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.76

[ [#S1;S#] De uitvoeringstermijn van het plan mag niet langer zijn dan vijf jaar, te rekenen van de homologatie ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.77

[ [#S1;S#] De schuldenaar legt minstens twintig dagen voor de rechtszitting bepaald in het vonnis bedoeld in artikel XX.48 in het register, het plan neer bedoeld in artikel XX.70 alsook de lijst van de schuldeisers, desgevallend aangepast met toepassing van de artikelen XX.49 of XX.68, met vermelding van de lopende betwistingen van schuldvorderingen of aangepast om rekening te houden met de eventuele verrichte betalingen met toepassing van artikel XX.53, eerstej lid.

   Zodra het plan in het register geplaatst is, ontvangen de schuldeisers in de opschorting, opgenomen op de lijst van de schuldeisers door toedoen van de griffier, een bericht, dat vermeldt:
- dat dit plan onderzocht wordt en dat zij het kunnen raadplegen in het register;
- de plaats, datum en uur waarop de zitting zal plaatsvinden waarop zal overgegaan worden tot de stemming over dit plan, en die zal gehouden worden ten minste vijftien dagen na dit bericht;
- dat zij op de zitting, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, hun opmerkingen met betrekking tot het voorgestelde plan zullen kunnen formuleren;
- dat enkel de schuldeisers in de opschorting op wier rechten het plan een weerslag heeft, aan de stemming kunnen deelnemen.

   De gedelegeerd rechter kan beslissen dat de medeschuldenaars, de borgen en de andere persoonlijke zekerheidstellers deze mededeling ook zullen ontvangen en dat zij op dezelfde wijze hun opmerkingen kunnen laten gelden.

   De schuldenaar informeert de vertegenwoordigers van de werknemers, bedoeld in artikel XX.72, laatste lid, over de inhoud van dit plan met inbegrip van de rechten van de buitengewone schuldeisers die werden gewijzigd met toepassing van artikel XX.73.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.78

[ [#S1;S#] Op de dag gemeld aan de schuldeisers overeenkomstig artikel XX.77, hoort de rechtbank het verslag van de gedelegeerd rechter dat deze uiterlijk twee werkdagen vooraf neerlegt in het register, en de middelen van de schuldenaar en de schuldeisers.

   Het reorganisatieplan wordt geacht goedgekeurd te zijn door de schuldeisers wanneer de meerderheid van hen, vertegenwoordigd door hun schuldvorderingen, de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen, voor stemmen.

   De schuldeiser neemt deel aan de stemming in persoon, per geschreven in het register neergelegde volmacht of via de door hem aangestelde advocaat die zonder bijzondere volmacht kan optreden.

   De geschreven volmacht moet minstens twee werkdagen voor de rechtszitting bepaald in het vonnis bedoeld in artikel XX.47 in het register zijn neergelegd.

   Voor de berekening van de meerderheden wordt rekening gehouden met de schuldeisers en de verschuldigde bedragen neergelegd door de schuldenaar overeenkomstig artikel XX.77, alsmede door de schuldeisers wier schuldvorderingen achteraf voorlopig werden toegevoegd in toepassing van de artikelen XX.68 en XX.69.

   Met de schuldeisers die niet aan de stemming deelnamen en hun schuldvorderingen wordt geen rekening gehouden bij het berekenen van de meerderheden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.79

[ [#S1;S#] § 1. Binnen vijftien dagen na de zitting, en in elk geval vóór de vervaldag van de met toepassing van de artikelen XX.48 en XX.59 bepaalde opschorting, beslist de rechtbank of zij al dan niet het reorganisatieplan homologeert.

§ 2. Indien de rechtbank oordeelt dat de pleegvormen niet werden nageleefd of dat het plan de openbare orde schendt, mag zij bij een met redenen omklede beslissing en vooraleer recht te doen, aan de schuldenaar toestaan een aangepast reorganisatieplan aan de schuldeisers voor te leggen volgens de pleegvormen van artikel XX.77. De rechtbank vermeldt in een enkele beslissing alle bezwaren die zij meent te moeten opwerpen ten aanzien van het voorgelegde reorganisatieplan. In dit geval beslist zij dat de periode van opschorting wordt verlengd, zonder dat de bij artikel XX.59 bepaalde maximumtermijn echter kan worden overschreden. Zij stelt ook de datum vast van de zitting waarop zal overgegaan worden tot de stemming over het plan. Tegen de op grond van deze paragraaf gewezen beslissingen kan slechts hoger beroep of verzet worden ingesteld samen met het eindvonnis over de homologatie.

§ 3. De homologatie kan slechts geweigerd worden in geval van niet-naleving van de pleegvormen die door deze wet worden opgelegd of wegens schending van de openbare orde.

   Ze kan niet aan enige voorwaarde onderworpen worden die niet in het reorganisatieplan vervat is noch er enige wijziging in aanbrengen.

§ 4. Onder voorbehoud van de betwistingen die voortvloeien uit de uitvoering van het reorganisatieplan, sluit het vonnis dat oordeelt over de homologatie, de reorganisatieprocedure af.

   Het wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, door toedoen van de griffier.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.80

[ [#S1;S#] De rechtbank oordeelt over de homologatie niettegenstaande elke vervolging die is ingesteld tegen de schuldenaar of zijn bestuurders.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.81

[ [#S1;S#] Tegen het vonnis dat oordeelt over de homologatie staat geen verzet open.

   Hoger beroep kan worden ingesteld door de schuldenaar, indien de homologatie wordt geweigerd, en door de partijen die tijdens de procedure in het geding bij verzoekschrift zijn tussengekomen, indien de homologatie wordt toegekend. Het door een schuldeiser ingestelde hoger beroep is gericht tegen alle partijen die in het geding zijn tussengekomen alsook tegen de schuldenaar.

   Het hoger beroep wordt ingesteld bij verzoekschrift dat op de griffie van het hof van beroep wordt neergelegd binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het vonnis. Het kan worden ingesteld zelfs voor de bekendmaking van de beslissing over de homologatie.

   De zaak wordt behandeld, bij hoogdringendheid, op de inleidingszitting of op een nabijgelegen zitting. De gedelegeerd rechter wordt gehoord in zijn verslag. Het verslag kan evenwel ook schriftelijk worden gedaan en moet dan neergelegd worden in het register uiterlijk twee dagen voor de zitting.

   De rechter in hoger beroep beschikt over de mogelijkheden geboden in artikel XX.79.

   De griffier van het hof van beroep geeft bij gerechtsbrief kennis van het verzoekschrift aan de geïntimeerden en, in voorkomend geval, aan hun advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag na de neerlegging ervan.

   Als het vonnis de homologatie verwerpt, schort het hoger beroep de uitspraak op.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.82

[ [#S1;S#] De homologatie van het reorganisatieplan maakt het bindend voor alle schuldeisers in de opschorting.

   De betwiste, maar na de homologatie gerechtelijk erkende schuldvorderingen in de opschorting, worden betaald op de wijze die is bepaald voor de schuldvorderingen van dezelfde aard. In geen geval kan de uitvoering van het reorganisatieplan geheel of gedeeltelijk opgeschort worden door de met betrekking tot deze betwistingen genomen beslissingen.

   De schuldvorderingen in de opschorting die niet opgenomen zijn in de in artikel XX.41, § 2, 7°, bedoelde lijst noch in het reorganisatieplan, in voorkomend geval gewijzigd met toepassing van artikel XX.68, en die geen aanleiding hebben gegeven tot betwisting, worden betaald na de volledige uitvoering van het plan, op de wijze die is bepaald voor de schuldvorderingen van dezelfde aard. Indien de schuldeiser echter niet behoorlijk werd ingelicht tijdens de opschorting, wordt hij betaald op de wijze en in de mate die het gehomologeerd plan bepaalt voor gelijkaardige schuldvorderingen.

   Tenzij het plan uitdrukkelijk anders bepaalt, bevrijdt de volledige uitvoering ervan de schuldenaar geheel en definitief, voor alle schuldvorderingen die erin voorkomen.

   Artikel XX.111, 2°, is niet van toepassing op de betalingen verricht door de schuldenaar in het kader van de uitvoering van het plan.

   Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek en onverminderd de gevolgen van een bijzonder akkoord bedoeld in artikel XX.74, komt het plan de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden niet ten goede. Het standpunt van een schuldeiser betreffende het plan, doet geen afbreuk aan de rechten die de schuldeiser kan laten gelden tegen de derde die zekerheid heeft gesteld.

   De gevolgen van het collectief akkoord komen ten goede aan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar en wiens verzoek, bedoeld in artikel XX.54, § 3, werd ingewilligd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.83

[ [#S1;S#] Elke schuldeiser kan, door de dagvaarding van de schuldenaar, de intrekking van het reorganisatieplan vorderen wanneer het niet stipt wordt uitgevoerd, of wanneer hij aantoont dat het niet anders zal kunnen en dat hij er schade door zal lijden. De procureur des Konings kan op dezelfde wijze de intrekking vorderen wanneer hij de niet-uitvoering van het geheel of een gedeelte van het plan vaststelt.

   De rechtbank oordeelt, na de schuldenaar te hebben gehoord. Het vonnis dat het plan intrekt, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de griffier. Indien het vonnis betrekking heeft op een beroepsbeoefenaar van een vrij beroep bedoeld in artikel I.1.14°, geeft de griffier hiervan kennis aan de Orde of Instituut waartoe de titularis van een vrij beroep behoort.

   De faillietverklaring van de schuldenaar leidt van rechtswege tot de intrekking van het reorganisatieplan.

   De intrekking van het reorganisatieplan ontneemt het elke uitwerking, behoudens wat betreft de reeds uitgevoerde betalingen en verrichtingen, onder meer de reeds verrichte overdracht van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten. De intrekking heeft tot gevolg dat de schuldenaar en de schuldeisers zich in dezelfde toestand bevinden, behalve wat de voornoemde elementen betreft, als er geen gehomologeerd reorganisatieplan zou geweest zijn.

   De rechtbank kan ambtshalve, vanaf de eerste verjaardag van de homologatiebeslissing, de schuldenaar jaarlijks oproepen om verslag uit te brengen over de uitvoering van het collectief akkoord. De verklaringen van de schuldenaar worden door de griffier opgenomen om gevoegd te worden bij het dossier van de gerechtelijke reorganisatie.

   Op gemotiveerd verzoek van de schuldenaar, kan de rechtbank bij vonnis vaststellen dat het reorganisatieplan correct werd uitgevoerd, mits bewijs van uitvoering van het reorganisatieplan volgens de voorwaarden of met akkoord van de betrokken schuldeisers in afwijking ervan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag] [#S1;S#]
Art. XX.84

[ [#S1;S#] § 1. De overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een gedeelte van de activiteiten kan door de rechtbank bevolen worden met het oog op het behoud ervan wanneer de schuldenaar ermee instemt in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie of later in de loop van de procedure.

   Als de schuldenaar in de loop van de procedure instemt met een overdracht onder gerechtelijk gezag, worden de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, indien er geen is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging, of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging gehoord.

§ 2. Dezelfde overdracht kan op dagvaarding van de procureur des Konings, van een schuldeiser of van eenieder die een belang heeft om het geheel of een gedeelte van de onderneming te verwerven, bevolen worden:
1° wanneer de schuldenaar zich in staat van faillissement bevindt zonder een procedure van gerechtelijke reorganisatie te hebben aangevraagd;
2° wanneer de rechtbank de vordering tot het openen van de procedure met toepassing van artikel XX.46 verwerpt, er de vroegtijdige beëindiging van beveelt met toepassing van artikel XX.62 of het reorganisatieplan intrekt met toepassing van artikel XX.83;
3° wanneer de schuldeisers het reorganisatieplan niet goedkeuren met toepassing van artikel XX.78;
4° wanneer de rechtbank de homologatie van het reorganisatieplan weigert met toepassing van artikel XX.79.

   De vordering tot overdracht kan ingesteld worden in de dagvaarding die strekt tot de voortijdige beëindiging van de procedure tot reorganisatie of de intrekking van het reorganisatieplan, of in een afzonderlijk exploot gericht tegen de schuldenaar.

§ 3. Wanneer zij de overdracht beveelt in hetzelfde vonnis als dit waarin zij het verzoek tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie verwerpt, de voortijdige beëindiging ervan beveelt, het reorganisatieplan intrekt of de homologatie weigert, oordeelt de rechtbank op verslag van de gedelegeerd rechter en gelast zij hem verslag uit te brengen over de uitvoering van de overdracht.

   Wanneer hij de overdracht beveelt in een ander vonnis dan dit waarbij de opschorting wordt beëindigd, wijst de rechtbank een rechter in de rechtbank, de voorzitter uitgezonderd, of een [ [#S2;S#] rechter in ondernemingszaken] [#S2;S#] aan om verslag uit te brengen over de uitvoering van de overdracht.

§ 4. De bepalingen van dit artikel gelden onverminderd de verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers te raadplegen en in te lichten op grond van de bestaande wettelijke of conventionele bepalingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 253, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XX.85

[ [#S1;S#] Het vonnis dat de overdracht beveelt, wijst een gerechtsmandataris aan die wordt gelast met het organiseren en realiseren van de overdracht in naam en voor rekening van de schuldenaar. Het bepaalt het voorwerp van de overdracht of laat die bepaling over aan het oordeel van de gerechtsmandataris.

   Indien de overdracht betrekking heeft op een onderneming bedoeld in artikel I.1.14°, wijst de rechtbank ten minste één gerechtsmandataris aan die lid is van de Orde of Instituut, op basis van de lijst bedoeld in artikel XX.20, waartoe de beroepsbeoefenaar bij de overdracht betrokken behoort.

   De rechtbank kan, in hetzelfde vonnis, een bijkomende opschorting bevelen voor niet meer dan zes maanden te rekenen van haar beslissing, met de gevolgen bepaald in de artikelen XX.50 tot XX.58.

   Het vonnis wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de aangewezen gerechtsmandataris.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.86

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de bepalingen van dit boek verduidelijkt een collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten is in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard is door de Koning de nadere regels voor de overdracht van de rechten en verplichtingen van de werknemers die betrokken zijn bij een overdracht van onderneming onder gerechtelijk gezag.

§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst regelt:
1° de informatieverstrekking aan de bij de overdracht onder gerechtelijk gezag betrokken werknemers, indien er in de onderneming noch een ondernemingsraad noch een vakbondsafvaardiging is;
2° de informatie die de gerechtsmandataris moet overmaken aan de verkrijger en de betrokken werknemers op basis van de gegevens die de schuldenaar moet verstrekken;
3° het behoud van de rechten en verplichtingen van de bij een overdracht onder gerechtelijk gezag betrokken werknemers, met inbegrip van de afwijkingsmogelijkheden hierop;
4° de keuze van de werknemers die zullen worden overgenomen;
5° de nadere regels voor het sluiten van een overeenkomst van voorgenomen overdracht tussen de schuldenaar of de gerechtsmandataris en de verkrijger, alsook de inhoud van deze overeenkomst aangaande de rechten en de verplichtingen van de overgenomen werknemers;
6° het lot van de schulden jegens de overgenomen werknemers.

§ 3. De keuze van de werknemers die zullen worden overgenomen, behoort aan de verkrijger.

   De keuze van de verkrijger moet worden bepaald door technische, economische en organisatorische redenen en moet gebeuren zonder verboden differentiatie.

   Inzonderheid de werknemersvertegenwoordigers in de overgedragen onderneming of het overgedragen gedeelte van de onderneming mogen niet anders worden behandeld, alleen vanwege de activiteit uitgeoefend als werknemersvertegenwoordiger in de overgedragen onderneming of het overgedragen gedeelte van de onderneming.

   Behoudens bewijs van het tegendeel wordt de afwezigheid van verboden differentiatie geacht bewezen te zijn indien de voor de overdracht onder gerechtelijk gezag bestaande verhouding tussen de werknemers van de overgedragen onderneming of het overgedragen gedeelte van de onderneming en hun vertegenwoordigers in de organen van die onderneming of dat gedeelte van de onderneming na de overdracht behouden blijft.

§ 4. De in paragraaf 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst kan de verkrijger en de overgenomen werknemer toestaan om de individuele arbeidsovereenkomst op het ogenblik van de overdracht onder gerechtelijk gezag te wijzigen, voor zover de aangebrachte wijzigingen hoofdzakelijk verband houden met technische, economische of organisatorische redenen.

§ 5. De verkrijger, de schuldenaar of de gerechtsmandataris kan, bij verzoekschrift dat wordt gericht aan de arbeidsrechtbank van de maatschappelijke zetel of de hoofdinrichting van de schuldenaar, de homologatie vragen van de in paragraaf 2, 5°, bedoelde overeenkomst van voorgenomen overdracht.

   De arbeidsrechtbank gaat na of de ondertekenende partijen de wettelijke voorwaarden vervuld hebben en of de openbare orde werd nageleefd.

   De rechtbank spreekt zich bij hoogdringendheid uit, na de vertegenwoordigers van de werknemers en de verzoeker te hebben gehoord.

§ 6. Als de homologatie wordt verleend, kan de verkrijger tot geen andere schulden en verplichtingen worden gehouden dan die welke voorkomen in de overeenkomst waarvan de homologatie is aangevraagd. Het implementeren van de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden die collectief zijn overeengekomen of worden toegepast, is onderworpen aan de opschortende voorwaarde van het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst die de bewoordingen ervan overneemt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.87

[ [#S1;S#] § 1. De aangewezen gerechtsmandataris organiseert en verricht de door de rechtbank bevolen overdracht door de verkoop of de overdracht van de voor het behoud van het geheel of een gedeelte van de activiteit van de onderneming noodzakelijke of nuttige roerende of onroerende activa.

   Hij zoekt en wint offertes in en waakt bij voorrang over het behoud van het geheel of een gedeelte van de activiteit van de onderneming, rekening houdend met de rechten van de schuldeisers.

   Hij kiest voor de verkoop of de overdracht, openbaar of uit de hand, in welk geval hij in zijn offerteaanvraag de door de bieders te volgen procedure vaststelt. Hij bepaalt inzonderheid de uiterste termijn waarbinnen de offertes hem moeten worden bezorgd en waarna geen enkele nieuwe offerte in aanmerking kan worden genomen. Indien hij voornemens is een offerte mee te delen aan andere bieders teneinde ervoor te zorgen dat één keer of verschillende keren hoger wordt geboden, maakt hij daarvan melding en verduidelijkt hij de wijze waarop dat opbod zal worden georganiseerd. Hij geeft aan, in voorkomend geval, welke waarborgen inzake werkgelegenheid en betaling van de verkoopprijs, alsook welke financiële ondernemingsplannen en projecten moeten medegedeeld worden. Opdat een offerte in aanmerking zou kunnen worden genomen, moet de geboden prijs voor alle verkochte of overgedragen activa gelijk zijn aan of hoger zijn dan de vermoedelijke waarde van gedwongen tegeldemaking in geval van faillissement of vereffening.

§ 2. Ingeval een offerte uitgaat van personen die controle op de onderneming uitoefenen of hebben uitgeoefend gedurende zes maanden voorafgaand aan de opening van de procedure, en die rechtstreeks of onrechtstreeks de controle hebben over rechten die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van haar activiteiten, kan die offerte slechts in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat die rechten onder dezelfde voorwaarden toegankelijk zijn voor de andere bieders.

§ 3. De kandidaat-bieder kan één of meer lopende overeenkomsten aanwijzen die niet intuitu personae zijn gesloten tussen de schuldenaar en één of meer medecontractanten die hij integraal wenst over te nemen met inbegrip van uitstaande schulden, indien zijn offerte wordt aanvaard. In dat geval zal, indien de verkoop doorgaat overeenkomstig artikel XX.90, de betrokken bieder van rechtswege in de plaats worden gesteld van de schuldenaar in de door hem aangewezen overeenkomsten, zonder dat de medecontractant zijn toestemming dient te verlenen. Uitstaande schulden voortvloeiend uit de aldus aangewezen overeenkomsten, die de koper ten laste neemt, worden niet beschouwd als onderdeel van de prijs bedoeld in paragraaf 1, derde lid.

§ 4. De aangewezen gerechtsmandataris stelt een of meer ontwerpen van gelijktijdige of opeenvolgende verkopen op, met vermelding van de stappen die hij heeft ondernomen, de voorwaarden van de voorgenomen verkoop en de rechtvaardiging van zijn ontwerpen, en voegt hij voor elke verkoop een ontwerp van akte bij.

   Hij legt de ontwerpen in het register neer en deelt daarenboven zijn ontwerpen mee aan de gedelegeerd rechter en aan de schuldenaar en, bij verzoekschrift op tegenspraak, waarvan minstens acht dagen voor de zitting kennis wordt gegeven aan de schuldenaar, vraagt hij aan de rechtbank de machtiging om te kunnen overgaan tot de uitvoering van de verkoop.

§ 5. De rechtbank neemt geen enkele offerte of offertewijziging na dat verzoekschrift in aanmerking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.88

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer de verkoop betrekking heeft op onroerende goederen en het ontwerp voorziet in de openbare verkoop ervan, vindt deze plaats overeenkomstig artikel 1193 van het Gerechtelijk Wetboek, door het ambt van de notaris aangesteld door de rechtbank.

§ 2. Wanneer de verkoop betrekking heeft op onroerende goederen en de gerechtsmandataris voor een verkoop uit de hand kiest, legt hij de rechtbank een ontwerp van verkoopakte voor, opgesteld door een door hem aangestelde notaris, onder opgave van de redenen waarom de verkoop uit de hand geboden is. Hij voegt hierbij een schattingsverslag evenals een getuigschrift van de [ [#S3;S#] Algemene Administratie van de patrimoniumdocumentatie] [#S3;S#] dat dateert van na de opening van de reorganisatieprocedure en dat melding maakt van de bestaande inschrijvingen en van elke overschrijving van bevelen of beslagen op de genoemde onroerende goederen. Het ontwerp en zijn bijlagen worden in het register neergelegd.

   De ingeschreven hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers, evenals zij die een bevel of een beslagexploot hebben doen overschrijven, moeten ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief worden opgeroepen. Zij kunnen van de rechtbank vorderen dat de machtiging om uit de hand te verkopen afhankelijk wordt gesteld van bepaalde voorwaarden zoals een minimumverkoopprijs.

   In alle gevallen, vindt de verkoop plaats overeenkomstig het ontwerp goedgekeurd door de rechtbank en door het ambt van de notaris die het ontwerp heeft opgesteld.

§ 3. Wanneer onroerende goederen in mede-eigendom toebehoren aan de schuldenaar en aan andere personen, kan de rechtbank op verzoek van de gerechtsmandataris, de verkoop van de onverdeelde onroerende goederen bevelen. De ingeschreven hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers, de schuldeisers die een bevel of een beslagexploot hebben doen overschrijven, alsook de schuldenaar en de andere mede-eigenaars dienen ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief tot de machtigingsprocedure te worden opgeroepen. De verkoop vindt in dat geval plaats op verzoek van de gerechtsmandataris alleen.

   In geval van akkoord van alle mede-eigenaars aangaande de verkoop van het onverdeeld onroerend goed, kan de rechtbank de verkoop machtigen, op gezamenlijk verzoek van de gerechtsmandataris en de andere mede-eigenaars, nadat de ingeschreven hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers, de schuldeisers die een bevel of een beslagexploot hebben doen overschrijven, evenals de [ [#S2;S#] schuldenaar] [#S2;S#] ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief werden opgeroepen.

§ 4. Wanneer de verkoop betrekking heeft op roerende goederen, met inbegrip van een handelszaak, en de gerechtsmandataris ervoor kiest om uit de hand te verkopen, dienen de schuldeisers die hun zekerheden hebben laten inschrijven of registreren ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief bij de machtigingsprocedure te worden opgeroepen. Zij kunnen van de rechtbank vorderen dat de machtiging om uit de hand te verkopen afhankelijk wordt gesteld van bepaalde voorwaarden zoals een minimumverkoopprijs.

§ 5. Het vonnis vermeldt steeds de identiteit van de schuldeisers en mede-eigenaars die bij de procedure werden opgeroepen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 228, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 3)<W 2018-07-11/07, art. 129, 062; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. XX.89

[ [#S1;S#] § 1. Op verslag van de gedelegeerd rechter machtigt de rechtbank, waarbij de zaak overeenkomstig artikel XX.87 aanhangig werd gemaakt, de voorgenomen verkoop als zij voldoet aan de in paragraaf 1 van dat artikel vastgestelde voorwaarden. Indien er verscheidene vergelijkbare offertes zijn, geeft de rechtbank de voorkeur aan de offerte die het behoud van de werkgelegenheid garandeert door een sociaal akkoord.

   De rechtbank hoort de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad, of, indien er geen is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging, of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging.

§ 2. Een ontwerp van verkoop kan verschillende voorstellen in aanmerking nemen van verschillende kandidaat-kopers.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.90

[ [#S1;S#] Het vonnis dat de verkoop toestaat, wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en medegedeeld aan de schuldeisers door toedoen van de met de overdracht gelaste gerechtsmandataris, met vermelding van de naam van de aangestelde notaris of van de door de rechtbank aangewezen gerechtsdeurwaarder.

   De zaak wordt behandeld, bij hoogdringendheid, op de inleidingszitting of op een nabijgelegen zitting, de gedelegeerd rechter wordt gehoord in zijn verslag. Het verslag kan evenwel ook schriftelijk worden gedaan en moet neergelegd worden ter griffie uiterlijk twee dagen voor de zitting.

   Indien de koper de overdracht wenst uit te voeren niettegenstaande hoger beroep verleent de gerechtsmandataris daaraan zijn volledige medewerking zonder dat deze de aansprakelijkheid draagt bedoeld in artikel 1398 van het Gerechtelijk Wetboek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.91

[ [#S1;S#] De verkoop gebeurt overeenkomstig het ontwerp dat door de rechtbank is aanvaard.

   Wanneer de verkoop betrekking heeft op roerende goederen en het ontwerp in de openbare verkoop ervan voorziet, wijst het vonnis de gerechtsdeurwaarder aan die belast wordt met de verkoop en de prijs ervan in ontvangst zal nemen. Deze prijs wordt geïnd door de door de rechtbank aangewezen gerechtsmandataris en vervolgens verdeeld met inachtneming van de wettige redenen van voorrang.

   De gerechtsmandataris nodigt alle op de in artikel XX.41, § 2, 7°, bedoelde lijst vermelde schuldeisers uit aangifte te doen in het register, met uitzondering van de schuldeisers waarvan hij vaststelt dat zij niet in aanmerking zullen komen voor enige uitkering.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.92

[ [#S1;S#] Door de verkoop van de roerende of onroerende goederen gaan de rechten van de schuldeisers over op de prijs.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.93

[ [#S1;S#] Wanneer de aangewezen gerechtsmandataris van oordeel is dat alle voor overdracht vatbare activiteiten overgedragen zijn, en in elk geval voor het einde van de opschorting, vraagt hij aan de rechtbank bij verzoekschrift dat zij de procedure van gerechtelijke reorganisatie afsluit of, wanneer het gerechtvaardigd is dat deze voortgezet wordt voor andere doeleinden, dat zij hem ontlast van zijn opdracht. De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter, na de schuldenaar te hebben gehoord.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.94

[ [#S1;S#] Als de schuldenaar failliet of in staat van gerechtelijke vereffening wordt verklaard vooraleer de gerechtsmandataris zijn opdracht volledig heeft vervuld, verzoekt de gerechtsmandataris de rechtbank hem van zijn opdracht te ontlasten. De rechtbank kan beslissen, op verslag van de gedelegeerd rechter, dat de gerechtsmandataris nog bepaalde opdrachten kan voltooien. De gerechtsmandataris draagt in elk geval de opbrengst van de overdrachten over aan de curator of de vereffenaar voor verdeling.

   Het ereloon van de gerechtsmandataris wordt aangerekend op het deel van het ereloon van de curator of de vereffenaar dat betrekking heeft op de opbrengst van de overdracht bewerkstelligd door de gerechtsmandataris.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.95

[ [#S1;S#] De beslissing tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

   De beslissing tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie bevrijdt de verkrijger van alle andere verplichtingen dan die welke in de akte van overdracht zijn vermeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.96

[ [#S1;S#] § 1. De schuldenaar natuurlijke persoon van wie de onderneming met toepassing van artikel XX.93 geheel werd overgedragen, kan de kwijtschelding verkrijgen van de restschulden, zonder nadeel aan de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of derden. Daartoe kan hij een verzoekschrift neerleggen in het register, uiterlijk drie maanden na het vonnis dat de verkoop toestaat. Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de gerechtsmandataris.

   De kwijtschelding heeft noch gevolgen voor de onderhoudsschulden van de schuldenaar noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de schuldenaar schuld heeft.

   Het vonnis dat de kwijtschelding van de schuldenaar beveelt wordt door de griffier ter kennis gebracht van de gerechtsmandataris. Het wordt door toedoen van de griffier bekend gemaakt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad.

   Elke belanghebbende met inbegrip van de gerechtsmandataris en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de schuldenaar, vanaf de bekendmaking van het vonnis dat de verkoop toestaat, vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de schuldenaar kennelijk grove fouten heeft begaan. Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de publicatie van het vonnis van kwijtschelding.

§ 2. De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de schuldenaar die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de wettelijke samenwoning is aangegaan, wordt ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.

   De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwoning afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de reorganisatieprocedure, niet tot voordeel strekken.

   De kwijtschelding heeft geen gevolgen op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten, ongeacht of die schulden alleen of samen met de schuldenaar werden aangegaan, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de schuldenaar.

§ 3. De kwijtschelding komt de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden niet ten goede, onverminderd de toepassing van de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek.

§ 4. De kwijtschelding komt ten goede aan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar en wiens vraag, bedoeld in artikel XX.54, § 3, werd ingewilligd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.97

[ [#S1;S#] De gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon kan op zich alleen geen grond zijn voor een aansprakelijkheidsvordering gericht tegen een kredietgever of een investeerder die krediet geeft voor of investeert in een nieuwe activiteit gevoerd door de schuldenaar of door een bestuurder, zaakvoerder of leider van de schuldenaar, ongeacht de vorm waaronder deze nieuwe activiteit wordt uitgeoefend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel VI. [ [#S1;S#] - Faillissement] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Staking van betaling en faillietverklaring] [#S1;S#]
Art. XX.98

[ [#S1;S#] De faillissementsprocedure strekt ertoe het vermogen van de schuldenaar onder bevoegdheid van een curator te plaatsen die belast is het vermogen van de gefailleerde te beheren en te vereffenen en de opbrengst ervan te verdelen onder de schuldeisers.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.99

[ [#S1;S#] De schuldenaar die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en van wie het krediet geschokt is, bevindt zich in staat van faillissement.

   Degene die als natuurlijke persoon geen economische activiteit meer uitoefent kan failliet worden verklaard indien hij heeft opgehouden te betalen toen hij die activiteit nog uitoefende.

   De natuurlijke persoon die overleden is nadat hij op duurzame wijze had opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt was kan failliet verklaard worden tot zes maanden na zijn overlijden.

   De ontbonden rechtspersoon kan failliet worden verklaard tot zes maanden na het sluiten van de vereffening.

   In geval van faillissement van een onderneming bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], of van een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn krachtens de wet, kan enkel de curator de vennoot persoonlijk aansprakelijk stellen voor de passiva van deze onderneming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 229, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.100

[ [#S1;S#] Onverminderd de bepalingen van Titels I en IV van dit Boek, geschiedt de faillietverklaring bij vonnis van de insolventierechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, hetzij op aangifte van de schuldenaar, hetzij op dagvaarding van een of meer schuldeisers, van het openbaar ministerie, van de voorlopige bewindvoerder bedoeld in artikel XX.32 of van de curator van de hoofdprocedure in het geval van een territoriale insolventieprocedure bedoeld in artikel XX.13.

   In geval van dagvaarding tot faillietverklaring van een onderneming bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, dient de verzoeker de vennoten ervan die hij kent in de zaak te betrekken.

   In geval van aangifte van faillissement van een onderneming bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, dient de onderneming haar vennoten ervan in de zaak te betrekken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 230, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.101

[ [#S1;S#] Zowel in geval van aangifte als in geval van vordering tot faillietverklaring kan de insolventierechtbank haar beslissing opschorten voor een termijn van vijftien dagen tijdens welke de schuldenaar een gerechtelijke reorganisatie kan aanvragen of waarin de procureur des Konings, een schuldeiser of een persoon geïnteresseerd in het verwerven van het geheel of een deel van de activa of van de activiteiten van de schuldenaar een gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag kan aanvragen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.102

[ [#S1;S#] De schuldenaar is verplicht, binnen een maand nadat hij heeft opgehouden te betalen, daarvan aangifte te doen ter griffie van de bevoegde rechtbank.

   De aangifte wordt elektronisch gedaan in het register, of bij uitzondering, door de neerlegging van een akte ter griffie wanneer de schuldenaar niet de mogelijkheid heeft een elektronische aangifte te doen. In dit laatste geval wordt de aangifte geconverteerd in elektronische vorm. De Koning bepaalt de vorm van de aangifte.

   De schuldenaar krijgt een ontvangstbewijs van zijn aangifte. Uiterlijk op dat moment moeten de aangifte alsmede de gegevens tot staving van de staat van faillissement worden meegedeeld aan de ondernemingsraad of, indien er geen is, het comité voor preventie en bescherming op het werk of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging ingeval er een is opgericht of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging. Deze aangifte en deze gegevens worden daar besproken.

   De verplichting tot aangifte is opgeschort vanaf de neerlegging van een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie en dit zolang de opschorting krachtens titel V verleend duurt.

   De verplichting omschreven in het eerste lid, is niet toepasselijk op de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de Europese politieke partijen en stichtingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.103

[ [#S1;S#] De schuldenaar voegt op dezelfde wijze bij zijn aangifte:
1° de balans van zijn zaken of een nota waarin de redenen worden opgegeven die hem beletten de balans neer te leggen;
2° een balans die een staat bevat van activa en passiva zoals bepaald door de boek III, titel 3, hoofdstuk 2, van dit Wetboek alsmede een opgave en een schatting van alle roerende en onroerende goederen van de schuldenaar, de staat van de schuldvorderingen en de schulden, een tabel van de winsten en verliezen, de laatste behoorlijk afgesloten resultatenrekening en een tabel van de uitgaven; zij moet door de schuldenaar echt verklaard, gedagtekend en ondertekend zijn;
3° de gegevens over de plaats waar de boekhouding zich bevindt, met aanduiding of deze gehouden worden door derden; in dat geval de contactgegevens van deze derden en de middelen om een toegang te krijgen;
4° in de mate de schuldenaar personeel tewerkstelt of heeft tewerkgesteld de laatste achttien maanden, het personeelsregister, de individuele rekening, zoals bepaald in artikel 4, § 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, zowel die van het afgelopen kalenderjaar als die van het lopende kalenderjaar, de gegevens met betrekking tot het sociaal secretariaat en de sociale kassen waarbij de onderneming aangesloten is, de identiteit van de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk en van de leden van de vakbondsafvaardiging en, in voorkomende geval, de toegangscode die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de onderneming heeft toegekend en die de raadpleging mogelijk maakt van het elektronisch personeelsregister en die toegang verleent tot de overige noodzakelijke identificatiegegevens;
5° een lijst met naam en adres van de klanten en leveranciers;
6° de lijst met naam en adres van de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker gesteld hebben voor de onderneming;
7° de lijst van de vennoten indien de schuldenaar een in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, van dit boek bepaalde onderneming is en het bewijs dat de vennoten op de hoogte werden gebracht.

   De schuldenaar waakt er over dat bij het neerleggen van de stukken, het beroepsgeheim niet wordt geschonden.

   Als de onderneming in de onmogelijkheid verkeert om de in het eerste lid, 4°, vermelde individuele rekeningen en de desgevallend door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de werkgever toegekende code bij zijn aangifte te voegen, dan neemt het sociaal secretariaat waarbij de onderneming was aangesloten, deze verplichtingen onmiddellijk en kosteloos op zich, op eenvoudig verzoek van de curatoren. Het sociaal secretariaat bezorgt kosteloos, op verzoek van de curator, de laatste sociale documenten betreffende de werknemers, evenals de documenten die bij het uittreden uit de onderneming vereist zijn.

   De aangever verkrijgt na de neerlegging in het register hiervan een ontvangstbewijs.

   De plaatsing in het register van alle andere stukken betreffende het faillissement wordt op dezelfde wijze vastgesteld, zonder dat daarvan een andere akte van neerlegging behoeft te worden opgemaakt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 231, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.104

[ [#S1;S#] In het vonnis van faillietverklaring benoemt de insolventierechtbank onder haar leden, de voorzitter uitgezonderd, één of meerdere rechters-commissarissen. De insolventierechtbank stelt een of meer curatoren aan, al naar de belangrijkheid van het faillissement.

   Zij beveelt dat de schuldeisers van de gefailleerde in het register aangifte van hun vordering zullen doen binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen, te rekenen van het vonnis van faillietverklaring, en zij beveelt de bekendmaking bedoeld in artikel XX.107.

   Hetzelfde vonnis bepaalt de datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen in het register wordt neergelegd. Dit tijdstip wordt zo gekozen dat er ten minste vijf en ten hoogste dertig dagen verlopen tussen het verstrijken van de termijn van aangifte van de schuldvorderingen en de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.105

[ [#S1;S#] De gefailleerde wordt geacht op te houden te betalen vanaf het vonnis van faillietverklaring of vanaf de dag van zijn overlijden wanneer de faillietverklaring nadien is uitgesproken.

   Dit tijdstip mag door de rechtbank alleen worden vervroegd wanneer ernstige en objectieve omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen voor het vonnis hebben opgehouden; deze omstandigheden moeten in het vonnis worden vermeld.

   Op dagvaarding van de curatoren betekend aan de gefailleerde of op dagvaarding van iedere belanghebbende betekend aan de gefailleerde en aan de curatoren, kan de rechtbank, bij een later vonnis, beslissen die datum te wijzigen.

   Het vonnis vermeldt de gegevens op basis waarvan de rechtbank het tijdstip bepaalt waarop de betalingen hebben opgehouden.

   Een vordering om te doen vaststellen dat de gefailleerde heeft opgehouden te betalen op een ander tijdstip dan blijkt uit het vonnis van faillietverklaring of uit een later vonnis, is niet meer ontvankelijk meer dan zes maanden na de datum van het vonnis van faillietverklaring, onverminderd evenwel de rechtsmiddelen die openstaan tegen het vonnis van faillietverklaring zelf.

   Het vonnis mag het tijdstip van staking van betaling niet vaststellen op meer dan zes maanden voor het vonnis van faillietverklaring, tenzij dit vonnis het faillissement betreft van een meer dan zes maanden voor de faillietverklaring ontbonden rechtspersoon waarvan de vereffening al dan niet werd afgesloten, en waarvoor aanwijzingen bestaan dat deze is of wordt bewerkstelligd met de bedoeling nadeel te berokkenen aan de schuldeisers. In dat geval kan het tijdstip van de staking van betaling worden vastgesteld op de dag van het ontbindingsbesluit.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.106

[ [#S1;S#] Het vonnis van faillietverklaring wordt op verzoek van de curatoren aan de gefailleerde betekend.

   Het exploot van betekening bevat op straffe van nietigheid, benevens de tekst van de artikelen XX.107 en XX.108, aanmaning om kennis te nemen van de processen-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen.

   Het exploot van betekening bevat eveneens de tekst van de artikelen XX.145 en XX.165.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.107

[ [#S1;S#] Het vonnis van faillietverklaring en het latere vonnis dat de staking van betaling vaststelt, worden, door de curator binnen vijf dagen na hun respectievelijke dagtekening bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   Het uittreksel vermeldt:
1° in het geval van een natuurlijke persoon, de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, de aard van de voornaamste activiteit alsmede de handelsnaam waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, het adres alsmede de plaats van zijn hoofdvestiging en het ondernemingsnummer; in het geval van een rechtspersoon, de naam van de rechtspersoon, de rechtsvorm, de handelsnaam waaronder de activiteit wordt uitgeoefend, de maatschappelijke zetel en het ondernemingsnummer; in het geval van een onderneming als bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], de handelsnaam waaronder de activiteit wordt uitgeoefend, in voorkomend geval het ondernemingsnummer en de zetel van de activiteit en de identificatiegegevens van de gemachtigde, in voorkomend geval;
2° de datum van het vonnis van faillietverklaring en de rechtbank die het heeft gewezen en de naam van de rechter-commissaris;
3° in voorkomend geval, de datum van het vonnis waarbij de staking van betaling is vastgesteld, en de datum van die staking;
4° de naam, de voornamen en het adres en elektronisch adres van de curatoren;
5° de termijn en modaliteiten om aangifte van de schuldvorderingen in het register te doen;
6° de datum van de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 232, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.108

[ [#S1;S#] § 1. Ieder vonnis van faillietverklaring of ieder vonnis waarbij het tijdstip van staking van betaling wordt vastgesteld, is bij voorraad en op de minuut vanaf de uitspraak uitvoerbaar.

§ 2. Tegen het vonnis kan verzet worden gedaan door de verstekdoende partijen en derdenverzet door de belanghebbenden die daarbij geen partij zijn geweest.

§ 3. Het verzet is slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen vijftien dagen na de betekening van het vonnis.

   Indien het faillissement van een in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], van dit boek bepaalde onderneming, of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, betreft, is het verzet uitgaande van een vennoot die niet op de hoogte gebracht is of geen kennis gekregen heeft van de aangifte van faillissement slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen de zes maanden na de opneming van de bekendmaking van het faillissement in het Belgisch Staatsblad, en ieder geval, binnen vijftien dagen na kennisname van het vonnis.

   Het derdenverzet is slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen vijftien dagen na de opneming van de bekendmaking van het faillissement in het Belgisch Staatsblad.

   De termijn om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis, is vijftien dagen te rekenen vanaf de bekendmaking bedoeld in artikel XX.107.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 233, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.109

[ [#S1;S#] Hoger beroep, verzet of derdenverzet tegen het vonnis van faillietverklaring of tegen het vonnis dat de faillietverklaring afwijst, worden zonder verwijl in staat gesteld.

   De curator dient in de zaak te worden betrokken voor het sluiten van de debatten.

   Op verzoek van de meest gerede partij wordt de zaak vastgesteld om gepleit te worden binnen een maand volgend op het verzoek tot bepaling van de rechtsdag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Gevolgen van de faillietverklaring] [#S1;S#]
Art. XX.110

[ [#S1;S#] § 1. Te rekenen van de dag van het vonnis van faillietverklaring verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen evenals over de goederen die hij tijdens de procedure verkrijgt op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat.

§ 2. Alle betalingen, verrichtingen en handelingen van de gefailleerde en alle betalingen aan de gefailleerde gedaan vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring, kunnen niet aan de boedel worden tegengeworpen.

§ 3. De goederen bedoeld in artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de goederen die de beslagene volstrekt nodig heeft voor zijn beroep, bedoeld in het 3° van dit artikel, worden uit het actief van het faillissement gesloten en blijven onder het beheer en ter beschikking van de gefailleerde.

   Uit het actief van het faillissement worden eveneens uitgesloten de goederen, de bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de faillietverklaring op grond van een oorzaak die dateert van na het faillissement.

   Uit het actief van het faillissement wordt eveneens uitgesloten, de vergoeding voor schade die aan de persoon is verbonden en die aan de gefailleerde toekomt uit onrechtmatige daad.

   De gefailleerde beheert eveneens de in het tweede en derde lid bedoelde goederen en bedragen en beschikt erover.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.111

[ [#S1;S#] Aan de boedel kunnen niet worden tegengeworpen, wanneer zij door de schuldenaar zijn verricht sinds het door de rechtbank bepaalde tijdstip van staking van betaling, onverminderd de artikelen XX.37, XX.53, XX.65 en XX.82:
1° alle handelingen waarbij om niet wordt beschikt over roerende of onroerende goederen, alsmede handelingen, verrichtingen of overeenkomsten, vergeldend of onder bezwarende titel, indien de waarde van hetgeen de gefailleerde heeft gegeven, de waarde van hetgeen hij daarvoor heeft ontvangen, aanmerkelijk overtreft;
2° alle betalingen, hetzij in geld, hetzij bij overdracht, verkoop, of anderszins, wegens niet vervallen schulden, en alle betalingen anders dan in geld of in handelspapier, wegens vervallen schulden;
3° alle bedongen hypotheken en alle rechten van gebruikspand of van pand, op de goederen van de schuldenaar gevestigd wegens voordien aangegane schulden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.112

[ [#S1;S#] Alle andere betalingen door de schuldenaar wegens vervallen schulden gedaan, en alle handelingen onder bezwarende titel door hem aangegaan na de staking van betaling en voor het vonnis van faillietverklaring, kunnen niet-tegenwerpbaar verklaard worden, indien zij die van de schuldenaar iets hebben ontvangen of met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de staking van betaling, onverminderd de artikelen XX.37, XX.53, XX.65 en XX.82.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.113

[ [#S1;S#] De rechten van hypotheek, van voorrecht en van roerende zekerheid die op geldige wijze verkregen zijn, kunnen ingeschreven of geregistreerd worden tot de dag van het vonnis van faillietverklaring.

   De inschrijvingen of registraties die na het tijdstip van de staking van betaling zijn genomen, kunnen niet-tegenwerpbaar verklaard worden, wanneer meer dan vijftien dagen verlopen zijn tussen de datum van de akte waaruit de hypotheek of het voorrecht volgt, en de datum van de inschrijving of van de registratie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. XX.114

[ [#S1;S#] Handelingen of betalingen verricht met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeisers kunnen niet worden tegengeworpen onverschillig op welke datum zij hebben plaatsgehad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.115

[ [#S1;S#] Ingeval een wisselbrief betaald is na het tijdstip bepaald als het tijdstip van de staking van betaling en voor het vonnis van faillietverklaring, kan de vordering tot teruggave slechts worden ingesteld tegen hem voor wiens rekening de wisselbrief is uitgegeven; betreft het een orderbriefje, dan kan de vordering slechts worden ingesteld tegen de eerste endossant.

   In beide gevallen moet het bewijs worden geleverd dat hij tegen wie de teruggave wordt gevorderd, ten tijde van de uitgifte van het stuk kennis had van de staking van betaling.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.116

[ [#S1;S#] Het vonnis van faillietverklaring heeft tot gevolg dat de niet vervallen schulden opeisbaar worden ten aanzien van de gefailleerde. Is de gefailleerde ondertekenaar van een orderbriefje, acceptant van een wisselbrief, of trekker bij gebreke van acceptatie, dan zijn de andere schuldenaars gehouden borg te stellen voor de betaling op de vervaldag, tenzij zij verkiezen dadelijk te betalen.

   Niet vervallen schulden die geen rente geven en waarvan de vervaldag meer dan een jaar na het vonnis ligt, worden in het passief echter niet opgenomen dan onder aftrek van de wettelijke rente voor de tijd die nog moet verlopen sedert het vonnis van faillietverklaring en tot de vervaldag.

   Ingeval een van de medeschuldenaars een niet vervallen en niet rentegevend orderbriefje of zodanige wisselbrief onmiddellijk betaalt, geschiedt zulks onder aftrek van de wettelijke rente voor de tijd die nog moet verlopen tot de vervaldag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.117

[ [#S1;S#] De rente van schuldvorderingen die niet gewaarborgd zijn door een bijzonder voorrecht, pand of hypotheek, houdt op te lopen vanaf het vonnis van faillietverklaring, doch alleen ten aanzien van de boedel.

   De rente van de gewaarborgde schuldvorderingen kan niet worden gevorderd dan van de opbrengst van de goederen die verbonden zijn voor het voorrecht, het pand of de hypotheek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.118

[ [#S1;S#] Na hetzelfde vonnis kan een roerende of onroerende rechtsvordering of een middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen niet voortgezet, ingesteld of aangewend worden dan tegen de curatoren. De rechtbank kan de gefailleerde niettemin als tussenkomende partij toelaten.

   De beslissingen die worden gewezen omtrent de rechtsvorderingen voortgezet of ingesteld tegen de gefailleerde persoonlijk, kunnen niet aan de boedel worden tegengeworpen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.119

[ [#S1;S#] Alle gedingen met betrekking tot de boedel, aanhangig op datum van het faillissement, waarin de gefailleerde betrokken is, worden van rechtswege geschorst tot aangifte van de schuldvordering is gedaan. Zij blijven geschorst tot na het registreren van het eerste proces-verbaal van verificatie, tenzij de curator de gedingen hervat in het belang van de boedel.

   Indien de aldus ingediende schuldvordering in het eerste proces-verbaal van verificatie wordt aanvaard, worden de voormelde hangende gedingen zonder voorwerp ten aanzien van de boedel.

   Indien de aldus ingediende schuldvordering in het eerste proces-verbaal van verificatie wordt betwist of aangehouden ten aanzien van de boedel, dan wordt de curator verondersteld de hangende gedingen te hervatten, minstens voor de beslechting van het betwiste of aangehouden gedeelte.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.120

[ [#S1;S#] § 1. Alle beslagen gelegd vóór het vonnis van faillietverklaring worden geschorst.

   Indien evenwel de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende goederen voor dat vonnis was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt die verkoop voor rekening van de boedel. Wanneer het belang van de boedel het vereist, kan de rechter-commissaris op verzoek van de curatoren, en na de oproeping van [ [#S2;S#] de ingeschreven of geregistreerde hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser] [#S2;S#] bij gerechtsbrief ten minste acht dagen voor de zitting, uitstel of afstel van de verkoop toestaan.

   Indien voorafgaand aan dit vonnis, de beschikking gewezen overeenkomstig de artikelen 1580, 1580bis en 1580ter van het Gerechtelijk Wetboek, niet langer vatbaar is voor het verzet bedoeld in de artikelen 1033 en 1034 van hetzelfde Wetboek, kunnen de verkoopverrichtingen na uitvoerend onroerend beslag eveneens voor rekening van de boedel worden voortgezet.

   Wanneer het belang van de boedel het vereist, kan de rechter-commissaris op verzoek van de curator, en na de oproeping van [ [#S2;S#] de ingeschreven of geregistreerde hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser] [#S2;S#] bij gerechtsbrief ten minste acht dagen voor de zitting, uitstel of afstel van de verkoop toestaan. De curator dient de notaris belast met de verkoop van het goed schriftelijk te informeren van zijn verzoek tot uitstel of afstel. Dit verzoek tot uitstel of afstel van de verkoop is niet langer ontvankelijk na de aanmaning gedaan aan de beslagene overeenkomstig artikel 1582 van het Gerechtelijk Wetboek.

   De werkelijke kosten waaraan de notaris werd blootgesteld in het kader van de gedwongen verkoop, tussen zijn aanstelling en het neerleggen van het verzoekschrift tot uitstel of afstel, zijn ten laste van de boedel, indien de rechter-commissaris het uitstel of het afstel van de verkoop toelaat. In dat geval zal de notaris de verkoop moeten opschorten of er afstand van moeten doen indien voldaan is aan volgende cumulatieve voorwaarden:
- een met deze kosten overeenstemmend bedrag wordt overgemaakt op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
- en deze laatste stelt de notaris onmiddellijk in kennis hiervan per exploot.

   De gerechtsdeurwaarder maakt het overgeschreven bedrag over in handen van de notaris binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Dit bedrag is bestemd voor de betaling [ [#S2;S#] van deze kosten] [#S2;S#].

§ 2. In geval van beslag gevoerd tegen meerdere schuldenaren waarvan slechts één failliet werd verklaard, wordt de gedwongen verkoop van de roerende of onroerende goederen voortgezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag naargelang het geval. Na betaling van de hypothecaire en bijzonder bevoorrechte schuldeisers, stort de notaris het saldo van het gedeelte van de verkoopprijs dat aan de gefailleerde toekomt, aan de curator. Deze storting is bevrijdend net zoals de storting gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641 van het Gerechtelijk Wetboek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 234, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.121

[ [#S1;S#] Alle middelen van tenuitvoerlegging strekkende tot betaling van de schuldvorderingen gewaarborgd door een roerende zekerheid of bijzonder voorrecht op de roerende goederen die tot de failliete boedel behoren, worden geschorst tot aan de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen, behoudens alle maatregelen tot bewaring van recht en het door de eigenaar verkregen recht om verhuurde onroerende goederen weer in bezit te nemen. In dit laatste geval houdt de bij dit artikel bepaalde schorsing van de middelen van tenuitvoerlegging van rechtswege op ten voordele van de eigenaar.

   Wanneer evenwel het belang van de boedel het vereist en op voorwaarde dat een tegeldemaking van de roerende goederen kan worden verwacht die de bevoorrechte schuldeisers niet benadeelt, kan de rechtbank op verzoekschrift van de curatoren, na de betrokken bijzonder bevoorrechte schuldeiser bij gerechtsbrief te hebben opgeroepen, de schorsing van de tenuitvoerlegging bevelen en dit voor een maximumtermijn van een jaar te rekenen van de faillietverklaring.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Beheer en vereffening van de boedel] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Aanstelling en wettelijke taken van curatoren en van rechters-commissarissen] [#S1;S#]
Art. XX.122

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad betreffende insolventieprocedures, worden de curatoren gekozen uit de personen ingeschreven op een lijst opgesteld door de algemene vergadering van de [ [#S3;S#] ondernemingsrechtbank] [#S3;S#] van het rechtsgebied die het faillissement uitspreekt. Te dien einde kunnen de leden van de algemene vergadering zelf stemmen of bij volmacht.

   Alleen advocaten ingeschreven op het tableau van een Orde van Advocaten, ongeacht de plaats van hun inschrijving, kunnen op de in het eerste lid bedoelde lijst worden geplaatst. Zij moeten een bijzondere opleiding hebben genoten en waarborgen bieden inzake bekwaamheid op het gebied van vereffeningsprocedures.

   De lijst vermeldt tevens voor iedere ingeschrevene de faillissementen waarvoor hij reeds als curator is aangesteld. In ieder geval vermeldt de lijst de naam van de gefailleerde, de datum van de benoeming van de curator en, in voorkomend geval, de datum van de beëindiging van zijn opdracht.

   De lijst van curatoren wordt jaarlijks bijgewerkt door de rechtbanken en op [ [#S2;S#] door de griffie] [#S2;S#] gepubliceerd de eerste week van het kalenderjaar in het [ [#S2;S#] register] [#S2;S#].

§ 2. Wanneer de aard en de omvang van een faillissement het vereisen, kan elke andere persoon die voldoet aan de voorwaarden inzake opleiding en de waarborgen biedt bedoeld in paragraaf 1, als curator worden toegevoegd wegens bijzondere bekwaamheden en ervaring, eigen aan de sector waartoe de schuldenaar behoort.

§ 3. De Koning bepaalt de procedure van voordracht van de kandidaten bij de rechtbank alsook de termijnen die moeten worden nageleefd bij het onderzoek van de kandidaturen. De Koning kan tevens de voorwaarden inzake opleiding en inzake bekwaamheid op het gebied van vereffeningsprocedures nader bepalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 235, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 3)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XX.123

[ [#S1;S#] Wanneer de gefailleerde de beoefenaar is van een vrij beroep, voegt de rechtbank aan de curator als medecurator overeenkomstig artikel XX.20, § 1, een beoefenaar van dit beroep toe die waarborgen van bekwaamheid biedt op het vlak van vereffeningsprocedures.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.124

[ [#S1;S#] Tegen elke beslissing waarbij inschrijving op een lijst van curatoren wordt geweigerd of waarbij een inschrijving wordt geschrapt, kan hoger beroep worden ingesteld voor het hof van beroep. De debatten hebben plaats met gesloten deuren als de belanghebbende erom verzoekt. De termijn van hoger beroep is een maand te rekenen van de dag van de kennisgeving van de beslissing. In voorkomend geval beveelt het hof de inschrijving op de lijst.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.125

[ [#S1;S#] Een persoon die op de lijst staat kan op eigen verzoek worden geschrapt door de algemene vergadering van de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#]. De algemene vergadering schrapt eveneens de personen van de lijst die niet meer aan de voorwaarden van de wet voldoet. Een persoon kan eveneens van de lijst worden geschrapt ter uitvoering van een vonnis dat is gewezen op dagvaarding door het openbaar ministerie. De debatten hebben plaats met gesloten deuren als de belanghebbende erom verzoekt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Ambtsaanvaarding en opdrachten voor curatoren en rechters-commissarissen] [#S1;S#]
Art. XX.126

[ [#S1;S#] § 1. De curatoren bedoeld in artikel XX.122 leggen bij de inschrijving op de lijst ten overstaan van de voorzitter van de rechtbank de eed af in de volgende bewoordingen: "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. Ik zweer mijn opdrachten in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk te zullen vervullen. "Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du Peuple belge. Je jure d'accomplir mes missions en honneur et conscience, avec exactitude et probité." "Ich schwöre Treue dem Konig, Gehorsam der Verfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes. Ich schwöre den mir erteilten Aufträge auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich zu erfüllen.".

§ 2. De curatoren bedoeld in paragraaf 1 bevestigen dat zij hun ambt aanvaarden door uiterlijk de eerste werkdag volgende op de aanstelling elektronisch hun aanvaarding mede te delen via het register.

§ 3. De curator meldt elke vorm van tegenstrijdigheid van belangen of schijn van partijdigheid aan de voorzitter van de rechtbank.

   In ieder geval meldt de curator dat hij of één van zijn vennoten of rechtstreekse medewerkers, behalve in de hoedanigheid van curator, prestaties heeft verricht voor de gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde rechtspersoon, of voor een schuldeiser, tot achttien maanden vóór het vonnis van faillietverklaring.

   De verklaringen van de curator worden bij het faillissementsdossier gevoegd.

   De voorzitter van de rechtbank oordeelt of de verklaring de uitvoering van zijn opdracht als curator verhindert.

   De rechtbank kan de curator vervangen volgens de procedure bepaald in artikel XX.20 of, in voorkomend geval, in artikel XX.127.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.127

[ [#S1;S#] Onverminderd de meldingsplicht zoals bepaald in artikel XX.126 en voorzover de tegenstrijdigheid van belangen daardoor kan worden voorkomen, vraagt de curator bij verzoekschrift gericht aan de insolventierechtbank de aanstelling van een curator ad hoc. De rechtbank doet uitspraak op verslag van de rechter-commissaris.

   De rechtbank kan ook ambtshalve een curator ad hoc aanstellen. De procedure bepaald in artikel XX.126, is van overeenkomstige toepassing.

   Wanneer een curator ad hoc wordt aangesteld ter vervanging van de curator, dient die curator ad hoc de aanvaarding van zijn opdracht te bevestigen via het register. Na afloop van zijn opdracht maakt hij een verslag op van zijn activiteiten en laat hij zijn staat van kosten en ereloon begroten door de rechtbank, die uitspraak doet op verslag van de rechter-commissaris en na de curator te hebben gehoord.

   De staat van kosten en ereloon van de curator ad hoc wordt door de curator in zijn eindafrekening opgenomen als kosten van het faillissement.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.128

[ [#S1;S#] § 1. Ten minste eenmaal per jaar en voor de eerste keer twaalf maanden na de aanvaarding van hun ambt, overhandigen de curatoren aan de rechter-commissaris een omstandig verslag betreffende de toestand van het faillissement.

   Indien een verzoekschrift tot sluiting wordt neergelegd binnen een jaar na de opening van het faillissement, voegt de curator een verslag bij zijn verzoekschrift.

   Dit verslag wordt neergelegd bij in het faillissementsdossier en beschrijft onder meer de ontvangsten, de toestand betreffende de inning van de schuldvorderingen, de rechtsvorderingen ingeleid door of tegen de curator qualitate qua, de uitgaven, de uitkeringen, de activa die nog moeten worden vereffend, de stand van de betwistingen van de schuldvorderingen en een actualisering van de inventaris van activa bedoeld in artikel XX.134.

§ 2. Op het einde van elk kalenderjaar dienen de curatoren in elk geval een verzamelaangifte inzake btw met betrekking tot de handelingen die aan de btw zijn onderworpen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.129

[ [#S1;S#] De rechter-commissaris is er in het bijzonder mee belast toezicht te houden op het beheer en op de vereffening van het faillissement en de verrichtingen ervan te bespoedigen, in het bijzonder de afwikkeling van de schuldvorderingen van de werknemers van de gefailleerde; hij beveelt de dringende maatregelen die noodzakelijk zijn voor het beveiligen en het bewaren van de goederen van de boedel en hij zit de vergaderingen voor van de schuldeisers van de gefailleerde.

   De rechter-commissaris kan, op eigen initiatief of op verzoek van de insolventierechtbank, op de zitting verslag uitbrengen over alle geschillen waartoe het faillissement aanleiding geeft. De curator licht te dien einde de rechter-commissaris tijdig in van de datum van de zitting. Het verslag van de rechter-commissaris is verplicht wanneer de wet dit uitdrukkelijk voorschrijft.

   In geval van verhindering van de rechter-commissaris voorziet de voorzitter van de rechtbank in diens vervanging.

   Wanneer de rechter-commissaris verslag uitbrengt over de geschillen waartoe het faillissement aanleiding geeft, kan hij geen deel uitmaken van de zetel.

   De rechter-commissaris kan buiten zijn rechtsgebied alle tot zijn opdracht behorende handelingen verrichten, wanneer hij van oordeel is dat ernstige of dringende omstandigheden zulks vereisen.

   De beschikkingen van de rechter-commissaris worden gemotiveerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.130

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel XX.18, kan de procureur des Konings kan bij alle verrichtingen van het faillissement aanwezig zijn en zich door de curatoren alle inlichtingen doen verstrekken die hij dienstig acht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Beheer van het faillissement] [#S1;S#]
Art. XX.131

[ [#S1;S#] § 1. Het register bevat, voor elk faillissement, een dossier dat ten minste het volgende bevat:
1° een voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis van faillietverklaring, van het vonnis dat het tijdstip van de staking van betaling bepaalt en van de beslissingen gewezen na uitoefening van de rechtsmiddelen tegen deze vonnissen;
2° het uittreksel van de bekendmakingen bedoeld in deze titel;
3° de beschikkingen genomen door de rechter-commissaris;
4° in voorkomend geval het proces-verbaal van plaatsopneming en de in artikel XX.134 bedoelde boedelbeschrijving;
5° de aangiften van schuldvordering en hun bijlagen;
6° de processen-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen;
7° de tabel bedoeld in artikel XX.164;
8° de door de curatoren opgemaakte verslagen en uitdelingslijsten, bedoeld in de artikelen XX.128, XX.168 en XX.192;
9° de balans bedoeld in artikel XX.147;
10° de lijst van de dadingen en de desbetreffende homologaties bedoeld in artikel XX.151;
11° de vereenvoudigde rekening bedoeld in artikel XX.170;

§ 2. De schuldenaar en de schuldeisers die een schuldvordering hebben aangegeven, hebben toegang op afstand tot het faillissementsdossier overeenkomstig artikel XX.18. Andere belanghebbenden vragen via het register toegang aan de rechter-commissaris die bij beschikking de toegang weigert of toestaat.

   Elke belanghebbende kan via de curator een materiële kopie krijgen van de in het register opgenomen bestanden die niet onder het beroepsgeheim of het zakengeheim vallen, op voorwaarde dat hij een retributie betaalt zoals bepaald bij artikel XX.19.

   De Koning regelt de wijze waarop deze paragraaf wordt toegepast.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.132

[ [#S1;S#] De curatoren nemen dadelijk na het vonnis van faillietverklaring hun taak op zich nadat zij de aanvaarding van hun ambt hebben bevestigd.

   Zij beheren het faillissement als een goed huisvader onder toezicht van de rechter-commissaris.

   De curatoren werken actief en prioritair mee aan het vaststellen van het bedrag van de aangegeven schuldvorderingen van de werknemers van de gefailleerde onderneming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.133

[ [#S1;S#] De rechter-commissaris beslist, in overleg met de curatoren of een plaatsopneming aangewezen is, desgevallend in aanwezigheid van de griffier.

   Hij verwittigt op voorhand de Orde of het Instituut als de plaatsopneming geschiedt bij een beroepsbeoefenaar van een vrij beroep.

   De artikelen 1010, eerste lid, 1011, 1013 en 1015, eerste zin, van het Gerechtelijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsopneming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.134

[ [#S1;S#] Vanaf hun ambtsaanvaarding maken de curatoren onverwijld en onder toezicht van de rechter-commissaris de inventaris van de goederen van de gefailleerde, zowel roerende als onroerende, materiële en immateriële, in zijn tegenwoordigheid of nadat hij behoorlijk is opgeroepen. De rechter-commissaris ondertekent de inventaris. De ondertekende inventaris wordt neergelegd in het register.

   In de inventaris worden alle goederen inclusief elk van de in artikel XX.110, § 3, bedoelde goederen afzonderlijk beschreven.

   De curatoren kunnen zich, met machtiging van de rechter-commissaris, voor het opmaken van de inventaris, alsmede voor het schatten van de voorwerpen, de materiële bewaring van de activa en de verkoop ervan, onder hun verantwoordelijkheid laten bijstaan door degene die zij daartoe geschikt achten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.135

[ [#S1;S#] § 1. Wanneer blijkt dat het actief ontoereikend is om de vermoedelijke kosten voor het beheer en de vereffening van het faillissement te dekken, kan de rechtbank op verzoek van de curatoren of zelfs ambtshalve na de curatoren te hebben gehoord de sluiting van het faillissement uitspreken. De gefailleerde wordt opgeroepen met een gerechtsbrief die de tekst van dit artikel bevat.

   Het verzoekschrift kan op elk ogenblik in het register worden neergelegd, zelfs wanneer de inventaris nog niet is opgesteld.

§ 2. De beslissing tot sluiting van de verrichtingen van het faillissement brengt de ontbinding van de rechtspersoon en de onmiddellijke sluiting van de vereffening mee wanneer wordt vastgesteld dat het actief ontoereikend is om de vermoedelijke kosten voor het beheer en de vereffening van het faillissement te dekken.

§ 3. De sluiting van het faillissement wegens ontoereikend actief kan slechts worden uitgesproken wanneer wordt vastgesteld dat de curatoren al het mogelijke hebben gedaan om de werknemers de wettelijk bepaalde sociale bescheiden uit te reiken.

§ 4. De sluiting maakt een einde aan het mandaat van de curatoren.

   De beslissing wordt door toedoen van de curator bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dat uittreksel vermeldt de naam, de voornaam, elektronisch adres en het adres van de personen die als vereffenaars worden beschouwd.

   Artikel 185 van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing.

§ 5. Het vonnis beveelt, in voorkomend geval, dat rekening en verantwoording zal worden gedaan door de curatoren. De insolventierechtbank neemt kennis van de geschillen desbetreffende.

§ 6. De Koning kan de procedure tot het in consignatie geven van later opgedoken activa vaststellen, alsmede de bestemming van deze activa bij nieuw opgedoken passiva.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.136

[ [#S1;S#] De tenuitvoerlegging van het vonnis tot sluiting van het faillissement, uitgesproken overeenkomstig artikel XX.135, wordt opgeschort gedurende een maand te rekenen van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.137

[ [#S1;S#] Wanneer de faillietverklaring heeft plaatsgehad na overlijden en vooraleer de inventaris is opgemaakt, of wanneer de gefailleerde overlijdt vooraleer met de inventaris is begonnen, wordt deze dadelijk opgemaakt met inachtneming van de in artikel XX.134 voorgeschreven vormen, in tegenwoordigheid of althans na behoorlijke oproeping van de erfgenamen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.138

[ [#S1;S#] Na het opmaken van de inventaris worden de koopwaren, het geld, de bescheiden, de titels van schuldvorderingen, de roerende goederen en voorwerpen van de schuldenaar toevertrouwd aan de zorg van de curatoren.

   De gefailleerde, dan wel de bestuurders of zaakvoerders van de gefailleerde rechtspersoon zijn gehouden indien hen dit door de curatoren wordt gevraagd, de boekhouding en archieven te bewaren. Zij dienen deze op eerste verzoek van de curator ter beschikking te stellen. De archieven worden methodisch opgeborgen en bewaard gedurende zeven jaar, vanaf de opening van de procedure in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.

   Onverminderd artikel XX.16, moeten de curatoren de dossiers welke zij na het faillissement hebben aangelegd bewaren rekening houdend met de wettelijke verjaringstermijn voorzien in artikel 2276bis van het Burgerlijk wetboek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.139

[ [#S1;S#] § 1. Na hun ambtsaanvaarding beslissen de curatoren onverwijld of zij de overeenkomsten die gesloten zijn voor de datum van het vonnis van faillietverklaring en waaraan door dat vonnis geen einde wordt gemaakt, al dan niet verder uitvoeren, dan wel of zij de overeenkomsten eenzijdig beëindigen wanneer het beheer van de boedel dit noodzakelijkerwijs vereist. Deze beslissing kan geen afbreuk doen aan zakelijke rechten van derden tegenwerpelijk aan de boedel.

   De medecontractant die de overeenkomst met de gefailleerde heeft gesloten, kan de curatoren aanmanen om die beslissing binnen vijftien dagen te nemen. Indien geen verlenging van termijn is overeengekomen of indien de curatoren geen uitdrukkelijke beslissing genomen hebben voor de termijn verstreken is, wordt de overeenkomst als beëindigd beschouwd. De schuldvordering van de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant wegens deze beëindiging, wordt opgenomen in de boedel.

   Indien de curatoren beslissen de overeenkomst uit te voeren, heeft de medecontractant recht, ten laste van de boedel, op de uitvoering van de verbintenis in zoverre zij betrekking heeft op prestaties geleverd na de datum van het vonnis tot faillietverklaring.

§ 2. Indien bij de stopzetting van de activiteiten, met name naar aanleiding van het vonnis van faillietverklaring, de curatoren uitdrukkelijk of stilzwijgend hun wil te kennen geven de bestaande arbeidsovereenkomsten te beëindigen, zijn zij niet verplicht de bijzondere formaliteiten en procedures te vervullen die van toepassing zijn op de ontbinding van die overeenkomsten.

   Indien de curatoren, met het oog op de gehele of gedeeltelijke voortzetting of de hervatting van de activiteiten, nieuwe arbeidsovereenkomsten sluiten met de in het eerste lid bedoelde contractanten, genieten die laatsten de formaliteiten en procedures die van toepassing zijn op de overeenkomsten die werden beëindigd gedurende de tijd waarin de activiteiten werden voortgezet.

   Na de faillietverklaring en vóór de sluiting van de vereffening van het faillissement, hebben de curatoren de mogelijkheid de ontslagen werknemers, met toestemming van de rechter-commissaris, een voorschot toe te kennen dat gelijk is aan de verschuldigde bezoldigingen en vergoedingen, en dat niet hoger mag liggen dan 80 procent van het in artikel 19, 3° ter, van de hypotheekwet van 16 december 1851 bedoelde bedrag.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.140

[ [#S1;S#] Indien het belang van de schuldeisers daaraan niet in de weg staat, kan de rechtbank, op verzoek van de curatoren of van iedere belanghebbende, op verslag van de rechter-commissaris en na de curatoren en de vertegenwoordigers van het personeel, in de ondernemingsraad te hebben gehoord of, indien er geen is, het comité voor preventie en bescherming op het werk of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging ingeval er een is opgericht of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging, machtiging verlenen opdat de verrichtingen van de gefailleerde voorlopig, geheel of gedeeltelijk, worden voortgezet door de curatoren of, onder hun toezicht, door de gefailleerde of door een derde. Op verzoek van de curatoren of van iedere belanghebbende en op verslag van de rechter-commissaris, kan de rechtbank die maatregel te allen tijde wijzigen of herroepen.

   De curatoren kunnen dadelijk na het faillissementsvonnis en na overleg met de representatieve vakbonden of, bij gebreke hiervan, met het aanwezige personeel in het belang van de boedel en in afwachting van de uitspraak van de rechtbank met toepassing van het eerste lid, toestaan dat de activiteiten worden voortgezet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.141

[ [#S1;S#] De curatoren kunnen, met toestemming van de rechter-commissaris, aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin het huisraad en de voorwerpen nodig voor eigen gebruik afgeven. De curatoren maken van die zaken een staat op. Zij kunnen eveneens met toestemming van de rechter-commissaris, levensonderhoud toekennen aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin.

   Iedere betwisting betreffende de toepassing van dit artikel wordt bij verzoekschrift aan de rechtbank gericht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.142

[ [#S1;S#] De curatoren kunnen, zelfs indien het faillietverklarend vonnis wordt bestreden, met machtiging van de rechter-commissaris dadelijk overgaan tot de verkoop van de activa die onderhevig zijn aan spoedig bederf, snelle waardevermindering, of wanneer de kosten voor het bewaren van de goederen, de activa van het faillissement in acht genomen, te hoog zijn.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.143

[ [#S1;S#] De aan de gefailleerde gerichte brievenpost wordt afgegeven aan de curatoren door elke postoperator, mits een door de curatoren ondertekende schriftelijke aanvraag gericht aan de postoperator met vermelding van naam en adres van de gefailleerde. De curatoren openen de brievenpost. Indien de gefailleerde aanwezig is, woont hij de opening bij. De brievenpost die niet uitsluitend betrekking heeft op de economische activiteit van de gefailleerde, of die betrekking heeft op een nieuwe activiteit van de gefailleerde wordt door de curatoren aan de gefailleerde bezorgd of medegedeeld op het adres door de gefailleerde aangewezen.

   Na de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen kan de gefailleerde natuurlijke persoon de rechter-commissaris verzoeken zelf de aan hem gerichte brievenpost te mogen openen.

   Bij weigering moet de rechter-commissaris zijn beslissing motiveren.

   Brievenpost gericht aan de beoefenaar van een vrij beroep wordt afgegeven aan de curator volgens richtlijnen bepaald door de Orde of Instituut waarvan de gefailleerde deel uitmaakt bij zijn faillissement.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.144

[ [#S1;S#] Alle schuldvorderingen of geldsommen die aan de gefailleerde verschuldigd zijn, worden door de curatoren opgespoord en tegen kwijting geïnd.

   De gelden afkomstig van verkopingen en invorderingen door de curatoren gedaan, worden binnen een maand na ontvangst bij de Deposito- en Consignatiekas gestort. De curator kan een beperkt bedrag op een per faillissement geïndividualiseerde bankrekening bewaren, dienstig voor de lopende verrichtingen, onder toezicht van de rechter-commissaris die daarvan het maximumbedrag bepaalt.

   Bij nalatigheid zijn de curatoren verwijlintrest, gelijk aan de wettelijke interest, verschuldigd voor de sommen die zij niet hebben gestort, onverminderd de toepassing van artikel XX.20.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.145

[ [#S1;S#] De betaling van de bedragen toegekend aan de schuldeisers wordt door de curatoren gedaan op vertoon van een uitdelingslijst door de rechter-commissaris ondertekend en neergelegd in het faillissementsdossier.

   De aan de curatoren bij wijze van ereloon of bij wijze van provisioneel ereloon verschuldigde bedragen, bedoeld in artikel XX.20 alsmede hun kosten, de gerechtskosten en de kosten aan derden in het kader van de vereffening gesteld worden begroot door de rechtbank op basis van een daartoe opgesteld verzoekschrift en op het advies van de rechter-commissaris. Bij elk verzoek tot begroting van de gerechtskosten en kosten aan derden, worden de stukken die deze kosten verantwoorden gevoegd. De betalingen van de bedoelde erelonen, kosten en voorschotten worden verricht door de Deposito- en Consignatiekas aan de curator op basis van een door de rechter-commissaris ondertekend staat.

   De sommen die bij het afsluiten van het faillissement niet betaald konden worden, moeten bij de Deposito- en Consignatiekas gestort worden ten voordele van de rechthebbende schuldeisers.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.146

[ [#S1;S#] De gefailleerde of de zaakvoerders en bestuurders van de gefailleerde rechtspersoon zijn gehouden gevolg te geven aan alle oproepingen die zij ontvangen van de rechter-commissaris of van de curatoren en verstrekken hun alle vereiste inlichtingen.

   De gefailleerde of de zaakvoerders en bestuurders van de gefailleerde rechtspersoon zijn verplicht de curatoren elke adreswijziging mede te delen of elke wijziging van hun elektronisch adres. Als dit niet gedaan wordt, zijn de oproepingen geacht geldig te zijn verricht op het laatste adres aan de curatoren medegedeeld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.147

[ [#S1;S#] De curatoren ontbieden de gefailleerde om in zijn tegenwoordigheid de boeken en bescheiden vast te stellen en af te sluiten.

   De curatoren gaan over tot verificatie van de balans. Voor zover blijkt dat aanzienlijke correcties noodzakelijk zijn, of wanneer geen balans is neergelegd bij de aangifte van staking van betaling, kunnen zij die opmaken, eventueel nadat de bestuurders en de zaakvoerders van de failliete rechtspersoon hoofdelijk veroordeeld werden tot betaling van de kosten voor de opmaak van de balans.

   Zij kunnen de hulp inroepen van een externe boekhouder (-fiscalist), een externe accountant of een bedrijfsrevisor met het oog op de opmaak van de balans.

   De balans wordt gevoegd bij het faillissementsdossier.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.148

[ [#S1;S#] De rechter-commissaris kan de gefailleerde, diens werknemers en wie dan ook horen, zowel aangaande het onderzoek van de boeken en de boekhoudkundige bescheiden als aangaande de oorzaken en de omstandigheden van het faillissement.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.149

[ [#S1;S#] Wanneer een schuldenaar failliet is verklaard na zijn overlijden of wanneer de gefailleerde overlijdt na zijn faillissement, kunnen zijn erfgenamen zich aanmelden of laten vertegenwoordigen bij alle faillissementsverrichtingen. Zij hebben dezelfde toegang tot het faillissementsdossier als hun rechtsvoorganger.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.150

[ [#S1;S#] Te rekenen van hun ambtsaanvaarding zijn de curatoren op hun persoonlijke aansprakelijkheid gehouden alle handelingen te verrichten tot bewaring van de rechten van de gefailleerde tegen zijn schuldenaars.

   Zij zijn bovendien verplicht inschrijving te nemen van de hypotheken op de onroerende goederen van de gefailleerde, waarvan zij het bestaan kennen.

   Zij kunnen inschrijving vorderen van de hypotheken op de onroerende goederen van de schuldenaars van de gefailleerde, indien deze het niet heeft gevorderd.

   Bedoelde inschrijvingen worden ten name van de boedel genomen door de curatoren, die bij hun borderel een kopie van het faillissementsvonnis voegen als bewijs van hun benoeming.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.151

[ [#S1;S#] De curatoren kunnen, met machtiging van de rechter-commissaris en na behoorlijke oproeping van de gefailleerde, dadingen aangaan over alle geschillen waarbij de boedel betrokken is, zelfs wanneer het onroerende rechtsvorderingen en rechten betreft.

   Wanneer de waarde van het voorwerp van de dading 50 000 euro te boven gaat, wordt zij eerst verbindend nadat ze door de rechtbank is gehomologeerd op verslag van de rechter-commissaris. De gefailleerde wordt voor de homologatie opgeroepen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.152

[ [#S1;S#] De curatoren kunnen een beroep doen op de gefailleerde om hen in hun beheer te helpen en voor te lichten. De rechter-commissaris bepaalt de voorwaarden waaronder hij zijn arbeid zal verrichten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.153

[ [#S1;S#] In elk faillissement zijn de curatoren verplicht, binnen twee maanden na hun ambtsaanvaarding, aan de rechter-commissaris een memorie of kort verslag mee te delen betreffende de vermoedelijke toestand van het faillissement, de voornaamste oorzaken en omstandigheden ervan en de kenmerken die het vertoont.

   De curator legt het verslag neer in het faillissementsdossier. De rechter-commissaris maakt zijn aanmerkingen en verwittigt in voorkomend geval de procureur des Konings dat het verslag hem niet tijdig is medegedeeld en de redenen van deze vertraging. Zowel het verslag als de opmerkingen op het verslag zijn vertrouwelijk en zijn slechts toegankelijk voor de curator, de rechter-commissaris en de procureur des Konings.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.154

[ [#S1;S#] Indien de gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde rechtspersoon worden vervolgd wegens een strafbaar feit als bepaald in de artikelen 489, 489bis, 489ter, 490bis of 492bis van het Strafwetboek, of indien er tegen hen een bevel tot medebrenging of aanhouding werd verleend of, indien zij op de voormelde gronden werden opgeroepen voor de raadkamer of gedagvaard voor de correctionele rechtbank geeft de procureur des Konings daarvan dadelijk kennis aan de rechter-commissaris en de curator.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Aangifte en verificatie van schuldvorderingen] [#S1;S#]
Art. XX.155

[ [#S1;S#] § 1. Om in aanmerking te kunnen komen voor een uitdeling alsmede om enig recht van voorrang te kunnen uitoefenen, zijn de schuldeisers gehouden aangifte te doen van hun schuldvorderingen, in het register uiterlijk op de door het vonnis van faillietverklaring bepaalde dag. De titels waarop de vordering berust worden aangehecht aan de aangifte. Bij de aangifte worden de identificatie-gegevens van de schuldeiser, alsmede de grondslag, het bedrag en de zekerheden van de vordering nader gepreciseerd.

   De schuldeisers worden daartoe verwittigd door een bericht in het register en een rondschrijven dat hun door de curatoren wordt toegezonden in zoverre die schuldeisers bekend zijn.

   Het bericht en het rondschrijven vermelden plaats, dag en uur, bepaald voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen.

   Het register bezorgt aan de schuldeiser een bericht van ontvangst.

§ 2. De verplichting tot neerlegging van de aangifte en bijhorende stukken in het register geldt niet voor natuurlijke personen of voor rechtspersonen die in het buitenland zijn gevestigd, tenzij zij worden vertegenwoordigd door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

   De partij die niet verplicht is tot en geen gebruik maakt van neerlegging langs elektronische weg, legt de stukken bedoeld in paragraaf 1 aangetekend of tegen ontvangstbewijs op het kantooradres van de curator zoals in het vonnis aangegeven neer. De curator converteert de ontvangen stukken in elektronische vorm en verklaart ze gelijkvormig.

§ 3. De Koning kan de vorm bepalen waarin de aangifte moet worden gedaan.

§ 4. De aangiften worden ingediend in de taal waarin het faillissementsvonnis is uitgesproken. Zij kunnen evenwel ook gedaan worden in een andere nationale taal of in het Engels.

   De bijlagen bij de aangifte mogen gevoegd worden in de taal naar keuze van de aangever.

   De rechtbank kan de vertaling van de aangifte en de bijlagen vragen aan de aangever die hiervan de kosten moet dragen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.156

[ [#S1;S#] De aangifte van elke schuldeiser bevat:
- zijn identiteit, zijn ondernemingsnummer en in voorkomend geval zijn beroep en woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, zijn ondernemingsnummer, zijn maatschappelijke benaming en zijn maatschappelijke zetel;
- het bedrag en de oorzaken van zijn schuldvordering, de eraan verbonden voorrechten, hypotheken of zakelijke zekerheden op roerende goederen, en de titel waarop zij berust.

   Is dat niet het geval, dan kunnen de curatoren de schuldvordering verwerpen of beschouwen als niet preferente schuldvordering.

   Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen drie maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring, tenzij het faillissement eerder wordt afgesloten, en vermeldt naam, voornaam en adres van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, bij gebrek waaraan deze bevrijd is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.157

[ [#S1;S#] Onder voorbehoud van de toepassing van internationale verdragen, bevat de aangifte van de schuldeiser die zijn woonplaats niet heeft in een lidstaat van de Europese Unie, keuze van woonplaats in het rechtsgebied van de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken.

   Heeft hij geen woonplaats gekozen, dan kunnen hem alle betekeningen en mededelingen gedaan worden ter griffie van de rechtbank.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.158

[ [#S1;S#] De verificatie van de schuldvorderingen wordt door de curator verricht in tegenwoordigheid van of althans na behoorlijke oproeping van de gefailleerde. De titels van de schuldvorderingen worden getoetst aan de boeken en bescheiden van de gefailleerde.

   De gefailleerde wordt eveneens gehoord over de vereffening van het faillissement.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.159

[ [#S1;S#] Na de aangifte van elke schuldvordering en tot de dag gesteld voor de behandeling van de betwistingen waartoe zij aanleiding geeft, kan de rechter-commissaris, zelfs ambtshalve, bevelen dat de schuldeiser of zijn gemachtigde of iedere persoon die inlichtingen kan verstrekken, persoonlijk zal verschijnen. Hij maakt proces-verbaal op van hun verklaringen. Hij kan ook bevelen dat de schuldeiser zijn boeken overlegt of, krachtens een bevel tot onderzoek daarvan, vorderen dat hem daarvan een uittreksel wordt bezorgd opgemaakt door de rechter van de plaats.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.160

[ [#S1;S#] De processen-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen worden door de curatoren opgesteld, door hen ondertekend en in het register neergelegd, met kennisgeving aan de rechter-commissaris.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.161

[ [#S1;S#] Uiterlijk op de in het vonnis van faillietverklaring bepaalde dag leggen de curatoren het eerste proces-verbaal van verificatie neer in het register.

   Na respectievelijk zes en twaalf maanden na de datum van het vonnis van faillietverklaring, leggen de curatoren in het register een aanvullend proces-verbaal van verificatie neer waarin zij het eerste proces-verbaal van verificatie overnemen, de aangehouden vorderingen verifiëren en de schuldvorderingen verifiëren die sedertdien werden ingediend. Dit geldt ook wanneer er geen wijzigingen zijn opgetreden ten aanzien van het voorgaande proces-verbaal van verificatie.

   De curatoren kunnen in het eerste en tweede proces-verbaal de schuldvorderingen aanvaarden, aanhouden tot de volgende verificatie, of betwisten. Tussen deze processen-verbaal kunnen zij aan de rechtbank de betwistingen voorleggen betreffende de schuldvorderingen die zij wensen te aanvaarden of te betwisten. Zij richten hiertoe een verzoek aan de rechter-commissaris die de datum bepaalt waarop de zaak door de rechtbank zal worden behandeld. De curatoren roepen de betrokken schuldeiser op bij een ter post aangetekend schrijven of via het register. De beslissing over de betwisting wordt in het register neergelegd en in het laatste proces-verbaal vermeld.

   De schuldvorderingen die na het laatste proces-verbaal nog niet zijn aanvaard worden beslecht met toepassing van artikel XX.163. De curator roept de betrokken schuldeiser bij, een ter post aangetekend schrijven of via het register op voor de rechtbank, voor de behandeling van de betwisting, op dag en uur te bepalen in overleg met de griffie.

   De aangiften van schuldvorderingen van de werknemers van de gefailleerde, aangenomen in hun geheel of provisioneel, worden onmiddellijk door de curatoren bezorgd aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.

   Vorderingen tot opname van schuldvorderingen waarvan de opname overeenkomstig artikel XX. 165, derde en vierde leden, gevorderd wordt na de neerlegging van het laatste proces-verbaal van verificatie, worden ingeleid bij dagvaarding betekend aan de curatoren.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.162

[ [#S1;S#] De gefailleerde en de schuldeisers kunnen tegen de verrichte en te verrichten verificaties bezwaren inbrengen binnen een maand na de uiterste datum zoals bepaald in artikel XX.161 voor de neerlegging van het proces verbaal van verificatie.

   Legt de curator het proces-verbaal van verificatie later neer dan de datum zoals bepaald in artikel XX.161, dan neemt de termijn pas een aanvang vanaf de datum van neerlegging van het proces-verbaal.

   Het bezwaar wordt aan de curatoren en aan de schuldeiser wiens vordering wordt tegengesproken betekend bij een deurwaardersexploot. Hierbij worden de curatoren en de schuldeiser, alsmede de gefailleerde voor de rechtbank gedaagd teneinde uitspraak te horen doen over de schuldvordering waartegen bezwaar is ingebracht. De gefailleerde wordt door de curatoren verwittigd met uitnodiging om te verschijnen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.163

[ [#S1;S#] Op de dag bepaald voor de behandeling van de betwistingen beslist de rechtbank, zonder voorafgaande dagvaarding, zo mogelijk bij een enkel vonnis, over alle betwistingen. Dit vonnis wordt gewezen, nadat de curatoren, de gefailleerde en de schuldeisers die bezwaren hebben ingebracht en zij die aangifte hebben gedaan, indien zij verschijnen, zijn gehoord. Tegen het vonnis staat geen verzet open.

   De betwistingen die niet onmiddellijk in beraad worden genomen, worden afzonderlijk en verder behandeld volgens de gewone rechtspleging met voorrang boven alle andere zaken.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.164

[ [#S1;S#] § 1. De curator stelt voor elk faillissement een tabel op die voor elke aangegeven schuldvordering de volgende vermeldingen bevat:
1° het volgnummer;
2° de identiteit, het beroep, het ondernemingsnummer in voorkomend geval en de woonplaats, of, indien het een rechtspersoon betreft, de identiteit, de voornaamste activiteit, het ondernemingsnummer en de maatschappelijke zetel van de schuldeiser die zijn schuldvordering en zijn titels heeft neergelegd; in het geval van een onderneming bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], de benaming waaronder de activiteit wordt uitgeoefend, in voorkomend geval het ondernemingsnummer en de zetel van de activiteit en de identificatiegegevens van de gemachtigde, in voorkomend geval;
3° het bedrag van de aangegeven schuldvordering;
4° de door de schuldeiser ingeroepen voorrechten, hypotheken en zakelijke zekerheden op roerende goederen;
5° de aanvaarding of de betwisting;
6° het rolnummer toegekend aan de betwisting;
7° de korte inhoud en de datum van de beslissing over de betwisting;
8° de andere inlichtingen waarvan de mededeling aan de belanghebbenden nuttig kan zijn.

§ 2. De tabel wordt in het faillissementsdossier neergelegd en bijgewerkt door de curator.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 237, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.165

[ [#S1;S#] De bekende of onbekende schuldeisers die in gebreke blijven hun schuldvorderingen aan te geven of te bevestigen, komen niet in aanmerking voor de uitdelingen.

   Tot de oproeping voor de vergadering bedoeld in artikel XX.170 hebben de schuldeisers die in gebreke zijn gebleven, het recht opname te vorderen zonder dat hun vordering reeds bevolen uitkeringen kan opschorten. Zij hebben slechts recht op een dividend berekend op het nog niet verdeeld actief en dragen zelf de kosten en uitgaven waartoe de verificatie en de opname van hun schuldvorderingen aanleiding geven.

   Het recht opname te vorderen verjaart na verloop van één jaar te rekenen van het vonnis van faillietverklaring, behalve voor de schuldvordering die vastgesteld wordt in een procedure tot tussenkomst of vrijwaring, vervolgd of ingesteld tijdens de vereffening.

   Het recht opname te vorderen van een schuldvordering tijdens de vereffening vastgesteld door een andere rechtbank dan de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken, verjaart na verloop van zes maanden te rekenen van de dag waarop het eindvonnis kracht van rechterlijk gewijsde heeft verkregen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - Vereffening van het faillissement] [#S1;S#]
Art. XX.166

[ [#S1;S#] § 1. Vanaf de invoeging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen of vanaf elke latere datum, gaan de curatoren over tot de vereffening van het faillissement.

   De oproeping zoals voorzien in artikel XX.158 bevat meteen de oproeping aan de gefailleerde om gehoord te worden door de rechter-commissaris, in aanwezigheid van de curatoren, nopens de best mogelijke tegeldemaking van de activa, en dit ten laatste op de datum van sluiting van het eerste proces verbaal van de schuldvorderingen.

   De rechter-commissaris maakt hiervan een verslag op, met vermelding van de gemaakte opmerkingen en legt dit neer in het register.

   De curatoren verkopen onder meer de onroerende goederen, koopwaren en roerende goederen, een en ander onder toezicht van de rechter-commissaris en met naleving van de artikelen XX.144 en XX.145, zonder dat het nodig is om de gefailleerde op te roepen. Zij kunnen de bij artikel XX.151 voorgeschreven dadingen aangaan over om het even welke aan de gefailleerde toekomende rechten, niettegenstaande elk verzet zijnerzijds.

§ 2. De schuldeisers of de gefailleerde die menen dat hun rechten benadeeld worden door een voorgenomen verkoop van activa, kunnen in kort geding de aanstelling vragen van een curator ad hoc. De aldus aangestelde curator kan aan de rechtbank vragen de verkoop te verbieden, in zoverre die verkoop kennelijk indruist tegen de belangen van de betrokkenen.

§ 3. Indien de curatoren zulks vorderen, kan de rechtbank in het kader van de vereffening van het faillissement de overdracht van een onderneming in werking bekrachtigen onder voorwaarden die partijen hebben bedongen en waarvan de naleving door de curatoren of, na sluiting van het faillissement, door elke belanghebbende kan worden vervolgd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.167

[ [#S1;S#] De rechter-commissaris kan te allen tijde een vergadering van schuldeisers of van sommigen onder hen bijeenroepen.

   De rechter-commissaris roept de vergadering bijeen indien hij hiertoe wordt verzocht door schuldeisers die meer dan een derde van de schuldvorderingen vertegenwoordigen.

   De rechter-commissaris beveelt de in het faillissement ingeschreven schuldeisers te verwittigen en bepaalt plaats, dag en uur van de vergadering. Een bericht wordt ten minste een maand voor de datum van de vergadering in het register neergelegd door toedoen van de griffier. De bekendmaking kan evenwel, met de toestemming van de rechter-commissaris, worden vervangen door een rondschrijven aan de ingeschreven schuldeisers.

   De gefailleerde wordt op die vergadering behoorlijk opgeroepen en kan er gehoord worden nopens de vereffening van de boedel.

   De vergadering van de schuldeisers kan, bij gewone meerderheid, de curatoren ermede belasten te onderhandelen over een vaste prijs voor het geheel of een gedeelte van de rechten of de rechtsvorderingen die nog niet voldaan zijn, en ze te vervreemden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.168

[ [#S1;S#] De rechter-commissaris beveelt, indien daartoe aanleiding is, een uitdeling aan de schuldeisers en bepaalt tot welk bedrag. Elke betaling die wordt verricht op bevel of met de toestemming van de rechter-commissaris, heeft voor de curatoren kwijting tot gevolg.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.169

[ [#S1;S#] Indien er schuldeisers zijn van wie de vorderingen binnen de voorgeschreven termijn aangegeven en bevestigd zijn, doch die aanleiding hebben gegeven tot geschillen die nog niet definitief zijn beslecht, heeft geen uitdeling plaats dan na reservering van het gedeelte dat overeenstemt met hun schuldvorderingen, zoals zij zijn aangegeven en bevestigd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.170

[ [#S1;S#] Wanneer alle betwistingen van schuldvorderingen zijn beslecht en de vereffening van het faillissement is beëindigd, worden de schuldeisers en de gefailleerde opgeroepen door de curatoren na inzage en goedkeuring van de rekeningen van de curatoren op beschikking van de rechter-commissaris die de datum, het uur en de plaats ervan vastlegt.

   De vereenvoudigde rekening van de curatoren, die het totale bedrag van het actief, de kosten en het ereloon van de curatoren, de boedelschulden en de verdeling tussen de verschillende categorieën van schuldeisers vermeldt, wordt bij deze oproeping gevoegd. Zij wordt ook gevoegd bij het faillissementsdossier.

   Op die vergadering wordt de rekening besproken en afgesloten.

   Het saldo van de rekening dient voor de laatste uitdeling.

   Indien er een batig saldo is, komt dit rechtens toe aan de gefailleerde of indien het een rechtspersoon betreft, aan de aandeelhouders.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.171

[ [#S1;S#] Nadat de rechtbank in voorkomend geval de betwistingen betreffende de rekening heeft beslecht en de rekening zo nodig heeft verbeterd, beveelt zij, op verslag van de rechter-commissaris, en na behoorlijke oproeping van de gefailleerde, de sluiting van het faillissement.

   Binnen een maand na het vonnis dat de sluiting van het faillissement beveelt, zenden de curatoren een kopie van de verbeterde vereenvoudigde rekening samen met een overzicht van de bedragen die effectief werden uitgekeerd aan de verschillende schuldeisers, over aan de administratie van de btw en de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.

   Het vonnis waarbij de sluiting van het faillissement wordt bevolen, wordt door de [ [#S2;S#] curator] [#S2;S#] bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   De sluiting van het faillissement maakt een einde aan de opdracht van de curatoren, behalve wat de uitvoering van de sluiting betreft, en houdt een algemene kwijting in.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 238, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.172

[ [#S1;S#] De beslissing tot sluiting van de verrichtingen van het faillissement van de rechtspersoon ontbindt deze en brengt de onmiddellijke sluiting van zijn vereffening mee.

   Artikel 185 van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing.

   De beslissing wordt door toedoen van de [ [#S2;S#] curator] [#S2;S#] bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dat uittreksel vermeldt de naam, de voornaam, elektronisch adres en het adres van de personen die als vereffenaars worden beschouwd.

   De Koning kan de procedure tot het in consignatie geven van later opgedoken activa vaststellen, alsmede de bestemming van deze activa bij nieuw opgedoken passiva. Hij kan tevens de bestemming van onverkochte activa die overblijven na de sluiting vaststellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 239, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] - Kwijtschelding] [#S1;S#]
Art. XX.173

[ [#S1;S#] § 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of derden.

   De kwijtschelding heeft gevolgen voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft.

§ 2. De kwijtschelding wordt enkel toegekend door de rechtbank op verzoek van de gefailleerde, welk verzoekschrift hij dient te voegen bij zijn aangifte van het faillissement of dient neer te leggen in het register uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, zelfs indien het faillissement is afgesloten voor het verstrijken van die termijn. Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de curator. Deze legt uiterlijk na één maand een verslag neer in het register over omstandigheden die kunnen aanleiding geven tot de vaststelling van kennelijk grove fouten, bedoeld in § 3.

   Zonder de sluiting van het faillissement af te wachten en van zodra de termijn van zes maanden is verstreken, kan de gefailleerde de rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Op verzoek van de gefailleerde deelt de rechtbank aan deze laatste, via het register, binnen een termijn van een jaar vanaf de opening van het faillissement, de redenen mee die rechtvaardigen waarom ze zich niet over de kwijtschelding heeft uitgesproken zonder dat deze mededeling vooruitloopt op de latere beslissing inzake de kwijtschelding.

   De rechtbank spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding uiterlijk bij de sluiting van het faillissement of, indien het verzoek bedoeld in het eerste lid nog niet is ingediend op het ogenblik van sluiting, binnen een maand na het verzoek.

   Het vonnis dat de kwijtschelding van de schuldenaar beveelt wordt door de griffier ter kennis gebracht van de curator en in het register neergelegd. Het wordt [ [#S2;S#] door de curator] [#S2;S#] bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

§ 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement. Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de publicatie van het vonnis van kwijtschelding.

   Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens [ [#S2;S#] orde of instituut] [#S2;S#] in kennis door een kopie te sturen van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 240, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.174

[ [#S1;S#] De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke samenwoning was aangegaan, wordt ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.

   De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot voordeel strekken.

   De kwijtschelding heeft geen gevolgen op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 7. [ [#S1;S#] - Schuldeisers en borgtochten] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Medeschuldenaars, persoonlijke zekerheden en borgen] [#S1;S#]
Art. XX.175

[ [#S1;S#] Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek en XX.176, strekt de kwijtschelding niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.176

[ [#S1;S#] De natuurlijke persoon die zich persoonlijk kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, kan, na het openen van de procedure, een verzoekschrift neerleggen voor de insolventierechtbank strekkende tot gehele of gedeeltelijke bevrijding van haar verbintenis wanneer het bedrag van de zekerheid, bij het openen van de procedure, kennelijk niet in verhouding is tot haar terugbetalingsmogelijkheden, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van haar roerende en onroerende goederen en inkomsten.

   De verzoeker vermeldt in zijn verzoekschrift:
- zijn identiteit, beroep en woonplaats;
- de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
- de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
- de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
- het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
- de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
- elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.

   Het verzoekschrift wordt gevoegd bij het faillissementsdossier.

   De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het faillissementsdossier kunnen worden geraadpleegd.

   De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.

   Het vonnis dat de bevrijding van de verzoeker beveelt, wordt [ [#S2;S#] ingevoegd tussen het woord] [#S2;S#] bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

   Wanneer de persoonlijke zekerheid door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn goederen te stellen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 241, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.177

[ [#S1;S#] De houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde en eveneens gefailleerde medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan, geëndosseerd of gewaarborgd, komt in aanmerking voor de uitdelingen in elke boedel en komt daarin op voor de nominale waarde van zijn schuldvordering, totdat hij volledig is betaald.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.178

[ [#S1;S#] Voor de faillissementen van medeschuldenaars bestaat geen onderling verhaal uit hoofde van betaalde percenten, behalve wanneer de percenten uit die boedels meer bedragen dan de schuldvordering in hoofdsom en toebehoren; in dat geval komt het meerdere, naar de orde der verbintenissen, toe aan die schuldenaars voor wie de andere borg staan.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.179

[ [#S1;S#] Wanneer de houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde met andere medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan of waarvoor een borg is gesteld, voor het faillissement een voorschot op zijn schuldvordering ontvangen heeft, wordt deze in de boedel slechts opgenomen onder aftrek van dit voorschot en behoudt hij voor het nog verschuldigde bedrag zijn rechten tegen de medeschuldenaars of de borg.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.180

[ [#S1;S#] De medeschuldenaar of de borg die de gedeeltelijke betaling gedaan heeft, komt in het faillissement op voor alles wat hij tot bevrijding van de gefailleerde betaald heeft.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Pandhoudende schuldeisers en schuldeisers bevoorrecht op roerend goed] [#S1;S#]
Art. XX.181

[ [#S1;S#] De curatoren kunnen, met machtiging van de rechter-commissaris, te allen tijde het pand ten bate van de failliete boedel inlossen door betaling van de schuld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.182

[ [#S1;S#] Ingeval de curatoren het pand niet inlossen en de schuldeiser het verkoopt voor een prijs die de schuldvordering te boven gaat, wordt het meerdere door hen geïnd. Bedraagt de prijs minder dan de schuldvordering, dan treedt de pandhoudende schuldeiser voor het ontbrekende op als gewone schuldeiser in de boedel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.183

[ [#S1;S#] Voor de werknemers bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, worden het loon, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, van die wet, en de in het loon begrepen vergoedingen die aan dezelfde personen verschuldigd zijn wegens beëindiging van hun dienstbetrekking, ongeacht of die beëindiging voor of na de faillietverklaring plaatsheeft, onder de bevoorrechte schuldvorderingen opgenomen met dezelfde rang en ten belope van dezelfde bedragen als het voorrecht dat aan dezelfde personen wordt toegekend bij artikel 19, 3° ter, van de hypotheekwet van 16 december 1851.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Rechten van hypothecaire schuldeisers en van op onroerende goederen bevoorrechte schuldeisers] [#S1;S#]
Art. XX.184

[ [#S1;S#] Wanneer de prijs van de onroerende goederen vroeger dan of tegelijk met die van de roerende goederen verdeeld wordt, treden de bevoorrechte of de hypothecaire schuldeisers die niet geheel voldaan zijn uit de prijs van de onroerende goederen, naar evenredigheid van hetgeen hun nog verschuldigd is, samen met de gewone schuldeisers op ten aanzien van de gelden die aan de chirografaire boedel toekomen, mits hun schuldvorderingen bevestigd en geverifieerd zijn met inachtneming van de hierboven voorgeschreven vormen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.185

[ [#S1;S#] Wanneer tot een of meer uitdelingen van gelden wordt overgegaan voordat de prijs van de onroerende goederen verdeeld is, nemen de op de onroerende goederen bevoorrechte en de hypothecaire schuldeisers daaraan deel naar evenredigheid van het volle bedrag van hun schuldvorderingen, onverminderd de afscheiding die hierna wordt omschreven.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.186

[ [#S1;S#] Na de verkoop van de onroerende goederen en de sluiting van de rangregeling onder de hypothecaire en de bevoorrechte schuldeisers, zullen degenen onder hen die ten aanzien van de prijs der onroerende goederen batig gerangschikt zijn voor het volle bedrag van hun schuldvordering, het bedrag dat hun als hypothecaire schuldeisers toegewezen is, slechts ontvangen onder aftrek van hetgeen zij uit de chirografaire boedel hebben verkregen.

  &bsp; De aldus afgetrokken bedragen blijven niet in de hypothecaire boedel, maar worden daarvan afgescheiden en keren terug naar de chirografaire boedel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.187

[ [#S1;S#] De rechten van de hypothecaire schuldeisers die slechts voor een gedeelte batig gerangschikt zijn bij de verdeling van de prijs van onroerende goederen in de chirografaire boedel, worden definitief vastgesteld met inachtneming van het bedrag dat hun nog verschuldigd is na die rangschikking met betrekking tot de onroerende goederen. Wat zij bij de vroegere uitdeling meer ontvangen hebben, wordt afgetrokken van het bedrag dat hun als hypothecaire schuldeisers toegewezen is, en wordt in de chirografaire boedel teruggestort.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.188

[ [#S1;S#] De hypothecaire schuldeisers die niet batig gerangschikt zijn, worden als gewone schuldeisers beschouwd en als zodanig behandeld met betrekking tot de gevolgen van alle verrichtingen in verband met de chirografaire boedel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Gevolgen van het faillissement van de ene echtgenoot ten opzichte van de andere] [#S1;S#]
Art. XX.189

[ [#S1;S#] De curatoren kunnen de roerende en onroerende goederen uit het eigen vermogen van een gefailleerde echtgenoot zowel als uit hun gemeenschappelijk vermogen verkopen zonder de voorafgaande toestemming van de andere echtgenoot of de rechterlijke machtiging, voorgeschreven bij de artikelen 215, § 1, 1418 en 1420 van het Burgerlijk Wetboek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.190

[ [#S1;S#] Indien het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten wordt ontbonden na de faillietverklaring en voor de sluiting van het faillissement, kunnen noch de echtgenoot van de gefailleerde, noch de curatoren aanspraak maken op de voordelen die in het huwelijkscontract zijn bepaald.

   De betaling van gemeenschappelijke schulden, die de gefailleerde bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteit heeft gemaakt en die niet voldaan zijn door de vereffening van het faillissement, kunnen niet verhaald worden op het eigen vermogen van de echtgenoot van de gefailleerde.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Gevolgen van het faillissement op de aansprakelijkheid van derden voor de financiering van een nieuwe activiteit] [#S1;S#]
Art. XX.191

[ [#S1;S#] Het faillissement van een natuurlijke persoon of van een rechtspersoon kan op zich alleen geen grond zijn voor een aansprakelijkheidsvordering gericht tegen een kredietgever of een investeerder die krediet geeft voor of investeert in een nieuwe activiteit gevoerd door de gefailleerde of door een bestuurder, zaakvoerder of leider van de failliete rechtspersoon, ongeacht de vorm waarin deze nieuwe activiteit wordt uitgeoefend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 8. [ [#S1;S#] - Uitdeling aan de schuldeisers] [#S1;S#]
Art. XX.192

[ [#S1;S#] Het bedrag van het actief van de gefailleerde wordt onder de schuldeisers verdeeld naar evenredigheid van hun vorderingen en na aftrek van de kosten en uitgaven voor het beheer van de failliete boedel, van de uitkeringen tot levensonderhoud aan de gefailleerde en zijn gezin en van hetgeen aan de bevoorrechte schuldeisers betaald is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 9. [ [#S1;S#] - Verkoop van de onroerende goederen van de gefailleerde] [#S1;S#]
Art. XX.193

[ [#S1;S#] § 1. Onverminderd artikel XX.120, kunnen alleen de curatoren tot de verkoop van onroerende goederen overgaan. De rechter-commissaris beveelt de verkoop op verzoek van de curator. Indien de rechter-commissaris de verkoop, hetzij openbaar, hetzij uit de hand, beveelt dan wel machtigt, geschiedt deze overeenkomstig de artikelen 1190 tot 1193ter van het Gerechtelijk Wetboek.

   De voorgaande bepalingen vinden geen toepassing op de eerst ingeschreven hypothecaire schuldeiser die na de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen het bezwaarde goed kan doen verkopen overeenkomstig de artikelen 1560 tot 1626 van het Gerechtelijk Wetboek, onverminderd artikel XX.120.

§ 2. Wanneer onroerende goederen in mede-eigendom toebehoren aan de gefailleerde en aan andere personen, kan de rechter-commissaris, op verzoek van de curatoren, de verkoop van de onverdeelde goederen bevelen. De ingeschreven hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers, de schuldeisers die een bevel of een beslagexploot hebben doen overschrijven, alsook de gefailleerde en de andere mede-eigenaars dienen ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief tot de machtigingsprocedure te worden opgeroepen. De verkoop vindt in dat geval plaats op verzoek van de curator alleen.

   In geval van akkoord van alle mede-eigenaars aangaande de verkoop van het onverdeeld onroerend goed, kan de rechter-commissaris de verkoop bevelen, op gezamenlijk verzoek van de curator en de andere mede-eigenaars, nadat de ingeschreven hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers, de schuldeisers die een bevel of beslagexploot hebben doen overschrijven, evenals de gefailleerde ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief bij de machtigingsprocedure werden opgeroepen.

§ 3. De beschikking vermeldt steeds de identiteit van de schuldeisers en mede-eigenaars die bij de procedure behoorlijk zijn opgeroepen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 10. [ [#S1;S#] - Terugvordering] [#S1;S#]
Art. XX.194

[ [#S1;S#] Het faillissement doet geen afbreuk aan het recht van terugvordering van de eigenaar van de goederen die in het bezit zijn van de schuldenaar.

   Op straffe van verval moet de rechtsvordering tot terugvordering worden ingesteld voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen.

   Indien de bewaring of de teruggave van de teruggevorderde goederen kosten heeft veroorzaakt ten laste van de boedel, eist de curator dat deze kosten betaald worden bij de afgifte van de goederen. Weigert de eigenaar deze kosten te betalen dan is de curator gerechtigd het retentierecht uit te oefenen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. XX.195

[ [#S1;S#] In geval van faillissement kan de eigenaar van nog niet betaald handels- en ander papier dat zich in natura in de portefeuille van de gefailleerde bevindt op de dag van het vonnis van faillietverklaring, dat papier terugvorderen wanneer hij het afgegeven heeft alleen met last om het te innen en het bedrag ervan te zijner beschikking te houden, of het speciaal bestemd heeft voor bepaalde betalingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.196

[ [#S1;S#] De koopwaren aan de gefailleerde in bewaring gegeven of in consignatie gegeven om te worden verkocht voor rekening van de afzender, kunnen eveneens worden teruggevorderd, zolang zij geheel of gedeeltelijk in natura aanwezig zijn.

   Zelfs de prijs van die koopwaren kan worden teruggevorderd in zover hij niet is betaald, noch in waardepapier voldaan, noch in rekening-courant tussen de gefailleerde en de koper verrekend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.197

[ [#S1;S#] De aan de gefailleerde gezonden koopwaren kunnen ook worden teruggevorderd, zolang de overgave niet is geschied in zijn magazijnen of in die van de commissionair die gelast is ze te verkopen voor rekening van de gefailleerde.

   De terugvordering is nochtans niet ontvankelijk wanneer de koopwaren, voor hun aankomst, zonder bedrog verkocht zijn op cognossementen of op door de afzender getekende facturen en vrachtbrieven.

   De terugvordering geschiedt met inachtneming van de rechten van de pandhoudende schuldeiser die in het bezit van de koopwaren is gesteld door een cognossement of een vrachtbrief.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.198

[ [#S1;S#] Hij die een zaak terugvordert, is verplicht voor de terugname in de boedel de door hem in mindering ontvangen bedragen, alsmede alle voorschotten gedaan voor vracht of vervoer, commissie, verzekering of andere kosten terug te geven, en de wegens dezelfde oorzaken verschuldigde bedragen te betalen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.199

[ [#S1;S#] Verkochte koopwaren die nog niet zijn geleverd aan de gefailleerde of nog niet zijn verzonden aan de gefailleerde of voor diens rekening aan een derde, kunnen door de verkoper worden teruggehouden.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.200

[ [#S1;S#] In het geval van de artikelen XX.197 en XX.199 kunnen de curatoren, met machtiging van de rechter-commissaris, levering van de koopwaren eisen tegen betaling van de prijs die tussen verkoper en gefailleerde bedongen is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.201

[ [#S1;S#] De curatoren kunnen met goedkeuring van de rechter-commissaris de verzoeken tot terugvordering van koopwaren, handels- en andere papieren of andere goederen inwilligen.

   Indien het belang van de boedel het vereist kunnen de curatoren evenwel, met de toestemming van de rechter-commissaris, de terugvordering bepaald in artikel XX.194 afwijzen na betaling van de prijs die tussen verkoper en de gefailleerde is bedongen, met uitsluiting van interesten en strafbedingen, die in voorkomend geval schulden in de boedel blijven.

   Indien er een geschil ontstaat, doet de rechtbank op verzoek van de belanghebbenden uitspraak, op verslag van de rechter-commissaris.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel VII. [ [#S1;S#] - Grensoverschrijdende insolventie] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Europese insolventieprocedures] [#S1;S#]
Art. XX.202

[ [#S1;S#] Wanneer overeenkomstig artikel 3, § 1, van de Insolventieverordening in een andere lidstaat een insolventieprocedure geopend is ten aanzien van een schuldenaar die in België een vestiging heeft, worden de hoofdzaken van de beslissing tot opening van de insolventieprocedure, de identiteit van de aangewezen insolventiefunctionaris, alsmede de bevoegdheidsregel die toegepast wordt door het rechtscollege dat de procedure geopend heeft, [ [#S2;S#] op verzoek van de buitenlandse insolventiefunctionaris] [#S2;S#] bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Hetzelfde geldt indien de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt daarom verzoekt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 243, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.203

[ [#S1;S#] Bij de opening van een territoriale insolventieprocedure krachtens artikel 3, § 2, van de Insolventieverordening, wordt de staat van faillissement van de vestiging van de schuldenaar, van deze schuldenaar beoordeeld los van de eventuele hoedanigheid van onderneming van de schuldenaar en los van zijn vestigingen in het buitenland gelegen.

   Bij de opening van een territoriale insolventieprocedure krachtens artikel 3, § 3, van de Insolventieverordening als gevolg van de erkenning van een buitenlandse rechterlijke beslissing om een hoofdprocedure te openen, wordt de staat van faillissement op grond van de insolventie van de schuldenaar niet opnieuw onderzocht wanneer de hoofdinsolventieprocedure vereiste dat de schuldenaar insolvent is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.204

[ [#S1;S#] Wanneer een insolventiefunctionaris in een in een andere lidstaat geopende hoofdinsolventieprocedure in verband met de goederen die zich in België bevinden een unilaterale toezegging wil doen overeenkomstig artikel 36 van de Insolventieverordening, moet die toezegging worden vermeld in een geschreven document waarvan een behoorlijk geauthentiseerd exemplaar wordt neergelegd in het register. Een Nederlandse, Franse of Duitse versie moet bij het geschreven document worden gevoegd, in het geval de toezegging in een andere dan die talen is opgesteld.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.205

[ [#S1;S#] Is in een andere lidstaat een hoofdprocedure geopend op basis van artikel 3, § 1 van de Insolventieverordening, dan stelt de griffier de insolventiefunctionaris binnen vijftien dagen schriftelijk in kennis van elke aanvraag tot opening van een secundaire insolventieprocedure onder mededeling dat deze zijn zienswijze binnen een daartoe door de rechtbank bepaalde termijn kenbaar kan maken. Zolang aan de insolventiefunctionaris niet de gelegenheid werd geboden te worden gehoord over de aanvraag, kan geen secundaire insolventieprocedure worden geopend.

   Iedere belanghebbende kan evenwel bij verzoekschrift vorderen dat een insolventiefunctionaris ad hoc wordt aangesteld die bewarende maatregelen kan nemen in verband met de uitvoering of voortzetting van arbeidsovereenkomsten in België gesloten.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.206

[ [#S1;S#] Elk optreden van een insolventiefunctionaris in een in een andere lidstaat geopende insolventieprocedure gebeurt door tussenkomst van een advocaat.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.207

[ [#S1;S#] Zodra een vordering tot opening van een insolventieprocedure aanhangig wordt gemaakt bij een Belgisch rechtscollege of voornoemd rechtscollege een insolventieprocedure heeft geopend op grond van de Insolventieverordening, behoort enig verzoek tot samenwerking met een rechtscollege van een andere lidstaat waarbij een vordering tot opening van een insolventieprocedure is ingediend of dat een dergelijke procedure heeft geopend tot de bevoegdheid van de rechter-commissaris of de gedelegeerd rechter.

   Deze bepaling is ook van toepassing wanneer een Belgisch rechtscollege een procedure betreffende een lid van een vennootschapsgroep heeft geopend, zodra bij een rechtscollege van een andere lidstaat een vordering aanhangig wordt gemaakt tot opening van een procedure betreffende een ander lid van dezelfde groep of voornoemd rechtscollege een dergelijke procedure heeft geopend.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.208

[ [#S1;S#] Zodra een vordering tot opening van een insolventieprocedure aanhangig wordt gemaakt bij een Belgisch rechtscollege of voornoemd rechtscollege een insolventieprocedure heeft geopend op grond van de insolventieverordening, behoort enig verzoek van dit rechtscollege tot samenwerking met een door een rechtscollege van een andere lidstaat aangewezen insolventiefunctionaris tot de bevoegdheid van de rechter-commissaris of de gedelegeerd rechter.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.209

[ [#S1;S#] De rechter-commissaris of gedelegeerd rechter is gemachtigd om rechtstreeks te communiceren met de rechtbanken van andere lidstaten of met de personen die zij hebben aangewezen alsook om hen rechtstreeks gegevens of bijstand te verzoeken.

   De communicatie kan gebeuren via elk geschikt geacht middel.

   De rechter-commissaris of de gedelegeerd rechter vermeldt in het register alle contacten die hij heeft met een rechtscollege van een andere lidstaat of met de door dat rechtscollege aangewezen persoon, evenals met een door een rechtscollege van een andere lidstaat aangewezen insolventiefunctionaris.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Overige grensoverschrijdende insolventieprocedures] [#S1;S#]
Art. XX.210

[ [#S1;S#] Dit hoofdstuk is van toepassing zodra Verordening 2015/848/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende insolventieprocedures niet van toepassing is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.211

[ [#S1;S#] Bij de opening van een territoriale insolventieprocedure krachtens artikel 118, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek van internationaal privaatrecht, wordt de staat van faillissement van de vestiging beoordeeld los van de hoedanigheid van onderneming van de schuldenaar en van de staat van zijn vestigingen in het buitenland gelegen.

   Bij de opening van een territoriale insolventieprocedure krachtens artikel 118, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek van internationaal privaatrecht, als gevolg van de erkenning van een buitenlandse rechterlijke beslissing om een hoofdprocedure te openen, wordt de staat van faillissement op grond van de insolventie van de schuldenaar niet opnieuw onderzocht wanneer de hoofdinsolventieprocedure vereiste dat de schuldenaar insolvent is.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.212

[ [#S1;S#] Iedere schuldeiser kan zijn vordering indienen in het kader van een insolventieprocedure op grond van artikel 118, § 1, tweede lid, van het Wetboek van internationaal privaatrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.213

[ [#S1;S#] Wanneer in een andere staat ten aanzien van een schuldenaar een insolventieprocedure wordt geopend, worden de hoofdzaken van de beslissing tot opening van de insolventieprocedure en de identiteit van de aangewezen insolventiefunctionaris op verzoek van de buitenlandse insolventiefunctionaris in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, op voorwaarde dat de beslissing tot opening op grond van artikel 121 van het Wetboek van internationaal privaatrecht in België wordt erkend of kan worden erkend.

   Wanneer de schuldenaar een vestiging in België heeft, gebeurt de in eerste lid bedoelde bekendmaking ambtshalve.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.214

[ [#S1;S#] De benoeming van de buitenlandse insolventiefunctionaris wordt vastgesteld door overlegging van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde buitenlandse rechter opgesteld attest. Van deze stukken kan een vertaling worden verlangd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.215

[ [#S1;S#] Enig optreden van een insolventiefunctionaris in een in een andere staat geopende insolventieprocedure gebeurt door tussenkomst van een advocaat.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.216

[ [#S1;S#] § 1. De insolventiefunctionaris in een op grond van artikel 121 van het Wetboek van internationaal privaatrecht erkende buitenlandse hoofdinsolventie kan alle bevoegdheden uitoefenen die hem toekomen naar het recht van de staat waar de buitenlandse insolventie is uitgesproken, tenzij op grond van artikel 118, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek van internationaal privaatrecht een procedure geopend is.

   Indien in België een procedure geopend is op grond van artikel 118, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek van internationaal privaatrecht kan de buitenlandse insolventiefunctionaris voorstellen indienen om de activa te gelde te maken of op enigerlei wijze te gebruiken.

§ 2. De insolventiefunctionaris in een op grond van artikel 121 van het Wetboek van internationaal privaatrecht erkende buitenlandse hoofdinsolventie mag al zijn bevoegdheden uitoefenen op de goederen van de schuldenaar die zich in België bevinden met inbegrip van deze om ze te verplaatsen, onverminderd artikel 119, § 2 van het Wetboek van internationaal privaatrecht.

§ 3. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden hier te lande moet de buitenlandse insolventiefunctionaris het Belgische recht eerbiedigen, in het bijzonder de voorschriften inzake het tegelde maken van de goederen. Deze bevoegdheden mogen niet de aanwending van dwangmiddelen, noch het recht om uitspraak te doen in gedingen of geschillen behelzen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.217

[ [#S1;S#] Wanneer een insolventieprocedure op grond van artikel 118 § 1, tweede lid, van het Wetboek van internationaal privaatrecht geopend is, is de rechter bevoegd zoveel als redelijkerwijze mogelijk, rechtstreeks of door tussenkomst van de insolventiefunctionaris of van een derde, informatie te verschaffen aan, te communiceren met of anderszins samen te werken met de buitenlandse rechter of met de buitenlandse insolventiefunctionaris, op voorwaarde dat de buitenlandse procedure in België erkend is of erkend kan worden op grond van artikel 121 van het Wetboek van internationaal privaatrecht.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.218

[ [#S1;S#] Zodra een vordering tot opening van een insolventieprocedure aanhangig wordt gemaakt bij een Belgisch rechtscollege of voornoemd rechtscollege een insolventieprocedure heeft geopend op grond van artikel 118, § 1, tweede lid, van het Wetboek van internationaal privaatrecht, behoort enig verzoek tot samenwerking met een rechtscollege van een andere staat waarbij een vordering tot opening van een insolventieprocedure is ingediend of dat een dergelijke procedure heeft geopend tot de bevoegdheid van de rechter-commissaris of de gedelegeerd rechter.

   Deze bepaling is ook van toepassing wanneer een Belgisch rechtscollege een procedure betreffende een lid van een vennootschapsgroep heeft geopend, zodra bij een rechtscollege van een andere staat een vordering aanhangig wordt gemaakt tot opening van een procedure betreffende een ander lid van dezelfde groep of voornoemd rechtscollege een dergelijke procedure heeft geopend.

   De rechter-commissaris of de gedelegeerd rechter is gemachtigd om rechtstreeks te communiceren met de rechtbanken van andere staten of de personen die zij hebben aangewezen of om hen rechtstreeks om gegevens of bijstand te verzoeken.

   De communicatie kan gebeuren via elk geschikt geacht middel.

   De rechter-commissaris of de gedelegeerd rechter vermeldt in het register van de procedure alle contacten die hij heeft met een rechtscollege van een andere staat of met de door dat rechtscollege aangewezen persoon, evenals met een door een rechtscollege van een andere lidstaat aangewezen insolventiefunctionaris.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.219

[ [#S1;S#] § 1. Op verzoek van de buitenlandse rechter of de buitenlandse insolventiefunctionaris verschaft de insolventiefunctionaris de informatie die voor de afwikkeling van de buitenlandse insolventieprocedure van belang kan zijn, en met name de stand van de indiening en de verificatie van de vorderingen en alle maatregelen tot herstel of herstructurering van de schuldenaar of tot beëindiging van de procedure, onverminderd enige wettelijke verplichting tot geheimhouding en regels die de verstrekking van inlichtingen beperken.

§ 2. Bij de afwikkeling van de insolventie werkt de insolventiefunctionaris, zoveel als redelijkerwijze mogelijk, samen met de buitenlandse rechter of de buitenlandse insolventiefunctionaris. Die samenwerking kan plaatsvinden in eender welke vorm, inclusief door het sluiten van overeenkomsten of protocollen.

   Deze samenwerking kan met name slaan op het onderzoeken of herstructurering van de schuldenaar mogelijk is en het coördineren, indien die herstructurering mogelijk is, van de opstelling en uitvoering van een herstructureringsplan;

   De insolventiefunctionaris werkt ook samen met de buitenlandse insolventiefunctionaris bij het beheer van de tegeldemaking of het gebruik van de goederen en de onderneming van de schuldenaar.

§ 3. Op grond van zwaarwegende redenen kan de insolventiefunctionaris weigeren te voldoen aan een verzoek om inlichtingen of andere samenwerking. De insolventiefunctionaris kan de rechter-commissaris verzoeken een beslissing te nemen omtrent de door hem voorgenomen weigering.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.220

[ [#S1;S#] § 1. Zolang nog niet onherroepelijk is beslist over het verzoek tot erkenning van de buitenlandse insolventieprocedure kan de rechtbank op verzoek van de buitenlandse insolventiefunctionaris, een schuldeiser of de schuldenaar maatregelen gelasten ter verzekering van de bewaring van de goederen van de schuldenaar en de bescherming van de rechten van de schuldeisers.

§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde bewarende maatregelen kunnen elke maatregel omvatten die ertoe kan bijdragen dat het vermogen van de schuldenaar in stand blijft en dat de belangen van de schuldeisers worden beschermd, zoals:
a) schorsing van gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar;
b) verlies of beperking van het bestuur van de schuldenaar over diens in België zich bevindende goederen, met aanwijzing van een of meer gerechtsmandatarissen of insolventiefunctionarissen, of
c) het horen van getuigen omtrent de samenstelling van het vermogen van de schuldenaar.

§ 3. De bewarende maatregelen kunnen tot het ogenblik dat de rechter beslist op het verzoek tot erkenning van de buitenlandse insolventie, worden gewijzigd of beëindigd. Tenzij de beslissing omtrent het verzoek tot erkenning anders inhoudt, eindigen bewarende maatregelen op het moment waarop die beslissing onherroepelijk wordt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.221

[ [#S1;S#] De schuldeiser die, nadat een procedure in het buitenland, is geopend, door ongeacht welk middel, met name door uitvoerende maatregelen, geheel of gedeeltelijk wordt voldaan uit goederen van een schuldenaar die zich op het Belgisch grondgebied bevinden, moet hetgeen hij heeft verkregen van de buitenlandse insolventiefunctionaris teruggeven, op voorwaarde dat de buitenlandse procedure in België erkend is of erkend kan worden op grond van artikel 121 van het Wetboek van internationaal privaatrecht.

   De schuldeiser die in een in het buitenland geopende insolventieprocedure een uitkering op zijn vordering heeft ontvangen, neemt pas deel aan de uitdeling van een in België geopende procedure, wanneer de schuldeisers van dezelfde rang of dezelfde categorie in die andere procedure een gelijkwaardige uitkering hebben ontvangen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.222

[ [#S1;S#] Degene die een verbintenis uitvoert ten voordele van de schuldenaar die is onderworpen aan een geopende insolventieprocedure terwijl hij die verbintenis had moeten uitvoeren voor de insolventiefunctionaris van die procedure, wordt bevrijd indien hij van de opening van de insolventieprocedure niet op de hoogte was.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.223

[ [#S1;S#] Indien bij het einde van een territoriale insolventieprocedure een overschot rest, draagt de in die procedure aangewezen insolventiefunctionaris het saldo onverwijld over aan de insolventiefunctionaris van de hoofdprocedure.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel VII. [ [#S1;S#] - Aansprakelijkheidsvorderingen] [#S1;S#]
Art. XX.224

[ [#S1;S#] Deze titel is niet van toepassing op ondernemingen als bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, a)] [#S2;S#], van dit boek.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 244, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.225

[ [#S1;S#] § 1. Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten overtreffen, kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.

   Als kennelijk grove fout wordt in elk geval beschouwd iedere vorm van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, in de zin van artikel 5, § 3, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.

§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de gefailleerde onderneming over de drie boekjaren voor het faillissement, of, indien de onderneming sedert minder dan drie jaar is opgericht, alle boekjaren voor het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620 000 euro, buiten de belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt en wanneer het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000 euro [ [#S3;S#] ...] [#S3;S#].

§ 3. Zowel de curatoren als elke benadeelde schuldeiser kunnen de in paragraaf 1 bedoelde rechtsvordering instellen. Een benadeelde schuldeiser kan de vordering alleen instellen indien de curator de vordering zelf niet instelt binnen een maand na hiertoe door de benadeelde schuldeiser te zijn aangemaand. De benadeelde schuldeiser stelt de curator daarvan in kennis. De curator kan tussenkomen in de door de schuldeiser ingesteld procedure. In dat geval wordt de curator van rechtswege geacht de vordering voort te zetten als rechtsopvolger van de schuldeiser.

§ 4. De boedel dient de schuldeiser voor de door hem gemaakte uitgaven en kosten te vergoeden indien de curator tussenkomt. De schuldeiser heeft eveneens recht op vergoeding voor de gemaakte kosten indien de curator niet tussenkomt en de vordering voordeel oplevert aan de boedel.

§ 5. Ongeacht of de vordering werd ingesteld door de curator of door een schuldeiser:
1° wordt de door de rechtbank toegekende vergoeding wegens vermindering of afwezigheid van activa evenredig verdeeld onder de schuldeisers met inachtneming van de wettige redenen van voorrang op die activa;
2° wordt de door de rechtbank toegekende vergoeding wegens vermeerdering van het passief van het faillissement evenredig verdeeld over alle schuldeisers zonder inachtneming van de wettige redenen van voorrang.

   Elk verdeling geschiedt na voorafname van de boedelschulden.

§ 6. Wanneer de persoon, bedoeld in paragraaf 1, die hoofdelijk aansprakelijk gesteld wordt, een beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens [ [#S2;S#] orde of instituut] [#S2;S#] in kennis door een kopie te sturen van het vonnis.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 245, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 3)<W 2019-03-23/06, art. 30, 070; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. XX.226

[ [#S1;S#] Onverminderd artikel XX.225 kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijkse bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, op vordering van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of van de curator persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen met inbegrip van de verwijlinteresten, indien zij, in de loop van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring, betrokken zijn geweest bij minstens twee faillissementen of vereffeningen van ondernemingen waarbij schulden ten aanzien van een inningsorganisme van de sociale zekerheidsbijdragen onbetaald zijn gebleven, voor zover zij bij die eerder failliet verklaarde of vereffende ondernemingen ten tijde van de faillietverklaring, ontbinding of aanvang van de vereffening tevens bestuurder, gewezen bestuurder, lid of gewezen lid van de directieraad of van de raad van toezicht waren of ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hadden of hebben gehad.

   Indien een vordering bedoeld in artikel XX.225 is ingesteld, wordt het bedrag dat op grond van die vordering aan de RSZ toekomt toegerekend op het bedrag van de veroordeling verkregen op grond van huidig artikel.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.227

[ [#S1;S#] § 1. Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten overtreffen, kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort jegens de boedel, indien:
a) op een gegeven ogenblik voorafgaand aan het faillissement, de betrokken persoon wist of behoorde te weten dat er kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming of haar activiteiten te behouden en een faillissement te vermijden;
b) de betrokken persoon op dat ogenblik één van de hierboven vermelde hoedanigheden had; en
c) de betrokken persoon vanaf het ogenblik bedoeld in a) niet heeft gehandeld zoals een normaal voorzichtig en zorgvuldig bestuurder in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.

§ 2. De vordering in dit artikel bedoeld behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de curator.

§ 3. De door de rechtbank toegekende vergoeding wegens vermindering of afwezigheid van activa wordt evenredig verdeeld onder de schuldeisers met inachtneming van de wettige redenen van voorrang.

   De door de rechtbank toegekende vergoeding wegens vermeerdering van het passief van het faillissement wordt evenredig verdeeld over alle schuldeisers zonder inachtneming van de wettige redenen van voorrang.

   Elk verdeling geschiedt na voorafname van de boedelschulden.

§ 4. Wanneer de persoon, bedoeld in paragraaf 1, die hoofdelijk aansprakelijk gesteld wordt, een beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens [ [#S2;S#] orde of instituut] [#S2;S#] in kennis door een kopie te sturen van het vonnis.

§ 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de failliet verklaarde onderneming een vzw, ivzw of stichting is die een vereenvoudigde boekhouding voert, overeenkomstig de artikelen 17, 37 en 53 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 246, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.228

[ [#S1;S#] De vorderingen op grond van de artikelen XX.225, XX.226 en XX.227 worden uitsluitend gebracht voor de insolventierechtbank.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel IX. [ [#S1;S#] - Verbodsbepalingen en de rehabilitatie] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Verbodsbepalingen] [#S1;S#]
Art. XX.229

[ [#S1;S#] § 1. De insolventierechtbank die het faillissement heeft uitgesproken of, wanneer het faillissement in het buitenland is uitgesproken de insolventierechtbank te Brussel, kan, indien blijkt dat een kennelijke grove fout van de gefailleerde heeft bijgedragen tot het faillissement, deze bij een met redenen omkleed vonnis verbod opleggen persoonlijk of door een tussenpersoon een onderneming uit te baten.

§ 2. Indien blijkt dat de gefailleerde of de bestuurders en de zaakvoerders van de gefailleerde rechtspersoon, zonder wettig verhinderd te zijn, hebben verzuimd de verplichtingen gesteld bij artikel XX.18 na te leven, kan de insolventierechtbank te Brussel, wanneer het faillissement is uitgesproken in het buitenland, aan deze personen bij een met redenen omkleed vonnis het verbod opleggen om persoonlijk of door toedoen van een tussenpersoon, de functie van bestuurder, commissaris of zaakvoerder in een rechtspersoon, enige functie waarbij macht wordt verleend om een rechtspersoon te verbinden, de functie van persoon belast met het bestuur van een vestiging in België bedoeld in artikel 59 van het Wetboek van vennootschappen of het beroep van effectenmakelaar of correspondenteffectenmakelaar uit te oefenen.

   De rechtbank spreekt zich uit over het verbod na dagvaarding bepaald in artikel XX.230 dan wel ambtshalve en met inachtname van artikel XX.231 bij de sluiting van het faillissement.

§ 3. Voor de toepassing van dit artikel worden met de gefailleerde gelijkgesteld, de bestuurders en zaakvoerders van een failliet verklaarde rechtspersoon wier ontslag niet een jaar voor de faillietverklaring is bekendgemaakt, alsmede enig ander persoon die zonder beheerder of zaakvoerder te zijn, werkelijk de bevoegdheid zal gehad hebben de failliet verklaarde rechtspersoon te beheren.

§ 4. Daarenboven kan de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] die het faillissement van de rechtspersoon heeft uitgesproken, of de insolventierechtbank te Brussel wanneer het in het buitenland is uitgesproken, indien blijkt dat een kennelijke grove fout van een van de personen, krachtens paragraaf 3 gelijkgesteld met de gefailleerde, heeft bijgedragen tot het faillissement, aan deze persoon bij een met redenen omkleed vonnis het verbod opleggen om persoonlijk of door een tussenpersoon, enige taak die de bevoegdheid inhoudt om een rechtspersoon rechtsgeldig te verbinden.

§ 5. De duur van het verbod bepaald in de paragrafen 1, 3 en 4 wordt vastgesteld door de rechtbank. Hij bedraagt maximum tien jaar.

   De duur van het verbod bepaald in paragraaf 2 wordt vastgesteld door de rechtbank. Hij bedraagt drie jaar.

§ 6. De rechtbank kan het verbod voorwaardelijk opleggen voor een duur van drie jaar of de uitspraak opschorten voor een zelfde duur.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XX.230

[ [#S1;S#] De gefailleerde of een van de personen krachtens artikel XX.229 gelijkgesteld met de gefailleerde, worden gedagvaard voor de insolventierechtbank op vordering van het openbaar ministerie of van een schuldeiser die niet werd betaald in het faillissement.

   De termijn om te verschijnen is acht dagen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.231

[ [#S1;S#] Op de bepaalde dag, of de dag waarop de zaak is verdaagd, hoort de rechtbank de gefailleerde, in voorkomend geval bijgestaan door zijn raadsman, in raadkamer. Zij kan eveneens enig ander persoon horen indien zij zulks dienstig acht, onder meer de rechter-commissaris wanneer het faillissement in België is uitgesproken.

   In voorkomend geval wordt het openbaar ministerie gehoord in zijn advies.

   Het vonnis wordt in openbare terechtzitting uitgesproken.

   Het wordt bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad en de griffier geeft er kennis van bij gerechtsbrief aan de gefailleerde [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 247, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.232

[ [#S1;S#] De gefailleerde of een van de personen krachtens artikel XX.229 en het openbaar ministerie kunnen hoger beroep instellen. De termijn van hoger beroep loopt vanaf de kennisgeving.

   Van het verzoek om te verschijnen wordt aan de gefailleerde kennis gegeven door de griffie van het hof van beroep. Wanneer het hoger beroep is ingesteld door het openbaar ministerie, wordt het afschrift van het verzoekschrift bij de uitnodiging gevoegd.

   De termijn om te verschijnen is acht dagen.

   Het hof van beroep doet uitspraak binnen een maand na het hoger beroep.

   Op de vastgestelde dag hoort het hof van beroep de gefailleerde, die in voorkomend geval door zijn raadsman wordt bijgestaan. Het hof kan eveneens enig ander persoon horen indien het zulks dienstig acht.

   Het openbaar ministerie wordt gehoord in zijn advies.

   Van het arrest wordt binnen drie dagen bij gerechtsbrief aan de gefailleerde kennis gegeven [ [#S2;S#] ...] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 248, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.233

[ [#S1;S#] De termijn van cassatieberoep is twee maand te rekenen van de kennisgeving van het arrest.

   Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt het cassatieberoep ingeleid en wordt de zaak beslecht in de vormen en binnen de termijnen als voorgeschreven in burgerlijke zaken. De bijstand van een advocaat bij het Hof van Cassatie is evenwel niet verplicht.

   Het cassatieberoep heeft geen opschortende werking.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.234

[ [#S1;S#] Elke overtreding van het bij de vorige artikelen gestelde verbod wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaren en met geldboete van 25 euro tot 250 euro.

   De bepalingen van boek I van het Wetboek van Strafrecht, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn op die misdrijven van toepassing.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.235

[ [#S1;S#] De arresten en vonnissen waarbij het verbod wordt opgelegd, houden op gevolg te hebben:
- indien het vonnis van faillietverklaring wordt ingetrokken;
- indien de gefailleerde rehabilitatie verkrijgt.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.236

[ [#S1;S#] Dit hoofdstuk is niet toepasselijk bij faillissement van een onderneming die onderworpen is aan tuchtregels vastgesteld door of krachtens een wet.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Rehabilitatie] [#S1;S#]
Art. XX.237

[ [#S1;S#] De gefailleerde die geen kwijtschelding heeft verkregen en die alle nog door hem verschuldigde bedragen in hoofdsom, interest en kosten, geheel heeft voldaan, kan rehabilitatie verkrijgen.

   De gefailleerde die kwijtschelding heeft verkregen wordt geacht gerehabiliteerd te zijn.

   De gefailleerde kan na zijn overlijden worden gerehabiliteerd.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.238

[ [#S1;S#] Elk verzoek tot rehabilitatie wordt gericht aan de [ [#S2;S#] ondernemingsrechtbank] [#S2;S#] van het rechtsgebied waarbinnen de gefailleerde zijn woonplaats heeft. De verzoeker voegt bij zijn verzoekschrift de kwijtingen en andere bewijsstukken.

   Het wordt neergelegd in het register.

   Het wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, door toedoen van de griffier.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. XX.239

[ [#S1;S#] Iedere schuldeiser wiens schuldvordering, hoofdsom, interest en kosten, niet geheel is voldaan, en iedere andere belanghebbende kan binnen een maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, tegen de rehabilitatie bij eenvoudige akte ter griffie verzet doen onder overlegging van bewijsstukken. De schuldeiser die verzet doet, kan nooit als partij optreden in de procedure tot rehabilitatie.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.240

[ [#S1;S#] Na verloop van de termijn bepaald in artikel XX.241 doet de rechtbank uitspraak. De rechtbank kan vooraleer uitspraak te doen, de verzoeker en derden horen.

   Wordt het verzoek geweigerd, dan kan het niet opnieuw worden ingediend dan na verloop van een jaar.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.241

[ [#S1;S#] Het vonnis waarbij de rehabilitatie wordt toegestaan wordt bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad [ [#S2;S#] door toedoen van de griffier] [#S2;S#].] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 249, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel X. [ [#S1;S#] - Intrekking faillissement] [#S1;S#]
Art. XX.242

[ [#S1;S#] Het vonnis tot intrekking van het faillissement wordt bij uittreksel bekendgemaakt [ [#S2;S#] in het Belgisch Staatsblad] [#S2;S#], door toedoen van de [ [#S2;S#] griffier] [#S2;S#] en binnen vijf dagen na dagtekening.

   Het uittreksel vermeldt:
1° in het geval van een natuurlijke persoon, de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, het adres alsmede de plaats van hoofdvestiging en het ondernemingsnummer; in het geval van een rechtspersoon, de naam van de vennootschap, de rechtsvorm, de zetel van de vennootschap en het ondernemingsnummer; in het geval van een onderneming bedoeld in [ [#S2;S#] artikel I.1, eerste lid, 1°, c)] [#S2;S#], de handelsnaam waaronder de activiteit wordt uitgeoefend, in voorkomend geval het ondernemingsnummer, de zetel van de activiteit en de identificatiegegevens van de gemachtigde, in voorkomend geval;
2° de datum van het vonnis van faillietverklaring en de rechtbank die het heeft gewezen.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018> ( 2)<W 2018-04-15/14, art. 250, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Titel XI. [ [#S1;S#] Evaluatie van de insolventieprocedures] [#S1;S#]
Art. XX

[ [#S1;S#] Twee jaar na de inwerkingtreding van dit boek evalueert de minister die bevoegd is voor Justitie of de in dit boek beoogde procedures passend zijn voor de verenigingen zonder winstoogmerk als bedoeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. Die studie stelt, zo nodig, denksporen voor wetgevende verbeteringen voor.

   De studie wordt bezorgd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.] [#S1;S#]

( 1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
BIJLAGE.
Art. N

N.Artikel 10 van de Wet tot invoering van het Wetboek van economisch recht : "De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet".

  ((NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 12-12-2013 door AR 2013-12-08/01, art. 1)

Inhoudstabel
BOEK I. - Definities
Titel 1. [1 Algemene definities ]1 (Art. I.1)
Titel 2. - Definities eigen aan bepaalde boeken
HOOFDSTUK 1. [1 Definities eigen aan boek III. ]1 (Art. I.2)
HOOFDSTUK 2. - [1 Definities eigen aan Boek IV. ]1 (Art. I.6)
HOOFDSTUK 3. - [1 Definities eigen aan boek V. ]1 (Art. I.7)
HOOFDSTUK 4. [1 Definities eigen aan boek VI ]1 (Art. I.8)
HOOFDSTUK 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 43, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018> (Art. I.8)
HOOFDSTUK 5. [1 - Definities eigen aan boek VII. ]1 (Art. I.9)
HOOFDSTUK 6. - Definities eigen aan boek VIII (Art. I.9)
HOOFDSTUK 7. [1 Definities eigen aan boek IX ]1 (Art. I.10)
HOOFDSTUK 8. [1 - Definities eigen aan boek X. ]1 (Art. I.11)
HOOFDSTUK 9. - [1 Definities eigen aan boek XI ]1 (Art. I.13)
HOOFDSTUK 10. [1 Definities eigen aan Boek XII ]1 (Art. I.18)
HOOFDSTUK 11. [1 - Definities eigen aan boek XVI. ]1 (Art. I.19)
HOOFDSTUK 12. [1 - Definities eigen aan boek XV ]1 (Art. I.20)
HOOFDSTUK 13. [1 - Definities eigen aan boek XVII ]1 (Art. I.21)
HOOFDSTUK 14. [1 - Definities eigen aan boek XX. ]1 (Art. I.22)
BOEK II. - Algemene beginselen
Titel 1. - Toepassingsgebied (Art. II)
Titel 2. - Doelstellingen (Art. II.2)
Titel 3. - Vrijheid van ondernemen (Art. II.3)
Titel 4. [1 Raadplegingen. ]1 (Art. II.5)
BOEK III. [1 Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen. ]1
Titel 1. [1 Vrijheid van vestiging en van dienstverlening. ]1
Hoofdstuk 1. [1 Toepassingsgebied. ]1 (Art. III.1)
Hoofdstuk 2. [1 Vrijheid van vestiging. ]1
Afdeling 1. [1 Vergunningsstelsels. ]1 (Art. III.2)
Afdeling 2. [1 Andere vereisten. ]1 (Art. III.12)
Hoofdstuk 3. [1 Vrijheid van dienstverlening. ]1 (Art. III.13)
Titel 2. [1 Kruispuntbank van Ondernemingen en erkende ondernemingsloketten. ]1
Hoofdstuk 1. [1 Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1
Afdeling 1. [1 Oprichting van de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1 (Art. III.15)
Afdeling 2. [1 Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1 (Art. III.17)
Afdeling 3. [1 Toekenning en gebruik van het ondernemings- en vestigingseenheidsnummer. ]1 (Art. III.22)
Afdeling 4. [1 Toegang en gebruik van de gegevens opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1 (Art. III.29)
Afdeling 5. [1 Realisatie van het principe van de unieke gegevensinzameling. ]1 (Art. III.36)
Afdeling 6. [1 Inschrijving, wijziging of doorhaling van de onjuiste of ontbrekende gegevens. ]1 (Art. III.38)
Afdeling 7. [1 Bijzondere bepalingen omtrent de werking van de Kruispuntbank van Ondernemingen. ]1 (Art. III.43)
Hoofdstuk 2. [1 Inschrijvingsplichtige ondernemingen. ]1
Afdeling 1. [1 Verplichting tot inschrijving. ]1 (Art. III.49)
Afdeling 2. [1 Verplichting tot wijziging. ]1 (Art. III.51)
Afdeling 3. [1 Verplichting tot doorhaling. ]1 (Art. III.52)
Afdeling 4. [1 Gemeenschappelijke bepalingen aan de inschrijving, wijziging of doorhaling. ]1 (Art. III.53)
Hoofdstuk 3. [1 Inrichting van de ondernemingsloketten. ]1
Afdeling 1. [1 Instelling en taken van de ondernemingsloketten. ]1 (Art. III.58)
Afdeling 2. [1 Erkenningsvoorwaarden voor de ondernemingsloketten. ]1 (Art. III.61)
Afdeling 3. [1 Verplichtingen van de ondernemingsloketten. ]1 (Art. III.70)
Afdeling 4. [1 Vergoeding van de ondernemingsloketten. ]1 (Art. III.73)
Titel 3. [1 Algemene verplichtingen van de ondernemingen. ]1
Hoofdstuk 1. [1 Informatie, transparantie en niet-discriminatie. ]1
Afdeling 1. [1 Informatie- en transparantieverplichtingen. ]1 (Art. III)
Afdeling 2. [1 Niet-discriminatie van de afnemers. ]1 (Art. III.80)
Hoofdstuk 2. [1 Boekhouding van de ondernemingen. ]1 (Art. III.82)
BOEK IV. [1 - Bescherming van de mededinging ]1
TITEL 1. [1 - Mededingingsregels ]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Restrictieve mededingingspraktijken ]1 (Art. IV.1)
HOOFDSTUK 2. [1 - Concentraties ]1 (Art. IV.6)
HOOFDSTUK 3. [1 - Overheidsondernemingen ]1 (Art. IV.12)
HOOFDSTUK 4. [1 - Maatregelen of beslissingen door een vreemde staat ]1 (Art. IV.13)
TITEL 2. [1 - Handhaving van het mededingingsrecht ]1
HOOFDSTUK 1. [1 - De Belgische Mededingingsautoriteit ]1
Afdeling 1. [1 - Organisatie ]1 (Art. IV.16)
Onderafdeling 1. [1 - Voorzitter en dienst van de voorzitter ]1 (Art. IV.17)
Onderafdeling 2. [1 - Mededingingscollege ]1 (Art. IV.20)
Onderafdeling 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.21)
Onderafdeling 3. [1 - Directiecomité ]1 (Art. IV.23)
Onderafdeling 4. [1 - Auditeur-generaal en auditoraat ]1 (Art. IV.26)
Onderafdeling 5. [1 - Secretariaat ]1 (Art. IV.29)
Onderafdeling 6. [1 - Wraking en tucht ]1 (Art. IV.30)
Onderafdeling 7. [1 - Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en immuniteit ]1 (Art. IV.32)
Onderafdeling 6.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.34)
Onderafdeling 8. [1 - Onverenigbaarheden en belangenconflicten ]1 (Art. IV.35)
Onderafdeling 9. [1 - Bijzondere raadgevende commissie Mededinging ]1 (Art. IV.37)
Afdeling 2. [1 - Procedures en beslissingen ]1
Onderafdeling 1. [1 - Onderzoeksprocedure ]1 (Art. IV.39)
Afdeling 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 1.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.41)
Onderafdeling 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.42)
Onderafdeling 2. [1 - Bijzondere onderzoeksregels inzake restrictieve mededingingspraktijken en niet-naleving van beslissingen ]1 (Art. IV.43)
Onderafdeling 3.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.45)
Onderafdeling 3. [1 - Beslissing inzake restrictieve mededingings-praktijken en niet-naleving van beslissingen ]1 (Art. IV.48)
Onderafdeling 4.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.51)
Onderafdeling 4. [1 - Procedure inzake schikkingen ]1 (Art. IV.55)
Onderafdeling 5.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.58)
Onderafdeling 6.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.60)
Onderafdeling 5. [1 - Bijzondere onderzoeksregels inzake concentraties ]1 (Art. IV.63)
Onderafdeling 8.-.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.64)
Onderafdeling 6. [1 - Beslissing inzake concentraties ]1 (Art. IV.65)
Onderafdeling 10.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.67)
Afdeling 3.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling 7. [1 - Onderzoek en beslissing tijdens een vereenvoudigde procedure bij concentratie ]1 (Art. IV.70)
Onderafdeling 8. [1 - Voorlopige maatregelen ]1 (Art. IV.71)
Onderafdeling 9. [1 - Kennisgeving en bekendmaking ]1 (Art. IV.74)
HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.75)
Onderafdeling 10. [1 - Samenwerking met de Europese Commissie en de mededingingsautoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie ]1 (Art. IV.76)
Afdeling 3. [1 - Administratieve geldboeten en dwangsommen ]1 (Art. IV.79)
HOOFDSTUK 4.
<Opgeheven bij W 2019-05-02/34, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 03-06-2019> (Art. IV.80)
HOOFDSTUK 2. [1 - Prejudiciële vragen, tussenkomsten als amicus curiae en vonnissen en arresten betreffende mededingingspraktijken ]1 (Art. IV.86)
HOOFDSTUK 3. [1 - Beroep ]1 (Art. IV.90)
HOOFDSTUK 4. [1 - Verjaring ]1 (Art. IV.91)
HOOFDSTUK 5. [1 - Taalgebruik ]1 (Art. IV.92)
HOOFDSTUK 6. [1 - Overige bepalingen ]1 (Art. IV.93)
BOEK V. - [1 De mededinging en de prijsevoluties ]1
TITEL 1. - [1 Algemene bepalingen ]1 (Art. V.1)
TITEL 2. - [1 Prijsvaststelling van geneesmiddelen en gelijkgestelden ]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Toepassingsgebied ]1 (Art. V.9)
HOOFDSTUK 2. - [1 Beslissingen tot prijsvaststelling ]1 (Art. V.10)
Boek VI. [1 Marktpraktijken en consumentenbescherming ]1
TITEL 1. - [1 Algemene principes ]1 (Art. VI.1)
TITEL 2. - [1 Informatie van de markt ]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene verplichting tot informatie van de consument ]1 (Art. VI.1/1)
HOOFDSTUK 2. - [1 Prijsaanduiding ]1 (Art. VI.3)
HOOFDSTUK 2/1. [1 - Afronding van het te betalen bedrag ]1 (Art. VI.7/1)
HOOFDSTUK 3. - [1 Benaming, samenstelling en etikettering van goederen en diensten ]1 (Art. VI.8)
HOOFDSTUK 4. - [1 Aanduiding van de hoeveelheid ]1 (Art. VI.11)
HOOFDSTUK 5. - [1 Vergelijkende reclame ]1 (Art. VI.17)
HOOFDSTUK 6. - [1 Promoties inzake prijzen ]1
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2015-10-26/06, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015> (Art. VI.18)
Afdeling 2. - [1 Uitverkopen ]1 (Art. VI.22)
Afdeling 3. - [1 Opruimingen of solden ]1 (Art. VI.25)
Afdeling 4. - [1 Titels die recht geven op terugbetaling of prijsvermindering ]1 (Art. VI.31)
HOOFDSTUK 7. - [1 Diverse bepalingen ]1 (Art. VI.34)
TITEL 3. - [1 Overeenkomsten met consumenten ]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen ]1 (Art. VI.37)
HOOFDSTUK 2. - [1 Overeenkomsten op afstand ]1
Afdeling 1. - [1 Overeenkomsten op afstand die geen betrekking hebben op financiële diensten ]1 (Art. VI.44/1)
Afdeling 2. - [1 Overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten ]1 (Art. VI.54)
Afdeling 3. - [1 Aan dit hoofdstuk gemene bepalingen ]1 (Art. VI.62)
HOOFDSTUK 3. - [1 Buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten ]1 (Art. VI.63/1)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Openbare verkoop] [#S1;S#] (Art. VI.75)
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Gezamenlijk aanbod] [#S1;S#] (Art. VI.80)
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige bedingen] [#S1;S#] (Art. VI.82)
HOOFDSTUK 7. - [ [#S1;S#] Bestelbon] [#S1;S#] (Art. VI.88)
HOOFDSTUK 8. - [ [#S1;S#] Bewijsstukken] [#S1;S#] (Art. VI.89)
HOOFDSTUK 9. - [ [#S1;S#] Verlenging van overeenkomsten] [#S1;S#] (Art. VI.91)
TITEL 3/1. [ [#S1;S#] - Overeenkomsten gesloten tussen ondernemingen] [#S1;S#] (Art. VI.91/1)
TITEL 4. - [ [#S1;S#] Verboden praktijken] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. VI.92)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Oneerlijke handelspraktijken] [#S1;S#] (Art. VI.93)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Misleidende handelspraktijken] [#S1;S#] (Art. VI.97)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Agressieve handelspraktijken] [#S1;S#] (Art. VI.101)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] Oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen] [#S1;S#] (Art. VI.103/1)
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Oneerlijke marktpraktijken] [#S1;S#] (Art. VI.104)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] Misleidende marktpraktijken] [#S1;S#] (Art. VI.105)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] Agressieve marktpraktijken] [#S1;S#] (Art. VI.109/1)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Ongewenste communicaties] [#S1;S#] (Art. VI.110)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Verkoop met verlies] [#S1;S#] (Art. VI.116)
TITEL 5. - [ [#S1;S#] Collectieve consumentenovereenkomsten] [#S1;S#] (Art. VI.118)
TITEL 6. - [ [#S1;S#] Bijzondere regels inzake geregistreerde benamingen] [#S1;S#] (Art. VI.124)
TITEL 7. - [ [#S1;S#] Slotbepalingen] [#S1;S#] (Art. VI.128)
BOEK VII. - [ [#S1;S#] BETALINGS- EN KREDIETDIENSTEN.] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Algemene principes.] [#S1;S#] (Art. VII.1)
TITEL 2. [ [#S1;S#] Toepassingsgebied.] [#S1;S#] (Art. VII.2)
TITEL 3. [ [#S1;S#] Betalingsdiensten.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Inleidende bepaling.] [#S1;S#] (Art. VII.4)
HOOFDSTUK 1/1. [ [#S1;S#] - Vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen] [#S1;S#] (Art. VII.4/1)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] Informatie en voorwaarden die de betalingstransacties en raamcontracten beheersen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene regels] [#S1;S#] (Art. VII.5)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Eenmalige betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. VII.12)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Voorafgaande informatie en voorwaarden] [#S1;S#] (Art. VII.13)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Informatie na initiëring of ontvangst van een betalingsopdracht en na uitvoering van de transactie] [#S1;S#] (Art. VII.16)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Raamcontract en de daaronder vallende afzonderlijke betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. VII.20)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Voorafgaande informatie en voorwaarden] [#S1;S#] (Art. VII.21)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Wijziging van de voorwaarden en opzegging van het raamcontract] [#S1;S#] (Art. VII.24)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Afzonderlijke betalingstransacties] [#S1;S#] (Art. VII.26)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Rechten en plichten met betrekking tot het aanbieden en het gebruik van betalingsdiensten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene regels] [#S1;S#] (Art. VII.29)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Toestaan van betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Instemming met de uitvoering van betalingsopdrachten en bevestiging betreffende de beschikbaarheid van geldmiddelen] [#S1;S#] (Art. VII.32)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Regels voor de toegang tot betaalrekeningen en voor de toegang tot en het gebruik van informatie over betaalrekeningen] [#S1;S#] (Art. VII.35)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Restricties op het gebruik van betaalinstrumenten en op de toegang tot betaalrekeningen door betalingsdienstaanbieders] [#S1;S#] (Art. VII.37)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Plichten met betrekking tot betaalinstrumenten en persoonlijke beveiligingsgegevens] [#S1;S#] (Art. VII.38)
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Kennisgeving en rectificatie van niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties] [#S1;S#] (Art. VII.41)
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties] [#S1;S#] (Art. VII.43)
Onderafdeling 7. - [ [#S1;S#] Terugbetalingen van betalingstransacties die door of via de begunstigde zijn geïnitieerd] [#S1;S#] (Art. VII.46)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Uitvoering van betalingstransacties] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen] [#S1;S#] (Art. VII.48)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Uitvoeringstermijn en valutadatum] [#S1;S#] (Art. VII.52)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Aansprakelijkheid in geval van onjuiste unieke identificatoren, niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties] [#S1;S#] (Art. VII.55/2)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Melding van incidenten] [#S1;S#] (Art. VII.55/10)
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Geschillenbeslechting en procedures betreffende buitengerechtelijke regeling in het kader van de wet van 11 maart 2018] [#S1;S#] (Art. VII.55/11)
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Toegang tot rekeningen bij een kredietinstelling] [#S1;S#] (Art. VII.55/12)
HOOFDSTUK 7. - [ [#S1;S#] Geschillenbeslechting] [#S1;S#] (Art. VII.55/13)
HOOFDSTUK 8. [ [#S1;S#] - Toegang tot betaalrekeningen en basisbankdienst] [#S1;S#] (Art. VII.56/1)
HOOFDSTUK 9. - [ [#S1;S#] Uitgifte en terugbetaalbaarheid van elektronisch geld en verbod op rente.] [#S1;S#] (Art. VII.60)
HOOFDSTUK 9/1. [ [#S1;S#] - Overstapdienst betaalrekeningen] [#S1;S#] (Art. VII.62/1)
HOOFDSTUK 10. [ [#S1;S#] Gegevensbescherming.] [#S1;S#] (Art. VII.63)
HOOFDSTUK 11. [ [#S1;S#] - Afwikkelingsvergoedingen] [#S1;S#] (Art. VII.63/1)
TITEL 4. [ [#S1;S#] Kredietovereenkomsten.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] Consumentenkrediet.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Kredietpromotie.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Reclame.] [#S1;S#] (Art. VII.64)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Leuren] [#S1;S#] (Art. VII.67)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Promotieaanbiedingen] [#S1;S#] (Art. VII.68)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Totstandkoming van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Inlichtingen te vragen door de kredietgever en de kredietbemiddelaar.] [#S1;S#] (Art. VII.69)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Precontractuele informatie] [#S1;S#] (Art. VII.70)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Plicht tot bijzondere informatieverstrekking van de kredietbemiddelaar] [#S1;S#] (Art. VII.73)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Passende toelichtingen] [#S1;S#] (Art. VII.74)
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Raadgevingsverbintenissen] [#S1;S#] (Art. VII.75)
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Onderzoeksplicht] [#S1;S#] (Art. VII.76)
Onderafdeling 7. - [ [#S1;S#] Sluiten van de kredietovereenkomst] [#S1;S#] (Art. VII.78)
Onderafdeling 8. - [ [#S1;S#] Kredietweigering] [#S1;S#] (Art. VII.79)
Onderafdeling 9. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen inzake financieringshuur] [#S1;S#] (Art. VII.80)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] Herroepingsrecht.] [#S1;S#] (Art. VII.83)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige bedingen.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige betalingen.] [#S1;S#] (Art. VII.84)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Berekening van de debetintresten en veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten] [#S1;S#] (Art. VII.86)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Nevendiensten] [#S1;S#] (Art. VII.87)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde waarborgen] [#S1;S#] (Art. VII.88)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Uitvoering van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Terbeschikkingstelling van het kredietbedrag.] [#S1;S#] (Art. VII.90)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Financiering van goederen en diensten] [#S1;S#] (Art. VII.91)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Maximale kosten en terugbetalingstermijnen] [#S1;S#] (Art. VII.94)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Vervroegde terugbetalingsmodaliteiten en beëindiging] [#S1;S#] (Art. VII.96)
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Rekeningafschrift] [#S1;S#] (Art. VII.99)
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde debetstand en overschrijding] [#S1;S#] (Art. VII.100)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Overdracht van de kredietovereenkomst en van de vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst.] [#S1;S#] (Art. VII.102)
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Niet-uitvoering van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#] (Art. VII.105)
Afdeling 8. [ [#S1;S#] Zekerheden.] [#S1;S#] (Art. VII.109)
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Kredietbemiddelaars.] [#S1;S#] (Art. VII.112)
Afdeling 10. [ [#S1;S#] Schuldbemiddeling.] [#S1;S#] (Art. VII.115)
Afdeling 11. - [ [#S1;S#] Verwerking van persoonsgegevens.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Overmaking van persoonsgegevens.] [#S1;S#] (Art. VII.116)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Verwerking van gegevens] [#S1;S#] (Art. VII.120)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Hypothecair krediet] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Reclame] [#S1;S#] (Art. VII.123)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Prospectus] [#S1;S#] (Art. VII.125)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Totstandkoming van de kredietovereenkomst] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Inlichtingen te vragen door de kredietgever en de kredietbemiddelaar] [#S1;S#] (Art. VII.126)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Precontractuele informatie] [#S1;S#] (Art. VII.127)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Informatievoorschriften voor bemiddelaars inzake hypothecair krediet] [#S1;S#] (Art. VII.128)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Passende toelichtingen] [#S1;S#] (Art. VII.129)
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Algemene gedragsregels] [#S1;S#] (Art. VII.130)
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Raadgevingsplicht en -diensten] [#S1;S#] (Art. VII.131)
Onderafdeling 7. - [ [#S1;S#] Onderzoeksplicht] [#S1;S#] (Art. VII.132)
Onderafdeling 8. - [ [#S1;S#] Sluiten van de kredietovereenkomst.] [#S1;S#] (Art. VII.134)
Onderafdeling 9. - [ [#S1;S#] Wedersamenstelling van kapitaal] [#S1;S#] (Art. VII.135)
Onderafdeling 10. - [ [#S1;S#] Kredietweigering] [#S1;S#] (Art. VII.137)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Herroepingsrecht] [#S1;S#] (Art. VII.138)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige bedingen] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Onrechtmatige betalingen] [#S1;S#] (Art. VII.139)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Berekening van de debetrente, veranderlijkheid van de periodieke rentevoet, de debetrentevoet, de kosten en van de contractvoorwaarden] [#S1;S#] (Art. VII.142)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Nevendiensten] [#S1;S#] (Art. VII.146)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde waarborgen] [#S1;S#] (Art. VII.147/1)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Uitvoering van de kredietovereenkomst] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Terbeschikkingstelling van het kredietbedrag] [#S1;S#] (Art. VII.147/3)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Financiering van goederen en diensten] [#S1;S#] (Art. VII.147/4)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Maximale kosten en terugbetalingstermijnen] [#S1;S#] (Art. VII.147/8)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Vervroegde terugbetalingsmodaliteiten en beëindiging van de kredietovereenkomst] [#S1;S#] (Art. VII.147/11)
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Rekeningafschrift] [#S1;S#] (Art. VII.147/14)
Onderafdeling 6. - [ [#S1;S#] Ongeoorloofde debetstand en overschrijding] [#S1;S#] (Art. VII.147/15)
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Overdracht van de kredietovereenkomst en van de vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst] [#S1;S#] (Art. VII.147/17)
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] Niet-uitvoering van de kredietovereenkomst] [#S1;S#] (Art. VII.147/20)
Afdeling 9. - [ [#S1;S#] Betalingsfaciliteiten] [#S1;S#] (Art. VII.147/24)
Afdeling 10. - [ [#S1;S#] Zekerheden] [#S1;S#] (Art. VII.147/26)
Afdeling 11. - [ [#S1;S#] Gedragsregels voor het verstrekken van krediet aan consumenten via kredietbemiddelaars en het betalen van commissielonen en vergoedingen aan kredietbemiddelaars en personeelsleden] [#S1;S#] (Art. VII.147/29)
Afdeling 12. - [ [#S1;S#] Schuldbemiddeling] [#S1;S#] (Art. VII.147/31)
Afdeling 13. - [ [#S1;S#] Verwerking van persoonsgegevens] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Overmaking van persoonsgegevens] [#S1;S#] (Art. VII.147/32)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Verwerking van gegevens] [#S1;S#] (Art. VII.147/36)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Centrale voor Kredieten aan Particulieren.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Registratie.] [#S1;S#] (Art. VII.148)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Mededeling en raadpleging van gegevens.] [#S1;S#] (Art. VII.149)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Diverse bepalingen.] [#S1;S#] (Art. VII.155)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Toegang tot de activiteit van de kredietgevers en de kredietbemiddelaars.] [#S1;S#] (Art. VII.158)
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Kredietgevers.] [#S1;S#] (Art. VII.159)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Kredietgevers naar Belgisch recht.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Vergunningsvoorwaarden.] [#S1;S#] (Art. VII.160)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden] [#S1;S#] (Art. VII.166)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Kredietgevers naar buitenlands recht.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Bepaalde gereglementeerde financiële ondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat.] [#S1;S#] (Art. VII.174)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Andere kredietgevers naar buitenlands recht] [#S1;S#] (Art. VII.176)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Kredietbemiddelaars.] [#S1;S#] (Art. VII.177)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Bemiddelaars inzake hypothecair krediet.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen.] [#S1;S#] (Art. VII.180)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsvoorwaarden] [#S1;S#] (Art. VII.181)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsprocedure] [#S1;S#] (Art. VII.182)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting] [#S1;S#] (Art. VII.183)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Bemiddelaars inzake consumentenkrediet.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen.] [#S1;S#] (Art. VII.184)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsvoorwaarden] [#S1;S#] (Art. VII.186)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Inschrijvingsprocedure] [#S1;S#] (Art. VII.188)
TITEL 5. - [ [#S1;S#] Burgerlijke sancties.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] Betalingsdiensten.] [#S1;S#] (Art. VII.189)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] Consumentenkrediet.] [#S1;S#] (Art. VII.194)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Hypothecair krediet.] [#S1;S#] (Art. VII.209)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen.] [#S1;S#] (Art. VII.215)
TITEL 6. - [ [#S1;S#] Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen.] [#S1;S#] (Art. VII.216)
TITEL 6/1. [ [#S1;S#] - Waardepapieren.] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepaling.] [#S1;S#] (Art. VII.216/1)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - De wisselbrief.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Uitgifte en vorm van de wisselbrief] [#S1;S#] (Art. VII.216/2)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Endossement] [#S1;S#] (Art. VII.216/12)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Acceptatie] [#S1;S#] (Art. VII.216/22)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Aval] [#S1;S#] (Art. VII.216/31)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Vervaldag] [#S1;S#] (Art. VII.216/34)
Afdeling 6. [ [#S1;S#] - Betaling] [#S1;S#] (Art. VII.216/39)
Afdeling 7. [ [#S1;S#] - Recht van regres in geval van niet-acceptatie of niet-betaling] [#S1;S#] (Art. VII.216/44)
Afdeling 8. [ [#S1;S#] - Tussenkomst] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. VII.216/56)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Acceptatie bij tussenkomst] [#S1;S#] (Art. VII.216/57)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Betaling bij tussenkomst] [#S1;S#] (Art. VII.216/60)
Afdeling 9. [ [#S1;S#] - Wisselbrief in verscheidene exemplaren en wisselafschriften] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Wisselbrief in verscheidene exemplaren] [#S1;S#] (Art. VII.216/65)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Wisselafschriften] [#S1;S#] (Art. VII.216/68)
Afdeling 10. [ [#S1;S#] - Tekstveranderingen] [#S1;S#] (Art. VII.216/70)
Afdeling 11. [ [#S1;S#] - Verjaring] [#S1;S#] (Art. VII.216/71)
Afdeling 12. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. VII.216/74)
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Het orderbriefje.] [#S1;S#] (Art. VII)
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Aanvullende bepalingen.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Fondsbezorging] [#S1;S#] (Art. VII.216/81)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Betaling van vermiste wisselbrieven] [#S1;S#] (Art. VII.216/88)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Bijzondere bepalingen] [#S1;S#] (Art. VII.216/94)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Protesten] [#S1;S#] (Art. VII.216/97)
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - De cheque.] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Uitgifte en vorm van de cheque] [#S1;S#] (Art. VII.216/101)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Overdracht] [#S1;S#] (Art. VII.216/114)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Aval] [#S1;S#] (Art. VII.216/125)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Aanbieding en betaling] [#S1;S#] (Art. VII.216/128)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Gekruiste cheque en verrekeningscheque] [#S1;S#] (Art. VII.216/139)
Afdeling 6. [ [#S1;S#] - Recht van regres in geval van niet-betaling] [#S1;S#] (Art. VII.216/142)
Afdeling 7. [ [#S1;S#] - Cheque in verscheidene exemplaren] [#S1;S#] (Art. VII.216/154)
Afdeling 8. [ [#S1;S#] - Tekstveranderingen] [#S1;S#] (Art. VII.216/156)
Afdeling 9. [ [#S1;S#] - Verjaring] [#S1;S#] (Art. VII.216/157)
Afdeling 10. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. VII.216/160)
Afdeling 11. [ [#S1;S#] - Vermiste cheques] [#S1;S#] (Art. VII.216/164)
Afdeling 12. [ [#S1;S#] - Wetsconflicten] [#S1;S#] (Art. VII.216/167)
TITEL 7. [ [#S1;S#] Slotbepalingen.] [#S1;S#] (Art. VII.217)
BOEK VIII. - Kwaliteit van producten en diensten
Titel 1. - Normalisatie
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
(Art. VIII.1)
HOOFDSTUK 2. - Het Bureau voor Normalisatie
(Art. VIII.3)
HOOFDSTUK 3. - De Hoge Raad voor Normalisatie
(Art. VIII.19)
Titel 2. - Accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling
(Art. VIII.30)
Titel 3. - Meeteenheden, de meetstandaarden en de meetinstrumenten
HOOFDSTUK 1. - Wettelijke eenheden
Afdeling 1. - Algemeenheden
(Art. VIII.33)
Afdeling 2. - Meeteenheden van het internationaal stelsel
(Art. VIII.34)
Afdeling 3. - Meeteenheden die niet behoren tot het internationaal stelsel
(Art. VIII.36)
Afdeling 4. - Tabel van de wettelijke meeteenheden
(Art. VIII.37)
Afdeling 5. - Aanpassing van de wetgeving aan het internationaal stelsel
(Art. VIII.38)
Afdeling 6. -Gebruik van de meeteenheden
(Art. VIII.39)
Afdeling 7. - Standaarden en regels
(Art. VIII.40)
HOOFDSTUK 2. - Meetinstrumenten
Afdeling 1. - Gebruiksregelen
(Art. VIII.43)
Afdeling 2. - Ijking van de meetinstrumenten
(Art. VIII.47)
HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
(Art. VIII.55)
Titel 4. [ [#S1;S#] - Conformiteit] [#S1;S#] (Art. VIII.57)
Boek IX. [ [#S1;S#] Veiligheid van producten en diensten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene veiligheidsverplichting] [#S1;S#] (Art. IX.1)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Informatie- en adviesstructuren] [#S1;S#] (Art. IX.12)
BOEK X. [ [#S1;S#] - Handelsagentuurovereenkomsten, commerciële samenwerkingsovereenkomsten, verkoopconcessies en vervoersovereenkomsten.] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Handelsagentuurovereenkomsten] [#S1;S#] (Art. X.1)
TITEL 2. - [ [#S1;S#] Precontractuele informatie in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten] [#S1;S#] (Art. X.26)
TITEL 3. - [ [#S1;S#] Eenzijdige beëindiging van voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop] [#S1;S#] (Art. X.35)
Titel 4. [ [#S1;S#] - Vervoersovereenkomst] [#S1;S#] (Art. X.41)
Boek XI. - [ [#S1;S#] Intellectuele eigendom] [#S1;S#] [ [#S2;S#] en bedrijfsgeheimen] [#S2;S#]
Titel 1. - [ [#S1;S#] Uitvindingsoctrooien] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemeenheden] [#S1;S#] (Art. XI.1)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Het uitvindingsoctrooi] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. XI.3)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Het recht om een uitvindingsoctrooi te bekomen] [#S1;S#] (Art. XI.9)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De aflevering van het uitvindingsoctrooi] [#S1;S#] (Art. XI.14)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Rechten en verplichtingen verbonden aan het uitvindingsoctrooi en aan de aanvraag ervan] [#S1;S#] (Art. XI.28)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Het octrooi en de octrooiaanvraag als deel van het vermogen] [#S1;S#] (Art. XI.49)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Nietigheid, afstand en herroeping van het uitvindingsoctrooi] [#S1;S#] (Art. XI.55)
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Bescherming van de door het uitvindingsoctrooi verleende rechten] [#S1;S#] (Art. XI.60)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Vertegenwoordiging voor de Dienst] [#S1;S#] (Art. XI.62)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Diverse bepalingen] [#S1;S#] (Art. XI.77)
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Europese octrooien] [#S1;S#] (Art. XI.82)
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Internationale aanvragen] [#S1;S#] (Art. XI.91)
Titel 2. - [ [#S1;S#] Aanvullende beschermingscertificaten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Verlening en verlenging van de duur van het certificaat] [#S1;S#] (Art. XI.92)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Taksen en vergoedingen] [#S1;S#] (Art. XI.100)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Herstel] [#S1;S#] (Art. XI.102)
Titel 3. - [ [#S1;S#] Kwekersrecht] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Materieel recht] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Voorwaarden inzake de verlening van het kwekersrecht] [#S1;S#] (Art. XI.104)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Rechthebbenden of rechtverkrijgenden] [#S1;S#] (Art. XI.111)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Rechtsgevolgen van het kwekersrecht] [#S1;S#] (Art. XI.113)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Duur en beëindiging van het kwekersrecht] [#S1;S#] (Art. XI.120)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Het kwekersrecht als deel van het vermogen] [#S1;S#] (Art. XI.124)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De Raad en de Commissie] [#S1;S#] (Art. XI.127)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] De procedure voor de Dienst] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Partijen in de procedure en gemachtigden] [#S1;S#] (Art. XI.129)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De aanvraag] [#S1;S#] (Art. XI.131)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Het onderzoek] [#S1;S#] (Art. XI.135)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Beslissingen] [#S1;S#] (Art. XI.141)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Instandhouding van het kwekersrecht] [#S1;S#] (Art. XI.144)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Overige procedurevoorschriften] [#S1;S#] (Art. XI.148)
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Vergoedingen en taksen] [#S1;S#] (Art. XI.150)
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] Bijhouden van het register] [#S1;S#] (Art. XI.152)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Handhaving van de rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Namaak] [#S1;S#] (Art. XI.155)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Opeising van het kwekersrecht en identificatie van een ras] [#S1;S#] (Art. XI.159)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Verjaring] [#S1;S#] (Art. XI.162)
Titel 4. - [ [#S1;S#] Merken en tekeningen of modellen] [#S1;S#] (Art. XI.163)
Titel 5. - [ [#S1;S#] Auteursrecht en naburige rechten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemeenheden] [#S1;S#] (Art. XI.164)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Auteursrecht] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Auteursrecht in het algemeen] [#S1;S#] (Art. XI.165)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende de werken van letterkunde] [#S1;S#] (Art. XI.172)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende de werken van grafische of beeldende kunst] [#S1;S#] (Art. XI.173)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende de audiovisuele werken] [#S1;S#] (Art. XI.179)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen betreffende databanken] [#S1;S#] (Art. XI.186)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur] [#S1;S#] (Art. XI.189)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek] [#S1;S#] (Art. XI.191/1)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Uitlening van werken] [#S1;S#] (Art. XI.192)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Verweesde werken] [#S1;S#] (Art. XI.192/1)
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3 en 4] [#S1;S#] (Art. XI.193)
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepaling betreffende de geluidswerken en audiovisuele werken] [#S1;S#] (Art. XI.194)
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] Het uitgavecontract] [#S1;S#] (Art. XI.195)
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Het opvoeringscontract] [#S1;S#] (Art. XI.201)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Naburige rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepaling] [#S1;S#] (Art. XI.203)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Bepalingen betreffende de uitvoerende kunstenaars] [#S1;S#] (Art. XI.204)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de producenten van fonogrammen en van de eerste vastleggingen van films] [#S1;S#] (Art. XI.209)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Bepaling betreffende de verhuring van fonogrammen en van de eerste vastleggingen van films] [#S1;S#] (Art. XI.211)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de uitvoerende kunstenaars en de producenten] [#S1;S#] (Art. XI.212)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] Bepalingen betreffende de omroeporganisaties] [#S1;S#] (Art. XI.215)
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen 1 tot 6] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemene uitzonderingen] [#S1;S#] (Art. XI.217)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Uitzonderingen ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek] [#S1;S#] (Art. XI.217/1)
Onderafdeling 3. - [ [#S1;S#] Uitlening van prestaties] [#S1;S#] (Art. XI.218)
Onderafdeling 4. - [ [#S1;S#] Verweesde werken] [#S1;S#] (Art. XI.218/1)
Onderafdeling 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3 en 4] [#S1;S#] (Art. XI.219)
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Mededeling aan het publiek per satelliet, doorgifte via de kabel en mededeling aan het publiek via directe injectie-] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Mededeling aan het publiek per satelliet] [#S1;S#] (Art. XI.220)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Doorgifte via de kabel] [#S1;S#] (Art. XI.223)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Mededeling aan het publiek via directe injectie] [#S1;S#] (Art. XI.226)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Bepalingen gemeenschappelijk aan de afdelingen 1 tot 3] [#S1;S#] (Art. XI.227/2)
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] De vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van werken en prestaties] [#S1;S#] (Art. XI.229)
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] De vergoeding voor reprografie] [#S1;S#] (Art. XI.235)
HOOFDSTUK 7. [ [#S1;S#] Het gebruik van werken of prestaties ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek] [#S1;S#] (Art. XI.240)
HOOFDSTUK 8. - [ [#S1;S#] Bepalingen inzake openbare uitlening] [#S1;S#] (Art. XI.243)
HOOFDSTUK 8/1. [ [#S1;S#] - Bepalingen inzake verweesde werken] [#S1;S#] (Art. XI.245/1)
HOOFDSTUK 8/2. [ [#S1;S#] - Bepalingen inzake toegelaten entiteiten] [#S1;S#] (Art. XI.245/8)
HOOFDSTUK 9. [ [#S1;S#] - Collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. XI.246)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] Rechtsvorm] [#S1;S#] (Art. XI.247)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] Interacties met de rechthebbenden en organisatie] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Algemene principes] [#S1;S#] (Art. XI.248)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Rechten van de rechthebbenden] [#S1;S#] (Art. XI.248/1)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Organisatie] [#S1;S#] (Art. XI.248/3)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] Beheer van de rechten] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Tariferings-, innings- en verdelingsregels] [#S1;S#] (Art. XI.249)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Investeringen] [#S1;S#] (Art. XI.250)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Verdeling] [#S1;S#] (Art. XI.251)
Onderafdeling 4. [ [#S1;S#] Beheerkosten] [#S1;S#] (Art. XI.256)
Onderafdeling 5. [ [#S1;S#] Kredieten en leningen] [#S1;S#] (Art. XI.257)
Onderafdeling 6. [ [#S1;S#] Sociale, culturele en educatieve doeleinden] [#S1;S#] (Art. XI.258)
Onderafdeling 7. [ [#S1;S#] Vertegenwoordigingsovereenkomsten] [#S1;S#] (Art. XI.259)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] Interacties met gebruikers] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Inning van de rechten] [#S1;S#] (Art. XI.261)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Verhoging van rechten] [#S1;S#] (Art. XI.264)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Administratieve vereenvoudiging] [#S1;S#] (Art. XI.265)
Afdeling 6. [ [#S1;S#] Informatie en communicatie] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Algemene informatie] [#S1;S#] (Art. XI.266)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Informatie van de rechthebbenden] [#S1;S#] (Art. XI.268)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Informatie in het kader van vertegenwoordigingsovereenkomsten] [#S1;S#] (Art. XI.270)
Onderafdeling 4. [ [#S1;S#] Informatie van de gebruikers] [#S1;S#] (Art. XI.271)
Onderafdeling 5. [ [#S1;S#] Mededeling aan de Controledienst] [#S1;S#] (Art. XI.272)
Afdeling 7. [ [#S1;S#] Klachtenbeheer] [#S1;S#] (Art. XI.273/1)
Afdeling 8. [ [#S1;S#] Multiterritoriale licenties van onlinerechten inzake muziekwerken met het oog op onlinegebruik ervan] [#S1;S#] (Art. XI.273/2)
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Revisoraal toezicht] [#S1;S#] (Art. XI.273/13)
Afdeling 10. [ [#S1;S#] Vergunning en verklaring] [#S1;S#] (Art. XI.273/17)
HOOFDSTUK 10. - [ [#S1;S#] Transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#]
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(Art. XI.274)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De Controledienst van de beheersvennootschappen] [#S1;S#] (Art. XI.279)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Economische analyse van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#] (Art. XI.284)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Bepalingen gemeenschappelijk aan de afdelingen 1 tot 3] [#S1;S#] (Art. XI.286)
HOOFDSTUK 11. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. XI.289)
HOOFDSTUK 12. - [ [#S1;S#] Rechtsbescherming van technische voorzieningen en informatie betreffende het beheer van rechten] [#S1;S#] (Art. XI.291)
HOOFDSTUK 13. - [ [#S1;S#] Namaak] [#S1;S#] (Art. XI.293)
Titel 6. - [ [#S1;S#] Computerprogramma's] [#S1;S#] (Art. XI.294)
Titel 7. - [ [#S1;S#] Databanken] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Begrippen en toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. XI.305)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Rechten van de producenten van databanken] [#S1;S#] (Art. XI.307)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Uitzonderingen op het recht van de producenten van databanken] [#S1;S#] (Art. XI.310)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Rechten en verplichtingen van de rechtmatige gebruikers] [#S1;S#] (Art. XI.311)
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Beschermingsgerechtigden] [#S1;S#] (Art. XI.315)
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Rechtsbescherming van technische voorzieningen en van informatie betreffende het beheer van rechten] [#S1;S#] (Art. XI.316)
HOOFDSTUK 7. - [ [#S1;S#] Namaak] [#S1;S#] (Art. XI.318)
TITEL 7/1. [ [#S1;S#] - De vergoeding van de uitgevers voor reproducties op papier van hun uitgaven op papier en de vergoeding van de uitgevers voor reproducties voor eigen gebruik van hun uitgaven] [#S1;S#] (Art. XI.318/1)
Titel 8. - [ [#S1;S#] Topografieën van halfgeleiderproducten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Het exclusief recht op een topografie van een halfgeleiderproduct] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Het voorwerp en de houder van het exclusief recht] [#S1;S#] (Art. XI.319)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Voorwaarden op het stuk van nationaliteit, verblijf of vestiging] [#S1;S#] (Art. XI.324)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De duur en het verstrijken van het exclusief recht] [#S1;S#] (Art. XI.327)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De beperkingen van het exclusief recht op een topografie van een halfgeleiderproduct] [#S1;S#] (Art. XI.328)
Titel 8/1. [ [#S1;S#] - Bedrijfsgeheimen] [#S1;S#] (Art. XI.332/1)
Titel 9. - [ [#S1;S#] Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemeenheden] [#S1;S#] (Art. XI.333)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Staking van de inbreuk en andere maatregelen] [#S1;S#] (Art. XI.334)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Vergoeding van de schade geleden door de namaak] [#S1;S#] (Art. XI.335)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Vordering betreffende de toepassing van technische voorzieningen in het kader van het auteursrecht, de naburige rechten en het recht van de producenten van databanken ] [#S1;S#] (Art. XI.336)
Titel 9/1. [ [#S1;S#] - Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van bedrijfsgeheimen] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemeenheden] [#S1;S#] (Art. XI.336/1)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Staking van de onrechtmatige praktijk en andere maatregelen] [#S1;S#] (Art. XI.336/2)
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Vergoeding van de schade geleden door het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim] [#S1;S#] (Art. XI.336/5)
Titel 10. - [ [#S1;S#] Aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten [ [#S2;S#] en bedrijfsgeheimen] [#S2;S#]] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Bevoegheid inzake uitvindingsoctrooien en aanvullende beschermingscertificaten ] [#S1;S#] (Art. XI.337)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Bevoegdheid inzake kwekersrechten.] [#S1;S#] (Art. XI.339)
HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 34, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(Art. XI.340)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Bevoegdheid inzake topografieën van halfgeleiderproducten] [#S1;S#] (Art. XI.342)
HOOFDSTUK 4/1. [ [#S1;S#] - Bevoegdheid en procedurele bepalingen inzake bedrijfsgeheimen] [#S1;S#] (Art. XI.342/1)
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepaling] [#S1;S#] (Art. XI.343)
Boek XII. - [ [#S1;S#] Recht van de elektronische economie] [#S1;S#]
Titel 1. - [ [#S1;S#] Bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij] [#S1;S#]
Hoofdstuk 1. - [ [#S1;S#] Voorafgaande bepalingen] [#S1;S#] (Art. XII.1)
Hoofdstuk 2. - [ [#S1;S#] Grondbeginselen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Het beginsel van vrijheid van vestiging] [#S1;S#] (Art. XII.2)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Het beginsel van vrij verrichten van diensten] [#S1;S#] (Art. XII.3)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Afwijkingen van het beginsel van het vrij verrichten van diensten] [#S1;S#] (Art. XII.4)
Hoofdstuk 3. - [ [#S1;S#] Informatie en doorzichtigheid] [#S1;S#] (Art. XII.6)
Hoofdstuk 4. - [ [#S1;S#] Reclame] [#S1;S#] (Art. XII.12)
Hoofdstuk 5. - [ [#S1;S#] Langs elektronische weg gesloten contracten] [#S1;S#] (Art. XII.15)
Hoofdstuk 6. - [ [#S1;S#] Aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] "Mere conduit " (doorgeefluik)] [#S1;S#] (Art. XII.17)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Opslag in de vorm van tijdelijke kopiëring van gegevens] [#S1;S#] (Art. XII.18)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Hosting (host-diensten)] [#S1;S#] (Art. XII.19)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Toezichtverplichtingen] [#S1;S#] (Art. XII.20)
Hoofdstuk 7. - [ [#S1;S#] De juridische bescherming van diensten van de informatiemaatschappij gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang.] [#S1;S#] (Art. XII.21)
Hoofdstuk 8. - [ [#S1;S#] Het registreren van domeinnamen] [#S1;S#] (Art. XII.22)
Titel 2. - [ [#S1;S#] Bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor vertrouwensdiensten] [#S1;S#]
Hoofdstuk 1. - [ [#S1;S#] Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. XII.24)
Hoofdstuk 2. [ [#S1;S#] Algemene principes] [#S1;S#] (Art. XII.25)
Hoofdstuk 3. - [ [#S1;S#] Eisen voor elektronische archiveringsdiensten] [#S1;S#] (Art. XII.27)
Hoofdstuk 4. - [ [#S1;S#] Eisen betreffende de diensten van gekwalificeerde elektronische aangetekende zending] [#S1;S#] (Art. XII.30)
Hoofdstuk 5. - [ [#S1;S#] Intrekking, schorsing en verval van de gekwalificeerde certificaten van elektronische handtekening en van elektronisch zegel] [#S1;S#] (Art. XII.31)
Hoofdstuk 6. - [ [#S1;S#] De vertrouwende partijen van een gekwalificeerde elektronische handtekening of van een gekwalificeerd elektronisch zegel] [#S1;S#]
Hoofdstuk 7. [ [#S1;S#] Stopzetting van de activiteiten van een gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die een of meer gekwalificeerde vertrouwensdiensten verleent] [#S1;S#] (Art. XII.36)
Art. XII.N1. [ [#S1;S#] BIJLAGE I
Eisen betreffende gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten
Onverminderd de bepalingen van verordening 910/2014 die van toepassing zijn op de gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener, moet de in België gevestigde gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener die een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst aanbiedt :
a) zich, in voorkomend geval, houden aan de artikelen 34 en 40 van verordening 910/2014;
b) zich ervan weerhouden om gegevens die hem zijn toevertrouwd voor andere gevallen te gebruiken dan deze opgesomd onder de punten b), c), d) en e) van artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
c) de noodzakelijke maatregelen treffen, rekening houdend met de stand van de techniek, voor het leesbaar houden van de gegevens tenminste tijdens de wettelijk of reglementair opgelegde dan wel de contractueel overeengekomen duur;
d) de noodzakelijke middelen aanwenden, rekening houdend met de stand van de techniek om de integriteit en authenticiteit van de bewaarde elektronische gegevens te bewaren en om iedere verandering van de bewaarde elektronische gegevens tijdens de bewaring, het consulteren of het overbrengen te vermijden, onder voorbehoud van de veranderingen betreffende de drager of het elektronische formaat van de gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van hun dienst;
e) op verzoek van de afnemer van de dienst binnen een redelijke termijn de hem door de gebruiker van de dienst opgegeven gegevens aan deze laatste terug te geven in een leesbare en bruikbare vorm, overeengekomen met de afnemer;
f) ervoor zorgen dat het proces van vrijwillige vernietiging van de bewaarde gegevens het niet mogelijk maakt om ze volledig of gedeeltelijk te herstellen;
g) gebruik maken van een gekwalificeerde elektronische tijdstempel telkens wanneer de datum en/of het uur moet worden vastgesteld;
h) bij het inscannen van papieren originelen :
1° gebruik maken van een systeem, materiaal en procedures die een getrouwe, duurzame en volledige reproductie van het papieren document garanderen,
2° tijdens de inscanningsprocedure de kwaliteit en de getrouwheid van de digitale kopieën stipt en regelmatig toetsen aan het papieren origineel,
3° overgaan tot een systematische en volledige registratie en klassering van de gegevens,
4° een systeem van beschrijving van de gescande dossiers en documenten gebruiken waarbij minstens volgende inlichtingen zijn vermeld:
- de naam van het dossier of van het document,
- de identificatiecode,
- de auteur,
- de beschrijving,
- de datum,
- de bewaartermijn,
- de definitieve bestemming, namelijk de permanente bewaring of de vernietiging,
- het formaat van het document.
5° de volgende gegevens betreffende de digitaliseringsprocedure zolang als de digitale kopie zelf en met dezelfde garanties bewaren :
- de identiteit van de verantwoordelijke van de digitalisering en van de uitvoerder ervan,
- de aard en het voorwerp van de gedigitaliseerde documenten,
- de datering van alle relevante verrichtingen,
- de verslagen van de eventuele storingen vastgesteld tijdens de digitalisering,
- de documenten met betrekking tot het digitaliseringsbeleid en de gebruikte systemen en materiaal;
i) de gebruikers van hun dienst, alvorens het contract gesloten wordt en tijdens de ganse duur ervan, gemakkelijke en rechtstreekse toegang bieden tot de volgende informatie die duidelijk en begrijpelijk moet zijn geformuleerd :
1° de precieze wijzen en voorwaarden voor het gebruik van zijn diensten,
2° de werking en toegankelijkheid van hun diensten,
3° de maatregelen die hij inzake beveiliging neemt,
4° de kennisgevingsprocedure inzake incidenten, klachten en geschillenregeling,
5° de garanties die hij biedt,
6° de draagwijdte van zijn aansprakelijkheid en de eventuele limieten,
7° in voorkomende geval, het bestaan van een verzekeringsdekking en de omvang ervan,
8° de duur van het contract en de wijzen om het te beëindigen,
9° de rechtsgevolgen die aan zijn dienst verbonden zijn;
j) blijk geven van onpartijdigheid ten aanzien van de gebruikers van zijn dienst en van derden;
k) over voldoende financiële middelen beschikken om de dienst conform de eisen gesteld in verordening 910/2014, in titel 2 van boek XII en in deze bijlage te kunnen aanbieden, in het bijzonder om de schadeverantwoordelijkheid aan te kunnen door bijvoorbeeld een geschikte verzekering af te sluiten.
Een overheidsinstantie of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst uitbaat, houdt zich aan de bepalingen van deze bijlage met uitzondering van e), i), j) en k).] [#S1;S#]
Art. XII.N2. [ [#S1;S#] BIJLAGE II
Eisen betreffende de gekwalificeerde dienst van elektronische aangetekende zending.
De hybride aangetekende zending.
De gekwalificeerde verlener van een elektronische aangetekende zending kan op vraag van de afzender de aangetekende zending materialiseren in papiervorm en hem dan onder omslag steken.
In voorkomend geval overhandigt de dienstverlener de gematerialiseerde elektronische zending aan een postdienstverlener, ten laatste op de werkdag volgend op de deponering van de gekwalificeerde elektronische aangetekende zending. De postdienstverlener is in het bezit van een vergunning toegekend door het BIPT op grond van de toepasselijke reglementaire bepalingen.
De dienstverlener moet de afzender informeren over de datum waarop de verzending fysiek bij de postdienstverlener werd gedeponeerd.
De datum op het bericht van de elektronische aangetekende zending, wordt gelijkgesteld met de datum van de deponering van het aangetekend schrijven bij de postdienstverlener voor zover de verzending niet meer door de verzender kan gewijzigd of geannuleerd worden. De datum op het bericht van de elektronische aangetekende zending, moet eveneens op of in de gematerialiseerde verzending voorkomen.
De dienstverlener bewaart de bewijzen van de deponering van de verzendingen bij de postoperator gedurende vijf jaar.
De verzender moet in de dienstvoorwaarden duidelijk worden ingelicht over de aansprakelijkheidsverdeling tussen de gekwalificeerde verlener van een dienst van elektronische aangetekende zending en de postdienstverlener.] [#S1;S#]
Boek XIII. - [ [#S1;S#] Overleg] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Algemene organisatie] [#S1;S#] (Art. XIII.1)
TITEL 2. - [ [#S1;S#] Bijzondere raadgevende commissies] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Oprichting] [#S1;S#] (Art. XIII.6)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Samenstelling en werking] [#S1;S#] (Art. XIII.7)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Integratie van bestaande raadgevende commissies] [#S1;S#] (Art. XIII.17)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven ingerichte bijzondere raadgevende commissies] [#S1;S#] (Art. XIII.18)
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Behandeling van de adviesaanvraag] [#S1;S#] (Art. XIII.20)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Verhouding tussen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissies] [#S1;S#] (Art. XIII.21)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Bepalingen inzake het secretariaat en het personeel] [#S1;S#] (Art. XIII.22)
BOEK XIV.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Titel 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.1)
Titel 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.2)
HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.4)
HOOFDSTUK 2/1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.8/1)
HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.9)
HOOFDSTUK 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.10)
Afdeling 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.14)
HOOFDSTUK 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.17)
Titel 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.18)
HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.26)
HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.38)
HOOFDSTUK 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.48)
HOOFDSTUK 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.49)
HOOFDSTUK 7.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.55)
HOOFDSTUK 8.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.56)
HOOFDSTUK 9.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.58)
Titel 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling 1.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.59)
Afdeling 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.60)
Afdeling 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.64)
Afdeling 4.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.68)
HOOFDSTUK 2.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.71)
HOOFDSTUK 3.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.77)
Titel 5.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 256, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XIV.83)
Boek XV. - [ [#S1;S#] Rechtshandhaving] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] De uitoefening van toezicht en de opsporing en vaststelling van inbreuken] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bevoegdheden] [#S1;S#] (Art. XV.1)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Bijzondere bevoegdheden [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VI] [#S1;S#] (Art. XV.10/1)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VII] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. XV.17)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] - De bevoegdheden van de FSMA] [#S1;S#] (Art. XV.18/1)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] - De bevoegdheden van de Bank.] [#S1;S#] (Art. XV.18/4)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden voor de toepassing van Boek IX] [#S1;S#] (Art. XV.19)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden voor de toepassing van boek XI] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. - [ [#S1;S#] Bestrijding van namaak en piraterij] [#S1;S#] (Art. XV.21)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Collectief beheer van het auteursrecht en naburige rechten en transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#] (Art. XV.25/4)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek XII] [#S1;S#] (Art. XV.26)
Afdeling 6.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 200, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XV.27)
Afdeling 7. [ [#S1;S#] - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek XVIII] [#S1;S#] (Art. XV.28)
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] De bijzondere bevoegdheid van het openbaar ministerie en de onderzoeksrechter] [#S1;S#] (Art. XV.30)
Afdeling 9. [ [#S1;S#] Andere bijzondere bevoegdheden] [#S1;S#] (Art. XV.30/2)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Waarschuwings- en [ [#S2;S#] openbaarmakingsprocedures] [#S2;S#] [ [#S3;S#] en herstelmaatregelen] [#S3;S#]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. XV.31)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#] (Art. XV.31/1)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Herstelmaatregelen] [#S1;S#] (Art. XV.31/2)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Openbaarmaking] [#S1;S#] (Art. XV.31/2/1)
HOOFDSTUK 3/1. [ [#S1;S#] - Bevel en dwangsomprocedures] [#S1;S#] (Art. XV.31/3)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Coördinatie en opvolging tussen verschillende overheidsdiensten] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Algemeen] [#S1;S#] (Art. XV.32)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] Coördinatie en opvolging van de acties in het kader van titel 1 van boek III.] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] Toepassingsgebied.] [#S1;S#] (Art. XV.35)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Principes.] [#S1;S#] (Art. XV.36)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] Bescherming van persoonsgegevens.] [#S1;S#] (Art. XV.49)
Afdeling 2/1. [ [#S1;S#] - Informatieverstrekking aan de FSMA in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.] [#S1;S#] (Art. XV.57/1)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Bestrijding tegen namaak en piraterij] [#S1;S#] (Art. XV.58)
TITEL 1/1. [ [#S1;S#] - Vervolging van de inbreuken] [#S1;S#] (Art. XV.60/1)
TITEL 1/2. [ [#S1;S#] - De administratieve vervolging] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemeen] [#S1;S#] (Art. XV.60/4)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Verweermiddelen] [#S1;S#] (Art. XV.60/7)
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete] [#S1;S#] (Art. XV.60/10)
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Beroep] [#S1;S#] (Art. XV.60/15.)
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - Betaling van de administratieve geldboete] [#S1;S#] (Art. XV.60/16)
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] - Bedrag van de administratieve geldboete] [#S1;S#] (Art. XV.60/20)
TITEL 2. - [ [#S1;S#] De bestuurlijke handhaving] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] De transactie] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. XV.61)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Bepalingen betreffende boek XI] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] - Bestrijding tegen namaak en piraterij] [#S1;S#] (Art. XV.62)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] - Collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#] (Art. XV.62/1)
HOOFDSTUK 1/1. [ [#S1;S#] - De op de administratieve geldboeten toepasselijke regels] [#S1;S#] (Art. XV.62/2)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De bestuurlijke sancties [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Bestuurlijke sancties in het kader van boek III.] [#S1;S#] (Art. XV.63)
Adeling 2. - [ [#S1;S#] Bestuurlijke sancties in het kader van boek VII] [#S1;S#] (Art. XV.66)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Bestuurlijke sancties inzake het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#] (Art. XV.66/1)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen toepasselijk op kredietgevers en kredietbemiddelaars naar Belgisch recht.] [#S1;S#] (Art. XV.67)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing op kredietgevers naar buitenlands recht] [#S1;S#] (Art. XV.67/3)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing op bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht.] [#S1;S#] (Art. XV.68)
TITEL 3. - [ [#S1;S#] De strafrechtelijke handhaving van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. XV.69)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De strafrechtelijk gesanctioneerde inbreuken [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek III.] [#S1;S#] (Art. XV.75)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek IV] [#S1;S#] (Art. XV.80)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek V] [#S1;S#] (Art. XV.81)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek VI] [#S1;S#] (Art. XV.83)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek VII.] [#S1;S#] (Art. XV.86/1)
Afdeling 6. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek VIII] [#S1;S#] (Art. XV.99)
Afdeling 7. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek IX] [#S1;S#] (Art. XV.102)
Afdeling 8. - [ [#S1;S#] De straffen voor inbreuken op boek XI] [#S1;S#]
Onderafdeling I. - [ [#S1;S#] Bestrijding van namaak en piraterij] [#S1;S#] (Art. XV.103)
Onderafdeling 2. - [ [#S1;S#] Collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten] [#S1;S#] (Art. XV.112)
Afdeling 9. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op Boek XII] [#S1;S#] (Art. XV.118)
Afdeling 10.
<Opgeheven bij W 2018-04-15/14, art. 209, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(Art. XV.124)
Afdeling 11. - [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek XVI.] [#S1;S#] (Art. XV.125)
Afdeling 11/1. [ [#S1;S#] De straffen voor de inbreuken op boek XVII.] [#S1;S#] (Art. XV.125/1)
Afdeling 11/2. [ [#S1;S#] - De straffen voor de inbreuken op boek XVIII] [#S1;S#] (Art. XV.125/2)
Afdeling 11/3. [ [#S1;S#] - De straffen voor inbreuken op verordeningen van de Europese Unie] [#S1;S#] (Art. XV.125/3)
Afdeling 12. - [ [#S1;S#] Belemmering van toezicht [ [#S2;S#] en het niet in acht nemen van maatregelen] [#S2;S#]] [#S1;S#] (Art. XV.126)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Bijkomende straffen [...]] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Definitief of tijdelijk verbod om gereglementeerde verrichtingen uit te oefenen.] [#S1;S#] (Art. XV.127)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Verbeurdverklaring] [#S1;S#] (Art. XV.130)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De aanplakking van het vonnis of arrest] [#S1;S#] (Art. XV.131)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Gehele of gedeeltelijke sluiting] [#S1;S#] (Art. XV.131/1)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Beslag op de ontvangsten] [#S1;S#] (Art. XV.131/2)
Boek XVI. - [ [#S1;S#] Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen] [#S1;S#]
Titel 1. [ [#S1;S#] Algemene bepaling] [#S1;S#] (Art. XVI.1)
Titel 2. [ [#S1;S#] De behandeling van klachten door de ondernemingen] [#S1;S#] (Art. XVI.2)
Titel 3. [ [#S1;S#] : De Consumentenombudsdienst] [#S1;S#]
Hoofdstuk 1. [ [#S1;S#] Oprichting en opdrachten] [#S1;S#] (Art. XVI.5)
Hoofdstuk 2. [ [#S1;S#] Werking] [#S1;S#] (Art. XVI.8)
Hoofdstuk 3. [ [#S1;S#] Bevoegdheden] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Informatie] [#S1;S#] (Art. XVI.13)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] De buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] De ontvangst van de aanvragen] [#S1;S#] (Art. XVI.15)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] Behandeling van consumentengeschillen] [#S1;S#] (Art. XVI.16)
Hoofdstuk 4. [ [#S1;S#] De personeelsleden van de Consumentenombudsdienst] [#S1;S#] (Art. XVI.22)
Titel 4. [ [#S1;S#] De gekwalificeerde entiteiten voor buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen] [#S1;S#] (Art. XVI.24)
Boek XVII. - [ [#S1;S#] Bijzondere rechtsprocedures] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Vordering tot staking] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#] (Art. XVII.1)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] Titularissen van de vordering tot staking] [#S1;S#] (Art. XVII.7)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen eigen aan boek VI ] [#S1;S#] (Art. XVII.9)
HOOFDSTUK 4. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen eigen aan boek XI] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] Vordering tot staking in geval van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht ] [#S1;S#] (Art. XVII.14)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Vordering tot staking inzake de controle van de vennootschappen voor het beheer van de auteursrechten en de naburige rechten] [#S1;S#] (Art. XVII.21)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Vordering tot staking in geval van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim] [#S1;S#] (Art. XVII.21/1)
HOOFDSTUK 5. - [ [#S1;S#] Bijzondere bepalingen eigen aan boek XII] [#S1;S#] (Art. XVII.22)
HOOFDSTUK 5/1. [ [#S1;S#] - Bijzondere bepalingen eigen aan boek XIV] [#S1;S#] (Art. XVII.25/1)
HOOFDSTUK 6. - [ [#S1;S#] Intracommunautaire vordering tot staking op het gebied van de bescherming van de consumentenbelangen] [#S1;S#] (Art. XVII.26)
TITEL 2. [ [#S1;S#] De rechtsvordering tot collectief herstel] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. - [ [#S1;S#] Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Bevoegdheid van de hoven en rechtbanken te Brussel ] [#S1;S#] (Art. XVII.35)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Ontvankelijkheidsvoorwaarden] [#S1;S#] (Art. XVII.36)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Samenstelling van de groep] [#S1;S#] (Art. XVII.38)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] De groepsvertegenwoordiger] [#S1;S#] (Art. XVII.39)
HOOFDSTUK 2. - [ [#S1;S#] De procedure] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] De ontvankelijkheidsfase] [#S1;S#] (Art. XVII.42)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] De onderhandeling van een akkoord tot collectief herstel] [#S1;S#] (Art. XVII.45)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] De homologatie van het akkoord tot collectief herstel] [#S1;S#] (Art. XVII.49)
Afdeling 4. - [ [#S1;S#] Beslissing ten gronde] [#S1;S#] (Art. XVII.52)
Afdeling 5. - [ [#S1;S#] De uitvoering van het gehomologeerde akkoord of van de beslissing ten gronde] [#S1;S#] (Art. XVII.57)
HOOFDSTUK 3. - [ [#S1;S#] Verjaring, tussengeschillen en verband met andere procedures] [#S1;S#]
Afdeling 1. - [ [#S1;S#] Verjaring] [#S1;S#] (Art. XVII.63)
Afdeling 2. - [ [#S1;S#] Tussengeschillen] [#S1;S#] (Art. XVII.64)
Afdeling 3. - [ [#S1;S#] Verband met andere procedures] [#S1;S#] (Art. XVII.67)
Titel 3. [ [#S1;S#] - Rechtsvordering tot schadevergoeding voor inbreuken op het mededingingsrecht] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. XVII.71)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Recht op volledige vergoeding] [#S1;S#] (Art. XVII.72)
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Bewijsmateriaal] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Overlegging van het bewijsmateriaal] [#S1;S#]
Onderafdeling 1. [ [#S1;S#] - Algemene beginselen] [#S1;S#] (Art. XVII.74)
Onderafdeling 2. [ [#S1;S#] - Overlegging van bewijsmateriaal dat zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindt] [#S1;S#] (Art. XVII.77)
Onderafdeling 3. [ [#S1;S#] - Sancties] [#S1;S#] (Art. XVII.81)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Doorwerking van de nationale beslissingen waarbij een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld] [#S1;S#] (Art. XVII.82)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Doorberekening van meerkosten] [#S1;S#] (Art. XVII.83)
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Hoofdelijke aansprakelijkheid] [#S1;S#] (Art. XVII.86)
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - Schorsende werking van de minnelijke oplossing van geschillen] [#S1;S#] (Art. XVII.89)
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] - Verjaringstermijnen] [#S1;S#] (Art. XVII.90)
BOEK XVIII. - [ [#S1;S#] Maatregelen voor crisisbeheer] [#S1;S#]
TITEL 1. - [ [#S1;S#] Reglementering in crisistijd] [#S1;S#] (Art. XVIII.1)
TITEL 2. - [ [#S1;S#] Opeising in crisistijd] [#S1;S#] (Art. XVIII.2)
TITEL 3. - [ [#S1;S#] Gemeenschappelijke bepalingen] [#S1;S#] (Art. XVIII.3)
Titel 1. [ [#S1;S#] Algemene beginselen] [#S1;S#]
BOEK XX. [ [#S1;S#] - Insolventie van de ondernemingen] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Toepassingsgebied] [#S1;S#] (Art. XX.1)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Procedureregels] [#S1;S#] (Art. XX.2)
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Register] [#S1;S#] (Art. XX.15)
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Insolventiefunctionarissen] [#S1;S#] (Art. XX.20)
Titel II. [ [#S1;S#] - Opsporing van ondernemingen in moeilijkheden] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Gegevensverzameling] [#S1;S#] (Art. XX.21)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden] [#S1;S#] (Art. XX.25)
Titel III. [ [#S1;S#] - Voorlopige maatregelen] [#S1;S#] (Art. XX.30)
Titel IV. [ [#S1;S#] - Ondernemingsbemiddelaar en minnelijk akkoord] [#S1;S#] (Art. XX.36)
Titel V. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Algemene bepalingen] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Doel] [#S1;S#] (Art. XX.39)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Dossier van gerechtelijke reorganisatie] [#S1;S#] (Art. XX.40)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Verzoek tot gerechtelijke reorganisatie en de daarop volgende procedure] [#S1;S#] (Art. XX.41)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Voorwaarden voor de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie] [#S1;S#] (Art. XX.45)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Vonnis over het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie en de gevolgen ervan] [#S1;S#] (Art. XX.46)
Afdeling 6. [ [#S1;S#] - Gevolgen van de beslissing tot reorganisatie] [#S1;S#] (Art. XX.50)
Afdeling 7. [ [#S1;S#] - Verlenging van de opschorting] [#S1;S#] (Art. XX.59)
Afdeling 8. [ [#S1;S#] - Wijziging van het doel van de procedure] [#S1;S#] (Art. XX.60)
Afdeling 9. [ [#S1;S#] - Voortijdige beëindiging en sluiting van de procedure] [#S1;S#] (Art. XX.61)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord] [#S1;S#] (Art. XX.64)
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord] [#S1;S#] (Art. XX.67)
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag] [#S1;S#] (Art. XX.84)
Titel VI. [ [#S1;S#] - Faillissement] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Staking van betaling en faillietverklaring] [#S1;S#] (Art. XX.98)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Gevolgen van de faillietverklaring] [#S1;S#] (Art. XX.110)
HOOFDSTUK 3. [ [#S1;S#] - Beheer en vereffening van de boedel] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Aanstelling en wettelijke taken van curatoren en van rechters-commissarissen] [#S1;S#] (Art. XX.122)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Ambtsaanvaarding en opdrachten voor curatoren en rechters-commissarissen] [#S1;S#] (Art. XX.126)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Beheer van het faillissement] [#S1;S#] (Art. XX.131)
HOOFDSTUK 4. [ [#S1;S#] - Aangifte en verificatie van schuldvorderingen] [#S1;S#] (Art. XX.155)
HOOFDSTUK 5. [ [#S1;S#] - Vereffening van het faillissement] [#S1;S#] (Art. XX.166)
HOOFDSTUK 6. [ [#S1;S#] - Kwijtschelding] [#S1;S#] (Art. XX.173)
HOOFDSTUK 7. [ [#S1;S#] - Schuldeisers en borgtochten] [#S1;S#]
Afdeling 1. [ [#S1;S#] - Medeschuldenaars, persoonlijke zekerheden en borgen] [#S1;S#] (Art. XX.175)
Afdeling 2. [ [#S1;S#] - Pandhoudende schuldeisers en schuldeisers bevoorrecht op roerend goed] [#S1;S#] (Art. XX.181)
Afdeling 3. [ [#S1;S#] - Rechten van hypothecaire schuldeisers en van op onroerende goederen bevoorrechte schuldeisers] [#S1;S#] (Art. XX.184)
Afdeling 4. [ [#S1;S#] - Gevolgen van het faillissement van de ene echtgenoot ten opzichte van de andere] [#S1;S#] (Art. XX.189)
Afdeling 5. [ [#S1;S#] - Gevolgen van het faillissement op de aansprakelijkheid van derden voor de financiering van een nieuwe activiteit] [#S1;S#] (Art. XX.191)
HOOFDSTUK 8. [ [#S1;S#] - Uitdeling aan de schuldeisers] [#S1;S#] (Art. XX.192)
HOOFDSTUK 9. [ [#S1;S#] - Verkoop van de onroerende goederen van de gefailleerde] [#S1;S#] (Art. XX.193)
HOOFDSTUK 10. [ [#S1;S#] - Terugvordering] [#S1;S#] (Art. XX.194)
Titel VII. [ [#S1;S#] - Grensoverschrijdende insolventie] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Europese insolventieprocedures] [#S1;S#] (Art. XX.202)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Overige grensoverschrijdende insolventieprocedures] [#S1;S#] (Art. XX.210)
Titel VII. [ [#S1;S#] - Aansprakelijkheidsvorderingen] [#S1;S#] (Art. XX.224)
Titel IX. [ [#S1;S#] - Verbodsbepalingen en de rehabilitatie] [#S1;S#]
HOOFDSTUK 1. [ [#S1;S#] - Verbodsbepalingen] [#S1;S#] (Art. XX.229)
HOOFDSTUK 2. [ [#S1;S#] - Rehabilitatie] [#S1;S#] (Art. XX.237)
Titel X. [ [#S1;S#] - Intrekking faillissement] [#S1;S#] (Art. XX.242)
Titel XI. [ [#S1;S#] Evaluatie van de insolventieprocedures] [#S1;S#] (Art. XX)
BIJLAGE.
(Art. N)